Eindverslag onderzoeksproject SoE 2010-22
Een brug naar cultuur: onderzoek naar een vakoverschrijdende en geïntegreerde verankering van cultuur- en kunsteducatie in de lerarenopleiding BaSO.
Eindverslag onderzoeksproject SoE 2012-22
1
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
1. Inhoudelijk verslag 1.1 Doelstellingen Het onderzoek gaat op zoek naar een theoretisch kader waarin het begrip kunst- en cultuureducatie en de meerwaarde voor de BaSO vanuit een vakoverschrijdende en geïntegreerde aanpak wordt beschreven. Het doel is een kader te vinden dat een verbinding mogelijk maakt tussen cultuur en onderwijs (BaSO). Cultuur- en kunsteducatie in de lerarenopleiding BaSO blijkt namelijk te vaak beperkt tot specifieke (soms geïsoleerde) vakken en/of initiatieven. Vanuit deze optiek is het moeilijk om op een vakoverschrijdende en geïntegreerde wijze aan kunst- en cultuureducatie te werken. De specifieke context van de opleiding BaSO veronderstelt een benadering van cultuureducatie of visie op cultuureducatie die alle docenten van de betrokken lerarenopleiding toelaat om te werken aan cultuureducatie. Op die manier kunnen zij met studenten BaSO werken aan de beroepscompetentie de leraar als cultuurparticipant. Om een verbinding tussen cultuur en onderwijs (BaSO) te realiseren is een theoretisch kader echter niet voldoende. Daarom ontwikkelt het onderzoek tools om dit theoretisch kader didactisch te implementeren in de opleiding. Dat gebeurt in de vorm van een inhoudelijke vertaling (leerlijn), een organisatorische vertaling (stappenplan), een methodologische vertaling (ideaaltypische leeromgeving) en de ontwikkeling van een toetswijzer. Het onderzoek wil vanuit een praktijkrelevante insteek vertrekken. Het verkent, ontwikkelt en toetst om die reden concrete voorstellen en instrumenten om de inhoudelijke, organisatorische en methodologische vertaling van de visie te operationaliseren. Dat gebeurt in de vorm van een behoefteanalyse bij de partners in het werkveld (= 6 lerarenopleidingen en 4 scholengemeenschappen secundair onderwijs) en het verkennen en beschrijven van interessante initiatieven zowel binnen als buiten het onderwijs. De onderzoeksgroep vindt het belangrijk dat het ontwikkelde materiaal vanuit die praktijkrelevante insteek ook kan worden getoetst in de onderwijspraktijk. Dat gebeurt door de ontwikkelde resultaten voor te leggen aan verschillende resonantiegroepen en focusgroepen. Het onderzoek reikt een uitgebreide inventaris aan van referenties (publicaties, organisatie, projecten, …) die kan worden geraadpleegd door verantwoordelijken cultuur- en kunsteducatie uit het secundair onderwijs en de lerarenopleidingen. Tot slot wil het een platform ontwikkelen waarlangs het ontwikkelde materiaal wordt gedissemineerd.
1.2 Werkwijze Het onderzoek verloopt in 4 grote fasen. In een eerste onderzoeksperiode wordt de visie ontwikkeld (fase 1) en een behoefteanalyse in het werkveld gemaakt (fase 2). Vanuit de bevindingen in deze eerste onderzoeksperiode worden de didactische tools ontwikkeld (fase 3) en voorgelegd aan de resonantiegroepen (fase 4). De inventaris van referenties en literatuuronderzoek verloopt doorheen het hele onderzoek.
2
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
Het ontwikkelen van de visie en uitschrijven van de visietekst gebeurt tijdens de tweewekelijkse vergadering. Het hele onderzoeksteam bereidt de vergaderingen voor en iedereen heeft z’n inbreng tijdens het overleg. Via literatuurstudie wordt gezocht naar centrale thema’s en belangrijke invalshoeken. Snel blijkt dat het onderzoek “Cultuur in de spiegel” (Barend Van Heusden) een belangrijke referentie wordt. Het onderzoeksteam besluit om de bevindingen van dit onderzoek een kernplaats te geven in het eigen onderzoek. Daarmee kiest het team voor een bepaling van het begrip cultuur en cultuureducatie vanuit een cognitieve benadering. Ook de publicatie Waarover men niet spreken kan (Stefan Hertmans) krijgt een kernplaats in de ontwikkeling van de visie. Het team ontleent aan deze publicatie het begrip metaforisch denken. Het team ontwikkelt een visietekst dat als basis dient voor de verdere werkzaamheden. Het ontwikkelen van de visie en uitschrijven van de visietekst neemt meer tijd in beslag dat aanvankelijk in de projectaanvraag begroot. Dit komt omdat externen doorheen het proces heel wat kritische bedenkingen formuleren die er uiteindelijk wel voor zorgen dat de visie een sterkere focus krijgt. Centraal hierin is de feedback die door Barend Van Heusden en z’n onderzoeksteam op de visietekst wordt gegeven. Hem wordt gevraagd om de visietekst te analyseren en te becommentariëren. Tijdens een studiebezoek in Groningen spreekt het onderzoeksteam met Barend van Heusden en zijn belangrijkste medewerksters, en krijgt van hen interessante en bruikbare feedback die in de definitieve versie van de visietekst wordt opgenomen. De behoefteanalyse van het werkveld gebeurt in verschillende stappen. In een eerste fase bepaalt het onderzoeksteam welke scholen en opleidingen aan de behoefteanalyse deelnemen. Om praktische redenen wordt er gekozen om te werken met scholen en opleidingen in de regio Leuven en de regio Hasselt. Het feit dat het onderzoeksteam vanuit hun eigen onderwijspraktijk kan terugvallen op persoonlijke contacten in de betrokken scholen, maakt dat er wordt gekozen voor deze optie om de behoefteanalyse te organiseren. In een tweede fase stelt het onderzoeksteam de enquête samen en bepaalt ze de werkwijze en de organisatie van de enquêtering. Gedurende een periode van verschillende weken (november 2011 t.e.m. januari 2012) worden leerlingen en leerkrachten SO vervolgens gevraagd om de enquête via een online-tool in te vullen. Dat gebeurt op initiatief van de scholen die deelnemen aan de enquêtering. De enquête wordt ingevuld door 1.664 leerlingen en 347 leerkrachten en resulteert in een pakket data die uiteindelijk veel uitgebreider is dan initieel bedoeld. Dat maakt dat het onderzoeksteam op zoek gaat naar een meer grondige analyse van de data. Daarin is het team echter niet zo succesvol temeer omdat blijkt dat een doorgedreven data-analyse te kostelijk is en het onderzoeksteam ervoor kiest de financiële middelen (die uiteindelijk ook niet als dusdanig waren begroot) anders in te zetten. Het team kiest ervoor om de analyse dan maar zelf uit te voeren (aan de hand van internettool survey-monkey), hetgeen resulteert in een worddocument waarin de resultaten van de enquête kwantitatief worden weergegeven. Er wordt ook een syntheseverslag aangemaakt waarin de resultaten vanuit een kwalitatieve optiek worden beschreven. Naast de enquête vinden er ook diepte-interviews plaats met de algemene directeur van enkele scholengemeenschappen en met directies van verschillende scholen SO. Van elk diepte-interview wordt er een audio-opname gemaakt. Deze audioopnames worden uitgeschreven zodat ze later in het onderzoekstraject als referentie kunnen worden gebruikt. Van de verschillende interviews wordt ook een synthesedocument gemaakt.
3
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
In het kader van de behoefteanalyse van het werkveld wordt een focusgesprek georganiseerd met collega’s van de BaSO. Het onderzoeksteam opteert voor een diepte-interview met een divers samengestelde focusgroep van ongeveer acht tot negen personen. Docenten vanuit verschillende disciplines, leeftijdsgroepen, geslacht, functies en achtergronden worden uitgenodigd. Op 26 november 2011 vindt dit focusgesprek plaats in de KHLeuven begeleid door Leen Alaerts. Op 11 januari 2011 modereert Jo Stijnen dit focusgesprek in CVO LimLO en op 27 januari 2011 doet Jeroen Vanesser de behoefteanalyse in de focusgroep KHLim. Van elke focusgroep wordt een verslag gemaakt dat uiteindelijk resulteert in een syntheseverslag bevraging lerarenopleiding. De ontwikkeling van de leerlijn, de ideaaltypische leeromgeving, de toetswijzer en aanbod van good practices (o.a. doe-kast) gebeurt op basis van een voorzet die telkens door een ander lid van het onderzoeksteam wordt gegeven. Tijdens de tweewekelijkse vergadering worden de verschillende voorstellen besproken en verder uitgewerkt, aangevuld of bijgewerkt. De leerlijn en de ideaaltypische leeromgeving worden ook voorgelegd aan de focusgroepen en de resonantiegroepen die hun opmerkingen en feedback geven aan het onderzoeksteam. Tijdens de tweewekelijkse vergaderingen wordt deze feedback besproken en indien wenselijk verder verwerkt in het ontwikkelde materiaal. In het onderzoek nemen de resonantiegroepen een belangrijke plaats in. Deze groepen zijn telkens samengesteld uit een aantal collega’s uit de lerarenopleiding BaSO die directe feedback kunnen geven vanuit hun concrete onderwijspraktijk. Elke resonantiegroep (BaSO Groep T in Leuven, BaSO Lessius in Mechelen, BaSO HUB in Brussel, BaSO KH Sint Lieven in Sint Niklaas, BaSO Arteveldehogeschool in Gent) wordt aangestuurd door een lid van het onderzoeksteam. Daarbij wordt een vooraf afgesproken werkwijze gehanteerd die voor elke resonantiegroep gelijk is. In een eerste fase wordt per opleiding een intakegesprek gepland waarin de onderzoeksresultaten worden voorgesteld en besproken (januari 2012). In een tweede fase worden de onderzoeksresultaten binnen elke resonantiegroep verder besproken en bestudeerd (februari - maart – april 2012). In deze fase is de contactpersoon van het onderzoeksteam niet effectief betrokken. In een derde fase is er per resonantiegroep een terugkoppeling gepland naar het onderzoeksteam (april 2012). Deze terugkoppeling gebeurt mondeling aan de contactpersoon. Elke resonantiegroep wordt ook gevraagd om een schriftelijk verslag te maken waarin de ondernomen acties en het resultaat ervan kort wordt beschreven. Tot slot worden de bevindingen van de verschillende opleidingen tijdens een studiedag aan elkaar voorgesteld. Deze studiedag vindt plaats op 14 mei 2012 in het ABC-huis (Brussel). De opdracht is voor elke resonantiegroep gelijk. Er wordt gevraagd om de visie, de leerlijn en de actiedomeinen vanuit ervaringen in de eigen opleiding af te toetsen op haalbaarheid en bruikbaarheid. Gevraagd wordt om zowel de vorm (voldoende inspirerend en uitnodigend?) als de inhoud (sluit het aan bij de visie van de opleiding?) te bestuderen. Tot slot wordt elke resonantiegroep ook gevraagd om aan de hand van een evaluatiefiche 3 à 4 voorbeelden van good practices te weerhouden en uitgebreid te beschrijven. De inventaris van literatuurverwijzingen en voorbeelden van good practices worden doorheen het onderzoeksproject door de verschillende leden van het onderzoeksteam op regelmatige basis aangebracht en besproken tijdens de tweewekelijkse vergadering. Het resulteert in de samenstelling van een literatuurlijst. De voorbeelden van good practices krijgen een plaats in het kader van de ideaaltypische leeromgeving of de doe-kast. 4
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
1.3 Resultaten / conclusies De resultaten en conclusies van het onderzoek zijn uitgebreid neergeschreven in de publicatie Cultuur³. In wat volgt geven we enkele belangrijke kernpunten:
Cultuur maakt deel uit van eenieders identiteit en is niet te herleiden tot iets wat buiten het leven van mensen staat. De cultuur van (een groep) mensen of een samenleving komt tot uitdrukking in het leven. Dit staat tegenover een traditionele begripsbepaling die cultuur herleidt tot een bewuste en vaak genormeerde omgang met een verzameling of canon van sociaal of esthetisch bepaalde historische of artistieke objecten. Het onderzoek kiest voor een begripsbepaling van cultuur waarbij het subject als betekenisgevend individu in het centrum wordt geplaatst. Begrippen als culturele vaardigheden, cultureel zelfbewustzijn en metaforisch denken komen hierdoor als doel en inhoud in de kern van cultuureducatie te staan. In de vele gesprekken die tijdens het onderzoek worden gevoerd, blijkt dat deze benadering en bepaling van de begrippen cultuur en cultuureducatie nog heel vaak op weerstand en onbegrip botst. Comparatief onderzoek van actuele ontwikkelingen m.b.t. cultuur en cultuureducatie in binnen- en buitenland maken duidelijk dat dit ten onrechte is.
Uit de behoefteanalyse die in het kader van het onderzoek wordt uitgevoerd, blijkt dat er nood is aan een duidelijke definitie van de begrippen cultuur en cultuureducatie. Door consequent voor een duidelijke begripsbepaling te kiezen komt het onderzoek tegemoet aan deze nood.
Vanuit een vakoverschrijdende en geïntegreerde optiek slaat het onderzoek een brug tussen cultuur en onderwijs. Dat gebeurt in de vorm van een leerlijn. De lerarenopleiding BaSO maakt studenten bewust van hun culturele vaardigheden om betekenis te geven in en aan het leven. Ze zet studenten aan om in dat cultureel bewustzijn te groeien. Het resulteert in de vorming en opleiding van beginnende leerkrachten die in hun onderwijspraktijk leerlingen kunnen inspireren om zelfbewust te worden van hun culturele vaardigheden. Het onderzoek zet een leerlijn cultuureducatie in BaSO uit die voldoende ruimte laat voor lerarenopleiders om dat vanuit eigen accenten en aandachtspunten in te vullen.
Voor alle opleidingen één leerlijn of actieplan cultuureducatie opstellen is onmogelijk en evenmin wenselijk. Cultuureducatie vertrekt immers bij uitstek vanuit de eigenheden van de docenten, de studenten en de omgeving, kortom vanuit de schoolcultuur van de opleiding. Bovendien wordt cultuureducatie best niet louter in één opleidingsonderdeel cultuur of cultuureducatie aangeboden, maar juist via verschillende inspirerende voorbeelden, waarbij verscheidene opleiders de leraren in opleiding op uiteenlopende manieren prikkelen. Toch is het mogelijk om zicht te krijgen op de kwaliteit van het cultuuraanbod in de eigen opleiding, en eventueel van daaruit prioriteiten te stellen. Het cultuuractieplan dat het onderzoeksteam ontwikkelt heeft daarom een dubbele doelstelling. Enerzijds wil het cultuureducatie in opleidingen BaSO in kaart brengen. Anderzijds laat het toe om verbeteracties te bepalen. Het is met ander woorden een instrument voor lectorenteams en/of leidinggevenden om een eigen
5
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
cultuurplan op te stellen. Aan de hand van verschillende voorbeelden ter inspiratie wordt dit geconcretiseerd en verduidelijkt.
Het onderzoek ontwikkelt een didactisch kader om lectoren - al dan niet in teamverband - sleutels aan te reiken om de boeiende tocht naar cultuureducatie aan te vatten. Het kader dat in de visie en begripsbepaling van cultuur en cultuureducatie wordt aangereikt, heeft implicaties voor het ontwerpen van een kwaliteitsvolle leeromgeving. Geïntegreerde cultuureducatie is namelijk niet te herleiden tot het gebruiken van kunstvormen of andere culturele uitingen in niet-kunstvakken. Uit de vele gesprekken en interviews tijdens het onderzoeksproject blijkt dat de weg naar een cultuurgebaseerde leeromgeving, en de knowhow om er kwaliteitsvol aan te werken geen evidentie is. Specifiek voor cultuureducatie is de focus op de culturele vaardigheden, de verbeeldingskracht en het metaforisch denken. Om deze focus mogelijk te maken is een breed aanbod van, - maar ook rijkdom aan - culturele handelingen, denkstrategieën en objecten nodig. De ontwikkeling van een didactisch instrument het cultuurschip moet lectoren uit alle disciplines in staat stellen om hun onderwijspraktijk vorm te geven vanuit een geactualiseerd concept van cultuureducatie.
Bij het evalueren van cultureel zelfbewustzijn speelt reflectie een essentiële rol. Het is een bewuste, doelgerichte activiteit, die wordt ingezet in functie van gedragsverandering of attitudeverandering. Reflecteren kan via uiteenlopende insteken gebeuren, maar het gaat steeds om de student die nadenkt over zichzelf en dat in relatie tot de culturele vaardigheden. Het gaat dus bij uitstek om een metacognitieve vaardigheid. Evaluatie in cultuureducatie is erop gericht om deze metacognitieve vaardigheid verder te ontwikkelen en te optimaliseren. Het betekent dat evalueren in cultuureducatie vooral inzet op procesgericht werken en diverse vormen van assessment.
In de laatste fase van het onderzoek ontstaat een belangrijk instrument dat lerarenopleiders voorbeelden en suggesties aanreikt om cultuureducatie vanuit een vakoverschrijdende optiek aan te pakken. Het is een eenvoudige kast met twaalf schuiven, een douzaine, lees een doe-zijn. Doe-zijn draagt de woorden ‘doen’ en ‘zijn’ in zich. In iedere schuif zitten fiches met actieve oefeningen die heel specifiek het waarnemen, het verbeelden, het conceptualiseren en het analyseren aanspreken. Ieder van die vaardigheden is uitgewerkt op het niveau van het zijn, het groeien en het inspireren. De doekast concretiseert daarmee activiteiten om aan de ontwikkelde leerlijn te werken. Het idee van de doe-kast wordt ingezet om het gebruikte begrippenkader omtrent cultuureducatie eenvoudig en visueel voor te stellen, en bruikbaar te maken voor de BaSO-opleiding, zowel in de relatie lectorstudent als in de relatie student-student en student-leerling.
Het onderzoeksteam ontwikkelt een reeks kennisclips waarin de belangrijkste bevindingen en resultaten van het onderzoek worden weergegeven. Initieel is het de bedoeling om een studiedag te organiseren en een elektronisch platform te ontwikkelen. Gezien er tijdens de laatste maanden waarin het onderzoeksproject plaatsvindt verschillende gelijkaardige initiatieven worden georganiseerd, beslist het onderzoeksteam om dit niet op te nemen
6
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
in het onderzoek en op zoek te gaan naar alternatieve vormen om de resultaten van het onderzoek te dissemineren. Dat resulteert in de realisatie van een panelgesprek en de ontwikkeling van enkele kennisclips.
1.4 Samenvatting Het onderzoeksproject “Een brug naar cultuur” van de School of Education (Associatie KU Leuven) reikt een kader aan dat een vakoverschrijdende en geïntegreerde verankering van cultuureducatie in de lerarenopleiding BaSO mogelijk maakt. Het kader is gebaseerd op een visie die de concrete verbinding realiseert tussen cultuur en onderwijs (BaSO). Het kader reikt ook didactische tools aan die lectoren, lectorenteams of leidinggevenden kunnen inzetten bij het voorbereiden van, en werken aan cultuureducatie. Centraal in het kader staat de leerlijn Cultuureducatie in BaSO die is uitgezet in de vorm van een competentiematrix. Omdat cultuureducatie bij uitstek vertrekt vanuit de eigenheden van mensen (docenten en studenten) en de context waarin die mensen zich bevinden (lerarenopleiding BaSO), veronderstelt deze leerlijn een specifieke verwerking. Daarom biedt het onderzoeksproject “Een brug naar cultuur” ook een cultuuractieplan aan, waarmee opleidingen hun werk aan cultuureducatie in kaart kunnen brengen, en indien gewenst verbeteracties kunnen uitzetten. Het cultuuractieplan wil lerarenopleiders sleutels aanreiken om te evolueren naar een cultuurgebaseerde leeromgeving, waarbij studenten leren om zelfbewust om te gaan met hun culturele vaardigheden. Het onderzoeksproject geeft talrijke voorbeelden en toepassingen die verduidelijken hoe cultuureducatie niet is te herleiden tot het doel en de inhoud van specifieke initiatieven of kunstvakken, maar verweven kan worden in alle vakgebieden van de lerarenopleiding BaSO. Alle teksten en aangereikt materiaal zijn gebundeld in een publicatie Cultuur³ die een inspiratiegids wil zijn voor lectorenteams en/of leidinggevenden die cultuur en cultuureducatie sterker willen verankeren in hun opleiding.
7
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
2. Activiteiten / werkingsverslag 2.1 Projectgroep en betrokkenen Alaerts Leen (Katholieke Hogeschool Leuven, departement lerarenopleiding (BaSO) Hinnekint Koenraad (Luca – School of Arts, campus Lemmensinstituut, opleiding muziek) Koopman Lies (Luca – School of Arts, campus Lemmensinstituut, opleiding muziek) (werkjaar 1) Vandooren Lina (Luca – School of Arts, campus Lemmensinstituut, opleiding muziek) (werkjaar 2) Vanesser Jeroen (Katholieke Hogeschool Limburg, departement lerarenopleiding (BaSO) Verpoorten Laurence (student en stagair KU Leuven opleiding culturele studies) Stijnen Jo (Centrum voor volwassenonderwijs LimLO, departement lerarenopleiding (BaSO)
2.2 Overzicht van activiteiten Vergadermomenten: Het onderzoeksteam vergadert gemiddeld 1 maal per 2 à 3 weken. Presentatie van tussentijdse onderzoeksresultaten: Studiedag School of Education (20 oktober 2011) Conferentie Onderzoek in cultuureducatie (cultuurnetwerk Nederland) (23 juni 2011) Tweedaags studiebezoek aan onderzoeksgroep Cultuur in de spiegel Nederland (1 en 2 februari 2012) Congres Velov 2012 “Over het muurtje” (6 en 7 februari 2012) Studiedag “Kunsteducatie in het secundair onderwijs” voor Kunst In Zicht (expertisecentrum kunsteducatie) (9 mei 2012) Studiedag cultuureducatie in de lerarenopleiding (Magda – Cultuureducatief netwerk Leuven en Vlaams-Brabant) (11 mei 2012) LbD Conference 2012 – Creativity in Higher Education (Leppavaara – Finland) (8 – 11 mei 2012) Terugkomdag en studiedag resonantiegroepen (ABC-huis – Brussel) (14 mei 2012) Interviews en panelgesprek: Diepteinterview met de algemeen directeur Scholengemeenschap Katholiek Onderwijs Leuven Diepteinterview met de coördinerend directeur Scholengemeenschap Officieel Onderwijs Leuven Diepteinterview met de algemeen directeur Scholengemeenschap Katholiek Onderwijs Hasselt Interview met verschillende directeurs SO en opleidingsverantwoordelijken BaSO Panelgesprek met Barend Van Heusden (Cultuur in de spiegel – Nederland) Panelgesprek met Lode Vermeersch (Cultuur in de spiegel – Vlaanderen)
8
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
Enquête: Bevraging van leerkrachten en leerlingen in het kader van een behoefteanalyse in verschillende scholen secundair onderwijs in Leuven en Hasselt: Virga Jessecollege (Hasselt), Buso Kids (Hasselt), Kindsheid Jesu (Hasselt), Koninklijk Atheneum (Hasselt), Lyceum (Hasselt), KTA2 (Hasselt), Hotelschool (Hasselt), VTI (Leuven), Heilig Hartinstituut (Heverlee), Heilige Drievuldigheidscollege (Leuven), Sint-Pieterscollege (Leuven) Overlegmomenten met externen: Overleg met directieteam Canon Cultuurcel - departement onderwijs Overleg met netwerk lerarenopleiders van Canon Cultuurcel – departement onderwijs Overleg met focusgroepen (KHLeuven, KHLim, CVOLimLO) Overleg met resonantiegroepen (BaSO Groep T in Leuven, BaSO Lessius in Mechelen, BaSO HUB in Brussel, KH Sint Lieven in Sint Niklaas, BaSO Arteveldehogeschool in Gent)
2.3 Reflectie over het project De belangrijkste intentie van het onderzoeksproject is een brug te slaan tussen onderwijs en cultuur vanuit een vakoverschrijdende en geïntegreerde verankering van cultuureducatie. In deze intentie ligt echter ook de belangrijkste uitdaging van het onderzoeksproject. Doorheen het hele onderzoekstraject wordt het team namelijk geconfronteerd met 3 belangrijke dilemma’s die de nood aan deze brugfunctie steeds opnieuw bevestigen. Een eerste dilemma is de begripsbepaling. Het gebrek aan een duidelijke omschrijving van de begrippen cultuur en cultuureducatie die breed wordt gedragen in het onderwijs vormt een probleem. Uit de vele gesprekken, interviews en andere vormen van feedback die het onderzoeksteam krijgt is duidelijk dat de begrippen cultuur en cultuureducatie vaak vanuit verschillende invalshoeken en betekenistradities worden benoemd. Voor de één is cultuur en cultuureducatie te herleiden tot de inhoud van specifieke kunstvakken, terwijl het voor de andere integraal deel uitmaakt van de onderwijsvisie van de opleiding. Een tweede dilemma is de context. Alle actoren in het onderwijs vinden cultuur en cultuureducatie belangrijk en vinden dat dit een betekenisvolle plaats moet krijgen in het onderwijs. Kijkend naar die onderwijspraktijk blijkt echter dat er geen systematische en breed gedragen aandacht voor cultuur en cultuureducatie is, en dat de kwaliteit ervan sterk afhankelijk is van individuele personen, groepen leerkrachten of directies, tradities binnen een scholengemeenschap of bijzondere initiatieven en samenwerkingsverbanden in een bepaalde regio. Deze twee dilemma’s (begripsbepaling en context) leiden geruisloos tot het derde dilemma. Met name de grote onduidelijkheid over de vorm en de inhoud van cultuureducatie en de plaats die cultuur in het onderwijs krijgt. Het is een kwaliteit van dit onderzoek dat het onderzoeksteam resoluut heeft gekozen voor een duidelijke afbakening van de begrippen cultuur en cultuureducatie door zich te baseren op de theorie die door het team van Barend van Heusden in het kader van het onderzoek Cultuur in de spiegel Nederland is ontwikkeld. Door deze keuze reeds in de beginfase van het onderzoek te maken, kan het als een zwak punt worden beschreven dat het onderzoek de vraag en zoektocht naar
9
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
mogelijke alternatieven voor deze theorie niet heeft opgenomen. Het argument dat deze theorie de brugfunctie tussen onderwijs en cultuur vanuit een vakoverschrijdende en geïntegreerde optiek kon faciliteren, weegt in deze analyse door. Het was uiteindelijk niet de bedoeling van het onderzoeksproject om zelf een theorie te ontwikkelen of comparatief onderzoek te verrichten naar deze theorievorming. Verder is het onderzoeksteam in haar keuze ook bevestigd door het feit dat het departement Onderwijs van de Vlaamse Regering (Canon cultuurcel) deze theorie ook als uitgangspunt neemt voor haar beleidsvoorbereidend werk omtrent cultuureducatie in Vlaanderen. Dit laatste maakt dat de onderzoeksresultaten in de toekomst verder een plaats kunnen vinden in de context van onderwijs in Vlaanderen. Tijdens het onderzoek is een behoefteanalyse uitgevoerd in zowel het werkveld van het secundair onderwijs als het werkveld van de lerarenopleiding BaSO. Dat gebeurt in de vorm van interviews en een enquête. Op die manier tracht het onderzoek aansluiting te vinden bij wat leeft in de concrete onderwijspraktijk SO en BaSO. Het onderzoeksteam realiseert in het kader van deze bevraging een uitgebreid pakket aan data. Dat is een kwaliteit die er uiteindelijk voor zorgt dat het onderzoeksteam het resultaat van deze behoefteanalyse als een belangrijke focus meeneemt in de ontwikkeling van haar visie en de aanmaak van het materiaal. Het gebrek aan voldoende tools om deze data op een meer gefundeerde en systematische manier te analyseren is een minpunt. Gezien deze systematische enquêtering initieel geen doel is van het onderzoek weegt dit niet door in de evaluatie van de werkzaamheden. Eind januari 2013 wordt vanuit het onderzoeksproject Cultuur in de spiegel – Vlaanderen (de heer Lode Vermeersch) interesse getoond voor een verdere analyse van de data die in het kader van de bovenvermelde enquête zijn gerealiseerd. Dit kan uiteindelijk toch nog tot een belangrijke verwerking van de data leiden. Gezien dit niet voor de einddatum van het onderzoeksproject zal worden gerealiseerd, kan deze analyse niet als een eindproduct worden opgenomen. Zodra het resultaat van dit werk is afgerond zal het team dit verder communiceren naar de School of Education. Indien de resultaten voldoende sterk zijn, zal worden overwogen om ze te publiceren in een vakblad voor onderwijs (eventueel Klasse – departement Onderwijs). Het onderzoeksteam neemt tijdens haar werkzaamheden veel tijd en investeert behoorlijk wat energie om te overleggen met externe partners van binnen en buiten het onderwijs. Het team stelt de (tussentijdse) onderzoeksresultaten ook voor tijdens verschillende studiedagen en congresmomenten in binnen- en buitenland. Dit alles maakt dat er heel wat feedback wordt gegenereerd die het team in haar werkzaamheden mee kan verwerken. Het kan als een minpunt worden gezien dat in de eindresultaten en producten geen procesbeschrijving zichtbaar is van deze feedback en verwerking. Dit neemt echter niet weg dat in de vele verslagen en synthesedocumenten die het onderzoeksteam aanmaakt deze procesbeschrijving wel is terug te vinden. Het team acht het niet noodzakelijk om dit in een afzonderlijk document te expliciteren omdat dit geen doel van het onderzoek is en de gegenereerde feedback enkel een middel is om een sterker eindproduct te realiseren. In haar werk met externe partners heeft het onderzoeksteam ook verschillende resonantiegroepen geïnstalleerd. De samenwerking met deze resonantiegroepen is heel positief verlopen. Elke resonantiegroep ontwikkelde op basis van de gestelde opdracht een eigen dynamiek die resulteerde in de terugkoppeling van opmerkingen, suggesties of adviezen naar het projectteam. De leden van die verschillende resonantiegroepen zijn uitgenodigd op de studiedag in het ABC-huis. Tijdens die dag wisselen de collega’s informatie uit en wordt er kritisch gedebatteerd omtrent de voorgestelde onderzoeksresultaten. Het werk van de resonantiegroepen beoordeelt het projectteam als heel waardevol. Toch vindt het 10
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
projectteam het spijtig dat de samenwerking niet meer in de diepte gaat en bijvoorbeeld tot een aanzet of verankering in de betrokken opleidingen leidt. Deze verdere verankering zou eventueel wel kunnen gebeuren in een vervolgtraject. Daartoe leven er binnen het onderzoeksteam reeds heel wat ideeën (o.a. aanmelden voor ambassadeursschap SoE). Het onderzoeksteam is een hechte groep van collega’s die op een heel professionele en collegiale manier samenwerkt. Vanuit een sterke overtuiging werkt het team op een gemotiveerde en gedreven wijze aan de onderzoeksvragen. Een heel open en kritische blik kenmerkt de sfeer waarbinnen het team haar werkzaamheden uitvoert. Dat maakt dat het team de resultaten niet onmiddellijk als definitief en verwezenlijkt beschouwt en deze regelmatig opnieuw op de onderzoekstafel legt. Eén en ander zorgt ervoor dat het onderzoekstraject zoals dat aanvankelijk is uitgezet soms wat vertraging oploopt. Het team is echter steeds bereid om extra inspanningen te leveren om de opgelopen achterstand in te halen. Tijdens een vrij groot gedeelte van het onderzoekstraject heeft Laurence Verpoorten (student culturele studies van de KU Leuven) in het kader van haar stage het onderzoeksteam versterkt. Zij heeft de kans gekregen om de vele gesprekken en discussies van het onderzoeksteam mee te volgen, hetgeen voor haar studiewerk een meerwaarde heeft betekend. Het onderzoeksteam onderneemt verschillende initiatieven om de resultaten van het onderzoek te verankeren in de eigen onderwijspraktijk BaSO. Dit gebeurt vooral via de focusgroepen (georganiseerd in de eigen opleidingen). De werking van de focusgroepen kan als bijzonder waardevol worden omschreven omdat ze een extra dynamiek op gang brengt in de betrokken opleidingen waar de leden van het onderzoeksteam werkzaam zijn. Deze dynamiek zal in de toekomst worden verdergezet zodat de onderzoeksresultaten blijvend verankerd worden in de opleiding. De organisatie van een studiedag en de ontwikkeling van een webpagina Cultuureducatie (beide voorzien in de laatste fase van het onderzoeksproject) worden na overleg en met goedkeuring van het comité SoE aanvankelijk met vertraging uitgewerkt en uiteindelijk vervangen door de organisatie van een panelgesprek en realisatie van kennisclips. Het onderzoeksteam krijgt hiervoor een verlenging van drie maanden toegekend. De veranderingen en aanpassingen in de laatste fase van het project (organisatie studiedag / panelgesprek / realisatie kennisclips) zijn het gevolg van het grote aanbod aan studiedagen en externe initiatieven omtrent cultuureducatie. De aanpassingen gebeuren zo veel als mogelijk in nauw overleg met mevrouw Ann Martin (SoE) die het team daarin steunt. Deze laatste fase verloopt om verschillende redenen (o.a. beschikbaarheid van deelnemers aan het panelgesprek) niet zo succesvol en vraagt veel extra inspanningen van het team. Het team vindt de disseminatie en aanzet tot verankering van onderzoeksresultaten in de onderwijspraktijk van de opleidingen BaSO echter prioritair en blijft daarom zoeken naar de meest geschikte tools. Dat maakt dat de realisatie van deze disseminatietools bij de opmaak van het eindverslag niet zijn afgewerkt. Het team engageert zich om dit verder af te werken en voor 1 mei 2013 aan School of Education te bezorgen. Voor de realisatie van het eindproduct (Cultuur³) werkt het team samen met Pablo Hannon (Hectica). Deze samenwerking resulteert in een boek waarin de onderzoeksresultaten zijn gebundeld. Het opzet van deze publicatie is om een inspiratiegids aan te bieden die lerarenopleiders kunnen gebruiken om aan cultuur en cultuureducatie te werken. Het wordt ingezet om de resultaten van het onderzoek verder te verankeren in de dagelijkse onderwijspraktijk BaSO. Het feit dat de publicatie inzicht 11
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
verschaft in het theoretisch kader en daarenboven heel wat tools aanreikt om dit kader didactisch te verwerken is daarbij een pluspunt. Het onderzoeksteam is heel tevreden over de lay-out van de publicatie maar deelt de reeds geformuleerde opmerking dat bepaalde bladzijden (meer bepaald de bladzijden combinatie blauwe achtergrond en rode letter) moeilijk leesbaar zijn. Bij de eindredactie van het boek is er geen rekening gehouden met de afspraak om het logo van SoE op de voorkaft te plaatsen. Het team erkent deze fout en wil deze afspraak alsnog nakomen door op de publicatie een sticker met het logo aan te brengen. Het onderzoeksteam sluit haar werkzaamheden met voldoening af en is tevreden over het resultaat en de wijze waarop de onderzoeksvragen en problemen tijdens het onderzoek zijn aangepakt. Het team beschouwt de verdere verankering van de onderzoeksresultaten in de opleidingen BaSO als een bijzondere uitdaging en wil zich zeker engageren om daar verder werk van te maken. Het is op zoek naar de juiste modaliteiten hiervoor en zal deze zeker verder kenbaar maken aan School of Education en daarin dus naar verdere samenwerking zoeken. Het onderzoeksteam wil de School of Education bedanken voor de geboden financiële middelen en faciliteiten. Zonder deze had het team dit onderzoekswerk niet kunnen realiseren.
12
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
3. Financieel verslag
13
School of Education Associatie KU Leuven Eindverslag onderzoeksproject 2010-22
4. Relevante eindproducten Bijlage 1: cd-rom De cd-rom bevat ondermeer de volgende documenten: -
Verslagen vergaderingen en overlegmomenten
-
Visietekst “Brug naar cultuur”
-
Leerlijn cultuureducatie in BaSO
-
Actiedomeinen cultuureducatie in BaSO
-
Krachtige leeromgeving cultuureducatie in BaSO
-
Evalueren van cultuureducatie in BaSO
-
Praktijkvoorbeelden (good practices / doekast)
-
Presentaties en lezingen (studiedagen)
-
Stellingen gebruikt bij de focusgesprekken (studiedagen, focusgroepen)
-
Enquête behoefteanalyse SO (leerlingen / leerkrachten) (resultaten / syntheseverslag)
-
Interview directie en leidinggevenden SO (syntheseverslag)
-
Enquête good practices resonantiegroepen
-
Verslagen terugkoppeling resonantiegroepen / voorbeelden good practices
-
Interview, verslag en syntheseverslag studiebezoek onderzoeksgroep Cultuur in de spiegel – Nederland
-
PDF-files van onkostennota’s en facturen
Bijlage 2: publicatie Cultuur³ (zie bijlage)
14