CO2 Inventarisatie 2011
Voor akkoord, opsteller Naam Functie Datum Handtekening
R. W. Goudswaard KAM-manager 26-10-2012
1 Inleiding Voor u ligt het CO2 emissie inventarisatie rapport van GMB voor het jaar 2011. Dit rapport geeft u inzicht in de uitgevoerde CO2 inventarisatie van GMB en is opgesteld conform de international norm ISO 14064-1: Specification with guidance at the organization level for quantification and reporting of greenhouse gas emissions and removals. Dit document beschrijft stapsgewijs hoe GMB haar CO2 footprint heeft bepaald voor het jaar 2011. Deze rapportage is opgesteld conform de eisen uit de ISO 14064-1. Onderstaande figuur laat zien welke stappen zijn genomen met een verwijzing naar het hoofdstuk waarin de betreffende informatie is te vinden. Naar aanleiding van de audit voor Niveau van de CO2-prestatieladder 2.0 is in hoofdstuk 4 een scope 3 emissies analyse bijgevoegd. Deze is uitgevoerd op basis van de emissies van het basisjaar 2009. De emissies zijn geïdentificeerd en op grove wijze gekwantificeerd conform de WBCSD/WRI GHG scope 3 standaard zoals aangegeven in de laatste versie van het handboek CO2-prestatieladder 2.0.
Vaststellen scope CO2 footprint [Hoofdstuk 2]
- Bepalen organisatiegrenzen - Bepalen operationele grenzen
Vaststellen aanpak [Hoofdstuk 3] - Bepalen basisjaar - Bepalen uitgangspunten - Verzamelen data - Kwaliteitscheck van de data
Rapportage CO2 footprint [Hoofdstuk 4]
- Bepalen directe CO2 emissie - Bepalen indirect CO2 emissie - Bepalen overige CO2 emissie
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
2
1.1 Leeswijzer ISO 14064-1 Om u duidelijk inzicht te geven dat alle eisen vanuit de ISO14064-1 zijn meegenomen is in onderstaande tabel aangegeven waar de in de norm genoemde aspecten zijn terug te vinden in dit document. ISO
Beschrijving inhoud GHG report par. 7.3 ISO 14046-1
Paragraaf CO2 inventarisatie GMB
A) Description of the reporting organization
Paragraaf 2.1
B) Person responsible
Paragraaf 2.1
C) Reporting period covered
Paragraaf 4.2 en bijlage A
D) Documentation of organizational boundaries
Paragraaf 2.1
E) Direct GHG emissions
Paragraaf 4.2
14064-1
F) A description how CO2 emissions from the combustion of biomass are treated in the GHG inventory
Paragraaf 4.5
G) GHG removals
Paragraaf 4.6
H) Exclusions of sources of sinks
Paragraaf
I) Indirecte GHG emissies
Paragraaf 4.2
J) The historical base year selected
Paragraaf 3.1
K) Explanation of any changes to base year
Paragraaf 4.1
L) Quantification methodologies
Paragraaf 3.3 en 3.4
M) Explanation of any changes to Quantification
Paragraaf 3.3 en 3.4
methodologies N) Reference to GHG emissions or removal factors
Paragraaf 3.4
O) Description of impact of uncertainties
Paragraaf 3.4
P) Statement that report is in accordance with ISO 14064
Hoofdstuk 1
Q) Statement of verification and level of Assurance achieved
Paragraaf 3.5
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
3
2 Vaststellen scope inventarisatie 2.1 Organisatie grenzen GMB is een professioneel familiebedrijf met activiteiten op het gebied van water, energie en grondstoffen. De focus ligt daarbij op de volledige waterketen. De activiteiten van GMB zijn onderverdeeld in de clusters Civiel (infra, beton- en industriebouw), Services (drinkwaterservice, installatietechniek, speciale technieken, milieuwerken en rioleringstechnieken) en BioEnergie. De intensieve samenwerking tussen de clusters leidt tot een integrale aanpak van multidisciplinaire projecten. GMB is daarbij actief in de gehele keten, van ontwerp tot uitvoering. Als betrouwbare partner is GMB onder meer actief voor Rijkswaterstaat, waterschappen, provincies, gemeenten en industrie. GMB richt haar talenten op vragen van opdrachtgevers en omgeving. De ambities, relaties en oplossingen van GMB zijn gericht op duurzaamheid. Bij het bepalen van de organisatiegrenzen is uitgegaan van de reikwijdte van de financiële controle die GMB kan uitoefenen op andere B.V.’s binnen de holding. De organisatiegrenzen van de GMB holding zijn weergegeven in onderstaand organogram.
Figuur 1: Organisatiegrenzen GMB Holding
De verantwoordelijke persoon voor de CO2 inventarisatie is de KAM Manager van GMB.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
4
2.2 Operationele grenzen Voor het bepalen van de operationele grenzen is gebruik gemaakt van het Green House Gas Protocol (GHG) en het scope diagram van Prorail zie figuur 2.
Figuur 2: Scope diagram
Conform het GHG protocol wordt onderscheidt gemaakt tussen directe en indirecte emissies onderverdeeld in drie bronnen van emissies (scopes), zie ook figuur 2. Scope 1: bevat de directe emissies door verbruikt door de eigen organisatie. Dit zijn emissies als gevolg van aardgasverbruik, verbranding van fossiele brandenstoffen in machines en veroorzaakt door het eigen wagenpark. Scope 2: dit zijn indirecte emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit gebruikt door de eigenorganisatie. ProRail rekent in afwijking tot het GHG protocol (die dit tot scope 3 rekent) ook zakelijk vliegverkeer en zakelijk autoverkeer met privé auto tot scope 2. Scope 3: dit zijn de overige indirecte emissies die ontstaan als gevolg van activiteiten van de organisatie maar voortkomen uit bronnen die geen eigendom van de organisatie zijn of in beheer zijn van de organisatie. Bijvoorbeeld: productie van ingekochte materialen. Door GMB is de volgende invulling gegeven aan de scope indeling gegeven: Scope 1: Brandstof gebruik (Fuel used): verbruik van gas (m3 gas) voor de verwarming van kantoren en werkplaats en door aggregaten op de projecten (liters diesel). Zakelijk autoverkeer (Business car travel): verbruik van brandstof (liters diesel, gas en benzine) eigen wagenpark. Koelgasverbruik airco (Air co refrigants): Er is geen lekkage van koude middelen geconstateerd, deze zijn derhalve niet als uitstoot meegerekend. Conform het handboek 1 zit de veelal elektrische energie voor de operatie in scope 2 en wordt dus in de inventaris 1
Onder handboek wordt verstaan: de versie van het handboek CO2-Prestatieladder 2.1 zoals deze gepubliceerd is op de website www.skao.nl CO2 Emissie inventarisatie I GMB
5
meegenomen. De refrigerants (koude middelen) maken deel uit van de greenhouse gases en zijn om te rekenen naar CO2-equivalenten, maar zijn zelf geen CO2. Vooralsnog is het niet vereist - maar ook niet verboden - deze in de CO2-inventaris op te nemen. Scope 2: Ingekochte elektriciteit (Electricity purchased): verbruik van ingekochte elektriciteit (in kWh) op kantoren, werkplaatsen en projecten. Zakelijk autoverkeer met privé auto (personal cars for business travel): verbruik van brandstof van privé auto’s voor zakelijk verkeer gebaseerd op gedeclareerde kilometers. Zakelijk vliegverkeer (business air travel): in tegenstelling tot basisjaar 2009 zijn in 2010 vliegreizen voor zakelijk doeleinden gemaakt. Scope 3: GMB heeft voor het basisjaar (2009) een analyse uitgevoerd op de scope 3 emissies (zie paragraaf 4.7). De analyse is uitgevoerd conform het nieuwe GHG Protocol Scope 3 Standard (November 2010). Zoals ook in het handboek CO2-prestatieladder 2.0 aangegeven is, is het niet de bedoeling een gedetailleerde analyse van scope 3 emissies uit te voeren. Doel is om op basis van een grove berekening te komen tot een rangorde van de meest materiële scope 3 emissiebronnen die tezamen de grootste (70-80%) bijdrage leveren aan de totale scope 3 emissies van een bedrijf. Uit het overzicht wordt duidelijk dat de categorieën 1, 4 en 8 de grootste emissies veroorzaken. Ingekochte goederen en diensten: beton- , staal- , kunststof- en houtproducten, chemische producten, gekocht materieel, diensten van ingenieursbureaus en onderaannemers (cat. 1); Transport en distributie door derden in opdracht van GMB(cat. 4); Het gebruik (exploitatie) en onderhoud, niet zijnde brandstofverbruik, van bezittingen van GMB die door middel van lease-overeenkomsten in bezit zijn van het bedrijf (cat. 8).
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
6
3 Verzamelen data 3.1 Basisjaar De cluster GMB BioEnergie rapporteert al jaarlijkse over de CO2 uitstoot in hun jaarverslag. GMB kiest er vanaf 2009 voor om voor de gehele GMB holding de CO2 footprint te bepalen. Het jaar 2009 wordt dan ook gezien als basisjaar. Vanaf 2009 zal er drie keer per jaar gerapporteerd worden over het CO2 verbruik van GMB per periode van 4 maanden. De laatste periode geeft de CO2 footprint van het betreffende jaar. In 2012 is er voor gekozen om de rapportage twee keer per jaar te maken.
3.2 Berekende CO2 emissie jaar 2009 De totale scope 1 (directe) en scope 2 (indirecte) GHG emissies van GMB bedroeg in 2009 ( 1 januari t/m 31 december) totaal 14.238 ton CO2, zie figuur 3 en 4 voor de verdeling van scope 1 en scope 2 CO2 emissie.
Scope verdeling 2009 14.238 ton CO2 Scope 2 5403 ton CO2 Scope 1 8835ton CO2
Figuur 3: Directe en indirecte CO2 emissie
De verdeling van de emissie per scope is weergegeven in de onderstaande tabel en figuur . Scope
Emissiebron
Uitstoot CO2 in ton
Uitstoot CO2 in projecten (ton)
Scope 1: Gasverbruik
Aardgas
Scope 1: Brandstof lease auto's
Diesel
Scope 1: Brandstof lease auto's
Benzine
Scope 1: Brandstof verbruik transport
11,7 2
1396,0
139,5
97,7
Diesel
1538,9
1538,9
Scope 1: Brandstof verbruik materieel
Diesel
4908,3
4908,3
Scope 2: Ingekochte elektriciteit
Elektriciteit
5390
214,5
Scope 2: Zakelijk ritten privé auto
Brandstof
12,6
12,6
Scope 2: Zakelijk vliegverkeer
Brandstof
-
-
14.238 ton CO2
8179.7
TOTAAL
2
254,4 1994,3
Uitgangspunt: 70% brandstof lease-auto’s voor rekening van projecten
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
7
CO2 footprint GMB 2009 Gasverbruik kantoren (scope 1) 0%
0% 2% Brandstof lease auto's (scope 1) 15%
38% 11%
Brandstof verbruik materieel op de weg (scope 1) Brandstof verbruik materieel op de werken (scope 1)
34%
Ingekochte elektriciteit (scope 2) Zakelijk ritten privé auto (scope 2) Zakelijk vliegverkeer (scope 2)
Figuur 4: CO2 footprint GMB indeling naar scope
3.3 Datamanagement. De data die nodig is om de CO2 footprint vast te stellen wordt centraal geïnventariseerd door de administratieafdeling van GMB. Alle benodigde data (afkomstig van facturen en bedrijfsadministratie) wordt verzameld in een datasheet (zie bijlage A datasheet 2010). In de datasheet worden voor de volgende onderdelen de CO2 uitstoot bepaald: Scope 1: Direct CO2 emissie Gasverbruik op de kantoren en projecten; Brandstofverbruik leaseauto’s uitgesplitst per type brandstof; Brandstofverbruik materieel op de weg uitgesplitst per type brandstof; Brandstofverbruik materieel op locatie (werken of werf); Koelgasverbruik airco. Scope 2: Indirecte CO2 emissie Ingekochte energie; Zakelijk vliegverkeer ; Zakelijke ritten privé auto. Scope 3: Indirecte CO2 emissie Woon-werkverkeer met privé-auto.
3.4 CO2 conversiefactoren. Om de CO2 footprint moet de gegenereerde data worden vermenigvuldigd met een conversiefactor. Hiervoor zijn de conversiefactoren gebruikt zoals vermeld in het handboek.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
8
3.5 Onzekerheden De in dit rapport gepresenteerde hoeveelheden moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheid is relevant bij de emissie op projecten en voor de scope 3 emissies. De omvang van scope 3 is dusdanig groot en van veel ingekochte producten en diensten zijn geen footprintgegevens beschikbaar. De emissies in scope 3 zijn dus met beperkte zekerheid vast te stellen. Het opstellen van de inventarisatie is met de grootste zorgvuldigheid gedaan. Bij het opstellen van de inventarisatie zijn de volgende aannames gedaan: CO2 emissie bij combinatie werken GMB werkt op een aantal projecten in combinatie met andere bedrijven. Indien GMB de penvoerder is, is er inzicht in de CO2 emissie op het betreffende project. Als niet GMB maar een ander bedrijf de penvoerder is, hebben we beperkt inzicht in de CO2 emissie. Voor het bepalen van onze CO2 footprint is er gekozen om de combinatie projecten waar GMB penvoerder is qua CO2 emissie volledig mee te nemen. De werken waar een andere partij penvoerder is worden niet meegenomen. Door deze aanpak zal het geïnventariseerde CO2 emissie op de projecten dicht bij de waarheid liggen. Deze conclusie is gerechtvaardigd zeker omdat het elektriciteitsverbruik op projecten ca. 3% is van het totale elektriciteitsgebruik van GMB.
3.6 Verificatie inventarisatie Door GMB is gekozen om de datasheet te laten invullen door de afdeling administratie. Op basis van de ingevulde lijst wordt er een verificatie op de inventarisatie uitgevoerd door de KAM manager. De KAM manager verifieert of de data volledig is, eventueel nieuwe bedrijfsonderdelen zijn toegevoegd en of de gegevens zijn ingevuld bij de juiste scope. Bij elke rapportage wordt deze interne toetsing uitgevoerd. Alvorens de getallen worden gecommuniceerd. De “level of assurance” van de inventaris is beperkte mate van zekerheid.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
9
4 CO2 footprint 4.1 Wijzigingen ten opzichte van basisjaar Ten opzichte van basisjaar 2009 zijn er een aantal onderdelen gewijzigd in de footprint. GMB behaalde in 2011 een omzet van 132 miljoen euro. Dat is 6,5 procent meer dan in 2009. Ook is het bedrijfsonderdeel Sustec toegevoegd aan de inventarisatie. In paragraaf 4.7 wordt ingegaan op de vergelijking van de CO2 footprint per jaar.
4.2 Berekende CO2 emissie jaar 2011 De totale scope 1 (directe) en scope 2 (indirecte) GHG emissies van GMB bedroeg in 2011 ( 1 januari t/m 31 december) totaal 14.494 ton CO2, zie figuur 3 voor de verdeling van scope 1 en scope 2 CO2 emissie.
Scope verdeling 2011 14.494 ton CO2 Scope 2 5607 ton CO2 Scope 1 8887 ton CO2
Figuur 5: Directe en indirecte CO2 emissie
De verdeling van de emissie per scope is weergegeven in de onderstaande tabel en figuur. Scope
Emissiebron
Uitstoot CO2 in ton
Uitstoot CO2 in projecten (ton)
Scope 1: Gasverbruik Scope 1: Brandstof lease auto's
Diesel
Scope 1: Brandstof lease auto's
Benzine
Scope 1: Brandstof verbruik transport
160.7 2134,6
12,5 3
1494,2
124,5
87,2
Diesel
1630,3
1630,3
Scope 1: Brandstof verbruik materieel
Diesel
4836,7
4836,7
Scope 2: Ingekochte elektriciteit
Elektriciteit
5579,5
148,6
Scope 2: Zakelijk ritten privé auto
Brandstof
23,1
23,1
Scope 2: Zakelijk vliegverkeer
Brandstof
4,7
-
14.494 Ton CO2
8.233 Ton CO2
TOTAAL
3
Aardgas
Uitgangspunt: 70% brandstof lease-auto’s voor rekening van projecten
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
10
CO2 footprint GMB 2011 0% 0%
Scope 1: Gasverbruik kantoren 1% Scope 1: Brandstof lease auto's
16% 39% 11%
Scope 1: Brandstof verbruik transport Scope 1: Brandstof verbruik materieel Scope 2: Ingekochte electriciteit
33%
Scope 2: Zakelijke ritten prive auto Scope 2: Zakelijk vliegverkeer
Figuur 6: CO2 footprint GMB indeling naar scope
4.3 Scope 1: Brandstofgebruik gespecificeerd In figuur 5 is het brandstofgebruik uit scope 1 gespecificeerd naar gebruiker. Op basis van deze onderverdeling kan geconcludeerd worden dat het gasverbruik op kantoren slechts een beperkt bijdrage heeft op de totale CO2 emissie. Ca. 55% van de CO2 emissie is scope 1 wordt veroorzaakt door materieel op de werken en de bedrijfslocaties. Daarnaast heeft ook het leasewagenpark een belangrijke bijdrage met ca. 25%.
Brandstofgebruik per gebruiker 2% Scope 1: Gasverbruik kantoren
25%
Scope 1: Brandstof lease auto's 55% 18%
Scope 1: Brandstof verbruik transport Scope 1: Brandstof verbruik materieel
Figuur 7: Brandstof gespecificeerd naar gebruiker
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
11
4.4 Scope 2: Elektriciteitverbruik gespecificeerd In 2011 is circa 39% van de totale CO2 uitstoot van GMB toe te wijzen aan elektriciteit. Er is daarom een onderdeling gemaakt in het elektriciteitsgebruik per vestiging en de projectlocaties. De onderverdeling hiervan is weergegeven in onderstaande figuur.
CO2 uitstoot ingekochte elektriciteit per locatie 1% 3% 2% 1%
0% Opheusden
29%
Ijhorst Ridderkerk Zutphen 64%
Tiel Kampen Projecten
Figuur 8: Ingekochte elektriciteit per vestiging
Met name de vestigingen Zutphen en Tiel gebruiken veel elektriciteit 64% respectievelijk 29% van het totale elektriciteit van GMB op jaarbasis. Dit is te verklaren doordat op deze locaties een composteringsinstallatie staat waarin zuiveringsslib wordt verwerkt.
4.5 Verbranding biogas Verbranding van biomassa vond binnen scope 1 en 2 niet plaats bij GMB in 2011.
4.6 Broeikasgasverwijdering Broeikasgasverwijdering vond niet plaats bij GMB in 2011.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
12
4.7 Vergelijking CO2 footprint per jaar De CO2 footprint ten opzicht van voorgaande jaren is niet eenduidig te vergelijken dit komt door de grote verschillen in omzet over de afgelopen 3 jaar. Absolut is de CO2 uitstoot in 2011 gestegen vergeleken met 2009 en 2011 (zie figuur 9). Gerelateerd aan de omzet is de CO2 uitstoot gedaald ten opzicht van 2009 en 2010 (zie figuur 10).
Overzicht CO2 footprint GMB per jaar 16000 14000 12000 10000 8000 6000 2009
4000
2010
2000
2011
0
figuur 9: vergelijking CO2 footprint per jaar
CO2 footprint GMB gerelateerd aan omzet 140 120 2009
100
2010
80
2011
60 40 20 0 Omzet (mln euro)
ton CO2/mln omzet
Figuur 10: CO2 footprint gerelateerd aan de omzet
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
13
4.8 Analyse scope 3 emissies GMB heeft voor het basisjaar (2009) een analyse uitgevoerd op de scope 3 emissies. De analyse is uitgevoerd conform het nieuwe GHG Protocol Scope 3 Standard (November 2010). Zoals ook in het handboek CO2-prestatieladder 2.0 aangegeven is, is het niet de bedoeling een gedetailleerde analyse van scope 3 emissies uit te voeren. Doel is om op basis van een grove berekening te komen tot een rangorde van de meest materiële scope 3 emissiebronnen die tezamen de grootste (70-80%) bijdrage leveren aan de totale scope 3 emissies van een bedrijf. Alle in de genoemde Standard vastgestelde categorieën zijn onderzocht op relevantie en vervolgens zijn voor deze categorieën de emissies bepaald. De berekening is op basis van het inkoopoverzicht van GMB van 2009. In deze lijst zijn alle inkoopbedragen opgesomd, voor deze analyse is gekeken naar de grootste leveranciers en onderaannemers (totaal 80% van de inkoopomzet). De berekeningsmethoden zijn gebaseerd op ervaringen en opgedane kennis in de afgelopen certificeringperiode. Op dit moment zijn we met een partij in bespreking om voor bedrijfsspecifieke producten meer gedetailleerde LCA’s te kunnen opstellen. Hieronder een overzicht van de categorieën met daarbij procentueel de bijdrage aan de scope 3 emissies van GMB. Uit het overzicht wordt duidelijk dat categorie 1, 4 en 8 met respectievelijk 66, 9 en 13% de grootste emissies veroorzaken (totaal in deze inventarisatie is 40.632 Ton CO2). In bijlage B meer informatie over onderliggende gegevens.
Hier volgt een verklaring welke emissies van GMB binnen deze categorieën vallen en hoe deze berekend zijn.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
14
4.8.1 Purchased Goods & Services In deze categorie vallen de emissies (cradle-to-gate) van alle ingekochte goederen en diensten voor zover ze niet vallen in de categorieën 2 tot en met 9. Voor GMB bestaat deze categorie vooral uit ingekochte grondstoffen als beton, staal, hout en diensten geleverd door onderaannemers en uitzendbureaus. De emissies van de grondstoffen zijn berekend op basis van gegevens die verzameld zijn in eerder uitgevoerde ketenanalyses (Prefab betonproducten, leidingtype GVK en RWZI; zie ook www.gmb.eu). Voor de uitstoot veroorzaakt door onderaannemers, ingenieursbureaus en andere diensten is gerekend met een gemiddelde CO2-uitstoot per omzet (branche-afhankelijk4).
4.8.2 Capital Goods In deze categorie vallen de emissies (cradle-to-gate) van alle ingekochte kapitaalgoederen. Bij GMB bestaat deze categorie voornamelijk uit aangekochte machines (materieel) of aanverwante artikelen zoals bedrijfskleding. De emissie van deze goederen is zeer lastig te berekenen. Het productieproces van een shovel of vrachtwagen is nogal complex en daardoor moeilijk te kwantificeren. Daarom is voor deze categorie gekozen het normgetal5 van categorie 4 te hanteren. 4.8.3 Fuel- and Energyrelated Activities Not included in Scope 1 or 2 In deze categorie vallen de emissies die gerelateerd zijn aan de brandstof- en energieconsumptie door GMB en die niet geteld zijn bij scope 1 of 2. Voor deze analyse is daarom een berekening gemaakt hoeveel kilometers (en bijhorende uitstoot van CO2) is afgelegd door vrachtwagens die de brandstof (diesel, rode diesel en benzine) bij de verschillende locaties van GMB geleverd hebben.
4
Onderaannemers: 90 ton CO2/mln omzet op basis van gemiddelde van duurzaamheidsrapport Volker Wessels (50 ton CO2/mln) en GMB (130 ton CO2/mln) Ingenieursbureaus en andere diensten: 56.8 ton CO2/mln omzet op basis van CSR rapport Royal Haskoning 5 Normgetal: 1 ton CO2 / 1000 Eur omzet ,dit is een grove benadering op basis van de berekening dat transport 2 Eur / km kost met een gemiddeld gewicht van 10 ton per transport. Transport kent relatief hoge emissies (vergelijk: staal = 1.06 ton CO2 / 1000 Eur, hout = 0.075 ton CO2 / 1000 Eur) CO2 Emissie inventarisatie I GMB
15
4.8.4 Transportation & Distribution (Upstream) Emissie als gevolg van transport en distributie door derden dat plaatsvond in opdracht van GMB vallen in deze categorie. In de inkooplijst zijn alle transportbedrijven geselecteerd en met behulp van een omrekenfactor (zie voetnoot 3) is een inschatting gemaakt hoeveel kilometers afgelegd zijn. Op basis van de kilometers is een CO2-emissie bepaald. Hierbij is aangenomen dat het transport gemiddeld een gewicht had van 10 ton. 4.8.5 Waste Generated in Operations Emissie als gevolg van het verwerken van afval vallen in deze categorie. Op basis van gegevens uit het inkoopoverzicht is vastgesteld voor welk bedrag GMB in 2009 afval heeft laten verwerken. Het grootste deel van het afval betreft bouw- en sloopafval. De verwerking hiervan vindt plaats door middel van stort van het materiaal en zo mogelijk vindt er recycling plaats. Door het ontbreken van emissiegegevens van afvalverwerkers is hiervoor ook het normgetal van categorie 4 gehanteerd. 4.8.6 Business Travel In deze categorie vallen de emissies als gevolg van werkgerelateerde reiskilometers door werknemers in voertuigen die eigendom zijn van derden. Voor deze analyse is een inschatting gemaakt voor het aantal werknemers dat bij GMB gedetacheerd is en niet gebruik maakt van een auto van GMB of kilometers declareert bij GMB. In 2009 gaat het om maximaal 10 personen die gezamenlijk 300.000 km afleggen. 4.8.7 Employee Commuting In deze categorie vallen de emissies als gevolg van reiskilometers door werknemers tussen hun thuis- en werkplek. De emissies in deze categorie komen terug in Scope 1 en 2 of bij categorie 6. 4.8.8 Leased Assets (Upstream) In deze categorie vallen de emissies als gevolg van bezittingen van GMB die door middel van leaseovereenkomsten in bezit zijn van het bedrijf. Dit gaat vooral om het leasewagenpark, daarnaast wordt er ook een deel van het groot-materieel (kranen, shovels, bulldozers etc.) geleased. Het brandstofverbruik is meegenomen bij de scope 1 en 2 emissies. Voor het gebruik (exploitatie) is daarom gekozen om het normgetal van categorie 4 aan te houden. Zo wordt op basis van de inkooplijst een schatting gemaakt van de emissie. 4.8.9 Investments In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies als gevolg van het in gebruik zijn van investeringen. Dit is voor GMB in 2009 niet van toepassing. 4.8.10 Transportation & Distribution (Downstream) Emissies als gevolg van transport en distributie door derden van verkochte producten (niet betaalde door GMB) vallen in deze categorie. Voor deze analyse is een berekening gemaakt van het transport van biogranulaat vanuit de twee vestigingen van Slibverwerking naar hun klanten. Het aantal tonnen verkocht biogranulaat is bekend vanuit het jaarverslag van Slibverwerking. Een gemiddelde vracht legt 150 kilometer af en met de bekende conversiefactoren is de emissie berekend. 4.8.11 Processing of Sold Products Emissies als gevolg van het verwerken van verkochte producten door ketenpartners vallen in deze categorie. Een voorbeeld hiervan is het gebruik van biogranulaat als biobrandstof in de energieopwekking. Hierdoor wordt juist bespaard op CO2-emissie.
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
16
4.8.12 Use of Sold Products In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies als gevolg van het gebruik van door GMB verkochte producten. De verkochte producten in de civiele tak van GMB; te denken aan wegen, viaducten, aquaducten, grondwerk etc. gebruiken minimale energie. Daarnaast voert GMB ook veel werkzaamheden uit voor waterschappen zoals het aanbrengen van leidingen en installaties. Het energieverbruik hiervan is niet openbaar zodat we hier ook geen kwantificering van kunnen doen. 4.8.13 End-of-life Treatment of Sold Products In deze categorie vallen de scope 1 en 2 emissies die ontstaan bij het verwerken van afval. Dit afval moeten dan producten zijn die eerder door GMB verkocht zijn. De producten zoals ook bij categorie 12 zijn aangegeven hebben over het algemeen een lange levensduur (50 jaar). Hierdoor is er op dit moment geen kwantitatieve onderbouwing te geven van energieverbruik tijdens de verwerking als het product aan het eind van de gebruiksperiode. 4.8.14 Leased Assets (Downstream) De emissies als gevolg van gebruik van derden van bezittingen van GMB (middels een leaseconstructie) vormen deze categorie. Dit is voor GMB in 2009 niet van toepassing. 4.8.15 Franchises De emissies als gevolg van in bedrijf zijnde franchises vormen deze categorie. Dit is voor GMB in 2009 niet van toepassing.
4.9 Conclusie Op basis van bovenstaande scope 3 analyse is een rangorde opgesteld van de meest materieele emissies. Uit deze rangorde heeft GMB een drietal ketenanalyses uitgevoerd om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor CO2 reductie in de keten. Vanuit het handboek worden de volgende nadere (rand)voorwaarden hierbij gesteld: 1. De ketenanalyses dienen betrekking te hebben op de projecten. 2. Het bedrijf dient eigen analyses uit te (laten) voeren. Het meeliften bij de uitvoering van een betaalde opdracht van een klant kan niet gezien worden als het voldoen aan de eisen. 3. Er dient een ketenanalyse te worden gemaakt voor één van de twee meest materiële emissies én een andere voor één van de zes meest materiële emissies (uit de rangorde). 4. De scope 3 accounting standard geeft de herkenbare structuur van elke ketenanalyse. 5. Het resultaat van zulk een analyse dient een aanvulling te zijn op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten of anders gesteld: dient bij te dragen aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht. De ketenanalyse van prefab betonproducten voldoet aan de eerste eis van punt 3. De betonproducten staan in de scope 3 analyse rangorde op nummer 1 van de meest materiële emissies. De ketenanalyse van leidingtype GVK voldoet aan de tweede eis van punt 3 want kunststof staat op nummer 6 in de rangorde van de scope 3 analyse. De derde ketenanalyse die gedaan is, gaat over energiereductie in door GMB geleverde producten in realisatie en/ of gebruikersfase, waarbij GMB invloed heeft op het ontwerp (Design&Construct).
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
17
Bijlage A: Datasheet CO2 emissie inventarisatie 2011 Bijlage B: Datasheet Scope 3 Analyse 2009
CO2 Emissie inventarisatie I GMB
18