CM-Informatie
Analyses en standpunten 255
Driemaandelijks tijdschrift van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten
maart 2014 Budgettair kader voor het budget Gezondheidszorg (in miljoen euro) Begrotingsdoelstelling 2013
26.677
Norm 3 %
800
Index 1,4 %
385
Initiële begrotingsdoelstelling 2014 (= berekeningsbasis voor 2015) (A)
Staatshervorming De totale overdracht van bevoegdheden (arbeidsmarktbeleid, kinderbijslag, gezondheidszorg, …) is goed voor in totaal 20 miljard euro, waarvan meer dan 5 miljard euro ihk van gezondheidszorg en hulp aan personen. Het grootste deel van dat bedrag (m.n. 2,9 miljard euro) heeft betrekking op de overdracht van de oudereninstellingen.
27.862
Besparingsmaatregelen en ondergebruik (B)
772
Definitieve begrotingsdoel-stelling 2014 (C = A – B)
27.089
Memoranda Op 25 mei 2014 zal aan de Belgische kiezers worden gevraagd om 3 keer te stemmen want dan moeten de nieuwe Europese, federale en regionale afgevaardigden worden gekozen. Het resultaat van deze verkiezingen zal bepalend zijn voor de toekomst van ons land en naar aanleiding hiervan maakte CM vier memoranda: een Europees en een federaal memorandum en twee memoranda voor de gemeenschappen.
Evolutie van de gemiddelde kost per opname, per kamertype, prijzen van 2004 tot en met 2012. 1600
1347
1346
Gemiddeld factuurbedrag ( €)
1400 1200 1000
570
575
610
637
499
494
471
491
650
674
761
785
795
443
438
355
337
325
800 600 400 200 0
19
19
19
18
183
180
148
138
15 122
14 113
303
294
14 94
16 82
16 71
199
201
217
223
216
215
226
225
227
169
172
190
196
190
193
190
204
207
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
individuele kamer Remgeld
Materiaal- kamer en andere supplementen
kamer voor 2 of meer Honorariumsupplementen
Editoriaal De artikels in dit nummer tonen goed aan dat er in de organisatie van onze gezondheidszorg de volgende jaren verschillende veranderingen zullen optreden. Op 1 juli 2014 treedt de bevoegdheidsoverdracht inzake gezondheidszorg in werking zoals afgesproken bij de zesde staatshervorming. De deelstaten kunnen de overgehevelde bevoegdheden dan opnemen indien ze de wetgeving aanpassen. Met de overdracht van een tiental domeinen is een bedrag van 5 miljard gemoeid, ongeveer één vijfde van het huidig budget van de gezondheidszorg. De oudereninstellingen, met een budget van bijna 3 miljard, nemen hiervan het grootste deel voor hun rekening. Hoe de bevoegdheden uiteindelijk zullen ingevuld worden, is nog niet concreet bepaald. De wensen en voorstellen op dit vlak van CM worden toegelicht in de memoranda die intussen aan de gemeenschappen werden overgemaakt. CM ziet in de nieuwe structuren een sterke rol voor het ziekenfonds. Dit heeft heel wat troeven inzake terrein en administratieve ervaring, vertrouwen bij de bevolking, goedkoop beheer in vergelijking met de privaat for profit, een ‘beweging’ dicht bij en voor de ganse bevolking gebaseerd op solidariteit, een bewaker en pleitbezorger voor toegankelijkheid en kwaliteit.… Verkiezingstijd is een goed moment om de uitdagingen en problemen op te lijsten en met constructieve voorstellen te komen. Deze zullen nodig zijn om met de voorziene middelen een kwaliteitsvolle toegankelijke gezondheidszorg te blijven aanbieden ondanks de stijgende
2
uitgaven ten gevolge van o.a. de vergrijzing, toename van het aantal chronische zieken o.a. door welvaartsziekten (diabetes, overgewicht,…) en betere behandelingen, duurdere en gepersonaliseerde diagnosen en behandelingen,… Het artikel dat het budget 2014 bespreekt, geeft een aantal pistes aan. Die leggen het accent op een wijze van financieren afgestemd op de reële (o.a. evidence based) nodige zorg, transparantie en prijsregulatie, aanpakken van niet verklaarbare variaties in diagnostische en therapeutische procedures, een performante elektronische uitwisseling van gegevens, een aanbod van zorgen aangepast aan de specifieke zorgvraag. Hoe dit zich concreet op het terrein kan vertalen toont de negende ziekenhuisbarometer aan. Zes concrete maatregelen moeten voorkomen dat de vastgestelde verschillen in ziekenhuisfactuur voor eenzelfde pathologie gaan evolueren tot een klassengeneeskunde waarbij in de betreurde concurrentiestrijd tussen ziekenhuizen, sommigen zich gaan richten op de meer gegoede patiënten. Dit nummer bevat dus heel wat voorstellen om de noodzakelijke uitdagingen, veranderingen en nieuwe verantwoordelijkheden in de gezondheidszorg in goede banen te leiden.
Dr. Michiel Callens Departementsdirecteur R&D
CM-Informatie 255 • maart 2014
Budget 2014 Budgettaire maatregelen in de aanloop naar de noodzakelijke hervorming van ons gezondheidszorgstelsel Olivier Gillis, Onderzoek en Ontwikkeling
De begrotingsopmaak voor de uitgaven voor gezondheidszorg in 2014 verliep in bijzondere omstandigheden. De Europese agenda verplichtte de Belgische Regering om ten laatste op 15 oktober 2013 bekend te maken welke maatregelen ze zou nemen om de financiële engagementen voor 2014, na te komen. De regering moest zich dus al vanaf juli 2013 (in plaats van december) buigen, over maatregelen om de vooropgestelde doelstellingen op het vlak van overheidstekort en schuldgraad, te halen. Net zoals voor 2012 en 2013 werden ook voor 2014 besparingsmaatregelen genomen. Deze maatregelen zijn echter wel minder drastisch dan de twee vorige jaren omdat de uitgavenraming voor 2014 aanzienlijk onder de begrotingsdoelstelling blijft. De Europese agenda en de jaarlijkse begrotingsopmaak voor de gezondheidszorg mogen ons echter niet beletten om een lange termijnvisie te ontwikkelen. We vandaag denken aan de uitdagingen van morgen en ze goed begrijpen. Het zorgaanbod moet worden aangepast aan de evolutie van de behoeften (meer bepaald door de vergrijzing), er is nood aan transparantie en een betere regulering van prijzen en tarieven, diagnostische en therapeutische procedures moeten beter benut worden.
1. Terugblik: structurele besparingen in 2012 en 2013 (RIZIV, 2013) De voorbije twee jaar waren gekenmerkt door een strak begrotingsbeleid en de ziekteverzekering droeg sterk bij aan de sanering van de overheidsfinanciën. Een groot deel van die bijdrage kwam van de vrije marge in het gezondheidszorgbudget, die op zijn beurt een gevolg was van het grote verschil tussen de wettelijke begrotingsdoelstelling en de feitelijke uitgaven (ter herinnering, van 2005 tot 2012 werd een groei van jaarlijks 4,5%, buiten inflatie voorzien, terwijl de werkelijke groei buiten inflatie, minder was dan 4%). Naast het inpikken van deze onbenutte marges, werden ook structurele maatregelen genomen. In 2012 en 2013 werden besparende maatregelen genomen voor bijna één miljard euro in de gezondheidszorg. Voor 2012 is het budget gezondheidszorg naar beneden gehaald tot het niveau van de uitgaven (van 27,6 miljard naar 25,3 miljard). Hierdoor kwam een grote marge vrij van iets meer dan 2,3 miljard. In deze marge zat ook een bedrag van 553 miljoen euro (op jaarbasis) vervat, dat werd bekomen door structurele besparingsmaatregelen (527 miljoen waartoe was beslist in december 2011 en aanvullend 26 miljoen waartoe werd beslist tijdens het conclaaf van maart 2012).
Voor 2013 besliste de Regering om voor het volledige jaar een bedrag van 351 miljoen op de totale begrotingsdoelstelling niet uit te geven. Die marge werd bekomen door structureel 297 miljoen te besparen. Tijdens het conclaaf van maart 2013 werden nieuwe structurele maatregelen beslist voor een bedrag van 109 miljoen euro (op jaarbasis) waardoor in 2013 structureel 406 miljoen euro zou worden bespaard. Welke sectoren zijn vooral door deze besparingsmaatregelen getroffen? (Gillis O., 2012 en 2013). Medische honoraria: de besparingsmaatregelen raken vooral de klinische biologie en de medische beeldvorming en moeten de belangrijke budgetoverschrijdingen (uitgaven groter dan voorziene middelen) van de jongste jaren compenseren. Ze moeten ook de voorschrijfvolumes doen dalen die in België hoog zijn en de budgetoverschrijding voor een deel verklaren. Voor medische beeldvorming bijvoorbeeld doet België in vergelijking met de andere OESO-landen het hoogste aantal CT-scans (Computed Tomography) per duizend inwoners (179 onderzoeken tegenover gemiddeld 121 in de OESO-landen). Ook
CM-Informatie 255 • maart 2014
3
Tabel 1: Besparingen per sector voor 2012 en 2013 (in duizenden euro) (bedragen op jaarbasis)
2012
2013
TOTAL (€)
TOTAL (%)
Medische honoraria
80.980
155.005
235.985
24,6%
Budget van financiële middelen (BFM) –Ziekenhuizen
33.660
45.100
78.760
8,2%
Farmaceutische specialiteiten
227.604
171.796
399.400
41,7%
Implantaten
60.197
19.439
79.636
8,3%
Andere*
150.293
14.483
164.776
17,2%
TOTAAL
552.734
405.823
958.557
* voornamelijk de gedeeltelijke indexering van de honoraria (waaronder de medische honoraria)
het aantal MRI-onderzoeken (Magnetic Resonance Imaging - beeldvorming door magnetische resonantie) is hoger: 53 onderzoeken tegenover gemiddeld 41 voor de landen waarvoor de gegevens beschikbaar zijn (Regueras, 2014). Budget van financiële middelen (BFM) – ziekenhuizen: de maatregelen die de jongste jaren in het BFM zijn genomen, waren gericht op een rationalisering en harmonisering van de ziekenhuisfinanciering. Het ‘klein materiaal’ werd bijvoorbeeld geforfaitariseerd, om de grote verschillen tussen ziekenhuizen in de kostprijs ervan, voor een zelfde ingreep, te verkleinen. Farmaceutische specialiteiten: de prijzen en volumes van geneesmiddelen blijven hoog in België. In 2009 bedroegen de uitgaven voor geneesmiddelen in België, 550 euro per inwoner. Van die jaarlijkse factuur betaalden de patiënten zelf 40% of 218 euro, onder de vorm van remgeld en betalingen van nietterugbetaalde geneesmiddelen. Ter vergelijking, in Nederland bedroegen de totale uitgaven voor diezelfde periode 401 euro per inwoner en de patiënten betaalden slechts 85 euro (21%) uit eigen zak1. Er werden dus belangrijke besparingsmaatregelen genomen om de prijzen en volumes te doen dalen (42 % van alle besparingen uit de periode 2012-2013 waren besparingen in de sector van de farmaceutische specialiteiten): • Prijzen: maatregelen ter ondersteuning van het voorschrijven van ‘goedkope geneesmiddelen’: - Verplichting voor de apotheker om het goedkoopste geneesmiddel af te leveren wanneer de geneesheer op stofnaam voorschrijft. - Invoering van een nieuwe terugbetalingscategorie F: voor sommige klassen geneesmiddelen werd de terugbetaling forfaitair vastgelegd op het niveau van de goedkoopste specialiteit. Doelstelling: aanzetten tot voorschrijven van goedkopere alternatieven voor dure geneesmiddelen waarvoor meerdere alternatieven bestaan. • Volume: beperken van het voorschijfvolume van bepaalde klassen geneesmiddelen (PPI - protonpompinhibitoren, stati-
nes, antibiotica, enz.), onder meer door individuele feedback aan de zorgverleners te geven en een rechtvaardiging te vragen aan ‘grote voorschrijvers’. Implantaten: vermindering van het budget voor implantaten, gerechtvaardigd door de grote boni in de sector. Die grote boni zijn afkomstig van een hele reeks nieuwe initiatieven waarvoor er wel een budget was ingeschreven maar die niet werden uitgevoerd.
2. Vastlegging budget gezondheidszorg voor 2014 (RIZIV, 2013) Ieder jaar wordt het budget gezondheidszorg berekend op basis van dat van het jaar voordien waarop eerst een groeinorm wordt toegepast (die groeinorm bedraagt 4,5 % sinds 2005 maar werd verminderd tot 2 % voor 2013 en bedraagt 3 % voor 2014) en vervolgens de index. Voor 2014 was de begrotingsdoelstelling dus 27,862 miljard. Het Verzekeringscomité van het RIZIV werkt traditioneel op die basis een budgetvoorstel uit voor de minister met een globaal budget en een budget per sector. Net zoals in 2012 en 2013 werd de gezondheidssector echter met belangrijke besparingsmaatregelen geconfronteerd. Tijdens de begrotingsconclaven van maart en juni 2014 legde de Regering een besparingsplan voor in totaal 772 miljoen op waardoor het budget voor de gezondheidszorg tot 27,089 miljard daalde. Merk op dat die 772 miljoen besparingen echter grotendeels eenvoudigweg komen van het verschil tussen de initiële begrotingsdoelstelling 2014 en de uitgavenramingen voor datzelfde jaar. De marge tussen beiden komt van besparingsmaatregelen uit het verleden.
1 http://www.mc.be/actualite/opinions/2012/cout_volume_medicaments.jsp 4
CM-Informatie 255 • maart 2014
Tabel 2: Budgettair kader voor het budget Gezondheidszorg (in miljoen euro) Begrotingsdoelstelling 2013
26.677
Norm 3 %
800
Index 1,4 %
385
Initiële begrotingsdoelstelling 2014 (= berekeningsbasis voor 2015) (A)
27.862
Besparingsmaatregelen en ondergebruik (B)
772
Definitieve begrotingsdoelstelling 2014 (C = A – B)
27.089
De begrotingsdoelstelling 2014 is verdeeld tussen de verschillende sectoren van de ziekteverzekering als volgt:
Tabel 3: Verdeling van het budget Gezondheidszorg 2014 per sector en toegelaten groei In miljoen euro
Uitgavenraming 2013
Groei uitgaven 2002-2012
Toegelaten groei 2013-2014
Doelstelling 2014
Medische honoraria
7.548
7.805
3,4%
4,9%
Farmaceutische specialiteiten
4.312
4.392
1,9%
4,9%
Budget van financiële middelen (BFM) van de ziekenhuizen *
5.589
5.857
4,8%
4,2%
Thuisverpleging
1.304
1.372
5,2%
6,4%
Tandartsen
840
867
3,3%
5,8%
Kinesisten
657
680
3,5%
5,0%
Bandagisten en orthopedisten
277
300
8,4%
6,9%
Opticiens
32
35
8,7%
9,4%
Audiciens
55
55
0,1%
11,7%
Vroedvrouwen
17
18
4,9%
9,3%
673
726
7,9%
6,5%
Logopedie
83
87
4,5%
7,2%
Revalidatie
585
619
5,9%
6,4%
Rustoorden
2.646
2.761
4,3%
7,8%
Psychiatrische verzorgingstehuizen – Beschut wonen
143
153
6,7%
4,8%
Dialyse
423
436
3,2%
5,1%
97
102
5,5%
7,1%
Maximumfactuur
346
378
9,3%
19,6%
Andere
592
539
Regularisaties
-87
-94
26.131
27.089
Implantaten
Forfaits “chronisch zieken “
TOTAAL
3,7%
5,5%
* Enkel vast gedeelte.
CM-Informatie 255 • maart 2014
5
3. Structurele besparingsmaatregelen 2014 (RIZIV, 2013) Voor 2014 besliste de regering om volgende besparingsmaatregelen te nemen voor een totaal bedrag van 154 miljoen euro: • 66 miljoen vastgelegd door het Verzekeringscomité van het RIZIV en gestuurd door de "Task Force" binnen het Verzekeringscomité (zie punt 3.1. voor de detailgegevens over deze besparingsmaatregelen). • 49,5 miljoen voor farmaceutische specialiteiten: - 31 miljoen: prijsdalingen die zijn vastgesteld in overleg met de hele farmaceutische sector. - 15 miljoen: uitbreiding van de klassen geneesmiddelen op te nemen in categorie F (cf. supra). - 2 miljoen: prijsdaling des biosimilars buiten brevet. - 1,5 miljoen: indexering remgeld.
budget van de ‘miniforfaits’ met 10 miljoen euro verminderd worden en in het BFM worden opgenomen. Nu kan het miniforfait worden gefactureerd bij elke dringende situatie die een bed of gebruik van een intraveneuze perfusie (=nietheelkundig dagziekenhuis) vereist. 3. Onterechte ziekenhuisopnamen en responsabilisering van de ziekenhuizen (7,3 miljoen): bij elke opname kan een hele reeks forfaits worden gefactureerd. Er is beslist om de hoogte van deze forfaits te verminderen bij heropname van dezelfde patiënt in hetzelfde ziekenhuis binnen een termijn van 10 dagen (tussenkomst aan 82 %). Het gaat om volgende opnameforfaits: • Forfait (variabel deel BMF) • Forfait geneesmiddelen
} 4,4 miljoen
• Forfaitair honorarium medische beeldvorming: 1,1 miljoen • 20 miljoen in de sector van de implantaten door een lineaire prijsdaling van de tussenkomst voor alle prestaties behalve voor hartdefibrillatoren en herlaadbare neurostimulatoren DBS (Deep Brain Stimulation). • 11 miljoen door stopzetting van de tussenkomst in de ziektekosten voor het diplomatiek korps (dit komt ten laste van het land van zending en niet van het gastland). • 5 miljoen in de sector van de audiciens om de prijzen van hoorapparaten te doen dalen. • 2 miljoen in het bijzonder solidariteitsfonds, een besparing omdat het budget niet was opgebruikt. Naast deze 154 miljoen structurele besparingsmaatregelen, is voorgesteld om een actieplan op te stellen voor een goed gebruik van de middelen en het versterken van de instrumenten en procedures voor het controlebeleid. Verwacht wordt dat dit een besparing van 20 miljoen euro zal opleveren (waarvan 8 miljoen voor de sector verpleging, meer bepaald door bestrijding van overscoring op de "KATZ"-schaal om de tussenkomst voor verpleging te bepalen).
3.1. Besparingsmaatregelen van de "Task Force" van het Verzekeringscomité van het RIZIV (66 miljoen) 1. Verbod op cumul van forfaitaire erelonen en opnameforfaits bij ambulante zorg (12,7 miljoen): het ziekenhuis mag geen forfaitaire ambulante erelonen voor klinische biologie (6,8 miljoen) en forfaitaire honoraria en consultatiehonoraria medische beeldvorming (5,9 miljoen) factureren op een spoeddienst indien de patiënt dezelfde dag opgenomen wordt in het ziekenhuis. 2. Vermindering budget ‘miniforfait’ (10 miljoen) en integratie ervan in het BFM: om komaf te maken met prijsverschillen tussen ziekenhuizen die niet echt gerechtvaardigd zijn (maar op historische prijzen gebaseerd) en met (onterechte) verschillen in volume (aantal gefactureerde forfaits), zal het 6
• Forfaitair honorarium klinische biologie:
1,1 miljoen
• Forfaitair toezichtshonorarium:
0,7 miljoen
4. Facturatie hospitalisatiedagen (7 miljoen): voortaan kan enkel het bedrag per opname (en niet meer het bedrag per ligdag) worden gefactureerd op de dag van opname voor een verblijf van meer dan 24 uur. Het bedrag per ligdag kan worden gefactureerd voor alle daaropvolgende dagen, ook de dag van ontslag ongeacht het tijdstip. Reden: wegwerken van de praktijkverschillen tussen ziekenhuizen. Nu merkt men dat bij één verblijf op vier een bedrag per ligdag wordt gefactureerd voor de dag van opname en de dag van ontslag, met grote praktijkverschillen tussen ziekenhuizen (gaande van 5% van de verblijven in bepaalde ziekenhuizen tot meer dan 50% van de verblijven in andere). 5. Dialyse (3 miljoen): het financieringsmechanisme voor dialyse dat in 2003 werd ingevoerd, is niet optimaal zoals een studie van het KCE onderstreept: het forfait moet de reële kosten van de verschillende vormen van dialyse beter weerspiegelen (de historisch band met de verpleegdagprijs per ziekenhuis moet dus verdwijnen) en de financiering moet worden aangepast om vormen van thuisdialyse meer aan te moedigen (peritoneale dialyse) die minder duur zijn maar die in ons land slechts weinig worden toegepast in vergelijking met onze buurlanden. In afwachting dat een globale hervorming van de financiering van dialyse klaar is, wordt bespaard door een beperking van het deel financiering dat aan de ligdagprijs is gekoppeld. 6. Overeenkomsten nCPAP (4 miljoen): herziening van de forfaitaire tussenkomst per dag om de materiaalkosten te dekken in het kader van de nCPAP – overeenkomsten (ademhalingshulp ’s nachts bij slaapapneu) want de prijs voor de apparatuur is nu overschat.
CM-Informatie 255 • maart 2014
7. Terugbetalingsvoorwaarden panoramische tandclichés (2 miljoen): panoramische radiografieën van de tanden zullen nog maar één keer per twee jaar worden terugbetaald voor wie ouder dan 18 jaar is (tot nu toe één keer per jaar); behalve bij extern orofaciaal trauma. 8. Nieuwe reanimatienomenclatuur (10 miljoen): vermindering van het gebruik van de nieuwe reanimatienomenclatuur. De eerste vijf maanden van 2013 werd een stijging van 30,7% vastgesteld. 9. Coronarografie (8 miljoen): het honorarium voor coronografie wordt op gelijke hoogte gebracht van dat van vergelijkbare prestaties, zelfde terugbetaling voor een onderzoek naar hartstress ongeacht de gebruikte techniek en invoering van regels die cumul van coronaroCT- en coronarografieonderzoeken beperken. 10. Indexmassa van bandagisten/orthopedisten (2,1 miljoen): een deel van de indexmassa is ingehouden en zal worden toegekend vanaf de datum van inwerkintreding van de maatregelen betreffende prijstransparantie van de producten, afleveringserelonen en algemene kosten die de overeenkomstencommissie uitwerkte.
4. Vooruitblik: toekomstige uitdagingen? (INAMI, 2013) De maatregelen die de jongste drie begrotingsjaren werden genomen ter sanering van de begroting, lieten weinig ruimte over voor nieuwe initiatieven. De analyses bevestigen bovendien dat wij door de vergrijzing, meer bedden in revalidatie- en woonzorgcentra nodig zullen hebben en dat de eerstelijnszorg moet worden versterkt. De huisarts moet een centrale rol krijgen bij de opvolging van chronische patiënten en de thuiszorg moet verder worden ontwikkeld. Een deel van de middelen hiervoor kan worden bekomen door een verbetering van de financieringswijze, meer efficiëntie, transparante prijzen en tarieven en een betere zorgkwaliteit.
4.1. Een financieringsmodel volgens de behoeften Het financieringsmodel moet worden aangepast om een multidisciplinaire aanpak te stimuleren van de complexiteit bij chronische patiënten. Ook het coördinatiewerk, geholpen door het digitaal medisch dossier, dient beter gewaardeerd. Dit vereist dat snel gestart wordt met de besprekingen voor een progressieve overgang naar een meer geïntegreerd systeem van pathologiefinanciering voor de ziekenhuizen, ook bij dagopname. Zoals het KCE aanhaalde, is het financieringsmechanisme voor dialyse in ons lans niet optimaal. De hervorming hiervan is essentieel om het sterk
gestegen aantal gevallen van chronische nierinsufficiëntie door de vergrijzing aan te kunnen. Een adequate financiering veronderstelt ook een nomenclatuur die de reële werklast weerspiegelt. Het is belangrijk om de herijking van de nomenclatuur voort te zetten (of hiermee te starten) in elke sector op basis van de duur, de complexiteit en het risico van de ingrepen en zo elke over-/onderfinanciering recht te zetten en de zorgverleners te stimuleren om kwaliteit te laten primeren op volume.
4.2. Meer transparantie en regulering van prijzen en tarieven Behalve de herziening van het financieringsmodel is een ander belangrijk werkgebied de transparantie en regulering van de prijzen en tarieven. Zo moet in de facturatie een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de prijs van het materiaal en het honorarium van de zorgverlener om enerzijds ongerechtvaardigde winstmarges te vermijden en anderzijds een adequate terugbetaling mogelijk te maken. Meer transparantie bij de toegekende ristorno’s door de leveranciers op zowel het materiaal als de geneesmiddelen is nodig zodat de prijs die de patiënten en de ziekteverzekering betalen de reële kosten weerspiegelt. De kostprijs van gezondheidszorg moet ook transparant zijn voor de patiënt. De patiënt informeren over de financiële gevolgen van zijn behandeling is niet enkel een noodzakelijke voorwaarde opdat hij hiervoor zijn toestemming zou geven. De patiënt sensibiliseren omtrent de kostprijs kan hem ook ertoe aanzetten meer proactief zijn ziektekosten te gaan beheren. Het wetsontwerp betreffende de financiële transparantie van de gezondheidszorg is hierbij een stap vooruit.
4.3. Beter gebruik van de diagnose- en therapeutische procedures Naast een adequate financiering en transparantie van prijzen en kosten, zijn de kwaliteit van de zorg en het goede gebruik van de diagnose- en therapeutische procedures essentieel. Talrijke studies wezen al op de grote voorschrijfvolumes voor bepaalde geneesmiddelen (cf. antibiotica, antidepressiva, enz.) en voor onderzoeken (meer bepaald beeldvorming) in ons land in vergelijking met de buurlanden. In heel wat andere domeinen (cf. keizersnede, hysterectomie, arthroscopie, enz.) worden onverklaarde praktijkverschillen vastgesteld. Talrijke initiatieven bestaan om het goed gebruik van geneesmiddelen en gezondheidszorg te bevorderen maar een globale overlegde strategie op middellange termijn en coördinatie van de gevoerde acties ontbreken nog. Bovendien is een goed systeem voor gegevensbeheer nodig met ook informatie over morbiditeit en zorgverbruik dat de gegevens beschikbaar stelt voor analysedoeleinden wanneer
CM-Informatie 255 • maart 2014
7
nodig. Op het vlak van de individuele zorgverleners, zijn professionalisering van de communicatie (cf. verspreiding van aanbevelingen, feedback over de profielen,…) en ontwikkeling van instrumenten ter ondersteuning van evidence based medicine essentiële aspecten die verder moeten worden uitgewerkt. Ten slotte moet het debat worden geopend over financiële mechanismen die de zorgkwaliteit bevorderen op basis van resultaatindicatoren (klinisch of omtrent de processen) meer bepaald wanneer wordt nagedacht over de accrediteringsystemen van zorgverleners en verzorgingsinstellingen.
4.4. Ondersteunen van elektronische gegevensuitwisseling E-health moet verder worden uitgebouwd en hierin moet voldoende worden geïnvesteerd. Elektronische gegevensuitwisseling biedt talrijke kansen voor de gezondheidszorg. E-health kan tegemoetkomen aan de legitieme eis van de zorgverleners voor administratieve vereenvoudiging. Elektronische gegevensuitwisseling kan ook zeer nuttig zijn om overbodige onderzoeken in te perken en continue multidisciplinaire zorg, meer bepaald voor chronisch zieken, te bevorderen. Essentieel is dat de patiënten goed worden geïnformeerd, begeleid en geadviseerd over de mogelijkheden die E-health biedt om de zorgkwaliteit te verbeteren. De patiënt moet een belangrijke partner worden bij het beheer van de gegevens over zijn gezondheid.
4.5. Betere afstemming van het zorgaanbod op de noden Over de financiering en de kwaliteit van de zorg kan worden nagedacht maar dit mag geen belemmering zijn voor de afstemming van het zorgaanbod op de zorgbehoefte. De vergrijzing veronderstelt een aanpassing van ons zorgaanbod van acute zorg naar een aanbod dat is aangepast aan de zorg voor chronisch zieken. Er nood aan minder dure, alternatieve opvangvormen voor gehospitaliseerde patiënten, die voor hun behandeling geen ziekenhuisinfrastructuur meer nodig hebben. Hetzelfde geldt voor ouderen die in een woonzorgcentrum verblijven zonder zorgbehoevend te zijn. Kwaliteitszorg veronderstelt ook een sterke eerste lijn. De huisartsgeneeskunde aantrekkelijker maken, is niet enkel een kwestie van financiële herwaardering. Ook samenwerking en hergroepering van de huisartsen moet worden bevorderd om de zorgcontinuïteit te verzekeren met minder werkdruk. Daarnaast moet ook worden nagedacht over interactieve opvolging van de patiënt met respect voor de competenties en expertise van elkeen. De wachtdiensten en spoedgevallendiensten vereisen een globale aanpak, gebaseerd op de complementariteit van de betrokken zorgverleners (huisartsen, wachtposten, spoeddiensten in de ziekenhuizen) om nodeloze herhaling van onderzoeken te vermijden.
8
Ten slotte leiden concurrentie en de ziekenhuisfinanciering tot een inflatie van het zorgaanbod (meer bepaald op het vlak van de hoogtechnologische medische prestaties) terwijl de hele sector tegelijkertijd kampt met een tekort aan bepaald (para)medisch personeel. Het debat over programmatie en de herverdeling van de rollen in de ziekenhuissector moet dringend worden geopend en parallel hiermee zullen aspecten van financiering en van erkenningsnormen, die nu samenwerking tussen ziekenhuizen afremmen, moeten worden weggewerkt.
5. Besluit Net zoals in 2012 en 2013 (bijna 1 miljard euro besparingsmaatregelen) zijn voor 2014 opnieuw besparingsmaatregelen genomen voor in totaal 154 miljoen euro. Deze maatregelen moeten sommige voorschrijfvolumes doen dalen, meer bepaald in de klinische biologie en de medische beeldvorming. Ze hebben ook tot doel de ziekenhuisfinanciering te rationaliseren en te harmoniseren, in het bijzonder door de grote verschillen tussen ziekenhuizen te beperken of zelfs weg te werken. Ten slotte moeten de besparingsmaatregelen de prijzen van de geneesmiddelen doen dalen want deze zijn in België vrij hoog. De Europese agenda en de begrotingsopmaak voor de gezondheidszorg per jaar mogen ons niet beletten om prospectief een langetermijnvisie te ontwikkelen. Vanaf nu moeten wij de uitdagingen van morgen aangrijpen en nadenken over de aanpassing van het zorgaanbod aan de evoluerende behoeften (meer bepaald door de vergrijzing), transparantere prijzen en tarieven met een betere regulering ervan of nog, een beter gebruik van diagnose- en therapeutische procedures.
Bibliografie Gillis O. 2012. De crisis spaart de gezondheidssector niet. Een gelegenheid om onze gezondheidszorg efficiënter te maken? CM-Informatie 247: 3-9. Gillis O. 2013. Een begroting die oproept tot gematigdheid. CMInformatie 251: 8-14. RIZIV 2013. Begroting 2014. Vaststelling van de globale begrotingsdoelstelling 2014 en verdeling in partiële begrotingsdoelstellingen. Nota CGV 2013/357. Regueras N. 2014. Verleden, heden en toekomst van de verplichte ziekteverzekering. CM-Informatie 254: 3-16.
CM-Informatie 255 • maart 2014
Negende CM-barometer van de ziekenhuisfactuur Factuur dagziekenhuis kan verder omlaag Voor het negende jaar op rij publiceert CM, via de pers en op haar website, de gemiddelde ziekenhuisfactuur voor de patiënt. Deze gegevens zijn gebaseerd op de analyse van meer dan 2 miljoen facturen van CM-leden in 2012. De resultaten zijn afgetoetst met de ziekenhuizen zelf. Deze jaarlijkse studie laat ons toe om de evolutie van de factuur bij ziekenhuisopname op te volgen. Dit brengt ons tot een aantal aanbevelingen voor een betere financiële bescherming van de patiënt. Aangezien het dagziekenhuis in volle expansie is - jaarlijks komen er voor heel het land 50.000 à 60.000 dagopnames bij - spitsten we ons dit jaar vooral toe op de factuur voor de patiënt bij een chirurgische ingreep in dagopname.
Samenvatting van de opvallendste vaststellingen 1. Opnames in dagziekenhuis
veel materiaalkosten kijken. Een gynaecologische ingreep behelst dan weer gemiddeld hoge ‘diverse kosten’.
1. Het aantal dagopnames is de voorbije tien jaar met twee derden toegenomen. Bijna de helft van alle ingrepen in het ziekenhuis vindt vandaag plaats in het dagziekenhuis. Van de 3,3 miljoen ingrepen waren er 1,5 miljoen dagopnames en 1,8 miljoen klassieke opnames (met overnachting). 2 In 6% van de chirurgische dagopnames krijgt de patiënt een eenpersoonskamer toegewezen. In dat geval kan de factuur voor de patiënt (remgeld plus supplementen) hoog oplopen: gemiddeld 627 euro voor een ingreep. Supplementen op het ereloon zijn goed voor vier vijfden van dit bedrag (gemiddeld 493 euro).
2. Klassiek ziekenhuis 5. De prijs van een opname in het klassiek ziekenhuis, in een eenpersoonskamer, is gemiddeld stabiel. Dit dankzij de daling van de kost van het materiaal, maar de ereloonsupplementen blijven stijgen. Over de periode van 2004 tot 2012 noteren we een jaarlijkse stijging van 4,2% van de ereloonsupplementen bovenop de inflatie. Ereloonsupplementen vormen bij uitstek een kost op de materniteit. Zij veroorzaken een enorme variatie in de factuur. Als patiënt betaal je voor een bevalling van 870 tot 3.000 euro, afhankelijk van het ziekenhuis.
3. De kost voor de patiënt voor een chirurgische dagopname in een kamer voor twee of meer personen (of zonder echte passage in een kamer) bedraagt gemiddeld 119 euro. Voor deze kamertypes worden dan ook meestal geen ereloonsupplementen aangerekend. Toch doen nog 14 ziekenhuizen in ons land dat nog altijd. De prijs voor een chirurgische dagopname blijft gemiddeld stabiel, met uitzondering van het remgeld op materiaal voor bepaalde ingrepen, dat licht stijgt.
6. Ook voor een klassieke opname betaal je nog steeds vijf maal meer in een eenpersoonskamer dan in een kamer voor twee of meer personen. Dit is een gevolg van de aangerekende kamersupplementen, maar in veel sterkere mate van de ereloonsupplementen, die bijna twee derden van de factuur uitmaken in eenpersoonskamers. In tweepersoonskamers daarentegen is de gemiddelde factuur met 3% gedaald ten opzichte van 2011.
4. Los van het kamertype is de pathologie erg bepalend voor de factuur voor de patiënt. Bij een stomatologische of een oftalmologische ingreep in het dagziekenhuis komen er vaak
7. Per opname betaalt de patiënt gemiddeld 31 euro voor nietterugbetaalde geneesmiddelen. Dat bedrag is al meer dan tien jaar stabiel, maar de variatie tussen de opnames is groot.
CM-Informatie 255 • maart 2014
9
CM-zespuntenplan om een klassegeneeskunde te vermijden De globale daling in de factuur in kamers voor twee of meer personen bewijst dat politieke beslissingen hun effect hebben. Medisch materiaal en implantaten worden beter terugbetaald. Kamersupplementen in kamers voor twee of meer personen werden afgeschaft. Toch blijven de verschillen tussen de ziekenhuizen groot. Het gevaar bestaat dat sommige ziekenhuizen zich expliciet gaan richten tot de meer gegoede patiënten en op die manier oneerlijke concurrentie aandoen aan de ziekenhuizen die kiezen voor toegankelijke zorg. Deze tendens naar een duale geneeskunde moeten we tegengaan. Deze zes concrete voorstellen van CM dragen daartoe bij. 1. Verbied de ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen ook in dagziekenhuis Het aantal ziekenhuizen die nog ereloonsupplementen aanrekenen voor opnames in kamers voor twee of meer personen is zeer beperkt: slechts 14 van de 110 algemene ziekenhuizen doen het nog voor het dagziekenhuis. In het klassiek ziekenhuis geldt een verbod sinds 2013. CM pleit dus voor een volledig verbod op ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen, ook in het dagziekenhuis. 2. Beperk de ereloonsupplementen in eenpersoonskamers Een beperking van de ereloonsupplementen in eenpersoonskamers tot maximum 100 procent zou de opwaartse kostenspiraal ten laste van de patiënt tegenhouden en oneerlijke concurrentie vermijden door ziekenhuizen die op meer gegoede patiënten en duurder betaalde artsen mikken. 3. Vermijd het gebruik van niet-terugbetaalde implantaten Het gebeurt niet zelden dat een arts een implantaat
10
gebruikt waarvoor de verplichte ziekteverzekering niet tussenkomt, waardoor de volledige kost wordt aangerekend aan de patiënt, en dit terwijl er wel vergoedbare alternatieven voor bestaan. CM pleit voor een wettelijk verbod op het aanrekenen aan de patiënt van een implantaat waar terugbetaalde alternatieven voor bestaan. Een wetsvoorstel in die zin is recent goedgekeurd. 4. Solidariseer de niet-terugbetaalde geneesmiddelen CM pleit voor het solidariseren van de kost voor nietterugbetaalde geneesmiddelen. Elke patiënt zou dan per opname 31 euro betalen, ongeacht zijn of haar eigen gebruik van niet-terugbetaalde geneesmiddelen. Deze vorm van forfaitarisering zou de onvoorspelbare variatie van de kost van niet terugbetaalde geneesmiddelen doen verdwijnen. 5. Een patiëntenfactuur van maximaal 200 euro in kamers voor twee of meer Indien de bovengenoemde maatregelen genomen worden, moet het mogelijk zijn de factuur voor de patiënt in een kamer voor twee of meer personen in elk ziekenhuis te beperken tot 200 euro. Dit zou elke bijkomende hospitalisatieverzekering onnodig maken! 6. Zorg voor een correcte en transparante financiering van de ziekenhuizen Privépraktijken voeren oneerlijke concurrentie met de ziekenhuizen. Deze concurrentie jaagt de ereloonsupplementen omhoog. Om dit tegen te gaan is er nood aan een transparantere en correctere financiering van de ziekenhuizen, in combinatie met medische honoraria die in hoofdzaak de intellectuele acte van de arts financieren (en niet de overige werkingskosten van het ziekenhuis).
CM-Informatie 255 • maart 2014
Analyse van de ziekenhuisfacturen van 2012 1. Aantal ziekenhuisopnames blijft stijgen Het dagziekenhuis is in volle expansie. Niet alleen worden bestaande behandelingen minder ingrijpend door de verbeterde technieken (bijvoorbeeld operaties via kijkbuis), ook komen er nieuwe vormen van behandeling bij waarvoor geen overnachting vereist is (vb. nieuwe geneesmiddelen voor chemotherapie bij kanker). Jaarlijks komen er voor heel het land 50.000 à 60.000 dagopnames1 bij. Dit is een groei van 3,7% per jaar. Op die manier is op tien jaar tijd het aantal dagopnames met twee derden toegenomen van 900.000 in 2002 tot 1,5 miljoen in 2012.
Dagopnames vervangen deels de klassieke opnames (bijvoorbeeld voor cataract operaties, of voor de behandeling van spataders…), maar ook het aantal klassieke opnames stijgt. In 2012 telden we 23.000 klassieke opnames meer dan in 2011 (groei van 1%). Dit brengt ons nationaal op 1,8 miljoen klassieke opnames. Zie figuur 1.
Figuur 1: Evolutie van het aantal ziekenhuisopnames in België 2002-2012
4.000.000 3.500.000 590 000
Aantal opnames
3.000.000 2.500.000
197 000
2.000.000
706 000
944 000
1.500.000 1.000.000
1 664 000
1 821 000
klassieke opname
1
niet chirurgisch dagziekh (exclusief ambulante forfaits)
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
0
2002
500.000
chirurgisch dagziekh
Bij de dagopnames worden de ambulante forfaits niet meegerekend. Ambulante forfaits zijn de forfaits voor dialyse, chronische pijn, mini-forfait en manipulatie poortkatheter. Deze zijn zeer frequent en hun aantal stijgt fors, maar ze kunnen niet als een echte dagopname worden beschouwd.
CM-Informatie 255 • maart 2014
11
We maken een onderscheid tussen het chirurgisch en het niet-chirurgisch dagziekenhuis. In het niet-chirurgisch dagziekenhuis worden heel wat relatief snelle ingrepen gedaan zoals het verwijderen van een tandwortel in het kaakbeen, het wegnemen van goedaardige gezwellen via kijkbuis, het radiologisch in beeld brengen van de kransslagaders enz…. Andere veel voorkomende types behandelingen in het nietchirurgisch dagziekenhuis zijn de kankerbehandelingen met geneesmiddelen (chemotherapie), de nierdialyse en de chronische pijnbehandeling. Deze twee laatsten beschouwen we eerder als ambulante prestaties en dus niet als echte ziekenhuisopnames.
stomatologie (mond- en kaakheelkunde), oto-rhino-laryngologie (ingrepen door neus-, keel-, oorartsen, kortweg ORL of NOK), urologie (operatieve behandelingen aan de urinewegen en/ of mannelijke geslachtsorganen) en gynaecologie (operatieve behandelingen aan het vrouwelijk voortplantingssysteem). Oftalmologie en orthopedie zijn samen goed voor de helft van de ingrepen in het chirurgisch dagziekenhuis (zie figuur 2). In wat volgt spitsen we ons eerst toe op het chirurgisch dagziekenhuis. Vanaf punt 5 komt ook de klassieke hospitalisatie aan bod.
De meest voorkomende chirurgische dagingrepen zijn ingrepen in de domeinen oftalmologie (oogheelkunde), orthopedie (heelkunde van het steun- en bewegingsapparaat),
Figuur 2: Aandeel van de verschillende pathologieën in het aantal dagopnames, gegevens 2012
14%
3%
23%
orthopedie oftalmo
6%
stomato ORL
9%
urologie
26% 19%
gynaeco andere
2. Eenpersoonskamers in het dagziekenhuis: een kleine minderheid maar een hoge factuur In 6% van de chirurgische dagopnames krijgt de patiënt een eenpersoonskamer toegewezen. In dat geval kan de factuur hoog oplopen: gemiddeld 627 euro voor een ingreep in het chirurgisch dagziekenhuis. Supplementen op het ereloon zijn goed voor gemiddeld 493 euro of vier vijfden van dit bedrag. Deze ereloonsupplementen stegen in 2012 bovendien met 4% bovenop de inflatie. Samen met de stijging in het remgeld voor medisch materiaal en implantaten, veroorzaken de ereloonsupplementen een stijging van de factuur ten laste van de patiënt voor een dagopname in een eenpersoonskamer met 4%. De voorbije vijf jaar is de factuur voor een eenpersoonskamer in een dagopname zelfs met 8,6% toegenomen. De evolutie van 12
de factuur wordt geïllustreerd door de linkerkant van figuur 3 verderop. Het ligt dus voor de hand om niet voor een eenpersoonskamer te kiezen als je hoge kosten wil vermijden. Je zal je kamer immers slechts voor maximaal enkele uren benutten. Dit verklaart het kleine nationale aandeel van eenpersoonskamers in chirurgische dagopnames van 6%. Toch verbergt deze 6% grote verschillen tussen ziekenhuizen. In de Sint Janskliniek in Brussel en het Algemeen Ziekenhuis Heilige Familie in Reet krijgen in meer dan 20% van de
CM-Informatie 255 • maart 2014
chirurgische dagopnames de patiënten een eenpersoonskamer. In andere ziekenhuizen worden er nooit eenpersoonskamers aangerekend in het chirurgisch dagziekenhuis.
De prijs voor een dagopname in een eenpersoonskamer varieert sterk van ziekenhuis tot ziekenhuis. Tabel 1 geeft voor het voorbeeld van de oftalmologische dagingrepen weer, welke in 2012 de duurste ziekenhuizen waren voor opnames in eenpersoonskamers.
Tabel 1: Top 10 duurste ziekenhuizen oftalmologie in dagziekenhuis, eenpersoonskamers 2012 maximum % ereloon supplement
gemiddeld % ereloon supplement
gemiddeld bedrag ereloon supplement
gemiddeld totale factuur patiënt
Gemeente
Ziekenhuis
Brussel
Erasmus
300%
209%
2 422 €
2 614 €
Brussel
Clinique Ste. Anne - St.-Remi
400%
177%
1 661 €
1 986 €
Brussel
CHIREC
400%
175%
1 460 €
1 764 €
Gosselies
Clinique Notre-Dame De Grâce
250%
175%
1 168 €
1 548 €
Rocourt
CHC St. Vincent&Ste.Elisabeth
250%
170%
1 242 €
1 497 €
Bergen
CHU Ambroise Paré
250%
150%
925 €
1 122 €
Luik
CHU De Liege
200%
150%
1 084 €
1 311 €
Eupen
Sankt-Nikolaus Hospital
160%
146%
1 005 €
1 301 €
Luik
CHC Cliniques Saint-Joseph
250%
136%
874 €
1 166 €
Aarlen
Vivalia
200%
132%
1 000 €
1 279 €
Figuur 3: Evolutie van de factuur voor de patiënt in chirurgisch dagziekenhuis, prijzen 2012 700 602
577
600
627
500 400 398
446
449
467
493
466
469
83
66
62
24 47
300 200 100 0
26
25
95
97
86
87
79
89
42
47
42
37
45
43
51
54
55
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2006
2007
eenpersoonskamers remgeld
114
119
57
55
60
2010
2011
2012
25 29
50
26 36 42
2008
2009
26 33
26 34
twee- of meerpersoonskamers andere supplementen
ereloonsupplementen
CM-Informatie 255 • maart 2014
13
3. Kamers voor twee of meer personen in het dagziekenhuis De prijs van een ingreep in het chirurgisch dagziekenhuis in een kamer voor twee of meer personen (of zonder echte passage in een kamer) bedraagt gemiddeld 119 euro. Voor deze kamertypes worden veel minder en meestal geen ereloonsupplementen aangerekend. Figuur 3 geeft de evolutie weer van de factuur in het chirurgisch dagziekenhuis in een eenpersoonskamer versus kamers voor twee of meer personen. De factuur voor deze laatsten stijgt in 2012 met 4% (bovenop inflatie). Deze stijging is een gevolg van de stijging van de posten ‘remgeld op materiaal’ (+5 euro of +11%) en ‘diverse kosten’ (+2 euro of +8%). We komen hier verder op terug in punt 4.
Op 1 januari 2013 verbood de overheid honorariumsupplementen in kamers voor twee of meer personen in het klassiek ziekenhuis. Over het dagziekenhuis spreekt de wetgever zich (nog) niet uit. We stellen echter vast dat in 2012 nog slechts in 14 ziekenhuizen in heel het land (zie tabel 2) de artsen in 2012 nog ereloonsupplementen aanrekenden bij dagopnames in kamers voor twee of meer personen. Bovendien blijkt uit de tabel dat de meeste ziekenhuizen toch al hun ereloonsupplementen aan het afbouwen waren.
Tabel 2: Ziekenhuizen met ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen: dagopnames maximum1 % ereloon supplement
gemiddeld % ereloon supplement
toename ereloon supplement in 2012
gemiddeld totale factuur patiënt
Gemeente
Ziekenhuis
Brussel2
CHIREC
400%
69%
-13%
169 €
Brussel
Iris Zuid Ziekenhuizen
200%
26%
-33%
67 €
Brussel
Clinique Ste. Anne - St.-Remi
300%
34%
22%
63 €
Deurne
AZ Monica
200%
22%
-21%
57 €
Rocourt
CHC St. Vincent Ste. Elisabeth
100%
18%
13%
37 €
Luik
CHC Cliniques Saint-Joseph
100%
10%
-1%
25 €
Zottegem
AZ Sint-Elisabeth
50%
10%
-9%
23 €
Leuven
RZ Heilig Hart Leuven
50%
6%
-7%
14 €
Tienen
RZ Heilig Hart Tienen
50%
5%
-23%
12 €
Gent
AZ Maria Middelares
50%
5%
-33%
11 €
Bonheiden
Imelda Ziekenhuis
150%
4%
-30%
7€
Brussel
Kliniek Sint-Jan
100%
3%
-62%
6€
Halle
RZ Sint-Maria
50%
3%
-13%
5€
Brussel
Europaziekenhuizen
100%
2%
18%
5€
1
Percentage zoals vermeld op het document dat elke patiënt moet ondertekenen bij opname (de opnameverklaring). Dit is het percentage van het officiële tarief (remgeld plus terugbetaling door de ziekteverzekering) dat de arts mag aanrekenen als supplement. In sommige ziekenhuizen verschilt het maximum tussen sites, diensten, of kamers met twee of meer bedden.
2
14
Zes campussen verspreid over Brussel en Waals-Brabant
CM-Informatie 255 • maart 2014
Figuur 4: Verdeling van de totale som van de honorariumsupplementen in kamers voor twee of meer in het chirurgisch dagziekenhuis, 2012, totaal: 18,7 miljoen euro
53%
47%
9,9 miljoen
8,7 miljoen
12 ziekenhuizen CHIREC (St. Anne - St Remi inbegrepen)
Het ‘taartdiagram’ in figuur 4 toont dan weer aan dat in 2012 het bovenste ziekenhuis uit tabel 2 (CHIREC, gefusioneerd met Sainte Anne – Saint Remi) goed is voor de helft van de geïnde honorariumsupplementen in kamers voor twee of meer in het dagziekenhuis.
Op het nationaal niveau vertegenwoordigen de totale betalingen door de patiënt voor ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen (zie figuur 5) in het dagziekenhuis dus slechts een miniem aandeel van de totale inkomsten uit patiëntenbetalingen (1,7%). Voor een individuele patiënt kunnen deze bedragen echter wel zwaar doorwegen. We hebben dus alle reden om het verbod op ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen uit te breiden naar het dagziekenhuis.
Figuur 5: Totaal volume betalingen door patiënten per type hospitalisatie en kamer, prijzen 2012
600.000.000 500.000.000 400.000.000 300.000.000 andere kosten
200.000.000
ereloonsupplementen remgeld
2008
2009
2010
2011
eenpersoonskamers
2012
2008
2010
2011
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
2009
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
chir dag
n.chir dag
klassiek
0
chir dag
100.000.000
2012
twee- en meerpersoonskamers
CM-Informatie 255 • maart 2014
15
euro per opname
Figuur 6: Patiëntenfactuur in het chirurgisch dagziekenhuis in kamers voor twee of meer personen, per provincie, 2012
350 300 250 200 150 100 50 0
materiaal en diverse geneesmiddelen kamersupplement honorariumsupplement remgeld
Uit deze figuur blijkt ook dat de inkomsten uit patiëntenbetalingen in eenpersoonskamers in het klassiek ziekenhuis, deze uit de kamers voor twee of meer personen overtreffen, ondanks het sterke numerieke overwicht van het aantal opnames in kamers voor twee of meer personen (hierover meer onder punt 5). Voor het dagziekenhuis (zowel chirurgisch als niet chirurgisch) zijn de totale inkomsten uit patiëntenbetalingen wel groter uit de opnames in kamers voor twee of meer personen dan in eenpersoonskamers, maar dit geldt, zoals gezegd, niet voor de ereloonsupplementen. Het verschil tussen de ziekenhuizen blijkt ook als we deze groeperen per provincie (zie figuur 6). Brussel is een grote uitschieter met CHIREC als absolute koploper. Daarna rekenen de artsen de hoogste ereloonsupplementen aan in de provincies Luik (hoofdzakelijk CHC), Antwerpen (AZ Monica en Imelda) en Vlaams-Brabant (verschillende ziekenhuizen).
4. Variatie in de factuur in het chirurgisch dagziekenhuis Los van het kamertype is de pathologie erg bepalend voor de factuur voor de patiënt. Bij een stomatologische of een oftalmologische ingreep in het dagziekenhuis zijn er vaak hoge materiaalkosten. Een gynaecologische ingreep behelst dan weer gemiddeld hoge ‘diverse kosten’. In de orthopedie ten slotte nemen we in 2012 een sterke stijging waar van het remgeld op materiaal. Deze verschillen blijken uit figuur 7.
16
Voorbeelden van chirurgische dagopnames in de oftalmologie zijn: • ingrepen op de oogleden, bijvoorbeeld omwille van een infectie of gezwel; • een greffe van het hoornvlies, bijvoorbeeld na een beschadiging door herpes; • een heelkundige behandeling van glaucoom; • de behandeling van cataract door verwijderen van de ooglens, al dan niet gevolgd door het inplanten van een kunstlens. Deze laatste ingreep is ook een typisch voorbeeld van een ingreep met een hoge kost voor de patiënt voor materiaal. De lenzen worden tot op vandaag slechts beperkt terugbetaald. Het remgeld op materiaal is dus hoog.
Voorbeelden van chirurgische dagopnames in de gynaecologie zijn: • cerclage van de baarmoederhals (zwangerschap, voortijdige opening van de hals); • sterilisatie door een ingreep op de eileiders (clip, gedeeltelijke resectie...); • afname van rijpe eicellen voor in vitro fertilisatie (IVF). Dit laatste voorbeeld verklaart de hoge diverse kosten. De terugbetaling voor in vitro fertilisatie (medisch begeleide bevruchting) is beperkt tot zes pogingen per vrouw, jonger dan 43 jaar. IVF-behandelingen na de zesde poging of na 43 jaar zijn niet terugbetaald en worden onder de rubriek ‘diverse kosten’ gefactureerd.
CM-Informatie 255 • maart 2014
Figuur 7: Chirurgisch dagziekenhuis: factuur per pathologie
300
280
278
19
20
69
67
euro per dagopname
250
200
8 18
materiaal: supplementen en niet-terugbetaalbaar
8 18
181
182
ereloonsupplementen
25
21
kamersupplementen
150
100
50
0
diverse kosten 94 5 55
103
94
3 55
7 13 5
7 13 17
2011
2012
orthopedie
158
2011
157
2012
oftalmo
99
48
49
27
30
11
11
2011
2012
stomato
98
92 7
7
53
56
9 8 7 2011
9 9 8 2012
NOK
Voorbeelden van chirurgische dagopnames in de orthopedie zijn: • hechten van ligamenten in de wreef, bijvoorbeeld door omslaan van de voet; • corrigeren van uitpuilende botten aan de basis van de grote teen (‘papegaaienbek’) door er een pees overheen te hechten; • fixeren van het sleutelbeen aan de schouder, na ontwrichting; • peestransplantatie aan de hand (bijvoorbeeld om een nog werkende spier te benutten in plaats van een verlamde spier om de hand opnieuw in beweging te krijgen). Bij deze voorbeelden worden materialen gebruikt (ankers en schroeven) die sinds 2012 opgenomen werden in de terugbetaling (zie ook punt 9), maar met een relatief groot aandeel door de patiënt te betalen. Vandaar de sterke stijging (verdrievoudiging) van de rubriek ‘remgeld op materiaal’ voor orthopedische ingrepen in dagziekenhuis.
56
57
30
31
11 8 2011
11 8 2012
urologie
78
84
9 9
9 8
55
54
2011
2012
geneesmiddelen materiaal remgeld ereloon remgeld
gynaeco
5. Klassiek ziekenhuis: eenpersoonskamers In het klassiek ziekenhuis is de prijs van een ziekenhuisopname in een eenpersoonskamer gemiddeld stabiel. Dit dankzij de daling van de kost van het materiaal (zie punt 9), maar de ereloonsupplementen blijven stijgen. Over de periode 2004 tot 2012 noteren we een jaarlijkse stijging van 4,2% van de ereloonsupplementen bovenop de inflatie. De evolutie van de factuur in eenpersoonskamers is te zien op de linkerkant van figuur 8. In 2012 betaalden CM-leden voor een klassieke opname in een eenpersoonskamer gemiddeld 1.346 euro per opname, vier keer meer dan in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer. De helft van dat bedrag bestaat uit ereloonsupplementen (795 euro). Van deze ereloonsupplementen vloeit een groeiend deel terug naar de artsen en wordt er dus procentueel steeds minder gebruikt voor de werkingskosten van het ziekenhuis. Het Brusselse ziekenhuis CHIREC blijft de hoogste bedragen aanrekenen voor vergelijkbare behandelingen. Dit lees je af van de kolommen ‘gemiddeld % ereloonsupplement’ in tabel 3. Deze kleine groep ziekenhuizen overschaduwt de veel grotere groep van ziekenhuizen waar de facturen stabieler blijven van jaar tot jaar. In tabel 4 vind je de top-tien van de minst dure ziekenhuizen in eenpersoonskamers.
CM-Informatie 255 • maart 2014
17
Figuur 8: Evolutie van de gemiddelde kost per opname, per kamertype, prijzen van 2004 tot en met 2012.
1600
2006 1347
1346
Gemiddeld factuurbedrag ( €)
1400 1200 1000
570
575
610
637
499
494
471
491
650
674
761
785
795
443
438
355
337
325
800 600 400 200 0
19
19
19
18
183
180
148
199
201
217
223
216
215
226
225
227
169
172
190
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2004
2005
2006
individuele kamer Remgeld
303
294
14 94
16 82
16 71
193
190
204
207
2009
2010
2011
2012
138
15 122
14 113
196
190
2007
2008
kamer voor 2 of meer
Materiaal- kamer en andere supplementen
Honorariumsupplementen
Tabel 3: Top-tien van de ziekenhuizen met de hoogste ereloonsupplementen (in procent) in eenpersoonskamers voor klassieke opnames
18
maximum % ereloon supplement
gemiddeld % ereloon supplement
toename ereloon supplement in 2012
gemiddeld totale factuur patiënt
Gemeente
Ziekenhuis
Brussel
CHIREC
400%
180%
7%
3 022 €
Brussel
Clinique Ste. Anne - St.-Remi
400%
157%
-1%
2 774 €
Rocourt
CHC St.Vincent - Ste.Elisabeth
250%
150%
2%
2 264 €
Brussel
Erasmus ziekenhuis
300%
146%
3%
3 649 €
Gosselies
Clinique Notre-Dame De Grâce
250%
136%
16%
2 105 €
Brussel
UCL Saint-Luc
300%
135%
2%
3 825 €
La louviere
CHU Tivoli
300%
131%
-1%
2 128 €
Ottignies
Clinique Saint Pierre Ottignies
200%
121%
1%
2 291 €
Brussel
Europaziekenhuizen
300%
120%
3%
2 399 €
Brussel
HUDERF (kinderziekenhuis)
400%
117%
29%
2 578 €
CM-Informatie 255 • maart 2014
Tabel 4: Top-tien van de ziekenhuizen met de laagste ereloonsupplementen (in procent) in eenpersoonskamers maximum % ereloon supplement
gemiddeld % ereloon supplement
toename ereloon supplement in 2012
gemiddeld totale factuur patiënt
Gemeente
Ziekenhuis
Dendermonde
AZ Sint-Blasius
100%
35%
9%
935 €
Torhout
Sint-Rembertziekenhuis
100%
36%
6%
757 €
Edegem
UZ Antwerpen
150%
37%
1%
1 018 €
Izegem
Sint-Jozefskliniek
100%
37%
14%
853 €
Tongeren
AZ Vesalius
100%
38%
1%
755 €
Leuven
RZ Heilig Hart Leuven
100%
38%
3%
874 €
Roeselare
Heilig Hart Roeselare-Menen
100%
39%
-4%
884 €
Ieper
Jan Yperman Ziekenhuis
100%
40%
24%
840 €
Hasselt
Jessaziekenhuis
100%
44%
4%
985 €
Maaseik
Ziekenhuis Maas&Kempen
100%
43%
2%
880 €
Figuur 9: Samenstelling van de factuur voor de patiënt per provincie, klassieke opnames 2012
3000
2000 1500 1000
Eenpersoonskamers Remgeld
Limburg
West-Vlaanderen
Antwerpen
Vlaams-Brabant
Oost-Vlaanderen
Waals-Brabant
Namen
Luxemburg
Henegouwen
Luik
Brussel
Limburg
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Antwerpen
Vlaams-Brabant
Luxemburg
Namen
Henegouwen
Luik
0
Waals-Brabant
500
Brussel
euro per opname
2500
Twee- en meerpersoonskamers
Materiaal en diverse supplementen
Kamersupplementen
CM-Informatie 255 • maart 2014
Honorariumsupplementen
19
De grote verschillen tussen de ziekenhuizen uiten zich ook als we de cijfers per provincie bekijken. Zie hiervoor figuur 9.
door patiënten in eenpersoonskamers was 555 miljoen euro en in kamers voor twee of meer personen 428 miljoen euro.
Het maximaal percentage ereloonsupplementen is het maximum dat elk ziekenhuis met zijn artsen afspreekt. Dit maximum (per kamertype) staat te lezen op de opnameverklaring die elke patiënt ter ondertekening krijgt voorgelegd ten laatste bij het begin van de opname. Op de opnameverklaring duidt de patiënt zijn/haar kamerkeuze aan. Uit deze opnameverklaringen leiden wij af dat in bijna de helft van de ziekenhuizen de artsen nooit meer dan 100% ereloon mogen aanrekenen. Drie kwart van de ziekenhuizen blijft bovendien onder de 60 euro per dag voor kamersupplementen.
Eenpersoonskamers worden bij uitstek gebruikt in de materniteit. De grote meerderheid van de moeders overnacht na de bevalling in een eenpersoonskamer.
Figuur 5 (zie p. 16) illustreert het disproportioneel belang van de eenpersoonskamers (en meerbepaald de ereloonsupplementen) in de totale betalingen door de patiënt. Merk op dat supplementen niet worden opgevangen door de maximumfactuur. De opnames in eenpersoonskamers vertegenwoordigen in 2012 slechts 23 procent van alle opnames, maar ze betekenen wel 56 procent van de totale uitgaven van de patiënten voor klassieke opnames. De totale uitgaven voor klassieke opnames
In sommige ziekenhuizen wordt deze bijzondere wens aangewend om goed door te rekenen met kamer- en ereloonsupplementen. Daardoor is bevallen in het ziekenhuis vaak duur. Voor een normale bevalling (geen keizersnede) betaal je gemiddeld 255 euro in een tweepersoonskamer en 1.244 euro in een eenpersoonskamer. De verschillen tussen de ziekenhuizen zijn groot en voor eenpersoonskamers lijkt elke regio hier een andere trend te volgen (figuur 10). Het grootste aantal eenpersoonskamers komt voor in Vlaanderen. Daar zijn deze goedkoper dan in Wallonië of Brussel. In Vlaanderen betaal je gemiddeld 1 110 euro, in Wallonië 1.585 euro en in Brussel 2.167 euro. Dit laatste bedrag ligt dan wel weer 3 % lager dan in 2011, dankzij een daling van de ereloonsupplementen.
Figuur 10: Kost voor de patiënt van een klassieke bevalling: per kamertypes en per regio
2500
kost voor de patiënt in euro
2000
1500 Andere sup. Kamersup.
1000
Hono. Sup. Remgeld
500
0
20
09 10 11 12 09 10 11 12 09 10 11 12 09 10 11 12 09 10 11 12 09 10 11 12 1 bed 2 of + 1 bed 2 of + 1 bed 2 of + bedden bedden bedden Vlaanderen Wallonië Brussel
CM-Informatie 255 • maart 2014
Toch voeren sommige ziekenhuizen een gematigde prijspolitiek. In tabel 5 staan de tien ziekenhuizen met de laagste gemiddelde factuur voor een bevalling in 2012. Eén ziekenhuis dat vorig jaar in deze goedkoopste top-tien stond is hoog weggesprongen
uit de lijst: CHU Ambroise Paré in Bergen. Twee ziekenhuizen deden hun intrede in dit klassement: CHR Val de Sambre in Auvelais (provincie Namen), Sankt-Nikolaus Hospital in Eupen.
Tabel 5: Top-tien goedkoopste ziekenhuizen voor een natuurlijke bevalling in een eenpersoonskamer Bedrag (euro) ereloonsupplem.
Bedrag (euro) kamersupplem.
Bedrag (euro) totaal patiënt
Sint-Rembertziekenhuis
448 €
154 €
871 €
Maaseik
Ziekenhuis Maas En Kempen
491 €
164 €
872 €
Dendermonde
AZ Sint-Blasius
528 €
130 €
873 €
Izegem
Sint-Jozefskliniek
539 €
135 €
904 €
Auvelais
CHR Du Val De Sambre
511 €
225 €
912 €
Oostende
AZ Sint-Jan Brugge-Oostende
547 €
156 €
928 €
Eupen
Sankt-Nikolaus Hospital
638 €
140 €
937 €
Genk
Ziekenhuis Oost - Limburg
506 €
198 €
944 €
Zottegem
AZ Sint-Elisabeth
572 €
128 €
944 €
Deinze
Sint-Vincentiusziekenhuis
643 €
106 €
947 €
Gemeente
Ziekenhuis
Torhout
6. Klassiek ziekenhuis: tweepersoonskamers In 2012 betaalden we voor een ziekenhuisopname in een tweepersoonskamer gemiddeld 21% minder uit eigen zak dan in 2004. Deze gunstige evolutie hebben we te danken aan een reeks sociale maatregelen van de laatste jaren: • Kamersupplementen werden verboden voor ‘beschermde patiënten’ (o.m. verhoogde tegemoetkoming en OMNIO2) in 2006 en voor iedereen afgeschaft in 2010. • Tussen 2007 en 2010 kregen de ziekenhuizen een vrijblijvende financiële stimulans om geen ereloonsupplementen (meer) aan te rekenen in tweepersoonskamers. Een deel van de ziekenhuisfinanciering (21 miljoen euro per jaar) werd in die periode jaarlijks voor deze ziekenhuizen voorbehouden. Op 1 januari 2013 werden ereloonsupplementen verboden in kamers voor twee of meer personen in het klassiek ziekenhuis. • De materiaalkost daalt jaarlijks door de betere terugbetaling (-5% per jaar in de laatste 5 jaar). Toch kan de kost van het materiaal de factuur voor een individuele patiënt nog steeds sterk opdrijven.
2
De gemiddelde kost voor de patiënt van een ziekenhuisopname met overnachting in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer kwam zo uit op 294 euro in 2012. Dat is 3% lager dan in 2011. Dit bedrag bestaat uit 207 euro remgeld, 71 euro materiaal en ‘andere supplementen’, en 16 euro ereloonsupplementen. De globale reële evolutie van de prijzen in een tweepersoonskamer of gemeenschappelijke kamer lezen we af op de rechterkant van figuur 8. Het aandeel van de opnames in deze kamertypes in het totale aantal opnames daalt niet. De opnames in kamers waarvoor geen kamersupplementen betaald worden (overwegend tweepersoonskamers en gemeenschappelijke kamers) blijven de meest gebruikte kamertypes: 77 procent van de patiënten overnacht in deze kamers. Enkel de materniteit vormt hier een uitzondering op: daar is zowel de vraag naar als het aanbod aan eenpersoonskamers veel groter. Slechts 30 procent van de opnames grijpen er plaats in een kamer voor twee (of meer).
Mensen met een inkomen onder een bepaalde drempel kunnen het OMNIO-statuut aanvragen waardoor zij voor de meeste medische zorgen een lager tarief genieten.
CM-Informatie 255 • maart 2014
21
We zouden kunnen stellen dat een ziekenhuisopname in een tweepersoonskamer geen groot financieel risico inhoudt. Toch is het gevaar nog niet geweken. In de loop van 2013 ging het grootste artsensyndicaat (BVAS) samen met enkele artsen in beroep tegen het verbod op ereloonsupplementen in kamers voor twee of meer personen.
7. Per opname betaalt de patiënt gemiddeld 31 euro voor niet-terugbetaalde geneesmiddelen. De kost voor de patiënt voor niet-terugbetaalde geneesmiddelen (bijvoorbeeld: pijnstillers) blijft gemiddeld genomen stabiel op 31 euro per opname over de jaren heen, maar kent een grote variatie van patiënt tot patiënt. De helft van de patiënten betaalt minder dan 14 euro voor niet-terugbetaalde geneesmiddelen. Voor 90 procent van de patiënten blijft de factuur voor deze rubriek onder de 70 euro en voor 94% onder de 100 euro. Minder dan 1 procent van de patiënten heeft toch een geneesmiddelenfactuur van meer dan 1.000 euro. Dit kan oplopen tot 9.000 euro voor een opname en in extreme gevallen zelfs tot 20.000 euro per patiënt. Deze zware last voor een kleine minderheid geeft aan dat deze kost er zich prima toe leent solidair verdeeld te worden onder alle patiënten.
8. Evolutie van de kost voor implantaten en medisch materiaal In 2011 werd de terugbetaling voor een lange lijst van orthopedische materialen verbeterd (bijvoorbeeld staafjes en vijzen voor het vastzetten van een aantal ruggenwervels). Ook de vaak gebruikte ‘vaatenten’ (artificiële overbruggingen voor grote verstopte bloedvaten) worden beter terugbetaald. In 2012 werden bovendien betere afspraken gemaakt tussen ziekenhuizen en ziekenfondsen rond hechtingsankers voor zachte weefsels (bijvoorbeeld de kruisbanden) alsook wat betreft lijmen (voor het kleven van moeilijk te hechten weefsels, bijvoorbeeld bij een urgentie zoals een slagaderbreuk), antiadhesie middelen (om het kleven te vermijden, bijvoorbeeld bij operaties waar zenuwweefsel wordt blootgelegd) en hemostatica (bloedstelping). Het effect van deze terugbetalingen is duidelijk zichtbaar in figuur 11 (de supplementen dalen met 67%). De verplichte ziekteverzekering (RIZIV-uitgaven) neemt het leeuwendeel van de kost van medisch materiaal en implantaten op zich. In de zoektocht naar besparingen werd echter beslist het budget voor implantaten vanaf 2013 in te krimpen en de index te bevriezen. Dit is jammer, want het blijft belangrijk om bijkomende budgetten vrij te maken in de komende jaren. De sector van de implantaten is immers nog in volle expansie, en de kost voor sommige patiënten is hoog.
Figuur 11: Evolutie van de materiaalkost (euro per opname), dienst heelkunde
euro per opname
-7% 250 -36%
150
Supplement terugbetaalbaar materiaal
-67%
100
+10%
50 0
22
Niet terugbetaalbaar materiaal
200
2010
2011
Remgeld 2012
CM-Informatie 255 • maart 2014
CM-Informatie 255 • maart 2014
23
Remgeld op honoraria Remgemd materiaal B en C geneesmiddelen Remgeld op diversen Totaal remgeld
Totaal ten laste van patiënt
Honorariumsupplementen Materiaalsupplementen Niet-terugbetaalbaar materiaal D-geneesmiddelen Kamersupplementen Diverse kosten Totaal supplementen
Chirurgisch dagziekenhuis Aantal opnames
172
50 29 0 15 4 20 118 8 42 4 0 54
2006 186.692
173
54 29 0 15 4 16 118 9 42 3 0 55
2007 194.398
153
53 19 0 13 4 14 103 8 38 3 0 50 136
54 9 0 12 4 15 94 9 30 3 0 42 142
54 3 6 11 3 15 86 9 45 3 0 56
Gemiddelde bedragen 2008 2009 2010 197.063 214.605 215.383
Bijlage 1: Kosten per ziekenhuisopname ten laste van de patiënt Daghospitalisaties in algemene ziekenhuizen - LCM gegevens 2012 - prijzen 2012
CHIRURGISCH DAGZIEKENHUIS
Bijlage 1: Overzichtstabellen van de gemiddelde kost voor de patiënt
Supplementen
RG
146
55 2 7 11 3 15 92 8 44 3 0 54
2011 221.516
151
55 1 7 11 3 16 92 8 49 3 0 59
2012 229.305
100%
36% 1% 5% 7% 2% 10% 61% 5% 32% 2% 0% 39%
Spreiding 2012
4%
9%
1% -61% 6% -1% -4% 7% 0% 0% 12% -3%
Groei 2011-2012 4%
CM-Informatie 255 • maart 2014
Totaal ten laste van de patiënt
Honorariumsupplementen Supplementen op terugbetaalbare materialen Niet-terugbetaalbaar materiaal D-Geneesmiddelen Kamersupplementen Diverse kosten Totaal supplementen Remgeld op honoraria Remgeld materiaal B en C geneesmiddelen Remgeld op diversen Totaal remgeld
Aantal opnamen
Chirurgisch dagziekenhuis
591
467 16 0 13 41 17 554 11 22 5 0 37
13.793 6,4%
1 bed
105
26 8 0 12 1 15 62 9 31 3 0 42
2 of meer bedden 200.812
2009
589
466 5 8 12 43 19 545 11 30 4 0 45
13.747 6,4%
1 bed
112
25 3 6 11 0 15 54 9 46 3 0 57
2 of meer bedden 201.636
2010
43 602
469 5 13 12 43 17 559 10 30 4 0
14.376 6,5%
1 bed
55 114
26 2 6 11 0 14 59 8 45 3 0
2 of meer bedden 207.140
2011
Gemiddelde bedragen in € per opname
Bijlage 2: Kosten per ziekenhuisopname ten laste van de patiënt Daghospitalisaties in algemene ziekenhuizen - LCM gegevens 2012 - prijzen 2012
Supplementen
RG
24
51 627
493 2 12 12 42 15 576 9 38 4 0
14.504 6,3%
1 bed
60 119
26 1 7 11 0 16 59 8 50 3 0
2 of meer bedden 214.801
2012
4%
19%
5% -55% -10% -1% -1% -12% 3% -2% 29% -4%
1%
1 bed
4%
9%
8% 0% 1% 11% -3%
-2% -62% 9% -1%
2 of meer bedden 4%
2011-2012
Groei
100%
79% 0% 2% 2% 7% 2% 92% 1% 6% 1% 0% 8%
1 bed
100%
21% 1% 6% 9% 0% 13% 50% 6% 42% 2% 0% 50%
2 of meer bedden
2012
Spreiding
35 45 296 20 19 12 51 347
36 41 197 19 17 0 36 233
Totaal RG Totaal supplementen Totaal ten laste van de patiënt per opname
De kamersupplementen De supplementen op de toezichtshonoraria Totaal van de supplementen Remgeld op de verpleegdagprijs 0,62€ RG/dag voor terug.geneesmiddelen RG toezichthonoraria Totaal remgeld Totaal variabele kosten 160 282 442
80 5 85 108 1,6 15 124 209 175 397 572
89 12 101 103 6,1 15 124 225
144 0,6 71
2004
81 1 38
2. De variabele kosten - die afhangen van de verblijfsduur
Honorariumsupplementen Forfaitaire honorariumsupplementen Materiaalsuppl. terugbetaalbare materialen Niet-terugbetaalbare materialen D-geneesmiddelen Diverse supplementen Totaal van de supplementen Remgeld (RG) op de forfaitaire honoraria RG op de honoraria RG op het materiaal Totaal remgeld Totaal vaste kosten
1. De vaste kosten - die niet van de verblijfsduur afhangen
1998
178 396 574
89 12 102 103 6,0 15 125 226
35 43 294 20 20 14 54 348
145 0,39 71
197 373 570
82 13 95 102 5,8 15 123 219
34 41 278 20 19 35 73 351
152 0,40 51
200 373 572
75 15 89 102 5,7 16 124 213
359
34 40 283 19 19 38 76
158 0,03 52
196 353 549
70 15 86 99 5,4 15 120 205
33 33 267 19 19 39 76 343
158 0,02 43
198 356 554
67 19 86 100 5,2 16 121 207
32 37 271 18 19 40 77 347
167 0,06 35
209 343 552
56 19 75 97 5,1 15 118 193
169 0,04 22 10 32 35 268 18 18 55 91 360
Gemiddelde bedragen (in euro, prijzen 2011) 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bijlage 3: Kosten per opname ten laste van de gehospitaliseerde patiënt Klassieke opnames in de algemene ziekenhuizen - Gegevens CM - 2012
Supplementen
RG
Supp.
RG
CM-Informatie 255 • maart 2014
25
209 331 540
53 19 73 95 4,8 15 115 187
172 0,04 8 12 32 34 258 17 17 60 94 352
2011
211 319 531
52 20 72 94 4,7 15 113 185
171 0,11 3 8 31 34 247 17 17 64 98 345
2012
100 100 100
100 100 100 100 100 100 100 100
100 100 100 100 100 100 100
100 100 100
132 113 120
66 386 85 87 287 101 91 89
263 148
86 82 125 273 101
211 16 7
Index 1998 2012
1% -3% -2%
-2% 2% -1% -1% -3% -1% -1% -1%
-68% -34% -2% 0% -4% -2% -1% 7% 4% -2%
0%
Groei 2011-2012
36% 64% 100%
18% 1% 19% 24% 0% 3% 28% 47%
18% 0% 9% 0% 8% 9% 45% 4% 4% 0% 8% 53%
40% 60% 100%
10% 4% 14% 18% 1% 3% 21% 35%
32% 0% 0% 2% 6% 6% 47% 3% 3% 12% 19% 65%
Spreiding 1998 2012
Totaal RG Totaal supplementen Totaal ten laste van de patiënt
De kamersupplementen De supplementen op de toezichtshonoraria Totaal van de supplementen Remgeld op de verpleegdagprijs 0,62€ RG/dag voor terug.geneesmiddelen RG toezichthonoraria Totaal remgeld Totaal variabele kosten
2. De variabele kosten - die afhangen van de verblijfsduur
Honorariumsupplementen Forfaitaire honorariumsupplementen Materiaalsupplementen terugbetaalbaar materiaal Niet-terugbetaalbaar materiaal D-geneesmiddelen Diverse supplementen Totaal van de supplementen Remgeld (RG) op de forfaitaire honoraria RG op de honoraria RG op het materiaal Totaal remgeld Totaal vaste kosten
1. De vaste kosten - die niet van de verblijfsduur afhangen
Spreiding van opnames
225 1.122 1.347
235 83 318 100 4 16 120 438
702 0,2 9 14 35 44 804 21 18 66 105 909
23% 166.251
1 bed
204 98 303
0 1 1 93 5 15 113 114
16 0,0 8 12 31 31 97 16 17 58 91 189
2 of meer bedden 77% 548.517
227 1.120 1.346
232 86 318 99 4 16 118 436
709 0,5 3 9 34 46 802 21 17 70 108 910
22% 163.461
1 bed
207 87 294
0 1 1 92 5 15 112 113
15 0,0 2 8 30 30 87 16 17 62 95 182
2 of meer bedden 78% 564.253
Gemiddelde bedragen in € per opname 2011 2012
Bijlage 4: Kosten ten laste van de patiënt - Per kamertype Klassieke opnamen in de algemene ziekenhuizen - Gegevens LCM 2013 - gegevens 2012
Supplementen
RG
Supp.
CM-Informatie 255 • maart 2014
RG
26
1% 0% 0%
-1% 3% 0% -2% -3% -1% -2% 0%
-2% 3% 0% -2% -2% 6% 3% 0%
1% 182% -67%
1 bed
1% -11% -3%
12% -6% -4% -1% -3% -1% -1% -1%
-2% -1% -11% -2% -1% 7% 4% -4%
-2% 2383% -69%
2 of meer bedden
Groei 2011-2012
17% 83% 100%
17% 6% 24% 7% 0% 1% 9% 33%
52% 0% 1% 1% 3% 3% 60% 2% 1% 5% 8% 67%
1 bed
68% 32% 100%
0% 0% 0% 31% 2% 5% 37% 38%
5% 0% 3% 4% 10% 10% 32% 5% 6% 19% 30% 62%
2 of meer bedden
Spreiding 2011
17% 83% 100%
17% 6% 24% 7% 0% 1% 9% 32%
3% 3% 60% 2% 1% 5% 8% 68%
53% 0% 0%
1 bed
70% 30% 100%
0% 0% 0% 31% 2% 5% 38% 38%
10% 10% 29% 5% 6% 21% 32% 62%
5% 0% 1%
2 of meer bedden
Spreiding 2012
Staatshervorming Wat betekent de 6de staatshervorming voor de gezondheidszorgsector? Peter Hannes, departement R&D Met dank aan: Naïma Regueras (departement R&D) en Jonathan Bouvy (CM Verviers-Eupen)
1. Inleiding Na 540 dagen onderhandelen kwam men in het najaar van 2011 tot het zogenaamde Vlinderakkoord.1 Het Vlinderakkoord was een politiek compromis tussen de acht federale partijen die de staatshervorming hebben onderhandeld. De precieze draagwijdte van alle afspraken uit dit akkoord werd pas volledig duidelijk op het ogenblik dat de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (BWHI) en de bijzondere financieringswet (BFW) herschreven werden en de politieke begrippen en stellingen uit het Vlinderakkoord vertaald werden naar juridisch consistente begrippen. De 6de staatshervorming bouwt – voor wat betreft gezondheidszorg – verder op de 2de staatshervorming van 1980. In 1980 werden immers Gemeenschappen opgericht die bevoegdheden kregen voor zgn ‘persoonsgebonden aangelegenheden’. Die persoonsgebonden aangelegenheden worden nu verder ingevuld in de BWHI door de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming. 2 & 3 De BFW werd aangepast door de Bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden.4 De totale overdracht van bevoegdheden (arbeidsmarktbeleid, kinderbijslag, gezondheidszorg, …) is goed voor in totaal 20 miljard euro, waarvan meer dan 5 miljard euro ihk van gezondheidszorg en hulp aan personen. Het grootste deel van dat bedrag (m.n. 2,9 miljard euro) heeft betrekking op de overdracht van de oudereninstellingen.
Bedoeling van deze uiteenzetting is om een beeld te geven van de verschillende overgehevelde materies inzake gezondheidszorg en de financiering ervan. Daarbij zullen een aantal aandachtspunten en verduidelijkingen aan bod komen. Hoe de nieuw overgedragen bevoegdheden uiteindelijk zullen worden uitgeoefend door de deelstaten is nog niet vastgelegd. Wel nam de Vlaamse Regering al het initiatief om een groenboek op te stellen met een aantal mogelijke scenario’s voor de integratie van de nieuwe bevoegdheden.5 In september 2013 stelden de vier Franstalige partijen (PS, CDH, Ecolo en MR) een gemeenschappelijk model voor het toekomstige beheer van de overgehevelde bevoegdheden in Wallonië en Brussel voor. Hierbij werd gesteld dat de principes van globaal paritair beheer van de nieuwe bevoegdheden moesten gevrijwaard blijven en dat tegelijkertijd een sterke coördinatie van Wallonië en Brussel moest worden gewaarborgd. In de Duitstalige Gemeenschap nam de Regering het initiatief voor de oprichting van een werkgroep "kinderbijslag". Deze bracht vertegenwoordigers van alle partijen in het Parlement, de administratie, de Regering en de sociale gesprekspartners rond de tafel en deze legde haar rapport neer op 16 januari 2014. Voor de bevoegdheidsoverdracht op het vlak van gezondheid is geen werkgroep opgericht maar een aantal aanbevelingen van de werkgroep "kinderbijslag" omtrent de principes voor de organisatie en het beheer, zullen waarschijnlijk ook op gezondheid kunnen worden toegepast.
1 http://www.lachambre.be/kvvcr/pdf_sections/home/NLdirupo.pdf 2
Bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, BS 31 januari 2014, 8.641. Hierna genoemd: BW 6de SHV.
3
Merk op dat in de Duitstalige Gemeenschap eveneens de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap die deze Gemeenschap opricht en meer bepaald de financiering ervan regelt, zal worden aangepast.
4
Bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, BS 31 januari 2014, 8.594. Hierna genoemd: BW hervorming BFW.
5
Zie p. 135 ev van http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/groenboek-zesde-staatshervorming
CM-Informatie 255 • maart 2014
27
2. Overzicht overgehevelde materies in het kader van gezondheidszorg6 De volgende ‘homogene’ bevoegdheidspakketten worden overgedragen: 1) Gehandicaptenzorg: 661,7 miljoen euro (Art. 8 BW 6de SVH) ✔ Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB): 581 miljoen euro ✔ Mobiliteitshulpmiddelen: 80,7 miljoen euro De deelstaten worden bevoegd voor de toekenning van de THAB aan personen waarvan de handicap erkend wordt na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Op te merken valt dat de integratietegemoetkoming (IT) en de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) niet worden overgedragen. De federale overheid blijft dus bevoegd om de voortgang van de betaling van de IVT of de IT te verzekeren, na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, van de personen met een handicap die reeds een tegemoetkoming ontvingen voor hun 65ste verjaardag (de deelstaten kunnen wel een toeslag geven ihk van de THAB).7 Dit doet echter geen afbreuk aan de beleidsvrijheid van de gemeenschappen om de THAB desgewenst stop te zetten en/of te integreren in andere beleidsinstrumenten waarvoor zij bevoegd zijn.8 In Vlaanderen komen de zwaar zorgbehoevenden die in de thuissituatie verzorgd worden en bewoners van een RVT of PVT vandaag de dag in aanmerking voor een tegemoetkoming ihk van de Vlaamse zorgverzekering (130 euro/maand). De THAB zou mogelijks kunnen worden geïntegreerd in de Vlaamse Zorgverzekering aangezien ze hetzelfde doel nastreven, m.n. een tegemoetkoming omwille van gebrek aan zelfredzaamheid. Men dient er wel rekening mee te houden dat de THAB inkomensgerelateerd is itt de zorgverzekering. Bovendien is de THAB enkel voor +65jarigen, terwijl 26% van de rechthebbenden op de zorgverzekering vandaag de dag jonger zijn dan 65 jaar. Een dergelijke zorgverzekering bestaat niet langs Frans- en Duitstalige kant. De overdracht van de Bejaardenhulp naar de gemeenschappen zou echter de kans bieden om het debat hierover te hervatten. Wat mobiliteitshulpmiddelen betreft wordt dit vandaag al gedeeltelijk uitgevoerd door regionale fondsen. In
28
Vlaanderen (en voor de Nederlandstalige Brusselaar) is dit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). In Wallonië is dat het Agence Wallone pour l’Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH). Voor de Duitstaligen is dat de Dienststelle für Personen mit Behinderung (DPB). En tot slot voor de Franstalige Brusselaars: het Phare (Personne Handicapée Autonomie Recherchée). Deze overdracht van bevoegdheden zorgt voor een verregaande homogenisering. Het is bv zo dat men voor een rolstoel terecht moet bij het RIZIV, maar indien er aanpassingen moeten gebeuren aan die rolstoel dit een bevoegdheid is van het regionaal fonds (althans voor dossiers met erkenning vóór men de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt). Naar de toekomst toe kan dit alles worden samengebracht bij één instantie, wat de persoon met een beperking ten goede zal komen.9 2) Ziekenhuizen (Art. 6 BW 6de SHV) ✔ Erkenningsnormen ✔ Ziekenhuisinfrastructuur: budget voor bouw/renovatie (BFM A1) en investeringskosten NMR, Pet, Radiotherapie (BFM A3): 630,2 miljoen euro De erkenningsnormen van ziekenhuizen worden overgedragen maar dit mag geen negatieve impact hebben op het federale budget. Dienaangaande wordt een procedure uitgewerkt in art. 5, I, in fine BWHI met een belangrijke rol voor het Rekenhof; zie kader.
Elk voorontwerp of voorstel van decreet, elk amendement op een ontwerp of voorstel van decreet, evenals ieder ontwerp van besluit van een gemeenschap met als doel om de erkenningsnormen van ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten, zorgprogramma’s en ziekenhuisfuncties vast te leggen, dient voor verslag te worden voorgelegd aan de algemene vergadering van het Rekenhof zodat het de gevolgen kan evalueren op korte en lange termijn op de begroting van de federale overheid en van de sociale zekerheid. Dit (voor)ontwerp, voorstel of amendement wordt ook overgemaakt aan de federale regering evenals aan alle gemeenschapsregeringen. >>
6
De bedragen die per sector vermeld worden zijn louter indicatief en zijn de bedragen zoals ze bij de inwerkingtreding – op 1 januari 2015 – zullen overgedragen worden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het uiteindelijk om globale dotaties gaat en geen enveloppes per sector.
7
Doc Senaat, 52-2232/1, p. 52.
8
Doc Senaat, 52-2232/5, p. 251.
9
Doc Senaat, 52-2232/1, p. 50-52
CM-Informatie 255 • maart 2014
>> Na verplicht advies te hebben ingewonnen van het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering en de bevoegde administratie van de betrokken gemeenschap en na, in voorkomend geval, het facultatief advies te hebben ingewonnen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, brengt de algemene vergadering van het Rekenhof binnen de twee maanden na de ontvangst van het voorontwerp, het voorstel, het amendement of het ontwerp een omstandig verslag uit met betrekking tot de gevolgen van deze normen, op korte en lange termijn, op de begroting van de federale overheid en van de sociale zekerheid. Deze termijn kan met één maand worden verlengd. Dit verslag wordt meegedeeld door het Rekenhof aan de aanvrager van het verslag, aan de federale regering en aan alle gemeenschapsregeringen. Indien het verslag stelt dat de aanpassing van deze normen, op korte of lange termijn, een negatieve impact heeft voor de begroting van de federale overheid en van de sociale zekerheid, zal een overleg plaatsvinden tussen de federale regering en de gemeenschapsregeringen op vraag van de federale regering of de betrokken gemeenschapsregering. Indien dit overleg niet tot een akkoord leidt, zullen de normen onderworpen worden aan het akkoord van de federaal bevoegde ministers of aan het akkoord van de Ministerraad indien één van zijn leden de evocatie van het dossier vraagt. Indien het verslag niet wordt gegeven binnen de termijn van twee maanden, verlengd met één maand, kan het overleg zoals bepaald in het vorige lid plaatsvinden op initiatief van de betrokken gemeenschapsregering of de federale regering. Het Rekenhof stelt elk jaar een omstandig verslag op dat betrekking heeft op de weerslag, tijdens het vorige begrotingsjaar, van de van kracht zijnde erkenningsnormen van de gemeenschap op de begroting van de federale overheid en van de sociale zekerheid. Dit verslag wordt meegedeeld aan de federale regering en aan de gemeenschapsregeringen.
De bevoegdheid inzake financiering10 en programmatie van ziekenhuizen blijft federaal. In de memorie van toelichting aangaande artikel 6 van de BW 6de SHV11 wordt een definitie gegeven van wat wordt verstaan onder “organieke regelgeving” en “basisregelen inzake programmatie”, vermits beiden een federale bevoegdheid blijven; zie kader.
1. Organiek zijn: a) de basiskenmerken van de: i) ziekenhuizen (onder meer wat betreft de ziekenhuisgebonden prestaties, uitsplitsing over verschillende vestigingsplaatsen, minimaal activiteitsniveau), psychiatrische ziekenhuizen, universitaire ziekenhuizen; ii) ziekenhuisdiensten, afdelingen, ziekenhuisfuncties, medische en medisch-technische diensten, zorgprogramma’s, zware apparaten, netwerken en zorgcircuits. Zo kunnen basiskenmerken vernoemd worden die een direct verband vertonen met de programmatie en/of financiering alsook een structureel karakter vertonen (bijvoorbeeld noodzakelijke apparatuur, de aard van de verleende zorg binnen een ziekenhuis of ziekenhuisdienst of de doelgroep, het minimale personeelskader); iii) samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen. b) de regelen met betrekking tot het beheer en de besluitvorming in de ziekenhuizen, met inbegrip van de interne adviesorganen; c) het statuut van de ziekenhuisarts en de betrokkenheid bij de besluitvorming van ziekenhuisartsen en andere gezondheidszorgberoepen; d) de algemene regelen met betrekking tot de structurering van de verpleegkundige en medische activiteiten; e) de regelen inzake de boekhouding, de financiële controle en de mededeling van gegevens; f) de implicaties van het al dan niet voldoen aan de basisregelen inzake programmatie of maximum aantal diensten, functies, enz., of aan de bepalingen van de organieke wetgeving; >>
10 Behoudens BFM A1 en A3 (zie verder). 11 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 35-37. Zie ook: Doc Senaat, 5-2232/5, p. 239-241.
CM-Informatie 255 • maart 2014
29
>>
Er wordt een jaarlijkse dotatie ingeschreven in de financieringswet (zie ook punt 5.3)) voor de overdracht van het BFM A1 en A3 die rekening houdt met:
g) de algemene regelen inzake de gevolgen van het al dan niet voldoen aan de erkenningsnormen van de diensten, functies,..., of de toelatingen tot het opstellen van zware apparaten, (dit betreft bijvoorbeeld de regel "intrekking erkenning = geen financiering").
• een uitdovend deel (gedurende max. 33 jaar; zijnde de afschrijvingen) voor de reeds aangegane engagementen • een bedrag voor nieuwe toekomstige en toegestane investeringen.
2. Niet organiek zijn en behoren dus tot de bevoegdheden van de gemeenschappen: a) het vaststellen van voorwaarden waaraan moet worden voldaan of het bepalen van aangelegenheden waarop de normen minimaal betrekking moeten hebben (dit valt onder de erkenningsnormen), met inbegrip van de regels met betrekking tot de kwaliteit van de ziekenhuisdienst, -instelling of -organisatie; b) de procedures en uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de bevoegdheden die niet tot de federale overheid zullen behoren (bijvoorbeeld de erkenningsprocedures (voorlopige erkenning, opschortend beroep...)); c) in het kader van de overgedragen bevoegdheden, de regelgeving met betrekking tot de kwaliteitstoetsing en het uitwerken van de kwaliteitsevaluatie (dit interfereert sterk met de erkenningsnormen). De kenmerken van de zorg die te maken hebben met het proces en het resultaat (outcome) moeten – zo nodig – ingebed kunnen worden in de erkenningsnormen); d) de bepaling van de medisch-sociale inrichtingen, de plaatsen beschut wonen, en doorgangstehuizen en de categorale (Sp en G) ziekenhuizen.
De basisregelen inzake de programmatie blijven een federale bevoegdheid. Onder "basisregelen inzake programmatie" wordt verstaan de vaststelling van de maximale aantallen ziekenhuisdiensten, afdelingen, ziekenhuisfuncties, medische en medisch-technische diensten, zorgprogramma’s, zware apparaten, enz, rekening houdende met onder meer de bevolkingscijfers, de leeftijdsstructuur, de morbiditeit en de verdeling tussen de deelstaten, en mits een mogelijke bijzondere regeling voor de universitaire ziekenhuizen. De criteria inzake geografische spreiding binnen een deelstaat en toewijzing worden daarentegen vastgesteld door deelstaten.
In Vlaanderen is er voor wat betreft de bouw/renovatie van ziekenhuizen vandaag al een subsidiëring voor 60% en dit op basis van een bouwkalender. Dit alles wordt gecoördineerd door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Het zou dan ook voor de hand liggen dat deze instantie na de overheveling verder blijft instaan voor de (volledige) subsidiëring. Het Waalse Gewest subsidieert eveneens 60% van de ziekenhuisinvesteringen. Administratief is het Directoraat-generaal DGO5 van de Waalse Overheidsdienst voor de uitvoering van dit beleid in Wallonië verantwoordelijk terwijl de subsidies door het Centre Régional d’aide aux Communes (CRAC - Gewestelijk Hulpcentrum voor Gemeenten) worden beheerd. Dit geldt ook voor de Duitstalige Gemeenschap maar de Administratie beheert er de subsidies rechtstreeks. Opmerking: Elke gemeenschap of de GGC kan met de federale Staat een samenwerkingsakkoord afsluiten dat de omzetting van ziekenhuisbedden tot voorwerp heeft mho op de tenlasteneming van patiënten buiten het ziekenhuis door een dienst die tot de bevoegdheid van de gemeenschap, de gemeenschappen of de GGC behoort. Desgevallend wordt in dat samenwerkingsakkoord voorzien dat bijkomende middelen worden toegekend aan de gemeenschap, de gemeenschappen of de GGC die in dat akkoord betrokken partij zijn. De middelen kunnen de kostprijs van de omgezette ziekenhuisbedden niet overschrijden.12
3) Oudereninstellingen (art. 6 BW 6de SHV) ✔ Rust- en VerzorgingsTehuizen (RVT), RustOorden voor Bejaarden (ROB), Centra voor DagVerzorging (CDV) en Centra voor KortVerblijf (CKV): 2,9 miljard euro Vandaag de dag is er sprake van een gedeelde bevoegdheid inzake RVT’s en ROB’s. Elke overheid heeft specifieke bevoegdheden maar er zijn overlappingen, bv: • De gemeenschappen zijn bevoegd voor de normering van de ROB’s en de federale overheid voor de normering van de RVT’s; • Gewoonlijk zijn de rusthuizen gemengde structuren met ROB- en RVT-bedden, die wel in hun geheel gecontroleerd worden door de inspectie van de Gemeenschappen; • Het RIZIV staat in voor een belangrijk deel van de kostenfinanciering van RVT’s en ROB’s;
12 Doc Kamer 53, 2974/001, p. 242-243. 30
CM-Informatie 255 • maart 2014
5
• Planning, toezicht en erkenning zijn bevoegdheden van de Gemeenschappen; • De prijsregulering is dan weer een bevoegdheid van de FOD economie. Ook op het niveau van de dagverzorgingscentra is er sprake van een gedeelde bevoegdheid. Momenteel zijn er verschillende soorten dagverzorgingscentra met elk hun eigen planning-, vergunnings-, erkennings- en financieringssysteem: • Federale erkenning als ‘Centra voor dagverzorging’ (CDV); • Vlaamse dagverzorgingscentra (DVC); • De Vlaamse Collectieve Autonome Dagopvang (CADO), thans volledig losgekoppeld van RIZIV-financiering en van een woonzorgcentrum, en georganiseerd door diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, waarbij de Vlaamse overheid zelf de programmatie, erkenning en financiering bepaalt; • De dagcentra voor palliatieve verzorging met bovendien ook een specifieke bijzondere federale erkenning en financiering; • Waalse centra voor dagopvang ; • Duitstalige dagverzorgingscentra Naar de toekomst toe zal de ganse bevoegdheid mbt RVT’s, ROB’s, CDV’s en CKV’s overgaan naar Vlaanderen, inclusief de RIZIV-financiering en het prijsbeleid. Hierdoor wordt een einde gesteld aan de versnippering die bestond voor de zesde staatshervorming.13 Momenteel wordt er enerzijds gewerkt met RIZIVdagforfaits - afhankelijk van de zorgzwaarte van de resident - die aan de rusthuizen worden betaald via de ziekenfondsen. Aan deze RIZIV-financiering hangt van overheidswege de verplichting vast om te voldoen aan een aantal personeelsnormen. Anderzijds worden rusthuizen gefinancierd door een bijdrage van de resident (de zgn ‘dagprijs’).
opteren voor het systeem dat nu al wordt gehanteerd in de gehandicaptenzorg: een persoonsgebonden assistentiebudget. Ook de Katz-schaal die vandaag de dag wordt gehanteerd om de zorgafhankelijkheid (en de daarbij horende financiering) vast te stellen is geen certitude; elke deelstaat kan zijn eigen accenten en schalen vastleggen. Eigen keuzes zullen kunnen worden gemaakt waarbij men meer kan investeren in die zaken die voor elke deelstaat van belang zijn.
Het Fonds Sociale Maribel zal niet worden overgeheveld. De middelen daarvan worden niet getransfereerd vermits het hier gaat om structurele RSZ-kortingen die federaal blijven. Enkel de specifieke doelgroepkortingen worden overgedragen.14 Wat het budget van de zorgvernieuwingsprojecten aangaat, worden enkel de categorieën 1 en 4 overgedragen omdat er een link is met de RVT’s.15 Tot slot werd er wel rekening gehouden met de impact van het sociaal akkoord 2013 op de bepaling van het over te dragen budget.16
✔ Geïsoleerde Geriatrische ziekenhuizen (G-diensten) + Geïsoleerde Gespecialiseerde ziekenhuizen (Sp-diensten): 214,4 miljoen euro Ook de geïsoleerde geriatrische- en gespecialiseerde ziekenhuizen (ook wel ‘categorale ziekenhuizen’ genoemd) worden overgedragen naar de deelstaten.17 Zij vallen nu onder de Ziekenhuiswet. De grote vraag is dan ook of zij dit ‘statuut’ zullen behouden.
Hoe dit alles in de toekomst zal worden georganiseerd dienen de deelstaten nog te beslissen. Zij kunnen dit laten uitvoeren door hun eigen administratie of gebruik maken van de spelers die vandaag de dag instaan voor de uitvoering (m.n. de ziekenfondsen) of andere instanties. Ook voor wat betreft de financiering van de rusthuizen liggen alle pistes nog open: instellingenfinanciering, persoonsgebonden financiering (rechtstreeks aan de bewoner of via een verzekeringssysteem), …. Vlaanderen zou dus kunnen
13 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 234-235. 14 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 236. 15 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 243. 16 Doc Senaat 5-2232/5, p. 243-244 en Doc Kamer 53-2974/005, p. 20. 17 Voor een oplijsting van de overgedragen categorale ziekenhuizen; zie doc Senaat, 5-2232/5, p.432. De Duitstalige Gemeenschap heeft geen enkel G- of SPziekenhuis. Deze telt slechts twee algemene ziekenhuizen.
CM-Informatie 255 • maart 2014
31
4) Long term care revalidatie (art. 6 BW 6de SHV): 290,3 miljoen euro De oorspronkelijke oplijsting uit het Vlinderakkoord. was achterhaald aangezien de onderhandelaars destijds gebruik maakten van RIZIV-lijsten die dateerden van 2009. Vandaar dat de 8 federale partijen die de staatshervorming hebben onderhandeld, nog wat aanpassingen hebben moeten aanbrengen. 18
Uiteindelijk werd besloten om in de memorie van toelichting van de BW 6de SHV zowel te werken met een definitie (voor wat betreft de bevoegdheidsafbakening naar de toekomst toe) als een oplijsting (voor wat betreft de bevoegdheidsafbakening zoals die vandaag de dag is) van wat moet worden verstaan onder ‘long term care revalidatie’.19
Onder ‘long term care revalidatie’ wordt verstaan: De niet acute of post-acute zorg die op multidisciplinaire wijze wordt verstrekt, ongeacht de instelling waar deze zorgen worden verstrekt in het kader van de interactie ouders-kinderen, in het kader van mentale-, sensoriële-, verslavings-, stem- en spraakstoornissen, voor hersenverlamden, in het kader van kinderen met respiratoire en neurologische aandoeningen, evenals de niet acute of post-acute zorg die op multidisciplinaire wijze wordt verstrekt voor wat betreft motorische stoornissen buiten algemene en universitaire ziekenhuizen en ziekenhuizen waar tegelijkertijd chirurgische en geneeskundige verstrekkingen verricht worden exclusief voor kinderen of voor de behandeling van tumoren. Op te merken valt dat het ganse beleid (dus bv ook het vervoer tussen de instellingen en de woonplaats van de patiënt) inzake long term care-revalidatie wordt overgedragen en dus niet alleen de desbetreffende revalidatie-overeenkomsten die hiernaast worden opgelijst.20
18 Op p. 34 van het Vlinderakkoord (http://www.lachambre.be/ kvvcr/pdf_sections/home/NLdirupo.pdf) werd melding gemaakt van een reeks revalidatieovereenkomsten, m.n.: centra voor ambulante revalidatie (vroeger ook wel NOK/PSY-centra genoemd), verslaafden, slechthorenden, gezichtsstoornissen, psychosociale revalidatie voor volwassenen, functionele revalidatie vroegtijdige stoornissen interactie ouders-kinderen, autisme, revalidatie-instellingen voor kinderen met een ernstige medischpsychologische aandoening, instellingen voor motorische revalidatie.
Het gaat om de overeenkomsten afgesloten met de revalidatiecentra waarvan het RIZIV-identificatienummer begint met: • 953 of 965: CAR (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 773: verslaafden (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 779: slechthorenden (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 969: gezichtsstoornissen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 772: psychosociale revalidatie voor volwassenen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 7745: functionele revalidatie vroegtijdige stoornissen interactie ouders-kinderen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 7746: autisme (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 771: Instellingen van motorische revalidatie (overdracht van de overeenkomsten afgesloten met volgende instellingen: - 7.71.020.33 NAH revalidatiecentrum VZW KMSL - 7.71.002.51 Centre de Traumatologie et de Réadaptation (C.T.R.) - 7.71.017.36 A.S.B.L. La Braise Centre de jour de Réadaptation fonctionnelle pour traumatisés crâniens graves - 7.71.014.39 A.S.B.L. Centre Neurologique et de Réadaptation Fonctionnelle - 7.71.015.38 A.S.B.L. Le Ressort Centre de jour de réadaptation fonctionnelle cognitive pour adultes traumatisés crâniens graves - 7.71.011.42 Nationaal Multiple Sclerose Centrum - 7.71.018.35 Ziekenhuis Inkendael) • 7740: Kinderpsychiatrische aandoeningen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 790: diensten die multidisciplinaire evaluaties opstellen in het raam van de nomenclatuur van de mobiliteitshulpmiddelen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 7767: eenheden voor respijtzorg (overdracht van het geheel van de overeenkomsten) ; • 770: Inrichtingen voor revalidatie van hersenverlamden (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 7840: Inrichtingen voor revalidatie van hersenverlamden (overdracht van het geheel van de overeenkomsten); • 7765: Inrichtingen voor kinderen met respiratoire en neurologische aandoeningen (overdracht van het geheel van de overeenkomsten).
19 Doc Senaat, 5-2232/1, p 37-39 20 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 244-245. 32
CM-Informatie 255 • maart 2014
5) Geestelijke gezondheidszorg (art. 6 BW 6de SHV): 206,8 miljoen euro ✔ PVT: 132,3 miljoen euro ✔ Beschut wonen: 62,8 miljoen euro ✔ Psychiatrische overlegplatforms: 11,7 miljoen euro Op te merken valt dat er geen (volledige) transfer is van de psychiatrische ziekenhuizen en psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen. Voor hen is er enkel een overdracht van de erkenningsnormen (zie punt 2)).
De geestelijke thuisverpleging blijft een federale materie ook al is de patiënt ambulant verbonden aan een PVT. De zogenaamde “artikel 107 projecten” worden niet overgedragen aan de Gemeenschappen.21
6) Preventie (art. 6 BW 6de SHV): 45,2 miljoen euro ✔ Vaccinatiecampagnes, screeningscampagnes, voedingsplan, mondhygiëne, tabaksontwenning: 39,8 miljoen euro ✔ Verslavingsfonds: 5,4 miljoen euro Preventie zou in se al een sector moeten zijn die nu reeds toekomt aan de deelstaten. In de praktijk merkt men dat dit niet het geval is. Met de 6de staatshervoming wil men hier verandering in brengen: alleen de deelstaten kunnen dergelijke preventie-initiatieven nemen.22 Als die preventieve acties de medewerking vragen van zorgverstrekkers door middel van terugbetaalde prestaties (bv. screeningshonoraria of het honorarium voor het toedienen van een vaccin) dan kunnen die prestaties vanuit het RIZIV worden gehonoreerd. De vaccins die via de apotheek worden verkocht, blijven na de 6de staatshervorming een federale materie. Enkel de vaccinatiecampagnes worden overgedragen aan de Gemeenschappen.23
7) Organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg (art. 6 BW 6de SHV): 61,1 miljoen euro
Onder "organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg en de ondersteuning van de gezondheidszorgberoepen van de eerste lijn" verstaat men de infrastructurele en organisatorische omkadering van het gezondheidszorgniveau buiten acute ziekenhuizen waar professionele hulpverleners zich toeleggen op de eerste deskundige opvang en de begeleiding van gezondheidsproblemen die de patiënt ervaart zelf niet te kunnen oplossen.
In de memorie van toelichting van de BW 6de SHV wordt expliciet melding gemaakt van: ✔ Impulseofonds: 25,5 miljoen euro Er bestaan vandaag de dag 3 impulseofondsen, m.n.: • Impulseo I = financiële hulp voor jonge huisartsen en streken met een tekort aan huisartsen • Impulseo II = financiële hulp voor de administratieve omkadering van groepspraktijken • Impulseo III = financiële hulp voor de administratieve omkadering van individuele praktijken ✔ Huisartsenkringen: 4 miljoen euro Huisartsenkringen spelen een belangrijke rol ihk van de organisatie van de wachtdiensten. Opm: de huisartsenwachtposten worden als dusdanig niet overgedragen. ✔ Lokale Multidisciplinaire netwerken (LMN): 6,8 miljoen euro LMN’s spelen een belangrijke rol ihk van de zorgtrajecten (momenteel: diabetes type 2 en nierinsufficiëntie). De zorgtrajecten zelf worden niet overgedragen. ✔ Geïntegreerde Diensten voor Thuisverzorging (GDT): 2,7 miljoen euro In Vlaanderen spreekt men over de Samenwerkingsinitiatieven EersteLijnsgezondheidszorg (SEL). ✔ Palliatieve netwerken en multidisciplinaire palliatieve teams: 24,5 miljoen euro
In de memorie van toelichting van de BW 6de SHV24 wordt een definitie gegeven van wat moet worden verstaan onder ‘organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg’.
21 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 243. 22 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 239. 23 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 243. 24 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 39-40.
CM-Informatie 255 • maart 2014
33
8) Sommige aspecten van de gezondheidszorgberoepen (art. 6 BW 6de SHV) ✔ Erkenning van zorgverstrekkers De gemeenschappen worden bevoegd om de zorgverstrekkers te erkennen, met naleving van de door de federale overheid bepaalde erkenningsvoorwaarden. ✔ Bepalen van subquota (binnen de specialismen) Op federaal niveau blijft men bevoegd om het globaal aantal maximum kandidaten te bepalen dat jaarlijks toegang heeft tot elk van de gezondheidszorgberoepen. Bv. het globaal aantal kandidaten artsen dat jaarlijks wordt toegelaten. De deelstaten daarentegen zullen binnen de specialismen quota kunnen vastleggen. Bv. het aantal psychiaters, pediaters, geriaters, internisten, … dat jaarlijks wordt toegelaten.
9) Maximumfactuur (art. 45 BW 6de SHV) Thans worden de volgende remgelden, waarvan de bevoegdheid in de toekomst zal worden overgedragen naar de deelstaten, in aanmerking genomen in de federale “maximumfactuur” (MAF): • Het persoonlijk aandeel van de dagprijs van de geïsoleerde G- en Sp-ziekenhuizen (zie onder punt 3)); • Het persoonlijk aandeel van de dagprijs van bepaalde revalidatie-instellingen (niet in alle instellingen is er een persoonlijk aandeel) (zie onder punt 4)). Gelijktijdig met deze bevoegdheidsoverdrachten zullen de middelen die betrekking hebben op deze remgelden, zoals deze worden vergoed in het kader van de MAF, worden overgedragen (zie ook onder punt 5.3.). Om de continuïteit en de budgettaire neutraliteit voor de patiënt te waarborgen, zullen de gemeenschappen en de GGC, gedurende een overgangsperiode (tot 2020) en enkel indien zij dat wensen, een beroep kunnen blijven doen op de federale overheid om, tegen vergoeding, de hierboven genoemde prestaties, geplafonneerd tot de geïndexeerde geldende bedragen en voor zover de prestatie vergelijkbaar blijft met die van vandaag, te blijven integreren in de federale MAF-teller.25
10) Diverse samenwerkingsakkoorden26 Over de volgende aangelegenheden zal een samenwerkingsakkoord, naargelang het geval, kunnen of moeten worden gesloten:
✔ Nog op te richten ‘instituut voor overlegde antwoorden op de grote uitdagingen inzake de gezondheidszorg’ (art. 43, 4° BW 6de SHV) Er zal een instituut worden opgericht dat een overlegd antwoord zal geven op de grote, onder meer budgettaire, uitdagingen mbt de toekomst van de gezondheidszorg (vergrijzing, knelpuntberoepen in dat domein, technologische ontwikkeling, maatschappelijke ontwikkelingen, leefmilieuaandoeningen, enz.) Dit instituut zal de permanente en interfederale ontmoetingsplaats vormen voor het overleg tussen de voor gezondheid bevoegde ministers, en zal tot taak hebben een gemeenschappelijke en toekomstgerichte visie en een duurzaam gezondheidsbeleid te definiëren. Het zal zich daarvoor onder andere steunen op de studies van het Studiecomité voor de vergrijzing en van het (inter) Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. Het zal de opdrachten van het Kankercentrum overnemen. Een samenwerkingsakkoord zal zijn samenstelling en financiering regelen. Dit instituut zal van de bestaande structuren vertrekken teneinde de budgettaire weerslag strikt te beperken. ✔ E-health Een wederzijdse en onvoorwaardelijke verplichting tot uitwisseling van beschikbare informatie. De federale overheid en de deelstaten zullen E-health cofinancieren. Zie ook: https://www.ehealth.fgov.be/nl/home ✔ Contingenteringsmodaliteiten van de gezondheidszorgberoepen (art. 43, 4° BW 6de SHV) M.n. het uitwisselen van gegevens dienaangaande. ✔ Erkenning van zorgverstrekkers De aanpassings- en evaluatiemodaliteiten van het KB 78. ✔ Kenniscentrum voor Gezondheidszorg Het huidige federale Kenniscentrum voor Gezondheidszorg dient te worden omgevormd tot een interfederaal Kenniscentrum waarbij er een samenwerkingsakkoord dient te worden gesloten omtrent de wijze waarop het wordt bestuurd en gefinancierd. ✔ Eén loket - mobiliteitshulpmiddelen Brussel (art. 55, 2° BW 6de SHV) Ook inzake de mobiliteitshulpmiddelen in Brussel dient nog een samenwerkingsakkoord te worden gesloten met het oog op het instellen van één loket voor de gehandicapten wat betreft het beheer van de overgedragen mobiliteitshulpmiddelen en de andere hulpmiddelen van dezelfde aard die de gemeenschappen reeds toekennen obv een andere bevoegdheidsgrondslag.
25 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 181-182. 26 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 8 ev. 34
CM-Informatie 255 • maart 2014
In afwachting van het sluiten van dit samenwerkingsakkoord, kennen de bevoegde diensten inzake het gehandicaptenbeleid van de Vlaamse en Franse Gemeenschap de overgedragen mobiliteitshulpmiddelen toe aan de personen die zich tot hen richten.27 Voorts wordt er aangehaald dat er overleg nodig is aangaande: ✔ Sociale akkoorden voor de gezondheidszorgberoepen De federale overheid organiseert een overleg met de deelstaten vooraleer zij sociale akkoorden in de zogenaamde “federale sectoren” afsluit. En, insgelijks, overleggen de deelstaten vooraf met de federale overheid. Dit laatste is bv het geval voor de sector van de verpleegkundigen in de rusthuizen (terwijl de verpleegkundigen in de ziekenhuizen een “federale sector” blijft). ✔ Nalevingsmodaliteiten van internationale verplichtingen ivm het gezondheidsbeleid De federale overheid organiseert het noodzakelijk overleg wanneer nog niets is voorzien in de bestaande overlegstructuren (Coormulti).
3. Federaal bevoegdheidsvoorbehoud In het nieuwe art. 5, §1, I, 2de lid BWHI staan expliciet 2 federale bevoegdheidsvoorbehouden ingeschreven: 1) Inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering Het basisprincipe van de 6de staatshervorming is dat de nomenclatuur federaal blijft. Uiteraard zijn hier een aantal uitzondering op. Bv. de overdracht van de mobiliteitshulpmiddelen impliceert ook de overdracht van de desbetreffende nomenclatuurnummers. De akten die geen deel uitmaken van de instellingsfinanciering (Riziv) van revalidatiecentra, woonzorgcentra en geïsoleerde G- en Sp-diensten, en die momenteel worden vergoed via de nomenclatuur, zullen ook na de 6de staatshervorming worden betaald door de federale overheid (Riziv). Zo zal een doktersbezoek aan een bejaarde in het woonzorgcentrum terugbetaald worden via de nomenclatuur. Kinesitherapieverstrekkingen in een ROB (in tegenstelling tot een RVT) zitten niet in de (overgedragen) instellingsfinanciering; de federale overheid zal bijgevolg moeten instaan voor de betaling van dergelijke verstrekkingen.28
Wat specifiek de overgedragen revalidatiecentra betreft, is er geen sprake van nomenclatuur (enkel de diensten die multidisciplinaire evaluaties opstellen in het raam van de nomenclatuur van de mobiliteitshulpmiddelen doen momenteel een beroep op de nomenclatuur); het zullen dus de deelstaten zijn die instaan voor de betaling van de zorgverstrekkers voor wat betreft de overgedragen revalidatiecentra. 2) Inzake de nationale maatregelen inzake profylaxies Dit heeft enkel betrekking op verplichte vaccinaties (in casu: polio).
In de memorie van toelichting van de BW 6de SHV29 zijn er ook nog een aantal federale bevoegdheidsvoorbehouden terug te vinden: 3) Het crisisbeleid wanneer een pandemie dringende maatregelen vereist De federale overheid is echter op grond van haar residuaire bevoegdheid niet exclusief bevoegd voor het crisisbeleid wanneer een (acute) pandemie dringende maatregelen vereist. De federale overheid is bevoegd binnen de grenzen van haar materiële bevoegdheden, net zoals de Gemeenschappen en Gewesten dit zijn binnen de grenzen van hun materiële bevoegdheden. De federale overheid is op grond hiervan, ook in elk geval bevoegd voor de coördinatie en het beheer van een crisissituatie met betrekking tot een pandemie.30 4) De reglementering aangaande de uitoefening van de geneeskunde en paramedische beroepen (met uitzondering van de gerelateerde erkenningsnormen) 5) De geneesmiddelen- en levensmiddelenreglementering, 6) De medische hulpmiddelen 7) De reglementering van bloed, menselijk lichaamsmateriaal en de medisch begeleide voortplanting 8) De dringende geneeskundige hulpverlening
27 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 194. 28 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 236-237. 29 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 49. 30 Doc Senaat, 5-2232/5, p. 247 ev.
CM-Informatie 255 • maart 2014
35
4. Naar welke instantie gebeurt de overheveling?31 Alle bevoegdheden die hierboven werden aangehaald zullen worden overgedragen naar de Gemeenschappen. Voor Brussel gelden er echter twee uitzonderingen. Daar zal de Gemeenschappelijke GemeenschapsCommissie (GGC) bevoegd zijn: • in de mate dat het om bicommunautaire instellingen gaat • voor zover de bevoegdheden – voor wat personen betreft – verplichtingen of rechten op een tegemoetkoming of toelage inhouden. Bijgevolg zal de GGC in Brussel bevoegd zijn voor: THAB; • impulseo; • consultaties voor tabaksontwenning; • de gecommunautariseerde prestaties die ten laste genomen worden ihk van de MAF (zie ook punt 2.9)); • mobiliteitshulpmiddelen (opm: zolang er geen samenwerkingsakkoord is tussen de GGC, de VG en de FG, mho op het instellen van één loket, zullen de bestaande diensten – VAPH en Phare – dit uitvoeren in Brussel); Bijgevolg zal de VG of FG in Brussel bevoegd zijn voor alle andere materies die overgedragen worden, wanneer de instellingen wegens hun organisatie moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (bv. eentalige rusthuizen), of de GGC wanneer de instellingen wegens hun organisatie niet uitsluitend behoren tot de ene of de andere gemeenschap (bv. tweetalige rusthuizen).32
Allereerst is er een voorafgaande budgettaire sanering. Aan alle deelstaten samen wordt een bijdrage in de budgettaire sanering gevraagd om de financiën van de gezamenlijke overheid tegen 2016 in evenwicht te brengen. Deze bijdrage is gelijk aan: 1) 250 miljoen euro in 2014. Deze bijdrage is “eenmalig” en is opgenomen als een eenmalige negatieve term in de financieringswet (Zie art. 76 BW hervorming BFW, nieuw artikel 81quinquies BFW); 2) 1,25 miljard euro in 2015, oplopend tot 2,5 miljard euro vanaf 2016. Deze bijdrage wordt in mindering gebracht van de voorziene middelen in de financieringswet. Bovenop de bijdrage in de budgettaire sanering, zal ook aan de verschillende entiteiten een bijdrage worden gevraagd om het hoofd te bieden aan de toekomstige toename van de vergrijzingskosten. Dit moet toelaten dat de bedoelde entiteiten tegen 2030 een bijkomende inspanning leveren van 0,23 % bbp. De 0,23 % bbp wordt geleidelijk bereikt door het percentage van de groeikoppeling te verminderen. Voor de Gemeenschappen gaat de groeikoppeling op de dotaties ouderenzorg en gezondheidszorg (inclusief ziekenhuizen) van 82,50 % naar 65 % vanaf 2017 (zie ook infra). Om echter rekening te houden met een evenwichtige spreiding tussen enerzijds entiteit I en anderzijds entiteit II van de voordelen van een toekomstige sterke groei, wordt de reductie op de groeikoppelingen gemilderd wanneer de stijging van de reële groei meer bedraagt dan 2,25 %.33
5.2. Drie specifieke regelingen Inzake gezondheidszorg zijn er drie specifieke regelingen in artikelen 47/7, 47/8 en 47/9 BFW (respectievelijk artikelen 49, 50 en 51 BW hervorming BFW) uitgewerkt:
5. Financieringswet: verdeling en evolutie van de middelen 5.1. Algemeen principe en globale budgettaire sanering Allereerst wordt er een algemeen principe uitgewerkt in artikel 48/1 van de BFW (zie artikel 57 BW hervorming BFW) waarbij een overgangsmechanisme ervoor zal zorgen dat bij het aanvangsjaar geen enkele deelstaat wint of verliest. Het egaliseringsbedrag zal gedurende 10 jaar in nominale waarde constant blijven vooraleer in de volgende 10 jaar lineair af te nemen totdat het verdwenen is. Na toepassing van het principe van niet-verarming van de deelstaten, nemen de deelstaten een deel van de globale saneringsinspanning op zich. Deze inspanning is onderverdeeld in 2 belangrijke maatregelen.
1) Voor alle overdrachten die te maken hebben met ouderen (in concreto gaat het om de overdracht van RVT’s, ROB’s, CDV’s, CKV’s, geïsoleerde G-diensten en THAB) geldt een basisbedrag van 3.339.352.178 euro (begrotingsjaar 2013). Naar 2014 en 2015 toe wordt dit basisbedrag telkens: • geïndexeerd; • aangepast aan de evolutie van het aantal inwoners ouder dan 80 jaar tussen 1 januari van het huidig begrotingsjaar en 1 januari van het vorig begrotingsjaar; • aangepast aan de reële groei van het BBP per inwoner van het rijk. De verdeling van de middelen (in 2015) tussen de Gemeenschappen gebeurt op basis van het aantal bejaarden ouder dan 80 jaar.
31 Doc Senaat, 5-2232/1, p. 6 ev., Doc Senaat, 5-2232/5, p. 237-238. 32 Voor wat betreft de ‘subquota’ en de ‘erkenning van gezondheidszorgberoepen’ zie ook: Doc Senaat, 5-2232/5, p. 245-247. 33 Doc Kamer 53-2974/001, p. 9-11.
36
CM-Informatie 255 • maart 2014
Voor de evolutie van de middelen (vanaf 2016) wordt rekening gehouden met drie elementen: • de evolutie van het aantal bejaarden ouder dan 80 jaar; • de inflatie; • 82,5% (in 2016) of 65% (vanaf 2017, indien de reële groei niet hoger is dan 2,25%) of 100% (vanaf 2017, op het deel van de reële groei dat hoger is dan 2,25%) van de reële groei van het BBP. Opmerking: er zijn correcties op de dotatie mogelijk indien er geïsoleerde G-diensten zouden fusioneren in de periode 2013-2015.34 2) Voor de andere bevoegdheden gaat men uit van een basisbedrag dat voor het begrotingsjaar 2015 per entiteit is bepaald (op basis van de bevolkingssleutel): • 472.033.613 euro voor de Vlaamse Gemeenschap; • 257.732.297 euro voor de Franse Gemeenschap; • 128.644.410 euro voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, • 5.695.663 euro voor de Duitstalige Gemeenschap (nog niet officieel). Er wordt voor de evolutie van de middelen (vanaf 2016) rekening gehouden met drie elementen: de evolutie van de bevolking; • de inflatie; • 82,5% (in 2016) of 65% (vanaf 2017, indien de reële groei niet hoger is dan 2,25%) of 100% (vanaf 2017, op het deel van de reële groei dat hoger is dan 2,25%) van de reële groei van het BBP. Opmerking: er zijn correcties op de dotatie mogelijk indien er geïsoleerde Sp-diensten zouden fusioneren in de periode 2013-2015.35 3) Voorts wordt nog een specifieke regeling uitgewerkt voor de overdracht van het BFM A1 en A3 (zie ook punt 2.2)). Zowel de uitdovende (voor de bestaande engagementen) als de toekomstige dotatie (voor de nieuwe engagementen) worden opgenomen in één dotatie. Het gaat om een basisbedrag van 566.185.617 euro (begrotingsjaar 2013). Opgelet: deze dotatie gaat pas in op 1 januari 2016 (omdat dit het moment is dat de huidige bouwkalender afloopt). Het basisbedrag wordt voor de begrotingsjaren 2014 tem 2016 geïndexeerd en aangepast aan de reële groei van het BBP. Dit bedrag wordt (vanaf 2016) jaarlijks als volgt verdeeld: • Het bedrag wordt opgedeeld in een niet academisch
gedeelte dat overeenstemt met 84,40% van het totaal bedrag. Hiervan wordt een voorafname gedaan voor de Duitstalige Gemeenschap (verhouding aantal inwoners DGem/totaal aantal inwoners). Het resterende bedrag wordt verdeeld tussen VG/FG/GGC volgens bevolkingscijfers. • Het academisch gedeelte (15,60%) wordt verdeeld tussen VG en FG (hier is er dus geen GGC aandeel) volgens bevolking waarbij voor Brussel een 20 – 80 regeling wordt gehanteerd. • Het bedrag dat bekomen wordt voor de VG, GGC, FG en DGem wordt dan verminderd met bedragen waarvoor de federale staat is blijven instaan, de zogenaamde uitdovende dotatie. Met andere woorden: wanneer de investering gebeurt in een instelling waarvoor de Vlaamse gemeenschap bevoegd is, wordt deze aangerekend op de Vlaamse dotatie, wanneer deze betrekking heeft op een Franstalige instelling wordt deze aangerekend op de dotatie van de Franse Gemeenschap, wanneer deze betrekking heeft op een instelling waarvoor GGC bevoegd is, wordt deze aangerekend op de GGC-dotatie en wanneer deze betrekking heeft op een Duitstalige instelling, wordt deze aangerekend op de dotatie van de DGem. Dit bedrag evolueert (vanaf 2017) jaarlijks volgens: • de inflatie; • 65% (indien de reële groei niet hoger is dan 2,25%) of 100% (op het deel van de reële groei dat hoger is dan 2,25%) van de reële groei van het BBP.36
5.3. Overgangsregelingen Gelet op het feit dat de federale staat gedurende maximaal 5 jaar belast blijft om de remgelden van de verstrekkingen die worden overgeheveld naar de Gemeenschappen te blijven opnemen, op een geplafonneerde wijze, in de MAF (zie ook punt 2. 9)), wordt er dienaangaande een vergoeding bepaald in art. 70, §3 van de BW Hervorming BFW. Deze vergoeding bedraagt 80% van de persoonlijke aandelen voor de desbetreffende verstrekkingen en wordt in mindering gebracht van de dotaties. Voorts wordt er in art. 71 van de BW Hervorming BFW een overgangsperiode van 1 juli 2014 tem 31 december 2015 voorzien waarbij de federale overheid de administratieve dienst ten laste blijft nemen. Deze kost wordt gefinancierd door de Gemeenschappen. De bijdrage wordt vastgelegd na overleg met de betrokken regeringen bij KB. Deze bijdrage wordt in mindering gebracht van de dotaties.37
34 Doc Kamer 53-2974/001, p. 53-55. 35 Doc Kamer 53-2974/001, p. 55-57. 36 Doc Kamer 53-2974/001, p. 57-59. 37 Doc Kamer 53-2974/001, p. 82.
CM-Informatie 255 • maart 2014
37
Tot slot wordt er in art. 72 van de BW Hervorming BFW een overgangsperiode van 1 juli 2014 tem 31 december 2014 voorzien waarbij de federale overheid de uitgaven ten laste kan houden van de materies die overgeheveld worden voor rekening van de Gemeenschappen. Indien de entiteiten reeds regelgevend optreden vanaf 1 juli 2014 kunnen deze maatregelen slechts worden uitgevoerd vóór 1 januari 2015 onder zeer strikte en beperkende voorwaarden. Indien de gemeenschappen reeds regelgeving in werking zouden willen laten treden in de periode 1 juli 2014 - 31 december 2014 dient de regelgeving voorgelegd te worden voor verslag aan de inspecteur van Financiën die geaccrediteerd is bij de voor deze uitgaven bevoegde federale minister of overheid, zodat hiermee rekening kan gehouden worden bij de verrekeningen.38
6. Timing van de overdracht De bevoegdheidsoverdrachten inzake gezondheidszorg treden in werking op 1 juli 2014 (zie art. 67 BW 6de SHV). Vanaf dan zijn de deelstaten bevoegd en de federale overheid niet meer. Dit wil uiteraard nog niet zeggen dat de deelstaten vanaf die datum ook daadwerkelijk hun bevoegdheden zullen opnemen. Zolang de deelstaten de wetgeving niet wijzigen, blijft de bestaande federale wetgeving van toepassing (zie art. 94, §1 BWHI). De deelstaten zijn ook vanaf 1 juli 2014 volledig financieel verantwoordelijk voor de overgedragen bevoegdheden. Juridisch-technisch wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen de periode 1 juli 2014 - 31 december 2014 en de periode nadien: • De bijzondere financieringswet kent een dotatie toe vanaf 1 januari 2015 (voor BFM A1 en A3: vanaf 1 januari 2016); • Bij wijze van overgangsmaatregel (zie artikel 72 BW hervorming BFW) verricht de federale Staat gedurende de periode van 1 juli 2014 tot 31 december 2014 voor rekening van de deelstaten de vastleggingen, de ordonnanceringen en de betalingen die voortvloeien uit de toepassing van wetten, reglementeringen of beslissingen met betrekking tot de nieuwe bevoegdheden die aan de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie werden toegewezen.
38 Doc Kamer 53-2974/001, p. 82-84. 38
CM-Informatie 255 • maart 2014
Memoranda voor de regionale verkiezingen Regueras Naïma (Onderzoek en Ontwikkeling) Met dank aan Christel Tecchiato (Directie) en Katrien Van Kets (Dienst Zorgverzekering en Zorg)
1. Inleiding Op 25 mei 2014 zal aan de Belgische kiezers worden gevraagd om 3 keer te stemmen want dan moeten de nieuwe Europese, federale en regionale afgevaardigden worden gekozen. Het resultaat van deze verkiezingen zal bepalend zijn voor de toekomst van ons land en naar aanleiding hiervan maakte CM vier memoranda: een Europees en een federaal memorandum en twee memoranda voor de gemeenschappen. Dit artikel stelt de twee memoranda voor de Gemeenschappen voor en belicht in het bijzonder de gemeenschappelijke eisen hierin. De federale en Europese memoranda worden in de infofiche in ditzelfde nummer van CM-informatie voorgesteld.
2. Een gemeenschappelijke visie, twee verschillende benaderingen Zowel de Nederlands- als de Franstalige CM-ziekenfondsen delen een gemeenschappelijke maatschappelijke visie voor de toekomst. Langs beide kanten wil CM een inclusieve samenleving voor mensen die hun zelfredzaamheid verliezen (ouderen, chronisch zieken, personen met een handicap …) tot stand brengen met aangepaste zorg en dienstverlening op maat zodat ze zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Om die doelstelling te bereiken, is er in beide memoranda overeenstemming over één punt: om de inclusie van personen met zelfredzaamheidsverlies te waarborgen, moet niet enkel worden tegemoet gekomen aan hun behoeften maar ook aan die van hun mantelzorgers en verzorgers en de opvangstructuren waar zij terecht kunnen. Beide memoranda zijn niet elkaars afspiegeling maar kunnen toch worden gezien als puzzelstukken die echter asymmetrisch passen in de gemeenschappelijke wil om de bevolking welzijn te bieden. Alle ziekenfondsen erkennen het belang om te werken aan zowel de individuele behoeften als de meer collectieve vereisten die nodig zijn voor een sociaal weefsel dat de integratie van kwetsbare personen waarborgt. Langs Franstalige kant wordt inclusie van deze personen voorgesteld binnen een "breed" model van sociale inclusie. Niet enkel de noden van zorgafhankelijke personen of personen met een handicap en hun omgeving worden aangepakt maar ook de nood om een samenleving te creëren waarin alle bevolkingsgroepen
(jongeren, volwassenen, personen met een handicap, ouderen) hun plaats vinden. Dit impliceert dat de eisen verband houden met zowel de behoeften aan zorg en opvang als met thema’s zoals werk, continue vorming, verenigingsleven sport… Het Nederlandstalig memorandum spitst zich meer toe op personen met zelfredzaamheidsverlies en hun specifieke noden op het vlak van zorg en hulp (mantelzorgers, verzorgenden). Deze verschillende "positionering" (onder invloed van verschillende realiteiten op het terrein) leidt deels tot verschillende eisen. Beiden leggen wel de nadruk op de noodzaak van erkenning en ondersteuning van de rol van de ziekenfondsen in de gezondheidssector en van de aanpak van het zelfredzaamheidsverlies maar de Franstalige eisen gaan verder dan enkel het domein gezondheid en hebben ook betrekking op domeinen als werk, continue vorming, onderwijs, mobiliteit … die - ter herinnering - ook determinanten voor gezondheid zijn. Die thema’s zijn ook voor de Vlaamse ziekenfondsen belangrijk zelfs al staan ze niet in het Vlaamse memorandum.
3. Nederlandstalig memorandum: de rol van CM als middenveldorganisatie binnen de 5 concentrische cirkels van zorg – en ondersteuning. De Vlaamse CM-ziekenfondsen (VCM) concentreren zich in hun memorandum op één van de grootste uitdagingen voor onze samenleving in de komende decennia: de vergrijzing en de opvang van personen met zelfredzaamheidsverlies. VCM wil dat ouderen met zelfredzaamheidsverlies zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen dankzij een zo breed mogelijke waaier aan dienstverlening. In dat kader stelden de Vlaamse CM-ziekenfondsen hun eisen op vertrekkende van de verschillende actoren (de 5 zorg- en ondersteuningscirkels) die bij de opvang van personen met zelfredzaamheidsverlies een rol spelen: de persoon zelf die zorg nodig heeft, de familie met wie deze samenwoont, de naasten (familie, vrienden, buren) en de algemene en gespecialiseerde
CM-Informatie 255 • maart 2014
39
zorgactoren (de huisarts, de verpleegkundigen, de verzorgingsinstellingen, de ziekenfondsen, enz. …).
3.1. De zorgbehoevende zelf. 3.1.1. Gegevensdeling Iedereen is het er over eens dat het belangrijk is dat de zorgbehoevende zelf de regie van zijn zorg binnen een multidisciplinaire samenwerking in handen kan nemen. Belangrijkste uitdaging hier is dat dit technisch mogelijk gemaakt moet worden. Dit samenwerken, delen van gegevens en het feit dat de patiënt ‘regisseur’ wordt van de gegevens (“patient empowerment”), vraagt natuurlijk een mentaliteitswijziging. VCM wil hierbij een tweevoudige rol vervullen door ervoor te zorgen dat de burgers (en niet enkel wie minder zelfredzaam is) enerzijds hun gezondheidsgegevens op Vitalink kunnen raadplegen (via de website van de Vlaamse ziekenfondsen) en anderzijds dit "Persoonlijk medisch dossier" (Gezondheidsboekje) kunnen gebruiken dankzij software waarmee de leden zelf hun gezondheidsgegevens kunnen invoeren en zo informatie afkomstig van de zorgverleners (artsen, verpleegkundigen, apothekers, maatschappelijk werkers …) kunnen aanvullen.
3.1.2. Verhoogd veiligheidsgevoel (PAS) en advisering thuis blijven wonen Om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen is het belangrijk om zich er veilig te voelen. Daarvoor zetten de Vlaamse ziekenfondsen via hun regionale dienstencentra (RDC) al jaren in op toestellen voor personenalarming (PAS) (meer dan 60.000 toestellen werden geïnstalleerd bij CM-leden die thuis worden verzorgd). De middelen hiervoor ontbreken echter en wij vragen aan de Regering meer subsidiëring voor die voorzieningen om te kunnen voldoen aan de groeiende noden als gevolg van de vergrijzing. Anderzijds is woningaanpassing aan de noden van personen met zelfredzaamheidsverlies nodig als wij willen bevorderen dat mensen thuis blijven wonen. Gespecialiseerde ergotherapeuten in woningaanpassing in de Regionale Dienstencentra vervullen de functie van consulent op dit vlak. Deze functie wordt nu volledig gefinancierd door de ziekenfondsen. VCM is zeker van plan om hierin te blijven investeren maar ze pleiten voor cofinanciering van deze activiteit vanuit de Vlaamse Regering. 3.1.3. Inzetten op preventie Preventie is één van de sleutels om in goede gezondheid te leven. CM is daarom al lang betrokken bij gezondheidspromotie en samen met de bewegingen werden al heel wat campagnes meer bepaald rond gezonder eten, stoppen met roken en geestelijke gezondheid gevoerd. 40
De vorige regering stelde een duurzaam beheerovereenkomst op dat de rol van de ziekenfondsen met betrekking tot preventie in het Vlaamse landschap erkent en ondersteunt. VCM wenst in de toekomst hierbij verder te worden betrokken om efficiënt de Vlaamse doelstellingen mee te helpen verwezenlijken in samenwerking met de andere betrokkenen. Als ledenorganisatie pleit VCM voor een gemengde subsidiëring met deels vaste financiering en deels financiering per prestatie.
3.1.4. Sociaal isolement vermijden Doorbreken van sociaal isolement is één van de hoofdopdrachten van Ziekenzorg CM met meer dan 1,5 miljoen individuele contacten thuis en 7.500 activiteiten per jaar die door de vrijwilligers worden georganiseerd. Om isolement te voorkomen is het belangrijk dat een onderscheid wordt gemaakt tussen sociale en emotionele eenzaamheid, ook voor chronisch zieken en zorgbehoevende personen. Beide problematieken vereisen een andere aanpak. Concreet vraagt VCM extra middelen om deskundigheid op het vlak van isolement, vooral emotioneel isolement, op te bouwen en zo een ondersteuningsbeleid voor sociaal geïsoleerde personen (en specifiek de kwetsbaardere publieksgroepen) te kunnen uitwerken dat door de vrijwilligers en de betrokken organisaties wordt gedragen.
3.2. Het gezin, de buurt, familie en vrienden 3.2.1. Ondersteuning van mantelzorgers door oppasvrijwilligers Ondersteuning door familie, vrienden of buren is zeker bevorderlijk om personen met zelfredzaamheidsverlies thuis te kunnen laten wonen. Daarom maakt VCM een erezaak van de ondersteuning van dit netwerk via Ziekenzorg CM of via hun erkende dienst "oppashulp". Mantelzorgers moeten tijd krijgen om op adem te komen en zichzelf terug te vinden zodat ze ten volle hun rol kunnen vervullen. Wie kan echter overnemen bij de persoon voor wie zij zorgen? Is die persoon betrouwbaar? Voor die problemen proberen de "oppas"-vrijwilligers een oplossing te bieden. De vorige regering keurde een reeks maatregelen goed om aan deze diensten een basisfinanciering te waarborgen. De noden nemen echter alsmaar toe en bijkomende middelen zijn nodig om de verdere uitbouw ervan te waarborgen. Zo gaf de provincie West-Vlaanderen al extra subsidies aan de "oppas"diensten. Het aantal vrijwillige "oppassers" en het aantal vrijwillig gepresteerde uren was in deze provincie hoger dan in de andere provincies die enkel een subsidie van de Vlaamse regering kregen.
CM-Informatie 255 • maart 2014
VCM formuleert drie eisen voor de uitbouw van deze dienst: • Vooreerst is het zeer belangrijk dat de Vlaamse regering de gegevensuitwisseling tussen de "oppas"-diensten en de regering verder optimaliseert. Nu gaat te veel naar administratieve problemen. Het recent ingevoerde systeem voor elektronische informatie-uitwisseling zou de informatieuitwisseling moeten optimaliseren en versoepelen. • Een tweede aandachtspunt is het te beperkte fiscaal plafond inzake onkostenvergoeding voor deze vrijwilligers. Dit wordt reeds lang vanuit de sector aangekaart, naar analogie met bestaande systemen bij brandweer en civiele bescherming. Wij vragen dat de Vlaamse regering ook in de zorgsector in overleg met de federale regering een oplossing zoekt voor het te beperkte fiscaal plafond voor vrijwilligers, waardoor vrijwillige inzet wordt beknot in plaats van gestimuleerd. • Een derde aandachtspunt is het betaalbaar houden van nachtoppas voor iedereen. Bij de invoering van een nieuwe cliëntbijdrage in de gezinszorg vormt dit een probleem. Wij vragen dat de Vlaamse regering een redelijke en volwaardige oplossing zoekt om nachtoppas in Vlaanderen betaalbaar te houden.
Harmonisatie van structuren op de eerstelijn
3.2.2. Mantelzorgvereniging door Ziekenzorg CM
VCM vindt dat de SEL deze coördinatierol op mesoniveau zouden kunnen spelen. Hiervoor moet de huidige SEL-structuur worden herzien om hierin alle terreinactoren in de eerstelijnszorg te integreren. In de Raad van bestuur van de SEL wordt het gezondheid- en welzijnsbeleid bepaald en de terreinactoren worden hierover geïnformeerd. Om de beslissingen over het gezondheids- en welzijnsbeleid op het terrein te verspreiden, zijn lokale substructuren nodig. VCM vindt dat de SEL-afdelingen in de verschillende regio’s deze rol zouden kunnen spelen.
De "oppas"-diensten zijn niet de enigen die de mantelzorgers ondersteunen. CM Ziekenzorg speelt als erkende vereniging van mantelzorgers en gebruikers ook een belangrijke rol bij de ondersteuning en het empowerment van de mantelzorgers. Een betere financiële ondersteuning van deze verenigingen is nodig als wij aan zoveel mogelijk mantelzorgers hulp willen blijven bieden (meer bepaald voor informatieverstrekking en sensibilisering aan het brede publiek). De regering moet echter ook de nieuwe respijtformules stimuleren (respijtverlof, …).
3.3. Algemene en gespecialiseerde zorg-en dienstverlening 3.3.1 Enkele basisprincipes Principe van de persoonvolgende financiering en het basisondersteuningdbudget VCM steunt de uitvoering van het "perspectiefplan 2020" in de sector van personen met een handicap. Dit plan schuift twee basisprincipes naar voor: persoonvolgende financiering (eerder dan financiering van de instelling) en invoering van een "basisondersteuningsbudget" (dit verschilt van het "persoonlijk assistentiebudget dat ook een in Wallonië bestaat). VCM staat ook gunstig tegenover onderzoek betreffende deze twee principes in de ouderenzorg die na de 6 de staatshervorming volledig een bevoegdheid van de Vlaamse gemeenschap wordt.
Momenteel zijn in Vlaanderen te veel structuren met ondersteuning van de eerstelijnszorg bezig. Zij stemmen hun doelstellingen niet op elkaar af en bieden dus geen concrete, volledige oplossing aan alle eerstelijnszorgverleners van de eerste lijn. Om hierin meer duidelijkheid te scheppen moet een ondersteunende structuur op mesoniveau worden opgericht voor alle zorg – en hulpdiensten op het terrein die zo efficiënte diensten en hulp aan de zorgverleners waarborgen. De aspecten "zorg" en "welzijn" zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en de thuiszorg werkt op dat niveau. Een structuur die de actoren in die twee sectoren coördineert, is onontbeerlijk. Integratie van de SEL (samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg = SISD langs Franstalige kant) en de LMN (lokaal multidisciplinair netwerk = RML langs Franstalige kant) is dus noodzakelijk. Deze twee structuren naast elkaar laten voortbestaan is niet kostenefficiënt. De middelen hiervoor zouden naar de patiënten kunnen gaan eerder dan hiermee dubbele werkingskosten te financieren.
Faciliteren van geïntegreerde samenwerking Om een geïntegreerde samenwerking tussen de verschillende diensten voor thuiszorg en de opvangvoorzieningen (diensten voor gezinshulp, de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de thuisverpleging, de rustoorden, de hersteloorden …) te bereiken, vraagt VCM aan de Vlaamse regering financiële stimuli en een minder streng regelgevingskader. De gemachtigd indicatiestellers in Vlaanderen: realisatie van een uniforme en transversale indicatiestelling VCM pleit voor een uniform, transversaal en multidisciplinair indicatiestelling in alle domeinen waar een evaluatie van de behoeften /afhankelijkheid of voor de toekenning van een recht nodig is: residentiële zorg, Vlaamse zorgverzekering, personen met een handicap, gezinshulp …. Zij vinden BelRai hiervoor een geschikt instrument. Volgens het type evaluatie dat nodig is, kunnen één of meerdere modules van BelRai worden ingevuld. Vooraf zou bovendien een module
CM-Informatie 255 • maart 2014
41
kunnen worden geactiveerd om de basisondersteuning te programmeren. Dankzij de expertise van hun adviserende geneesheren en de multidisciplinaire teams bij het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap (VAPH) (Vlaams equivalent van AWIPH) en het feit dat zij door de Vlaamse regering worden erkend voor het dossierbeheer in het kader van de Vlaamse zorgverzekering, vindt VCM dat de ziekenfondsen ideaal zijn geplaatst om dit eenvormig, transversaal instrument te beheren. Realisatie van een leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid Om een tussenkomst voor medische voorzieningen van het VAPH te krijgen, moet iemand nu vóór 65 jaar erkend zijn als persoon met een handicap. VCM pleit ervoor om in Vlaanderen voortaan te werken aan een beleid betreffende medische hulpmiddelen (vb.: rolwagens) dat los van deze leeftijdsgrens staat.
3.3.2. De zorg en dienstverlening zelf Aandacht voor multidisciplinair overleg (MDO) De regionale dienstencentra (RDC) van VCM kregen bij decreet de opdracht om het multidisciplinaire overleg rond de patiënt te coördineren via de functie van "overlegcoördinator". De praktijk toonde al de meerwaarde van de overlegcoördinator (iemand die niet rechtstreeks bij de zorg van de patiënt betrokken is). Deze heeft als opdracht om de verschillende betrokken actoren bij de zorg voor iemand (artsen, thuisverpleegkundigen, gezinshulp …) samen te brengen en de zorg te coördineren. Hierdoor kan zorg volgens de noden van de patiënt worden geboden, kunnen problemen worden besproken en kunnen samen oplossingen gevonden worden. De verloning van de coördinator hangt af van de akkoorden die in elke SEL zijn afgesloten en kan dus sterk variëren volgens de regio. In bepaalde regio’s is de verloning zo laag dat VCM uit eigen middelen een aanvulling betaalt. Daarom pleiten zij ervoor dat de Vlaamse regering voldoende middelen zou uittrekken voor een uniforme en billijke verloning van deze functie. Diensten Maatschappelijk Werk De jongste jaren besteedden de diensten Maatschappelijk werk van de ziekenfondsen op vraag van de Vlaamse regering bijzondere aandacht aan de behoeften van demente personen. VCM vindt dat de dienst Maatschappelijk werk een belangrijke meerwaarde kan bieden bij de zorg en ondersteuning van personen met dementie en het pleit voor een formele erkenning van deze rol.
voor alle opdrachten die zij voor de regering doen. Deze financiering zou de loonkosten van een aantal VTE moeten dekken (berekend op basis van parameters). Gezien de beperkte budgeten kreeg VCM nog niet alle subsidies waarop het volgens deze parameters recht heeft. Tijdens de vorige legislatuur werd een plan voor een progressieve financiering van de diensten Maatschappelijk werk ingevoerd waardoor jaarlijks meer VTE zouden worden gefinancierd. Door de vergrijzing en de uitdagingen in de ouderenzorg die de diensten Maatschappelijk werk van de ziekenfondsen moeten opnemen maar ook door het toenemend aantal taken dat diezelfde diensten in het kader van het plan "Perspectief 2020" voor personen met een handicap moeten vervullen, vraagt VCM voor de volgende legislatuur een financieringsplan dat evolueert naar 100% financiering van de VTE waarop zij recht hebben. De diensten Maatschappelijk werk van VCM zijn ook als multidisciplinair team (MDT) erkend voor het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap. De MDT moeten ieder jaar aan steeds hogere kwaliteitsvereisten voldoen maar de financiële compensaties hiervoor zijn nooit aangepast aan de kostprijs van hun opdrachten. VCM vraagt al meerdere jaren aan de Vlaamse politici om deze compensatie beter op hun reële kosten af te stemmen. Gezien de hogere kwaliteitsvereisten (en dit is zeker een goede zaak) wordt deze vraag des te dringender. VCM pleit dus voor een compensatie die wordt berekend volgens de kwaliteitsdoelstellingen waaraan zij moeten voldoen. Anderzijds erkende de Vlaamse regering de diensten Maatschappelijk werk van de ziekenfondsen als een instelling die de evaluatie voor de toekenning van de Vlaamse zorgverzekering mag doen (Gemachtigd indicatiesteller zorgverzekering). In ruil betaalt de Vlaamse regering aan de ziekenfondsen een financiële compensatie voor hun werk. Ook hiervoor worden steeds hogere kwaliteitseisen gesteld. Om de diensten Maatschappelijk werk ook voor dat werk correct te belonen, vraagt VCM een indexering van deze compensatie. Centra voor herstelverblijf CM wijst al vele jaren op de meerwaarde van de herstelcentra in het zorgcontinuüm en het beschikt zelfs over een netwerk van herstelcentra. Twee herstelcentra van CM liggen in Vlaanderen en worden door VCM gefinancierd. De Vlaamse regering erkende trouwens hun meerwaarde door ze op te nemen in het geheel van instellingen die in het kader van "Woonzorgdecreet" zijn erkend. Die erkenning is al zeer positief maar VCM vindt dat de erkenning als herstelcentrum aan heel wat voorwaarden moet voldoen zonder enige financiële stimulans hiervoor. VCM vraagt dus aan de Vlaamse regering om na te denken over een strategie om de erkenning van de herstelcentra te ondersteunen en te promoten.
Anderzijds voorzag het "woonzorgdecreet" in een financiering van de diensten Maatschappelijk werk van de ziekenfondsen
42
CM-Informatie 255 • maart 2014
Uitbouw handicapspecifieke zorg VCM pleit ervoor dat het Vlaamse beleid de uitgesproken engagementen voor een groeipad, voor de door het VAPHgesubsidieerde rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke ondersteuning en zorg nakomt. In combinatie met de realisatie van het basisondersteuningsbudget en de persoonsvolgende financiering moet dit er voor kunnen zorgen dat er zorggarantie is voor iedere persoon met een handicap.
3.4. Uitbouw van de Vlaamse sociale bescherming Buiten bovenvermelde eisen pleit VCM ook voor de uitbouw van de Vlaamse sociale bescherming. De 6de staatshervorming biedt daartoe heel wat kansen.
3.4.1 Zorgkas als uniek loket voor een uitgebreide Vlaamse sociale bescherming De 6de staatshervorming is de kans om tot meer eenheid te komen en VCM pleit er in dat kader voor dat de "zorgkassen" de rol van eenheidsloket vervullen waar de burger al zijn rechten met betrekking tot de Vlaamse sociale bescherming kan laten gelden: a. De zorgkassen zijn verantwoordelijk voor de toekenning van de tegemoetkoming vanuit de zorgverzekering; b. Zij kunnen ook instaan voor de MAF-terugbetalingen voor niet-medische kosten; c. In het hulpmiddelenbeleid: hier kunnen zij zorgen voor de aanvraag en toekenning van hulp om de mobiliteit van de begunstigde te verbeteren ongeacht zijn leeftijd; d. zij zouden ook kunnen instaan voor de betaling van het "basisondersteuningsbudget" en de rechtstreekse storting van de persoonsgebonden financiering aan de verzorgingsinstellingen of binnen het beleid gericht op personen met een handicap, op basis van een transversale en uniforme indicatiestelling door een gemachtigd indicatiesteller. VCM pleit dus voor een uitbreiding van de huidige Vlaamse sociale bescherming door de verwezenlijking van de punten b, c en d (voor punt a zijn de zorgkassen nu al bevoegd). VCM vraagt ook dat de bejaardenhulp die met de 6de staatshervorming naar de Gemeenschappen overgaat, deel zou gaan uitmaken van de Vlaamse zorgverzekering. In afwachting wordt een indexering van de huidige tegemoetkoming gevraagd (voor alle rechthebbenden) en een verhoging voor zwaar zorgbehoevende personen. VCM pleit ervoor dat de zorgkassen als een belangrijke speler bij het gezondheidsbeleid in Vlaanderen zouden worden erkend. Zij vragen ook dat de zorgkassen bij hun opdrachten actief mee
zouden kunnen toezien op de uitgaven van de Vlaamse sociale bescherming om een kostenexplosie te vermijden (bijvoorbeeld door afsluiten van specifieke contracten met bepaalde zorgverleners).
3.4.2 Een solidair gefinancierd verzekeringsmodel VCM pleit ervoor om dit sociaal beschermingsmodel solidair te financieren. Een dergelijk solidair financieringsschema waarborgt een stabiele basisfinanciering, is het instrument om te herverdelen en bevordert solidariteit.
3.4.3 De Vlamingen in Brussel VCM pleit ervoor dat de verdere uitbouw van dit model van Vlaamse sociale bescherming ook op de Vlamingen in Brussel van toepassing zou zijn. Het vraagt eenzelfde regelgeving voor alle Brusselaars voor die bevoegdheden die overgaan en die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) worden beheerd maar dat de Vlamingen in Brussel voor de uitvoering ervan terecht zouden kunnen bij de erkende uitvoeringsorganen door de Vlaamse Gemeenschap. De GGC erkent daartoe de instellingen of organismen die voor de uitvoering van deze materies in Vlaanderen instaan. Gemeenschapsmateries in Brussel zullen moeten worden uitgevoerd door instellingen of organismen die hiervoor door de Vlaamse Gemeenschap worden aangeduid.
4. Het Franstalig memorandum: pleidooi voor een inclusieve samenleving. MCFG, de Franstalige en Duitstalige CM-ziekenfondsen (MCFG les Mutualités Chrétiennes francophones et germanophone) ijveren voor een samenlevingsproject dat is gebaseerd op de mens als maker van de maatschappij ongeacht zijn leeftijd of gezondheidstoestand, in een samenleving waarin iedereen wordt opgenomen die ongelijkheden bestrijdt en sociale cohesie bevordert. MCFG is overtuigd dat het verenigingsmodel samen met andere essentiële acties, waarden en economische ontwikkeling de beste manier is om dit te bereiken. MCFG wil in haar memorandum herinneren aan het belang van solidariteit en ons sociaal stelsel want zelfs al wordt dit door de meesten bewierookt toch wordt het vandaag in vraag gesteld door de noodzakelijke besparingen op de grootste overheidsuitgaven. Instellingen zoals de ziekenfondsen hebben als taak om dat stelsel te promoten en te zorgen voor oplossingen die de toekomst ervan verzekeren. Daarbij komt de 6de staatshervorming en de bevoegdheidsoverdracht naar de Gemeenschappen. Hierbij zijn drie
CM-Informatie 255 • maart 2014
43
bestuursprincipes essentieel die gevrijwaard moeten blijven: globaal paritair beheer van de gezondheidsmateries en efficiënt overleg en coördinatie voor deze materies.
De rol van de eerstelijnsactoren is hierbij doorslaggevend. Het zou dus goed zijn om de 6de staatshervorming aan te grijpen om het beheer van de eerstelijnszorg te verbeteren en te komen tot nauwere samenwerking tussen gezondheidspromotie, preventiebeleid en de eerstelijnsactoren.
4.1. Dertien eisen voor een inclusief samenlevingsmodel 1. Permanente opvoeding van volwassenen Participatie van de burgers, hun emancipatie en de verantwoordelijkheden die zij opnemen zijn essentieel om te bouwen aan een inclusief samenlevingsmodel en daarom vindt MCFG dat de erkende organisaties voor permanente opvoeding financiële zekerheid moeten hebben door de aangekondigde financiële engagementen in het decreet voor 100% na te komen. De financiering moet rekening houden met de talrijke activiteiten waarvoor niets wordt aangerekend maar die toch een belangrijke sociale functie vervullen en de sociale banden aanhalen. Dit is een onontbeerlijke basis voor permanente opvoeding. 2. Bestuur De verenigingen die op burgerparticipatie steunen, staan tussen "volledige marktwerking" en "alles door de overheid" en bevorderen zo de ontwikkeling van onze samenleving en dragen bij tot de voorwaarden voor sociaaleconomische ontwikkeling. In alle Gemeenschappen en Gewesten moet een Charter van het Verenigingsleven worden opgesteld dat eens het is gestemd, ten volle het belang van vrijwilligerswerk in de evolutie van de samenleving zal erkennen. MCFG vraagt een snelle invoering van dit Handvest en een verdere uitvoering ervan op alle beleidsniveaus en voor alle soorten subsidies. Dit Handvest zal in overleg met het verenigingsleven moeten worden opgesteld. Bovendien zullen enerzijds de engagementen in dit Handvest in een tegenstelbaar recht moeten worden omgezet en anderzijds moet op alle beleidsniveaus overeenkomstig dit Handvest worden gewerkt en dit moet worden geëvalueerd. 3. Preventie – eerstelijnszorg en gezondheidspromotie Informatie en preventie zijn essentiële determinanten voor gezondheid. Daarom wensen de MCFG te worden betrokken bij het bepalen van het actiegebied van de verschillende programma’s voor gezondheidspromotie en preventieve geneeskunde, met als rode draad het behoud van een echte solidariteit tussen de verschillende deelstaten "Federatie Wallonië – Brussel – Duitstalige Gemeenschappen" en meer aandacht voor de bestrijding van sociale ongelijkheid op het vlak van gezondheid. Belangrijk is dus om preventie volgens een ‘nieuw bestuursmodel’ aan te pakken in onze Gemeenschappen en Gewesten waarbij een coherent beleid wordt ontwikkeld dat preventie tot een belangrijke hefboom op het vlak van volksgezondheid maakt en een sterk overleg tussen de verschillende beleidsniveaus wordt bewaard.
44
Voor de geestelijke gezondheid pleit MCFG voor een versterking van het zorgaanbod in de nabije omgeving van personen met psychische problemen samen met terugbetaling van psychotherapie door de ziekteverzekering en een wettelijke bescherming van de titel van psychotherapeut. Daarvoor dient een concreet netwerk met alle betrokkenen bij de thuiszorg te worden uitgebouwd. CM steunt hiervoor de ‘hervorming 107’ in de geestelijke gezondheidszorg en raadt in het bijzonder aan om aandacht te schenken aan de financiële toegankelijkheid van deze opvang. 4. Sport voor iedereen MCFG vindt sport binnen redelijke grenzen goed voor de gezondheid en om een sociale band tot stand te brengen. De Duitstalige gemeenschap en de federatie Wallonië - Brussel moeten hierin meer investeren. MCFG vindt dat elke burger toegang moet hebben tot een aangepaste sportactiviteit volgens zijn leeftijd, gezondheidstoestand, handicap in gemakkelijk toegankelijke sportinfrastructuren. MCFG volgt dus zeer aandachtig de ontwikkeling van Enéo Sport voor ouderen en FéMA-ASBL (Fédération Multisports Adaptés ASBL die als sportfederaties zijn erkend door de ADEPS) voor personen met een handicap die bijdragen tot de ontwikkeling van recreatieve sport en welzijn voor iedereen. Deze gespecialiseerde sportfederaties moeten meer worden ondersteund rekening houdend met de hoge kosten voor een professionele omkadering op het terrein die aan de specifieke moeilijkheden van het doelpubliek is aangepast. Dit soort activiteit veronderstelt ook een belangrijke begeleiding door vrijwilligers om minder zelfredzame personen te begeleiden met minstens een dekking van hun kosten hiervoor. 5. Mobiliteit Om thuis te kunnen blijven wonen is het onontbeerlijk om de medische mobiliteitshulpmiddelen (vb: rolwagens) te promoten en initiatieven voor ziekenvervoer te nemen. In dat kader wenst MCFG het behoud van de capaciteit aan ziekenvervoer door vrijwilligers en de bescherming ervan. Mobiliteitshulpmiddelen meer bepaald rolwagens behoren tot één van bevoegdheden die met de jongste staatshervorming naar de Gemeenschappen overgaan. De mobiliteitshulp die het RIZIV aan personen met een handicap toekent, is niet leeftijdsgebonden terwijl de hulp die door de gewestelijke fondsen wordt toegekend, toegankelijk is voor personen met een handicap die vóór hun 65ste verjaardag als dusdanig werden erkend. Na de overdracht moet de samenhang van het
CM-Informatie 255 • maart 2014
systeem worden bewaakt en dat verworven rechten minstens behouden blijven. MCFG vraagt minstens een behoud van de geboden hulp met zelfs de toekenning ervan aan wie jonger dan 65 jaar is en een uitbreiding van de terugbetaling van de vervoerskosten tot andere doelgroepen (bijvoorbeeld personen die een transplantatie ondergingen, ouders van chronisch zieke kinderen, verruiming van de huidige groep voor revalidatie). 6. Versterking van de werking van de centra voor maatschappelijk werk bij verenigingen en ziekenfondsen Tijdens de nu bijna afgelopen legislatuur is het doelpubliek van deze centra voor maatschappelijk werk kwetsbaarder geworden dan vroeger en een aanpak binnen een netwerk wordt steeds noodzakelijker. De sociale situaties zijn veel complexer geworden en vereisen meer coherentie in de sociosanitaire werking. De bevoegdheidsoverdracht zal die trend waarschijnlijk nog versterken … De centra voor maatschappelijk werk van de ziekenfondsen wachten de volgende legislatuur af om hun rol als onmiskenbare partner op maatschappelijk vlak en inzake gezondheid in Brussel en Wallonië bevestigd te zien met zelfs een versterking van hun rol in de algemene maatschappelijke begeleiding van personen en meer actiemogelijkheden naar publieksgroepen die zij dankzij hun netwerk beter kennen zoals chronisch zieken, mantelzorgers, personen met een handicap, langdurig arbeidsongeschikte personen die geleidelijk aan steeds minder kans hebben op behoorlijk werk ,… De wens voor een nieuw decreet dat beter op hun realiteit is afgestemd, blijft een sterke eis die een budgettaire herwaardering vergt maar niet ten koste van de bestaande centra. In Brussel moeten de centra voor maatschappelijk werk worden erkend in het kader van het "decreet betreffende het aanbod van ambulante diensten in de domeinen van de sociale actie, het gezin en de gezondheid". Deze centra behoren duidelijk tot het actieterrein van dit decreet en komen aanzienlijk tegemoet aan de noden van de Brusselse bevolking (meer dan 10.000 contacten per jaar). Zij genieten echter niet de voordelen van de erkenning en financiering door de gewestelijke overheden terwijl zij door hun aard en de draagwijdte van hun actie hierop aanspraak kunnen maken. Dit is een toestand die nu al veel te lang duurt en hiervoor moet dus een structureel en duurzaam antwoord worden gevonden. De dienst maatschappelijk werk voert ook in de Duitstalige Gemeenschap unieke opdrachten uit op het vlak van advies, informatie en coördinatie voor bijzondere publieksgroepen zoals zwaar zieken, personen met een handicap, langdurig arbeidsongeschikte personen, personen die met de problematiek van grensoverschrijdende zorg worden geconfronteerd, personen die thuiszorg of institutionele zorg nodig hebben. De dienst maatschappelijk werk van de ziekenfondsen moet
door de overheid formeel worden erkend voor de essentiële opdrachten die zij in de Duitstalige gemeenschap vervullen. 7. Ziekenhuisinfrastructuur Toegang tot kwaliteitsvolle zorg is een eis voor de hele bevolking en dit omvat ook de kwaliteit van de infrastructuur. Daarom pleit MCFG voor een jaarlijks budget aan subsidies voor de bouw, vernieuwing en uitbreiding van de universitaire ziekenhuizen van de Franse Gemeenschap om te blijven voldoen aan de specifieke eisen die aan moderne universitaire ziekenhuizen worden gesteld. De investeringen voor zwaar medisch materieel zijn gedekt door twee financieringsbronnen, enerzijds de nomenclatuur en anderzijds het A3-gedeelte van het budget van financiële middelen dat naar de deelstaten overgaat. Deze overdracht van middelen vereist transparantie in de financiering en een programmatie volgens de behoeften. 8. Kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg MCFG verdedigt toegang tot kwaliteitsvolle zorg voor iedereen. Daarvoor is belangrijk om kwaliteitsinitiatieven in verband met zorg in ziekenhuizen, rustoorden en instellingen voor personen met een handicap te structureren en steun te verlenen aan projecten in verband met het ontwikkelen van hulp aan patiënten en naar hen luisteren, acties om de patiënten te informeren, een betere opvang van gehospitaliseerde patiënten en begeleiding bij de handelingen van het dagelijks leven in het ziekenhuis. 9. Zorgafhankelijke personen CM had altijd al als bekommering de vergrijzing zo goed mogelijk te begeleiden. Daarom pleit CM voor verbetering van de levenskwaliteit ongeacht de verblijfplaats (thuis, serviceresidentie, rustoord, ziekenhuis …), ondersteuning van familie en mantelzorgers maar ook van de professionele hulpen zorgverleners. Om mensen thuis te laten wonen wenst MCFG: • Specifiek wettelijk kader voor mantelzorgers Kunnen kiezen waar men woont blijft een absoluut recht maar thuis blijven wonen houdt een groot risico van isolement in, zeker in de stad. Ideaal zou de goedkeuring van een specifiek wettelijk kader voor mantelzorgers zijn. MCFG pleit voor de ondersteuning van mantelzorgers in hun beroepsactiviteit (aangepaste werkuren, specifiek verlof, …). • Zorgbeleid volgens de noden van een thuiswonende zorgbehoevende bevolking MCFG vraagt voldoende middelen om mensen aan te zetten om thuis te blijven wonen. Naast een versterking van overleg
CM-Informatie 255 • maart 2014
45
en samenwerking tussen de eerstelijnsactoren, pleit MCFG voor een herziening van de prestaties thuisverpleging met een adequate financiering, een herwaardering van het beroep van thuisverpleegkundige om het aantrekkelijker te maken maar ook voor het inzetten van de competenties van een verpleegkundige waar nodig in een context van toenemende noden en optimaal gebruik van de personeelsmiddelen. Ook moeten de telemonitoringinitiatieven om chronische patiënten vanop afstand thuis te kunnen opvolgen financieel worden ondersteund.
Bij de residentiële opvang pleit MCFG voor: • Nieuwe diensten voor personen met een handicap MCFG pleit voor de oprichting van nieuwe diensten voor hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven (ADL) die het grondgebied beter zou dekken en voor bijkomende middelen ten gunste van de bestaande diensten. Zo zouden zij hun opdracht kunnen uitvoeren in een bredere straal dan 500 meter. Merk op dat de ALD-hulpdiensten moeten worden ingeplant in een goed ontwikkeld socio-economisch en cultureel weefsel.
• Bevorderen van thuishulp en thuiszorg • Financiële steun aan zwaar zorgbehoevende personen CM vindt dit een bijzonder belangrijke sector voor doelgroepen zoals personen met een handicap, bejaarden, acute en chronisch zieken, gezinnen met problemen die meer levenskwaliteit thuis willen. Hun noden nemen jaarlijks toe en worden steeds gediversifieerder. Iedereen moet thuis kunnen blijven wonen in een aangepaste woning en goede omstandigheden. MCFG pleit voor een erkenning en ondersteuning van het beroep van huishoudhulp als "signaal"-beroep dat kan aangeven wanneer iemand zorgbehoevend wordt, voor een herziening van het barema van gezinshulp in Wallonië, een herfinanciering van de gepresteerde uren door gezinshelp(st)ers in de Duitse Gemeenschap en een erkenning van thuisoppas in Brussel.
10. Palliatieve zorg
Fundamenteel belangrijk is na te denken over de gevolgen van de vergrijzing en de vereiste middelen hiervoor. Erkennen van nieuwe behoeften wegens zelfredzaamheidsverlies, psychologische ondersteuning of nog de tussenkomst van een ergotherapeut bovenop de woningaanpassing, aanleren van nieuwe handelingen, …
• recht voor elkeen op palliatieve zorg bij het levenseinde op de plaats naar keuze. • Toepassing in de rust -en verzorgingstehuizen van het koninklijk besluit van 24/06/99 dat de invoering van palliatieve zorg bevordert en dat in de opleiding van personeel hiervoor voorziet. • Bevorderen van vorming en coördinatie van de betrokken actoren voor een palliatieve aanpak die op pijn, ethiek en relatie is gericht. • uitbouw van multidisciplinaire interventieteams (in ziekenhuizen en bij de coördinatie van de thuiszorg). In die zin vinden wij dat de verschillende vormen van coördinatie moeten worden aangemoedigd: "Ziekenhuis & thuis", "Professionele zorgverleners & omgeving & vrijwilligers".
• Woningaanpassing Aanpassen van de woning aan de specifieke noden van personen met zelfredzaamheidsverlies is een voorwaarde sine qua non om thuis te kunnen blijven wonen. Daarom pleit MCFG voor een herziening van de woningaanpassing die mogelijk maakt om thuis te kunnen blijven wonen. Bij woningen van 30 of 40 jaar oud moet de impact van deze werken op de onroerende voorheffing neutraal zijn. • Creëren van een ‘autonomieverzekering’ MCFG vraagt dat de deelstaten, de federatie WalloniëBrussel en de Duitstalige gemeenschap in debat zouden treden en onverwijld samen een gemeenschappelijk, nietdiscriminerende autonomieverzekering zouden oprichten. Het vraagt hen om hun werkzaamheden aan de Vlaamse Gemeenschap voor te stellen.
46
De gemiddelde leeftijd in de rustoorden stijgt en tegelijkertijd de waarschijnlijkheid voor de residenten op een min of meer uitgesproken verwardheid. MCFG vraagt financiële ondersteuning voor de oprichting van gespecialiseerde opvangeenheden voor dergelijke residenten in de woonzorgcentra.
Veel stemmen gingen op voor de ontwikkeling van palliatieve zorg (zoals gedefinieerd door de WGO). Overal is hieraan zichtbaar nood, zowel in verzorgingsinstellingen als thuis. Concreet vraagt MCFG:
11. Specifiek publiek Een inclusief samenlevingsmodel tot stand brengen veronderstelt dat dit model personen met een handicap en zorgbehoevende ouderen omvat. De inclusie van dit publiek betekent niet alleen hulp en zorg bieden maar ook mogelijkheden bieden om te werken, deel te nemen aan het actieve leven en sociale banden te smeden.
CM-Informatie 255 • maart 2014
Personen met een handicap de kans geven om opnieuw te werken is een grote stap naar een inclusieve samenleving. MCFG pleit op dat vlak voor sensibilisering van de werkgevers, informatie en begeleiding van werkgevers en werknemers en toegankelijke vorming. Al die factoren maken de beroepsherinschakeling van personen met een handicap mogelijk. Plaatsen waar vorming wordt gegeven, moeten toegankelijk zijn en die vorming moet omkaderd zijn en beantwoorden aan bepaalde specifieke noden van personen met een handicap. Ondernemingen voor Aangepast werk (ETA - Entreprises de travail adapté) zijn onmiskenbare actoren om personen met een handicap toegang te geven tot werk. MCFG pleit voor een gepast antwoord voor hun specifieke noden. Integratie van ouderen is een grote uitdaging. Voor ouderen die hun pensioen naderen maar die om budgettaire redenen langer zullen moeten werken, moet worden gedacht aan perspectieven en aanpassingen van werklast en stress op het einde van de loopbaan. Die aspecten verwaarlozen kan de kosten doen verschuiven naar de posten ziekte en arbeidsongeschiktheid. De aanvullende pensioenen waarin zoveel lobby’s heil zien als antwoord op de budgettaire uitdaging mag niet het enige analysespectrum zijn en mag in geen geval een vrijbrief voor een verdere uitholling van het wettelijk pensioen tot armoededrempel zijn. Deze piste zou de ongelijkheden en loonverschillen tussen de sectoren alleen maar vergroten. Dit installeert ook onzekerheid door de keuzes op het vlak van de beleggingen.
13. Onderwijs en vorming De Gemeenschappen en Gewesten moeten kwaliteitsonderwijs ondersteunen dat de factoren bevordert die de jongere zullen aanzetten tot zelfstandigheid door hen de instrumenten aan te reiken om verantwoordelijke, actieve, kritische en solidaire burgers te worden. MCFG steunt het opnemen van specifieke modules betreffende gezondheidsopvoeding en strijd tegen discriminatie (handicap, ouderen …) in de onderwijsprogramma’s van alle onderwijsrichtingen.
6. Conclusie Beide memoranda zijn misschien niet steeds elkaars perfect spiegelbeeld op het vlak van de aanpak en eisen maar het noorden en het zuiden van het land hebben wel dezelfde bekommeringen. CM heeft een gemeenschappelijke maatschappijvisie die langs zowel Nederlandstalige als Franstalige wordt gedeeld en die zij verwezenlijkt wenst te zien. Langs beide kanten van de taalgrens ijvert CM voor een inclusieve samenleving waar personen met een handicap en verlies van zelfredzaamheid zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.
Het gemiddeld pensioen volstaat nauwelijks nog om de kosten in een woonzorgcentrum te dekken. De eerste zorg van al dan niet gepensioneerde ouderen is een afstemming van het basispensioen op de gemiddelde kostprijs in een woonzorgcentrum. Voor oudere gepensioneerden wil dit zeggen dat op de enveloppe voor "welzijn" niet meer kan worden beknibbeld en een effectieve herziening van de laagste pensioenen. 12. Kinderen en jongeren MCFG vraagt een verdere verbetering en uitbreiding van het aanbod aan opvang en oppas voor jonge kinderen en voor zieke kinderen en/of kinderen met een handicap. Inclusie moet één van de hoofdbekommeringen van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen worden. MCFG pleit ook voor experimenten betreffende collectieve sociale acties en burgeracties in het jeugdverenigingsleven, de derde pijler bij hun opvoeding (de niet-formele opvoeding) en vaak de eerste plaats voor hun opvoeding, enerzijds, en anderzijds voor de erkenning en financiering van verantwoordelijkheid en ondernemerschap voor de maatschappelijke meerwaarde die deze brengen.
CM-Informatie 255 • maart 2014
47
Inhoudstafel
CM-Informatie
Editoriaal2
verschijnt vier maal per jaar (maart, juni, september, december) in het Nederlands en in het Frans en is gratis te
Budget 20143 Budgettaire maatregelen in de aanloop naar de noodzakelijke hervorming van ons gezondheidszorgstelsel
consulteren op: http://www.cm.be/ CM-Informatie. U kan zich daar tevens inschrijven op een mail-alert zodat u wordt verwittigd bij het verschijnen van een nieuw nummer.
Negende CM-barometer van de ziekenhuisfactuur9 Factuur dagziekenhuis kan verder omlaag
Staatshervorming 27 Wat betekent de 6de staatshervorming voor de gezondheidszorgsector?
Memoranda voor de regionale verkiezingen 39
Info-fiche Federaal en Europees Memorandum van de Christelijke Mutualiteiten (in bijlage bij dit nummer)
Colofon Verantwoordelijke uitgever
Marc Justaert, Dorpstraat 403, 3061 Leefdaal
Hoofdredactie Michiel Callens Eindredactie
Valérie Guillaume
Vertaling
dienst vertaling LCM
Layout
dienst comma LCM
Druk Claes-printing (gedrukt op gerecycleerd papier) Retouradres
Gerda Van Hecke, LCM – Logistiek/WP, Haachtsesteenweg 579, PB 40,
1031 Brussel,
[email protected], 02 246 41 08