Talenten in beeld
Eindrapportage over een onderzoek naar talentontwikkeling bij een groep jonge talenten in kunst en cultuur
oktober 2013 Margreet Windhorst Peter van der Zant
Samenvatting en conclusies Dit is de eindrapportage over de uitkomsten van een landelijk onderzoek naar talentontwikkeling. Bureau ART voerde dit onderzoek uit in opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP), de provincie Drenthe en de gemeenten Almere, Den Haag, Enschede, Utrecht en Zaanstad. In het onderzoek werden gedurende anderhalf jaar (december 2011 tot juni 2013) ca. 400 jongeren van 12 – 18 jaar gevolgd, die in 19 projecten hun artistieke en culturele talenten ontwikkelden. De jongeren vulden in deze periode drie maal een vragenlijst in: bij de start van het onderzoek, in het najaar van 2012 en bij het eind van het onderzoek (april tot juni van 2013). Bij alle drie peilingen werden verschillende maatregelen genomen om een goede respons te verkrijgen. De respons bij de eerste peiling was daardoor 75%, bij de tweede peiling 60% en bij de derde peiling 59%. De 19 projecten varieerden onderling sterk. Zo waren sommige projecten eenmalig en/ of kortdurend van aard (een wedstrijd, een concours) en andere in principe permanent of langlopend (een orkest of theatergroep). Ook waren er zowel landelijke als meer regionale of zelfs lokale projecten. Bovendien richtten de projecten zich op een variëteit aan kunstdisciplines (klassieke muziek, theater, urban/ new arts1 e.d.). In de analyses werd daarom steeds gekeken of er verschillen waren tussen landelijke en regionale/ lokale projecten, tussen langlopende en kortdurende projecten en tussen diverse disciplines. Het lag in de bedoeling het onderzoek te concentreren op projecten die zich richten op de overgang van niveau 2 naar niveau 3 van de talentontwikkelingspiramide (zie blz. 11). In de praktijk bleken een aantal van de projecten die door de opdrachtgevers van het onderzoek waren geselecteerd, met name enkele lokale projecten, zich vooral te richten op niveau 1 (actieve cultuurparticipatie), de overgang van niveau 1 naar niveau 2 of niveau 2 (amateurkunstbeoefening). Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
De jonge talenten bij aanvang van het onderzoek Het aantal meisjes dat aan het onderzoek deelnam was bijna twee maal zo groot als het aantal jongens. Alleen in de discipline urban/ new arts zijn de jongens in de meerderheid. Jongeren in het vmbo en mbo zijn sterk ondervertegenwoordigd in de talentontwikkelingsprojecten. Verreweg de meeste deelnemers volgen havo/ vwo/ gymnasium en stromen dan door naar het hbo of de universiteit. Bij klassieke muziek volgen bijna alle deelnemers havo/ vwo dan wel hbo/ wo. Bij theatergroepen en multidisciplinaire projecten zoals Kunstbende volgt een kleine groep deelnemers het vmbo of mbo. Alleen urban/ new arts projecten kennen een grotere groep vmbo- en mbo-leerlingen, maar zelfs bij deze projecten zijn er meer deelnemers die havo/ vwo volgen. 1
Onder New Arts verstaan we in dit rapport alle kunst die is ontstaan uit de jongeren- of straatcultuur, m.n. urban arts zoals rap, hiphop, breakdance, graffiti, animatie e.d.
Bureau ART, Talenten in beeld
2
De deelnemers die havo/ vwo volgen hebben veel vaker dan andere havo/vwo-leerlingen voor het profiel Cultuur en maatschappij in de bovenbouw gekozen. Van de deelnemers die mbo volgen heeft 60% een kunstzinnige of creatieve opleiding gekozen. Bij de deelnemers in het hbo volgt 76% een kunstzinnige of creatieve opleiding (bijv. conservatorium). Al bij aanvang van het onderzoek wisten de meeste deelnemers (zeker of wel zo’n beetje) wat ze later wilden worden. Dat was bij twee derde iets op kunstzinnig of creatief gebied. De deelnemers blijken veel vaker naar culturele voorstellingen te gaan dan andere jongeren. De omvang en aard van deze receptieve cultuurparticipatie hangt sterk samen met de discipline die de deelnemers beoefenen. Deelnemers aan projecten op het gebied van klassieke muziek gaan het vaakst naar klassieke muziek en opera, deelnemers aan theater het vaakst naar toneel/ theater/ cabaret en naar musical. In het algemeen gaan deelnemers in de discipline theater relatief het vaakst naar culturele voorstellingen en instellingen. Kijken we naar actieve cultuurparticipatie dan blijken de deelnemers naast de discipline die ze in het kader van het talentontwikkelingsproject beoefenen vaak ook nog activiteiten in andere kunstdisciplines te ontplooien. Gemiddeld beoefenen de deelnemers 2,2 disciplines; dat is meer dan andere jongeren. De belangrijkste reden om aan het talentontwikkelingsproject deel te gaan nemen, bleek dat de jongere zich verder wilde ontwikkelen. Ook was het voor de helft van de deelnemers heel belangrijk, dat zij later een kunstzinnig of creatief beroep wilden gaan uitoefenen. Motieven zoals het later beroemd willen worden of later (inter)nationaal willen doorbreken, speelden slechts bij een kleine groep een belangrijke rol.
Nature of nurture? Een belangrijk onderwerp in de studies naar talentontwikkeling is de vraag of talent vooral een kwestie is van ‘nature’ (natuurlijke aanleg) of van ‘nurture’ (iets wat geleerd kan worden). Daarom werd aan de deelnemers gevraagd of zij zichzelf een talent vinden en hoe zij aan die talenten zijn gekomen. Meer dan de helft van de deelnemers (59%) vindt zichzelf een talent; 30% zegt dat nog niet te weten. Van de jongeren die zelf vinden dat zij een talent zijn, geeft 68% aan dat zij al heel jong als kind over deze talenten beschikten; 25% heeft de talenten op school kunnen ontwikkelen, 39% (ook) op latere leeftijd buiten school. Bij klassieke muziek geven deelnemers vaker dan in andere disciplines aan, dat zij al heel jong als kind over talent beschikten. Bij urban/ new arts worden de talenten vooral op latere leeftijd buiten school ontwikkeld.
Bureau ART, Talenten in beeld
3
De motivatie van de jonge talenten Als het gaat om de motivatie aan talentontwikkeling deel te nemen scoren de jonge talenten veel hoger op intrinsieke motivatie dan op extrinsieke motivatie. Het gaat de jongeren vooral om het leren van nieuwe dingen en het plezier om kunst te beoefenen. Ook het plezier om te ontdekken hoe je steeds beter kunt presteren is belangrijk voor hen, evenals de voldoening om moeilijke technieken of vaardigheden te leren beheersen. Extrinsieke motivatie (bijvoorbeeld later geld verdienen als kunstenaar) speelt nauwelijks een rol. Alleen de waardering van mensen in hun omgeving (met name van vrienden) is een zeer bescheiden extrinsieke motiverende factor om kunst te beoefenen.
De ouders van de jonge talenten De meeste ouders van de jonge talenten hebben hoger onderwijs (hbo of universiteit) als hoogste opleiding gevolgd (56% van de moeders en 59% van de vaders). Dat is veel meer dan bij de rest van de Nederlandse bevolking (32%). Bij klassieke muziek heeft zelfs 78% van de ouders hoger onderwijs afgerond. Bijna een kwart van de deelnemers heeft een vader en/of moeder die in een ander land dan Nederland zijn geboren. Dit percentage ligt het hoogst bij urban/ new arts, het laagst bij theater. Er is een duidelijke relatie tussen het actief een bepaalde kunstdiscipline beoefenen door de ouders en de keuze van jongeren voor een kunstdiscipline. In de talentontwikkelingsprojecten op het gebied van (klassieke) muziek heeft 81% van alle deelnemers een moeder en 86% een vader die actief muziek maakt. Ook bij de theatergroepen hebben de deelnemers veel meer dan gemiddeld ouders die zelf toneel spelen.
De steun van ouders en anderen Ouders en docenten/ begeleiders buiten de school vormen in het algemeen voor de deelnemers de belangrijkste steunpilaren bij de kunstzinnige/ creatieve activiteiten, maar er zijn verschillen per kunstdiscipline. Ouders spelen een heel belangrijke rol bij klassieke muziek en theater. Bij urban/ new arts zijn het met name de vrienden/ vriendinnen die voor steun zorgen. Het zijn ook vooral ouders en docenten van kunstencentra/ muziekscholen/ theaterscholen die de deelnemers hebben aangemoedigd om te gaan deelnemen aan een van de talentontwikkelingsprojecten. Ook hier zien we weer verschillen tussen kunstdisciplines. In klassieke muziek en theater zijn het vooral de ouders die de jongere hebben aangemoedigd deel te nemen, bij urban/ new arts zijn het vooral vrienden/ vriendinnen. De deelnemers blijken (zeer) positief over de rol van hun ouders. Zo zeggen ze vrijwel allen dat hun ouders trots zijn dat zij iets kunstzinnigs of creatiefs doen. Slechts een kleine groep jonge talenten geeft aan dat zij van hun ouders meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moeten doen.
Bureau ART, Talenten in beeld
4
Veranderingen in schoolkeuze en beroepsperspectief Het percentage deelnemers dat een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied wil volgen en/ of later een beroep wil gaan uitoefenen op kunstzinnig of creatief gebied is in de anderhalf jaar van het onderzoek iets gedaald. Dit kan te maken hebben met de verslechterde beroepsperspectieven in de culturele sector, als gevolg van de economische crisis en de bezuinigingen op culturele uitgaven. Ook kan meespelen dat men door het deelnemen aan een talentontwikkelingsproject een meer realistische kijk heeft gekregen op de eigen talenten. Deelname aan de projecten heeft in elk geval niet tot gevolg gehad dat jongeren meer belangstelling hebben gekregen voor een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied en/ of een creatief of kunstzinnig beroep. Ook heeft deelname aan talentontwikkelingsprojecten bij havo/ vwo-leerlingen niet geleid tot meer belangstelling voor het profiel Cultuur en maatschappij. Het percentage deelnemers dat dit profiel heeft gekozen, is zelfs iets gedaald van 44% bij de start van het onderzoek tot 38% aan het eind. Deze daling loopt enigszins parallel met de geringere belangstelling voor dit profiel en de stijgende belangstelling voor het profiel Economie en maatschappij in het algemeen in het voortgezet onderwijs. Het enige verschil is alleen dat de dalende tendens bij de onderzochte jonge talenten minder sterk is dan de landelijke trend.
Ontwikkeling van receptieve en actieve cultuurparticipatie De receptieve cultuurparticipatie (naar culturele voorstellingen en instellingen gaan) van de deelnemers was aan het eind van het onderzoek licht gestegen ten opzichte van de start. Dit kan een indicatie zijn, dat deelname aan een talentontwikkelingsproject een (licht) positief effect heeft op de receptieve cultuurparticipatie. De deelnemers blijken aan het eind van het onderzoek iets minder verschillende kunstdisciplines actief te beoefenen dan bij het begin. Wellicht is dit een indicatie dat deelnemers aan talentontwikkelingsprojecten (of jongeren in het algemeen naarmate ze ouder worden) iets meer focussen op één kunstdiscipline in plaats van diverse kunstdisciplines te beoefenen. Tegelijk is de helft van de deelnemers wel meer tijd gaan besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten. Meer dan de helft van deze groep denkt dat dit (mede) komt door hun deelname aan het talentontwikkelingsproject. In de eerste peiling gaf 87% van de deelnemers aan wel eens op te treden voor een publiek of te exposeren; in de derde peiling was dit gestegen tot 91%. Ten opzichte van de eerste peiling is de frequentie van optreden of exposeren niet toegenomen.
Effecten van deelname aan het project De deelnemers zijn over het algemeen (zeer) positief over het project waaraan zij deelnemen of deelnamen. Ze scoren hoog op stellingen als ‘je leert er veel’, ‘je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders’, ‘de contacten met de deelnemers zijn meestal goed’, ‘docenten en begeleiders weten je enthousiast te maken’ en ‘je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen’. Bureau ART, Talenten in beeld
5
In veel projecten wordt de lat niet erg hoog gelegd, gezien de lage scores op stellingen als ‘je moet hard werken om mee te kunnen komen’, ‘het kost je veel tijd’ en ‘je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren’. De hoge waardering voor de projecten veranderde gedurende het onderzoek nauwelijks. De scores op stellingen die te maken hadden met sociale contacten bleken in de derde peiling nog iets te zijn toegenomen. Ook de scores op stellingen die te maken hadden met ontwikkeling en eigen inbreng waren aan het eind van het onderzoek iets hoger. Alleen op de intensiteit van het project (hard moeten werken, er veel tijd aan moeten besteden) waren de scores aan het eind aanzienlijk lager dan bij het begin. Aan het eind van het onderzoek vond meer dan de helft (52%) van de deelnemers dat het project in sterke mate had bijgedragen aan hun talentontwikkeling; nog eens 39% vond dat het in beperkte mate had bijgedragen. Slechts 9% vond dat het niet of nauwelijks had bijgedragen aan hun talentontwikkeling.
Verschillen tussen disciplines Er zijn grote verschillen tussen de deelnemers voor wat betreft de kunstdiscipline die ze beoefenen. Deelnemers aan projecten klassieke muziek volgen gemiddeld een hogere opleiding dan in de andere disciplines. Deelnemers aan urban/ new arts projecten gaan meestal later geen kunstzinnige of creatieve opleiding volgen, terwijl dat bij klassieke muziek juist bijna twee derde is en bij theater ruim de helft. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de nog geringe aandacht in het kunstvakonderwijs voor urban/ new arts. In de discipline klassieke muziek is de steun van de ouders nog iets groter dan in de andere disciplines. In de discipline urban/ new arts is er op een aantal aspecten minder steun van de ouders (m.n. vervoer en meebetalen aan activiteiten). Urban/ new arts heeft het hoogste percentage deelnemers waarvan ouders vinden dat zij meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moeten doen. Ook de waardering voor de projecten verschilt per discipline. Projecten op het gebied van theater scoren gemiddeld het hoogst, met name op uitspraken als ‘je krijgt meer zelfvertrouwen’, ‘de docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer’ en ‘je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied’. Ook in de discipline klassieke muziek zijn de scores relatief hoog, met name op ‘je moet hard werken om mee te kunnen komen’, ‘je leert er veel’, ‘het niveau sluit goed aan bij wat je al kunt’ en ‘de docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken’. Bij urban/ new arts vallen de relatief lage scores op bij ‘het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen’ en ‘het kost je veel tijd’. Projecten in de discipline urban/ new arts scoren het hoogst op de dimensie eigen inbreng, theaterprojecten het hoogst op de dimensies ontwikkeling, sociale contacten en bewustwording en projecten op het gebied van klassieke muziek op intensiteit.
Bureau ART, Talenten in beeld
6
In de disciplines theater en klassieke muziek denken de deelnemers het vaakst dat het project in sterke mate heeft bijgedragen aan hun talentontwikkeling. In de discipline klassieke muziek wordt gemiddeld iets meer tijd besteed aan de eigen talentontwikkeling dan in de andere disciplines, in de discipline urban/ new arts ligt de tijdsbesteding het laagst.
Verschillen tussen landelijke en regionale/ lokale projecten Bij landelijke projecten willen in vergelijking met regionale/ lokale projecten meer deelnemers later een kunstzinnig of creatief beroep gaan uitoefenen. Zij willen ook vaker een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied volgen. Landelijke projecten scoren bij de deelnemers over vrijwel de gehele linie iets beter dan regionale/ lokale projecten. Deelnemers van landelijke projecten vinden in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projecten dat ze er meer leren, dat ze zich meer bewust worden van wat ze in hun verdere leven willen doen en dat het project helpt om straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen. Landelijke projecten scoren op alle dimensies (iets) hoger dan regionale/ lokale projecten, met name op de dimensies intensiteit en ontwikkeling. Dit heeft waarschijnlijk vooral te maken met het gegeven dat een aantal lokale projecten in het onderzoek meer gericht bleek op actieve cultuurparticipatie of amateurkunstbeoefening dan op werkelijke talentontwikkeling (d.w.z. verdiepende activiteiten in de richting van de top in een bepaalde kunstdiscipline). Bij regionale projecten is er volgens de deelnemers wel iets meer ruimte voor eigen inbreng en besteden docenten/ begeleiders iets meer aandacht aan de deelnemers. Deelnemers aan landelijke projecten denken iets vaker dat het project heeft bijgedragen aan hun ontwikkeling dan deelnemers aan regionale of lokale projecten. Deelnemers aan landelijke projecten besteden in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projecten veel meer tijd aan hun talentontwikkeling. Bij regionale/ lokale projecten zijn de deelnemers wel vaker - als gevolg van hun deelname aan het project - meer tijd gaan besteden aan hun talentontwikkeling.
Verschillen tussen langlopende en kortdurende projecten Bij langlopende projecten (orkesten, theatergroepen) willen in vergelijking met kortdurende projecten iets meer deelnemers later een kunstzinnig of creatief beroep gaan uitoefenen. Langlopende projecten scoren over vrijwel de gehele linie hoger in de waardering van de deelnemers dan kortdurende projecten. Langlopende projecten scoren op alle dimensies van het project (aanzienlijk) hoger dan kortdurende projecten, met name op de dimensies ontwikkeling en sociale contacten. Bij kortdurende projecten is er wel meer ruimte voor eigen inbreng. Opmerkelijk is ook dat deelnemers aan kortdurende projecten iets vaker denken dat deelname helpt om straks (inter)nationaal door te breken. Deelnemers aan langlopende projecten denken vaker dat het project heeft bijgedragen aan hun ontwikkeling dan deelnemers aan kortdurende projecten.
Bureau ART, Talenten in beeld
7
Inhoudsopgave blz. Samenvatting en conclusies
2
1.
Inleiding
9
2.
De deelnemers aan het onderzoek 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3.
De ontwikkeling van schoolkeuze en beroepsperspectief 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4.
10
Het niveau van de projecten De samenstelling van de onderzoeksgroep De deelname aan het onderzoek De achtergrondkenmerken van de deelnemers Nature of nurture? Intrinsieke en extrinsieke motivatie De achtergrondkenmerken van de ouders
26
De huidige opleiding Het beroepsperspectief De keuze van een vervolgopleiding Beroepsbeoefening Toekomstplannen
De ontwikkeling van cultuurparticipatie
40
4.1 De ontwikkeling van receptieve cultuurparticipatie 4.2 De ontwikkeling van actieve cultuurparticipatie
5.
Ondersteuning van talentontwikkeling
46
5.1 De mate van steun van ouders, docenten en vrienden 5.2 De aard van steun van de ouders
6.
De effecten van deelname 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
7.
50
Deelname aan het project Motivatie om deel te nemen aan het project Ervaringen met het project De projecten vergeleken op vijf dimensies De invloed van het groepsproces Bijdrage aan talentontwikkeling
De tijdsbesteding aan talentontwikkeling
67
7.1 Tijdsbesteding aan kunstzinnige of creatieve activiteiten 7.2 Veranderingen in tijdsbesteding aan talentontwikkeling
Bijlage 1: Vragenlijst derde peiling Bijlage 2: Checklist interviews
Bureau ART, Talenten in beeld
8
1.
Inleiding
In opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie, de provincie Drenthe en de gemeenten Almere, Den Haag, Enschede, Utrecht en Zaanstad voerde Bureau ART in de periode 2011 – 2013 een onderzoek uit naar talentontwikkeling in de kunsten. Het onderzoek werd begeleid door een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van het FCP, de provincie en de vijf gemeenten. Een wetenschappelijke adviescommissie adviseerde over de aanpak van het onderzoek, zoals de dataverzameling en –analyse. In het onderzoek werden gedurende anderhalf jaar (december 2011 tot juni 2013) ca. 400 jongeren van 12 – 18 jaar gevolgd, die in een twintigtal projecten hun artistieke en culturele talenten ontwikkelden. De projecten waren zeer uitlopend van aard en richten zich op verschillende disciplines, zoals muziek, dans, toneel, hiphop of multimedia. Alle projecten die meededen aan het onderzoek werden (mede)gefinancierd door de zeven opdrachtgevers van het onderzoek. De centrale vraagstelling voor het onderzoek luidde:
Wat zijn over een periode van anderhalf jaar de effecten van talentontwikkelingsprojecten in de culturele sector op de deelnemers: hun persoonlijke ontwikkeling, hun culturele loopbaan, hun schoolkeuze en eventueel hun deelname aan de samenleving in ruimere zin (participatie, arbeid). Dit is de rapportage over het totale onderzoek. In hoofdstuk 2 beschrijven we eerst enkele achtergrondkenmerken van de deelnemers en hun ouders. In hoofdstuk 3 gaan we in op de ontwikkeling van schoolkeuze en beroepsperspectief gedurende de anderhalf jaar van het onderzoek. Hoofdstuk 4 handelt over de ontwikkeling van receptieve en actieve cultuurparticipatie bij de jongeren. Hoofdstuk 5 beschrijft de steun die jongeren ervaren van ouders, docenten en vrienden. Hoofdstuk 6 brengt de (door de deelnemers zelf ervaren) effecten van deelname in kaart. Hoofdstuk 7 gaat in op de vraag of er gedurende de onderzoeksperiode veranderingen zijn opgetreden in de tijdsbesteding aan talentontwikkeling. In kaders staan fragmenten uit interviews met deelnemers (en begeleiders) over hun talentontwikkeling in de afgelopen jaren en de waarde die deelname aan de talentontwikkelingsprojecten voor hen heeft (gehad). In een aparte bijlage bij dit rapport kan men de integrale tekst van de interviews met 22 jonge talenten vinden. In de bijlagen van dit rapport treft de lezer de vragenlijst aan van de derde peiling en de checklist met vragen die voor de interviews werd gebruikt.
Bureau ART, Talenten in beeld
9
2.
De deelnemers aan het onderzoek
Hoofdstuk 2 is gewijd aan de opzet van het onderzoek. Eerst gaan we aan de hand van de talentontwikkelingspiramide van Bureau ART in op het niveau van de projecten (par. 2.1). Daarna beschrijven we de samenstelling van de groep jonge talenten die gedurende anderhalf jaar werd gevolgd (par. 2.2). Vervolgens beschrijven we de feitelijke deelname aan het onderzoek (par. 2.3). Paragraaf 2.4 beschrijft enkele achtergrondkenmerken van de deelnemers. Paragraaf 2.5 behandelt de vraag of de jonge talenten zichzelf een talent vinden en waar de oorsprong van dit talent ligt. Paragraaf 2.6 gaat nader in op de intrinsieke en extrinsieke motivatie van de jonge talenten. Paragraaf 2.7 beschrijft de achtergrondkenmerken van de ouders.
2.1 Het niveau van de projecten Individuele talentontwikkelingstrajecten krijgen structuur door ze op te delen in opeenvolgende fasen2: 1. ontkieming 2. verkenning 3. verdieping 4. professionalisering. Op basis van deze vier fasen kan een talentontwikkelingspiramide worden geschetst die de volgende vier niveaus kent (zie schema 2.1): 1. Het basisniveau: ontkiemen. Dit niveau wordt gevormd door burgers in het algemeen en jongeren in het bijzonder, met name in hun hoedanigheid van leerling op een school voor primair of voortgezet onderwijs of deelnemer aan culturele activiteiten in de brede school en/ of in de wijken. 2. Het tweede niveau: verkennen. Dit zijn de (m.n. jonge) amateurkunstenaars, die actief kunst beoefenen (dans, muziek, theater) in hun vrije tijd en daarvoor vaak – maar niet altijd - een opleiding volgen (aan een lokaal kunstencentrum, aan een particuliere dansschool e.d.). 3. Het derde niveau: verdiepen. Dit niveau bestaat uit jonge amateurkunstenaars die al jaren amateurkunstbeoefenaar zijn en (volgens docent, coach, regisseur, artistiek leider) over bijzondere talenten beschikken en deze actief ontwikkelen. Sommigen hebben hierbij de ambitie om professional te worden (in de betekenis van full time beoefening en kunnen leven van de kunstbeoefening), anderen hebben deze ambitie (nog) niet. 4. Het vierde niveau: professionaliseren. Dat is het topniveau. Hier bevinden zich de toptalenten, die een opleiding aan een academie (gaan) volgen of hebben gevolgd, de ambitie hebben om professional te worden of dat al geworden zijn of zelfs een internationale carrière (willen) starten.
2
Van der Geest en Sprengers, Samenvatting talentontwikkeling en diversiteit, Utrecht 2007
Bureau ART, Talenten in beeld
10
Schema 2.1: De talentontwikkelingspiramide
niveau 4: professionalisering profes sional
niveau 3: verdieping
toptalenten met ambities tot professional toptalenten zonder ambities tot professional
niveau 2: verkenning
amateurkunstenaars (orkesten, theatergroepen, bands e.d.) leerlingen kunstencentra, muziekscholen e.d. leerlingen particuliere opleidingen
niveau 1: ontkieming
cultuureducatie in het onderwijs culturele activiteiten brede school culturele activiteiten in de wijken
Bureau ART, Talenten in beeld
11
Voor talentontwikkeling is vooral de doorstroming tussen niveaus 2 en 3 en tussen 3 en 4 relevant: Bij de doorstroming van niveau 2 naar niveau 3: hoe worden bij de jonge amateurkunstbeoefenaars, leerlingen van muziekscholen e.d. (potentiële) talenten (systematisch) ontdekt, geselecteerd en doorverwezen, o.a. naar de vakopleidingen op hbo-niveau (kunstvakonderwijs)? Bij de doorstroming van niveau 3 naar niveau 4: hoe worden talenten begeleid naar professionele gezelschappen, internationale podia en het opzetten van een zelfstandige beroepspraktijk? Het lag in de bedoeling het onderzoek te concentreren op projecten die zich richten op de overgang van niveau 2 naar niveau 3. In de praktijk bleken een aantal van de projecten die door de opdrachtgevers van het onderzoek waren geselecteerd, met name enkele lokale projecten, zich vooral te richten op niveau 1 (actieve cultuurparticipatie), de overgang van niveau 1 naar niveau 2 of niveau 2.
2.2
De samenstelling van de onderzoeksgroep
De groep van 393 jonge talenten in de kunsten werd gedurende anderhalf jaar gevolgd, in de periode van december 2011 tot en met juni 2013. Het onderzoek bestond uit drie peilingen, gespreid over anderhalf jaar. De eerste peiling startte in december 2011 en eindigde in juni 2012 (dit in verband met de uiteenlopende startdata van de diverse activiteiten). De tweede peiling vond plaats in het najaar van 2012, de derde en laatste peiling in de periode april tot juni van 2013. Bij elke peiling werd aan de jongeren gevraagd een vragenlijst in te vullen. Bij de laatste peiling werden tevens interviews afgenomen bij zo’n 30 jongeren. Zo kon de ontwikkeling van talenten op het niveau van individuele jongeren gedurende anderhalf jaar worden gevolgd. De 393 jonge talenten namen deel aan 19 projecten3 die (mede) werden gefinancierd door het Fonds voor Cultuurparticipatie en/of de provincie Drenthe, de gemeenten Almere, Den Haag, Enschede, Utrecht of Zaanstad. De 19 projecten/ activiteiten waren alle gericht op talentontwikkeling, maar varieerden onderling sterk. Zo waren sommige projecten eenmalig en/ of kortdurend van aard (een wedstrijd, een concours) en andere in principe permanent of langlopend (een orkest of theatergroep). Ook waren er zowel landelijke als meer regionale of zelfs lokale projecten. Bovendien richtten de projecten zich op een variëteit aan kunstdisciplines (klassieke muziek, theater, urban/ new arts e.d.).
3
We gebruiken de term ‘project’ voor alle talentontwikkelingsactiviteiten, ook als het om een wedstrijd of regulier orkest of theatergroep gaat.
Bureau ART, Talenten in beeld
12
Voor het onderzoek maakten we daarom de volgende indeling van de 19 projecten, om de uitkomsten beter te kunnen analyseren.4 Landelijk of regionaal/ lokaal
Langlopend of kortdurend
Discipline
Jeugdorkest Nederland
Landelijk
Langlopend
Klassiek
Kunstbende
Landelijk
Kortdurend
Multidisciplinair
Prinses Christina Concours
Landelijk
Kortdurend
Klassiek
De Keienbende (Drenthe)
Regionaal/ lokaal
Kortdurend
Multidisciplinair
Theatergroep NiznO (Drenthe)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Theater
Theatergroep Alba (Den Haag) Theatergroep NEST/ Theatermijn (Zaanstad) Faust Theaterschool/ Theaterschool Almere (Almere)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Theater
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Theater
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Theater
Hiphopcentrum AIGHT (Den Haag)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts5
Spin da Ring (Enschede)
Regionaal/ lokaal
Kortdurend
Urban/ new arts
NAXT (Enschede)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts
UCee Station (Utrecht en andere steden)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts
Muziektalentklas De Kunstlinie (Almere)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Klassiek
Almeers Jeugd Symfonie Orkest (Almere)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Klassiek
STRAAT (Utrecht)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts
MEET TV (Arnhem)
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts
Master Habek (Utrecht) Video Virus (Apeldoorn, Arnhem, Deventer, Enschede, Zwolle, Nijmegen)
Regionaal/ lokaal
Kortdurend
Urban/ new arts
Regionaal/ lokaal
Langlopend
Urban/ new arts
Vmbo-school Compaen (Zaanstad)
Regionaal/ lokaal
Kortdurend
Multidisciplinair
4
Een dergelijke indeling is natuurlijk altijd enigszins arbitrair. Zo kent het landelijke project Kunstbende provinciale voorrondes. Lokale orkesten of theatergroepen hebben deelnemers uit de wijde omtrek. 5 Onder New Arts verstaan we in dit rapport alle kunst die is ontstaan uit de jongeren- of straatcultuur, m.n. urban arts zoals rap, hiphop, breakdance, graffiti, animatie e.d.
Bureau ART, Talenten in beeld
13
Teveel zaaien, te weinig oogsten Veel talentontwikkelingsprojecten werken onder het motto ‘laat duizend bloemen bloeien’, maar dat levert niet veel op. Die duizend bloemen verwelken en gaan dood zodra de herfst aanbreekt. Talentontwikkeling is net opvoeden: je moet een langdurige verbintenis aangaan, veel tijd investeren, luisteren en reflecteren, grenzen en eisen stellen, coachen, schelden en koesteren. Het gaat nooit vanzelf; het vereist veel tijd. Ik zie met lede ogen de kaalslag aan die op het gebied van talentontwikkeling is aangericht. Er gaapt weer een enorm gat tussen talenten enerzijds en gezelschappen en podia anderzijds. Er wordt nog steeds geïnvesteerd in het zaaien van die duizend bloemen, maar niet in het opkweken en oogsten ervan. Directeur Productiehuis Oost-Nederland
Het onderzoek had te kampen met het wegvallen van een aantal projecten gedurende de onderzoeksperiode, hetgeen uiteraard consequenties had voor de respons en het verloop van het onderzoek. Het project Video Virus van het Kunstbedrijf Arnhem stopte in de periode tussen de eerste en tweede peiling. Master! van het Utrechts hiphopcentrum Habek bleek zowel organisatorisch als op het niveau van individuele deelnemers te kampen met problemen en tegenvallers, waardoor het van aanvang af al weinig deelnemers kon leveren voor ons onderzoek. Bovendien werd tussentijds van enkele projecten de subsidie beëindigd. Van Theatergroep NEST werd de subsidie vanuit de gemeente Zaanstad gestopt; Theatermijn, een particulier initiatie, kwam hiervoor in de plaats. De Faust Theaterschool ging over naar de Theaterschool Almere. Theatergroep Alba beëindigde al haar activiteiten, nadat de gemeente Den Haag besloot geen subsidie meer toe te kennen. De Talentenklas van de Kunstlinie en het Almeers Jeugd Symfonie Orkest beëindigden in het voorjaar 2013 hun activiteiten, nadat de gemeente Almere de subsidie voor de Kunstlinie had stopgezet; het AJSO wordt thans voortgezet in een zelfstandige stichting.
Bureau ART, Talenten in beeld
14
2.3
De deelname aan het onderzoek
Bij alle drie peilingen werden verschillende maatregelen genomen om een goede respons te verkrijgen: - De deelnemers ontvingen niet alleen een mail met een link naar de vragenlijst, maar na twee weken een herinneringsmail. - De begeleiders van elk project (en de financiers van het project) kregen twee maal een rapportage op maat over de ‘eigen’ deelnemers: één maal na de eerste peiling en één maal aan het eind van het onderzoek. Deze rapportage kan worden gebruikt voor de interne evaluatie van het project en eventueel als onderdeel fungeren van de verantwoording aan de (huidige of potentiële) financiers. Zo werd gezorgd dat de projecten zelf belang hadden, dat zoveel mogelijk deelnemers de vragenlijsten invulden. - Van een aantal projecten werden ook de 06-nummers van de deelnemers verkregen. Deze deelnemers kregen op de avond van verzending van de mails een sms-bericht, met het verzoek in de mailbox te kijken. - Aan de begeleiders van de projecten werd gevraagd hun deelnemers te stimuleren de vragenlijst in te vullen. Wanneer na enkele weken de respons uit een bepaald project achterbleef, werden de betreffende begeleiders nogmaals verzocht hun deelnemers te wijzen op het belang van het invullen van de vragenlijst. - In een enkel geval (STRAAT, Compaen, Habek, Video Virus) heeft de onderzoeker en/ of de projectleider van het betreffende project van het betreffende project de vragenlijsten ter plekke door de deelnemers laten invullen. - Bij elke peiling werd een Ipad verloot onder de deelnemers die de vragenlijst daadwerkelijk invulden. De respons bij de eerste peiling was daardoor 75% (N=295), bij de tweede peiling 60% (N=232) en bij de derde peiling 59% (N=218)6. Het kostte Bureau ART de nodige moeite om de medewerking van alle 19 projecten te verkrijgen voor het onderzoek. Daarvoor moesten concessies worden gedaan bij de dataverzameling: naast digitale vragenlijsten kozen sommige projecten voor het in groepsverband invullen van schriftelijke vragenlijsten, het individueel invullen van schriftelijke vragenlijsten, het zelf verzenden van inlogcodes naar deelnemers ten behoeve van de deelnemers of het laten invullen van de vragenlijst door slechts een selectie van deelnemers. Daardoor konden de data niet op individueel niveau worden gekoppeld over de peilingen heen, hetgeen nadelig uitwerkte op de analysemogelijkheden.
6
Bij de eerste peiling bleken van de 295 deelnemers er 22 toch niet aan de leeftijdsvoorwaarden (12 – 18 jaar) te voldoen. Deze personen zijn in de verdere analyses in dit rapport niet meegenomen. Deze personen waren met name actief bij Alba, Straat en Master Habek. Van geen deze drie projecten voldeden respondenten aan het leeftijdscriterium. De uitkomsten van de eerste peiling hebben daarom op 273 jonge talenten (N=273) betrekking en op alle 19 projecten behalve Alba, Straat en Master Habek. Bij de derde peiling bleken 25 mailadressen niet meer te kloppen. Respons was derhalve 218 : 368 (393 – 25 = 368) = 59%
Bureau ART, Talenten in beeld
15
2.4
De achtergrondkenmerken van de deelnemers
Bij aanvang van het onderzoek, tijdens de eerste peiling (december 2011 – mei 2012) was bijna driekwart van de deelnemers (74%) geboren in de periode 1993 tot en met 1996 (dus 15 - 18 jaar oud), 26% was jonger (12 – 14 jaar).
Grafiek 2.1: Geboortejaar deelnemers bij aanvang onderzoek (N=273)
15%
9%
1993
10%
1994 1995
23%
1996
5%
1997
2%
1998 1999 2000
15% 21%
Tijdens de eerste en derde peiling werd gevraagd naar het geslacht. In de eerste peiling was het aandeel meisjes in de respondentengroep 63%, in de derde peiling was dit 64%7 (grafiek 3).
Grafiek 2.2: Verdeling jongens – meisjes, eerste en derde peiling (N=273, N=218) 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
63%
37%
64%
36%
eerste peiling derde peiling
jongens
meisjes
7
Doordat de 19 projecten mailadressen aanleverden en soms kozen om de vragenlijsten zelf af te nemen is niet bekend hoe de exacte verdeling jongens – meisjes in de totale onderzoeksgroep was. Maar het geeft een duidelijke indicatie dat meisjes in de projecten oververtegenwoordigd zijn.
Bureau ART, Talenten in beeld
16
De verhouding jongens vs. meisjes verschilt sterk per discipline. Jongens zijn alleen in de meerderheid bij urban/ new arts (grafiek 2.3).
Grafiek 2.3: Verhouding jongens – meisjes in respons per discipline, eerste peiling (N=273) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
82%
82%
73%
69%
jongens 37%
31% 18%
Klassiek
Theater
meisjes
18%
Urban/ new arts
Multidisciplinair
Er zijn weinig verschillen in de verhouding jongens vs. meisjes tussen langlopende en kortdurende projecten, alsmede tussen landelijke en regionale projecten. Bescherming en realiteitszin Ik begon al op de basisschool met tekstschrijven. Ik ben nogal een wereldverbeteraar en wil graag mijn boodschap overbrengen. Ik ben altijd op zoek geweest naar geschikte vormen daarvoor. Dat is in zekere zin nog steeds wat ik doe. Muziek is de vorm bij uitstek waarin ik mijn verhalen goed kan vertellen. Muziek komt van binnenuit, dat moet gewoon voor mij. Daar heb ik geen projecten voor nodig. Competities en trajecten helpen me wel om een realistischer pad te zoeken, om te kijken of wat uit mezelf komt ook aan de man te brengen is, zonder dat ik mezelf gelijk al moet uitleveren aan de commerciële wereld. Talentontwikkelingsprojecten werken als een soort snuffelstages. Ze stellen me in staat om mijn eigen stijl te ontdekken en uit te werken. Ze bieden je een beschermende omgeving waar je op je bek mag gaan. Dat is ontzettend belangrijk. Ik heb die drang van mezelf. Mijn ouders hebben me daarin wel altijd gesteund en ruimte gegeven, maar niet zozeer gestimuleerd. Ik ben nogal een Einzelgänger, zoek altijd mijn eigen weg. Ik zocht op internet naar mogelijkheden om op te treden, iets te winnen, iets te leren. Deelnemer Spin da Ring
Bureau ART, Talenten in beeld
17
2.5
Nature of nurture?
Een belangrijk onderwerp in de studies naar talentontwikkeling is de vraag of talent vooral een kwestie is van ‘nature’ (natuurlijke aanleg) of van ‘nurture’ (iets wat geleerd kan worden); in onderzoekspublicaties wordt de laatste tijd vooral het belang van ‘nurture’ benadrukt. Daarom vroegen we in de tweede peiling aan de deelnemers of zij zichzelf een talent vinden en hoe zij aan die talenten zijn gekomen. Meer dan de helft van de deelnemers (59%) vindt zichzelf een talent; 30% zegt dat (nog) niet te weten.
Grafiek 2.4: Vind jij jezelf een talent? (N=232)
11%
Ja Weet ik (nog) niet
30% 59%
Nee
Van de jongeren die zelf vinden dat zij een talent zijn, geeft 68% aan dat zij al heel jong als kind over deze talenten beschikten; 25% heeft de talenten op school kunnen ontwikkelen, 39% (ook) op latere leeftijd buiten school (grafiek 2.5).
Grafiek 2.5: Hoe kom je volgens jou aan je talenten? (N=138) Die heb ik op latere leeftijd buiten school kunnen ontwikkelen
Die heb ik op school kunnen ontwikkelen
Die had ik al heel jong als kind
39%
25%
68%
0% 10 20 30 40 50 60 70 80 % % % % % % % %
Bureau ART, Talenten in beeld
18
Bij klassieke muziek geven deelnemers vaker dan in andere disciplines aan, dat zij al heel jong als kind over talent beschikten. Bij new arts worden de talenten vooral op latere leeftijd buiten school ontwikkeld (grafiek 2.6).
Grafiek 2.6: Hoe kom je volgens jou aan je talenten? Verschillen tussen disciplines (N=138) 100% 90% 80% 70% 60%
79% 65% 53%
59%
59% 48%
50% 40%
31%
30%
16% 18%
20%
24%
31%
36%
10% 0% Die had ik al heel jong als kind
Klassiek (N=61)
Die heb ik op school kunnen Die heb ik op latere leeftijd ontwikkelen buiten school kunnen ontwikkelen Theater (N=31)
New arts (N=17)
Multi (N=30)
De deelnemers noemen zelf nog andere bronnen van hun talentontwikkeling. De meest genoemde zijn de ouders. Bijvoorbeeld: - Die heb ik door veel steun, energie en tijd van mijn ouders kunnen ontwikkelen; - Doordat mijn ouders het altijd hebben gestimuleerd. - Dankzij mijn ouders (ook musici). - Mijn ouders zijn heel muzikaal (hebben conservatorium). Ook wordt het project genoemd waar zij nu aan deelnemen: - Bij NiznO talent ontwikkeld. - Mijn docent van de Theaterschool heeft ze eigenlijk ontdekt.
Bureau ART, Talenten in beeld
19
2.6
Intrinsieke en extrinsieke motivatie
In de literatuur wordt een onderscheid gemaakt tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Aan beide vormen van motivatie wijdden we in de tweede peiling 2 x 5 stellingen. Deze stellingen werden integraal overgenomen van de Sport Motivation Scale (SMS-6) uit 1995, voor wat betreft de onderdelen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie en vertaald naar kunstbeoefening. De SMS-6 is gebaseerd op de self-determination theory van Deci en Ryan (1985) en wordt in veel landen toegepast bij talentontwikkeling in de sport8. In grafiek 2.7 worden de scores op de 5 items voor intrinsieke motivatie weergegeven tijdens de tweede peiling in het onderzoek. Aan het antwoord ‘helemaal mee oneens’ werd weer een score -2 geven, ‘een beetje mee oneens’ -1, weet niet een 0, een beetje mee eens +1 en helemaal eens +2.
Grafiek 2.7: Scores op items intrinsieke motivatie (N=232) Ik heb er plezier in om te ontdekken hoe ik steeds beter kan presteren.
Het geeft me veel voldoening als ik moeilijke technieken of vaardigheden leer beheersen
Ik doe aan kunstbeoefening vanwege de kick die ik ervaar als ik ermee bezig ben
Ik heb er plezier in om kunst te beoefenen
Ik wil graag nieuwe dingen leren
0
0,2 0,4 0,6 0,8
1
1,2 1,4 1,6 1,8
2
Uit de grafiek blijkt dat er zeer hoog wordt gescoord op intrinsieke motivatie. Het gaat de jongeren bij hun motieven om kunstzinnige of creatieve activiteiten te ontplooien vooral om het leren van nieuwe dingen en het plezier om kunst te beoefenen. Ook het plezier om te ontdekken hoe je steeds beter kunt presteren is belangrijk voor hen, evenals de voldoening om moeilijke technieken of vaardigheden te leren beheersen.
8
Motives for Sport Participation as Predictors of Motivation Outcomes in Track and Field: A SelfDetermination Theory Perspective, in The Sport Journal, United States Sport Academy, 2012
Bureau ART, Talenten in beeld
20
In grafiek 2.8 staan de scores op de 5 items voor extrinsieke motivatie. Uit de grafiek blijkt dat er laag wordt gescoord op extrinsieke motivatie. De jongeren zijn niet bang om problemen met hun ouders te krijgen als ze niet goed presteren bij de kunstbeoefening. Ook gaat het er de meesten niet om later veel geld te verdienen als kunstenaar. Alleen de waardering van mensen in hun omgeving en met name van vrienden vormt een geringe extrinsieke motivatie om kunst te beoefenen.
Grafiek 2.8: Scores op items extrinsieke motivatie (N=232)
-2
-1,5
-1
-0,5
0
0,5
1
1,5
2
Ik wil later veel geld verdienen als kunstenaar. Ik wil later aanzien krijgen als kunstenaar Als ik niet goed presteer bij de kunstbeoefening, krijg ik problemen met mijn ouders Kunstbeoefening zorgt ervoor dat ik gewaardeerd wordt door de mensen in mijn omgeving. Ik wil graag dat vrienden denken dat ik heel goed ben in kunstbeoefening
De motivatie is dus vrijwel uitsluitend intrinsiek. In onderzoeken bij jonge sporttalenten zien we ook dat de intrinsieke motivatie hoger is dan de extrinsieke, maar meestal is het verschil niet zo groot als bij deze groep. 9 In een onderzoek onder eerstejaars psychologiestudenten in Utrecht is de extrinsieke motivatie juist groter dan de intrinsieke motivatie.10
9
Zie bijv. Motives for Sport Participation as Predictors of Motivation Outcomes in Track and Field: A Self-Determination Theory Perspective, in The Sport Journal, United States Sport Academy, 2012, waar een onderzoek onder jonge sporttalenten wordt beschreven waarbij de score op de SMS-6 schaal bij intrinsieke motivatie 5,63 is (op een 7-puntsschaal) en bij extrinsieke motivatie 3,60. 10 Zie L. Huurdeman, Kan prestatiemotivatie en zelfdiscipline studieprestaties voorspellen?, 2009. De score was 2,43 bij de eerste meting op een 4-puntsschaal voor intrinsieke motivatie en 3,69 voor extrinsieke motivatie.
Bureau ART, Talenten in beeld
21
2.7
De achtergrondkenmerken van de ouders
In de eerste peiling werd ook gevraagd naar het opleidingsniveau van de ouders van de jonge talenten. De meeste ouders van de jonge talenten bleken hoger onderwijs (hbo of universiteit) als hoogste opleiding te hebben gevolgd. Van de moeders had 56% hoger onderwijs gevolgd, van de vaders 59% (van de gehele Nederlandse bevolking ouder dan 25 jaar heeft 32% hoger onderwijs afgerond).
Grafiek 2.9: Wat is de hoogste vorm van onderwijs die jouw moeder en vader hebben gevolgd?, eerste peiling (N=273) 100% 90% 80% 70%
59% 56%
60% 50% 40% 30% 20%
17% 13%
11%12%
10%
0% 1%
0% weet niet/ nvt
alleen basisschool
5% 4% vmbo
mbo/ roc
moeder
8% 7%
havo
3% 5% vwo
hoger onderwijs (hbo/ universiteit)
vader
Invloedrijke docent Tien jaar geleden ben ik begonnen met het spelen van de harp. Een jongen die een harp bespeelt, dat zie je niet veel. Maar dat werkt nu eigenlijk vooral in mijn voordeel. Je bent al snel uniek. Vroeger speelden alleen mannen harp, later en nog steeds wordt het meer als een vrouweninstrument gezien. Mijn keuze voor het instrument was niet zo heel bewust destijds. Het eerste instrument dat ik zag in de muziekschool was de harp. Ik was toen 6 jaar en ik ben op les gegaan. Ik had een heel enthousiaste docent en na een jaar bleek ik er een beetje talent voor te hebben. Toen heb ik privéles gekregen. Ik had wel een klik met het instrument. Je had ook een cursus dat je alle instrumenten kon uitproberen, maar doordat mijn docent me aanraadde om bij de harp te blijven heb ik dat gedaan. Zelf wist ik het niet zo goed. Maar de docent heeft dus wel een belangrijke rol gespeeld bij de keuze voor de harp en ook bij mijn ontwikkeling. Mijn ouders komen uit een muzikale familie, maar zijn geen musici. Mijn vader zegt altijd dat het enige waar hij echt spijt van heeft gehad, is dat hij nooit serieus een muziekinstrument heeft leren bespelen. Deelnemer Prinses Christina Concours
Bureau ART, Talenten in beeld
22
Ook hier is er een duidelijk verschil tussen de diverse disciplines. Bij klassieke muziek heeft 78% van de ouders hoger onderwijs afgerond en heeft slechts 1% van de ouders uitsluitend vmbo gedaan. Bij urban/ new arts en multidisciplinair ligt het percentage ouders met hoger onderwijs aanzienlijk lager (grafiek 2.10).
Grafiek 2.10: Wat is de hoogste vorm van onderwijs die jouw moeder en vader hebben gevolgd? per discipline, eerste peiling (N=273) 100% 90% 78%
80%
68%
70% 60%
48%
50%
39%
40% 25% 20%
30% 20% 10%
18% 13% 10% 5%
0% weet niet/ nvt
0%1%0%1%
8% 1%3%3%
alleen basisschool
klassiek
vmbo
theater
10% 7%
10% 7%9% 3%
6% 4% 1%2%
havo
vwo
mbo/ roc
urban/ new arts
hoger onderwijs (hbo/ universiteit)
multidisciplinair
23% van de deelnemers heeft een vader en/of moeder die in een ander land dan Nederland zijn geboren. Dit percentage ligt het hoogst bij urban/ new arts (27%), het laagst bij theater (12%). Bij klassiek geeft 22% van de respondenten aan dat vader of moeder in een ander land is geboren, maar dit betreft vooral West-Europese landen, zoals België, Duitsland, Italië, Spanje en Zweden. Leren jezelf te wapenen als artiest Je ziet hier niet op elke hoek van de straat een groepje rappers of breakdancers. Dat proces vindt zich in Nederland veelal binnen plaats. Op zolderkamertjes zitten jongeren nachtenlang te schrijven aan hun raps, te mixen aan hun beats of te oefenen op breakdance moves als ze daarvoor de ruimte hebben. HipHop vastpakken is daardoor moeilijk, het is meer een proces. Erachter komen en bewust worden van je eigen skills. Het ontwikkelen van je karakter is van fundamenteel belang om jezelf te wapenen als artiest. Hoe pak je een live show aan, hoe regel je gigs, hoe word je freelancer? Dat gaat veel verder dan een muziekschool waarin je toonladders leert jaar in en jaar uit. Cofounder Habek
Bureau ART, Talenten in beeld
23
Een meerderheid van de jonge talenten (55%) gaf in de eerste peiling aan, dat vader en/ of moeder zelf iets kunstzinnigs of creatiefs doen; bij 45% van de jonge talenten doen beide ouders niets kunstzinnigs of creatiefs.
Grafiek 2.11: Doen je ouders zelf iets kunstzinnigs of creatiefs?, eerste peiling (N=273)
23% 45%
19% 13%
ja, mijn vader en mijn moeder
ja, mijn moeder
ja, mijn vader
nee
Ter vergelijking: uit het AVO-onderzoek 200911 blijkt dat 49% van de bevolking kunst beoefent in de vrije tijd. Kijken we in het bijzonder naar Nederlanders in de leeftijdsgroepen 20-34 en 35-49 jaar (de leeftijd die de meeste ouders van kinderen in de leeftijd 12-18 jaar zullen hebben) dan zien we dat dit in de leeftijdscategorie 20-34 jaar 45% bedraagt en in de leeftijdscategorie 35-49 jaar 47%. Zelfbewustzijn loont Ik ontdekte bij Meet TV dat ik niet zoveel heb met de harde journalistiek, het bovenop de actualiteit zitten. Ik zou graag documentaires maken, de diepte in gaan. En, heel anders dan ik dacht toen ik bij Meet TV begon, zie ik mijzelf ook voor de camera werken, als interviewer of presentator. Ik denk dat ik na deze opleiding nog door ga studeren en hoop dat ik daarna aan de slag kan bij een publieke of een commerciële omroep. Ik weet nu veel beter dan een paar maanden geleden waar ik goed in ben en ik durf mezelf te presenteren. Ik ben tijdens een stagenetwerkdag van de publieke omroepen in contact gekomen met mensen van de NCRV, KRO en VPRO. Tegen de mensen van Metropolis van de VPRO zei ik dat ik het idee heb dat hun redactie vooral bestaat uit oudere blanke mannen en dat ik wel een frisse wind kan brengen met mijn Afghaanse afkomst en mijn hoofddoek. Die boodschap kwam aan. Inmiddels ben ik zeker van mijn volgende stageplek. Bij Metropolis! Deelneemster MEET TV
11
SCP, Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, Den Haag, 2009, blz. 75
Bureau ART, Talenten in beeld
24
Van de vaders die actief kunst beoefenen, maken de meeste (69%) muziek. Ook ruim de helft (58%) van de moeders die actief kunst beoefenen maakt muziek, maar moeders maken vaker (ook) beeldende kunst (grafiek 2.12).
Grafiek 2.12: Wat doet jouw vader en jouw moeder?, eerste peiling (N=273) muziek maken
toneelspelen (theater en performance)
dansen (ballet, moderne dans)
beeldende kunst maken (schilderen, tekenen, beeldhouwen, sieraden maken e.d.)
films en/of animaties maken
schrijven (gedichten, romans, verhalen e.d.)
0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% vaders
moeders
Er is een duidelijke relatie tussen het actief een bepaalde kunstdiscipline beoefenen door vader of moeder en de keuze van jongeren voor een kunstdiscipline. In de talentontwikkelingsprojecten op het gebied van klassieke muziek heeft 81% van alle deelnemers een moeder die actief muziek maakt en 86% een vader die actief muziek maakt. Ook bij de theatergroepen hebben de deelnemers veel meer dan gemiddeld ouders die zelf toneel spelen (14% heeft een vader en 18% een moeder die toneel speelt, tegen gemiddeld 3% van de ouders bij de gehele deelnemersgroep).
Bureau ART, Talenten in beeld
25
3.
De ontwikkeling van schoolkeuze en beroepsperspectief
In dit hoofdstuk kijken we naar de school of andere opleidingen die men thans volgt (par. 3.1). Daarna bezien we of er verschuivingen zijn opgetreden in het beroepsperspectief bij de deelnemers aan het onderzoek in de periode december 2011 tot zomer 2013 (par. 3.2). Ook analyseren we (daarmee gepaard gaande) veranderingen in schoolkeuzes of voornemens ten aanzien van schoolkeuze bij de deelnemers (par. 3.3).
3.1
De huidige opleiding
In de eerste en de derde meting werd gevraagd welke opleiding de deelnemer op het moment van de peiling volgde. Van alle deelnemers aan het onderzoek zat bij de eerste peiling 96% nog op school, bij de derde en laatste peiling was dat 94%. Bij de eerste peiling bleek ruim de helft (57%) van de deelnemers havo/ vwo/ gymnasium te volgen, bij de derde peiling was dit 47%. Het percentage deelnemers in het hbo nam in de loop van het onderzoek toe van 4% naar 16%, het percentage deelnemers aan de universiteit van 0% naar 10% (grafiek 3.1). Van alle deelnemers aan de talentontwikkelingsprojecten volgde bij de derde peiling 18% een vmbo-opleiding tegen 47% een havo/ vwo-opleiding, terwijl in het voortgezet onderwijs als geheel in Nederland 60% van de leerlingen het vmbo volgt. Vmbo-leerlingen zijn dus sterk ondervertegenwoordigd in de talentontwikkelingsprojecten die aan het onderzoek deelnamen.
Grafiek 3.1: Wat voor onderwijs volg je nu?, eerste en derde peiling vergeleken (N=273, N=218) ander onderwijs universiteit hbo vwo/ gymnasium havo mbo/ roc vmbo praktijkonderwijs voortgezet speciaal onderwijs 0%
10%
20%
30%
40%
50%
eerste peiling
60%
70%
80%
90%
derde peiling
Bureau ART, Talenten in beeld
26
100%
Bij de eerste peiling waren 40 van de 50 respondenten die vmbo volgden afkomstig van één (en dan ook nog schoolgebonden) project, nl. vmbo Compaen in Zaandam, bij de derde peiling 28 van de 37. Laten we Compaen buiten beschouwing, dan volgde slechts 4% deelnemers een vmbo-opleiding, 0% praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en 5% een mbo-opleiding. Eindelijk gelijkgestemde zielen Bij het jeugdorkest ben je echt sociaal met iedereen, ik weet niet wat dat is. Ik had het gevoel toen ik bij het orkest kwam, dat iedereen begreep dat je voor zo’n instrument gáát. Op de middelbare school begrepen ze er niks van als je niet naar een feestje kon komen, omdat je de dag daarna een belangrijk optreden had. Dat werd echt niet begrepen. Ik heb daardoor ook vriendschappen verloren. De laatste twee jaar op de middelbare school vond ik niet echt leuk wat dat betreft. Deelneemster Jeugd Orkest Nederland
Kijken we naar het onderwijs per discipline en laten we Compaen weer buiten beschouwing, dan blijken bij klassieke muziek de jongeren vrijwel uitsluitend havo/ vwo of hbo/ wo te volgen. Bij theatergroepen en multidisciplinaire projecten zoals Kunstbende volgt een kleine groep deelnemers het vmbo (of mbo). Alleen urban/ new arts projecten kennen een grotere groep vmbo- en mbo-leerlingen, maar ook bij deze projecten zijn er meer deelnemers die havo/ vwo volgen (tabel 3.2).
Tabel 3.2: Onderwijs deelnemers naar discipline, derde peiling, exclusief Compaen (N=190) vmbo
mbo
Klassiek
1%
Theater Urban/ new arts Multidisciplinair
havo/ vwo
hbo/ wo
1%
56%
38%
7%
0%
52%
30%
14%
18%
36%
27%
6%
9%
60%
20%
Bureau ART, Talenten in beeld
27
Van de deelnemers die havo/ vwo volgen, heeft 92% al een profiel gekozen (76% bij de eerste peiling). De deelnemers aan de talentontwikkelingsprojecten kiezen veel vaker dan andere havo/vwo-leerlingen voor het profiel Cultuur en maatschappij. Van de meisjes koos 46% voor Cultuur en maatschappij (tegen landelijk 27% in het havo en 17% in het vwo), van de jongens 37% (landelijk was dat 7% in het havo en 4% in het vwo12). Van deze deelnemers geeft 38% in de derde peiling aan dat zij het profiel Cultuur en maatschappij hebben gekozen, tegen 44% in de eerste peiling. Er is dus geen positief effect te zien van het deelnemen aan een cultureel talentontwikkelingsproject op de keuze voor het profiel Cultuur en maatschappij (grafiek 3.3). Hooguit kan gesteld worden dat de dalende tendens bij de onderzochte jonge talenten minder sterk is dan de landelijke trend.
Grafiek 3.3: Keuze profiel in havo/ vwo, eerste en derde peiling vergeleken (N=273, N=218) Cultuur en maatschappij
38% 44%
Economie en maatschappij
23% 18%
Natuur en gezondheid
derde peiling eerste peiling
21% 20%
Natuur en techniek
18% 18%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
De daling van 44% naar 38% loopt parallel met de geringere belangstelling voor dit profiel in het algemeen en de stijgende belangstelling voor Economie en maatschappij. 13
Bijna alle (91%) deelnemers die vmbo volgen hebben al een leerweg gekozen, verreweg de meeste (90%) de theoretische leerweg. Dit betreft vrijwel uitsluitend de leerlingen van Compaen.
12
Cijfers landelijk hebben betrekking op schooljaar 2010-2011. In het havo daalde de belangstelling voor Cultuur en maatschappij bij jongens van 11% in 20072008 naar 7% in 2010-2011 en bij meisjes van 41% naar 27%. In het vwo daalde de belangstelling in vier jaar bij jongens van 6% naar 4% en bij meisjes van 25% naar 17%. Zie Advies Onderwijsraad Profielen in de bovenbouw havo-vwo, 2011. 13
Bureau ART, Talenten in beeld
28
Een meerderheid van de mbo-studenten (60%) volgt een kunstzinnige of creatieve opleiding, o.a. grafische vormgeving, ROC Artiest Dans en Film Acteurs Academie. Bij de hbo-studenten volgt 76% een kunstzinnige of creatieve opleiding (conservatorium, docent Theater, Dansacademie e.d.). Bij de universitair studenten volgt 9% een opleiding op het gebied van kunst en cultuur (Media en cultuur; Nederlandse Taal en cultuur).
Grafiek 3.4: Percentage studenten mbo, hbo en wo dat kunstzinnige of creatieve opleiding volgt, derde peiling, N = 65)
wo
9%
hbo
76%
mbo
60%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Groot netwerk, veel optredens Het Prinses Christina Concours heeft me de ogen geopend. Ik ontmoette daar voor het eerst jongeren die ook serieus een instrument bespelen en ik heb veel optredens gewonnen. Daar heb ik echt van genoten. Het PCC staat ook erg goed bekend. Ik heb in 2012 gewonnen, dus daardoor is het balletje een beetje gaan rollen. Als ik niet had meegedaan dan was ik ook niet geselecteerd voor het Tv-optreden denk ik. In Nederland is het toch wel een heel belangrijk instituut, iedereen in de muziekwereld kent het en in de jury zitten bekende musici. Het zegt wel wat als je dat hebt gewonnen. Dus door het PCC heb ik een groot netwerk opgebouwd en krijg ik veel mogelijkheden om op te treden. Deelnemers Prinses Christina Concours
Bureau ART, Talenten in beeld
29
3.2
Het beroepsperspectief
De meeste deelnemers weten (zeker of wel zo’n beetje) wat ze later willen worden. Bij aanvang van het onderzoek gaf 84% aan zeker of wel zo’n beetje te weten wat ze later wilden worden. Gedurende de onderzoeksperiode zijn er hierin opvallend genoeg geen veranderingen opgetreden, terwijl men zou verwachten dat alleen al door het feit dat de deelnemers 1,5 jaar ouder zijn geworden er een stijging zou zijn in het percentage deelnemers dat een idee heeft over de toekomst. Nog steeds heeft 16% van de deelnemers geen idee wat ze later willen worden. Deelname aan de talentontwikkelingsprojecten blijkt geen invloed te hebben gehad op het toekomstperspectief (grafiek 3.5).
Grafiek 3.5: Heb je al een idee wat je later wilt worden?, eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=218) 100% 80% 60%
41% 44%
42% 42%
40% 44%
40% 16%
20%
16%
15%
0% eerste peiling
tweede peiling ja, zeker
ja, wel zo'n beetje
derde peiling nee, geen idee
Meisjes weten vaker wat ze later willen worden dan jongens; van de jongens heeft 23% daar nog geen idee van, van de meisjes 13%. Er is nauwelijks verschil bij deze vraag tussen de diverse disciplines en tussen langlopende en kortdurende projecten. Ook is bij de derde peiling het eerdere verschil tussen landelijke en regionale projecten vrijwel verdwenen. Niet naar de top Tijdens de middelbare school heb ik twee jaar de vooropleiding van het conservatorium gedaan en daarna ben ik naar de vakopleiding gegaan. Daar merkte ik dat het zoveel moeite en tijd kost om de benodigde uren te maken op je instrument. Als je tot de top wilt behoren dan moet je 3, 4, 5 uur per dag studeren. Dat is me niet gelukt, ik ben dus ook gestopt met de vakopleiding. Voor mij persoonlijk ging de lol er een beetje van af door zo bezeten met het instrument bezig te zijn. De lol en ervaring die ik hier bij de orkesten opdeed, die verloor ik een beetje. Ik ben wel altijd doorgegaan met het orkest, ook al was ik gestopt bij het conservatorium. Ik merkte dat ik toch wel door wilde gaan met muziek en dus ben ik de opleiding Docent Muziek gaan doen. Lid AJSO
Bureau ART, Talenten in beeld
30
Van de deelnemers die (zeker of wel zo’n beetje) weten wat ze later willen worden, denkt ongeveer twee derde aan iets op kunstzinnig of creatief gebied. Dit percentage is in de loop van het onderzoek niet toegenomen, eerder licht gedaald (van 68% in de eerste peiling, naar 64% in derde peiling) (grafiek 3.6). Dit kan te maken hebben met de slechtere beroepsperspectieven in de culturele sector, als gevolg van de economische crisis en de bezuinigingen op culturele uitgaven. Ook kan meespelen dat men door het deelnemen aan een talentontwikkelingsproject een meer realistische kijk heeft gekregen op de eigen talenten. Deelname aan de talentontwikkelingsprojecten heeft in elk geval niet tot gevolg gehad dat jongeren meer belangstelling hebben gekregen voor een creatief of kunstzinnig beroep.
Grafiek 3.6: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=171) 100% 80%
68%
66%
64%
60% 40%
32%
34%
36%
eerste peiling
tweede peiling
derde peiling
20% 0%
iets op kunstzinnig of creatief gebied
iets anders
Bij landelijke projecten denken meer deelnemers aan iets op kunstzinnig of creatief gebied (grafiek 3.7).
Grafiek 3.7: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, landelijke projecten vergeleken met regionale/ lokale projecten, derde peiling (N=171) 100% 80% 60%
74% 54%
40%
46% 26%
20% 0% iets op kunstzinnig of creatief gebied Landelijk
iets anders Regionaal/ lokaal
Bureau ART, Talenten in beeld
31
Bij langlopende projecten denken iets meer deelnemers aan een toekomst op kunstzinnig of creatief gebied dan bij kortdurende projecten (grafiek 3.8).
Grafiek 3.8: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, langlopende projecten vergeleken met kortdurende projecten, derde peiling (N=171) 100% 80%
68%
60%
60%
32%
40%
40%
20% 0% iets op kunstzinnig of creatief gebied langlopend
iets anders kortdurend
Gewoon leuk Ik weet echt niet wat ik moet doen als carrière. Films vind ik heel leuk, maar iets doen met mijn gymnasium zou ik ook leuk vinden. Ik heb nog geen idee. Ik heb geen doel met de lessen of een grote ambitie voor in de toekomst. Het is gewoon hier en nu leuk en verder weet ik nog niet wat ik allemaal ga doen. Bij theater moet je veel voordragen, je staat vaak op het toneel voor publiek. Als je een spreekbeurt moet houden of zo, dan heb je daar voordeel van. Je durft veel gemakkelijker voor mensen te gaan staan, je durft je ding te doen. Je bent voorbereid omdat je vaker voor mensen staat. Je bent misschien nog steeds wel zenuwachtig, maar je weet wel wat je moet doen dan. Deelneemster Theaterschool Almere
Deelnemers in de disciplines theater en muziek denken het vaakst aan een toekomst op kunstzinnig of creatief gebied (grafiek 3.9).
Grafiek 3.9: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, disciplines vergeleken, derde peiling (N=171) 100% 80% 60%
70%
74% 59%
55% 41%
40%
30%
45%
26%
20% 0% iets op kunstzinnig of creatief gebied Klassiek (N=80)
Theater (N=33)
iets anders New Arts (N=23)
Multi (N=61)
Bureau ART, Talenten in beeld
32
3.3
De schoolkeuze na de huidige opleiding
De meeste deelnemers weten al welke opleiding ze na de huidige school willen gaan volgen, maar het percentage is ten opzichte van de eerste peiling iets gedaald (grafiek 3.10). Dit wordt waarschijnlijk deels verklaard doordat het aantal respondenten dat heeft besloten niet meer naar school te gaan iets is gestegen, deels doordat deelnemers nu meer een hbo- of universitaire opleiding volgen.
Grafiek 3.10: Weet je al of je na je huidige school een volgende opleiding gaat doen? Eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
77% 68%
65%
21%
26%
29%
2% ja
nee, dat weet ik nog niet
eerste peiling
tweede peiling
6%
6%
ik ga hierna niet meer naar school
derde peiling
Er zijn bij deze vraag nauwelijks verschillen tussen jongens en meisjes. Ook zijn er geen verschillen tussen deelnemers aan langlopende projecten en deelnemers aan kortdurende projecten. Deelnemers in de discipline urban/ new arts weten aanzienlijk vaker nog niet welke opleiding ze na de huidige opleiding willen gaan volgen (grafiek 3.11).
Grafiek 3.11: Weet je al of je na je huidige school een volgende opleiding gaat doen?, disciplines vergeleken, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
68%
66%
63% 50%
46% 26%
30%
28% 6%
ja
Klassiek (N=91)
nee, dat weet ik nog niet
Theater (N=38)
7% 4%
6%
ik ga hierna niet meer naar school
New Arts (N=27)
Multi (N=75)
Bureau ART, Talenten in beeld
33
Bij landelijke projecten weten deelnemers iets vaker dan bij regionale/ lokale projecten of ze een volgende opleiding gaan doen (grafiek 3.12).
Grafiek 3.12: Weet je al of je na je huidige school een volgende opleiding gaat doen?, landelijke en regionale/ lokale projecten vergeleken, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
69%
61%
34% 24% 7% ja
nee, dat weet ik nog niet
Landelijk (N=113)
5%
ik ga hierna niet meer naar school
Regionaal/ lokaal (N=119)
Zelfkennis als basis Ik heb zorgen over het kunstvakonderwijs en de rol die dat speelt bij talentontwikkeling. De meeste studenten willen zo snel mogelijk rijk, beroemd en gelukkig worden. Ze leren op de opleiding hoe succesvolle nummers in elkaar zitten. Sommigen doen niet veel meer dan die kennis toepassen. Er zou vanuit de opleiding meer aandacht en waardering moeten zijn voor authenticiteit. Talenten die bij ons instromen vanuit het kunstvakonderwijs moeten vooral eigenheid krijgen. Of dat lukt is onvoorspelbaar. De ruwe talenten zijn wat dat betreft vaak verder. Die moeten praktisch en technisch veel leren, maar dat is te doen. Het gaat ons om authenticiteit, ondernemingszin en vakmanschap. Als je twee van die drie in huis hebt, kun je leven van de muziek. Met drie van de drie kun je het maken. En als je zelf niet alles in huis hebt, kun je ook het ook organiseren of inkopen. Maar dan moet je eerst wel onder ogen zien wat je mist. Zelfkennis is de basis. Directeur Productiehuis Oost-Nederland
Bureau ART, Talenten in beeld
34
In de loop van het onderzoek is het percentage deelnemers dat een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied wil volgen gedaald (grafiek 3.13). Dit kan eveneens te maken hebben met de verslechterde arbeidsmarktperspectieven in de culturele sector. Ook kan meespelen dat men door het deelnemen aan een talentontwikkelingsproject een meer realistische kijk heeft gekregen op de eigen talenten.
Grafiek 3.13: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=133) 100% 80%
62%
60%
60%
53%
38%
40%
eerste peiling
tweede peiling
40%
47%
20% 0%
opleiding op kunstzinnig of creatief gebied
derde peiling andere opleiding
Thuis in een klein wereldje Ik ben nu drie jaar bezig met hiphop. Op een feestje ben ik in aanraking gekomen met breakdance. Dat vond ik zo vet dat ik dat ook wilde leren. Elke donderdagavond kwamen we samen bij het Haagse Hiphop Centrum om lessen te volgen en ook vrij te trainen. De muziek sprak me vooral aan. Ik ben opgegroeid met soul, jazz en funk en dat vind je terug in de breakdance. Mijn liefde ligt bij hiphop. DJ Mista Sweet liet me voor het eerst een keertje meedoen met zijn DJ workshop. Dat wilde ik toen ook leren en daarna ben ik steeds vaker naar workshops gegaan. Toen ik wat beter werd, nam hij me mee naar optredens en festivals om daar als voorprogramma of tussenprogramma te draaien. Doordat ik opkeek naar de mensen die heel goed waren kreeg ik de motivatie om mezelf te bewijzen. Vanaf het moment dat ik de hiphop cultuur leerde kennen door Stichting AIGHT heb ik een hele andere kijk op de dingen gekregen. Ik wist niet dat die cultuur zo uitgebreid was. Kijk op de muren in de stad en je ziet graffiti. Hiphop is overal. Het mooie is dat deze cultuur uit helemaal niks bestaat. Je hebt er niks voor nodig. Het komt uit de achterbuurten in Brooklyn en daar hadden ze ook helemaal niks. Je kan het overal doen. Het is overal. Door AIGHT heb ik veel contacten opgedaan. Het is een klein wereldje waarin iedereen in Den Haag elkaar kent. De meeste mensen van AIGHT zou je de veteranen kunnen noemen van de subcultuur hier in Den Haag. Ze doen het voor de liefde voor het vak en niet voor het geld. Deelnemer AIGHT
Bureau ART, Talenten in beeld
35
Er zijn bij deze vraag duidelijke verschillen tussen de diverse disciplines (grafiek 3.14). Deelnemers aan urban/ new arts projecten gaan nauwelijks een kunstzinnige of creatieve opleiding volgen, terwijl bij klassieke muziek juist bijna twee derde (63%) dat wel gaat doen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de nog geringe aandacht in het kunstvakonderwijs voor urban/ new arts.
Grafiek 3.14: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, disciplines vergeleken, derde peiling (N=133) 100% 90%
82%
80% 70% 60%
63% 53%
48%
50%
52%
47% 37%
40% 30%
18%
20% 10% 0% ja
nee, ik ga een andere opleiding volgen
Klassiek
Theater
Urban/ new arts
Multi
Deelnemers aan landelijke projecten willen in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projectenveel vaker een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied volgen (grafiek 3.15).
Grafiek 3.15: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, landelijke projecten vergeleken met regionale/ lokale projecten, derde peiling (N=133) 100% 80%
69%
65%
60% 40%
35%
31%
20% 0% iets op kunstzinnig of creatief gebied Landelijk (N=84)
iets anders Regionaal/ lokaal (N=77)
Bureau ART, Talenten in beeld
36
Er is bij de derde peiling op dit punt geen verschil tussen langlopende en kortdurende projecten (grafiek 3.16).
Grafiek 3.16: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied?, langlopende projecten vergeleken met kortdurende projecten (N=133) 100% 80% 52%
60%
53%
48%
47%
40% 20% 0% iets op kunstzinnig of creatief gebied Langlopend
iets anders Kortdurend
De meesten willen een hbo- of universitaire opleiding gaan volgen. Ten opzichte van de twee eerdere peilingen is het percentage deelnemers dat naar een hbo-opleiding wil doorstromen gedaald (grafiek 3.17). Dit wordt waarschijnlijk verklaard doordat in de loop van het onderzoek meer deelnemers naar het hbo zijn gegaan; het percentage deelnemers in het hbo steeg van 4% naar 16% (zie grafiek 3.1).
Grafiek 3.17: Niveau opleiding die deelnemers willen gaan volgen? eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=133)
100% 80% 53% 45% 33%
60% 40% 20%
26%26%26%
10%14% 5%
13% 8% 9%
14% 8%11%
weet nog niet
anders
0% mbo
hbo eerste peiling
universiteit tweede peiling
derde peiling
Bureau ART, Talenten in beeld
37
3.4
Beroepsbeoefening
Twaalf deelnemers bleken geen opleiding (meer) te volgen. Daarvan hadden er 4 een tussenjaar. Twee waren werkzoekend. Zes van de 12 bleken inmiddels een beroep uit te oefenen: 2 in loondienst, 3 als zzp’er/ freelancer en 1 een combinatie van loondienst en freelance werk. Vijf van de 6 bleken (deels) werk te hebben in de kunstzinnige of creatieve sector: - 2x docenten aan regulier onderwijs, muziekschool, creativiteitscentrum e.d.; - 1x beleidsmatig/ management/ organisatorisch medewerker; - 3x scheppend/ uitvoerend kunstenaar/ vormgever/ ontwerper. Eigen initiatief Technisch heb ik hier niet zoveel geleerd. Op creatief en inhoudelijk gebied des te meer. De lokale omroepen waar ik hiervoor heb gezeten waren erg nieuwsgericht. Hier heb je veel meer vrijheid om items te bedenken en er invulling aan te geven. Juist met die grote mate van vrijheid en zelfstandigheid had ik in het begin moeite. Mijn stages tot dusver waren altijd erg taakgericht, met duidelijk afgebakende klussen onder redelijk strakke leiding. Dat is hier echt anders. De begeleiders hebben snel gezien dat dat niet goed ging en me juist op dat punt bijgestuurd. Ze zijn meer coachend dan leidinggevend bezig. Ondertussen houden ze wel in de gaten of wat je oplevert genoeg kwaliteit heeft. Ik ben van plan om hierna door te studeren aan de Sint Joost Academie in Breda. Het liefst word ik filmmaker. Mijn stage bij Meet TV is mede bepalend geweest voor dat perspectief. Ik heb hier geleerd om zelf achter dingen aan te gaan en ervaren dat je dan ook echt dingen bereikt. Dat geeft me het lef om verder te gaan. Op het hbo wordt van je verwacht dat je zelfstandig werkt en initiatieven neemt. Ik denk dat ik daar nu wel klaar voor ben. Deelnemer MEET TV
Bureau ART, Talenten in beeld
38
3.5.
Toekomstplannen
Van alle deelnemers geeft 90% aan door te gaan met het ontwikkelen van hun kunstzinnige en creatieve talenten; 10% zegt hiermee te stoppen. Gevraagd wat hen het meest zou helpen de eigen talenten (nog) verder te ontwikkelen, worden vooral workshops, masterclasses e.d. genoemd (70% van de deelnemers die doorgaan met het ontwikkelen van hun kunstzinnige en creatieve talenten noemt dit), podiumervaring (54%) en oefenruimtes (22%).
Grafiek 3.18: Wat zou jou het meest helpen je talenten (nog) verder te ontwikkelen? , derde peiling, N=218 workshops, masterclasses e.d.
70%
oefenruimtes
22%
podiumervaring
54%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Andere zaken die in dit verband worden genoemd, zijn: Een beter instrument Goede feedback Goede en strakke begeleiding Meelopen Netwerkmogelijkheden Reizen Stages bij theatergezelschappen. Van degenen die stoppen met het ontwikkelen van hun kunstzinnige en creatieve talenten, geeft een derde (34%) aan op andere terreinen hun talenten te ontwikkelen. Het meest wordt sport genoemd (voetbal, zwemmen, fitness). Multitalent Naast de Theaterschool doe ik ook hockey en zeilen. Ik vaar wedstrijden met zeilen, dus daar ben ik ook best wel goed in. Bij hockey mag ik hoog meespelen. Op drie hobby’s presteer ik goed en ik ga ook vwo doen. Sommige mensen vinden dat misschien erg druk. Maar ik wil niet kiezen, ik wil gewoon alles blijven doen! Ik vind het ook zo leuk allemaal. Telkens zei iemand dat ik het moest proberen en zo ben ik aan al deze hobby’s gekomen. Deelneemster Theaterschool Almere
Bureau ART, Talenten in beeld
39
4.
De ontwikkeling van cultuurparticipatie
In dit hoofdstuk bespreken we de ontwikkelingen van de deelnemers gedurende het onderzoek, zowel in receptieve cultuurparticipatie (par. 4.1) als actieve cultuurparticipatie (par. 4.2).
4.1 De ontwikkeling van receptieve cultuurparticipatie In de eerste peiling vroegen we aan de deelnemers hoe vaak zij het afgelopen jaar in hun vrije tijd naar een culturele voorstelling of instelling waren geweest. Dit leverde het volgende beeld op (tabel 4.1).
Tabel 4.1: Hoe vaak ben jij het afgelopen jaar in je vrije tijd (dus niet met school) naar de volgende culturele voorstellingen en instellingen geweest?, eerste peiling geen enkele keer
1x per jaar
2-3x per jaar
3-11x per jaar
Toneel/ theater/ cabaret
28%
28%
24%
14%
6%
Dans
44%
31%
15%
7%
3%
Klassieke muziek/ opera
52%
13%
10%
15%
9%
Pop, blues, rock, jazz, wereldmuziek e.d.
40%
25%
18%
13%
4%
Urban, hiphop, rap
71%
15%
7%
4%
3%
Musical
51%
30%
16%
1%
2%
Dancefeest, houseparty, technofeest e.d.
47%
19%
14%
13%
8%
4%
6%
30%
45%
15%
Kunstgalerie/ kunstbeurs
54%
29%
13%
4%
0%
Museum/ tentoonstelling
20%
28%
32%
19%
1%
Bioscoop/ filmhuis
1 keer per maand of vaker
In het AVO-onderzoek (Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek) van het SCP14 wordt inzicht gegeven in het gebruik van culturele voorzieningen door inwoners van Nederland. Van de jongeren in de leeftijdscategorie 12 – 19 jaar blijkt volgens dit onderzoek 36% minimaal 1x per jaar naar theater te gaan, 6% naar ballet, 13% naar cabaret, 7% naar uitvoeringen van klassieke muziek, 37% naar popconcerten, 24% naar kunstmusea, 21% naar een kunstgalerie en 58% naar een feest met optredens. Hoewel vergelijking van de uitkomsten van het AVO-onderzoek lastig is omdat de disciplines enigszins anders worden ingedeeld, kan worden gesteld dat de jonge talenten in het talentontwikkelingsonderzoek veel vaker naar culturele voorstellingen gaan dan andere jongeren. 14
SCP, Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, Den Haag, 2009
Bureau ART, Talenten in beeld
40
In de derde peiling herhaalden we de vraag om te kijken of er zich verschuivingen hadden voorgedaan. Het percentage deelnemers dat in de vrije tijd twee maal of vaker per jaar naar culturele voorstellingen en instellingen is geweest, is bij de derde peiling over vrijwel de gehele linie licht gestegen (grafiek 4.2). Dit kan een indicatie zijn, dat deelname aan een talentontwikkelingsproject een (licht) positief effect heeft op de receptieve cultuurparticipatie.
Tabel 4.2: Percentage deelnemers dat in de vrije tijd twee maal of vaker per jaar naar culturele voorstellingen en instellingen is geweest, eerste peiling en derde peiling vergeleken (N=218) Eerste peiling
Derde peiling
Toneel/ theater/ cabaret
44%
47%
Dans
25%
29%
Klassieke muziek/ opera
34%
43%
Pop, blues, rock, jazz, wereldmuziek e.d.
35%
40%
Urban, hiphop, rap
14%
16%
Musical
19%
18%
Dancefeest, houseparty, technofeest e.d.
34%
40%
Bioscoop/ filmhuis
90%
91%
Kunstgalerie/ kunstbeurs
17%
24%
Museum/ tentoonstelling
52%
57%
Tijd voor andere dingen Ik denk dat ik nu al ongeveer 13 jaar viool speel. Ik ben nu 19 jaar, dus ik ben vroeg begonnen. Mijn vader doet slaginstrumenten maar mijn moeder komt uit een onmuzikaal gezin. Voor het eerst ben ik in aanraking gekomen met de viool toen ik 4 jaar was. Mijn ouders dachten toen nog dat het zo’n periode zou zijn, waar ik na twee weken wel overheen zou komen. Maar toen ik zes jaar was, wilde ik het nog steeds en ben ik op les gegaan op de muziekschool. Ik vond de docente niet zo goed, dus ben ik naar een andere, particuliere docente gegaan. Daar heb ik de afgelopen twee jaar les van gehad. Ik vond het wel mooi geweest, toen ik eindexamen deed van de middelbare school. Ik heb nu geen vioolles meer. Wel doe ik nog improvisatie viool en een hiphopproject, Classic van Stichting Twist. En daarnaast doe ik aan stijldansen. Volgend jaar ga ik naar de topklasse hiervan. Door met vioolles te stoppen, heb ik meer ruimte om stijldansen te doen. Ook ben ik nu eerstejaars geneeskunde. Dat is best veel allemaal. Ik vind het leuk om veel dingen te ontdekken, ik houd ervan om mijn horizon te verbreden. deelnemer AJSO
Bureau ART, Talenten in beeld
41
De omvang en aard van de receptieve cultuurparticipatie blijkt sterk samen te hangen met de discipline die de deelnemers beoefenen (grafiek 4.3). Deelnemers aan projecten op het gebied van klassieke muziek gaan het vaakst naar klassieke muziek en opera, deelnemers aan theatergroepen het vaakst naar toneel/ theater/ cabaret en naar musical. In het algemeen gaan deelnemers aan talentontwikkelingsprojecten in de discipline theater relatief het vaakst naar culturele voorstellingen en instellingen.
Grafiek 4.3: Percentage deelnemers dat in de vrije tijd twee maal of vaker per jaar naar culturele voorstellingen en instellingen is geweest, derde peiling, disciplines vergeleken (N=218) Klassieke muziek
Theater
Urban/ new arts
Multi disciplinair
Toneel/ theater/ cabaret
36%
87%
44%
46%
Dans
18%
47%
41%
31%
Klassieke muziek/ opera
87%
20%
15%
14%
Pop, blues, rock, jazz, wereldmuziek e.d.
33%
43%
55%
42%
8%
20%
41%
15%
Musical
11%
37%
15%
20%
Dancefeest, houseparty, technofeest e.d.
37%
53%
44%
35%
Bioscoop/ filmhuis
87%
97%
92%
92%
Kunstgalerie/ kunstbeurs
24%
34%
30%
25%
Museum/ tentoonstelling
62%
73%
52%
46%
Urban, hiphop, rap
Bureau ART, Talenten in beeld
42
4.2 De ontwikkeling van actieve cultuurparticipatie Gevraagd naar actieve cultuurparticipatie, dan blijken de jonge talenten naast de discipline die ze in het kader van het talentontwikkelingsproject beoefenen (muziek maken, toneel spelen, dansen e.d.) vaak ook nog activiteiten in andere kunstdisciplines te ontplooien (grafiek 4.4). Gemiddeld beoefenen de jonge talenten 2,2 disciplines.
Grafiek 4.4: Wat heb je de afgelopen twaalf maanden zelf aan kunstzinnige of creatieve dingen gedaan? eerste peiling muziek maken (muziekinstrument bespelen, zingen, rappen)
toneelspelen (theater en performance)
dansen (ballet, moderne dans, streetdance, breakdance e.d.) beeldende kunst maken (schilderen, tekenen, beeldhouwen, sieraden maken e.d.)
films en/of animaties maken
schrijven (gedichten, romans, verhalen, rapteksten schrijven e.d.)
anders
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 %
Bij ‘anders’ worden genoemd: - Componeren - Decor bouwen - Jongleren - Fotograferen - Kleding maken - Mode - Musical - Kleding en stiletto’s ontwerpen - Textiel - Ontwerpen tatoeages.
Bureau ART, Talenten in beeld
43
Uit het AVO-onderzoek15 blijkt dat 9% van de jongeren in de leeftijd van 12 – 19 jaar toneel als kunstdiscipline beoefent, 13% urban (streetdance, breakdance, hiphop, rap), 35% muziek, 16% schrijven, 23% multimedia en 31% beeldende kunst. Vergelijken deze uitkomsten weer met de jonge talenten, dan blijkt dat zij niet alleen vaker dan doorsnee jongeren een kunstdiscipline beoefenen (hetgeen niet verwonderlijk is, omdat zij immers meedoen aan het onderzoek omdat ze een vorm van kunst beoefenen), maar ook vaker meerdere kunstdisciplines beoefenen. In de derde peiling werd de vraag naar actieve kunstbeoefening herhaald. Ten opzichte van de eerste peiling blijken de deelnemers iets minder verschillende kunstdisciplines actief te beoefenen (grafiek 4.5). Wellicht is dat een indicatie dat deelnemers aan talentontwikkelingsprojecten (of jongeren in het algemeen naarmate ze ouder worden) iets meer focussen op 1 kunstdiscipline in plaats van diverse kunstdisciplines te beoefenen.
Grafiek 4.5: Wat heb je de afgelopen twaalf maanden zelf aan kunstzinnige of creatieve dingen gedaan? eerste en derde peiling vergeleken (N=218) muziek maken (muziekinstrument bespelen, zingen, rappen) toneelspelen (theater en performance) dansen (ballet, moderne dans, streetdance, breakdance e.d.) beeldende kunst maken (schilderen, tekenen, beeldhouwen, sieraden maken e.d.) films en/of animaties maken schrijven (gedichten, romans, verhalen, rapteksten schrijven e.d.) anders 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % eerste peiling derde peiling
15
SCP, Cultuurbewonderaars en cultuurbeoefenaars, Den Haag, 2009
Bureau ART, Talenten in beeld
44
In de eerste peiling gaf 87% van de deelnemers aan wel eens op te treden voor een publiek of te exposeren. In de derde peiling is dit gestegen tot 91%. Ten opzichte van de eerste peiling is de frequentie van optreden of exposeren niet toegenomen (grafiek 4.6).
Grafiek 4.6: Hoe vaak heb je opgetreden of geëxposeerd?, eerste en derde peiling vergeleken 63% 64%
> 5x 3% 5%
5x 4x
9%
3x
8% 9%
2x
8% 8%
12%
6% 6%
1x 0%
10%
20%
30% eerste peiling
40%
50%
60%
70%
derde peiling
Meer uitdaging Ik wilde eigenlijk viool spelen. Toen ik op de muziekschool ging kijken en de cello zag staan, vond ik dat nog interessanter. Ik speel nu ongeveer vijf jaar de cello. Ik speel in het AJSO. Het AJSO is onderdeel van verschillende orkesten. Je begint laag bij Haren & Snaren voor strijkers alleen, daarna de Orkestklas voor de jongste kinderen, het JOA Jeugd Orkest Almere en als laatste het AJSO. Dus ik ben van orkest naar orkest gegaan en toen via een auditie bij het AJSO gekomen. Daarnaast volg ik de Muziektalentenklas. Dat heeft mijn niveau wel echt verbeterd. Je volgt elke week een uur privéles, een uur groepsles waarin je voor elkaar speelt en elkaar tips geeft en je krijgt muziektheorie. In de Muziektalentenklas krijg je ook meer mogelijkheden om op te treden en doe je dus meer praktijkervaring op. Je treedt regelmatig in de schouwburg op en we hadden ook op de Kemphaan een Kerstconcert. Dat zijn optredens buiten het orkest om. Dus dat doe je solo of begeleid door de piano. Ik zit in de Muziektalentenklas omdat ik naast het spelen in het orkest ook graag individueel begeleid wordt. Er is meer aandacht voor je individuele spel. Ik vind het fijne lessen en ik word goed uitgedaagd. Theorieles is interessant en ook erg moeilijk. Ik lees normaal gesproken alleen mijn eigen sleutel. Maar bij muziektheorie moet je ook alle andere sleutels kunnen lezen en begrijpen. Deelnemer Muziektalentenklas Kunstlinie Almere
Bureau ART, Talenten in beeld
45
5.
Ondersteuning van talentontwikkeling
Dit hoofdstuk concentreert zich op de steun die de deelnemers ondervinden bij hun talentontwikkeling. Eerst kijken we naar de mate van steun van ouders, docenten en vrienden (par. 5.1), daarna kijken we meer in het bijzonder naar de aard van de steun van de ouders (5.2).
5.1
De mate van steun van ouders, docenten en vrienden
In de eerste peiling werd gevraagd in welke mate ouders, docenten of vrienden de kunstzinnige of creatieve activiteiten van de deelnemers steunen en stimuleren. In onderstaande grafiek (grafiek 5.1) zijn de antwoorden opgeteld (0 = helemaal niet, +1 = een beetje en +2 = veel) en gedeeld door het aantal respondenten dat de vraag invulde. Uit de antwoorden blijkt dat ouders en docenten/ begeleiders buiten de school de belangrijkste steun vormen bij de kunstzinnige/ creatieve activiteiten.
Grafiek 5.1: Mate van steun bij kunstzinnige of creatieve activiteiten
Mijn ouders
Docent/leerkracht op school
Docent(en)/ begeleider(s) waar ik buiten school (in de vrije tijd) les van krijg
Vriend(en)/ vriendin(nen)
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1,2
1,4
1,6
1,8
2
Anderen die genoemd worden als steun zijn met name andere familieleden, zoals broers, zussen, ooms, opa’s of oma’s. Kansen grijpen Ik speel al dwarsfluit vanaf mijn 8ste jaar. Eigenlijk wilde ik al eerder beginnen maar toen was ik nog te klein, dus ik moest even wachten. Mijn ouders zitten niet in de muziek. Mijn moeder wilde dat vroeger wel heel graag, maar had daar vroeger niet de kans voor. Nu speelt ze piano en heeft hier ook les in. Ze hebben het altijd erg bevorderd door met mij en mijn broer naar open dagen te gaan van de Muziekschool en ons muziekinstrumenten te laten proberen. Lid AJSO
Bureau ART, Talenten in beeld
46
Ouders spelen een heel belangrijke rol bij klassieke muziek en theater. Bij urban/ new arts zijn het met name de vrienden/ vriendinnen die voor steun zorgen (grafiek 5.2).
Grafiek 5.2: Mate waarin deelnemers veel steun zeggen te krijgen, per kunstdiscipline, eerste peiling, N=264 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Ouders
Docenten op school
Klassiek
Theater
Docenten/ begeleiders buiten school Urban/ New Arts
Vrienden/ vriendinnen
Multi
Er zijn kleine verschillen tussen jongens en meisjes. Meisjes ervaren iets meer steun van ouders, jongens van vrienden, maar dat komt doordat meisjes vaker aan klassieke muziek en theater deelnemen en minder aan urban/ new arts.
5.2
De aard van steun van de ouders
Op basis van het onderzoek van Sardes naar talentontwikkeling (dat weer refereert aan een onderzoek in Nieuw-Zeeland) werd een indeling gemaakt in diverse typen van invloed van ouders: - sociale ondersteuning - financiële ondersteuning - het eisen van succes (dat volgens het onderzoek in Nieuw-Zeeland juist remmend zou kunnen werken op talentontwikkeling).16 Over elk van deze vormen van ondersteuning werd in de eerste peiling een vraag gesteld. In de tweede peiling werden deze vragen herhaald om te zien of er veranderingen zijn opgetreden tussen het moment van de eerste en tweede peiling. In grafiek 5.3 staan de uitkomsten van de eerste en tweede peiling weergegeven. De jonge talenten blijken zowel bij de eerste als tweede peiling (zeer) positief over de rol van hun ouders. Zo vinden ze vrijwel allen dat hun ouders trots zijn dat zij iets kunstzinnigs of creatiefs doen. Slechts een kleine groep jonge talenten geeft aan dat hun ouders vinden dat zij meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moeten doen. Over de gehele linie zijn de scores in de tweede peiling iets minder positief dan in de eerste peiling, maar de verschillen zijn gering.
16
Karin Hoogeveen, Culturele talentontwikkeling: hoe doe je dat?, Sardes, 2010
Bureau ART, Talenten in beeld
47
Grafiek 5.3: Percentage jonge talenten dat ‘(helemaal) mee eens’ scoort op stellingen over rol van de ouders, eerste peiling en tweede peiling vergeleken (N=232) Mijn ouders zijn er trots op dat ik iets kunstzinnigs of creatiefs doe
Mijn ouders hebben belangstelling voor wat ik op kunstzinnig of creatief gebied doe
Mijn ouders moedigen mij aan om door te gaan met mijn kunstzinnige of creatieve activiteiten
Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik mijn best doe in mijn kunstzinnige of creatieve activiteiten
Mijn ouders helpen mij met vervoer naar plaatsen waar ik voor mijn kunstzinnige activiteiten moet zijn
Mijn ouders vinden het belangrijk hoe begeleiders of docenten mijn kunstzinnige of creatieve prestaties beoordelen
Mijn ouders betalen mee aan mijn kunstzinnige activiteiten
Mijn ouders vinden dat ik meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moet doen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % eerste peiling tweede peiling
Ontdekt door moeder Mijn moeder vond dat dit wel iets voor mij was. Ik had zelf op dat moment niet echt het idee dat ik er goed in was. Mijn moeder moest me een beetje overhalen en toen had ik na de tweede les zelf ook het idee dat ik het leuk vond. Na het tweede jaar vroegen ze me voor de talentenklas. Daar was ik best verbaasd over. Ik vond mezelf niet zo goed. Vanaf het begin heb ik musical gedaan; muziek, dans en toneel. Mijn moeder heeft me dus ontdekt, zo gezegd. Deelneemster Theaterschool Almere
Bureau ART, Talenten in beeld
48
In de discipline klassieke muziek is de steun van de ouders iets groter dan in de andere disciplines (grafiek 5.4). In de discipline urban/ new arts is er op een aantal aspecten minder steun van de ouders (m.n. vervoer en meebetalen aan activiteiten). Urban/ new arts heeft het hoogste percentage deelnemers waarvan ouders vinden dat zij meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moeten doen.
Grafiek 5.4: Percentage jonge talenten dat ‘(helemaal) mee eens’ scoort op stellingen over rol van de ouders, disciplines vergeleken, tweede peiling (N=232) Mijn ouders zijn er trots op dat ik iets kunstzinnigs of creatiefs doe
Mijn ouders hebben belangstelling voor wat ik op kunstzinnig of creatief gebied doe
Mijn ouders moedigen mij aan om door te gaan met mijn kunstzinnige of creatieve activiteiten
Mijn ouders vinden het belangrijk dat ik mijn best doe in mijn kunstzinnige of creatieve activiteiten
Mijn ouders helpen mij met vervoer naar plaatsen waar ik voor mijn kunstzinnige activiteiten moet zijn
Mijn ouders vinden het belangrijk hoe begeleiders of docenten mijn kunstzinnige of creatieve prestaties beoordelen
Mijn ouders betalen mee aan mijn kunstzinnige activiteiten
Mijn ouders vinden dat ik meer aan school en minder aan kunstzinnige of creatieve activiteiten moet doen
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % Klassiek Theater Urban/ New Arts Multi
Bureau ART, Talenten in beeld
49
6.
De effecten van deelname
In dit hoofdstuk worden de ervaringen weergegeven van de jongeren met het project waaraan ze deelnemen of deelnamen. Door vergelijking van de uitkomsten van de derde peiling met die van de twee eerdere peilingen worden verschillen zichtbaar. Deze verschillen kunnen een indicatie geven van het effect van de deelname op aspecten van talentontwikkeling, zoals zelfvertrouwen, bewustwording van wat je later wilt gaan doen en dergelijke. In paragraaf 6.1 kijken we eerst naar de start van de deelname. Daarna bespreken we de motivatie om aan het project te gaan deelnemen (par. 6.2). In paragraaf 6.3 gaan we in op de ervaringen met het project in het algemeen. In paragraaf 6.4 kijken we in het bijzonder naar verschillen op vijf dimensies van talentontwikkeling. Paragraaf 6.5 is gewijd aan de invloed van het groepsproces op de talentontwikkeling. Paragraaf 6.6 gaat in op de vraag of jongeren zelf denken dat het project waaraan zij deelnamen een bijdrage heeft geleverd aan hun talentontwikkeling.
6.1
Deelname aan het project
De helft (31% + 19%= 50%) van de jonge talenten is in 2010 of 2011 gestart met het talentontwikkelingsproject.
Grafiek 6.1: Jaar waarin men is gestart met deelname aan talentontwikkelingsproject, eerste peiling (N=273) 2012
2011
2010
2009
2008
al eerder 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Bureau ART, Talenten in beeld
50
Iets minder dan de helft (40%) had al eerder aan een dergelijk project deelgenomen (grafiek 6.2).
Grafiek 6.2: Had je al eerder aan zoiets deelgenomen?, eerste peiling (N=273)
40% ja nee 60%
Genoemd worden vooral allerlei (jeugd)orkesten en verder dansscholen en balletscholen. Bij publiek = blije dichter Mijn talenten liggen bij het schrijven van gedichten en het overbrengen van mijn gevoel naar de mensen. Toen ik dertien was schreef ik een gedicht voor een meisje op school. Ze wilde helaas geen verkering met me, maar iedereen die het gedicht las vond het supergaaf. Drie jaar geleden ben ik echt begonnen met gedichten schrijven. Ik schrijf gedichten over de kansen die je kan pakken, de mogelijkheden die je hebt, de liefde en over alles wat raar is in mijn ogen. Ik was vrijwilliger bij een festival in Groningen en ik ben daar op een gegeven moment op het podium beland en gaan voordragen. Het begon als een spontane actie, het was niet de bedoeling dat ik dat ging doen. Maar daardoor heb ik ontdekt dat mensen blij worden van mijn gedichten en daar word ik ook weer blij van. Na dat incident besloot ik om aan Kunstbende mee te gaan doen en is mijn wereld veranderd. Veel vrienden van mij hadden al eerder aan Kunstbende meegedaan. Toen ik 18 was wilde ik toch ook een keertje meedoen. Dat was een goede beslissing. Door Kunstbende heb ik veel mogelijkheden gekregen om op te treden. Het levert veel contacten op en daardoor vind je op de een of andere manier gemakkelijker de weg. Zoveel creatievelingen samen maakt dat je snel in het wereldje rolt. De reacties die ik kreeg van leerlingen van de school waar ik op zat, maakten dat ik me gewaardeerd voelde. Hierdoor durfde ik steeds meer van mezelf te laten zien. En nog steeds bij elk optreden helpen de reacties van mensen me om te beseffen dat ik heel goed bezig ben. Mijn vrienden steunen mij ook door hun enthousiasme en mijn familie waardeert elk gedicht dat ik maak. Door de ervaring die ik steeds meer opdoe maak ik gemakkelijker grapjes op het podium en merk ik dat ik me meer ontwikkel in mijn taalgebruik. Deelnemer Kunstbende
Bureau ART, Talenten in beeld
51
Het zijn vooral de ouders en docenten van kunstencentra/ muziekscholen/ theaterscholen die de jonge talenten hebben aangemoedigd om te gaan deelnemen.
Grafiek 6.3: Wie hebben jou aangemoedigd om te gaan deelnemen?, eerste peiling (N=273) Een docent op school Iemand op het kunstencentrum/ muziekschool/ theaterschool Mijn ouders
Een van mijn vrienden
Anderen
Niemand heeft mij aangemoedigd 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Bij ‘anderen’ worden genoemd: de dirigent, mijn zus, broer, mijn band, mijn tante, opa, orkestmanager, vrienden van mijn ouders, particuliere docent, zakelijk leider JON en dansgroep. Entree in de Amsterdamse muziekscene Ik maak muziek. Vanaf groep zes doe ik dat eigenlijk al. Toen ben ik begonnen met keyboard spelen. Op de middelbare school kende ik iemand die gitaarles had bij een docent. Ik ben een keertje meegegaan en dat leek me zo leuk dat ik ook op les ben gegaan. En dat heb ik nu nog steeds. Mijn gitaardocent is voor mij zo inspirerend, we hebben echt een klik. Hij is persoonlijk en geïnteresseerd, dat hebben andere docenten niet zo. Ik leer daar voornamelijk de techniek en de basis. Zelf schrijf ik mijn eigen liedjes en maak ik met mijn vrienden muziek. Ik heb om me heen mensen verzameld die goed muziek maken en daar kom ik nu vaker mee samen. Sinds drie jaar maak ik ook mijn eigen liedjes. Daarvoor durfde ik nooit te zingen, maar mijn eigen liedjes wilde ik wel zelf zingen. Dus dat ben ik gaan doen en kreeg leuke reacties van mijn vrienden. Ook omdat ik in het Nederlands zing. Toen ben ik eigenlijk nooit meer gestopt met zingen. Een vriend van me had ons (ik zong toen met twee meiden) opgegeven voor Kunstbende Gelderland. Daarvoor hadden we aan Podiumbeest meegedaan, dat bestaat nu niet meer, dat was ons eerste optreden. Toen wonnen we de voorronde. Totaal verbaasd waren we, want we wisten niet eens hoe of wat. Toen kenden we nog niet veel mensen. Daarna naar de finale van de Melkweg. We werden derde. Door Kunstbende heb ik heel veel mensen leren kennen in Amsterdam. Daar kom ik niet vandaan. Ik kom uit het Noorden dus Kunstbende was voor mij echt de opstap in de muziekscene. Het is een klein wereldje en iedereen kent elkaar. Ik ken nu erg veel mensen uit die wereld en dat maakt alles een stuk gemakkelijker. Kunstbende heeft me midden in het bruisende culturele leven gezet van Amsterdam. Deelneemster Kunstbende
Bureau ART, Talenten in beeld
52
6.2
Motivatie om deel te nemen
De belangrijkste reden om aan het project deel te nemen bleek dat men zich verder wil ontwikkelen. Ook was het voor de helft van de deelnemers heel belangrijk, dat men later een kunstzinnig of creatief beroep wilde gaan uitoefenen. Motieven zoals het later beroemd willen worden of later internationaal willen doorbreken speelden slechts bij een kleine groep een belangrijke rol.
Grafiek 6.4: Scores op redenen om aan het project mee te doen, eerste peiling (N=273)
Ik wil ontdekken of het iets voor mij is.
Ik wil me verder ontwikkelen
Ik wil vaker aan het publiek laten zien wat ik kan.
Ik wil later prijzen op festivals e.d. winnen
Ik wil later een kunstzinnig of creatief beroep uitoefenen
Ik wil later beroemd worden
Ik wil later internationaal doorbreken
0% niet belangrijk
10%
20%
een beetje belangrijk
30%
40%
50%
tamelijk belangrijk
60%
70%
heel belangrijk
80%
90%
100%
weet niet
Andere redenen zijn vooral: - Voor de gezelligheid - Omdat het leuk is - Om te genieten - Het jurycommentaar - De kick die je krijgt van het meemaken.
Bureau ART, Talenten in beeld
53
Steeds een stapje verder Ik speel slagwerk vanaf mijn 7de jaar. Ik zat altijd al overal op te tikken. Mijn oom en mijn neef hebben wel een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor slagwerk. Dat speelden zij beiden ook en dat vond ik wel gezellig. De eerste jaren kreeg ik het verkeerd aangeleerd en vond ik het niet zo leuk. Mijn moeder dacht dat als ik naar een andere leraar zou gaan en goed les zou krijgen, dat ik best goed zou kunnen worden. Zij speelt trompet en bugel. Op mijn twaalfde ben ik begonnen bij mijn drumleraar. Dat ging een stuk beter. Een vriend van me uit hetzelfde dorp vond dat ik een keer met de fanfare moest meedoen, ik speelde eerst bij een drumband. En vanaf mijn 15de begon het klassieke slagwerk me steeds meer te interesseren. Marimba en de pauken en xylofoon. Daar ben ik begonnen en ging ik naar de talentklas in Weert. Telkens weer opnieuw bij de basis begonnen. Het klassieke slagwerk deed me het gevoel geven dat ik hierin verder wilde. Ik wist toen dat ik naar het Conservatorium wilde. Ik had een doel gesteld en ben me steeds verder gaan ontwikkelen. Vorig jaar november heb ik auditie gedaan voor het JON en dat was weer een motivatie om verder te gaan. Auditie gedaan voor het Conservatorium Amsterdam en ook toegelaten. En nu ga ik volgend jaar naar het tweede jaar. Leuk! Lid Jeugd Orkest Nederland
Ook hier zien we weer verschillen tussen kunstdisciplines. In klassieke muziek en theater zijn het vooral de ouders die de jongere hebben aangemoedigd deel te nemen, bij urban/ new arts zijn het vooral vrienden/ vriendinnen.
6.3
Ervaringen met het project
De deelnemers kregen in alle drie peilingen een aantal identieke stellingen voorgelegd over het project waaraan ze deelnemen of deelnamen Net zoals in de eerste peiling scoren de deelnemers in de derde peiling het hoogst op de stellingen ‘je leert er veel’, ‘je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders’, ‘docenten en begeleiders weten je enthousiast te maken’, ‘de contacten met de deelnemers zijn meestal goed’, ‘je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen’ en ‘het niveau sluit goed aan bij wat je al kunt’. Er zijn geen grote verschillen tussen de drie peilingen (grafiek 6.5). Zoals in eerdere rapportages reeds werd gemeld, wordt blijkbaar in veel projecten de lat niet erg hoog gelegd. Net als bij de eerste en tweede peiling wordt ook in de derde peiling laag gescoord op de stellingen ‘je moet hard werken om mee te kunnen komen’, ‘het kost je veel tijd’ en ‘je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren’.
Bureau ART, Talenten in beeld
54
Grafiek 6.5: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stellingen over project, eerste, tweede en derde peiling vergeleken (N=218) Je leert er veel
Je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders/ juryleden
Het kost je heel veel tijd
Je leert veel van de andere deelnemers
Je wordt minder onzeker bij optredens/ exposities Je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied Je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen
Je moet hard werken om mee te kunnen komen
De docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken
Er is genoeg ruimte voor eigen inbreng
Het niveau sluit goed aan op wat je al kunt
De contacten met de andere deelnemers zijn meestal goed
Je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren
De sociale contacten die je opdoet zijn erg belangrijk
Je neemt ook gewoon voor de gezelligheid deel 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % eerste peiling tweede peiling derde peiling
Bureau ART, Talenten in beeld
55
De deelnemers kregen in de tweede en derde peiling bovendien enkele extra stellingen voorgelegd over het talentontwikkelingsproject waaraan zij deelnamen. Deze stellingen waren ontleend aan de negen korte retrospectieve onderzoeken die Bureau ART in opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie in 2012 uitvoerde bij ex-deelnemers aan talentontwikkelingsprojecten17. Uit de scores blijkt dat in vergelijking met de tweede peiling op drie van de vijf stellingen iets positiever wordt gescoord. Vooral de aandacht die docenten / begeleiders besteden aan elke individuele deelnemer is gestegen (grafiek 6.6).
Grafiek 6.6: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stellingen over project (N=218) De docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer Je wordt je meer bewust van wat je in je verdere leven wilt doen Het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen Het helpt je straks om (inter)nationaal door te breken Je krijgt er meer zelfvertrouwen door 0%
10%
20%
30%
40%
50%
tweede peiling
60%
70%
80%
90%
100%
derde peiling
Wanneer we de scores op de stellingen uit grafiek 6.5 en 6.6 naar discipline uitsplitsen, dan zien we enkele opmerkelijke verschillen. Projecten in de discipline theater scoren gemiddeld het hoogst op de stellingen (zie grafiek 6.7). Zo wordt het hoogst gescoord op uitspraken als ‘je krijgt meer zelfvertrouwen’, ‘de docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer’ en ‘je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied’. Ook in de discipline klassieke muziek zijn de scores relatief hoog, met name op ‘je moet hard werken om mee te kunnen komen’, ‘je leert er veel’, ‘het niveau sluit goed aan bij wat je al kunt’ en ‘de docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken’. Multidisciplinair scoort doorgaans het laagst, maar dit komt vooral door de relatief lagere scores van het schoolproject van Compaen18. Bij urban/ new arts vallen de relatief lage scores op bij ‘het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen’ en ‘het kost je veel tijd’. 17
Bureau ART voerde onderzoeken bij oud-deelnemers uit bij Jeugdorkest Nederland, Prinses Christina Concours, DOX, NJO, Alba, de Noorderlingen, PeerGroup, de Grote Prijs van Nederland en de Popronde. 18 Het project van Compaen is het enige schoolproject in het onderzoek. Leerlingen kiezen wel zelf voor de kunstzinnige activiteiten, maar zijn uiteraard minder gemotiveerd en minder positief over het leereffect dan de jongeren die zelf besluiten in hun vrije tijd aan een orkest of theatergroep te gaan deelnemen.
Bureau ART, Talenten in beeld
56
Grafiek 6.7: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stellingen over project, disciplines vergeleken (N=218) Je leert er veel Je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders Het kost je heel veel tijd Je leert veel van de andere deelnemers Je wordt minder onzeker bij optredens/ exposities Je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied Je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen Je moet hard werken om mee te kunnen komen De docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken De docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer Er is genoeg ruimte voor eigen inbreng Het niveau sluit goed aan op wat je al kunt De contacten met de andere deelnemers zijn meestal goed Je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren De sociale contacten die je opdoet zijn erg belangrijk Je neemt ook gewoon voor de gezelligheid deel Je wordt je meer bewust van wat je in je verdere leven wilt doen Het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen Het helpt je straks om (inter)nationaal door te breken Je krijgt meer zelfvertrouwen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % klassiek theater urban multi
Bureau ART, Talenten in beeld
57
Net als bij de eerdere peilingen scoren in de derde peiling landelijke projecten vrijwel over de gehele linie iets beter dan regionale/ lokale projecten (grafiek 6.8). Deelnemers van landelijke projecten vinden in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projecten dat ze er meer leren, dat ze meer bewust worden van wat ze in hun verdere leven willen doen en dat het project helpt om straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen. Bij regionale projecten is er volgens de deelnemers iets meer ruimte voor eigen inbreng en besteden docenten/ begeleiders iets meer aandacht aan de deelnemers. Langlopende projecten scoren net als in de tweede peiling over vrijwel de gehele linie iets positiever dan kortdurende projecten (grafiek 6.9). Bij kortdurende projecten is er wel meer ruimte voor eigen inbreng. Opmerkelijk is ook dat deelnemers aan kortdurende projecten iets vaker denken dat deelname helpt om straks (inter)nationaal door te breken.
Bureau ART, Talenten in beeld
58
Grafiek 6.8: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stellingen over project, landelijke en regionale projecten vergeleken (N=218) Je leert er veel Je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders Het kost je heel veel tijd Je leert veel van de andere deelnemers Je wordt minder onzeker bij optredens/ exposities Je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied Je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen Je moet hard werken om mee te kunnen komen De docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken De docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer Er is genoeg ruimte voor eigen inbreng Het niveau sluit goed aan op wat je al kunt De contacten met de andere deelnemers zijn meestal goed Je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren De sociale contacten die je opdoet zijn erg belangrijk Je neemt ook gewoon voor de gezelligheid deel Je wordt je meer bewust van wat je in je verdere leven wilt doen Het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen Het helpt je straks om (inter)nationaal door te breken Je krijgt meer zelfvertrouwen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % landelijk regionaal
Bureau ART, Talenten in beeld
59
Grafiek 6.9: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stellingen over project, langlopende en kortdurende projecten vergeleken (N=218) Je leert er veel Je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders Het kost je heel veel tijd Je leert veel van de andere deelnemers Je wordt minder onzeker bij optredens/ exposities Je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied Je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen Je moet hard werken om mee te kunnen komen De docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken De docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer Er is genoeg ruimte voor eigen inbreng Het niveau sluit goed aan op wat je al kunt De contacten met de andere deelnemers zijn meestal goed Je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren De sociale contacten die je opdoet zijn erg belangrijk Je neemt ook gewoon voor de gezelligheid deel Je wordt je meer bewust van wat je in je verdere leven wilt doen Het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen Het helpt je straks om (inter)nationaal door te breken Je krijgt meer zelfvertrouwen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % langlopend kortdurend
Bureau ART, Talenten in beeld
60
6.4 De projecten vergeleken op vijf dimensies Om de scores op de diverse aspecten van de projecten beter te kunnen vergelijken door ze te groeperen rond een aantal dimensies, werd een factoranalyse uitgevoerd. Een orthogonale factoranalyse (op basis van Varimax, scores >0,48) levert de volgende dimensiereductie op: Dimensie 1 ontwikkeling: stellingen19 1, 2, 4, 5, 7, 9, 10 Dimensie 2 bewustwording: stellingen 6, 17, 18, 20 Dimensie 3 sociale contacten: stellingen 13, 14, 15, 16 Dimensie 4 eigen inbreng: stellingen 11, 12 Dimensie 5 intensiteit: stellingen 3, 8. Bij de tweede peiling bleek al, dat landelijke projecten op alle vijf dimensies (iets) hoger scoren dan regionale/ lokale projecten, met name op de dimensies intensiteit en ontwikkeling. Langlopende projecten scoren op alle vijf dimensies (aanzienlijk) hoger dan kortdurende projecten, met name op de dimensies ontwikkeling en sociale contacten. Projecten in de discipline new arts scoren het hoogst op de dimensie eigen inbreng, theaterprojecten het hoogst op de dimensies ontwikkeling, sociale contacten en bewustwording en projecten op het gebied van klassieke muziek op intensiteit. Blijven genieten is belangrijk Mijn ouders zijn allebei musici. Ik was 5 en ik zag een viool en wist gelijk dat dat mijn instrument was. Ik heb 6 of 7 jaar les gehad op de muziekschool. Ik kan me niet voorstellen dat ik toen meer dan een half uur per dag studeerde. Ik vond het gewoon heel erg leuk. Mijn leraar op de muziekschool heeft me geleerd om echt plezier te hebben in het spelen. Ik ben blij dat ik dat heb geleerd, genieten van het spelen. Daar heb ik nu nog steeds profijt van. Toen ik naar de middelbare school ging moest ik de keuze maken, ga ik er echt serieus mee door of niet. Ik heb toen privé les genomen en ik ben veel meer gaan werken aan mijn techniek. Toen heb ik auditie gedaan voor de Academie Muzikaal Talent en daar leerde ik voor het eerst dat er een heel ander niveau van muziekspelen was. Ineens was daar de keiharde techniek. Je komt van een plek waar je altijd een van de betere was en dan kom je ergens waar je misschien wel onderaan zit en toen heb ik heel hard gewerkt. Ik zit nu drie jaar bij het Jeugdorkest Nederland en ik heb het afgelopen jaar de vooropleiding gedaan voor het Conservatorium in Den Haag. Ik ga er dus ook echt voor. Bij het JON zitten ook kinderen die het als hobby doen, maar dan verbaas ik me altijd hoeveel tijd ze erin stoppen. Ik weet dat ik er mijn toekomst in zie, dus ik ben heel erg gemotiveerd. Ik ga aankomend jaar naar het Conservatorium in Den Haag. Lid Jeugdorkest Nederland
19
Zie voor de nummering van de stellingen bijlage 1, vraag 7. Stelling 19 is op grond van de factoranalyse buiten beschouwing gelaten.
Bureau ART, Talenten in beeld
61
Aangezien een aantal stellingen nog niet in de eerste peiling was opgenomen, kon geen vergelijking worden gemaakt met de eerste peiling. Wel kunnen de verschillen tussen de tweede en derde peiling worden vergeleken (grafiek 6.10). De scores op de dimensie sociale contacten blijken in de derde peiling nog te zijn toegenomen. Ook de scores op de dimensies ontwikkeling en eigen inbreng zijn ten opzichte van de tweede peiling iets hoger. Alleen op de intensiteit van het project (hard moeten werken, er veel tijd aan moeten besteden) zijn de scores in vergelijking met de tweede peiling aanzienlijk lager.
Grafiek 6.10: Scores op vijf dimensies, tweede en derde peiling vergeleken (N=218) Dimensie 1: Ontwikkeling
Dimensie 2: Bewustwording
Dimensie 3: Sociale contacten
Dimensie 4: Eigen inbreng
Dimensie 5: Intensiteit
0%
10%
20%
30%
40%
50%
tweede peiling
60%
70%
80%
90%
100%
derde peiling
Ontdekken wat je ligt Het zegt wel veel over Ucee dat ze mij zo snel lieten doorgroeien. De kracht van Ucee Station is vooral dat ze heel goed kijken naar de potentie en de persoonlijke ontwikkeling van iedere deelnemer. Ze bieden echt maatwerk. Met de juiste begeleiding, de juiste klussen en voldoende uitdaging hebben ze een belangrijke bijdrage geleverd aan mijn ontwikkeling. Na een korte introductieworkshop gaan alle nieuwe deelnemers van Ucee direct het diepe in: radio maken, onder begeleiding van een radiocoach en een technicus. In het redactieteam pitchen de deelnemers hun ideeën, maken we samen de afweging wat wel en wat niet uitgevoerd wordt en verdelen we de taken. Elke productie wordt eerst intern gepresenteerd en kritisch bekeken. We hebben een artistiek leider die de beslissende stem heeft over wat wordt uitgezonden of online gezet. Ucee Station is meer dan radio maken. Ik deed er ook ervaring op met het produceren van een talkshow en met festivalpresentatie. Zo ontdek je wat je ligt en wat niet. Ik heb ervaren dat ik niet binnen elk format tot mijn recht kom en hoe belangrijk het is om dingen te maken die bij je passen. Zulke lessen zijn ook belangrijk om te leren. Deelnemer Ucee
Bureau ART, Talenten in beeld
62
6.5
De invloed van het groepsproces
In de derde peiling was een extra stelling opgenomen: Het groepsproces helpt je om je verder te ontwikkelen. Van alle deelnemers aan de derde peiling is 69% het (helemaal) eens met deze stelling. Kijken we naar verschillen tussen disciplines bij deze stelling dan blijkt vooral in de discipline theater het groepsproces heel belangrijk voor de verdere ontwikkeling van talenten, gevolgd door klassieke muziek (grafiek 6.11).
Grafiek 6.11: Percentage respondenten dat het (helemaal) eens is met stelling over groepsproces, disciplines vergeleken (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Het groepsproces helpt je om je verder te ontwikkelen Klassiek
Theater
Urban/ New Arts
Multi
Er zijn op dit aspect nauwelijks verschillen tussen landelijke projecten (68% van de deelnemers is het – helemaal – eens met de stelling) en regionale/ lokale projecten (72%). Wel is er een verschil tussen langlopende projecten en kortdurende. Bij langlopende projecten blijkt het groepsproces veel belangrijker voor de ontwikkeling dan kortdurende (grafiek 6.12), maar dat komt doordat langlopende projecten vooral orkesten en theatergroepen zijn, waar het groepsproces belangrijker is dan in andere disciplines.
Grafiek 6.12: Scores op stelling over groepsproces, langlopende en kortdurende projecten vergeleken (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Het groepsproces helpt je om je verder te ontwikkelen Langlopend
Kortdurend
Bureau ART, Talenten in beeld
63
6.6
Bijdrage aan talentontwikkeling
In de derde peiling werd de deelnemers gevraagd of het project waaraan zij deelnamen inderdaad het afgelopen jaar had bijgedragen aan hun talentontwikkeling. Meer dan de helft (52%) van de deelnemers denkt dat het project in sterke mate heeft bijgedragen aan hun talentontwikkeling; nog eens 39% denkt dat het in beperkte mate heeft bijgedragen (grafiek 6.13).
Grafiek 6.13: Heeft het project het afgelopen jaar bijgedragen aan jouw talentontwikkeling?, derde peiling (N=218)
9%
in sterke mate in beperkte mate
52%
niet of nauwelijks
39%
In de disciplines theater en klassieke muziek denken de deelnemers het vaakst dat het project in sterke mate heeft bijgedragen aan hun talentontwikkeling (grafiek 6.14).
Grafiek 6.14: Heeft het project het afgelopen jaar bijgedragen aan jouw talentontwikkeling?, derde peiling, kunstdisciplines vergeleken, (N=218) 100% 90% 80% 70%
70% 62% Klassiek
60% 50%
48%
Theater Urban/ new arts
40% 30%
49%
27%
Multi
30% 30% 27%
22%24%
20% 8%
10%
3%
0% in sterke mate
in beperkte mate
niet of nauwelijks
Bureau ART, Talenten in beeld
64
Deelnemers aan langlopende projecten denken vaker dat het project heeft bijgedragen aan hun ontwikkeling dan deelnemers aan kortdurende projecten (grafiek 6.15).
Grafiek 6.15: Heeft het project het afgelopen jaar bijgedragen aan jouw talentontwikkeling?, langdurende vs. kortdurende projecten, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60%
60% langlopend
50%
42% 36%
40%
kortlopend
31%
30%
22%
20%
9%
10% 0% in sterke mate
in beperkte mate
niet of nauwelijks
Deelnemers aan landelijke projecten denken iets vaker dat het project heeft bijgedragen aan hun ontwikkeling dan deelnemers aan regionale of lokale projecten (grafiek 6.12).
Grafiek 6.16: Heeft het project het afgelopen jaar bijgedragen aan jouw talentontwikkeling?, landelijke vs. regionale/ lokale projecten, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50%
51%
landelijk
47% 41%
40%
regionaal/ lokaal 32%
30%
21%
20% 8%
10% 0% in sterke mate
in beperkte mate
niet of nauwelijks
Bureau ART, Talenten in beeld
65
Eindelijk een doel Op mijn 13de heb ik gewonnen. Daardoor mocht ik ook op dansles meer vooraan staan. Mensen gaven me heel veel complimenten. Ineens ben ik me enorm gaan ontwikkelen. Iedereen ziet mijn groei. Dat komt doordat ik veel meer ben gaan trainen en ook doordat ik veel technische ondersteuning van mijn dansschool heb gekregen. Door Kunstbende heb ik mijn eigen stijl ontwikkeld. Ik doe een mix van popping en hiphop, ik werk op teksten en gevoelens. Modern en lyrical komt er ook bij. Ik wil heel graag verder in dansen. Ik zou het supergaaf vinden om in Amerika te mogen dansen. En als ik 18 ben, dan wil ik ook graag met SoYouThinkYouCanDance meedoen. Kunstbende heeft me echt een doel gegeven. Op school ging het niet zo goed. Maar dansen gaat goed en doordat ik heb gewonnen met Kunstbende heb ik veel meer zelfvertrouwen gekregen. Dat zie ik ook bij andere deelnemers. Het is gezellig en superleuk, maar je ontwikkelt jezelf heel erg en je krijgt een sterkere persoonlijkheid. Het is echt belangrijk dat Kunstbende bestaat. Ik raad het iedereen aan om mee te doen, het is zo belangrijk dat je jezelf de kans geeft te ontwikkelen. Ik ben erg enthousiast over Kunstbende en stimuleer iedereen om mee te doen. Deelneemster Keienbende/ Kunstbende
Bureau ART, Talenten in beeld
66
7.
De tijdsbesteding aan talentontwikkeling
Hoofdstuk 7 handelt over de tijdsbesteding aan talentontwikkeling. Eerst kijken we hoeveel uur de jonge talenten besteden aan hun kunstzinnige en creatieve activiteiten (par. 7.1). Daarna gaan we in op de vraag of dit aantal uren is gestegen in de afgelopen anderhalf jaar en of dit een gevolg is van deelname aan het project (7.2).
7.1
Tijdsbesteding aan kunstzinnige of creatieve activiteiten
Bij de eerste peiling vroegen we de jonge talenten hoeveel uur zij gemiddeld per week besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten. Gemiddeld bleken de deelnemers 10,5 uur per week te besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten (variërend van 1 uur per week tot 45 uur per week). Het meest genoemde antwoord was 7 uur per week. Dat is tamelijk bescheiden als we kijken naar studies van o.a. Ericsson e.a. en Daniël Levin, die beweren dat talenten minimaal 10.000 uur tot hun twintigste moeten oefenen om eventueel aan de top te komen20. In de derde peiling werd de vraag herhaald, maar nu met gesloten antwoordcategorieën. Ruim de helft van de deelnemers blijkt maximaal 10 uur per week te besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten, maar er is ook een groep (12% van de deelnemers) die zegt hieraan meer dan 30 uur per week te besteden (grafiek 7.1).
Grafiek 7.1: Tijdsbesteding aan talentontwikkeling, derde peiling (N=218) 0-5 uur
6-10 uur
11-15 uur
16-20 uur
21-25 uur
26-30 uur
> 30 uur 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
20
Ericsson e.a. The road to excellence, 1993 D.J. Levithin, This is your brain on music: the science of a human obsession, 2006
Bureau ART, Talenten in beeld
67
In de discipline klassieke muziek wordt gemiddeld iets meer tijd besteed aan de eigen talentontwikkeling, , in de discipline urban/ new arts ligt de tijdsbesteding het laagst (grafiek 7.2).
Grafiek 7.2: Tijdsbesteding aan talentontwikkeling, derde peiling, kunstdisciplines vergeleken (N=218) 0-5 uur
6-10 uur
11-15 uur
16-20 uur
21-25 uur
26-30 uur
> 30 uur 0%
10%
20%
30% klassiek
40% theater
50%
60%
urban/ new arts
70%
80%
90%
100%
multi
Bureau ART, Talenten in beeld
68
Er is geen duidelijk verschil tussen langlopende en kortdurende projecten (grafiek 7.3).
Grafiek 7.3: Tijdsbesteding aan talentontwikkeling, derde peiling, langlopende en kortdurende projecten vergeleken (N=218) 0-5 uur 6-10 uur 11-15 uur 16-20 uur 21-25 uur 26-30 uur > 30 uur 0%
10%
20%
30%
40%
50%
langlopend
60%
70%
80%
90%
100%
kortdurend
Bureau ART, Talenten in beeld
69
Deelnemers aan landelijke projecten besteden in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projecten veel meer tijd aan hun talentontwikkeling (grafiek 7.4).
Grafiek 7.4: Tijdsbesteding aan talentontwikkeling, derde peiling, landelijke en regionale/ lokale projecten vergeleken (N=218) 0-5 uur
6-10 uur
11-15 uur
16-20 uur
21-25 uur
26-30 uur
> 30 uur 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
landelijk
regionaal/ lokaal
70%
80%
90%
100%
Bij je echte zelf blijven Wat belangrijk is bij hiphop is dat je leert om jezelf te blijven. Ze zeggen ook altijd dat je moet proberen je eigen stijl te houden. Je unieke zelf. Je krijgt de vrijheid om jezelf te ontwikkelen. Voor de derde keer ben ik dit jaar gezakt voor mijn havo. Nu ga ik maar de Koksopleiding doen. Ik wil heel graag naar de Herman Brood Academie. Een vriend van mij zit daar en die heeft het erg naar zijn zin. Je hebt daar ook geen opleiding voor nodig. Door Stichting AIGHT ben ik daar mee in contact gekomen. Ik wil best van mijn hobby mijn werk maken, maar ik zie niet goed hoe dat kan zonder dat je jezelf aanpast. Ik zie weinig mensen in dit vak die muziek maken op de manier hoe zij het zelf echt willen. Zoals ik het zie heb je twee keuzes: de commerciële kant op gaan of bij je echte zelf blijven. Ik zou niet de commerciële kant op willen, behalve als ik mijn eigen ding mag blijven doen. Dan zou ik dat wel vet vinden. Maar nu ga ik dus de koksopleiding doen, dat geeft me een back-up mocht de Herman Brood Academie niet lukken. Deelnemer AIGHT
Bureau ART, Talenten in beeld
70
7.2 Veranderingen in tijdsbesteding aan talentontwikkeling In de tweede peiling werd gevraagd of de deelnemers in vergelijking met de eerste peiling meer of minder tijd besteedden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten; 42% dacht daar nu meer tijd te besteden. In de derde peiling blijkt dit percentage over het laatste half jaar nog iets verder gestegen naar 49% (grafiek 7.5).
Grafiek 7.5: Besteed je het laatste half jaar meer of minder tijd aan je kunstzinnige of creatieve activiteiten?, tweede en derde peiling vergeleken (N=218) 60% 50%
49% 42%
41%
40%
34% tweede peiling
30%
derde peiling
17% 17%
20% 10% 0% meer
ongeveer hetzelfde
minder
Kijken we naar verschillen in discipline, dan zien we dat bij de disciplines klassieke muziek en multidisciplinair verhoudingsgewijs de stijging het hoogst is, bij theater het laagst (grafiek 7.6).
Grafiek 7.6: Besteed je het laatste half jaar meer of minder tijd aan je kunstzinnige of creatieve activiteiten?, kunstdisciplines vergeleken, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50%
55%
46%
Theater
48%
Urban/ new arts
39%
40% 30%
Klassiek
54%
27%
32%
28%
20%
Multi 24% 13%
18% 15%
10% 0% meer
ongeveer hetzelfde
minder
Bureau ART, Talenten in beeld
71
Tussen langdurende en kortdurende projecten is op dit punt, net als bij de tweede peiling, niet veel verschil; deelnemers aan kortdurende projecten geven iets vaker aan dat zij meer tijd zijn gaan besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten (grafiek 7.7).
Grafiek 7.7: Besteed je het laatste half jaar meer of minder tijd aan je kunstzinnige of creatieve activiteiten?, langdurende vs. kortdurende projecten, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50%
54%
langlopend
46% 35%
40%
kortlopend 32%
30%
19%
20%
14%
10% 0% meer
ongeveer hetzelfde
minder
Deelnemers aan landelijke projecten zijn in vergelijking met deelnemers aan regionale/ lokale projecten, net als bij de tweede peiling, het afgelopen half jaar vaker meer tijd gaan besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten (grafiek 7.8).
Grafiek 7.8: Besteed je het laatste half jaar meer of minder tijd aan je kunstzinnige of creatieve activiteiten?, landelijke vs. regionale/ lokale projecten, derde peiling (N=218) 100% 90% 80% 70% 60% 50%
58% landelijk 41%
40%
regionaal/ lokaal
38% 29%
30%
21%
20%
13%
10% 0% meer
ongeveer hetzelfde
minder
Bureau ART, Talenten in beeld
72
Van degenen die het afgelopen half jaar meer tijd besteden aan hun kunstzinnige of creatieve activiteiten denkt 55% (in de tweede peiling was dat 60%) dat dit (ook) komt door hun deelname aan het project (grafiek 7.9).
Grafiek 7.9: Komt dat (ook) door jouw deelname aan het project?, tweede en derde peiling vergeleken (N=104) 8%
ja, ik denk van wel 37%
55%
nee, ik denk van niet ik weet het niet
Net als bij de tweede peiling denken deelnemers aan regionale en lokale projecten vaker dan deelnemers van landelijke projecten dat dit (ook) door hun deelname aan het project komt (grafiek 7.10).
Grafiek 7.10: Komt dat (ook) door jouw deelname aan het project?, landelijke vs. regionale/ lokale projecten (N=104) 70%
64%
60% 50%
48%
43%
40% 30%
landelijk
29%
regionaal/ lokaal
20% 10%
9% 7%
0% ja, ik denk van nee, ik denk van ik weet het niet wel niet
Bureau ART, Talenten in beeld
73
Bij langlopende projecten denken deelnemers relatief vaker dan bij kortdurende projecten dat dit (ook) door hun deelname aan het project komt (grafiek 7.11).
Grafiek 7.11: Komt dat (ook) door jouw deelname aan het project?, langlopende vs. kortdurende projecten (N=104) 80% 70%
69%
60% 50% 40%
53% 39%
30%
langlopend kortdurend
24%
20%
7% 8%
10% 0% ja, ik denk van wel
nee, ik denk van niet
ik weet het niet
Een wereld die open ging Ik zit nu bijna vier jaar bij het JON. Ik speel klarinet. Dat speel ik al 10 jaar. Eerst piano en blokfluit en daarna mocht ik een echt instrument kiezen. Mijn ouders zijn allebei pianodocent, dus ik heb muziek met de paplepel ingegoten gekregen. Eerst zat ik op de muziekschool voor klarinetles en daarna werd ik doorverwezen naar een privédocent. Ik had op het Prinses Christina Concours gespeeld en de AVRO belde mij vervolgens of ik mee wilde spelen met het Kinder Prinsengracht Concert. Dat is een concert van het JON in samenwerking met de AVRO. Mijn leraar vond dat goed en ik mocht solo spelen met het JON. Vervolgens vroeg de dirigent mij bij het JON te komen. Een jaar later ben ik bij het JON gegaan. Omdat ik gevraagd was heb ik geen auditie hoeven doen, ze wisten blijkbaar hoe ik speelde. Maar normaal gesproken moet je auditie doen. Voor veel mensen om me heen is 11, 12, 13 jaar een beruchte leeftijd bij het muziekspelen. Dat is de leeftijd dat het minder leuk wordt of zo, ik heb ook overwogen te stoppen. Ik had geluk ,want ik veranderde toen net van leraar en daardoor vond ik het weer superleuk. Toen ik mee had gedaan aan het Prinses Christina Concours ging er een wereld voor me open. Je speelt dan voor zo’n groot publiek en ontmoet allemaal kinderen die hetzelfde omgaan met het spelen van een muziekinstrument als jij. Met de jaren ben ik steeds meer gaan spelen per dag. De middelbare school vond ik daarin altijd een hele blokkade. Ik moest al 1,5 uur fietsen op een dag naar school en dan was ik soms pas om 18.00 uur thuis. Dan had je ook nog huiswerk en bleef er nauwelijks tijd over om te spelen. Dat vond ik heel moeilijk. Deelneemster Prinses Christina Concours en Jeugdorkest Nederland
Bureau ART, Talenten in beeld
74
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST DERDE PEILING ONDERZOEK TALENTONTWIKKELING
Als (ex-)deelnemer aan de Kunstbende21 doe je mee aan een onderzoek naar talentontwikkeling. Je hebt daarvoor vorig jaar twee vragenlijsten van ons gekregen. Je ontvangt nu de link naar de derde en laatste vragenlijst van dit onderzoek. Het is van groot belang dat je alle vragen beantwoordt, ook als je niet meer meedoet aan de activiteiten. We willen namelijk juist kijken wat deelnemers nog met hun talenten doen, ook na afloop van de deelname aan een talentontwikkelingsproject. De vragenlijst bevat een aantal vragen die ook in de twee andere vragenlijsten stonden; er kunnen namelijk in het afgelopen anderhalf jaar veranderingen zijn opgetreden. Net als de vorige keren verloten we onder de invullers van de vragenlijst een iPad. Dus: klik op de link naar de vragenlijst en beantwoord alsjeblieft de vragen, het kost maar een paar minuten van je tijd. Voor je het weet, ben jij straks misschien de bezitter van een iPad! Alvast hartelijk bedankt voor het invullen! We willen eerst weten of je nog onderwijs volgt en welke vorm van onderwijs dat dan is. 1. Zit je op school of volg je een studie? 0 ja
0 nee (door naar vraag 5)
2. Wat voor onderwijs volg je? 0 0 0 0 0
speciaal voortgezet onderwijs vmbo havo vwo ander onderwijs, namelijk ….
0 0 0 0
praktijkonderwijs middelbaar beroepsonderwijs (mbo, ROC) hoger beroepsonderwijs universiteit
Bij havo en vwo: Heb je al een profiel gekozen? 0 ja
0 nee
Bij ja: Welk profiel? 0 0 0 0
Natuur en techniek Natuur en gezondheid Economie en maatschappij Cultuur en maatschappij
Bij vmbo: heb je al een leerweg gekozen? 0 ja
0 nee
21
Hier werd telkens een van de 19 projecten genoemd, zodat jongeren wisten over welk project ze de vragenlijst moeten invullen.
Bureau ART, Talenten in beeld
75
Bij ja: Welke leerweg? 0 0 0 0
Basisberoepsgerichte leerweg (BB) Kaderberoepsgerichte leerweg (KB) Gemengde leerweg (GL) Theoretische leerweg (TL)
Bij mbo: Wat voor opleiding doe je? 0 een kunstzinnige of creatieve opleiding, namelijk ……………….………. 0 een andere opleiding, namelijk ……………………………..
Bij hbo: Wat voor opleiding doe je? 0 een kunstzinnige of creatieve opleiding, namelijk ……………….………. 0 een andere opleiding, namelijk ……………………………..
Bij universiteit: Wat voor opleiding doe je? 0 een opleiding op het gebied van kunst en cultuur, namelijk ……………….………. 0 een andere opleiding, namelijk ……………………………..
3. Weet je al of je na je huidige school een volgende opleiding gaat doen? 0 ja
0 nee, dat weet ik (nog) niet
0 ik ga hierna niet meer naar school
Bij ja: Is dat een opleiding op kunstzinnig of creatief gebied? 0 ja 0 nee, ik ga een andere opleiding volgen
Is dat een mbo-opleiding, een hbo-opleiding of een universitaire studie? 0 0 0 0 0
middelbaar beroepsonderwijs hoger beroepsonderwijs universiteit anders, namelijk weet ik (nog) niet
4. Heb je al een idee wat je later wilt worden? 0 ja, zeker 0 ongeveer 0 nee, geen idee
Bij ja of ongeveer: Is dat iets op kunstzinnig of creatief gebied of iets anders? 0 iets op kunstzinnig of creatief gebied 0 iets anders, namelijk ……………………………………………………………….
Bureau ART, Talenten in beeld
76
Bij iets anders: Wil je je in je vrije tijd wel op kunstzinnig of creatief gebied blijven ontwikkelen?
0 Ja 0 Dat weet ik nog niet 0 Nee (naar vraag 6)
5. Wat is de beste omschrijving van je huidige situatie? 0 0 0 0 0 0
Werk in loondienst/ dienstverband Zelfstandige/ freelancer/ zzp’er Een combinatie van loondienst en freelance werk Een combinatie van werk-werkzoekend Werkzoekend Anders, nl……
Bij eerste vier antwoordcategorieën: Heb je werk in de kunstzinnige of creatieve sector? 0 Ja 0 Deels 0 Nee
Bij ja en deels: Wat voor werk is dat? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0
Scheppend/ uitvoerend kunstenaar/ vormgever/ ontwerper Docent aan regulier onderwijs, muziekschool/ creativiteitscentrum, privéonderwijs Beleidsmatig/ management/ organisatorisch medewerker Anders, nl.
Bij werkzoekend en combinatie werk-werkzoekend: Zoek je werk in de kunstzinnige of creatieve sector? 0 Ja 0 Maakt me niet uit 0 Nee
Bij ja: Wat voor werk zoek je? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) 0 0 0 0
Scheppend/ uitvoerend kunstenaar/ vormgever/ ontwerper Docent aan regulier onderwijs, muziekschool/ creativiteitscentrum, privéonderwijs Beleidsmatig/ management/ organisatorisch medewerker Anders, nl. …..
Bureau ART, Talenten in beeld
77
6. Hoe vaak ben jij het afgelopen jaar in je vrije tijd (dus niet met school) naar de volgende culturele voorstellingen en instellingen geweest? geen enkele keer
1x per jaar
2-3x per jaar
4-11x per jaar
1 keer per maand of vaker
Toneel/ theater/ cabaret Dans Klassieke muziek/ opera Pop, blues, rock, jazz, wereldmuziek e.d. Urban, hiphop, rap Musical Dancefeest, houseparty, technofeest e.d. Bioscoop/ filmhuis Kunstgalerie/ kunstbeurs Museum/ tentoonstelling
We zijn natuurlijk geïnteresseerd in hoe jij je kunstzinnige en creatieve talenten de afgelopen twee jaar hebt ontwikkeld. 7. Wat heb je de afgelopen twaalf maanden zelf aan kunstzinnige of creatieve aqctiviteiten gedaan? Het gaat hier dus niet om het bijwonen van concerten, naar de film of naar een tentoonstelling, maar om dingen waar je actief mee bezig bent: je mag meerdere antwoorden aanklikken. 0 0 0 0 0 0 0
muziek maken (muziekinstrument bespelen, zingen, rappen) toneelspelen (theater en performance) dansen (ballet, moderne dans, streetdance, breakdance e.d.) beeldende kunst maken (schilderen, tekenen, beeldhouwen, sieraden maken e.d.) (multi)mediaproducties maken (film, animatie, radio, tv, podcast, websites, apps) schrijven (gedichten, romans, verhalen, rapteksten schrijven e.d.) anders, namelijk ……………………………………………..
(Alleen bij meerdere antwoorden): Welke van de activiteiten die je net hebt aangeklikt is voor jou het belangrijkst?
(één antwoord aanklikken) De volgende vragen gaan over deze activiteit. 8. Hoeveel uur per week besteed je gemiddeld aan deze activiteit? 0 0 – 5 uur per week 0 6 – 10 uur per week 0 > 30 uur per week
0 11 – 15 uur per week 0 16 – 20 uur per week
0 21 – 25 uur per week 0 26 – 30 uur per week
Bureau ART, Talenten in beeld
78
9. Besteed je het laatste half jaar meer of minder uren per week aan deze activiteit? 0 Meer 0 Ongeveer hetzelfde 0 Minder
10. Komt dat volgens jou (ook) door jouw deelname aan de Kunstbende? 0 Ja, ik denk van wel 0 Nee, ik denk van niet 0 Ik weet het niet
11. In welke mate heeft de Kunstbende het afgelopen jaar bijgedragen aan jouw talentontwikkeling? 0 In sterke mate
0 In beperkte mate
0 Niet of nauwelijks
12. Kun je in enkele woorden of zinnen aangeven wat voor jou de waarde is (of was) van jouw deelname aan de Kunstbende?
Bureau ART, Talenten in beeld
79
13. Kun je weer aangeven wat je ervaringen waren (of tot nu toe zijn) met de Kunstbende? volstrekt niet mee eens
niet mee eens
deels eens, deels niet mee eens
mee eens
helemaal mee eens
weet (nog) niet/ niet van toepassing
Je leert er veel Je krijgt goede adviezen van docenten/ begeleiders/ juryleden over hoe je je verder kunt ontwikkelen Het kost je heel veel tijd Je leert veel van de andere deelnemers Je wordt minder onzeker bij optredens Je wordt je meer bewust van wat je wilt gaan doen op kunstzinnig of creatief gebied Je krijgt veel ruimte om je verder te ontwikkelen Je moet hard werken om mee te kunnen komen De docenten/ begeleiders weten je enthousiast te maken De docenten/ begeleiders besteden veel aandacht aan elke deelnemer Er is genoeg ruimte voor eigen inbreng Het niveau sluit goed aan op wat je al kunt. De contacten met de andere cursisten zijn meestal goed Het groepsproces helpt je om je verder te ontwikkelen Je leert hier dingen die je nergens anders zou kunnen leren De sociale contacten die je opdoet zijn erg belangrijk Je neemt ook gewoon voor de gezelligheid deel. Je wordt je meer bewust van wat je in je verdere leven wilt doen Het helpt je straks de juiste opleiding of het juiste beroep te kiezen Het helpt je straks om (inter)nationaal door te breken. Je krijgt er meer zelfvertrouwen door.
Bureau ART, Talenten in beeld
80
14. Heb je het afgelopen jaar wel eens opgetreden voor een publiek, je werk ergens tentoongesteld of het laten zien, horen of lezen via internet? 0 ja
0 nee
Bij ja: Hoe vaak heb je dat gedaan? 0 1x
0 2x
0 3x
0 4x
0 5x
0 meer dan 5 maal
15. Ben je van plan jouw talenten de komende jaren nog verder te ontwikkelen? 0 Ja, ik ga door met het ontwikkelen van mijn kunstzinnige en creatieve talenten 0 Nee, ik stop met het ontwikkelen van mijn kunstzinnige en creatieve talenten Bij ja: Op welke wijze wil jij je op kunstzinnig en creatief gebied nog verder
ontwikkelen?
Bij ja: Wat zou jou het meest helpen je talenten (nog) verder te ontwikkelen? Je mag maximaal 2 antwoorden aanklikken) 0 0 0 0 0
Workshops, masterclasses e.d. Podiumervaring Oefenruimtes Nog iets anders, nl. …. Niets
Bij nee: Ga je je op andere terreinen proberen te ontwikkelen (bijv. sport of
techniek)?
0 Ja, namelijk ….. 0 Nee 0 Dat weet ik nog niet
Tot slot nog enkele persoonlijke vragen: 16. Je bent 0 een meisje
0 een jongen
17. Je bent geboren in: 0 1990 0 1991 0 1992 0 1993 0 1994 0 1995 0 1996 0 1997 0 1998 0 1999 0 2000 0 2001 0 een ander jaar, nl. …..
Dit waren de vragen. Bedankt voor het invullen!
Bureau ART, Talenten in beeld
81
BIJLAGE 2: CHECKLIST VRAGEN INTERVIEWS TALENTONTWIKKELING In de interviews zullen de volgende vragen aan de orde worden gesteld:
Ontwikkeling talenten algemeen -
Wanneer ontdekte je dat je talent had (voor dans, muziek enz.)? Hoe kwam je daar achter?
-
Wie speelden een rol bij het ontdekken en ontwikkelen van je talenten (ouders, docent, familie, vrienden, de school?) Hoe werd je door deze mensen geholpen bij de ontwikkeling van je talenten? Hoe verliep dat proces?
-
Waar liep je tegen aan? Waren er obstakels/ belemmeringen om je talenten te ontwikkelen? Hoe heb je deze belemmeringen overwonnen?
-
Hoe heb je je de afgelopen twee jaar ontwikkeld voor wat betreft jouw culturele talenten? Waar merk je dat aan?
-
Heb je ambities om professional te worden of wil je amateur blijven? Waarom? Wat speelt bij de keuze een rol? Hoe zie je dat voor je qua route en professioneel perspectief? (uitvoerend, docerend?)
Het talentontwikkelingsproject -
Hoe kijk je terug op jouw deelname aan het talentontwikkelingsproject? Heeft het een bijdrage kunnen leveren aan je ambities?
-
Hoe beoordeel je de rol van de organisatie (bijvoorbeeld begeleiding, informatie, groepsproces, feedback professionals/ juryleden e.d.)
-
Wat kan er achteraf gezien beter? Wat heb je gemist in het project?
-
Hoe heb je je de laatste anderhalf jaar artistieke ontwikkeld? Zou je je zonder deelname aan het project op dezelfde manier hebben ontwikkeld?
-
Heb je beter inzicht gekregen in je eigen talenten en de wijze waarop je deze verder kunt ontwikkelen? Op welke wijze? Waardoor kwam dat?
-
Heb je nog andere activiteiten ontplooid om je talenten te ontwikkelen? Waren dat dezelfde artistieke talenten of andere talenten?
-
Heeft de deelname je bewuster gemaakt van keuzes welke opleiding en/ of welk beroep te kiezen? Op welke wijze?
-
Welke volgende stap wil je zetten in je talentontwikkeling? Komt dat voort uit je ervaringen met talentontwikkeling de afgelopen jaren? Op welke manier?
Bureau ART, Talenten in beeld
82