Circus op school Circusvaardigheden bieden een aantal opvoedingskansen die perfect aansluiten bij de huidige leerplandoelen voor Bewegingsopvoeding voor het basisonderwijs. De leerlingen verwerven motorische competentie, een fitte en gezonde levensstijl en ontwikkelen een positief zelfconcept en sociaal functioneren. Notities aanvullend bij “de dag van de leerkracht bewegingsopvoeding” op 25 oktober 2013
Doelstellingen: •Verschillende bewegingsthema’s uit het leerplan bewegingsopvoeding verkennen vanuit het thema CIRCUS zoals balanceren, bal – en dingvaardigheden, springen, slingeren en zwaaien •Circustechnieken ontdekken en beleven. Zich openstellen voor een brede waaier aan circusactiviteiten, ieder met z’n eigen coördinatie, concentratie, timing, souplesse en lichaamsbesef. •Via circus ontwikkelen we de eigen creativiteit en motoriek •Ontdekken hoe je vanuit circusactiviteiten samen kan verwonderen en bewonderen, samen leren en spelen
1. Acrobatiek Acrobaten vertrouwen elkaar blindelings en ze helpen en vangen elkaar tijdens het oefenen. Let op! Laat de leerlingen op blote voeten werken, gebruik valmatten voor de veiligheid en zorg dat je een grote lege ruimte ter beschikking hebt. Oefeningen voor duo’s om vertrouwen te kweken:
Leerling 1 doet de ogen dicht, leerling 2 geeft 1 een hand en leidt deze door het lokaal zonder te botsen tegen objecten/mensen in het lokaal Leerling 1 gaat zitten op de rug van leerling 2, 1 heeft de ogen dicht en 2 vertelt welke kant 1 op moet lopen. Kruiwagen lopen. Leerling 1 zet de handen op de grond, leerling 2 pakt de voeten van 1 en samen lopen ze door het lokaal.
1
Basistrucs I voor duo’s:
tip! Kijk heel goed naar de plaatjes, hoe staan voeten/handen/knieën, en doe dit precies na. Laat beide leerlingen boven en onder acrobaat zijn. Let op! Je mag nooit op de ruggenwervel staan. Plaats je gewicht altijd op het bekken en/of bij de schouderbladen. Als de onder acrobaat het niet meer kan houden dan zeg hij/zij AF, de boven acrobaat moet dan voorzichtig afstappen. Basistrucs II voor duo’s
Tip! Acrobaten werken netjes en precies. Armen en benen zijn altijd gestrekt omdat je dan sterker bent. Let op! Bij deze trucs heb je vangers nodig, laat twee duo’s samenwerken zodat ze elkaar kunnen helpen.
2
Piramides: Acrobaten werken vaak in groepen en bouwen dan gevaarlijk hoge piramides. De basis van de acrobatiekles komt hierbij goed van pas. Tip! Bespreek voordat je gaat bouwen wie op welke plek komt te staan en zorg ervoor dat je de sterkste kinderen onder in de piramide plaatst. Open stapel piramide
11 kinderen (groep 1) gaan op handen en knieën naast elkaar zitten. Knieën onder de billen, handen onder de schouders en hoofd omhoog. Er moet Tussen elk kind ongeveer 30 cm ruimte zitten. 10 kinderen (groep 2) komen tussen de kinderen van groep 1 staan. Ze plaatsen de handen op de schouders van groep 1. 9 kinderen komen achter groep 1 en 2 staan. Ze gaan staan op het bekken van groep 1 en plaatsen de handen op de schouders van groep 2. Deze piramide kan uitgebreid en ingekort worden.
Tip! Laat iedereen naar voren kijken dit is leuk voor het publiek. Let op! Zorgen ervoor dat alle armen van de kinderen gestrekt zijn. Leeuwen piramide
3
11 kinderen (groep 1) gaan op handen en knieën naast elkaar zitten. De schouders raken elkaar. Knieën onder de billen, handen onder de schouders en hoofd omhoog. 10 kinderen komen achter groep 1 staan. Ze leggen de handen op de schouders van groep 1. Dan plaats groep 2 het rechter scheenbeen op het bekken van groep 1. Daarna plaats je ook je linker scheenbeen. Groep 2 zit dus op twee verschillende kinderen van groep 1. 9 kinderen (groep 3) gaan achter/tussen groep 2 staan. Ze klimmen via het bekken van groep 1 omhoog en gaan op handen en knieën op groep 2 zitten. Groep 3 zit dus op twee kinderen van groep 2.
Tip! Je kunt deze piramide van drie lagen ook uitbreiden naar vier of vijf lagen. Muurtje
de helft van de klas (groep 1) gaat op een rij staan. Met gestrekte armen, waarbij de handen op elkaars schouders rusten. Iedereen zakt door zijn knieën naar beneden, zover tot dat er van je bovenbenen een soort tafeltjes ontstaan.
De andere helft van de klas (groep 2) komt achter groep 1 staan en pakken de schouders vast. (Je hebt de schouders vast van 2 verschillende leerlingen, dus je staat tussen ze in.) Iedereen van groep 2 zet de rechter voet op het linker bovenbeen van groep 1. Groep 1 pakt het rechterbeen van groep 2 vast boven de knieën. Daarna plaatst groep 2 het linkerbeen op het rechter bovenbeen van groep 1. Groep 1 pakt ook dit been vast. Groep 2 probeert om rechtop te gaan staan.
4
Tip! Laat iemand aftellen voor het opstappen zo gaat het mooi tegelijkertijd. Let op! Als boven moet je niet trekken aan de onder als je opstapt, maar recht omhoog stappen. Als iedereen staat moeten de bovenste iets naar voren en de onderste iets naar achteren hangen. Als het goed gaat hebben de onderste gestrekte armen.
2. Jongleren Jongleren is een goede coördinatie training en er zijn eindeloos veel variaties en mogelijkheden. Echter voordat je kan variëren moet je een cascade kunnen gooien met drie ballen. Wij raden aan om de oefeningen die hier onder staan uitgelegd een aantal keer te herhalen voordat je naar de volgende oefening gaat. Oefeningen met 1 bal: •Gooien in de lucht, klap in je handen en vang op •Gooi onder je been door •Gooi achter je rug langs •Gooi in de lucht en draai een rondje om je as •Gooi in de lucht, maar een koprol en vang op •Gooi de bal van de ene hand naar de andere hand Oefeningen met 2 ballen: Gooi om de beurt links/rechts omhoog en vang de ballen op in dezelfde hand Gooi beide ballen tegelijk in de lucht en vang de ballen op in dezelfde hand Gooi beide ballen tegelijk in de lucht, klap in je handen, en vang de ballen in dezelfde hand op gooi-gooi, vang-vang. Gooi links schuin omhoog, als de bal op het hoogste punt is gooi je rechts er schuin onderdoor. Je gooit beide ballen dus naar de andere hand. Start de ene keer met je linker en de andere keer met je rechterhand herhaal de vorige oefening en klap tussen het gooien en het vangen in je handen. Tip!
Probeer de ballen altijd op ooghoogte te gooien
Oefeningen met 3 ballen: Start positie, neem 1 bal in je schrijfhand en 2 ballen in je niet schrijfhand Gooi bal 1 schuin naar je andere hand, vang op en gooi de bal weer terug 5
Gooi bal 1 schuin in de lucht, als deze op zijn hoogste punt is gooi je bal 2 er onder door, ook schuin naar de andere hand. Vang eerst bal 1 en dan bal 2. Gooi bal 1 schuin in de lucht, gooi bal 2 er onderdoor, en gooi tot slot bal 3 onder bal 2 door. En vang op. Nu heb je 2 ballen in je schrijfhand en 1 bal in je niet schrijfhand. Als je alle stappen tot nu toe hebt gedaan en beheerst kan je proberen zo lang mogelijk met drie ballen te jongleren. Je gooit eerst bal 1, dan 2, dan 3 en vervolgens gooi je bal 1 weer onder bal drie door en zo voorts, enz enz. Dit is een cascade met drie ballen! Tip! Kijk goed wanneer de ballen op het hoogste punt zijn, pas dan gooi je de volgende bal er onder door. Niet eerder en niet later. Let op! Jongleren vraagt veel oefening en concentratie. Als het niet in een keer lukt probeer het dan nog eens, en nog eens en nog eens. Je zal zien dat het steeds beter en rustiger gaat.
3. Klein materiaal Een circusartiest heeft verschillende attributen om het publiek te verbazen en te verwonderen. Een aantal van die attributen: Diabolo: Voordat je trucs kan doen met de diabolo moet je ervoor zorgen dat de diabolo snel draait in je touwtje. Leg je touw op de grond en leg de diabolo op het touw. Pak de stokjes op en rol de diabolo over de grond naar links. Til aan het einde de diabolo van de grond (linkshandige rollen de diabolo naar rechts). Zodra hij op het touw ligt en draait, kun je hem versnellen door met je rechterhand (als je links bent met links) regelmatig aan het touw te trekken. Zorg ervoor dat de diabolo recht ligt. Je kan corrigeren door met je schrijfhand naar voren/achter te tikken. Diabolo basistrucs: Al deze trucs beginnen op het moment dat de diabolo snel draait en mooi recht ligt. Alle trucs staan op www.diabolotrucs.nl. Opgooien: trek het touw strak, zodat de diabolo gelanceerd wordt. Vangen: wijs met het houtje van je schrijfhand naar de diabolo die daalt. Prik het houtje (met gespannen touw) in het midden van de diabolo. Doe snel de houtje naast elkaar en voila! Trapeze: Zorg dat de diabolo hard draait. 'Swing' de diabolo naar rechts.
6
Om de diabolo over je stok te laten gaan, laat je je rechter stok iets naar beneden zakken. Laat de diabolo op het touwtje landen. Om de diabolo weer in de normale postitie te krijgen gooi je de diabolo op en trek je de stokken een beetje uit elkaar Onder je been door: Draai de diabolo hard aan. Houd de diabolo stil in het touwtje hangen en die een been over het touwtje heen (het is handig om het eerst bij een stoel te proberen zodat je niet zo snel je evenwicht verliest). Gooi nu de diabolo aan de linkerkant op en vang hem aan de linkerkant. Doe dit nu net zo lang, totdat de diabolo niet meer zo hard draait. Om de diabolo weer in de normale positie te krijgen, gooi je de diabolo hoog op en haal je je been weg. Ringen: Ringen worden gebruikt om mee te jongleren. Probeer eerst uit wat je allemaal met 1 ring kan. Gooien en vangen, laten stuiteren, opvangen om je hoofd / voet / elleboog, overgooien. De techniek van jongleren met ringen is hetzelfde als jongleren met ballen. (Zie uitleg jongleren.)
Let op! Ringen zijn erg hard en kunnen ongelukken veroorzaken als je ze verkeerd gooit en vangt, pas daarom op met hard en hoog gooien. Trucs met ringen voor 1 persoon: Draai de ring om je onderarm. Gooi de ring vlak door de lucht (als een pannenkoek) en vang hem weer op. Doe nu hetzelfde maar vang om je hoofd Draai de ring om je vinger (kan ook horizontaal boven je hoofd) Trucs voor 2 personen: Gooi de ring als een frisbee met een boogje naar de ander. Deze vangt op om arm/hoofd/voet Gooi 2 ringen (iets uit elkaar geschoven) als frisbee, de ander vangt om arm/hoofd/voet Gooi 3 ringen als frisbee naar de andere, deze vangt er 2 om de armen en 1 om het hoofd. Probeer als vanger eerst de ring om je hoofd te vangen. Neem drie ringen in totaal, vul drie handen met een ring. Degenen die twee ringen vast heeft gooit er een naar de lege hand van de ander. 7
Dan gooit de ander de volgende ring naar de een. Enz enz. Gooi nooit twee keer dezelfde ring achter elkaar. Chinese borden: Het is de bedoeling dat het bordje draait op het stokje. Hoe doe je dat? Je leg het bordje midden op het stokje en aait met je hand langs het bordje. Het bordje komt langzaam in beweging.
Je legt het bordje met de rand op het stokje (het bordje hangt nu scheef). Je maakt vanuit je pols kleine rondjes. Het bordje begint te draaien. Maak de beweging sneller totdat het bordje horizontaal boven het stokje draait. Als je nu stopt met draaien schiet het puntje van het stokje naar het midden van het bordje.
De ufo. Pak het bordje met twee handen vast. Alleen de vingertoppen raken het bordje. Gooi het bordje met een draaiende beweging in de lucht en laat iemand anders het bordje vangen door het stokje in het midden van het bordje prikken. Je kan dit ook alleen doen, dan moet je tijdens het gooien je eigen stokje in je schijfhand houden. Je kunt ook met 1 hand opgooien.
8
Trucs Chinese borden: Al deze trucs gaan uit van een draaiend bordje op een stokje. De bedoeling is dat het bordje blijft draaien tijdens het uitvoeren van deze trucs. Gooien en weer vangen op het stokje. Gooien en opvangen met de andere kant van het stokje.
Op je vinger laten draaien.
Bordje onder je been door halen. Bordje achter je rug langs halen. Bordje over gooien naar een medeleerling. Gaan zitten/liggen. Stokje met bordje balanceren op je hand of kin.
9
Op je rug liggen en draaien naar je buik. Koprol maken. Één persoon kan (met hulp) meerdere bordjes draaien.
Extra: éénwielfietsen Leren eenwielfietsen is vooral een kwestie van oefenen. Het zal niet lukken om het in een lesje van 3 kwartier te leren. Het beste kun je de eenwieler tijdens de speeltijd ter beschikking stellen. Na flink doorzetten zullen een aantal leerlingen het dan leren. In het kort komt het hier op neer:Gebruik een vlakke vloer en zoek een steun (wandrek, paal, ander persoon).
Stap op. Wieg heen en weer met de pedalen ongeveer horizontaal. Leun naar voren en maak eerst halve slagen, daarna hele slagen. Rij ononderbroken vooruit, houd een steun vast. Rij ononderbroken vooruit zonder steun.
Bron: Circus op school – Reginald Leper – Isabel Van Maele – Acco ISBN 90-334-4607-3 Lespakket circus Tadaa : Schonauwen 4-3401 HH IJsselstein E-mail:
[email protected] www.tadaa.nl 10