Cluster Mobiliteit Handleiding 2005-2007.
Samenwerkingsovereenkomst. 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling.' Uitvoeringsfase 2005-2007
· Doelstellingen van de cluster Mobiliteit. Algemene doelstelling -
Samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst bevorderen; vanuit de milieudienst insteek geven voor de invulling van de milieuaspecten in het mobiliteitsbeleid.
Strategische doelstellingen -
Milieutoetsing uitvoeren van het mobiliteitsbeleid; concrete acties uitwerken die de milieudruk kunnen verminderen; integratie bevorderen van het milieubeleid, mobiliteitsbeleid en ruimtelijke ordeningsbeleid.
· Handleiding bij de cluster Mobiliteit. De handleiding bestaat uit 2 onderdelen. · ·
De leeswijzer is een samenvatting van de hoofdlijnen uit de Contracttekst. Als leidraad is de leeswijzer geschikt voor een snel overzicht. De hoofdtekst volgt onmiddellijk na de leeswijzer en is grotendeels op de structuur van de leeswijzer gebaseerd. Deze tekst staat echter langer stil bij de uitwerking van de clusteronderdelen.
è De hoofdtekst binnen de handleiding Mobiliteit maakt geen structurele opdeling tussen gemeenten en provincies. (!) Niveau 3 komt aan bod binnen de Niveau 3 handleiding. De handleiding is een naslagwerk. Het is niet de bedoeling om de tekst in zijn geheel door te nemen. Bij vragen kan men gericht de nodige informatie opzoeken in de handleiding. Bij vragen over de uitwerking van de Samenwerkingsovereenkomst is de contracttekst het enige referentiedocument.
Inhoudsopgave. (Deel I) Leeswijzer. 5 5 6
A. Gemeenten Algemeen overzicht Niveau1 en Niveau2. Detailoverzicht Niveau 1 en Niveau 2.
8 8 9
B. Provincies Algemeen overzicht Niveau1 en Niveau2. Detailoverzicht Niveau 1 en Niveau 2.
(Deel II) Hoofdtekst. 11 12 12 13
Inhoud. 1. Inleiding. 1.1 Het mobiliteitsconvenant (april 1996). 1.2 Cluster Mobiliteit in de samenwerkingsovereenkomst (20052007).
14 14 14 14 15 15 16 16 16 16 16
2. Verbintenissen cluster Mobiliteit. 2.1 Niveau 1. 2.1.1 Gemeenten. 2.1.1.1 Milieutoetsing. 2.1.1.2 Acties. 2.1.2 Provincies. 2.2 Niveau 2. 2.2.1 Gemeenten. 2.2.1.1 Milieutoetsing. 2.2.1.2 Project. 2.2.2 Provincies.
18 18 18 18 19 20 20 21 22 22 22 22 24 25
3. Milieutoetsing. 3.1 Opbouw van de fiches. 3.2 Zoeksleutel. 3.2.1 Niveau 1. 3.2.2 Niveau 2. 3.3 Fiches. 3.3.1 Pakket 1. 3.3.2 Pakket 2. 3.3.3 Pakket 3. 3.3.3.1 Inleiding. 3.3.3.2 De Thema’s. Thema 1: Versnippering. Thema 2: Luchtvervuiling. Thema 3: Energieverbruik & emissie broeikasgassen. Thema 4: Lichthinder. Thema 5: Geluidshinder en trillingen.
27 28
29 31 32 32 34 35 36 36 37 38 40 41 42
3.3.4
3.3.5
44 45
Thema 6: Ruimtelijke planning. Thema 7: Groeninrichting. Thema 8: Afval. Thema 9: Water. Thema 10: Klachtenregistraties. Pakket 4. Thema 1: Groeninrichting. Thema 2: Recreatiedomeinen en grote evenementen. Thema 3: Ruimtelijke planning. Thema 4: Voorbeeldfunctie. Pakket 5. Thema 1: Stedelijke luchtvervuiling. Thema 2: Energieverbruik en emissie van broeikasgassen. Thema 5: Geluidshinder. Thema 6: Ruimtelijke planning.
47 47 47 47 47 48 48 49 49 49 49
4. Acties en projecten. 4.1 Acties. 4.1.1 Gemeenten – niveau 1. 4.1.1.1 Mogelijke acties. 4.1.1.2 Hoe indienen en rapporteren? 4.1.2 Provincies – niveau 2. 4.1.2.1 Mogelijke acties. 4.1.2.2 Hoe indienen en rapporteren? 4.2 Projecten gemeenten. 4.2.1 Mogelijke projecten. 4.2.2 Hoe indienen en rapporteren?
51
Trefwoordenregister.
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
(Deel I)
Cluster Mobiliteit ‘Leeswijzer’ A. GEMEENTEN 1.
Cluster Mobiliteit voor gemeenten - algemeen overzicht.
· Niveau 1: 1. Uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid/-plan. · · -
geen conform verklaard mobiliteitsplan Eenmalig gedurende periode van het contract, uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid op basis van vragenlijst fichepakket 1 van de handleiding. Organiseren van samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst. conform verklaard mobiliteitsplan Jaarlijks uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsplan op basis van voortgangsverslag mobiliteitsconvenant (fichepakket 2 van de handleiding). Organiseren van samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst.
2. Uitwerken en uitvoeren van acties om milieudruk van mobiliteit te verminderen. Uitwerken en uitvoeren van minstens 2 acties gedurende periode van het contract kaderend in volgende thema’s: -
Milieuvriendelijke voertuigen, op basis van milieutoetsing voertuigenpark en gebruiksanalyse; milieuvriendelijk vervoer eigen personeel, op basis van analyse woonwerk- en dienstverplaatsingen; Gerichte sensibilisatiecampagnes (actief en/of passief) met duidelijke opname van milieuaspecten in de communicatie.
Acties worden ingediend via ‘Actiefiche mobiliteit planning’.
· Niveau 2: è Voorwaarde voor intekening op niveau 2: de gemeente beschikt over een conform verklaard mobiliteitsplan op moment van intekening.
1. 5-jaarlijkse milieutoetsing van het mobiliteitsplan (fichepakket 3 en 5 van de handleiding). -
Eenmalig gedurende de periode van het contract indien toetsing niet in de vorige contractperiode werd ondernomen. /
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 5/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
-
Resultaat is toetsingsdocument met overzicht van gevolgde werkwijze, opsomming van de knelpunten die uit de toetsing naar voor komen en aanbevelingen voor de aanpak van de knelpunten. Toetsingsdocument wordt voorgelegd aan milieuraad en gemeentelijke begeleidingscommissie.
2. Uitwerken en uitvoeren van minstens 1 milieuvriendelijk module-15 project gedurende periode van het contract. Milieuvriendelijk mobiliteitsproject wordt via module 15 van het mobiliteitsconvenant ingediend met vermelding dat subsidies worden aangevraagd bij AMINAL. Een kopie van het projectvoorstel wordt toegestuurd aan de clusterverantwoordelijke mobiliteit.
2. Wat moet de gemeente doen om in orde te zijn met de cluster Mobiliteit? · Niveau 1 1. Uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid/-plan. (Artikel 5.6.2.1.1 §1) · · -
Geen conform verklaard mobiliteitsplan: Eenmalig kort rapporteren over analyse van antwoorden op de vragenlijst uit fichepakket 1; jaarlijks rapporteren over samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst. Conform verklaard mobiliteitsplan: Jaarlijks rapporteren over kritische analyse van milieuaspecten uit het voortgangsverslag (fichepakket 2); jaarlijks rapporteren over samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst.
2. Uitwerken en uitvoeren van acties om milieudruk van mobiliteit te verminderen.(Artikel 2.6.2.1.1 §2) -
Jaarlijks rapporteren over uitgevoerde acties in het kader van milieuvriendelijk wagenpark, milieuvriendelijk vervoer eigen personeel en gerichte sensibilisatieacties; rapportering acties gebeurt via ‘actiefiche mobiliteit rapportering’; voor elke uitgevoerde actie, aantonen van opname milieuaspecten in de acties, bijvoorbeeld d.m.v. (kopies van) campagnemateriaal; voor elke uitgevoerde actie, aantonen van gemaakte kosten. Voor kosten binnen eigen werking gemaakt wordt schuldvordering opgemaakt en voor waar en echt verklaard door gemeentesecretaris en burgemeester. Andere kosten worden aangetoond op basis van kopies van facturen. Een overzicht van alle factuurbedragen wordt opgemaakt en ondertekend door gemeentesecretaris en burgemeester.
· Niveau 2: 1.
5-jaarlijkse milieutoetsing van het mobiliteitsplan. (artikel 5.6.2.2.1)
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 6/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
-
Eenmalig toevoegen van toetsingsdocument als bijlage aan het milieujaarprogramma, evenals besluiten uit de besprekingen met milieuraad en gemeentelijke begeleidingscommissie.
2. Uitwerken en uitvoeren van milieuvriendelijk module-15 project. (artikel 5.6.2.2.2) -
Voor elk uitgevoerd project, rapporteren over de uitvoering van het project; voor elk uitgevoerd project, aantonen van opname milieuaspecten in het project, bijvoorbeeld door middel van (fotokopieën van) campagnemateriaal; voor elk uitgevoerd project, aantonen van gemaakte kosten. Voor kosten binnen eigen werking gemaakt wordt schuldvordering opgemaakt en voor waar en echt verklaard door gemeentesecretaris en burgemeester. Andere kosten worden aangetoond op basis van fotokopieën van facturen. Een overzicht van alle factuurbedragen wordt opgemaakt en ondertekend door gemeentesecretaris en burgemeester.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 7/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
B. PROVINCIES 1.
Cluster Mobiliteit voor provincies - algemeen overzicht.
· Niveau 1: 1. WERKING BINNEN DE EIGEN DIENSTEN: Uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid (fichepakket 4 van de handleiding) -
Eenmalig gedurende de periode van het contract indien toetsing niet in de vorige contractperiode werd ondernomen. Resultaat is toetsingsdocument met overzicht van gevolgde werkwijze, opsomming van de knelpunten die uit de toetsing naar voor komen en aanbevelingen voor de aanpak van de knelpunten. Toetsingsdocument wordt voorgelegd aan de deputatie.
2. WERKING NAAR BUITEN UIT: Ondersteuning van gemeenten bij milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid/-plan.
· Niveau 2: 1. WERKING BINNEN DE EIGEN DIENSTEN: Elk van volgende analyses en acties worden verplicht uitgevoerd om de druk op het milieu te verminderen: -
Bereikbaarheid van en parkeer- en verkeersdruk op de provinciale domeinen wordt in kaart gebracht, actieplan wordt opgemaakt met concrete acties, tijdpad en begroting, communicatie wordt gevoerd naar bevolking; inventaris van voertuigenpark en gebruiksanalyse voertuigen wordt uitgevoerd, actieplan wordt opgemaakt met concrete acties, tijdpad en begroting, communicatie wordt gevoerd naar eigen personeel en bevolking; woonwerk- en dienstverplaatsingen binnen provinciale werking worden in kaart gebracht, actieplan wordt opgemaakt met concrete acties, tijdpad en begroting, communicatie wordt gevoerd naar eigen personeel en bevolking.
Indien provincie in 2de jaar contractperiode intekent worden 2 van bovenstaande acties uitgevoerd, indien provincie in 3de jaar contractperiode intekent wordt 1 van bovenstaande acties uitgevoerd. Acties worden ingediend via ‘Actiefiche mobiliteit planning’.
2. WERKING NAAR BUITEN UIT: Ondersteuning van gemeenten bij uitwerking van acties en projecten en eventueel organiseren van gemeentegrensoverschrijdende acties.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 8/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
2. Wat moet de provincie doen om in orde te zijn met de cluster Mobiliteit? · Niveau 1 1. WERKING BINNEN DE EIGEN DIENSTEN: Uitvoeren van milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid. (artikel 5.6.2.1.1) - Eenmalig toevoegen van toetsingsdocument als bijlage aan het milieujaarprogramma.
2. WERKING NAAR BUITEN UIT: Ondersteuning van gemeenten bij milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid/-plan. (artikel 5.6.2.1.2) - Jaarlijks rapporteren over geboden ondersteuning aan gemeenten bij uitvoeren van milieutoetsing mobiliteitsbeleid/-plan.
· Niveau 2: 1. WERKING BINNEN DE EIGEN DIENSTEN: Inventarisaties, analyses en actieprogramma’s. (artikel 5.6.2.2.1) - Eenmalig opnemen van samenvatting van inventarisaties, analyses en actieprogramma’s; - jaarlijks rapporteren over uitgevoerde acties; - rapportering acties gebeurt via ‘actiefiche mobiliteit rapportering’; - voor elke uitgevoerde actie, aantonen van opname milieuaspecten in de actie, bijvoorbeeld d.m.v. (fotokopieën van) campagnemateriaal; - voor elke uitgevoerde actie, aantonen van gemaakte kosten.
2. WERKING NAAR BUITEN UIT: Ondersteuning van gemeenten bij uitvoering van acties en projecten. (artikel 5.6.2.2.2) - Jaarlijks rapporteren over geboden ondersteuning aan gemeenten bij uitvoeren van acties en projecten.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 9/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Leeswijzer
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 10/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
(Deel II)
Cluster Mobiliteit ‘Hoofdtekst’ GEMEENTEN & PROVINCIES Inhoud 1: Inleiding In de inleiding krijgt u een korte samenvatting over de twee basisinstrumenten die ten grondslag liggen aan deze handleiding, namelijk het mobiliteitsconvenant en de samenwerkingsovereenkomst.
2: Verbintenissen cluster Mobiliteit In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er van de gemeenten, steden en provincies verwacht wordt wanneer zij intekenen op de cluster Mobiliteit niveau 1,2 of 3.
3: Milieutoetsing In dit hoofdstuk vindt u de informatie die u zal helpen bij de milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid of –plan. Hiervoor werden verschillende fichepakketten ontwikkeld. Deze fiches zullen aan de hand van een aantal relevante thema’s (emissies, geluid, licht,…) helpen bij de milieuevaluatie. Afhankelijk van het ondertekende niveau en het al dan niet hebben van een conform verklaard mobiliteitsplan, worden gemeenten, regionale of grootsteden en provincies doorverwezen naar de juiste fiche via een handige zoeksleutel. De fiches zijn eveneens een leidraad bij het zoeken naar de juiste acties of maatregelen.
4: Acties en projecten In dit laatste hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over de uit te voeren acties en projecten. Er wordt beschreven welke acties en projecten in de cluster Mobiliteit kaderen en hoe deze moeten worden ingediend.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 11/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
1.
Inleiding.
1.1
Het mobiliteitsconvenant (april 1996).
Het mobiliteitsconvenant is een (vrijwillige) overeenkomst tussen het Vlaamse Gewest –bij delegatiebesluit de minister bevoegd voor mobiliteit-, de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn, de gemeente en eventuele derden zoals scholen, bedrijven, organisaties, …. De samenwerking tussen deze actoren blijkt immers een kritieke succesfactor voor de realisatie van een toekomstgericht mobiliteitsbeleid met aandacht voor ecologische (wat direct een link legt met het milieubeleid), economische en sociale aspecten. Een mobiliteitsconvenant bevat een moederconvenant, waarin algemene doelstellingen en uitgangspunten worden geformuleerd en waarmee de gemeenten zich verbinden binnen maximaal twee jaar een mobiliteitsplan op te stellen. Naast het moederconvenant kunnen modules ondertekend worden. Volgende modules zijn opgenomen in het mobiliteitsconvenant: · · · · · · · · · · · · · · · · · ·
module 2: aanleg van rondwegen en andere nieuwe verbindingswegen voor het wegverkeer module 3: herinrichting van doortochten module 4: subsidiëring van wegverlichting langs gewestwegen module 5: geluidswerende maatregelen langs gewestwegen module 6: bevorderen van de netheid op de weg module 7: informatieverschaffing over het openbaar vervoer module 8: aanleg vrije tram- en/of busbanen module 9: verhoging van het openbaar vervoeraanbod module 10: subsidiëring van de herinrichting van schoolomgevingen module 11: aanleg van nieuwe verbindende fietspaden langs gewestwegen module 12: subsidiëring van nieuwe, afzonderlijk liggende verbindende fietspaden langs gemeente- of provinciewegen module 13: subsidiëring van nieuwe verbindende fietspaden langs gewestwegen module 14: aanleg of herinrichting van aansluitingsinfrastructuur ter verbetering van de bereikbaarheid van specifieke zones van commerciële activiteiten in privaat of openbaar vervoer module 15: subsidiëring van flankerende maatregelen ter ondersteuning van een duurzaam lokaal beleid module 16: herinrichting van wegvakken die niet als doortocht kunnen beschouwd worden module 17: wegverlichting langs gewestwegen module 18: herinrichting van singuliere kruispunten en oversteekplaatsen buiten de bebouwde kom module 19: streefbeelden of de ondersteuning van strategische planningsactiviteiten voor een gewestweg met bovenlokale of regionale verbindingsfunctie
Een drietal modules zijn in het bijzonder aan milieuaspecten gelinkt: - module 5: geluidswerende maatregelen - module 6: netheid van de wegen - module 15: Deze module regelt de subsidiëring van flankerende maatregelen op gemeentelijk niveau ter ondersteuning van een duurzaam lokaal mobiliteitsbeleid. Onder flankerende maatregelen worden maatregelen verstaan met als doel de on
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 12/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
dersteuning van een duurzame mobiliteit via niet-(weg)infrastructuurgebonden activiteiten of projecten (en die niet onder een andere module van het mobiliteitsconvenant vallen). Volgende maatregelen kunnen via deze bijakte worden gerealiseerd: · activiteiten of projecten die tot doel hebben de publieke betrokkenheid van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid en het gemeentelijk mobiliteitsplan te verhogen · activiteiten of projecten die tot doel hebben een duurzaam verplaatsingsgedrag te stimuleren · activiteiten die tot doel hebben een duurzaam parkeerbeleid te voeren en die het stand-still-principe handhaven · activiteiten die een planmatige aanpak ondersteunen voor het wegwerken van mobiliteitseffecten veroorzaakt door mobiliteitsgenererende actoren (vb. vervoersplannen,…) · activiteiten die de druk op het milieu (luchtverontreiniging, effecten op natuur, groenstructuren, hinder (geluid, licht, geur) en waterverontreiniging) uitgeoefend door verkeer en vervoer en de bijhorende infrastructuren verminderen Informatie over het mobiliteitsconvenant vindt u op de volgende website (AWV): http://wegen.vlaanderen.be/verkeer/convenants of in het mobiliteitshandboek en de mobiliteitsbrieven op http://wegen.vlaanderen.be/convenants. (Voorbeeldenbrochure module 15 kan op deze website gevonden worden.) Het evaluatieconcept van het mobiliteitsconvenant bestaat enerzijds uit een jaarlijkse voortgangsrapportering over het mobiliteitsplan binnen de gemeentelijke begeleidingscommissie en anderzijds uit een vijfjaarlijkse evaluatie van het mobiliteitsplan binnen de provinciale auditcommissie en de gemeentelijke begeleidingscommissie.
1.2
Cluster Mobiliteit in de samenwerkingsovereenkomst (2005-2007).
De cluster Mobiliteit heeft als voornaamste doelstelling de samenwerking tussen de milieuambtenaar en de mobiliteitsambtenaar te bevorderen en vanuit de milieudienst een insteek te geven voor de invulling van de milieuaspecten in het mobiliteitsbeleid van de gemeente. Deze insteek wordt gegeven door het mobiliteitsbeleid te toetsen op milieuvlak en door concrete acties voor te stellen die de milieudruk kunnen verminderen. Aan de lokale besturen wordt eveneens aangeraden de gemeentelijke begeleidingscommissie te versterken met iemand met kennis van milieuzaken of milieubeleid. Om de integratie van milieubeleid en mobiliteitsbeleid te bevorderen, werden zowel de nieuwe samenwerkingsovereenkomst als het mobiliteitsconvenant aangepast. De cluster Mobiliteit is volledig afgestemd op het mobiliteitsconvenant. In de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt een hulpmiddel aangereikt om de milieutoetsing binnen het mobiliteitsconvenant te kunnen uitvoeren en wordt de uitwerking van milieuprojecten binnen module 15 van het mobiliteitsconvenant aangemoedigd.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 13/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
2.
Verbintenissen cluster Mobiliteit
De cluster Mobiliteit is evenals de andere clusters opgedeeld in 3 ambitieniveaus, waarbij niveau 1 staat voor een toegankelijk niveau voor basismilieubeleid, ambitieniveau 2 is een verdergaand niveau en niveau 3 is een ambitieus niveau voor voortrekkers. Onderstaande tabel toont wat er van de gemeenten verwacht wordt wanneer zij de cluster Mobiliteit ondertekenen in niveau 1, 2 of 3. Niveau 1 Niveau 2 Milieutoetsing Gemeenten die con- Milieutoetsing mobi- Milieutoetsing mobiliform verklaard mobili- liteitsplan op basis teitsplan in het kader teitsplan hebben van voortgangsver- van vijfjaarlijkse milieuslag en richtlijnen uit evaluatie en richtlijnen handleiding uit handleiding Gemeenten die geen Milieutoetsing mobi- Kunnen niet instappen conform verklaard liteitsbeleid op basis op niveau 2 mobiliteitsplan hebben van richtlijnen uit (nog in opmaak of handleiding geen ondertekend mobiliteitsconvenant) Uitvoeren van acties/projecten Gemeenten die con- Acties m.b.t. interne Module 15-project met form verklaard mobi- milieuzorg en sensi- meerwaarde voor liteitsplan hebben bilisatie (voorbeel- milieu (voorbeelden in den in brochure brochure aangereikt) aangereikt) Gemeenten die geen Acties m.b.t. interne Kunnen niet instappen conform verklaard milieuzorg en sensi- op niveau 2 mobiliteitsplan hebben bilisatie (voorbeel(nog in opmaak of den in brochure geen ondertekend aangereikt) mobiliteitsconvenant)
2.1
Niveau 3
Geïntegreerd project
Niveau 1
2.1.1 Gemeenten Voor gemeenten bestaat niveau 1 uit twee delen: een eerste milieutoetsing van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid/-plan en het uitvoeren van acties.
2.1.1.1 Milieutoetsing Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeenten die het mobiliteitsconvenant niet ondertekenden of nog geen conform verklaard mobiliteitsplan hebben en gemeenten die wel een conform verklaard mobiliteitsplan hebben.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 14/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Indien de gemeente het mobiliteitsconvenant niet ondertekende of nog geen conform verklaard mobiliteitsplan heeft, voert zij minstens 1 maal tijdens de periode van het contract een eerste milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid binnen de gemeente uit op basis van in de gemeente beschikbare documenten. Indien de gemeente een conform verklaard mobiliteitsplan heeft, is zij via de bepalingen van het mobiliteitsconvenant er toe gehouden een jaarlijkse voortgangsverslag op te maken. Het doel van het jaarlijks voortgangsverslag is om een duidelijk overzicht te krijgen van de stand van zaken in de uitvoering van het gemeentelijk mobiliteitsplan. De mobiliteitsambtenaar beschikt over het invulformulier en bijhorende handleiding. Deze documenten zijn ter informatie als ‘bijlage MO gemeente 01’ en ‘MO gemeente 02’ toegevoegd aan deze handleiding. De mobiliteitsambtenaar vult het voortgangsverslag in en geeft dit ingevulde formulier aan de milieuambtenaar. Deze laatste baseert zich op dit verslag om de milieutoetsing uit te voeren. Voor de milieutoetsing maakt de gemeente gebruik van de fichepakketten uit deze handleiding (hoofdstuk 3). Een analyse van de milieutoetsing wordt weergegeven in het milieujaarprogramma alsook een rapportering over de samenwerking tussen milieudienst en mobiliteitsdienst.
2.1.1.2 Acties De gemeente voert gedurende de periode van het contract acties uit. Deze acties zijn het gevolg van de milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid/-plan en kaderen in een visie. Het mogen geen zuivere mobiliteitsacties zijn. De link met milieu moet duidelijk in de actie aanwezig zijn. Dit kan door in de communicatie m.b.t. de actie duidelijk het positieve effect van de actie op het milieu weer te geven. De acties kaderen in de thema’s milieuvriendelijke voertuigen, milieuvriendelijk vervoer eigen personeel, sensibilisatie m.b.t. milieu en mobiliteit en natuurvriendelijke infrastructuur. Gedurende de contractperiode worden minstens twee acties ondernomen. Acties in verband met natuurvriendelijke infrastructuur tellen daarvoor niet mee. Richtlijnen rond de acties en de manier van indienen zijn terug te vinden in hoofdstuk 4 van deze handleiding. De gemeente rapporteert jaarlijks in het milieujaarprogramma over de uitgevoerde acties.
2.1.2 Provincies Voor provincies bestaat niveau 1 enkel uit de milieutoetsing van het provinciaal mobiliteitsbeleid. De provincie voert de milieutoetsing van haar mobiliteitsbeleid uit op basis van de beschikbare documenten. Voor de milieutoetsing van haar mobiliteitsbeleid maakt de provincie gebruik van de fichepakketten van deze handleiding (hoofdstuk 3). Het toetsingsdocument en het actieprogramma worden door de provincie als bijlage toegevoegd aan het milieujaarprogramma.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 15/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
2.2
Niveau 2
2.2.1 Gemeenten Voor gemeenten bestaat niveau 2 eveneens uit twee delen: een milieutoetsing van het gemeentelijk mobiliteitsplan en de uitvoering van projecten die de druk van de mobiliteitssector op het milieu verminderen. Gemeenten die het mobiliteitsconvenant niet ondertekenden of nog geen conform verklaard mobiliteitsplan hebben, kunnen niet instappen op niveau 2.
2.2.1.1 Milieutoetsing Gemeenten die intekenden op het niveau 2 van de cluster Mobiliteit voeren een grondigere milieutoetsing van het mobiliteitsplan uit. Deze milieutoetsing maakt deel uit van de 5-jaarlijkse evaluatie en bijsturing van de gemeentelijke mobiliteitsplanning in het kader van het mobiliteitsconvenant. Voor de milieutoetsing van haar mobiliteitsplan maakt de gemeente gebruik van de fichepakketten van deze handleiding (hoofdstuk 3). Het toetsingsdocument en de bestluiten uit besprekingen met milieuraad en gemeentelijke begeleidingscommissie worden opgenomen in het MJP.
2.2.1.2 Project Vertrekkende vanuit de knelpunten aan het licht gekomen door de milieutoetsing van het mobiliteitsplan en eventueel vanuit aanvullende analyses (vb. inventarisatie van het wagenpark), werkt de gemeente gedurende de periode van het contract minstens één milieuvriendelijk project uit in het kader van module 15 ter ondersteuning van een duurzaam lokaal milieubeleid. Op niveau 2 mogen de acties niet meer los staan van elkaar, maar moeten ze gegroepeerd worden in een project dat een samenhangend geheel vormt. De link tussen milieu en mobiliteit en de meerwaarde voor het milieu moeten duidelijk in het project aanwezig zijn. Projecten duren langer dan één dag, langer dan één week, acties hangen in de tijd aan elkaar vast doorheen het hele jaar. Richtlijnen rond de projecten en de manier van indienen zijn terug te vinden in hoofdstuk 4 van deze handleiding. De gemeente rapporteert in haar milieujaarprogramma over het uitgevoerde project.
2.2.2 Provincies Voor provincies bestaat niveau 2 uit het ondernemen van concrete acties volgend uit analyses. Provincies worden ertoe aangezet onderbouwde acties uit te werken. De acties zijn het gevolg van de milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid en aanvullende analyses en kaderen in een visie.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 16/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
De acties kaderen in de thema’s bereikbaarheid van en parkeer- en verkeersdruk op de provinciale domeinen, milieuvriendelijk wagenpark en milieuvriendelijk vervoer eigen personeel en maken deel uit van de actieprogramma’s die voortvloeien uit de milieutoetsing en de aanvullende analyses m.b.t. deze thema’s. Het aantal uit te voeren analyses hangt af van het moment binnen de contractperiode dat het engagement tot niveau 2 wordt aangegaan (zie hoofdstuk 4). Richtlijnen rond de acties en de manier van indienen zijn terug te vinden in hoofdstuk 4 van deze handleiding. Een samenvatting van de inventarisaties, analyses en actieprogramma’s worden opgenomen in het rapporteringsluik van het MJP. De provincie rapporteert in haar milieujaarprogramma over de uitgevoerde acties.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 17/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.
Milieutoetsing
Dit hoofdstuk bevat fichepakketten die u zullen helpen bij de milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid of –plan. Afhankelijk van het ondertekende niveau en het al of niet hebben van een conform verklaard mobiliteitsplan, worden gemeenten, regionale – of grootsteden en provincies doorverwezen naar de juiste fiches. Deze fiches zullen aan de hand van een aantal thema’s (geluid, lucht, licht, water,…) helpen bij de milieuevaluatie.
3.1
Opbouw van de fiches
Alle fiches zijn op dezelfde manier opgebouwd op twee uitzonderingen na, pakket 1 en pakket 2. Het voortgangsverslag voor gemeenten met een conform verklaard mobiliteitsplan die intekenden op niveau 1 is anders samengesteld. Het invulformulier voor gemeenten met een conform verklaard mobiliteitsplan is hetzelfde als het formulier dat de mobiliteitsambtenaar toegestuurd krijgt om over de jaarlijkse voortgang van het mobiliteitsplan te rapporteren. Het wordt ingevuld door de mobiliteitsambtenaar en aan de milieuambtenaar bezorgd. De gemeenten die het mobiliteitsconvenant niet ondertekenden of geen conform verklaard mobiliteitsplan hebben, moeten hun milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid uitvoeren op basis van een beperkte vragenlijst. De andere fiches zijn alle op dezelfde manier opgebouwd per thema (versnippering, luchtvervuiling, geluidshinder,…). De opstelling van de fiches is als volgt: -
-
Probleemstelling: In deze paragraaf wordt beschreven welke impact het verkeer heeft op het thema. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid: Door deze vragen te stellen, krijgt men zicht op hoe het mobiliteitsbeleid een invloed heeft op een thema. Niet alle vragen zullen relevant zijn voor elke gemeente of provincie. Het is dan ook niet nodig om op alle vragen te antwoorden. Deze vragen geven eerder aan hoe men kan afleiden welke invloed het verkeer op het thema heeft. Indicatoren: Met indicatoren kan je nagaan hoe het thema evolueert. Men is niet verplicht deze indicatoren op te volgen. Het is een manier om na te gaan hoe het gemeentelijk of provinciaal beleid scoort voor een bepaald thema. Maatregelen: Hier vind je een niet-limitatieve lijst van maatregelen die je kan inschakelen om mogelijke problemen op te lossen. Bronnen van informatie: Deze paragraaf verwijst naar literatuur, rapporten, websites en data die relevant zijn voor het thema.
3.2
Zoeksleutel
Via deze zoeksleutel vindt u het juiste pakket van fiches. Figuur 2.1 toont een boomstructuur van de handleiding.
3.2.1 Niveau 1 -
Heeft uw gemeente/stad het mobiliteitsconvenant niet ondertekend of heeft uw gemeente geen conform mobiliteitsplan?………………zie fichepakket 1 ………………………………………………………………facultatief: fichepakket 3
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 18/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Heeft uw gemeente/stad een conform verklaard mobiliteitsplan? ……………………………………………………………zie fichepakket 2 ……………………………………………………………facultatief: fiche-pakket 3
-
Bent u ambtenaar bij de provincie? …………………zie fichepakket 4
Fichepakket 3 kan als houvast dienen bij de evaluatie van het mobiliteitsbeleid respectievelijk mobiliteitsplan. Deze fiches geven immers de verschillende milieuthema’s weer die gerelateerd kunnen worden aan de mobiliteit.
3.2.2 Niveau 2 -
Bent u ambtenaar in een gemeente? ….………..………..zie fichepakket 3
-
Bent u ambtenaar in een regionale stad of grootstad? …zie fichepakket 3 en 5
-
Bent u ambtenaar bij de provincie?……………………….zie acties in de brochure
Boomstructuur van de fichepakketten:
Niveau 1
gemeente/stad
Niveau 2 niet conform verklaard mobiliteitsplan of mobiliteitsconvenant niet ondertekend
pakket 1+(3)
conform verklaard mobiliteitsplan
pakket 2 + (3)
gemeenten
pakket 3
regionale pakket 3 + 5 stad/grootstad provincie
pakket 4
provincie
acties
Figuur 3.1: boomstructuur van de fichepakketten.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 19/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.3 3.3.1
Fiches Pakket 1
Dit pakket beoogt voornamelijk de samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst te verbeteren. De vragen zullen dan ook gericht zijn op samenwerkingsstructuren en projecten waar beide diensten samengewerkt hebben. De vragen dienen als leidraad voor de milieutoetsing en dienen niet noodzakelijk vraag per vraag beantwoord te worden. Voor de samenwerking tussen milieudienst en mobiliteitsdienst kunnen de volgende vragen als leidraad dienen: - Is er iemand uit de mobiliteitshoek vertegenwoordigd in de Milieuraad of een andere werkgroep rond milieu? - Is er iemand uit de milieuhoek vertegenwoordigd in de Mobiliteitsraad of een andere werkgroep rond mobiliteit? - Is er geregeld overleg tussen de milieudienst en de mobiliteitsdienst? - Wordt de milieudienst betrokken bij de uitwerking van / rapportage over het mobiliteitsbeleid? - Wordt rekening gehouden met het milieubeleid bij de uitwerking van het mobiliteitsbeleid? - Worden milieudoelstellingen meegenomen in het mobiliteitsbeleid? In een mobiliteitsplan worden maatregelen voorgesteld om een bepaalde doelstelling te bereiken. Ook zonder goedgekeurd mobiliteitsplan kan evenwel reeds op basis van de oriëntatienota en/of synthesenota of op basis van het gevolgde mobiliteitsbeleid een inschatting gemaakt worden van het belang dat milieu krijgt in het mobiliteitsbeleid, ook zonder specifieke maatregelen. Hiervoor kunnen onderstaande vragen gebruikt worden: - Zijn er mobiliteitsprojecten waar specifieke milieudoelstellingen geformuleerd worden? Welke? - Zijn er milieuprojecten met een belangrijke mobiliteitsimpact? Welke? - Worden er onderling adviezen gegeven omtrent de projecten? - Hoe verlopen deze (gezamenlijke) projecten? Wat is de status (in planning, worden uitgevoerd, zijn afgerond)? Zijn er problemen? - Zijn er middelen voorzien (in de begroting) om milieumaatregelen te nemen in mobiliteitsprojecten? - Worden mobiliteitsmaatregelen vanuit het milieubeleid meegenomen bij de opmaak van het mobiliteitsplan? De gemeente rapporteert over de uitgevoerde analyse gebaseerd op bovenstaande vragen via het milieujaarprogramma.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 20/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.3.2
Pakket 2
Dit pakket is gebaseerd op het jaarlijks voortgangsverslag dat de mobiliteitsambtenaar toegestuurd krijgt in het kader van de mobiliteitsconvenant. U vindt dit formulier ter informatie in ‘bijlage MO gemeente 01’ bij deze handleiding. Ook de handleiding bij dit invulformulier werd in ‘bijlage MO gemeente 02’ toegevoegd. De mobiliteitsdienst dient in dit voortgangsverslag aan te geven welke acties een relatie hebben met het beleidsdomein milieu alsook welke milieuacties een effect hebben op de verkeerssituatie. De milieuambtenaar bekijkt dit ingevulde voortgangsverslag en rapporteert in het milieujaarprogramma over de effecten op het milieu van de acties uit het mobiliteitsplan. Zij kan dit doen op basis van onderstaande vragen: -
Zijn er mobiliteitsacties die een negatief effect hebben op het milieu? Welke? + verduidelijk Worden hiervoor compenserende maatregelen genomen? Zijn er mobiliteitsacties die een positief effect hebben op het milieu? Welke? + verduidelijk Zijn er mobiliteitsacties waar specifieke milieudoelstellingen worden geformuleerd? Welke? Wordt binnen het mobiliteitsbeleid/-plan voldoende aandacht gegeven aan milieu?
Daarnaast rapporteert de gemeente ook over de samenwerking tussen milieu- en mobiliteitsdienst. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de eerste reeks vragen van pakket 1.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 21/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.3.3
Pakket 3
3.3.3.1
Inleiding
Grootsteden, regionale steden en andere steden en gemeenten gebruiken dit pakket 3 voor de 5-jaarlijkse milieutoetsing van het mobiliteitsplan op niveau 2 van de cluster Mobiliteit. Optioneel kan dit pakket ook worden gebruikt voor de jaarlijkse milieutoetsing op niveau 1 aanvullend op fichepakketten 1 en 2. In dit pakket worden verschillende milieuthema’s waarop de mobiliteit een invloed uitoefent afzonderlijk behandeld. Deze thema’s dienen als leidraad bij de evaluatie van het mobiliteitsbeleid. Niet alle thema’s zijn immers steeds even relevant in de context van een bepaalde gemeente. Het is niet de bedoeling dat alle vragen die hier voorkomen ook daadwerkelijk beantwoord worden. Het doel van de evaluatie is voornamelijk eens grondig na te denken over de milieu-impact van het mobiliteitsbeleid in de gemeente. Deze vragen bieden daartoe enig houvast en zorgen voor een zo breed mogelijk aandachtsveld. Even belangrijk is hierbij aan te geven welke kennis ontbreekt en hoe deze verworven kan worden. Ook hieruit kunnen acties ontstaan. Evenmin is het de bedoeling om alle indicatoren die hier vermeld worden, te berekenen. Nochtans biedt het gebruik van meetbare indicatoren onmiskenbare voordelen bij het voeren van een efficiënt beleid. Zij maken het mogelijk het beleid eenduidig te evalueren en sporen aan tot het inzetten van meer efficiënte maatregelen. Tenslotte wordt een aantal maatregelen opgesomd om de milieu-impact op te heffen of te verzachten. We merken hierbij op dat niet al deze maatregelen in aanmerking komen voor subsidie via de nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Voor specifieke acties verwijzen we naar hoofdstuk 4 uit deze handleiding en naar de brochure ‘Milieu en mobiliteit’ die ter beschikking gesteld wordt en toegevoegd wordt aan de handleiding als ‘bijlage MO 01’. Voor de evaluatie van het eigen wagenpark verwijzen we naar ‘bijlage MO 02’ i.v.m. het vlootevaluatieprogramma ‘Milieutoetsing Voertuigenpark (MTV)’. Het resultaat van de milieutoetsing is een toetsingsdocument van één à vijf pagina’s. Hierin staat een overzicht van de gevolgde werkwijze, een opsomming van de knelpunten die uit de toetsing naar voor komen en aanbevelingen voor de aanpak van die knelpunten. Het toetsingsdocument wordt voorgelegd aan de milieuraad en de gemeentelijke begeleidingscommissie.
3.3.3.2 Thema 1
De thema’s Versnippering
Probleemstelling Natuurgebieden worden opgedeeld in kleinere deelgebieden door de aanleg van wegen, spoorwegen, kanalen met verstevigde oevers, stuwen, sluizen,… De aangelegde infrastructuur vormt een barrière voor planten- en dierenpopulaties (sterfte door wegverkeer is de meest voorkomende onnatuurlijke doodsoorzaak bij grotere dieren). Door de barrièrewerking wordt de uitwisseling van genetisch ma
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 22/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
teriaal bemoeilijkt en kan de populatie zodanig geïsoleerd geraken dat haar groei in het gedrang komt. De mate waarin een weg een barrière vormt, is afhankelijk van de breedte en de intensiteit. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Doorkruist bestaande of geplande infrastructuur natuurgebieden (bossen, parken, graslanden, moerassen, duinen,…)? - Is er een doorsnijding van gebieden die zeer gevoelig zijn of een belangrijke ecologische waarde hebben? - Is er een doorsnijding van gebieden die beschermd worden door internationale, nationale of lokale wetgeving (Ramsar, vogelrichtlijn, habitatrichtlijn, duinendecreet)? - Is er een doorsnijding van gebieden waar beschermde of gevoelige (waardevolle) diersoorten voorkomen? - Is er een doorsnijding van gebieden met een belangrijke functie voor fauna en flora (broedgebieden, nestgebieden, foerageergebieden, overwinteringplaatsen, migratiegebieden,…)? - Is er een doorsnijding van gebieden met een hoge landschappelijke waarde? Indicatoren - Aantal doorsneden natuurgebieden, oppervlakte natuurgebieden (km2) - Oppervlakte aan infrastructuur (km2) - Dichtheid wegennet, spoorwegennet, kanalen,… (km/km2) - Aantal dierlijke slachtoffers (aantal/jaar) Maatregelen - wildrasters - Ecoducten - Tunnels - Paddenoverzetacties - Ecologisch bermbeheer - Reflectoren of spiegels Bronnen van informatie - Rodts Jan, Holsbeek Ludo, Muyldermans Sandra, Dieren onder onze wielen, fauna en wegverkeer, 1998, VUB Press - Janssens L., Claus K., Vademecum Natuurtechniek? Inrichting en beheer van wegen, 1996, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Gewestplannen: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen onder ruimtelijke planning - Rode Lijst soorten en biologische waarderingskaart: http://www.instnat.be onder kenniscentrum - Boskaart: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen onder milieu - Cultureel erfgoed: kaart met beschermde landschappen, dorps- en stadsgezichten en monumenten: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen onder cultureel erfgoed - Kwetsbare gebieden: http://www.instnat.be onder publicaties en producten bij kwetsbaar heidskaarten - Ramsar-gebieden e.d.: http://www.gisvlaanderen.be/geo-vlaanderen - Via cluster Natuurlijke Entiteiten - MIRA-T deel rond versnippering: http://www.vmm.be onder milieu, MIRA
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 23/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Opmerking Dit thema heeft zeer nauwe banden met de cluster Natuurlijke Entiteiten. In die cluster worden de knelpunten inzake versnippering bepaald. Deze lijst is dus enkel richtinggevend, maar dient hier niet verder in detail uitgewerkt te worden.
Thema 2
Luchtvervuiling
Probleemstelling De meeste voertuigen worden aangedreven door verbrandingsmotoren. Bij die verbranding komen naast CO2 ook vb. SO2, NOx, roetdeeltjes (PM) en allerlei vluchtige organische stoffen (VOS) vrij. Deze luchtvervuiling is niet alleen van regionaal of internationaal belang. Veel van de milieueffecten doen zich voor in de onmiddellijke nabijheid van de emissies (vb. effecten op de volksgezondheid) en zijn daarom ook belangrijk op gemeentelijk niveau. Deze effecten zijn trouwens het belangrijkst in het centrum van gemeenten en steden, waar de meeste mensen worden blootgesteld. Hoewel individuele auto’s milieuvriendelijker zijn dan 10 jaar geleden, is de blootstelling aan uitlaatgassen niet in dezelfde mate verbeterd. Dieselvoertuigen zijn nu veel populairder en ze zijn de belangrijkste bron van PM-emissies. Brom- en motorfietsen, vooral gebruikt voor lokaal verkeer, hebben evenmin dezelfde technologische evolutie doorgemaakt als benzinewagens. Ze zijn een belangrijke bron van VOS- en PMemissies. Voor benzinewagens is het belangrijk om de technisch geavanceerde katalysatoren te vrijwaren van defecten. Inspectie en onderhoud zijn daarom nu veel belangrijker dan vroeger. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden alternatieven voor de auto aangeboden om het centrum te bereiken? - Wordt een verschuiving van de wagen naar het openbaar vervoer, het fietsen en te voet gaan gestimuleerd? - Is een evaluatie gemaakt van de emissienormen waaraan de voertuigen van de gemeentelijke diensten voldoen? - Worden de voertuigen nauwgezet onderhouden? - Kiest uw gemeente bij de vervanging van voertuigen consequent voor de meest milieuvriendelijke voertuigen en brandstoffen? - Worden de gebruikers van de voertuigen op de hoogte gesteld van het belang van een milieuvriendelijke rijstijl? Indicatoren - Lokale concentraties van SO2, NOX, PM, ozon, …(µg/m3) - Aantal keren dat de luchtkwaliteitsnormen overschreden zijn - Klachten over geurhinder door verkeer - Emissies van het eigen voertuigenpark: Hiervoor wordt een rekenblad ter beschikking gesteld (u vindt hierover meer in ‘bijlage MO 02’ Milieutoetsing Voertuigenpark) Maatregelen - Ingrijpen op snelheid waar deze hoger ligt dan 70 km/h - Zorgen voor een vloeiend verkeersverloop op belangrijke verkeersaders - Sensibilisatie rond milieuvriendelijke rijstijl
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 24/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Stimuleren van wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen Stimuleren van collectief vervoer en verhogen van bezettingsgraad voor andere verplaatsingen tussen deelgemeenten. Meest milieuvriendelijke voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark, dienstfietsen, woon-werkverkeer met de fiets stimuleren Bereikbaarheid van gemeentelijke diensten via OV en fiets verhogen (en informatieverspreiding hierrond) Opvolgen van de emissies van het eigen voertuigenpark d.m.v. het ter beschikking gestelde rekenblad Door een milieuvriendelijk gebruik van de voertuigen (het juiste voertuig voor de juiste job, optimale bezetting of belading) door het eigen personeel het goede voorbeeld geven en daarover informeren Gebruik van solventarme verven
Bronnen van informatie - Informatie over polluenten in de lucht is te vinden op: http://www.irceline.be - automatische luchtmeetnet via de website van de Vlaamse Milieu Maatschappij (http://193.190.137.211/technopolis/index.php). - Informatie over de meest milieuvriendelijke wagens op de markt is te vinden op: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be - algemene milieunormen: Vlarem II - Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - Gids voor de schone auto, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (http://www.health.fgov.be/environment/co2) Opmerking - In het kader van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt een programma ter beschikking gesteld aan de gemeenten waarmee zij de emissies van hun voertuigenpark kunnen berekenen (zie ‘bijlage MO 02’). Het is aangewezen dit programma te gebruiken.
Thema 3
Energieverbruik en emissie van broeikasgassen
Probleemstelling Alle vormen van transport en mobiliteit vergen energie. Voor gemotoriseerde voertuigen worden daarvoor bijna uitsluitend fossiele energiebronnen aangewend. De meest gebruikte brandstoffen zijn benzine en diesel. Het verbruik van auto’s is in het bijzonder hoog bij korte ritten met een nog koude motor binnen de (deel)gemeente. Het gebruik van collectief vervoer resulteert in een lager energieverbruik per persoonskilometer bij een voldoende bezettingsgraad. Het belangrijkste probleem is dat op termijn deze brandstoffen uitgeput kunnen raken en ook dat door de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt. CO2 is een broeikasgas en levert een belangrijke bijdrage aan de klimaatsverandering. Tenslotte komen bij verbranding ook een hele reeks andere gassen vrij: sommige hebben eveneens een beperkte invloed als broeikasgas (CH4, N2O), maar belang /
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 25/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
rijker zijn de schadelijke effecten voor de volksgezondheid. Deze komen aan bod in thema 2. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Wordt het brandstofverbruik van de eigen voertuigen geëvalueerd? - Kiest men bij vervanging van voertuigen consequent voor de zuinigste types? - Wordt voldoende ruimte geboden aan fietsers en voetgangers? - Wordt bij snelheidsmaatregelen en doorstromingsmaatregelen rekening gehouden met het milieu? - Wordt er campagne gevoerd om korte ritten af te leggen met de fiets of te voet? Indicatoren - Energiegebruik door eigen voertuigen (l/jaar, ton/jaar) - Bezettingsgraad van voertuigen - Aandeel van wandelen en fietsen in lokale verplaatsingen (%) - CO2-emissies en brandstofverbruik van het eigen wagenpark Maatregelen - Stimuleren collectief vervoer, verhogen bezettingsgraad - Stimuleren wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen door aanpassen van de voorzieningen, door sensibilisatie. - Aanschaf van zuinige voertuigen voor gemeentelijke diensten - Sensibiliseren over milieuvriendelijke rijstijl - Sensibiliseren over milieuvriendelijke brandstoffen en/of vervoermiddelen - Gebruiken van milieuvriendelijke brandstoffen in eigen voertuigenpark Bronnen van informatie - Informatie over de meest zuinige wagens op de markt is te vinden op: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be - Informatie over luchtverontreiniging is terug te vinden op http://www.vmm.be - Informatie over polluenten in de lucht is te vinden op: http://www.irceline.be - Federale Diensten voor het Leefmilieu, Rij Zuinig: http://www.environment.fgov.be - Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - Gids voor de schone auto, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (http://www.health.fgov.be/environment/co2) - programma ‘Milieutoetsing voertuigenpark’ voor de evaluatie van het eigen wagenpark (zie ‘bijlage MO 02’)
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 26/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 4
Lichthinder
Probleemstelling Verlichting van de openbare weg en lichtreclames kunnen een storende invloed hebben op het leven van nachtdieren (verstoring van het dag/nachtregime). Lichthinder draagt ook bij tot de versnippering van de habitat voor deze dieren. Straatverlichting draagt in belangrijke mate bij tot de opwaartse verstrooiing van licht. De sturing van de verlichting gebeurt door de electriciteitsleveranciers. Bij meer moderne installaties is een sturing op maat van de omgeving beslist mogelijk. Meer info bij uw electriciteitsleverancier. Ook mensen kunnen hinder ondervinden van verlichting. Dit kan een verstoorde nachtrust en stress tot gevolg hebben. Bovendien zorgt het energiegebruik van de verlichting voor een bijdrage in de emissie van broeikasgassen. Meer over de emissies van broeikasgassen vind je onder thema 3. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden natuurgebieden verstoord door de verlichting van wegen en/of door lichtreclames? - Ondervinden bewoners hinder van de wegverlichting en/of lichtreclames? Indicatoren - Aantal klachten i.v.m. lichthinder - Oppervlakte door licht verstoord habitat (km2) - Geïnstalleerde lichtsterkte (lumen per km weg) - Electriciteitsverbruik voor het verlichtingsnet Maatregelen - Verlicht hetgeen verlicht moet worden, niet de omgeving - Aangepaste armaturen met zo weinig mogelijk opwaartse straling - Aangepaste lampen (spaarlampen) - Aangepast verlichtingsregime (lichten doven op een bepaald tijdstip, geen of minder verlichting in kwetsbare gebieden), meer info over de mogelijkheden vindt u bij uw electriciteitsleverancier - Beperken van oververlichting: gebruik de gepaste verlichtingssterktes - Verlichtingsplan opstellen Bronnen van informatie - Website Sectie geluid, licht, niet-ioniserende straling van AMINAL op http://www.milieuhinder.be - Brochure ‘Wegverlichting zonder lichthinder’, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Aminal - MIRA-T rapporten; themahoofdstuk lichthinder: http://www.vmm.be onder milieu, MIRA - Informatie over lichthinder: http://www.lichtvervuiling.nl - Werkgroep lichthinder van de Vereniging voor Sterrekunde (VVS) http://www.lichthinder.be - http://www.darksky.org - http://www.bondbeterleefmilieu.be/lichthinder - http://www.cie.co.at/cie/ (over verlichting) - Mobiliteitshandboek – praktische gids bij de mobiliteitsconvenants: over eisen gesteld aan de wegverlichting - http://www.bfe-fpe.be (over de electriciteitsleveranciers)
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 27/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 5
Geluidshinder en trillingen
Probleemstelling Het verkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder. Een motorvoertuig veroorzaakt een combinatie van verschillende geluiden. Ten eerste is er het motorgeluid (ook het geluid van de uitlaat en soms ook van de luchtinlaat wordt als motorgeluid beschouwd). Hoe meer vermogen de motor ontwikkelt, hoe sterker in het algemeen het motorgeluid is. Het motorgeluid neemt eveneens toe met het toerental. Vervolgens is er het bandengeluid of rolgeluid. Het ontstaat in het contactvlak tussen de band en het wegdek en neemt toe met de snelheid van het voertuig. Het rolgeluid is afhankelijk van het type wegverharding, de staat van de weg, het profiel van de band en de weersgesteldheid. Het geluidsniveau wordt gemeten in dB(A). Het geluidsniveau neemt niet evenredig toe met het aantal constante bronnen. Bij een verdubbeling van het aantal constante bronnen neemt het geluidsniveau toe met 3 dB(A). Een toename met 10 dB(A) is het resultaat van een vertienvoudiging van het aantal constante bronnen en wordt ervaren als een verdubbeling van het geluidsniveau. Trillingen worden veroorzaakt doordat een rijdend voertuig door oneffenheden in het wegdek kleine verticale bewegingen maakt. Hierbij worden op de grond krachten uitgeoefend waardoor trillingen ontstaan. Deze trillingen worden overgedragen op de naast de weg gelegen bebouwing. Trillingshinder is afhankelijk van gewicht en snelheid van het voertuig, oneffenheden in het wegdek, afstand tussen weg en bebouwing, overdracht van trillingen in de bodem, stevigheid van de bebouwing en de gevoeligheid van de bewoners. Een wettelijk stelsel van normen zoals bij geluidshinder bestaat niet voor trillingshinder. Toch kan men maatregelen nemen om de trillingshinder te verminderen. Maatregelen om geluidshinder te beperken, zullen dikwijls ook een vermindering van trillingen tot gevolg hebben. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden natuurgebieden verstoord door het geluid van verkeer? - Zijn er gebieden waar de geluidsnormen overschreden worden? - Ondervinden bewoners geluidshinder van het verkeer? - Ondervinden bewoners trillingshinder door het verkeer? - Behoren de wagens van het gemeentelijk wagenpark tot de stilste op de markt? Indicatoren - Aantal potentieel (ernstig) gehinderden door geluid (%) - Potentieel aantal ontwaakreacties per nacht ten gevolge van geluid - Aantal klachten i.v.m. geluidshinder en/of trillingshinder - Oppervlakte door geluid verstoord habitat (km2) - Geluidsniveau ter hoogte van de gevel (dB(A) Maatregelen - Handhaving van het gebruik van autoradio’s - Klasseren van gebieden als stiltegebieden - Hinderkaart opstellen - Concentreren van verkeer - Norm-conform maken van drempels
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 28/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Voorkomen van oneffenheden in de weg Ontraden van zwaar verkeer in gebieden met grote bevolkingsdichtheid Stimuleren van geluidsarme rijstijl (optrekken, afremmen, hoorn,…) Geluidswerende infrastructuur (schermen, wallen,…) Materiaalkeuze bij wegenaanleg: open asfaltbetonverharding Snelheidsbeperkingen De stilste voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark (hoewel alle wagens aan dezelfde normen moeten beantwoorden, zijn er toch grote verschillen)
Bronnen van informatie - Een overzicht van de stilste auto’s vindt u op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/typetest/carfr.htm Deze auto’s zijn tenminste 3dBA stiller dan de Europese norm voorschrijft (max. 74dB(A), 92/97/EC). - De beste site voor wie een technische achtergrond heeft en alles wil weten over geluidshinder: Prof. Botteldooren: http://www.intec.rug.ac.be/Research/Groups/acoustics/default.htm - Algemene Informatie i.v.m. geluidshinder: http://www.milieuhinder.be http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/index.html - Informatie over enquêtes, klachten en hinder: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/hinderfact.htm - Het correct modelleren van geluidsniveaus is specialistenwerk. Er bestaan echter kant en klare modellen die een eerste idee kunnen verschaffen van de ernst van een probleem. Een eenvoudig voorbeeld is te vinden op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/vlgcalc.htm. - Gezondheidseffecten van geluid: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/geluidengezondheid.htm voor een overzicht. - Slaapverstoring : http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/sleepcal.htm - Geluidsnormen: Vlarem II - MIRA-T deel rond geluidshinder: http://www.vmm.be onder milieu, MIRA - Bartels, M.M.V.G., Nederveen A.A.J., Verkeershinder, kan het minder? Een handreiking met beoordelingsmethoden en verkeersoplossingen voor bewoners die hinder ondervinden van wegverkeer in de woonomgeving, TU Delft, 1992. - Module 5 van het Mobiliteitsconvenant m.b.t. geluidswerende maatregelen langs gewestwegen
Thema 6
Ruimtelijke planning
Probleemstelling De leefbaarheid van onze steden en dorpen komt in het gedrang door het verkeer. De inrichting van de infrastructuur en de inplanting van bedrijven, wijken, diensten kunnen een invloed hebben op de vervoerswijzekeuze en de leefbaarheid van de omgeving. De aanwezigheid van fietspaden, voetpaden en een functioneel openbaar vervoernetwerk kan het gebruik van deze modi doen toenemen. De leefbaarheid in woonwijken kan verbeterd worden door de inrichting van de straten, snelheidsbeperkingen, het weren van (zwaar) verkeer, een goed fiets- en voetpadennetwerk,… De nabijheid van kwaliteitsvolle groene zones kan eveneens bijdragen tot een ho
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 29/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
gere levenskwaliteit voor de bevolking. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Is er een grote verkeersdruk rond recreatiedomeinen, natuurgebieden, bossen? - Wat is de invloed van het mobiliteitsbeleid of –plan op de huidige natuurwaarden (verbetering, verslechtering, ex aequo)? - Heeft het parkeerbeleid een invloed op de modal split in het voordeel van het openbaar vervoer en de fiets? - Wordt autogebruik op bepaalde plaatsen ontraden (via parkeerbeleid, verkeersgeleiding,…)? - Gebruikt men milieuvriendelijke bouwmaterialen bij de aanleg van nieuwe infrastructuur? - Zijn er voldoende groenzones beschikbaar voor de bevolking? - Is er coördinatie tussen ruimtelijke ordening en vervoersplanning met het oog op de onderlinge afstemming van de vervoersbehoefte en de behoefte aan bereikbaarheid? Indicatoren - Aantal kilometer fietspaden of aantal fietsroutes (km) - Aantal kilometer voetpaden (km) - Modal split (%) - Percentage van de bevolking met minimum één groene ruimte van goede kwaliteit op een wandelafstand van maximaal 5 minuten (%) Maatregelen - Verkeer weren in kwetsbare gebieden - Voldoende recreatiezones (domein, speelplein, grasveld, picknickplaats) voorzien zodat natuurgebieden onttrokken worden van overrecreatie - Recreatiezones en evenementen bereikbaar maken met milieuvriendelijke modi (voetpad, openbaar vervoer, fietspad, fietsenstalling) - Autovrije wijken - Juiste implementatie van woonwijken en arbeidsintensieve- of bezoekersfuncties - Nabijheidprincipe - Fietsnetwerken - Gebruik van milieuvriendelijke materialen (vb. gerecycleerde materialen) bij de aanleg van infrastructuur? - Parkeerbeleid - (Her)inrichting doortochten, centrum, pleinen - doorgaand vrachtverkeer weren in bebouwde kom Bronnen van informatie - landschapsatlas: http://www.gisvlaanderen.be onder producten en diensten middenschalig - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen voor o.a. het materiaalgebruik bij de aanleg van weginfrastructuur
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 30/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 7
Groeninrichting
Probleemstelling Langs heel wat wegen liggen bermen en sloten die de habitat van vele plantenen diersoorten vormen. De inrichting van bermen, taluds en sloten kan een belangrijke bijdrage leveren tot de biodiversiteit. Naargelang de inrichting kunnen bepaalde dieren en/of planten aangetrokken worden. Eens de berm of sloot er ligt, moet deze ook onderhouden worden. Ook het onderhoud kan op een ecologisch verantwoorde manier gebeuren, met zo weinig mogelijk gebruik maken van herbiciden, pesticiden,… Deze stoffen zorgen immers voor de verontreiniging van het oppervlaktewater. De bermen langs landelijke wegen kunnen zeer waardevol zijn. Het probleem dat zich stelt bij deze wegen is dat de wagens soms over de berm moeten rijden wanneer ze mekaar kruisen. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Is er een groenbeleid in de gemeente? Is er een bermbeheersplan? - Wordt het gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden e.d. geëvalueerd en afgebouwd? - Worden waardevolle wegbermen langs landelijke wegen beschermd? - Worden wegbermen, taluds, sloten e.d. ecologisch ingericht en beheerd? Indicatoren - Gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden,… (kg, l) - Aantal km ecologische berm t.o.v. aantal km berm Maatregelen - groene sporen door de gemeente plannen - ecozones instellen - ecologisch beheer: gebruik van herbiciden e.d. afbouwen - bermbeheer langs landelijke wegen - ecologisch inrichten van bermen, taluds, grachten,… Bronnen van informatie - Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Folder ecologisch bermbeheer, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Wegen en Verkeer - Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen e.d. Opmerking Ook dit thema heeft sterke banden met de cluster Natuurlijke Entiteiten. Het Bermbeheersplan is bvb. in die cluster opgenomen.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 31/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 8
Afval
Probleemstelling Onze mobiliteit brengt heel wat afval met zich mee. Er zijn niet alleen de uitlaatgassen (deze komen elders aan bod). Er ontstaat eveneens een aanzienlijke hoeveelheid afval bij het onderhoud van de auto (verversen olie, vervangen batterij, banden, …) of bij het verwijzen naar de schroothoop. Hetzelfde geldt voor fietsen, zij het in veel beperkter mate. Daarnaast ontstaat ook bij de aanleg en de vernieuwing van weginfrastructuur een hoop afval. Al dit afval moet verwerkt worden, hetzij hergebruikt, hetzij gestort of verbrand. Het doel is om in eerste instantie de hoeveelheid afval te beperken, vervolgens zo veel mogelijk te hergebruiken en te recycleren om uiteindelijk zo weinig mogelijk afval te moeten verbranden of storten. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Wordt afval van voertuigen (olie, banden, batterijen) verzameld en gerecycleerd? - Wordt de bevolking geïnformeerd over waar zij met hun smeerolie, oude banden, oude voertuigen en/of onderdelen terechtkunnen? - Wat gebeurt er met het afval afkomstig van de wegenbouw? - Is er een boekhouding met betrekking tot het geproduceerde afval? Indicatoren - Hoeveelheid schroot en ander afval afkomstig van het eigen wagenpark (volgens de aard van de afvalstoffen) - Hoeveelheid afval afkomstig van de wegenbouw - Hoeveelheid en aard van afvalstoffen afkomstig van wegonderhoud (groenafval, verf van wegmarkeringen, …) Maatregelen - inzamelen van smeerolie, batterijen, banden,… - informatie verstrekken m.b.t. de mogelijkheden rond inzamelen batterijen, banden en ander afval - inventarisatiesysteem opzetten om de eigen afvalstroom (eigen wagenpark, wegenbouw) in kaart te brengen - milieuvriendelijke producten gebruiken bij het onderhoud en aanleg van wegen (vb. milieuvriendelijke verf) Bronnen van informatie - MIRA-T deel rond verkeer en vervoer: http://www.vmm.be onder milieu, MIRA - OVAM, http://www.ovam.be
Thema 9
Water
Probleemstelling Het verkeer kan op verschillende manieren een invloed hebben op zowel grond- als oppervlaktewater. Allereerst kan er door de aanleg van nieuwe infrastructuur een verstoring van de grondwaterspiegel optreden met als gevolg verdroging. Door de verdroging kan de plantensamenstelling in een (natuur)gebied veranderen met een
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 32/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
verlaging van de biodiversiteit tot gevolg. Bij de aanleg van nieuwe infrastructuur, in het bijzonder lokale wegen en parkings, dient ervoor te worden gezorgd dat de afwatering ervan oordeelkundig wordt aangelegd. Dit betekent dat hemelwater ofwel kan infiltreren, ofwel wordt afgevoerd naar het grachtenstelsel of naar de hemelwaterafvoer van een gescheiden rioleringsstelsel. In het geval van grote verharde oppervlakten, dient voldoende berging te worden voorzien. Op deze manier wordt vermeden dat de plaatselijke rioleringen worden overgedimensioneerd of dat in het afwaartse rioleringsstelsel overstorten in werking treden. Indien bijkomende verharde oppervlakte wordt aangesloten, dan kan via de overstorten extra vervuiling in de beken terechtkomen met nadelige effecten op de waterkwaliteit, fauna en flora. Het nut van afkoppeling situeert zich dus eveneens op het lokale vlak. Bovendien kan de gemeente extra subsidiëring vragen in het kader van het RIO-programma. Tevens wordt het regenwater op de wegverhardingen opgewarmd waardoor warmer water in de grachten en beken terechtkomt wat een impact heeft op verschillende organismen. Deze problematiek komt eveneens aan bod in de cluster Water van de nieuwe Samenwerkingsovereenkomst. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Wordt dooizout gecontroleerd gebruikt of wordt dit vervangen door meer milieuvriendelijke producten? - Wordt er bij de aanleg van wegen rekening gehouden met de invloed van een wijziging van de grondwaterspiegel? - Wordt er bij de aanleg van wegen rekening gehouden met bestaande beken en grachten? - Hoe gebeurt de afvoer van hemelwater bij wegenprojecten? Indicatoren - Gebruik van dooizouten (ton) - Lengte van grachten langs wegen - Lengte van RWA-stelsel voor afvoer hemelwater dat van de weg afstroomt. Maatregelen - Gecontroleerd gebruik van dooizout of vervangen door meer milieuvriendelijke producten - Opvangbekkens in grachten voorzien en deze periodiek ruimen Bronnen van informatie - Meetgegevens m.b.t. de kwaliteit van het oppervlaktewater: http://www.vmm.be onder water: fysico-chemische kwaliteit (Prati-index) en biologische kwaliteit (Belgische Biotische Index) - Voor info rond integraal waterbeheer: http://www.viwc.be/
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 33/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 10
Klachtenregistraties
Probleemstelling De bevolking kan een belangrijke schakel zijn bij het aangeven van milieuproblemen van verkeer. Via een klachtenregistratiesysteem wordt het gemeentebestuur op de hoogte gebracht van de meest lokale problemen. In de cluster Hinder wordt gebruik gemaakt van een gecentraliseerd systeem om klachten te registreren en op te volgen (MKROS). Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden de klachten van burgers inzake milieueffecten van verkeer geregistreerd en opgevolgd? - Worden de burgers geïnformeerd over waar zij terechtkunnen met hun klachten? - Wordt er bij het zoeken naar oplossingen voor de verkeersproblemen rekening gehouden met de klachten van burgers? - Wordt de bevolking bij het mobiliteitsbeleid betrokken? Indicatoren - Aantal klachten (over reukhinder, geluidshinder, lichthinder,…) Maatregelen - Opzetten van een klachtenregistratiesysteem - Meest voorkomende klachten onderzoeken en aanpakken - Meer open en actieve vormen van inspraakverlening Bronnen van informatie - Meer informatie is terug te vinden op http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieuhinder en klachten
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 34/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.3.4 Pakket 4 Provincies gebruiken dit pakket voor de 5-jaarlijkse milieutoetsing van het mobiliteitsbeleid op niveau 1 van de cluster Mobiliteit. In dit pakket worden verschillende milieuthema’s waarop de mobiliteit een invloed uitoefent afzonderlijk behandeld. Deze thema’s dienen als leidraad bij de evaluatie van het mobiliteitsbeleid. Elk thema dient door de provincie behandeld te worden. Het is echter niet de bedoeling dat alle vragen die voorkomen bij de thema’s ook daadwerkelijk beantwoord worden. Het doel van de evaluatie is voornamelijk eens grondig na te denken over de milieu-impact van het mobiliteitsbeleid in de provincie. Deze vragen bieden daartoe enig houvast en zorgen voor een zo breed mogelijk aandachtsveld. Even belangrijk is hierbij aan te geven welke kennis ontbreekt en hoe deze verworven kan worden. Ook hieruit kunnen acties ontstaan. Evenmin is het de bedoeling om alle indicatoren die hier vermeld worden, te berekenen. Nochtans biedt het gebruik van meetbare indicatoren onmiskenbare voordelen bij het voeren van een efficiënt beleid. Zij maken het mogelijk het beleid eenduidig te evalueren en sporen aan tot het inzetten van meer efficiënte maatregelen. Tenslotte wordt een aantal maatregelen opgesomd om de milieu-impact op te heffen of te verzachten. We merken hierbij op dat niet al deze maatregelen in aanmerking komen voor subsidie via de nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Voor specifieke acties verwijzen we naar hoofdstuk 4 uit deze handleiding en naar de brochure ‘Milieu en mobiliteit’ die ter beschikking gesteld wordt en toegevoegd wordt aan de handleiding als ‘bijlage MO 01’. Voor de evaluatie van het eigen wagenpark verwijzen we naar ‘bijlage MO 02’ i.v.m. het vlootevaluatieprogramma ‘Milieutoetsing Voertuigenpark (MTV)’. Het resultaat van de milieutoetsing is een toetsingsdocument van één à vijf pagina’s waarin een overzicht wordt gegeven van de gevolgde werkwijze, een opsomming van de knelpunten die uit de toetsing naar voor komen en aanbevelingen voor de aanpak van die knelpunten (aanbieden van alternatieven, voorstellen compenserende maatregelen). Op basis van deze aanbevelingen wordt een actieprogramma opgemaakt. Het toetsingsdocument met actieprogramma wordt goedgekeurd door de deputatie.
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 35/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 1
Groeninrichting
Probleemstelling Langs heel wat wegen liggen bermen en sloten die de habitat van vele plantenen diersoorten vormen. De inrichting van bermen, taluds en sloten kan een belangrijke bijdrage leveren tot de biodiversiteit. Naargelang de inrichting kunnen bepaalde dieren en/of planten aangetrokken worden. Eens de berm of sloot er ligt, moet deze ook onderhouden worden. Ook het onderhoud kan op een ecologisch verantwoorde manier gebeuren, met zo weinig mogelijk gebruik maken van herbiciden, pesticiden,… Deze stoffen zorgen immers voor de verontreiniging van het oppervlaktewater. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Is er een groenbeleid in de provincie? - Wordt het gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden e.d. geëvalueerd en afgebouwd? - Worden waardevolle wegbermen langs landelijke wegen beschermd? - Worden wegbermen, taluds, sloten e.d. ecologisch ingericht en beheerd? Indicatoren - Gebruik van herbiciden, pesticiden, fungiciden,… (kg, l) - Aantal km ecologische berm t.o.v. het aantal km berm Maatregelen - ecozones instellen - ecologisch beheer: gebruik van herbiciden e.d. afbouwen - ecologisch inrichten van bermen, taluds, grachten,… Bronnen van informatie - Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Folder ecologisch bermbeheer, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Wegen en Verkeer - Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen e.d. Opmerking Dit thema heeft sterke banden met de cluster Natuurlijke Entiteiten. Het Bermbeheersplan is bvb. opgenomen in die cluster. Knelpunten in de groenstructuur worden eveneens bepaald in die cluster.
Thema 2
Recreatiedomeinen en grote evenementen
Probleemstelling Recreatiedomeinen en grote evenementen trekken veel bezoekers en dus veel verkeer aan. Overlast door verkeer kan vermeden worden door bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de fiets of te voet te garanderen.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 36/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden er voorzieningen getroffen zodanig dat recreatiedomeinen en grote evenementen op andere manieren dan met de auto bereikbaar zijn? - Wordt de bevolking geïnformeerd over de bereikbaarheid van recreatiedomeinen en grote evenementen? - Worden eventueel aangeboden alternatieve vervoermiddelen ook gebruikt? Waarom (niet)? Indicatoren - Aantal parkeerplaatsen - Frequentie van het openbaar vervoer - Bereikbaarheid met de fiets en te voet (fietspad, voetpad, fietsenstalling) - Aantal bezoekers die de milieuvriendelijke vervoerswijzen gebruiken t.o.v. het totaal aantal bezoekers Maatregelen - Bereikbaarheid van recreatiedomeinen en grote evenementen met de fiets, het openbaar vervoer of te voet verhogen - Bezoekers informeren over de bereikbaarheid met milieuvriendelijke modi Bronnen van informatie - Komimo, Zijn recreatiedomeinen bereikbaar zonder auto, 2001.
Thema 3
Ruimtelijke planning
Probleemstelling De leefbaarheid van onze steden en dorpen komt in het gedrang door het verkeer. De inrichting van de infrastructuur en de inplanting van bedrijven, wijken, diensten kunnen een invloed hebben op de vervoerswijzekeuze en de leefbaarheid van de omgeving. De aanwezigheid van fietspaden, voetpaden en een functioneel openbaar vervoernetwerk kan het gebruik van deze modi doen toenemen. De leefbaarheid in woonwijken kan verbeterd worden door de inrichting van de straten, snelheidsbeperkingen, het weren van (zwaar) verkeer, een goed fiets- en voetpadennetwerk,… Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Heeft het parkeerbeleid een invloed op de modal split in het voordeel van het openbaar vervoer en de fiets? - Wordt autogebruik op bepaalde plaatsen ontraden (via parkeerbeleid, verkeersgeleiding,…)? - Gebruikt men milieuvriendelijke bouwmaterialen bij de aanleg van nieuwe infrastructuur? - Zijn er voldoende groenzones beschikbaar voor de bevolking? - Is er coördinatie tussen ruimtelijke ordening en vervoersplanning met het oog op de onderlinge afstemming van de vervoersbehoefte en de behoefte aan bereikbaarheid?
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 37/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Indicatoren - Aantal kilometer fietspaden of aantal fietsroutes (km) - Aantal kilometer voetpaden (km) - Modal split (%) - Percentage van de bevolking met minimum één groene ruimte van goede kwaliteit op een wandelafstand van maximaal 5 minuten (%) Maatregelen - Verkeer weren in kwetsbare gebieden - Voldoende recreatiezones (domein, speelplein, grasveld, picknickplaats) voorzien zodat natuurgebieden onttrokken worden van overrecreatie - Autovrije wijken - Juiste implementatie van woonwijken en arbeidsintensieve- of bezoekersfuncties met gemengd gebruik van zones - Nabijheidsprincipe - Fietsnetwerken - Gebruik van milieuvriendelijke materialen (vb. gerecycleerde materialen) bij de aanleg van infrastructuur - Parkeerbeleid - (Her)inrichting doortochten Bronnen van informatie - landschapsatlas: http://www.gisvlaanderen.be onder Producten en diensten middenschalig - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen voor o.a. het materiaalgebruik bij de aanleg van weginfrastructuur
Thema 4
Voorbeeldfunctie
Probleemstelling De provincie heeft een voorbeeldfunctie ten opzichte van de gemeenten en de bevolking. Aangezien de provincie nog weinig wegen beheerd en ook weinig bevoegdheden heeft wat betreft mobiliteit, is deze voorbeeldfunctie des te belangrijker. Informatie verstrekken en sensibiliseren kunnen bijdragen tot een meer milieuvriendelijk mobiliteitsgedrag van de bevolking en de werknemers. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Kiest de provincie bij de vervanging van voertuigen consequent voor de meest milieuvriendelijke voertuigen en brandstoffen? - Kiest de provincie bij vervanging van voertuigen voor de zuinigste types? - Behoren de wagens van het provinciaal wagenpark tot de stilste op de markt? - Gebruikt de provincie milieuvriendelijke materialen bij de aanleg van infrastructuur? - Wordt het gebruik van herbiciden, pesticiden,… geëvalueerd en afgebouwd? - Worden de werknemers van het provinciebestuur gestimuleerd om op een milieuvriendelijke manier de woon-werkverplaatsing te maken?
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 38/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Indicatoren - Energieverbruik van het eigen wagenpark (l/jaar, ton/jaar) - Berekening van de emissies van het eigen wagenpark - Gebruik van pesticiden, herbiciden,… (l/jaar) - Modal split in het woon-werkverkeer van de eigen werknemers Maatregelen - Meest milieuvriendelijke en stille voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark - Woon-werkverkeer met de fiets en het openbaar vervoer stimuleren - Dienstfietsen gebruiken voor dienstverplaatsingen - Milieuvriendelijke materiaalkeuze bij aanleg van infrastructuur - Gebruik van herbiciden, pesticiden,… afbouwen Bronnen van informatie - Informatie over de meest milieuvriendelijke wagens op de markt is te vinden op: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be - Federale Diensten voor het Leefmilieu, Zuinig Rijden. http://www.environment.fgov.be - Een overzicht van de stilste auto’s vindt u op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/typetest/carfr.htm. Deze auto’s zijn ten minste 3dBA stiller dan de Europese norm voorschrijft (max. 74dB(A), 92/97/EC). - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - Gids voor de schone auto, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (http://www.health.fgov.be/environment/co2) Opmerking - Voor het berekenen van de emissies van het eigen voertuigenpark wordt aan de gemeenten en provincies een programma ter beschikking gesteld. Meer informatie hierover vindt u in ‘bijlage MO 02’. Aanvullend - Thema 2 Luchtvervuiling in fichepakket 3 - Thema 3 Energieverbruik en emissie van broeikasgassen in fichepakket 3
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 39/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
3.3.5 Pakket 5 In opdracht van de Vlaamse Gemeenschap is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit langs wegen in het Vlaamse Gewest voor het jaar 2010. Uit de studie ‘Immissieproblematiek ten gevolge van verkeer’ blijkt dat in 2010 op verschillende plaatsen langs autosnelwegen en N-wegen de grenswaarden voor NO2 en fijn stof zullen worden overschreden. Ook langs binnenstedelijke wegen zijn volgens de studie echter knelpunten ten aanzien van de luchtkwaliteit te verwachten. Hier is immers de beperkte verspreiding van luchtvervuiling in binnenstedelijke wegen van belang, waardoor met veel minder voertuigen (in vergelijking met een snelweg of een N-weg in het open veld) toch een knelpunt kan optreden. Om deze knelpunten te kunnen wegwerken zal in samenspraak tussen VlaamseGewest en o.a. regionale en grootsteden een actieplan luchtkwaliteit moeten worden opgemaakt. Immers, het VlaamseGewest beschikt op dit vlak niet over voldoende locatiespecifieke gegevens. Bovengenoemde studie biedt reeds een methode om potentiële knelpunten op binnenstedelijke wegen te detecteren via specifiek stedelijke typesituaties. Via modellering kan de problematiek op stedelijk niveau dan beter in kaart worden gebracht en kan de effectiviteit van mogelijke maatregelen om de knelpunten op te lossen t.o.v. elkaar worden afgewogen. Meer informatie over hoe het VlaamseGewest de problematiek in samenwerking met de gemeenten wenst aan te pakken is terug te vinden in ‘bijlage MO gemeenten 03’ bij deze handleiding. Voor grootsteden en regionale steden gelden natuurlijk ook de thema’s die in pakket 3 werden uitgewerkt. Dit pakket hoort dan ook integraal bij de evaluatie voor niveau 2. De fiches in dit pakket vormen een aanvulling op de fiches uit pakket 3. Van de regionale en grootsteden wordt een grotere inspanning verwacht voor niveau 2 in vergelijking tot de kleinere gemeenten.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 40/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 1
Stedelijke luchtvervuiling
Probleemstelling De meeste voertuigen worden aangedreven door verbrandingsmotoren. Bij die verbranding komen naast CO2 ook vb. SO2, NOx, roetdeeltjes (PM) en allerlei vluchtige organische stoffen (VOS) vrij. Emissies zijn over het algemeen een stuk hoger in stadsverkeer. Een belangrijk deel is afkomstig van drukke invalswegen. De hierdoor veroorzaakte luchtvervuiling is niet alleen van regionaal of internationaal belang. Veel van de milieueffecten doen zich voor in de onmiddellijke nabijheid van de emissies (vb. schade aan historische gebouwen, effecten op de volksgezondheid) en zijn daarom vooral belangrijk op stedelijk niveau. Deze effecten zijn het belangrijkst daar waar de meeste mensen worden blootgesteld (commerciële centra, scholen, woonkernen, …). Modellen kunnen deze emissies en de daaruit resulterende concentraties in de omgevingslucht beschrijven zodat een meer ondersteund beleid kan gevoerd worden. Ook parkerende wagens kunnen lokaal (bv. in garages) hogere concentraties van verdampende stoffen (VOS) veroorzaken. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Biedt het openbaar vervoer een alternatief voor de wagen om de stad te bereiken resp. vanuit de deelgemeenten, randgemeenten of de wijde omgeving? - Wordt het stadspersoneel geïnformeerd over het belang van een milieuvriendelijke rijstijl? - Zijn er gebieden die lijden onder de emissies van het verkeer m.n. waar wettelijke standaarden en normen overschreden worden (maximale concentraties van polluenten)? (zie hiervoor ‘bijlage MO gemeenten 03’) - Wordt de luchtkwaliteit opgevolgd (door metingen, m.b.v. een model)? - Zijn er modellen voor de luchtkwaliteit (gekoppeld aan verkeersmodellen)? Indicatoren - Lokale concentraties van SO2, NOX, PM, ozon, …(µg/m3) - Aantal keren dat de luchtkwaliteitsnormen overschreden zijn (EC Richtlijn 96/62/EC) - Aandeel van de bevolking dat aan te hoge concentraties is blootgesteld - Klachten over geurhinder door verkeer - Emissies van het eigen voertuigenpark: hiervoor wordt een model ter beschikking gesteld (zie hierover meer in ‘bijlage MO 02’) Maatregelen - Opstellen van een actieplan zoals vereist in de Europese kaderrichtlijn 96/62/EC - Ingrijpen op snelheid waar deze hoger ligt dan 70 km/h - Zorgen voor een vloeiend verkeersverloop (bvb. door het instellen van een groene golf op belangrijke verkeersaders) - Sensibilisatie rond milieuvriendelijke rijstijl - Stimuleren van wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen tussen stedelijke centra - Stimuleren van collectief vervoer en verhogen van bezettingsgraad voor verplaatsingen tussen de deelgemeenten en naar de randgemeenten - Meest milieuvriendelijke voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark, dienstfietsen, woon-werkverkeer met de fiets stimuleren /
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 41/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Opmaken van een luchtverontreinigingsmodel ter ondersteuning van het beleid Bereikbaarheid van gemeentelijke diensten via OV en fiets verhogen (en informatieverspreiding hierrond) Opmaken van een luchtverontreinigingsmodel (emissiemodel, dispersiemodel), gekoppeld aan een verkeersmodel Gebruik van solventarme verven
Bronnen van informatie - Informatie over polluenten in de lucht is te vinden op: http://www.irceline.be - Automatische luchtmeetnet via de website van de Vlaamse Milieu Maatschappij (http://193.190.137.211/technopolis/index.php). - Informatie over de meest milieuvriendelijke wagens op de markt is te vinden op: http://www.miieuvriendelijkvoertuig.be - Algemene milieunormen: Vlarem II - Onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen, Hasselt-Genk, Antwerpen, Gent, Vlaams-Brabant (onderzoekscel Provinciale Hogeschool Limburg) geeft informatie over het verplaatsingenpatroon in Vlaanderen en verschillende stedelijke gebieden - Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - Informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - Gids voor de schone auto, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (http://www.health.fgov.be/environment/co2) - Verscheidene studiebureaus kunnen modellen opbouwen m.b.t. luchtverontreiniging, meer informatie hieromtrent kan u bij hen bekomen - Studie ‘Immissieproblematiek ten gevolge van het verkeer: knelpunten en maatregelen’, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - Nota ‘Knelpunten luchtkwaliteit in 2010 als gevolg van verkeersemissies – voorgestelde aanpak’. Deze beleidsnota zal in het voorjaar 2005 beschikbaar zijn. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar ‘bijlage MO gemeenten 03’. Opmerking - In het kader van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt een programma ter beschikking gesteld aan de gemeenten en steden waarmee zij de emissies van hun voertuigenpark kunnen berekenen (zie ‘bijlage MO 02’). Het is aan te raden dit programma te gebruiken.
Thema 2
Energieverbruik en emissie van broeikasgassen
Probleemstelling De emissie van broeikasgassen kan berekend worden met behulp van dezelfde modellen gehanteerd voor thema 1. Het brandstofverbruik van het eigen wagenpark kan gemakkelijk opgevolgd worden door het invoeren van een registratiesysteem. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Wordt het brandstofverbruik van de eigen voertuigen bijgehouden en nadien geevalueerd?
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 42/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Kiest men bij vervanging van voertuigen consequent voor de zuinigste types? Wordt voldoende ruimte geboden aan fietsers en voetgangers eventueel in de vorm van een gescheiden fietsnetwerk? Wordt bij snelheidsmaatregelen, doorstromingsmaatregelen rekening gehouden met het milieu? Worden er emissiemodellen gebruikt voor de berekening van de uitstoot van broeikasgassen? Stijgt of daalt de emissie van broeikasgassen?
Indicatoren - Energiegebruik door eigen voertuigen (l/jaar, ton/jaar) - Bezettingsgraad van private voertuigen en openbaar vervoer - Aandeel van wandelen en fietsen in lokale verplaatsingen (%) - Aandeel van trein, metro, tram, bus in pendelverkeer Maatregelen - Stimuleren collectief vervoer, verhogen bezettingsgraad voor verplaatsingen binnen de stad en tussen de stedelijke centra - Stimuleren wandelen en fietsen voor lokale verplaatsingen door aanpassen van de voorzieningen. - Aanschaf van zuinige voertuigen voor stadsdiensten - Stadsdiensten en inwoners sensibiliseren over milieuvriendelijke brandstoffen en/of vervoermiddelen - Opmaken van een luchtverontreinigingsmodel (emissiemodel, dispersiemodel), gekoppeld aan een verkeersmodel Bronnen van informatie - Informatie over de meest zuinige wagens op de markt is te vinden op: http://www.milieuvriendelijkvoertuig.be - Informatie over luchtverontreiniging is terug te vinden op http://www.vmm.be - Informatie over polluenten in de lucht is te vinden op: http://www.irceline.be - Federale Diensten voor het Leefmilieu, Proper rijden, uw keuze. http://www.environment.fgov.be - Onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen, Hasselt-Genk, Antwerpen, Gent, Vlaams-Brabant (onderzoekscel Provinciale Hogeschool Limburg) geeft informatie rond het verplaatsingenpatroon in Vlaanderen en verschillende stedelijke gebieden - Studierapport ‘Invloed van het rijgedrag op de verkeersemissies: kwantificatie en maatregelen’: info over de invloed van lokale verkeersmaatregelen en rijstijl op de emissies, AMINAL (http://www.vlaanderen.be/lucht onder milieu en mobiliteit) - Informatie over elektrische voertuigen: http://www.citelec.org - Gids voor de schone auto, Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (http://www.health.fgov.be/environment/co2) Opmerking - In het kader van de nieuwe samenwerkingsovereenkomst wordt een programma ter beschikking gesteld aan de gemeenten en steden waarmee zij de emissies van hun voertuigenpark kunnen berekenen (zie ‘bijlage MO 02’).
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 43/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Thema 5
Geluidshinder en trillingen
Probleemstelling Het verkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder. Deze geluidshinder door het verkeer kan in kaart gebracht worden door zogenaamde geluidscontourkaarten. Op basis van een geluidsmodel worden zones waar een bepaald geluidsniveau heerst afgebakend. Door deze kaart over de bevolkingsgegevens te leggen kan men bepalen hoeveel mensen (ernstige) hinder ondervinden van het verkeer. Het opmaken van geluidsmodellen is specialistenwerk, maar kan zeer nuttig zijn voor het onderzoeken van ingrepen aan de verkeersafwikkeling met het oog op de te verwachten geluidsniveaus. Trillingen worden veroorzaakt doordat een rijdend voertuig door oneffenheden in het wegdek kleine vertikale bewegingen maakt. Hierbij worden op de grond krachten uitgeoefend waardoor trillingen ontstaan. Deze trillingen worden overgedragen op de naast de weg gelegen bebouwing. Trillingshinder is afhankelijk van gewicht en snelheid van het voertuig, oneffenheden in het wegdek, afstand tussen weg en bebouwing, overdracht van trillingen in de bodem, stevigheid van de bebouwing en de gevoeligheid van de bewoners. Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Worden natuurgebieden verstoord door het geluid van verkeer? - Zijn er gebieden waar de geluidsnormen overschreden worden? - Ondervinden bewoners geluidshinder/trillingshinder van het verkeer? - Behoren de wagens van het gemeentelijk wagenpark tot de stilste op de markt? - Wordt het geluidsklimaat opgevolgd (gemeten, m.b.v. modellen)? - Is er een geluidsmodel beschikbaar? - Worden er geregeld geluidsmetingen uitgevoerd? Indicatoren - Aantal potentieel (ernstig) gehinderden door geluid (%) - Potentieel aantal ontwaakreacties per nacht ten gevolge van geluid - Aantal klachten i.v.m. geluidshinder/trillingshinder - Oppervlakte door geluid verstoord habitat (km2) - Geluidsniveau ter hoogte van de gevel (dB(A)) Maatregelen - Handhaving van het gebruik van autoradio’s - Klasseren van gebieden als stiltegebieden - Hinderkaart opstellen - Geluidswerende infrastructuur (schermen, wallen,…) - Materiaalkeuze bij wegenaanleg: open asfaltbetonverharding - Snelheidsbeperkingen - Norm-conform maken van drempels en plateaus - Voorkomen van oneffenheden in de weg - Vermijden van zwaar verkeer in gebieden met grote bevolkingsdichtheid - De stilste voertuigen aankopen voor het eigen wagenpark (hoewel alle wagens aan dezelfde normen moeten beantwoorden, zijn er toch grote verschillen) - Opmaak van een geluidsmodel - Uitbouwen van geluidsmeetnet
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 44/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
Bronnen van informatie - Een overzicht van de stilste auto’s vindt u op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/typetest/carfr.htm Deze auto’s zijn tenminste 3dBA stiller dan de Europese norm voorschrijft (max. 74dB(A), 92/97/EC). - De beste site voor wie een technische achtergrond heeft en alles wil weten over geluidshinder: Prof. Botteldooren: http://www.intec.rug.ac.be/Research/Groups/acoustics/default.htm - Algemene Informatie i.v.m. geluidshinder: http://www.milieuhinder.be http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/index.html - Informatie over enquêtes, klachten en hinder: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/hinderfact.htm - Het correct modelleren van geluidsniveaus is specialistenwerk. Er bestaan echter kant en klare modellen die een eerste idee kunnen verschaffen van de ernst van een probleem. Een eenvoudig voorbeeld is te vinden op: http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/vlgcalc.htm. - Gezondheidseffecten van geluid: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV/gezondheid/geluidengezondheid.htm voor een overzicht. - Slaapverstoring : http://www.xs4all.nl/~rigolett/ENGELS/sleepcal.htm - Geluidsnormen: Vlarem II - Module 5 van het Mobiliteitsconvenant m.b.t. geluidswerende maatregelen langs gewestwegen - Onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen, Hasselt-Genk, Antwerpen, Gent, Vlaams-Brabant (onderzoekscel Provinciale Hogeschool Limburg) geeft informatie rond het verplaatsingenpatroon in Vlaanderen en verschillende stedelijke gebieden - Hoofdstuk geluidshinder: http://www.vmm.be onder milieu, MIRA - Bartels, M.M.V.G., Nederveen A.A.J., Verkeershinder, kan het minder? Een handreiking met beoordelingsmethoden en verkeersoplossingen voor bewoners die hinder ondervinden van wegverkeer in de woonomgeving, TU Delft, 1992. - Voor geluidsmodellen kan geïnformeerd worden bij verschillende studiebureaus
Thema 6
Ruimtelijke planning
Probleemstelling De leefbaarheid van onze steden en dorpen komt in het gedrang door het verkeer. De inrichting van de infrastructuur en de inplanting van bedrijven, wijken, diensten kunnen een invloed hebben op de vervoerswijzekeuze en de leefbaarheid van de omgeving. De aanwezigheid van fietspaden, voetpaden en een functioneel openbaar vervoernetwerk kan het gebruik van deze modi doen toenemen. De leefbaarheid in woonwijken kan verbeterd worden door de inrichting van de straten, snelheidsbeperkingen, het weren van (zwaar) verkeer, een goed fiets- en voetpadennetwerk,… Vragen ter evaluatie van het mobiliteitsplan of –beleid - Is er een grote verkeersdruk rond recreatiedomeinen, natuurgebieden, bossen? - Wat is de invloed van het mobiliteitsbeleid of –plan op de huidige natuurwaarden (verbetering, verslechtering, ex. aequo)?
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 45/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
-
Heeft het parkeerbeleid een invloed op de modal split in het voordeel van het openbaar vervoer en de fiets? Wordt autogebruik op bepaalde plaatsen ontraden (via parkeerbeleid, verkeersgeleiding,…)? Gebruikt men milieuvriendelijke bouwmaterialen bij de aanleg van nieuwe infrastructuur? Zijn er voldoende groenzones beschikbaar voor de bevolking? Is er coördinatie tussen ruimtelijke ordening en vervoersplanning met het oog op de onderlinge afstemming van de vervoersbehoefte en de behoefte aan bereikbaarheid?
Indicatoren - Aantal kilometer fietspaden of aantal fietsroutes (km) - Aantal kilometer voetpaden (km) - Modal split (%) - Percentage van de bevolking met minimum één groene ruimte van goede kwaliteit op een wandelafstand van maximaal 5 minuten (%) Maatregelen - Verkeer weren in kwetsbare gebieden - Voldoende recreatiezones (domein, speelplein, grasveld, picknickplaats) voorzien zodat natuurgebieden onttrokken worden van overrecreatie - Recreatiezones en evenementen bereikbaar maken met milieuvriendelijke modi (voetpad, openbaar vervoer, fietspad, fietsenstalling) - Autovrije wijken - Juiste implementatie van woonwijken en arbeidsintensieve- of bezoekersfuncties - Nabijheidprincipe - Fietsnetwerken - Gebruik van milieuvriendelijke materialen (vb. gerecycleerde materialen) bij de aanleg van infrastructuur - Parkeerbeleid - (Her)inrichting doortochten, centrum, pleinen - doorgaand vrachtverkeer weren in bebouwde kom - De domeinen Mobiliteit, Ruimtelijke Ordening en Milieu verregaand op mekaar afstemmen Bronnen van informatie - Landschapsatlas: http://www.gisvlaanderen.be onder Producten en diensten – middenschalig - Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Leefmilieu en Infrastructuur, Vademecum Natuurtechniek: inrichting en beheer van wegen - Zie ook handleiding van de cluster vaste stoffen voor o.a. het materiaalgebruik bij de aanleg van weginfrastructuur Ook de andere thema’s kunnen uiteraard aan bod komen, zeker wanneer er ook meer landelijke gebieden tot het grondgebied van de stad behoren. Hiervoor verwijzen we naar het pakket 3 dat integraal deel uitmaakt van de evaluatie voor niveau 2.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 46/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
4.
Acties en projecten
In dit hoofdstuk wordt meer informatie gegeven over welke acties en projecten kunnen ingediend worden. Er wordt eveneens aangegeven op welke manier de acties moeten worden ingediend en hoe hierover kan worden gerapporteerd.
4.1
Acties
4.1.1
Gemeenten - niveau 1
4.1.1.1
Mogelijke acties
De 2 acties, die gedurende de periode van het contract in het kader van de cluster Mobiliteit – niveau 1 dienen uitgevoerd te worden, kaderen in volgende 3 thema’s: - Milieuvriendelijke voertuigen De gemeente maakt een inventaris op van het wagenpark (aantal, type, brandstoftype, leeftijd, emissies,…) en voert hierop een milieutoetsing uit. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het programma Milieutoetsing Voertuigenpark dat als ‘bijlage MO 02’ aan deze handleiding is toegevoegd. Aanvullend kan ook een gebruiksanalyse worden uitgevoerd (hoe en waarom, afstanden, frequentie van gebruik, bezettingsgraad). Acties om de vloot milieuvriendelijker te maken (vb. aankoop milieuvriendelijk voertuig, aankoop fiets, enz.) en die voortvloeien uit deze analyse kunnen eveneens als actie worden ingediend. - Milieuvriendelijk vervoer eigen personeel De gemeente analyseert de woon-werk en dienstverplaatsingen en voert concrete acties uit om duurzaam vervoer te promoten. Hierbij besteedt ze in de communicatie voldoende aandacht aan het positieve effect van de acties op het milieu. - Gerichte sensibilisatieacties De gemeente onderneemt acties rond milieu en mobiliteit, waarbij naar de bevolking toe duidelijk wordt gecommuniceerd rond de milieuaspecten van de actie. In het kader van haar voorbeeldfunctie zal de gemeente bij de sensibilisatieacties eraan toevoegen op welke manier zij het communicatieonderwerp toepast binnen de eigen gemeentelijke diensten of werking. Als acties rond natuurvriendelijke infrastructuur worden ondernomen binnen de cluster natuurlijke entiteiten verwijst de gemeente binnen de cluster Mobiliteit hiernaartoe. De brochure ‘voorbeelden milieu en mobiliteit’ die als ‘bijlage MO 01’ is toegevoegd aan deze handleiding kan gebruikt worden om ideeën uit te putten voor het uitvoeren van acties.
4.1.1.2
Hoe indienen en rapporteren?
De acties worden ingediend via de ‘actiefiche mobiliteit planning’ die als ‘bijlage MO 03’ aan de handleiding bij de cluster Mobiliteit is toegevoegd. Hierin wordt een omschrijving van de actie gegeven alsook hoe de opname van milieuaspecten in de
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 47/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
actie zal gebeuren (zullen de milieuaspecten aan bod komen in een artikel in het gemeentelijk infoblad, op affiches, enz.?). Rapportering gebeurt via de ‘actiefiche mobiliteit rapportering’ (zie ‘bijlage MO 04’ van deze handleiding). Hierin gebeurt een evaluatie van de uitgevoerde actie en wordt de opname van milieuaspecten in de actie en de gemaakte kosten aangetoond. Voor de kosten die binnen de eigen werking van de gemeente werden gemaakt (vb. gemeente die haar infoblad zelf drukt) wordt een schuldvordering opgemaakt en voor waar en echt verklaard door gemeentesecretaris en burgemeester. Andere kosten worden aangetoond op basis van kopies van facturen. Een overzicht van alle factuurbedragen wordt opgemaakt en ondertekend door gemeentesecretaris en burgemeester.
4.1.2
Provincies - niveau 2
4.1.2.1
Mogelijke acties
De provincie voert, om de druk van het verkeer op het milieu te verminderen, gedurende de periode van het contract volgende analyses uit, maakt actieprogramma’s op en onderneemt acties: -
-
-
De provincie brengt zowel de bereikbaarheid van als de parkeer- en verkeersdruk op de provinciale domeinen die hinder ondervinden van verkeers- en parkeerdruk in kaart. Op basis van deze analyse wordt een actieprogramma opgemaakt met concrete acties om de invloed van de toeristische mobiliteit op het milieu te verminderen (bereikbaarheid per fiets verbeteren, parkeertarieven aanpassen,…) het tijdpad en de begroting. De provincie voert communicatie om realisaties in dit verband bekend te maken bij de bevolking. Op basis van een inventarisatie van het voertuigenpark en een gebruiksanalyse wordt een actieprogramma voorgelegd met concrete acties om de provinciale vloot uit te bouwen met milieuvriendelijke voertuigen, het tijdspad en de begroting. De provincie kan voor de inventarisatie en analyse van het voertuigenpark gebruik maken van het programma ‘Milieutoetsing voertuigenpark’ dat als ‘bijlage MO 02’ bij deze handleiding is toegevoegd. De provincie voert communicatie om realisaties in dit verband bekend te maken bij het eigen personeel en de bevolking. De provincie analyseert de woonwerk- en dienstverplaatsingen binnen de provinciale werking en maakt een actieprogramma op om duurzaam vervoer te promoten (bedrijfsvervoersplan). Het actieprogramma bestaat uit concrete acties met het tijdspad en de begroting. De provincie voert communicatie om realisaties in dit verband bekend te maken bij het eigen personeel.
Als de provincie het eerste jaar intekent op niveau 2 van de cluster Mobiliteit voert ze de 3 analyses uit in de volgende 3 jaar, een provincie die in het tweede jaar intekent voert minstens 2 analyses uit, een provincie die in het derde jaar intekent voert minstens 1 analyse uit.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 48/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
4.1.2.2
Hoe indienen en rapporteren?
Een samenvatting van de resultaten van de analyses (desgevallend het actieprogramma zelf) worden opgenomen in het Milieujaarprogramma. De acties uit de actieprogramma’s worden ingediend via de ‘actiefiche mobiliteit planning’ die als ‘bijlage MO 03’ aan deze handleiding is toegevoegd. Hierin wordt een omschrijving van de actie gegeven alsook hoe de opname van de milieuaspecten in de actie zal gebeuren. Rapportering gebeurt via de ‘actiefiche mobiliteit rapportering’ (zie ‘bijlage MO 04’ van deze handleiding). Hierin gebeurt een evaluatie van de uitgevoerde actie en worden de opname van milieuaspecten en de gemaakte kosten aangetoond.
4.2 4.2.1
Projecten gemeenten Mogelijke projecten
Het project, dat gedurende de periode van het contract in het kader van de cluster Mobiliteit – niveau 2 dient uitgevoerd te worden moet kaderen in de module 15 van het mobiliteitsconvenant en een duidelijke meerwaarde hebben voor het milieu. Het project kan opgebouwd zijn uit acties van niveau 1 (voor mogelijke acties zie punt 3.1.1.1 hierboven). De projecten moeten wel bestaan uit acties die over een grotere tijdspanne gespreid zijn. Het project moet eveneens een duidelijke milieudoelstelling hebben. Gedurende de periode van het contract dient minstens 1 project te worden ondernomen. Per jaar kan slechts 1 project worden ingediend. De brochure ‘voorbeelden milieu en mobiliteit’ die als ‘bijlage M 01’ is toegevoegd aan deze handleiding kan gebruikt worden om ideeën uit te putten voor het uitvoeren van projecten.
4.2.2
Hoe indienen en rapporteren?
Bij het indienen van een project via module 15 volgt de gemeente dezelfde procedures als voor de andere modules van het mobiliteitsconvenant. De milieuambtenaar werkt hiervoor best samen met de mobiliteitsambtenaar van de gemeente. De gemeente hoeft geen startnota op te maken, enkel een projectnota die de Provinciale Auditcommissie (PAC) conform moet verklaren. De projectnota moet de volgende minimale inhoud van verantwoording bevatten: - wat ; - doelstelling(en); - doelgroep(en); - komt het project in aanmerking voor een AWV-AMINAL subsidie? - koppeling met het mobiliteitsplan en het milieubeleidsplan; - verwachte resultaten op mobiliteitsvlak en milieuvlak; - gedetailleerde inschatting van de kosten. Een kopie van de projectnota wordt verstuurd naar de clusterverantwoordelijke mobiliteit. /
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 49/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
De gemeente neemt een samenvatting van het project op in haar milieujaarprogramma. De meerwaarde voor het milieu moet hierin duidelijk worden aangegeven. De gemeente rapporteert over de uitvoering van het project via het milieujaarprogramma en toont de gemaakte kosten aan. Voor de kosten die binnen de eigen werking van de gemeente werden gemaakt (vb. gemeente die haar infoblad zelf drukt) wordt een schuldvordering opgemaakt en voor waar en echt verklaard door gemeentesecretaris en burgemeester. Andere kosten worden aangetoond op basis van kopies van facturen. Een overzicht van alle factuurbedragen wordt opgemaakt en ondertekend door gemeentesecretaris en burgemeester. De brochure ‘voorbeelden milieu en mobiliteit’ (zie ‘bijlage MO 01’ bij deze handleiding) kan gebruikt worden om ideeën uit te putten voor het uitvoeren van het project.
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 50/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007 Trefwoordenregister
Trefwoordenregister. 5-jaarlijkse milieutoetsing, 5; 6; 22; 35 acties, 5; 6; 8; 9; 11; 13; 14; 15; 16; 17; 19; 21; 22; 35; 47; 48; 49 afval, 32 Auditcommissie, 49 biodiversiteit, 31; 32; 36 broeikasgassen, 25; 27; 39; 42 burgers, 34 campagnemateriaal, 6; 7; 9 collectief vervoer, 24; 25; 26; 41; 43 conform verklaard, 5; 6; 11; 14; 15; 16; 18; 19 dienstfietsen, 24; 41 dienstverplaatsing, 39; 47 duurzaam parkeerbeleid, 13 duurzaam verplaatsingsgedrag, 13 ecologisch bermbeheer, 31; 36 emissie, 24; 25; 27; 39; 42 energieverbruik, 25; 39; 42 Europese kaderrichtlijn, 41 Europese norm, 29; 39; 45 evenementen, 30; 36; 37; 46 fichepakket, 5; 6; 8; 11; 15; 16; 18; 19; 22; 39 fiches, 11; 18; 19; 40 fietspad, 12; 29; 30; 37; 38; 45; 46 geluidshinder, 18; 28; 29; 34; 44; 45 geluidsniveau, 28; 44 geluidswerende maatregelen, 12; 29; 45 gemeentelijk infoblad, 48 gemeentelijke begeleidingscommissie, 6; 7; 13; 16; 22 gemeentelijke diensten, 24; 26; 41; 47 groeninrichting, 31; 36 groenstructuren, 13 hinder, 13; 27; 29; 44; 45; 48 indicatoren, 18; 22; 35 infoblad (gemeentelijk), 48
informatie, 11; 15; 18; 21; 23; 25; 26; 27; 29; 30; 31; 32; 33; 34; 36; 37; 38; 39; 40; 42; 43; 45; 46; 47 inspraakverlening, 34 interne milieuzorg, 14 inventaris, 8; 47 lichthinder, 27; 34 lokale verplaatsingen, 24; 26; 41; 43 luchtverontreiniging, 13; 26; 42; 43 luchtvervuiling, 18; 24; 39; 40; 41 maatregelen, 11; 12; 18; 20; 21; 22; 25; 26; 28; 35; 39; 40; 42; 43 milieu- en mobiliteitsdienst, 5; 6; 20; 21 milieuaspecten, 5; 6; 7; 9; 12; 13; 47; 48; 49 milieudoelstelling, 49 milieudruk, 5; 6; 13 milieuevaluatie, 11; 18 milieuhinder, 27; 29; 34; 45 milieu-impact, 22; 35 milieuraad, 6; 7; 16; 22 milieutoetsing, 5; 6; 8; 9; 11; 13; 14; 15; 16; 17; 18; 20; 22; 24; 26; 35; 47; 48 milieuvriendelijk vervoer, 5; 6; 15; 17 milieuvriendelijk wagenpark, 6; 17 milieuvriendelijke vervoerswijzen, 37 milieuvriendelijke voertuigen, 15; 24; 38; 41; 48 MIRA, 23; 27; 29; 32; 45 MJP actieplan, 8; 40; 41 MKROS, 34 mobiliteitsacties, 15; 21 mobiliteitsambtenaar, 13; 15; 18; 21; 49 mobiliteitsbeleid, 5; 6; 8; 9; 11; 12; 13; 14; 15; 16; 18; 19; 20; 21; 22; 30; 34; 35; 45 mobiliteitsbeleid/-plan, 5; 6; 8; 9; 11; 12; 13; 14; 15; 16; 18; 19; 20; 21; 22; 30; 34; 35; 45 mobiliteitsbrieven, 13 mobiliteitsconvenant, 5; 6; 11; 12; 13; 14; 15; 16; 18; 21; 49
/
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-207. 51/52
Cluster Mobiliteit / Handleiding 2005-2007
mobiliteitshandboek, 13 mobiliteitsplan, 5; 6; 11; 12; 13; 14; 15; 16; 18; 19; 20; 21; 22; 23; 24; 26; 27; 28; 30; 31; 32; 33; 34; 36; 37; 38; 41; 42; 44; 45; 49 mobiliteitsproject, 6 mobiliteitssector, 16 module 15, 6; 12; 13; 14; 16; 49 modules, 12; 49 MTV, 22; 35 natuurvriendelijke infrastructuur, 15; 47 niet-limitatieve lijst, 18 N-wegen, 40 oriëntatienota, 20 parkeer- en verkeersdruk, 8; 17; 48 parkeerdruk, 48 projectvoorstel, 6 provinciale auditcommissie, 13 recreatiedomeinen, 30; 36; 37; 45 rijstijl, 24; 25; 26; 28; 39; 41; 42; 43 ruimtelijke planning, 23; 29; 37; 45 schuldvordering, 6; 7; 48; 50 sensibilisatie, 6; 14; 15; 26 sensibilisatieacties, 47 spiegels, 23 stand-still-principe, 13 stedelijke luchtvervuiling, 41 synthesenota, 20
verkeersdruk, 30; 45 verkeersgeleiding, 30; 37; 45 verkeerssituatie, 21 verlichtingsregime, 27 versnippering, 18; 22; 23; 24; 27 vervoer, 12; 13; 24; 30; 32; 36; 37; 39; 41; 43; 45; 46; 47; 48 vervoernetwerk, 29; 37; 45 vervoersbehoefte, 30; 37; 45 vervoersplannen, 13 vlootevaluatieprogramma, 22; 35 voertuigen, 5; 8; 24; 25; 26; 28; 32; 38; 39; 40; 41; 42; 43; 44; 47 voertuigenpark, 5; 8; 24; 25; 26; 39; 41; 42; 43; 48 voetpad, 29; 30; 37; 38; 45; 46 voorbeeldfunctie, 38; 47 voortgangsverslag, 5; 6; 14; 15; 18; 21 vragenlijst, 5; 6; 18 wagenpark, 16; 22; 24; 26; 28; 32; 35; 38; 39; 41; 42; 44; 47 water, 32 waterverontreiniging, 13 weginfrastructuur, 30; 32; 38; 46 wildrasters, 23 woonwerk- en dienstverplaatsing, 5; 8; 48 zoeksleutel, 11; 18
te voet, 24; 26; 36; 37 tijdpad, 8; 48 toetsingsdocument, 6; 7; 8; 9; 15; 16; 22; 35 trillingshinder, 28; 44
Samenwerkingsovereenkomst - Uitvoeringsfase 2005-2007. 52/52
Samenwerkingsovereenkomst. 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling.' Handleiding Mobiliteit. Uitvoeringsfase 2005-2007