UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Chinese buitenlandse investeringen: discours en beleid in de Europese politieke instellingen en lidstaten
Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: 21587
Amitai Gidi
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. Dries Lesage COMMISSARIS: PROF. DR. Thijs Van de Graaf COMMISSARIS: PROF. DR. Sacha Dierickx
ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
1
Abstract De voorbije jaren zijn de Chinese buitenlandse directe investeringen in Europa enorm gestegen en het lijkt er op dat deze evolutie zich in de toekomst zal doorzetten. Dit is niet onopgevallen gebleven in de Europese media en de politieke en economische sferen. Ondanks het feit dat Chinese buitenlandse directe investeringen in Europa nog een relatief nieuw fenomeen zijn, is er al een aanzienlijke wetenschappelijk literatuur over geschreven. Er is in de wetenschappelijk literatuur echter nog maar zeer weinig aandacht besteed aan de politieke dimensie van dit fenomeen. Deze paper hoopt een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke literatuur over de Chinese BDI door zich te focussen op deze politieke dimensie. Gebruik makende van een documentanalyse wordt er onderzocht wat het politieke discours en het beleid inzake Chinese buitenlandse investeringen is in de politieke instellingen van de Europese Unie en de drie belangrijkste ontvangers van Chinese buitenlandse investeringen in Europa: het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. De resultaten tonen aan dat het politieke discours inzake Chinese buitenlandse directe investeringen van het Europees Parlement in het algemeen overeenkomt met dat van de Europese Commissie. Er zijn echter significante verschillen gevonden tussen de Europese Commissie en Frankrijk op het vlak van het politieke discours en tussen de lidstaten op het vlak van het politieke discours en het beleid met betrekking tot Chinese buitenlandse directe investeringen.
2
Inhoudsopgave Inleiding Deel 1: Chinese Buitenlandse Investeringen in context geplaatst 1.Methodologie : 2. Globale Chinese BDI 2.1 speciale kenmerken en trends van Chinese BDI: 2.2 Het Chinese beleid inzake Chinese BDI 3.Chinese BDI in de EU 3.1 Speciale kenmerken en trends van de Chinese BDI: 3.2 Korte samenvatting van de Chinese BDI in de EU: 4. Recente economische en politieke relaties tussen de EU en China: Deel 2: Discours inzake de Chinese Buitenlandse Investeringen in de Europese politieke instellingen en lidstaten 5. Theorie en werkwijze documentanalyse 6. resultaat 6.1 Instellingen Europese Unie: 6.2 De lidstaten: Deel 3: Het beleid in de Europese Unie met betrekking tot Chinese Buitenlandse Investeringen 7. Het Beleid van de Europese Commissie: 8.Het beleid van de lidstaten 8.1 Het Verenigd Koninkrijk 8.2 Duitsland: 8.3 Frankrijk: 9.Bespreking en conclusie Bibliografie
3 6 7 9 9 15 19 19 28 29 36 36 39 39 45 51 51 54 54 54 55 57 61
Inhoudstabel afbeeldingen Afbeelding 1: globale BDI in China vs. ODI (Outward Direct Investment) uit China, flow en stock in miljoenen us$, 1979 tot 2011 Bron: European Union Chamber of Commerce in China, Chinese Outbound Investment in the European Union, gebaseerd op data UNCTADstat 9 Afbeelding 2: globale geografische distributie Chinese BDI in 2010 Bron: MOFCOM (2010) 2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment, Beijing. 11 Afbeelding 3: globale sectorale distributie Chinese BDI in periode 2004-2009 Bron: MOFCOM (2010) 2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment, Beijing. 12 Afbeelding 4: schematische voorstelling van het huidige Chinese BDI regime Bron: (Yadong Luo, Qiuzhi Xue , Binjie Han 2011) 17 Afbeelding 5: Chinese BDI in de EU-27 tijdens periode 2000-2011 ( aantal deals en waarde uitgedrukt in us$ miljoen) Bron: Rhodium groep.(Hanemann T. & Rosen D., 2012) 20 Afbeelding 6: geografische spreiding Chinese BDI in EU tijdens periode 2000- 2011 uitgedrukt in us$ miljoen Bron: Rhodium groep.(Hanemann T. & Rosen D., 2012) 25 Afbeelding 7: sectorale spreiding Chinese BDI in EU tijdens periode 2000-2011 Bron: Rhodium groep. (Hanemann T. & Rosen D., 2012) 26 Afbeelding 8: Eigenaarschap Chinese BDI in EU tijdens periode 2000-2011 Bron: Rhodium groep.(Hanemann T. & Rosen D., 2012) 26
3
Inleiding De sterke stijging in Buitenlandse directe investeringen vanuit China in de Europese Unie heeft reeds veel aandacht verkregen in de voorbije jaren in zowel de media als in de politieke en economische sferen. Net zoals andere buitenlandse investeerders hebben de Chinezen notie genomen van de Eurocrisis. Deze heeft hun aan de ene kant bezorgd gemaakt, gezien de grote economische verbondenheid tussen de Europese Unie en China. De economische verbondenheid tussen de Europese Unie en China is sinds de jaren ’90 enorm toegenomen. China is momenteel de EU zijn tweede grootste handelspartner na de Verenigde Staten terwijl de EU China’s grootste handelspartner is. Daarnaast heeft de EU zijn open markt dan ook sterk bijgedragen aan China’s exportgerichte economische groei waarvan de EU maar al te graag mee heeft geprofiteerd. Deze sterke verbondenheid brengt natuurlijk met zich mee dat de Eurocrisis China’s economische groei dreigt te vertragen. Dit maakt de Chinese overheid ongerust aangezien zij deze economische groei noodzakelijk acht om de sociale stabiliteit in China te behouden, een voorwaarde voor het voortbestaan van de communistische partij en de Volksrepubliek China. De Eurocrisis wordt aan de andere kant ook gepercipieerd in China als een opportuniteit voor Chinese bedrijven met betrekking tot investeringen, fusies en overnames (M&A) in de Europese Unie. Deze maakt het voor de Chinezen mogelijk om hun ambitie te realiseren, om aan hun groeidynamiek te sleutelen om zo een meer duurzame economische groei te realiseren die gebaseerd is op innovatie en technologie en om zodoende ook te stijgen in de globale waardeketen. Dit heeft aanleiding gegeven tot een sterke toename van Chinese Buitenlandse investeringen in de Europese Unie en het lijkt er op dat deze trend zich op de lange termijn zal voortzetten naarmate China steeds meer onder druk zal komen om zijn groeimodel te veranderen en de Chinese mogelijkheden hiertoe toenemen. Om deze sterke toename van Chinese Buitenlandse investeringen te kunnen begrijpen moet er echter verder gekeken worden dan louter de Eurocrisis. Het fenomeen van Chinese Buitenlandse investeringen in Europa bestaat natuurlijk niet geïsoleerd: het maakt deel uit van het grote netwerk van relaties tussen China en Europa. De sterke toename van Chinese buitenlandse investeringen in Europa is dan wel een relatief recent fenomeen, maar dit moet gekaderd worden in globale langetermijnevoluties. Hierbij wordt geduid op de enorme toename van internationale kapitaalstromen sinds de jaren ’80 die gelijk loopt met de stelselmatige liberalisering
4 van het kapitaalverkeer, de meer recente toename van kapitaalstromen vanuit de opkomende economieën naar de gevestigde industrielanden en China’s ‘Go-Out’ investeringsstrategie of ‘zendingspolitiek’. Deze toename van Chinese Buitenlandse investeringen in Europa zal aanleiding geven tot een nog sterkere economische verbondenheid die gepaard gaat met hechtere politieke en culturele banden. De ontvangst van deze Chinese Buitenlandse investeringen en multinationals hangt nauw samen met de internationale perceptie inzake China zelf. Hoewel de Chinese investeringen in Europa dus nog relatief laag zijn hebben zij reeds aanleiding gegeven tot zekere bezorgdheden, frustraties en reservaties in de Europese politieke instellingen die onder meer betrekking hebben op het gebrek aan transparantie inzake de betrokkenheid van de Chinese overheid in deze Chinese buitenlandse investeringen en de assymetrie inzake de markttoegang voor Europese bedrijven op de Chinese markt vergeleken met de Chinese bedrijven op de Europese markt.
Volgens Jean-Marc F. Blanchard is er een ernstig gebrek aan systematische, comprehensieve en theoretische aanpak van de politieke dimensie van Chinese buitenlandse investeringen in de Westerse wetenschappelijke literatuur (2011). Gezien de wijze waarop de Chinese Buitenlandse investeringen China’s internationale relaties kunnen beïnvloeden dient deze politieke dimensie te worden bestudeerd. Daarnaast geven de activiteiten van Chinese multinationals aanleiding tot verschillende politieke kwesties gaande van de impact van de Chinese buitenlandse investeringen op het gastland tot de impact op internationale regimes aangaande het internationale economische systeem, het milieu, mensenrechten, maatschappelijk verantwoord ondernemen, arbeidswetgeving, enz. Hoe men reageert op het fenomeen van Chinese buitenlandse investeringen zal de evolutie van het fenomeen beïnvloeden. Het merendeel van de Westerse wetenschappelijke literatuur inzake Chinese buitenlandse investeringen zou echter vooral veel feitelijke informatie verschaffen terwijl een deel ingaat op de redenen van Chinese buitenlandse investeringen op het macroeconomische -en bedrijfsniveau, de locatiekeuze, de rol van de Chinese overheid,enz.
Deze paper zal pogen een bijdrage te maken aan de wetenschappelijke literatuur inzake het fenomeen van Chinese Buitenlandse investeringen door zich te focussen op deze politieke dimensie en te achterhalen wat enerzijds het discours en anderzijds
5 het beleid is dat wordt gehanteerd in de Europese politieke instellingen en lidstaten inzake Chinese buitenlandse investeringen in Europa. Deze paper beperkt zich tot buitenlandse directe investeringen (BDI) . Volgens de vijfde editie van de Balance of Payments Manual (BPM5) zijn de belangrijkste kenmerken van buitenlandse directe investeringen dat zij worden uitgevoerd met de bedoeling om zeggenschap uit te oefenen over een onderneming en dat er sprake is van een langetermijn investeringsrelatie. Hierdoor onderscheiden zij zich van portefeuille investeringen. Een zekere mate van eigenaarschap moet in beschouwing genomen worden om geassocieerd te worden met een effectieve stem in het bestuur van een onderneming. De BPM5 suggereert dat een buitenlandse investeerder 10 % of meer van de aandelen in zijn bezit moet hebben vooraleer men kan spreken van een directe buitenlandse investering. Buitenlandse directe investeringen kunnen drie verschillende vormen aannemen: aandelenkapitaal, de herinvestering van de winst en het verstrekken van langlopende en kortlopende leningen tussen bedrijven (unctad.org, 2013, 23 juni). Een directe investeringsrelatie vangt aan door middel van de oprichting van een nieuwe buitenlandse dochteronderneming (‘greenfield’ investeringen) of door het verwerven van een controlerend belang in een bestaand bedrijf (M&A). Daarnaast moet er op worden gewezen dat deze paper zich inzake de Europese politieke instellingen zal beperken tot twee instellingen van de Europese Unie ( de Europese Commissie en het Europees parlement) en anderzijds de politieke instellingen uit de EU lidstaten waar de Chinese investeringen het grootst zijn ( Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk). Deze paper beperkt zich bovendien tot de periode van 2008 – juli 2013.
De structuur die deze paper zal aannemen is als volgt: In het eerste deel zal de context worden gegeven waarin het discours en het beleid plaatsvindt. Eerst wordt het fenomeen van Chinese Buitenlandse investeringen belicht. Hierbij zullen eerst de Chinese globale buitenlandse investeringen worden bekeken en vervolgens specifiek de Chinese investeringen in Europa. Ten tweede zal de relatie tussen de EU, zijn lidstaten en China nog eens geschetst worden. In het tweede deel wordt er een antwoord gegeven op de vraag: ‘Wat is het politieke discours inzake Chinese Buitenlandse investeringen in de Europese politieke instellingen en de drie lidstaten?’ door middel van een documentanalyse. Daarnaast wordt gepoogd in te gaan op volgende vragen: In welke mate verschilt het politieke discours tussen de Europese
6 politieke intellingen en de drie lidstaten onderling? Wat is het standpunt van de EUinstellingen en de drie lidstaten ten aanzien van een mogelijk gemeenschappelijk toezichtsinstrument voor ‘strategische buitenlandse investeringen’? In het derde deel van deze paper wordt gekeken naar het beleid van de EU-instellingen en de lidstaten ( Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) ten aanzien van Chinese buitenlandse investeringen en wordt er aandacht besteed aan de onderhandelingen van een investeringsakkoord tussen de EU en China. In dit deel kijkt men eveneens of er verschillen zijn tussen het beleid en het gevoerde discours. Daarna volgt een bespreking en worden er conclusies getrokken. Ten slotte is er de bibliografie.
Deel 1: Chinese Buitenlandse Investeringen in context geplaatst Hieronder zullen de speciale kenmerken en de trends van de globale Chinese BDI besproken worden waarna vervolgens het beleid van de Chinese overheid inzake Chinese buitenlandse investeringen wordt geschetst en verklaard. Daarna pas zal er een licht geworpen worden op de kenmerken en trends van de Chinese BDI in de EU. Ten slotte zal er gekeken worden naar de relaties tussen de EU en China. Op basis van deze context worden dan hypotheses gevormd voor deel 2 van deze paper. Vooraleer deze context gevormd wordt moet er echter aandacht besteed worden aan de methodologie inzake de data waar naar verwezen zal worden aangezien er sprake is van een aanzienlijke discrepantie.
7
1.Methodologie : Om de Chinese BDI in de EU goed te begrijpen werd in het onderstaande deel gebruik gemaakt van secundaire data afkomstig uit meerdere publieke bronnen waarvan een deel andere academische werken en bedrijfsrapporten zijn. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de ‘officiële data’ en de data die op een alternatieve manier verzameld zijn. De bronnen van deze ‘officiële data’ zijn het Chinese ministerie van handel ( MOFCOM), de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD), Eurostat en de China Investment Corporation (CIC). MOFCOM publiceert jaarlijks de ‘Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment’. Hiervan werd de meest recente publicatie over het jaar 2010 gebruikt. De data afkomstig van de UNCTAD werden gehaald uit het jaarlijks gepubliceerde ‘World Investment Report’ dat de recente trends inzake buitenlandse directe investeringen neerschrijft en uit de statistische databank Unctadstat beschikbaar op http://unctadstat.unctad.org . De data afkomstig van Eurostat werden gehaald uit de 2013 editie van de Eurostat ‘International trade and foreign direct investment pocketbook’ en uit Eurostat newsreleases. De data van de CIC zijn afkomstig uit het China Investment Corporation annual report 2011. Deze officiële data zijn echter problematisch om verschillende redenen. Ten eerste maakt men in de officiële data steeds een onderscheid tussen de BDI uit Hong Kong en uit het Chinese vasteland. Indien men in de officiële data spreekt over ‘Chinese’ BDI is dit dus zonder de BDI vanuit Hong Kong. Ten tweede zijn er tussen de verschillende officiële databronnen soms enorme verschillen merkbaar. De redenen hiervoor zijn enigzins methodologisch: niet alle bronnen hanteren dezelfde definitie van BDI en niet alle landen rapporteren op dezelfde manier. Ten derde geven zij geen beeld van de meest recente investeringsstromen aangezien zij gepubliceerd worden met een vertraging van op zijn minst 1 jaar. Ten vierde wordt het steeds complexer om grensoverschrijdend kapitaalverkeer op te volgen door het massale gebruik van fiscale paradijzen en ‘offshore’ centra. Ten vijfde blijven de meeste van deze officiële bronnen zeer algemeen en gaan zij niet in op de kenmerken van Chinese buitenlandse investeringen zoals de spreiding, het eigenaarschap, enz. Het is dus belangrijk om deze gebreken in het achterhoofd te houden wanneer naar deze officiële bronnen verwezen wordt. Rekening houdend met deze gebreken van de officiële data over de Chinese BDI wordt er ook gebruik gemaakt van data die op een alternatieve bottom-
8 up manier zijn verzameld door Hanemann en Rosen (2012) en die veel van de problemen waarmee de officiële bronnen kampen enigzins oplossen. Deze auteurs bouwden zelf een databank met daarin de fusies en overnames (M&A) en de ‘greenfield’ investeringen door Chinese bedrijven in de EU-27 tijdens de periode 2000-2011. Zij deden dit op basis van informatie van hun online onderzoek, commerciële databanken en gespecialiseerde onderzoek. Aangezien de zeer recente aard van deze data en het feit dat deze data een aantal van de problemen van de officiële data oplossen werd er zeer veel gebruik gemaakt van deze data in deze paper. Zij zijn echter niet helemaal vergelijkbaar met de officiële data. Deze data rekenen, in tegenstelling tot de officiële data, de BDI vanuit Hong Kong tot de ‘Chinese’BDI. En hoewel deze databron een zeer aanzienlijke hoeveelheid van deals heeft vastgelegd geeft zij ook geen compleet beeld van alle Chinese investeringen in Europa. Zij houdt namelijk geen rekening met zogezegde ‘follow-up flows’ zoals herinvesteringen van winst en intra-bedrijfsleningen. Daarnaast beslaat deze databank de meeste deals ter waarde van minstens us$ 1 miljoen maar er zijn elk jaar honderden of zelfs duizenden Chinese investeringen met een mindere waarde dan dat bedrag, die onmogelijk kunnen worden opgevolgd. Ten slotte is een aandeel van deze data gebaseerd op schattingen. De data van Hanemann en Rosen (2012) zijn dus niet zonder gebreken maar door de ‘bottom-up’ manier waarop zij werden verzameld leveren zij een zeer nuttig alternatief voor de officiële data.
9
2. Globale Chinese BDI 2.1 speciale kenmerken en trends van Chinese BDI: -
Volume:
Afbeelding 1: globale BDI in China vs. ODI (Outward Direct Investment) uit China, flow en stock in miljoenen us$, 1979 tot 2011 Bron: European Union Chamber of Commerce in China, Chinese Outbound Investment in the European Union, gebaseerd op data UNCTADstat
Buitenlandse directe investeringen (BDI) kunnen gezien worden als de hoeksteen van China’s huidige economische mirakel. Sinds de markthervormingen vanaf 1978 en in het bijzonder deze van begin jaren ‘90 is er een enorme en constante stroom van BDI in de Chinese economie gepompt die sterk heeft bijgedragen aan het land zijn economische groei en die de nodige buitenlandse technologieën en ‘know-how’ hebben geïntroduceerd die China in staat hebben gesteld toegang te vinden tot de globale economie. Bij het toetreden van China in de WTO in 2001 is er ook een duidelijke stijging zichtbaar, waardoor China momenteel de tweede grootste ontvanger is van BDI in de wereld, na de Verenigde Staten. De stijging van Chinese Buitenlandse Investeringen (Chinese BDI) begon echter veel later. Tijdens de jaren ’80 was er nauwelijks sprake van Chinese BDI en in de jaren ’90 tot 2004 waren de Chinese BDI ook zeer beperkt met uitzondering van de pieken rond ’93 en 2002 die duiden op de vroege buitenlandse investeringen van Chinese oliebedrijven. Men kan pas spreken van een keerpunt rond de helft van de jaren 2000. De stijgende Chinese vraag zorgde voor een sterke toename van de globale grondstofprijzen wat Chinese staatsbedrijven er toe aanzette om zich naar het buitenland te wagen om hun winsten
10 en leveringszekerheid te vergroten. De grootste groei van de Chinese ODI is zichtbaar van 2004 tot 2008. Tijdens de globale economische crisis van 2008-2009 is er ook een duidelijke vermindering van de jaarlijkse groei van de Chinese BDI die wordt gevolgd door een piek in 2010 en een daling van 5% in 2011 tot ongeveer us$65 miljard in ‘flows’. Eind 2011 beslaat China’s globale BDI stock us$ 365,98 miljard wat iets meer dan de helft is dat het land zelf ontvangt aan BDI vanuit de rest van de wereld (unctadstat.unctad.org, 5 juni, 2013; Hanemann T. & Rosen D, 2012; European Union Chamber of Commerce in China, 2013).
Men kan dus vaststellen dat de Chinese BDI begonnen is van een zeer laag niveau en de voorbije jaren enorm is gestegen, zodoende dat China plots in de globale top van investeerders is verschenen. Daarnaast kan men vastleggen dat China in 2011 de leider is geworden onder de BRICs inzake BDI stocks. China deed het aanzienlijk beter dan India (us$111,527 miljard) en Brazilië ( us$202,586 miljard) en deed het iets beter dan Rusland ($362,101 miljard). Men moet echter een belangrijke nuance leggen: ondanks de sterke recente stijging is de Chinese BDI stock nog zeer klein indien men kijkt naar China’s belang in de wereldeconomie. De Chinese BDI stock besloeg in 2011 maar 1,7 % van de globale BDI stocks en als men kijkt naar de ratio van China’s BDI en China’s BBP van 2011 komt men 5% uit, wat ver onder het globale gemiddelde (33%) en het gemiddelde van opkomende economieën is (16%). Hieruit kan men dan weer afleiden dat China zich nog in een initiële fase bevindt en er dus nog veel marge is voor verdere groei. Hanemann en Rosen gaan uit van de mogelijkheid dat de Chinese BDI in de wereld tussen us$ 1 en 2 biljoen zou kunnen bedragen tegen 2020 (unctadstat.unctad.org, 2013, 5 juni; Hanemann T. & Rosen D., 2012).
-
‘Mode of entry’:
Volgens Ping Deng is de toenemende mate van het gebruik van fusies en overnames (M&A) door de Chinese multinationals een van de significante kenmerken van Chinese BDI (2007).1 M&A is dus steeds belangrijker aan het worden als ‘mode of entry’ voor Chinese multinationals maar hierbij moet natuurlijk vermeld worden dat 1
Volgens Deng is het tweede significante kenmerk van ODI de cruciale rol die de Chinese overheid speelt in het hele proces. Daarover zal hier onder worden verder gegaan.
11 ‘greenfield’ investeringen in termen van het aantal deals (1867 ‘greenfield’ investeringen vs 603 M&A deals in de periode 2005-2011) en van totale waarde (‘greenfield’ investeringen: $39,7 miljard vs $34,4 miljard in 2011 ) nog steeds belangrijker zijn dan M&As. Deze stijging van M&As als ‘mode of entry’ is merkbaar bij alle bedrijven uit Oost- en Zuid-Oost Azië. Hoewel er sprake is van een globale stijging van het gebruik van M&As is er een duidelijk verschil zichtbaar in de aankopen in ontwikkelde landen, waar er een stijging van 31% merkbaar was in 2011 en ontwikkelingslanden, waar er een daling van 33% merkbaar was in 2011. Deze sterke stijging van M&As in ontwikkelde landen correspondeert met een toename van M&As in fabrikage door heel Oost- en Zuid-Oost Azië en ook in China in het bijzonder. Het lijkt er op dat het aantal M&As in de toekomst verder zal stijgen gezien de toenemende beschikbaarheid van potentiële doelwitten voor M&A in de wereld (World Investment Report 2012; P. Deng, 2007, p72).
-
Spreiding:
*Geografische spreiding: Afbeelding 2: globale geografische distributie Chinese BDI in 2010 Bron: MOFCOM (2010) 2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment, Beijing.
Het is zeer moeilijk om een exact beeld te krijgen waar Chinese multinationals precies investeren. Een reden hiervoor is methodologisch (zie methodologie). Een andere reden hiervoor is het gevolg van het feit dat het merendeel van de Chinese BDI gaat naar belastingsparadijzen zoals de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden en Hong Kong. Indien men alleen naar de verschillen tussen de continenten zou kijken zou men tot de conclusie komen dat China vooral in Azië en Latijns Amerika investeert. Indien men echter ook rekening houdt met deze belastingsparadijzen kan
12 men zien dat deze bestemmingen respectievelijk 88,7% en 93,6% van de Chinese BDI in Azië en Latijns Amerika voor hun rekening namen in 2009 (Clegg J. & Voss H., 2012). Men investeert hier vooral voor fiscale redenen waaronder het fenomeen gekend als ‘round-tripping’. Hierbij worden fondsen naar het buitenland verzet zodat men kan genieten van de voordelige condities van het gastland om ze vervolgens te herinvesteren in China en te genieten van de voordelige behandeling die buitenlandse investeerders er krijgen. Daarnaast moet er nog vermeld worden dat het hier om de initiële investeringslocaties gaat en niet noodzakelijk de eindbestemmingen van de Chinese investeringen. Dit betekent dus dat de investeringen in de ontwikkelde landen hoger moeten worden ingeschat dan de eerder conservatieve Chinese cijfers aangeven (Dong B. & Guo G., 2012; Clegg J. & Voss H., 2012). Indien men deze belastingsparadijzen negeert kan men zien dat de rest van Azië nog steeds de belangrijkste ontvanger is van Chinese BDI, gevolgd door Afrika (3,8%), Europa (3,5%), Oceanië (2,6%), Noord-Amerika (2,1%) en als laatste Latijns-Amerika (0,8%). *Sectorale spreiding: Afbeelding 3: globale sectorale distributie Chinese BDI in periode 2004-2009 Bron: MOFCOM (2010) 2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment, Beijing.
In bovenstaande grafiek kan men zien dat de Chinese BDI overwegend plaatsvinden in 6 sectoren: fabrikage, transport/warenhuizen/postdiensten, de groot-en klein handel
13 ,de mijnsector, de financiële sector en zakelijke dienstensector. In de periode voor 2004 lag de focus van de Chinese BDI initieel op de primaire sector (vooral de mijnsector en de brandstofsector). Sinds 2008 vindt meer dan 50% van de globale Chinese BDI echter plaats in de financiële -en zakelijke dienstensectoren die zeer belangrijk zijn voor de internationalisering van de Chinese bedrijven. Bedrijven vanuit deze sectoren zullen ofwel het pad naar het buitenland voorbereiden voor hun binnenlandse klanten ofwel hun klanten volgen naar het buitenland. Deze sterke trend van internationalisatie kan teruggevonden worden in de aanzienlijke en zeer stabiele investeringen in groot-en kleinhandel. Bij deze investeringen kan men er van uitgaan dat deze een indicatie geven van de bestaande handelsrelaties (European Union Chamber of Commerce in China, 2013). Uit onderzoek van Buckley, Clegg, Cross et al. blijkt dat bilaterale handel een belangrijke determinant kan zijn voor Chinese BDI (2007). -
Eigenaarschap:
Hét controversiële aan Chinese Investeringen is ongetwijfeld het eigenaarschap van de bedrijven die deze investeringen ondernemen. Een cruciaal kenmerk van Chinese BDI is dat deze in tegenstelling tot in veel andere landen gedomineerd wordt door staatsbedrijven, die de belangrijkste Chinese investeerders zijn op waardebasis. Bij de gastlanden van deze investeringen is er sprake van een onderliggende angst dat de Chinese overheid via deze investeringen haar invloed zal uitoefenen op hen. De dominantie van staatsbedrijven in China’s BDI is op zichzelf geen verrassing, gezien hun monopolistische macht en geprivilegieerde posities in de Chinese socialistische markteconomie (Song L., Yang J., Zhang Y., 2011; Hurst L., 2011). Indien men de top 30 niet-financiële Chinese multinationals inzake BDI stock in 2010 bekijkt, valt het direct op dat bijna al deze bedrijven staatsbedrijven zijn of deels staatsbezit , met als uitzondering de Geely Holding Group die Volvo recent heeft overgekocht van Ford (MOFCOM, 2010). Men kan zien dat deze bedrijven vooral aanwezig zijn in de energie, telecommunicatie, transport, constructie, chemische sector en nutsbedrijven. Het is belangrijk om te erkennen dat de bestuursstructuur van deze ondernemingen zeer complex is. Aangezien alle staatsbedrijven als zodoende worden gecatalogiseerd zou men veronderstellen dat het relatief eenvoudig is om het eigenaarschap te bepalen maar veelal is het zeer moeilijk om het ultieme eigenaarschap van de onderneming te
14 vinden en zelfs wanneer men deze vindt kan zij ambigu zijn. Van deze staatsbedrijven zijn er namelijk maar weinig compleet het bezit van de overheid en de aard van het eigenaarschap kan aanzienlijk verschillen van onderneming tot onderneming. Zo zijn er o.m. dorpsondernemingen zoals Galanx en Holly, collectieve ondernemingen zoals Haier en Huawei, ondernemingen waarin de overheid een meerderheidsaandeel heeft maar waarbij het eigenaarschap wordt gedeeld met andere investeerders, enz. Het eigenaarschap van deze staatsbedrijven kan zich daarnaast bij de nationale overheid en/of de lokale overheden bevinden (Nicolas F. & Thompsen S., 2008; Shapiro D. & Globerman S., 2009).
Sinds 2007 kan men een additionele bron van Chinese BDI identificeren, nl. het soevereine welvaartsfonds (SWF) China Investment Corporation (CIC). De CIC werd toen opgericht met de uitgifte van speciale obligaties ter waarde van RMB 1,55 biljoen door het ministerie van Financiën. Deze werden op hun beurt gebruikt om ongeveer us$ 200 miljard te verwerven van de Chinese deviezenreserves die de basis zouden gaan vormen van de CIC zijn geregistreerde kapitaal (/www.china-inv.cn , 2013, 19 juni). In 2011 steeg het totale vermogen onder het beheer van de CIC naar us$ 482 miljard (China Investment Corporation annual report, 2011). Er zijn in het algemeen twee types soevereine welvaartsfondsen. Ten eerste zijn er zgn. financiële investeerders, zoals het Noorse SWF, die geen interesse hebben in de controle over hun investeringen. Het tweede type staat bekend als strategische investeerders, zoals het Singaporese SWF, die wel controle willen hebben over hun investeringen via het management. De CIC is eerder onder te brengen bij het eerste type. De CIC zal meestal geen controlerende rol spelen of trachten de handelingen te beïnvloeden van de bedrijven waarin het belegt. Het feit dat het een soeverein welvaartsfonds is en het dus overheidseigendom is en gecontroleerd wordt door de overheid, zorgt er voor dat zijn investeringspolitiek zeer gevoelig liggen in het buitenland. Het management team van de CIC is zich hier duidelijk van bewust en heeft al keer op keer aangegeven dat het puur gedreven is door commerciële en financiële doelstellingen en dus geen controle nastreeft over het management van de bedrijven waarin wordt geïnvesteerd. Als men kijkt naar de investeringen van de CIC zal men zien dat de meerderheid van deze investeringen bestaan uit minderheidsaandelen in een brede waaier van ondernemingen. Er zijn een aantal investeringen waar men een meerderheidsaandeel heeft verworven maar de CIC heeft tot nu toe er voor gekozen om zich te gedragen als
15 een passieve investeerder die zich niet inmengt in het dagelijkse bestuur van deze ondernemingen. Niet alleen de investeringen door de CIC zelf hebben tot nu toe voor wantrouwen gezorgd in het Westen. Er is ook wantrouwen rond het feit dat de CIC een deel van zijn fondsen inzet om sommige Chinese staatsbedrijven te helpen (Ebbers H. & Zhang J., 2010).
Verder zijn er nog de private Chinese ondernemingen, zoals de Geely Holding Group, waarin het de individuele aandeelhouders zijn die de bedrijfsstrategie bepalen. Deze ondernemingen worden onafhankelijk beheerd maar worden door het ministerie van handel (MOFCOM) opgevolgd. In deze paper wordt er gesproken van een private onderneming indien 80% of meer van de aandelen in de handen zijn van private investeerders. Daarnaast bevinden er zich individuen aan de top van sommige van deze private ondernemingen die daarvoor gediend hebben in het Chinese Volksbevrijdingsleger of in overheidsinstituties waardoor er in het Westen twijfels zijn ontstaan in hoeverre deze ondernemingen in werkelijkheid onafhankelijk zijn (Yu J., 2012). Het is dus duidelijk dat de Chinese overheid een aanzienlijke invloed uitoefent op de Chinese BDI. In het volgende stuk zal geschetst worden op welke manieren de Chinese overheid dit doet.
2.2 Het Chinese beleid inzake Chinese BDI
Men kan de trends en kenmerken die hierboven beschreven staan niet begrijpen zonder naar het beleid van de Chinese overheid te kijken. Hoewel er vanaf het begin van de jaren ’80 sprake is geweest van een Chinees beleid en dit zijn invloed heeft gehad op de evolutie van de Chinese BDI zal er hier enkel aandacht besteed worden aan het huidige zogenaamde ‘Going Global’ beleid dat gestart is rond de eeuwwisseling. Het is rond deze periode dat de Chinese overheid op een andere manier begon te denken over BDI. Men begon steeds meer te beseffen dat BDI noodzakelijk zou zijn om de groei en competitiviteit van de Chinese bedrijven te verzekeren. De Chinese overheid is sindsdien BDI steeds meer strategisch gaan zien, als een manier om verder te integreren in de wereldeconomie en om zich de toegang te verzekeren tot de grondstoffen die noodzakelijk worden geacht voor de langetermijnontwikkeling van China. Het is deze nieuwe denkwijze over BDI die de
16 basis heeft gevormd voor de ontwikkeling van de Chinese ‘Going Global’ strategie. De enorme toename aan deviezenreserves tijdens deze periode heeft hierbij ook een belangrijke rol gespeeld. Door middel van deze ‘Going Global’ strategie steunt en moedigt de Chinese overheid ‘sleutelbedrijven’ aan om te internationaliseren op basis van hun eigen behoeften en beleid ( Song L. et al., 2011). Deze strategie houdt dus de benoeming in van ondernemingen als ‘strategisch’ of ‘sleutelbedrijf’ en het verwondert dan ook niet dat het merendeel van deze strategisch geachte bedrijven staatsbedrijven zijn. De reden dat Chinese staatsbedrijven de Chinese BDI domineren ligt echter in mindere mate bij het ‘Going Global’ beleid maar vooral bij het algemene favoritisme in het Chinese overheidsbeleid ten aanzien van de publieke sector dat kenmerkend is voor de Chinese socialistische markteconomie. Staatsbedrijven genieten o.m. van geprivilegieerde toegang tot leningen van staatsbanken en kunnen makkelijker en meer aan winstinhouding doen dan in de private sector. In vergelijking met het favoritisme waarvan de staatsbedrijven genieten in de binnenlandse markt geeft het ‘Going Global’ beleid maar een beperkte additionele steun aan Chinese BDI. Het ‘Going Global’ beleid kan dus het best geïnterpreteerd worden als een transformatie van de Chinese overheid van regulator tot een gids of aanmoediger. Vóór het ‘Going Global’ beleid kan het Chinese BDI regime omschreven worden als een regime waarbij de staat direct tussenkwam in zakelijke beslissingen en de zakelijke uitkomsten bepaalde. Het was dus met andere woorden een zeer streng gereguleerd en restrictief BDI regime. Met het ‘Going Global’ beleid vindt er een liberalisering van het Chinese BDI regime plaats, waarbij de voormalige restricties op BDI gradueel verdwijnen of verminderen. De beslissing om te investeren wordt nu niet langer expliciet van boven opgelegd maar bepaald door de bedrijven zelf.2 De staat heeft nog steeds een belangrijke rol maar zij beïnvloedt en stuurt de markt nu door middel van regels en een groep van administratieve organen (Nicolas F. & Thompsen S., 2008; Freeman D. aangehaald in Nicolas F. & Thompsen S., 2008).
2
hoewel hierbij weer moet opgemerkt worden dat de managers van deze bedrijven partij-en staatsbureaucraten zijn die aangeduid worden door het departement van organisatie van de Chinese Communistische Partij en de SASAC (State-owned Assets Supervision and Administration Commission of the State Council).
17
Afbeelding 4: schematische voorstelling van het huidige Chinese BDI regime Bron: Yadong Luo, Qiuzhi Xue , Binjie Han 2011
Afbeelding 4 geeft een mooi overzicht van de manieren waarop de Chinese overheid de Chinese BDI stimuleert, opvolgt en richting geeft. Hierbij wordt het onderscheid gemaakt tussen de maatregelen gericht op de promotie van BDI en maatregelen gericht op het opvolgen van BDI. Dit onderscheid is echter oppervlakkig aangezien beide soorten maatregelen uiteindelijk aanleiding zullen geven tot het stimuleren van BDI. In het geval van de promotionele maatregelen heeft de overheid echter een actievere en directere invloed op het vormen en stimuleren van BDI dan bij de opvolgende maatregelen (Luo, Y., Xue, Q. & Han, B., 2010).
Promotionele maatregelen:
De Chinese overheid geeft financiële en fiscale steun aan ondernemingen die internationaliseren. Deze financiële steun neemt o.m. de vorm aan van het gebruik van een afzonderlijk vennootschapsbelastingsprincipe om dubbele taxatie te vermijden voor Chinese bedrijven in het buitenland. Er wordt ook financiële steun verleend aan Chinese BDI projecten door het geven van goedkope kredieten met snelle goedkeuringsprocessen en flexibele termijnen via de ‘Export–Import (EXIM)
18 Bank of China’. Om bepaalde soorten BDI te stimuleren worden preferentiële kredieten aangeboden door de Chinese overheid aan ondernemingen die deze soorten BDI uitvoeren (Unctad World Investment Report, 2006). Het feit dat alle Chinese ondernemingen die in het buitenland investeren ook goedkopere leningen voor hun activiteiten binnen China zelf krijgen is een additionele financiële incentive om BDI aan te moedigen. Daarnaast is er ook nog een voordelig deviezenbeleid waar indien de valuta van de lening in RMB is, de disconteringsvoet niet hoger zou mogen zijn dan de effectieve rentevoet. Deze rentevoet wordt begrensd door de benchmark die door de People's Bank of China wordt bepaald. Als de lening in een vreemde valuta is, mag de disconteringsvoet eveneens niet hoger zijn dan de effectieve rente en geldt er een maximum van 3%. Daarnaast heeft de Chinese overheid geïnvesteerd in risicovrijwaringsmechanismen om de risico’s die gepaard gaan met BDI te beperken voor Chinese multinationals. Op het microeconomische niveau biedt de overheid subsidies aan voor persoonlijke ongevallenverzekeringen voor Chinese emigranten die in het buitenland werken. Op het macroeconomische niveau doet zij dit door middel van het afsluiten van bilaterale en nationale investeringsakkoorden. Om BDI te faciliteren en om bedrijven te helpen moeilijkheden inzake hun investeringen in de gastlanden te overwinnen doet de Chinese overheid een grote inspanning om een informatienetwerk in stand te houden. Dit informatienetwerk verzamelt gegevens over de problemen die Chinese investeerders ondervinden en geeft hierover jaarlijks verslagen uit over het handels-en investeringsklimaat in verschillende landen en de regulering aangaande BDI in de gastlanden. In een poging om een platform te bieden voor bedrijven om met elkaar te communiceren, heeft de regering alsook een informatiebank opgericht waarin de investeringsdoelstellingen van de Chinese ondernemingen worden gepubliceerd en zijn er verschillende associaties opgericht om bedrijven die de concurrentie willen aangaan met het buitenland te helpen. De Chinese overheid doet aan directe sturing van de BDI door de verspreiding van pamfletten met daarin catalogussen zoals de ‘Countries and Industries for Overseas Investment Guidance Catalogue’. De catalogus geeft een beoordeling inzake Chinese BDI en geeft richtlijnen mee. Alle investeringen die deze richtlijnen en aanbevelingen volgen genieten van een preferentiële behandeling.
19
Opvolgende maatregelen: Alle BDI projecten moeten goedgekeurd worden door de overheid en moeten jaarlijks worden gerapporteerd.Om buitenlandse investeringen te vergemakkelijken probeert de Chinese overheid dit proces te vereenvoudigen. Dit wordt onder meer gedaan door de decentralisering van het goedkeuringsproces van minder waardevolle investeringsprojecten naar de lokale handelsdepartementen, door een tijdslimiet te leggen op het goedkeuringsproces van 20 werkdagen, door de noodzaak van een haalbaarheidsrapport af te schaffen en zich enkel te richten op de investeerder zelf en de investeringskoers. Bovendien zijn er ook nog een aantal toezichtsmaatregelen die na de investering worden genomen zoals de ‘Interim Measures for Joint Annual Inspection of Overseas Investment’ die in afbeelding 4 staan.
3.Chinese BDI in de EU 3.1 Speciale kenmerken en trends van de Chinese BDI:
-
Volume:
Afhankelijk van op welke officiële data men zich baseert ( Eurostat of MOFCOM) vindt men dat de Chinese FDI stock in Europa in 2010 us$ 6,4 miljard (Eurostat, 2013a) / us$ 12,5 miljard (MOFCOM, 2011) bedraagt. Indien men zich baseert op de Eurostat data komt dit neer op ongeveer 0,02% van de totale FDI stock in Europa (zonder de intra-EU FDI mee te rekenen). De officiële data over de Chinese FDI flows in Europa in 2010 spreken van us$ 700 miljoen (Eurostat, 2013b) en us$ 5,963 miljard (MOFCOM, 2011). Indien men zich baseert op een bottom-up aanpak waar men kijkt naar het aantal en de waarde van M&A en ‘greenfield’ projecten, zoals Rosen en Hanemann (2012) in afbeelding 5, zal men hogere cijfers uitkomen dan de officiële data. Men kan zien dat het jaarlijkse aantal overnames en ‘greenfield’projecten in de periode vóór 2004 zeer laag was en de gemiddelde jaarlijkse investeringswaarde onder us$ 100 miljoen bleef. Vanaf 2004 is er duidelijk een sterke en gestage toename waarneembaar. Tijdens de periode 2004-2008 steeg het jaarlijkse gemiddelde van overnames en ‘greenfield’ projecten naar 50 en besloeg de gemiddelde jaarlijkse investeringswaarde us$ 800 miljard. In de periode 2009-2010
20 was er een verdere stijging van het aantal overnames en ‘greenfield’ projecten naar ongeveer 100 per jaar en stroomde er jaarlijks us$ 3 miljard aan Chinese BDI de EU binnen. In 2011 verdriedubbelde de jaarlijkse waarde van de Chinese overnames en ‘greenfield’ projecten naar ongeveer us$ 10 miljard en er werden 54 ‘greenfield’ projecten en 37 overnames geregistreerd (Hanemann T. & Rosen D., 2012). Men kan dus tot de conclusie komen dat, ongeacht op welke data men zich baseert, de Chinese investeringen in Europa dezelfde evolutie doorlopen inzake het volume als de Chinese investeringen op het globale niveau. Zij zijn beiden begonnen van een zeer laag niveau en de voorbije jaren enorm gestegen. Maar ondanks deze sterke recente stijging is de Chinese BDI stock dus nog zeer beperkt indien men kijkt naar China’s belang in de wereldeconomie. Indien men Rosen en Hanemann hun schatting zou volgen dat de globale Chinese directe buitenlandse investeringen mogelijk zouden kunnen stijgen tot us$ 2 biljoen tegen 2020, dan zou men dus ook een aanzienlijke stijging van de Chinese BDI in Europa kunnen verwachten.
Afbeelding 5: : Chinese BDI in de EU-27 tijdens periode 2000-2011 ( aantal deals en waarde uitgedrukt in us$ miljoen) Bron: Rhodium groep. (Hanemann T. & Rosen D., 2012)
-
‘Mode of entry’:
Op basis van afbeelding 5 kan men eveneens vaststellen dat net zoals dit het geval is voor het globale niveau, ‘greenfield investments’ de belangrijkste ‘mode of entry’ zijn voor Chinese BDI in de EU in termen van het aantal deals. Maar in tegenstelling tot
21 de Chinese BDI op het globale niveau is het gebruik van fusies en overnames (M&A) substantieel belangrijker voor Chinese BDI in de EU in termen van de totale economische waarde dan ‘greenfield investments’. Dit wijst er op dat de meerderheid van de Chinese BDI in de EU dus ‘greenfield investments’ zijn maar dat deze individueel maar van een beperkte economische waarde zijn. De grafiek toont ook aan dat er een beperkte hoeveelheid fusies en overnames (M&A) plaatsvinden maar dat deze wel individueel een zeer substantiële economische waarde vertegenwoordigen. Op basis van afbeelding 7 kan men zien dat Chinese investeerders langzaam aan meer investeren in de EU door middel van ‘greenfield investments’, wat kenmerkend zou zijn voor investeerders uit meer geavanceerde economieën. Daarnaast is te zien dat de meerderheid van de fusies en overnames ( M&A) plaats vindt in de 15 oorspronkelijke lidstaten van de EU en dat de nieuwe lidstaten uit Centraal-en OostEuropa vooral ‘greenfield investments’ ontvangen vanuit China (Hanemann T. & Rosen D., 2012). Indien men kijkt naar de de Chinese BDI in de nieuwe Centraal-en Oost-Europese lidstaten kan men zien dat zij ongeveer 12 % van de totale Chinese BDI in Europa ontvingen tijdens de periode 2000-2011, een onevenredig hoge hoeveelheid als men kijkt naar de grootte van hun aandeel van het Europese BNP (Clegg J. & Voss H., 2011). 75 % hiervan (us$ 2,065 miljard) ging echter naar Hongarije en us$ 1,9 miljard hiervan is het resultaat van één grootschalige Chinese investering nl. de verkoop van Borsodchem aan Yantai Wanhua Polyurethanes. De twee andere belangrijke ontvangers in Centraal-en Oost-Europa van Chinese BDI zijn Roemenië en Polen. Wat bij deze landen opvalt is dat praktisch alle Chinese investeringen ‘greenfield investeringen’ zijn. Filippov en Saebi (2008) stellen dat deze verschillen inzake de geprefereerde ‘mode of entry’ van Chinese BDI in WestEuropa en in Centraal-en Oost-Europa veroorzaakt zijn door verschillen in de motivaties van de Chinese investeerders om in deze lidstaten te investeren. Eenvoudig gezegd zien de Chinese investeerders West Europa vooral als een bestemming vanwege de aanwezige technologie , merken en know-how (strategic asset-seeking FDI). En aangezien fusies en overnames (M&A) de meest aangewezen methodes zijn om deze te bemachtigen, verwondert het dus niet dat dit de geprefereerde ‘mode of entry’ is in deze regio. Centraal- en Oost-Europa is duidelijk een bestemming voor een specifieke vorm van ‘efficiency-seeking FDI’. Men richt er een industriële basis op om delen van het product te produceren en het product vervolgens te exporteren naar West-Europa om op die manier vrijgesteld te worden van het betalen van de
22 tarieven die men anders zou moeten betalen aan de grenzen van de Europese markt indien men alles zou produceren in China zelf. Deze strategie, die ‘Tariff Jumping’ wordt genoemd, maakt het voor de Chinese bedrijven mogelijk om de transportkosten te verlagen en te voorkomen dat men tarieven moet betalen.
-
Spreiding:
*Geografische spreiding:
Indien men kijkt naar de geografische spreiding van Chinese BDI in Europa kan men zien dat deze hetzelfde patroon volgen van de intra-Europese FDI stock en dat Chinese investeerders dus hetzelfde pad volgen als andere buitenlandse investeerders. In de periode 2000-2011 ging 87 % van de Chinese BDI in Europa naar de 15 oorspronkelijke lidstaten. Het is binnen deze groep van 15 landen dat men de top 3 bestemmingen van Chinese BDI in Europa kan terugvinden: Frankrijk, Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Deze landen ontvangen samen meer dan 65 % van de Chinese BDI in de 15 oorspronkelijke lidstaten en 57 % van de totale Chinese BDI in Europa. Men kan dus vaststellen dat de Chinese BDI in de EU zich concentreert op deze 3 lidstaten. Men kan zien op afbeelding 6 dat Frankrijk met 70 deals ter waarde van us$ 5,7 miljard de belangrijkste bestemming is voor Chinese investeringen. Hierbij moet wel al direct vermeld worden dat us$ 3,2 miljard van deze us$ 5,7 miljard toe te schrijven is aan de investering van het Chinese SWF CIC in Gas de France in 2011. Zonder deze investering zou Frankrijk de vierde belangrijkste bestemming zijn voor Chinese BDI na Zweden. Zweden dankt haar huidige vierde plaats echter vooral aan de overname van Volvo door de Geely Holding Group voor 1,5 miljard en de daaraan gerelateerde andere investeringen. Net zoals dit het geval is bij Hongarije, hebben deze individuele grootschalige investeringen dus een zeer grote invloed op het totaalbeeld van de Chinese BDI in Europa. De tweede belangrijkste bestemming is het Verenigd Koninkrijk met 95 deals ter waarde van us$ 3,7 miljard. De derde belangrijkste bestemming is Duitsland met 146 deals ter waarde van us$ 2,5 miljard. Deze 146 deals stellen ¼ voor van het totale aantal Chinese BDI in Europa en Duitsland is hiermee de lidstaat die het grootste aantal Chinese investeringen ontvangt (Hanemann T. & Rosen D., 2012).
23 De geografische spreiding van de Chinese BDI in de EU is een belangrijke indicatie van de mogelijkheden en motivaties van Chinese bedrijven om te investeren. Indien men naar de grootste ontvangers kijkt ziet men direct dat dit de lidstaten zijn met de grootste en rijkste ( en dus interessantste) nationale markten, wat wijst op ‘market seeking’ BDI. Het suggereert ook dat de Chinese investeerders de EU momenteel nog niet zien als een geïntegreerde markt, want indien dit het geval zou zijn zou de Chinese BDI minder geconcentreerd zijn binnen de EU. Deze hoge concentratie kan ook voortspringen uit de concentratie van sectoren in lidstaten, de bilaterale handelsen investeringsrelaties en het verschil in de prestaties van de verschillende investeringspromotie agentschappen. Clegg en Voss concluderen dat de EU-China BDI relatie veel eerder een netwerk van bilaterale relaties is tussen de lidstaten en China dan een relatie tussen de Europese Unie als geïntegreerde markt (2012). In afbeelding 6 kan men zien dat twee landen, nl. Hongarije en Griekenland, aanzienlijk meer BDI ontvangen vanuit China in vergelijking met FDI uit de rest van de wereld. Bij Griekenland is dit net zoals bij Hongarije het resultaat van één grootschalige investering. Daarnaast zijn er ook een aantal landen die minder FDI ontvangen hebben vanuit China dan wat men zou verwachten indien men kijkt naar de FDI die zij ontvangen uit de rest van de wereld, nl. Spanje, Ierland, Denemarken en Luxemburg. Ierland en Spanje waren in het voorbije decenium belangrijke bestemmingen voor buitenlandse investeringen maar de voorbije jaren is het totale aantal buitenlandse investeringen in deze landen afgenomen doordat de economische situatie erop achteruit ging als het gevolg van de economische en financiële crisis. In afbeelding 6 kan men eveneens zien dat Luxemburg de achttiende plaats inneemt met twee deals ter waarde van us$ 46 miljard. Indien men echter deze data vergelijkt met die van de ‘2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment’ kan men zien dat China’s BDI stock en flows naar Luxemburg in 2009 en 2010 het grootste zijn van heel de EU. Men moet er echter rekening mee houden dat Luxemburg enigzins functioneert als belastingsparadijs en als ‘investment gateway’ naar de EU. Dit betekent dus dat het overgrote deel van de Chinese investeringen in Luxemburg niet noodzakelijk daar blijven maar vanuit daar naar de rest van Europa gaan (Clegg J. & Voss H., 2012). Daarom is het meer plausibel dat de werkelijke Chinese BDI meer aanleunt bij de data van Hanemann en Rosen (2012).
24 *Sectorale spreiding:
De Chinese BDI in de Europese primaire sector tijdens de periode 2000-2011 blijven beperkt tot ongeveer 14 % van de totale waarde van de Chinese BDI in de EU en 16 % van het totale aantal deals. Bij deze investeringen gaat het meestal over globale mijnbedrijven met een hoofdkwartier in Londen die daar beursgenoteerd zijn terwijl de meeste van hun bezittingen zich ergens anders in de wereld bevinden. De Chinese investeringen in de Europese secundaire sector ( de fabrikage) zijn sterk toegenomen in de voorbije jaren. Zij bedragen tijdens de periode 2000-2011 ongeveer 50 % van de totale waarde van de Chinese BDI in de EU en 47 % van het totale aantal deals. De Chinese investeringen in de Europese tertiaire sector tijdens de periode 2000-2011 bedragen ongeveer 36 % van de totale waarde van de Chinese BDI in de EU en 37 % van het totale aantal deals. Bij de Chinese investeringen zowel in de secundaire als in de tertiaire sector is er duidelijk een sterke focus op het verwerven van ‘strategic assets’ zoals technologie, knowhow en distributienetwerken. Deze ‘strategic assets’ worden verworven om de competitiviteit van de Chinese ondernemingen te verhogen ten aanzien van hun buitenlandse en binnenlandse concurrentie.
De top 10 sectoren in termen van de waarde van investeringen zijn de chemiesector (us$ 3631 miljoen), de nutsbedrijvensector (us$ 3259 miljoen), de autosector (us$ 2615 miljoen), de brandstofsector (us$ 1621 miljoen), de telecomsector (us$ 1357 miljoen), de transportsector ( us$ 1329 miljoen), de mijnsector ( us$ 1225 miljoen), de consumentenelektronicasector ( us$ 1170 miljoen), de machinesector ( us$ 993miljoen) en de dranken, voedings –en tabakssector (us$ 679 miljoen). De top 10 sectoren in termen van het aantal deals zijn de telecomsector (100 deals), de machinesector (57 deals), de consumentenelektronicasector (42 deals), de autosector (35 deals), de financiële sector (28 deals), de mijnsector/ elektronicasector (27 deals), de IT sector (26 deals) en de chemiesector (22 deals). Op afbeelding 7 is te zien dat de sectoren die het meest Chinese BDI ontvangen in Frankrijk de consumptiegoederen sector, de electronica-en IT sector , de Chemie-en petroleumsector en de nutsbedrijvensector zijn. Het Verenigd Koninkrijk ontvangt investeringen in een hele waaier van sectoren waarvan de belangrijkste de autosector, de financiële sector, de Chemie-en brandstofsector, de nutsbedrijvensector de vastgoedsector en de mijnsector zijn. In Duitsland zijn Chinese investeringen terug te
25 vinden in de meest brede mix van sectoren waarvan de belangrijkste de consumptiegoederensector, de electronica-en IT sector, de machinesector, de logistieke sector en de mijnsector zijn (Hanemann T. & Rosen D., 2012). Men kan dus concluderen dat de Chinese investeringen in Europa zich niet concentreren in een beperkt aantal sectoren maar dat zij plaatsvinden over een heel breed spectrum van sectoren.
Afbeelding 6: : geografische spreiding Chinese BDI in EU tijdens periode 2000-2011uitgedrukt in us$ miljoen Bron: Rhodium groep. (Hanemann T. & Rosen D., 2012)
26 Afbeelding 7: sectorale spreiding Chinese BDI in EU tijdens periode 2000-2011* Bron: Rhodium groep. (Hanemann T. & Rosen D., 2012)
*Grootte van cirkel vertegenwoordigt investeringswaarde, het aandeel ‘greenfield’ investeringen is in het lichtblauw en het aandeel M&As in het donkerblauw
-
Eigenaarschap:
Afbeelding 8: Eigenaarschap Chinese BDI in EU tijdens periode 2000-2011 Bron: Rhodium groep. (Hanemann T. & Rosen D., 2012)
* 80% of meer niet-overheidseigenaarschap
27 Net zoals op het globale niveau worden de Chinese investeringen in de EU gedomineerd door staatsbedrijven. Dit is echter alleen het geval op waardebasis. Zij zijn verantwoordelijk voor 55 % van de totale waarde van de Chinese BDI in de EU. De meerderheid van deze investeringen zijn fusies en overnames (M&A) en kunnen toegeschreven worden aan een beperkte hoeveelheid van zeer grootschalige deals in kapitaalintensieve sectoren. 67 % van de totale waarde van alle investeringen door Chinese staatsbedrijven is namelijk afkomstig van nauwelijks zeven deals ter waarde van us$ 7,8 miljard. Voor de Chinese soevereine welvaartsfondsen zijn er maar twee deals geregistreerd, beiden fusies en overnames (M&A). Met een waarde van us$ 3,6 miljard bedragen zij echter 17 % van de totale waarde van de Chinese BDI in de EU. Aangezien men hier alleen aandacht besteedt aan directe investeringen (FDI) lijkt het alsof de Chinese soevereine welvaartsfondsen amper actief zijn in de EU. Het belangrijkste Chinese SWF CIC en andere Chinese soevereine welvaartsfondsen hebben echter de neiging om zich te gedragen als passieve investeerders door vooral aan portefeuille investeringen te doen in de EU. In haar jaarlijkse rapport van 2011 schat de CIC dat ongeveer 20 % van haar totale aandelenportefeuille uit Europa afkomstig is (CIC, 2012). China’s tweede belangrijkste soevereine welvaartsfonds SAFE (State Administration of Foreign Exchange) publiceert geen informatie hierover waardoor er geen uitspraken kunnen worden gemaakt. Op basis van afbeelding 8 kan men vaststellen dat de meerderheid (63 %) van de deals van de Chinese investeerders in de EU tijdens de periode 2000-2011 gevoerd werd door private Chinese ondernemingen. De meerderheid van deze deals zijn ‘greenfield’ investeringen en dit vooral in kmo’s in de meer dynamische economische sectoren. Zij vertegenwoordigen echter maar 28 % van de de totale waarde van de Chinese BDI in de EU. Zij zijn dus verantwoordelijk voor de meerderheid van de deals maar de grootte van deze individuele deals is dus eerder beperkt. De vijf belangrijkste Chinese private investeerders zijn Geely, Huawei, Lenevo, Sany en de Wolong groep (Hanemann T. & Rosen D., 2012).
28
3.2 Korte samenvatting van de Chinese BDI in de EU: De Chinese investeringen in Europa begonnen op een zeer laag niveau, zijn de voorbije jaren enorm gestegen en het lijkt er naar dat deze stijgende evolutie zich in de toekomst zal doorzetten. Ondanks deze sterke recente stijging zijn de Chinese directe buitenlandse investeringen in Europa nog zeer beperkt vergeleken met China’s aandeel in de wereldeconomie. De meerderheid van de Chinese BDI in de EU zijn ‘greenfield’ investeringen die individueel maar een beperkte economische waarde hebben. Een beperkte hoeveelheid van de deals zijn fusies en overnames (M&A) die wel individueel een zeer substantiële economische waarde hebben. De overgrote meerderheid (87%) van de Chinese buitenlandse directe investeringen vinden plaats in de 15 oorspronkelijke lidstaten van de EU. Binnen deze groep van landen zijn de 3 belangrijkste landen : Frankrijk, Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Fusies en overnames ( M&A) zijn daar de belangrijkste ‘mode of entry’. De nieuwe lidstaten uit Centraal-en Oost-Europa ontvingen maar een beperkt aandeel van de totale Chinese BDI in de EU ( 13%), dit is echter onevenredig veel in vergelijking met de grootte van hun aandeel in het Europese BNP. Deze lidstaten ontvangen vooral ‘greenfield’ investeringen. De Chinese BDI in Europa tijdens de periode 2000-2011 vinden plaats in een zeer breed spectrum van sectoren. De investeringen in de Europese secundaire ( ongeveer 50%) en tertiaire sectoren ( ongeveer 36%) vinden vooral plaats met het oog op het verwerven van ‘strategische assets’. De Chinese investeringen in de EU worden op waardebasis gedomineerd door staatsbedrijven. Dit zijn vooral fusies en overnames (M&A) en kunnen toegeschreven worden aan een beperkte hoeveelheid van zeer grootschalige deals in kapitaalintensieve sectoren. De meerderheid van de deals van de Chinese investeerders in de EU worden echter gedaan door private Chinese ondernemingen. Dit zijn vooral ‘greenfield’ investeringen in kmo’s en in de meer dynamische economische sectoren.
29
4. Recente economische en politieke relaties tussen de EU en China: Hierboven werd alvast het fenomeen van de Chinese directe investeringen in Europa besproken. Alvorens men het discours in de Europese politieke instellingen aangaande dit fenomeen kan begrijpen moet men inzien dat de Chinese directe investeringen in Europa deel uitmaken van de bredere context van de relaties van de EU/ de lidstaten met China en het Europese handelsbeleid. Op basis daarvan wordt een beeld gevormd van het discours inzake de Chinese BDI in de Europese Commissie en de politieke instellingen van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland in deel 2 van deze paper. In 2003 werd het ‘strategisch partnerschap’ tussen de EU en China gelanceerd, in oktober 2006 werd dit strategisch partnerschap opgevolgd door de communicatie ‘EU-China: Closer Partners, Growing Responsibilities’ vanuit de Commissie, een beleidsdocument inzake handel met het oog op een goed en allesomvattend partnerschap met China op bilateraal en multilateraal vlak. Het strategisch partnerschap, gebaseerd op het EU-China handels -en samenwerkingsakkoord uit 1985, omvat o.m. de thema’s buitenlandse zaken, veiligheidskwesties en internationale uitdagingen zoals de klimaatverandering en ‘global economic governance’. De jaarlijkse EU-China toppen en dialogen zijn de belangrijkste manieren voor de EU en China om regelmatig met elkaar te interageren. Op de duur is er een dialoog architectuur ontstaan bestaande uit 3 pijlers: de politieke dialogen, de economische en sectorale dialogen en de zogenaamde ‘people-to-people’ dialogen. Het Europese parlement en het Europese Economische en Sociale Comité vergaderen eveneens jaarlijks met hun ambtgenoten uit China ( eeas.europa.eu/china/, 2013, 29 juli). De focus van deze dialogen ligt echter duidelijk op de economische relaties ( Holslag J., 2010, 7). In ditzelfde kader is de EU sinds januari 2007 aan het onderhandelen met China over een comprehensief ‘Partnership and Cooperation Agreement’dat de bestaande handels-en investeringsrelaties zou moeten verbeteren. Een strategisch partnerschap is echter maar wat men er van maakt. Op papier is er wel sprake van een strategisch partnerschap tussen EU en China , maar in de praktijk
30 vallen de resultaten van dit strategisch partnerschap echter aardig tegen (Holslag J., 2011, 17).
Het conditionele en constructieve engagement is vanaf het begin af aan de hoeksteen geweest van het Europese Chinabeleid. Dit betekent dat de EU bereid is om China te helpen maar dat China op haar beurt bereid moet zijn om tegemoet te komen aan een aantal Europese verwachtingen en eisen. De belangrijkste hiervan zijn dat de Chinezen meer werk maken van de liberalisering en opening van hun binnenlandse markt, dat ze meer respect tonen voor de mensenrechten en dat China een ‘verantwoordelijke’ natie zou worden op het internationale vlak ( Holslag J., 2010, 89). Dit is een unieke manier om om te gaan met een opkomende macht. Europa streeft er naar om de banden met China te versterken en zijn invloed te vergroten door middel van toenemende economische afhankelijkheid en gedeelde waarden. Europa ziet zichzelf als het model dat China zou moeten aspireren. Het EU beleid gaat er van uit dat mensenrechten beter begrepen zullen worden en beter beschermd zullen worden in samenlevingen waar er vrijheid is van handel, investeringen, mensen en ideeën. Europa zet zich daarom in opdat China steeds verder zou integreren in de wereld. De belangrijkste incentive die de EU hiervoor tot zijn beschikking heeft is de Europese markt (Geeraerts G., 2011, 6-7). Door middel van handel, technologische – en handelsakkoorden, sancties zoals anti-dumpingmaatregelen en dialogen proberen de Europeanen te zorgen dat Peking Europa’s post-moderne discours zou volgen. Holslag concludeert echter dat Europa hier niet in geslaagd is en dat China’s politieke doelstellingen en normen nog substantieel verschillen van die van Europa, wat zich uit in China’s handelingen in multilaterale organisaties en in China’s binnenlands -en buitenlands beleid. Europa is er ook niet in geslaagd om China er toe te dwingen haar binnenlandse markt verder te openen en te liberaliseren. China’s toetreding tot de WTO was een belangrijke stap in deze richting maar sindsdien is men in de Europese Unie teleurgesteld in het gebrek aan vooruitgang op dit vlak (Holslag J., 2010, 20).
De Europese keuze voor deze zachte conditionele aanpak ten aanzien van China kan verklaard worden op basis van twee redenen: In tegenstelling tot de Verenigde staten is men China’s opkomst in Europa niet als een directe bedreiging voor de veiligheid gaan zien en is men niet even ongerust over de economische opkomst van China. De eerste reden is deels omdat er nauwelijks overlapping is op het geopolitieke vlak:
31 Europa heeft bijna geen strategische belangen in Azië en de Europese Unie en zijn lidstaten hebben geen diplomatieke of formele politieke banden met Taiwan. Daarnaast kunnen zowel Frankrijk als het Verenigd Koninkrijk zich vinden in China’s streven naar een multipolaire wereld. De tweede reden dat Europa zich minder ongerust lijkt te maken over de sterke Chinese opkomst is dat Europa de nadruk legt op de kortetermijnvoordelen die deze sterke opkomst met zich meebrengt. De Europese landen en de Europese bedrijfswereld willen zo mogelijk meegenieten van de Chinese economische groei. Dit enthousiasme wordt door de Chinezen verder aangewakkerd door de lidstaten apart te benaderen en lucratieve deals aan te bieden. De Europese lidstaten zijn daarnaast minder geneigd om aan protectionisme te doen aangezien zij sterker afhankelijk zijn van handel voor hun welvaart dan andere handelsnaties en dus meer gediend zijn met open markten. Als gevolg van de Europese integratie is het vanuit institutioneel standpunt ook veel moeilijker voor de lidstaten om gebruik te maken van protectionistische maatregelen. Het Europese handelstekort ten aanzien van China is tenslotte veel minder dramatisch dan het Amerikaanse ( Holslag, 2010, 10-12).
Hoewel de Europeanen opteerden voor een zachte conditionele aanpak van China zorgt de Chinese economische opkomst binnen de Europese Unie echter voor een serieus dilemma. De lidstaten zijn namelijk verdeeld over hoe men precies moet reageren op de groeiende economische competitie vanuit China. In 2009 deelde het ECFR de lidstaten op in 4 verschillende groepen, elk met hun eigen attitudes ten aanzien van China. Deze groepen zijn niet homogeen of statisch, zij geven echter een goed beeld van hoe de lidstaten elkaar tegenwerken en de aanpak van de EU ondermijnen (Godement ,F., Parello-Plesner,J. & Richard,A., 2011; Fox J. & Godement F., 2009).
-
De ‘Europese volgers’: De lidstaten die weinig aandacht besteden aan China in hun buitenlandse beleid en die prefereren hun relaties met China via de Europese Unie te regelen. Tot voor kort bestond deze groep uit Oostenrijk, België, Estland, Letland, Ierland en Luxemburg. Tegenwoordig bestaat deze groep nog nauwelijks. Praktisch alle lidstaten zien de relaties met China tegenwoordig als een cruciaal deel van hun buitenlands beleid. De dagen dat een paar belangrijke lidstaten het Europese China beleid bepaalden en de rest volgzaam waren zijn voorbij.
32
-
De ‘accomoderende mercantilisten’: Deze lidstaten zien politieke doelstellingen als ondergeschikt aan economische doelstellingen en zij zien goede politieke relaties met China dus als bevorderlijk voor hun economische belangen. Dit zijn vooral lidstaten uit Zuid, Oost- en Centraal-Europa: Bulgarije, Cyprus, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Malta, Portugal, Roemenië,Slovakije en Spanje. Zij zijn voorstanders van protectionistische maatregelen om hun eigen economieën te beschermen. De economieën van een aantal van deze landen neigen namelijk zeer kwetsbaar te zijn voor de toenemende Chinese competitie, daarom zijn zij tegen het toekennen van het statuut van ‘markteconomie’ aan China. Ondertussen streven zij goede politieke relaties na met China zodat hun bedrijven makkelijker toegang zouden krijgen tot de Chinese markt en zodat zij meer Chinese contracten en investeringen zouden aantrekken om hun economie een boost te geven. Hoe langer de economische crisis nasleept, hoe meer in deze landen de nood aan het aantrekken van Chinees geld prevaleert boven de bescherming van hun arbeidsintensieve sectoren. Frankrijk is een speciaal geval: onder president Chirac was het één van de belangrijkste ‘accomoderende mercantilisten’ maar onder Sarkozy koos Frankrijk voor een nieuwe aanpak met meer publieke kritiek aangaande politieke kwesties zoals Tibet en de Olympische Spelen. Frankrijk onder Sarcozy is volgens Godement et al. (2011) niet onder te brengen in een van de door hun voorgestelde groepen.
-
De ‘ideologische vrijhandelaars’: Deze kleine groep van lidstaten ( Denemarken, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) zijn zoals hun naam al doet vermoeden het meest voor het vrij toelaten van Chinese import in de Europese markt. Deze positie is echter niet puur ideologisch: hun economieën, die een sterke focus hebben op technologie en diensten, zijn minder onderhevig aan de competitie vanuit China en zij hopen het meeste te zullen genieten van de Chinese economische groei. Zij leveren kritiek op China aangaande zowel politieke kwesties als de handelsbarrières die China opwerpt voor Europese bedrijven. Zij leveren echter ook zeer sterke kritiek op de lidstaten uit de groep van ‘accomoderende industrialisten’. Hun sterke afkeer van iedere vorm van protectionisme heeft de krachtdadigheid van het Europese Chinabeleid sterk ondermijnd.
-
De ‘assertieve industrialisten’: Deze groep bestond oorspronkelijk uit Duitsland, Polen en Tsjechië. Zij waren bereid om kritiek te leveren op China inzake politieke en economische kwesties, om protectionistische maatregels te nemen indien zij deze
33 konden rechtvaardigen en zij stelden eisen voor specifieke sectoren. Polen en Tsjechië zijn de voorbije jaren echter minder assertief geworden inzake economische kwesties in de hoop om op deze manier meer Chinese investeringen aan te trekken. Duitsland heeft een speciale relatie met China: het land is China’s belangrijkste handelspartner in de EU terwijl China Duitland zijn belangrijkste niet-Europese exportmarkt is na de Verenigde Staten ; daarnaast is Duitsland een belangrijke bron van technologie voor China. Dit zorgt er voor dat Duitsland kritiek kan leveren zonder angst voor politieke vergeldingen vanuit China op lange termijn. Momenteel is er dus een goede symbiose tussen de Chinese en Duitse economie. Maar naarmate China’s bedrijven steeds meer opklimmen in de waardeketen worden zij steeds meer actief in sectoren die in Duitsland als strategisch worden gezien, zoals de zonnepanelensector. Hierdoor ziet men China in Duitsland steeds minder als louter een afzetmarkt en meer als competitie.
Sinds 2011 stelde het ECFR vast dat er tussen de EU lidstaten een nieuwe breuklijn is ontstaan. Europa zou steeds meer verdeeld worden in ‘frustrated-market-openers’ en ‘cash-strapped deal-seekers’. Deze nieuwe breuklijn vindt zijn oorzaak in het verslechten van de economische crisis in Europa en de nog verder toegenomen competitie met China. Dit laatste uit zich in het nog steeds verder groeiende Europese handelstekort met China, de afname van de complementariteit van handel tussen Europa en China en de toenemende handelsirritanten tussen Europa en China. De groep van ‘frustrated-market-openers’ bestaat uit Frankrijk, Duitsland en de voormalige ‘ideologische vrijhandelaars’ waaronder het Verenigd Koninkrijk. Deze groep van landen is tegenwoordig steeds meer gefrustreerd door het uitblijven van het verder openen en liberaliseren van de Chinese markt. Zij zijn hierdoor steeds meer nadruk gaan leggen op reciprociteit en zijn er zich bewust van geworden dat indien men deze wil bewerkstelligen de Europese Unie hiervoor een sterkere onderhandelingspositie nodig heeft. Ondanks de toegenomen frustratie zijn de voormalige ‘ideologische vrijhandelaars’ nog steeds ferm tegen maatregelen waardoor China’s toegang tot de Europese markt beperkt zou worden. Zij zijn hier enerzijds principieel tegen en anderzijds voelen zij dat dit ultiem tegen hun eigen belangen zou ingaan. Zij pleiten echter steeds meer voor reciprociteit en zien steeds meer de waarde in van deze soort maatregelen en het gebruik van vrije handel als een onderhandelingsinstrument met China. De voormalige ‘ideologische vrijhandelaars’ en Duitsland lijken nu dus langzaam te verschuiven in de richting van Frankrijk, dat
34 altijd al voorstander is geweest van een sterke gemeenschappelijke Europese houding ten aanzien van China om zijn bedrijven en belangen te verdedigen. Hoewel Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk steeds meer in de zelfde richting aan het schuiven zijn wordt deze toenemende eenheid ondermijnd door de groep van ‘cash-strapped deal-seekers’. De lidstaten die onder deze groep vallen zijn: Bulgarije, Hongarije, Roemenië, Malta, Spanje, Griekenland, Portugal, Cyprus en Italië. Deze lidstaten kon men daarvoor terugvinden onder de groep van ‘accomoderende mercantilisten’. Deze lidstaten zijn niet toevallig de lidstaten die tot nu toe het meest geleden hebben onder de economische crisis. Het zijn deze lidstaten die China lang met argwaan aanschouwden maar die China nu zien als een alternatieve of complementaire bron van geld naast de Europese of IMF leningen. Deze landen die nooit echt veel belang hadden in de export naar China hebben nu dus nog minder belang in een aanpak van China die gebaseerd is op reciprociteit dan daarvoor het geval was (Godement F. et al., 2011). Het valt op dat de samenstelling van de groepen aan beide zijden van de breuklijn sterk overeenkomt met de klassieke tegenstelling tussen de lidstaten aangaande het Europese handelsbeleid. Er zijn altijd al meningsverschillen geweest tussen enerzijds de zgn. ‘Club Med’ bestaande uit de Zuiderse lidstaten ( en sinds hun toetreding, de nieuwe Oost-en Centraal-Europese lidstaten) die een voorstander zijn van een meer protectionistisch en regionalistisch handelsbeleid en anderzijds de Noordelijke lidstaten die een liberaler en globaler handelsbeleid nastreven. Deze twee kampen zijn al van het begin af aan vertegenwoordigd geweest door respectievelijk Frankrijk en Duitsland (Orbie, 2008, 48). Het Verenigd Koninkrijk is ook een prominent lid van het tweede kamp.Men kan dus concluderen dat de Europese lidstaten nog steeds intern verdeeld staan tegenover China maar dat een deel van de lidstaten, waaronder zowel het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk als Duitsland, de voorbije jaren steeds meer nadruk legt op reciprociteit. De drie lidstaten die in deze paper worden onderzocht behoren dus tot een groep van lidstaten die meer belang zou hechten aan het verbeteren van de toegang van hun bedrijven tot de Chinese markt en meer de nadruk leggen op reciprociteit dan op het verkrijgen van Chinese deals in Europa . Ergo, men kan er dus vanuit gaan dat zij minder belang hechten aan de Chinese investeringen in hun economieën dan aan de toegang van hun bedrijven op de Chinese markt. Indien men rekening houdt met de houding van deze landen inzake het Europese handelsbeleid kan men echter verwachten dat Frankrijk
35 zich protectionistischer en kritischer zal opstellen ten aanzien van de Chinese BDI dan Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Er kan gesteld worden dat de Europese Commissie, de belangrijkste actor van het Europese handelsbeleid, een neoliberaal discours voert. Volgens De Ville en Orbie (2011) kreeg de EU lang het verwijt protectionistisch te zijn maar heeft zij de voorbije 15 jaar duidelijk een vrijhandelsagenda aangenomen. Sinds de ‘Global Europe’ strategie werd aangenomen in 2006 zou er ondubbelzinnig sprake zijn van neoliberalisme. In de communicatie ‘Global Europe’ ( Europese Commissie, 2006) stelt de Europese Commissie ( vanaf nu ‘de Commissie’ genoemd) dat “Europa protectionisme moet verwerpen aangezien protectionisme prijzen verhoogt voor de consumenten en bedrijven en keuze beperkt. Aangezien onze welvaart afhangt van handel zouden wederkerige obstakels onze economie beschadigen. Europese economische openheid is vitaal voor de creatie van jobs en groei in Europa en is noodzakelijk voor onze internationale competitiviteit”. Daarnaast stelt de Commissie dat het vitaal is dat “de verwerping van protectionisme in Europa gepaard moet gaan met activisme in de creatie van open markten en eerlijke condities voor handel in het buitenland.” De Commissie wijst er vervolgens op dat “de opkomende economieën en China in het bijzonder de voordelen aan het rapen zijn van hun groeiende rol in de wereldhandel”. Vervolgens stelt de Commissie dat “Europa al zeer open is voor deze opkomende en ontwikkelende landen en bereid is om verder te gaan, maar dat deze landen sterke economische groei combineren met onnodig hoge handelsbarrières.” “Naarmate de voordelen die zij ontvangen door het globale handelssysteem toenemen, groeit ook hun verantwoordelijkheid om hun rol aan te nemen in een globaal regime dat openheid begunstigt”. Hierbij hecht de Commissie veel aandacht aan het openen van markten en strengere regels inzake zogenaamde ‘new trade areas’, waaronder investeringen, intellectuele eigendom, diensten, competitie en overheidsopdrachten. Volgens De Ville en Orbie (2011) is de huidige Commissie, met handelscommissaris Karel De Gucht, blijven vasthouden aan de redenering van ‘Global Europe’ meer bepaald wat betreft de handelsstrategie in de communicatie ‘ Trade, Growth and World Affairs’ en is zij zelf verder gegaan in het nastreven van haar neoliberale handelsagenda. Men kan dus verwachten dat de Europese Commissie zich open en positief zal opstellen ten aanzien de Chinese BDI in Europa en zich vooral zal focussen op het verder openen van de Chinese markt.
36
Deel 2: Discours inzake de Chinese Buitenlandse Investeringen in de Europese politieke instellingen en lidstaten In dit deel wordt er eerst kort ingegaan op wat er bedoeld wordt met het ‘politieke discours’,de werkwijze en het empirisch materiaal waarvan gebruik werd gemaakt tijdens de documentanalyse. Vervolgens wordt het resultaat van deze documentanalyse besproken, beginnende met het discours inzake de Chinese BDI in Europa in de relevante Europese politieke instellingen ( de Commissie, het Europese Parlement) en daaropvolgend het discours van de lidstaten ( Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk).
5. Theorie en werkwijze documentanalyse ‘Politiek discours’ wordt zowel in de politiek als in de politieke wetenschappen gezien als een vorm van politieke actie en een deel van het politieke proces. Deze visie komt perfect overeen met het dominante paradigma in de meeste sociale aanpakken van discours, namelijk dat discours een vorm van sociale actie en interactie is (Atkinson & Heritage 1984; Boden & Zimmennan 1991; van Dijk 1985 aangehaald in Van Dijk T., 1997). Volgens Van Dijk ( 1997) kan discours geklasseerd worden als ‘politiek discours’ van zodra het discours of een deel van het discours direct of indirect inwerkt op het politieke proces. ‘Politiek discours’ kan dus zeer breed geïnterpreteerd worden. In deze paper zal ‘politiek discours’ echter niet geinterpreteerd worden als iedere vorm van discours met een mogelijk politiek effect, maar zal de reikwijdte grotendeels beperkt worden tot het ‘politieke discours’ dat terug te vinden is in de officiële documenten, communicaties en speeches van de politieke instellingen van de Europese Unie en de drie Europese lidstaten (Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland).
Er zijn veel manieren om discours te analyseren, afhankelijk van de onderzoeksdoelstellingen en de gehanteerde theoretische paradigma’s. Ondanks de vele verschillende methodes en theorieën die door de hedendaagse discours-en conversatie analysten worden gehanteerd zijn zij in het algemeen tot een consensus
37 gekomen dat een analyse op zijn minst belang moet hechten aan de structuren of strategieën die worden gehanteerd tijdens de sociale interactie. Zij zijn het echter niet eens over het belang van het bestuderen van de context van het discours. In de linguïstiek is er een sterke tendens om de focus exclusief op taal, discussies en tekst te leggen. Sociolinguïsten, ‘critical discourse’-analisten en anderen die bezig zijn met discoursanalyse zijn het hier niet mee eens en stellen dat indien men een discours echt wil begrijpen en verklaren dat men ook aandacht moet besteden aan de bredere context waarin dit discours zich bevind. Indien men geen aandacht zou besteden aan de context van een tekst, speech, communicatie, interactie,.. zou dit leiden tot een serieus gebrek in de analysering van het discours en zou dit zorgen voor fouten in de analyse (Van Dijk T., 2006). In deze paper wordt deze visie gevolgd. Daarom wordt in het eerste deel van deze paper uitvoerig ingegaan op de context waarin het discours zich bevindt.
De documentanalyse zal enerzijds aandacht besteden aan wat het discours dat wordt gehanteerd in de Europese politieke instellingen en lidstaten inzake Chinese buitenlandse investeringen in Europa is. Hierbij wordt er ook gekeken in welke mate het politieke discours verschilt tussen de Europese politieke intellingen en de lidstaten onderling. Daarnaast wordt er onderzocht wat het standpunt van de EU instellingen en de drie lidstaten is ten aanzien van een mogelijk gemeenschappelijk toezichtsinstrument voor ‘strategische buitenlandse investeringen’. Anderzijds wordt er ook aandacht besteed aan hoe dit discours precies tot uiting komt: -
-
-
-
Het woordgebruik in deze documenten en de keuze van ‘sleutelwoorden’. Dit soort van analyse wordt typisch gebruikt voor de identificatie van ideologieën en discours ( Fairclough N., 2003 aangehaald in Esjavec K. & Esjavec E., 2008). De gehanteerde argumentatie in deze documenten: aangezien politiek discours vooral een overtuigende functie heeft is zijn formele structuur vaak betogend ( Van der Valk, 2003). Deze argumenten hun inhoud en in sommige gevallen ook hun structuur kunnen informatie geven over de achterliggende opinies inzake de Chinese buitenlandse investeringen in Europa. De gehanteerde retorische middelen die gebruikt worden om de nadruk te leggen op iets of om interesse op te wekken die de argumentatie van de actor op deze manier versterken. Bv. metaforen, ironie, eufemismen, herhaling, hyperbolen, enz. De grafische structuur van de documenten ( titels, aangeduide delen, kleurgebruik, lettertypes,...)
Er wordt met andere woorden dus ook gelet op een aantal structuren of strategieën die gehanteerd worden tijdens de sociale interactie. Aangezien dit geen taalkundig maar
38 een politiekwetenschappelijk werk is wordt echter vooral belang gehecht aan wat het discours is, in plaats van hoe dit tot uiting komt. Het empirisch materiaal waarvan gebruik wordt gemaakt tijdens de documentanalyse beperkt zich tot de periode van 2008 tot juli 2013. Het merendeel hiervan is uit de meest recente periode 2010 - juli 2013. Dit is niet opmerkelijk aangezien de Chinese investeringen in Europa ook rond die periode pas duidelijk sterk toenamen. In totaal zijn 126 informatiebronnen geraadpleegd. Deze zijn online verzameld op de sites van de Europese instellingen, de sites van de regeringen en de bevoegde parlementen van de 3 lidstaten, de site van UK Trade & Investment en de sites van meerdere kranten. Op deze sites is gezocht met de term ‘China’ en de term ’investment’ ( in de respectievelijke talen van de lidstaten). De geanalyseerde documenten zijn in het Engels, Nederlands, Duits en Frans.
Voor de Commissie zijn 47 informatiebronnen geraadpleegd: -
-
-
15 toespraken van commissievoorzitter Barroso, de huidige en twee voormalige handelscommissarisen (Catherine Ashton, Peter Mandelson en Karel De Gucht) en ambtenaren van DG Handel. 5 rapporten van de Commissie ( voornamelijk van DG Handel) 1 communicatie van de Commissie aan de Europese Raad en het Europese Parlement, 1 kabinetnieuwsbrief, 2 krantenartikels en 2 notities van de Commissie over het verloop van het EU-China High Level Economic and Trade Dialogue (HED) in 2009 en 2010 21 antwoorden van de Commissie op vragen van het Europese Parlement
Voor het Europees Parlement zijn 20 informatiebronnen geraadpleegd: -
4 rapporten en 1 opinie van onderzoekscommissies van het Europees Parlement 2 parlementaire debatten 6 resoluties van het Europese parlement 7 parlementaire vragen ( slechts 7 van de 320 parlementaire vragen tijdens de periode 2008- 19/05/13 die de term ‘China’ bevatten hebben direct betrekking op Chinese BDI in Europa)
Voor het Verenigd Koninkrijk zijn 16 informatiebronnen geraadpleegd: -
-
1 rapport van het ‘European Union Committee’ van het ‘House of Lords’ (bestaande uit 2 volumes) 2 rapporten van het ‘Business, Innovation and Skills Committee’ van het ‘House of Commons’( 1 hiervan bestaande uit 3 volumes) en het antwoord van de Britse regering op deze rapporten. 1 debat in het ‘House of Commons’ 3 ‘ China FCO Political and Economic Updates’ van UK Trade & Investment 2 antwoorden van de Britse Regering op geschreven vragen van het ‘House of Commons’ 1 rapport van de ‘Foreign and Commonwealth Office’
39 -
1 ‘Standard Note’ van de ‘House of Commons Library’ 3 krantenartikels inzake de uitspraken van de Britse premiers over Chinese investeringen in het Verenigd Koninkrijk
Voor Frankrijk werden 9 informatiebronnen geraadpleegd: -
2 debatten in de ‘Assemblée National’ 2 communicaties van de ‘Commission des affaires européennes’ in de ‘Assemblée National’ 1 rapport van de ‘Commission des affaires européennes’ in de ‘Assemblée National’en een bespreking hiervan in de ‘Assemblée National’ 1 investeringsakkoord tussen China en Frankrijk 1 rapport van de ‘commission des Finances, du contrôle budgétaire et des comptes économiques de la Nation’in de ‘Sénat’ 1 rapport van de ‘Commission des affaires étrangères’ in de ‘Assemblée National’ Informatie afkomstig van de site van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken
Voor Duitsland werden 37 informatiebronnen geraadpleegd: -
2 speeches van Bondskanselier Merkel 5 persberichten en informatie van de site van het Duitse federale ministerie van Buitenlandse Zaken 21 vragen van de Bonsdag en de antwoorden van de Bondsregering 7 persberichten en informatie van de site van het Duitse federale ministerie van Economie en Technologie 2 persberichten van de site van de Duitse Bondsregering
6. resultaat 6.1 Instellingen Europese Unie: In deel 1 wordt de verwachting geuit dat de Commissie zich open en positief zal opstellen ten aanzien van de Chinese BDI in Europa en in de economische relatie met China vooral de focus zal leggen op het verder openen van de Chinese markt. Op basis van de documentanalyse lijkt deze verwachting overeen te komen met de realiteit. Van het Europees Parlement kan in het algemeen hetzelfde gezegd worden maar het parlement is in het algemeen kritischer dan de Commissie over de Chinese BDI in Europa en het institutionele kader van de handels-en investeringsbetrekkingen van de EU met China. Het Europees Parlement is er zich bewust van dat het beleid van de EU ten aanzien van China ondermijnd wordt door de lidstaten die hun eigen belangen nastreven in hun relatie met China. Zij roept de Commissie en de lidstaten dan ook op om hier iets aan te doen en hun beleid beter te coördineren.
40 Wanneer men het over Chinese BDI in Europa heeft in de instellingen van de Europese Unie wordt dit in het merendeel van de gevallen besproken in relatie met het gebrek aan reciprociteit in de handels-en investeringsrelatie tussen de Europese Unie en China. Het Europees Parlement en de Commissie zijn het hier grotendeels over eens. Beiden verwelkomen de Chinese BDI in de Europese Unie en leggen de nadruk op het enorme potentieel van de EU-China investeringsrelaties. In de documenten die geanalyseerd zijn werd gevonden dat de Commissie, indien er vragen worden gesteld inzake de Chinese BDI in Europa, altijd klaar stond om de openheid van de Europese Unie voor deze investeringen te verdedigen. De Chinese investeringen in Europa werden door voormalig Europees handelscommissaris Peter Mandelson (Toespraak, 2008, 26 September) “a testament to Europe's openness to investment” genoemd. Daarnaast is de Commissie van mening dat de recente toename van de Chinese BDI in de EU een natuurlijk gevolg is van China’s economische ontwikkeling en globaal gezien een positieve evolutie is. Maar hoewel het Europees Parlement en de Commissie zich in het algemeen positief uitlaten over de Chinese BDI wijzen zij steeds op het feit dat Chinese ondernemingen zonder problemen kunnen investeren in de Europese Unie terwijl de Europese bedrijven in China nog significante investeringsbarrières ondervinden en dus niet van dezelfde investeringscondities kunnen genieten. “The efforts of European enterprises to access the Chinese market are hindered by the Chinese Government’s interventionist industrial policies, the inadequate protection of intellectual property, a system of rules that is as ambiguous in substance as in its application, and by other non-tariff and technical barriers to trade”( Europees Parlement, 2012). Dit zorgt er voor dat het Europees parlement en de Commissie de huidige investerings/handelsrelatie met China ‘onevenwichtig’ noemen. Zij leggen dan ook sterk de nadruk op de noodzaak van een relatie met China die gekenmerkt wordt door reciprociteit. In een groot aantal van de geanalyseerde documenten wordt deze omschreven met de term ‘level playing field’. Beiden wijzen op het belang van de directe buitenlandse investeringen voor de Europese economie, op de noodzaak om een stabiel en aantrekkelijk klimaat voor de Europese investeerders in het buitenland te creëren en een open investeringsstelsel op het Europees grondgebied te bevorderen.
41
Voor het openen van de Chinese markt worden verscheidene argumenten opgeworpen: -
-
-
-
-
Het verder openen van de Chinese markt voor handel en investeringen zal zorgen voor meer interactie tussen de Europese en Chinese economieën, wat gezien wordt als een belangrijke manier om democratie en respect voor mensenrechten te stimuleren in China. Door de progressieve afschaffing van restricties op investeringen ontstaat een ‘level playing field’ dat uniforme en optimale condities voor investeringen garandeert. Dit zal aanleiding geven tot de creatie van additionele welvaart in zowel de EU als in China. De Chinese handels/investeringsbarrières zijn niet alleen schadelijk voor Europese bedrijven maar zij ontzeggen China ook additionele BDI en dus ook overheidsinkomsten. Er is momenteel een fundamenteel onevenwicht in de EU-China relatie door deze barrières. Dit onevenwicht wordt uitgespeeld door diegenen die de Chinese investeringen als dreiging zien en die voor een selectieve screening van Chinese investeringen in de EU pleitten ( De Commissie zegt dus impleciet dat ze deze niet als dreiging ziet en dat zij geen voorstander is van een selectieve screening van Chinese investeringen in de EU ). De Europese Commissie wijst er op dat indien de handelsirritanten/ gebrekkige markttoegang en barrières van investeringen aanblijven dit er toe kan leiden dat de legitimiteit en de redenen van het openhouden van de Europese markt ( voor de Chinese goederen/ investeringen) in twijfel getrokken worden. “When problems relating to market access and nondiscriminatory treatment of companies on the basis of their origin keep piling up, people start questioning the legitimacy and rationale of keeping the European market open. I am not one of the sceptics myself, but I see the dangers of this development for the very prosperous long-term agenda that should be possible between our two economies” (De Gucht K., Toespraak, 2011 , 8 november). Men impliceert dus dat indien de Chinezen hun niet inzetten voor het openen van hun markt dit misschien tot protectionisme kan leiden, waar de Commissie zelf voor vreest en wat in het nadeel zou zijn van zowel China als de EU. De Commissie moet dus kunnen aantonen dat de ‘openheid’ van de Europese Unie voor Chinese BDI niet misbruikt wordt door anderen ( China) doordat deze wel nog significante markt/investeringsbarrières hanteren. Men stelt daarnaast dat China’s indrukwekkende groei slechts mogelijk is geweest door het open globale investerings/handelssysteem. Men gaat er dan ook van uit dat China’s verdere economische ontwikkeling afhankelijk zal zijn van het verder open blijven van de markten ( en dus het verder openen van zijn eigen markt).
Het Europees Parlement en de Commissie verklaren zich ook zeer bezorgd te maken over het gebrek aan vooruitgang in het verder openen van de Chinese markt. Uit het recente ‘Trade and Investment Barriers Report’ van de Commissie kan men afleiden
42 dat er geen vooruitgang is geboekt in het verder openen van de Chinese markt in de voorbije jaren en dat de situatie van Europese investeerders in China zelfs aan het verslechten is (Europese Commissie, 2013a). In de loop van 2011 heeft China namelijk een mechanisme aangenomen dat de gevolgen voor de nationale veiligheid van fusies en overnames moet beoordelen. Dit mechanisme stelt China in staat om fusies en overnames tegen te houden omwille van overwegingen van nationale veiligheid. Men heeft op zichzelf geen probleem met dit mechanisme in de Europese Unie ( aangezien zulke mechanismen ook bestaan in een aantal Europese lidstaten waaronder Frankrijk en Duitsland) maar men maakt zich in Europa wel zorgen over de zeer brede interpretatie die men in China geeft aan de relevante sectoren en de definitie van nationale veiligheid.
Een relatief beperkt deel van het discours over Chinese BDI in de instellingen van de Europese Unie legt meer nadruk op de bezorgdheid die er heerst inzake de banden die bepaalde Chinese investeerders hebben met de Chinese overheid en het gebrek aan transparantie en toerekenbaarheid hierover. Daarnaast zijn er ook een aantal stemmen in het Europees parlement die vrezen dat de Chinese overnames van Europese bedrijven een negatief effect zou kunnen hebben op de Europese strategische competitiviteit. Het is echter hierover dat er het meest verschillen zijn qua mening tussen het Europees Parlement en de Commissie, maar ook binnen de Commissie. De Commissie heeft al talrijke keren aangegeven dat zij zich bewust is van de bezorgdheid inzake deze Chinese investeringen die werd geuit in het Europees Parlement en het publieke debat. De Commissie stelt echter nooit expliciet dat zij deze bezorgdheid deelt. Als reactie op de bezorgdheid in Europa inzake de activiteiten van de Chinese soevereine welvaartsfondsen verwijst de Commissie naar de zogenaamde ‘Santiago principes’ van de internationale werkgroep inzake soevereine welvaartsfondsen van het IMF die tot doel hebben de transparantie van soevereine welvaartsfondsen te vergroten en hun meer toerekenbaar te maken. Daarnaast verwijst de Commissie naar haar eigen poging uit 2008 om een coherente aanpak ten aanzien van soevereine welvaartsfondsen te organiseren in de EU.
Zowel het Europees Parlement als de Commissie wijzen echter op het recht van de lidstaten om hun publieke veiligheid te beschermen. Dit houdt de mogelijkheid in om mechanismen te introduceren die toezicht houden op de binnenkomende buitenlandse
43 directe investeringen, iets wat een aantal lidstaten waaronder Frankrijk en Duitsland al hebben gedaan. Zij benadrukken dat de EU open blijft voor investeringen vanuit derde landen en verwijzen naar hoofdstuk 4 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat alle restricties op de vrije beweging van kapitaal tussen de lidstaten en derde landen verbiedt. Chinese investeerders en hun investeringen genieten dus in principe van dezelfde rechten als investeerders en investeringen uit de EU. In het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat echter ook dat lidstaten restricties mogen opleggen zolang deze overeenkomstig de EU wetgeving zijn. Bovendien zijn er een aantal uitzonderingen expliciet opgelijst in het verdrag: restricties die vóór een bepaalde datum bestonden (specifieke categorieën van kapitaalverkeer), tijdelijke restricties die werden overeengekomen op het tijdstip van toetreding van nieuwe lidstaten, maatregelen om de openbare orde of de openbare veiligheid te beschermen, beperkingen op het eigendomsrecht, restricties gerelateerd aan de nationale veiligheid en defensie en regels in secundaire EU-wetgeving inzake een aantal sectoren. Het Europese Parlement en de Commissie zijn het echter niet eens over de nood aan een mechanisme op het Europese niveau dat, naar het model van het Amerikaanse ‘Committee on Foreign Investment in the United States’, een voorafgaande evaluatie zou maken van buitenlandse strategische investeringen om zo een goed beeld te krijgen van de ondernemingen die in de EU opereren en investeren. In de resolutie van 23 mei 2012 genaamd ‘de EU en China: handelsonevenwicht?’ laat het parlement ook duidelijk weten hiervan voorstander te zijn (Europees Parlement, 2012a). Zij verzoekt in de resolutie de Commissie en de lidstaten om een instelling op te richten die als taak heeft buitenlandse strategische investeringen vooraf te onderzoeken om een duidelijk beeld te krijgen van de ondernemingen die op Europees grondgebied actief zijn of er investeren en op regelmatige basis verslag uit te brengen aan het Parlement. Het officiële standpunt van de Commissie is echter dat de verkoop van eigendom aan buitenlandse investeerders onder de bevoegdheid van de lidstaten en de lokale autoriteiten valt. De Commissie wijst er op dat de lidstaten beschikking hebben over de noodzakelijke mechanismen om hun nationale veiligheid te beschermen. Deze mechanismen moeten transparant zijn en eng geïnterpreteerd worden. De Commissie stelt dat haar rol beperkt is tot er voor te zorgen dat de eventuele restrictieve maatregelen die genomen worden door de lidstaten gerechtvaardigd en proportioneel
44 zijn ten aanzien van de EU verdragen en de jurisdictie van het Europees Hof van Justitie. Huidig Europees handelscommissaris De Gucht verklaarde in een recent debat over de Chinese investeringen in Europa dat “a full European security screening of new investments is neither desirable nor feasible in my view” (De Gucht K., Toespraak, 2012, 7 juni). Vervolgens stelt hij dat “we cannot accept – in Europe or elsewhere – that national security concerns are used as a false pretence to justify the protection of vested economic interests. Een interpretatie van nationale veiligheid gebaseerd op brede economische overwegingen moet volgens de Commissie dus tegen elke prijs vermeden worden. De Commissie is dus voor een enge interpretatie van het begrip nationale veiligheid. Een te brede interpretatie zou volgens de Commissie zorgen voor een negatieve impact op Europese bedrijven in het buitenland. Hiermee wijst de Commissie op het belang van een open Europese markt om derde partners er van te overtuigen dat het verlagen van hun investerings- en handelsbarrières in hun eigen belang is. Het officiële standpunt van de Commissie is echter het resultaat van een besluitvormingsproces waarbij standpunten worden vastgelegd door middel van een gewone meerderheid. Het officiële standpunt van de Commissie inzake Chinese BDI in de EU is dus op zijn minst een uiting van de visie van een meerderheid binnen de Commissie. Dit betekent echter ook dat er onenigheid kan zijn binnen de Commissie over bepaalde zaken, wat ook het geval bleek te zijn inzake de noodzaak van het oprichten van een mechanisme dat toezicht zou houden over extra-EU BDI, waaronder dus ook Chinese BDI. Op 9 februari 2011 stuurden de Europese commissaris voor de interne markt en diensten Michel Barnier en de Europese commissaris voor Industrie en ondernemerschap Antonio Tajani een brief aan de voorzitter van de Commissie, Jose Manuel Barroso, waarin stond dat de beweringen dat bepaalde buitenlandse investeringen negatieve gevolgen hebben zouden moeten worden gecontroleerd en dat indien nodig mechanismen om deze gevolgen te voorkomen of te verlichten zouden moeten worden overwogen.3 Zij suggereerden dat de EU moet overwegen om een gecentraliseerde commissie -zoals die in de Verenigde Staten, Japan, China en Australië- op te richten op het Europese niveau die buitenlandse investeringen monitort op strategische gronden (Reuters, 3
Deze brief werd niet publiek gemaakt. Er werd daarom gebruik gemaakt van de mediaberichtgeving over de brief en een antwoord van Leopoldo Rubinacci op een vraag over de kwestie tijdens een ‘Civil society meeting’ over de EU-China investeringsrelatie.
45 2011, 8 maart). Een dergelijk instrument zou volgens hun het bestaande Europese lappendeken van nationale toezichthoudende instanties moeten vervangen om een meer geünificeerd en transparant doorlichtingsproces in het leven te roepen. Deze kwestie kwam op de agenda door de groeiende belangstelling, vooral in China en Rusland, voor het verwerven van Europese bedrijven. In 2010 zorgde het bod van het Chinese bedrijf Xinmao op de Nederlandse kabelmaker Draka voor een schok onder de ambtenaren van de Commissie gezien het zo veel hoger was dan dat van concurrerende Europese offertes. Hoewel het bod niet succesvol was verhoogde het de bezorgdheid dat Europese high-tech bedrijven dreigen opgekocht te worden door bedrijven met schijnbaar onbegrensde bronnen van staatsfinanciëring ( European Voice, 2011, 2 februari). Men kan echter op basis van de mediaberichtgeving en het bestaande officiële standpunt van de Commissie vaststellen dat het voorstel van Barnier en Tajani op dermate weerstand stootte binnen de Commissie en bij de EU ambtenaren -en diplomaten zodat het in de ijskast werd gezet. Leopoldo Rubinacci, die aan het hoofd staat van de diensten en investeringen-eenheid van DG Handel verklaarde hierover dat dit een gevoelige en moeilijke materie is door de moeilijkheid van het definiëren van ‘nationale veiligheid’ op het Europees niveau. Hij wierp daarnaast op dat het onwaarschijnlijk is dat de lidstaten een dergelijk mechanisme op het Europees niveau zouden steunen (Europese Commissie, 2012, 7 maart).
6.2 De lidstaten: Op basis van de documentanalyse kan men zien dat Chinese investeringen in alle drie van de onderzochte landen worden verwelkomd. Het is duidelijk dat men in alle drie lidstaten beseft dat er een gebrek is aan een coherente gemeenschappelijke Europese aanpak van China. Het valt ook op dat er in alle drie lidstaten aandacht wordt besteed aan het feit dat hun ondernemingen in China moeilijkheden ondervinden en niet van dezelfde investeringscondities kunnen genieten waarvan de Chinese investeerders kunnen genieten in de Europese Unie. Er zijn echter significante verschillen tussen de lidstaten onderling waarneembaar. Deze verschillen slaan enerzijds op de mate waarop men de Chinese investeringen verwelkomt en de nadruk die men legt op de problemen die de Europese investeerders in China ondervinden. Anderzijds is er ook een sterk verschil merkbaar tussen de lidstaten in de mate waarin men zich
46 bezorgd maakt over het gebrek aan transparantie van bepaalde Chinese investeringen en het feit dat een aantal Chinese investeringen plaatsvinden in sectoren die als ‘strategisch’ worden aanzien.
In tegenstelling met wat werd verondersteld in deel 1 moet men op basis van de documentanalyse vaststellen dat slechts twee van de drie lidstaten, namelijk Frankrijk en Duitsland, meer belang hechten aan het verder openen van de Chinese markt voor hun bedrijven dan het aantrekken van Chinese investeringen naar hun economie. In het Verenigd Koninkrijk lijkt men meer belang te hechten aan de Chinese investeringen in de Britse economie dan het verder openen van de Chinese economie. In het rapport ‘Trade and Investment: China’ stelt het ‘Business, Innovation and Skills Committee’ van het ‘House of Commons’ dat investeringen vanuit China belangrijk zijn voor de Britse economie en dat het noodzakelijk is om het Verenigd Koninkrijk voor te stellen als de “premier destination for Chinese investment”( 2011). Net zoals zijn voorganger Gordon Brown heeft huidig premier David Cameron zeer duidelijk gezegd dat het Verenigd Koninkrijk zijn deuren altijd wijd open stelt voor Chinese buitenlandse investeringen. David Cameron verkondigde recent in een artikel van Fortune ‘niet beschaamd’ te zijn dat buitenlandse bedrijven in het Verenigd Koninkrijk aan het investeren zijn en Britse merken verwerven. Hij is van mening dat het Verenigd Koninkrijk door zijn ‘open deur beleid’ ten aanzien van investeringen een aantrekkelijke plaats is voor bedrijven om te investeren en te opereren. Over de investeringen van China’s soevereine welvaartsfonds (China Investment Corporation) in het Verenigd Koninkrijk verklaarde Cameron: “I'm proud of it, I think it's absolutely great. We want to be the destination for Chinese investment. Tell the other Chinese investors to come to London and spend your money". In 2011 bekwam CIC 10 % van de aandelen van het Verenigd Koninkrijk zijn grootste luchthaven, ‘Heathrow Airport’ (http://features.blogs.fortune.cnn.com/, 2013, 23 mei). Als lid van de ‘Europese vrijhandelaars’ dringt men in het Verenigd Koninkrijk natuurlijk aan op de verdere opening van de Chinese markt voor Europese bedrijven en legt men ook de nadruk op de moeilijkheden die de Britse bedrijven in China meemaken, de diefstal van intellectuele eigendom in het bijzonder. De Britse regering verklaarde: “For the UK –China trade relationship to fulfil it’s great potential, therefore depends not just on UK action but also on Chinese action to open progressively it’s markets to foreign participation, a process which will also support China’s own development objectives”
47 ( 2011). In vergelijking met Duitsland en Frankrijk dringt men in het Verenigd Koninkrijk hier veel minder intensief op aan. Het valt ook op dat wanneer men in het Verenigd Koninkrijk het over de Chinese investeringen in Europa heeft, men deze nooit koppelt aan het gebrek aan reciprociteit in de handels-en investeringsrelatie tussen de Europese Unie en China. Dit wordt wel gedaan in Duitsland en Frankrijk.
In Duitsland worden de Chinese investeringen eveneens verwelkomd maar wordt er meer nadruk gelegd op het onevenwicht in de investeringsrelatie van Europa met China dan dit het geval is in het Verenigd Koninkrijk. Wanneer de Duitsers spreken over de Chinese investeringen in Europa koppelen zij bijna altijd de openheid van de Europese markt voor Chinese bedrijven en investeringen aan het gebrek aan openheid voor de Europese bedrijven en investeringen op de Chinese markt. Gezien de aanzienlijke exportbelangen van de Duitse economie in China primeert het vergroten van de Chinese markttoegang dan ook voor de Duitse bondsregering. In een toespraak op de ‘Chinese Academy of Social Sciences’ (CASS) in Peking (2012, 2 februari) verklaarde Bondskanselier Merkel het volgende: “ I can assure you that our market, the German market, is open for Chinese investors. Likewise, we would like German companies here to be treated equally to Chinese companies. This means that a level playing field is utterly crucial for good economic cooperation. Of course, we also need effective protection of intellectual property. Business people have repeatedly spoken about the need for access to appropriate financing in order for companies to grow dynamically in China. I think we’ve made a lot of progress, but during my current visit we will also have to speak about the issues that remain to be solved. The important thing is always fair cooperation, fair competition based on reciprocity. As I said before, Germany is a place where China’s companies are sure to invest even more in future. There are already some major examples of this happening, but there is a lot of room for developing it further”. De Duitse overheid is van mening dat China sinds haar toetrede tot de WTO al stappen in de goede richting heeft gezet in het openen van haar economie en dat men hiermee verder moet gaan. Zij besteedt daarnaast bijzondere aandacht aan de opening van de Chinese markt van overheidsopdrachten voor Europese bedrijven en een betere bescherming van het intellectuele eigendom van Duitse ondernemingen in China.
48 In Frankrijk verwelkomt men de Chinese investeringen ook maar er kan worden vastgesteld dat Frankrijk, net zoals verwacht op basis van de Franse houding in het Europese handelsbeleid en de Franse houding ten aanzien van China, zich aanzienlijk kritischer en protectionistischer over de Chinese investeringen in Europa uitlaat dan Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In Frankrijk wordt net zoals in Duitsland de assymetrische aard van de investeringsrelatie van Europa met China benadrukt. In het informatierapport over de relaties tussen de EU en China van ‘la commission des affaires européenes’ van de Assemblée Nationale (2012) staat onder meer dat “Les difficultés persistantes d’accès aux marchés pour les entreprises européennes, le manque de transparence des réglementations chinoises et leur mise en oeuvre arbitraire, les droits de propriété intellectuelle contournés, les transferts de technologie imposés, les commandes publiques réservées aux producteurs nationaux et plus largement les distorsions au bénéfice des entreprises chinoises ainsi qu’une sous-évaluation du cours de la monnaie sont des facteurs de déséquilibre”. Echter, in tegenstelling tot in Duitsland koppelt men in Frankrijk de Chinese investeringen in Europa niet constant aan het gebrek aan openheid van de Chinese markt voor Europese bedrijven en investeringen. In Frankrijk worden de Chinese investeringen in Europa meestal besproken als een aparte kwestie, naast de problemen die de Europese bedrijven en investeerders in China meemaken.Wat Frankrijk het meest onderscheidt van de twee andere lidstaten is het feit dat men zich bezorgd maakt over het gebrek aan transparantie van bepaalde Chinese investeringen. Dit slaat op de onduidelijkheid over de invloed van de Chinese overheid op deze investeerders. Men vreest namelijk dat de Chinese overheid via deze investeringen aan invloed zou willen winnen binnen Europa. Bovendien vreest men dat bepaalde Chinese overnames van Europese bedrijven een negatieve impact zouden kunnen hebben op de Europese strategische competitiviteit. In het discours over de Chinese BDI in Europa van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland wordt daar helemaal geen aandacht aan besteed. In een informatierapport van ‘la Commission des affaires européenes’ van de Assemblée Nationale wordt vastgesteld dat de Chinese investeringen in Europa sterk zijn toegenomen (2012). Vervolgens vestigt men de aandacht erop dat sommige van deze investeringen plaatsvinden in infrastructuur of in sectoren die als strategisch beschouwd worden. 4 Vervolgens stelt
4
‘strategische’ sectoren verschillen van lidstaat tot lidstaat, gezien zij worden gedefinieerd op het
49 men dat “la portée des investissements chinois a été amplifiée par la crise économique, les entreprises chinoises rachetant des entreprises en difficulté, ce qui symbolise le déclin industriel de l’Europe”. Dit is een wereld van verschil met de wijze waarop men in het Verenigd Koninkrijk de Chinese investeringen bekijkt, namelijk als een teken van de openheid van de Britse economie voor BDI. Met betrekking tot de evolutie van de Chinese investeringen maakt men zich vooral ongerust over twee zaken in Frankrijk: Ten eerste maakt men zich zorgen over het gebrek aan transparantie van sommige Chinese investeringen, in het bijzonder het Chinese bezit van Europese overheidsobligaties. Dit zou aanleiding kunnen geven tot meer concurrentie tussen de lidstaten die deze vorm van financiëring ontvangen. Men vreest ook dat de afhankelijkheid van sommige lidstaten van Chinees kapitaal er voor zou kunnen zorgen dat er zich een ‘Chinese lobby’ vormt die iedere Europese beslissing zou kunnen blokkeren. Ten tweede maakt men zich in Frankrijk zorgen over de bescherming van de Europese ‘strategische sectoren’ (Commission des affaires Européenes, 2012). In Frankrijk vindt men dat de bescherming van strategische sectoren slaat op twee dimensies die ongelijk behandeld zouden worden in de Europese Unie. De eerste dimensie slaat op de bescherming van de nationale veiligheid. De tweede dimensie gaat over een bredere kwestie: hoe de EU de controle moet behouden over zijn economie in een gemondialiseerde economie, wat grotendeels haaks staat met het principe van vrij verkeer van kapitaal in de EU. De EU-wetgeving voorziet uitzonderingen op het principe van het vrij verkeer van kapitaal die de lidstaten toelaten om mechanismen in te voeren met betrekking tot de bescherming van de nationale veiligheid. In Frankrijk is men echter van mening, in tegenstelling tot de meerderheid van de Europese Commissie, dat de communautaire definitie van ‘nationale veiligheid’ te eng is, waardoor de meest strategische bedrijven niet opgenomen zouden zijn in deze definitie. De Fransen pleiten dan ook voor een bredere interpretatie. Frankrijk vindt dat Europa aantrekkelijk moet zijn voor buitenlands kapitaal maar dat Europa ook zijn technologie en know-how moet beschermen die cruciaal zijn voor het Europese concurrentievermogen. Men roept in Frankrijk dan ook op tot een communautaire regeling voor de controle van buitenlandse investeringen. De Fransen argumenteren dat het gebrek aan een nationaal niveau.
50 communautaire regeling de EU als globale economische macht lijkt te verzwakken doordat zij niet over dezelfde mechanismen beschikt om haar belangen te verdedigen zoals haar belangrijkste handelspartners. Het voorstel van de Europese commissarissen Barnier en Tajani uit 2011 dat opriep tot de creatie van een controlemechanisme voor ‘strategische’ buitenlandse investeringen op het Europees niveau werd dan ook goed onthaald in Frankrijk en gezien als een mogelijke optie voor een communautaire regeling. Een andere optie die men in Frankrijk vooruit schoof was het opzetten van een eenvoudig ‘Europees alarm’ en het zorgen voor een nationale uitvoering van de controle. Het feit dat er een debat was binnen de Europese Commissie werd in Frankrijk gezien als een goede zaak; “ Il est essentiel que la Commission évolue et il convient d’aller vers l’idée d’une préférence communautaire. Il faut saluer l’action des commissaires Tajani et Barnier, d’autant que les réticences d’un certain nombre de leurs collègues peuvent être très fortes”( Commission des affaires Européenes, 2011). Het standpunt van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland ten aanzien van een mogelijk gemeenschappelijk toezichtsinstrument voor ‘strategische investeringen’ is veel minder duidelijk aangezien hierover geen officiële uitspraken zijn gevonden. Men kan echter veronderstellen dat deze twee lidstaten tegen een gemeenschappelijk toezichtsinstrument voor ‘strategische’ investeringen zouden zijn op basis van de mediaberichtgeving inzake het voorstel van Europese commissarissen Barnier en Tajani en de houding die deze twee lidstaten tot nu toe in het Europese handelsbeleid hebben aangenomen.5
5
In het artikel ‘Rising foreign investment fuels EU vetting debat’(Reuters, 2011, 8 maart) staat er dat een bron in de Britse overheid aan Reuters verklaarde dat Londen zich zou verzetten tegen strengere controles. Daarnaast zou de toenmalige Duitse minister van economie Brüderle verklaard hebben gekant te zijn tegen het idee en en zou Europa gewaarschuwd hebben voor‘overhaaste acties’(Reuters, 2011, 8 maart; http://euobserver.com/china/31821, 2011, 16 februari).
51
Deel 3: Het beleid in de Europese Unie met betrekking tot Chinese Buitenlandse Investeringen 7. Het beleid van de Europese Commissie: Vóór de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon was investering een gedeelde competentie tussen de lidstaten en de Europese Commissie (Leal-Arcas R., 2010). De Commissie onderhandelde akkoorden inzake investeringen in diensten en andere aspecten van investeringsliberalisering zoals de TRIMs (Agreement on Trade Related Investment Measures). De lidstaten hielden zich bezig met het onderhandelen van hun eigen bilaterale investeringsakkoorden die de voorwaarden en condities voor investeringen door de bedrijven en onderdanen van het ene land in het andere vastleggen. Bovendien zetten ze een juridisch bindend niveau van bescherming op om de investeringsstromen tussen de twee landen aan te moedigen. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon behoren buitenlandse directe investeringen (BDI) echter tot het gemeenschappelijke handelsbeleid en vallen dus onder de exclusieve competentie van de Commissie. Dit betekent dus dat de Commissie de enige onderhandelaar en woordvoerder is geworden binnen de Europese Unie omtrent deze materie. Sinds het verdrag van Lissabon heeft ook het Europees Parlement een ( beperkte) stem in de materie van BDI aangezien zij nu de toestemming moet geven inzake de conclusie van internationale investeringsakkoorden.Waar de Commissie zich daarvoor alleen bezighield met de liberalisering van investeringen en het toezicht houden op de toepassing van de EUwetgeving met betrekking tot het vrije verkeer van kapitaal door de lidstaten, houdt zij zich sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon ook bezig met de bescherming van investeringen.6 De algemene doelstellingen van de EU (met andere woorden de Commissie) tijdens onderhandelingen inzake investeringen zijn : “level playing field, enhanced market access and a high level of protection for investors”, “integration of societal concerns (sustainable development, CSR,..) “en “clear, 6
De lidstaten behouden echter nog steeds het recht om individueel bilaterale investeringsakkoorden af te sluiten.
52 modern and innovative provisions” (Europese Commissie, 2013, 15 april). Er kan dus vastgesteld worden dat de vraag naar een ‘level playing field’ en de verdere opening van de Chinese markt in het discours van de Commissie niet afzonderlijk staat van de rest van het Europese investeringsbeleid.
Op de EU-China top van februari 2012 werd gezamelijk besloten door de leiders van de EU-instellingen en de Chinese premier Wen Jiabao om zo snel mogelijk onderhandelingen voor een EU-China investeringsakkoord te lanceren. De Commissie koos er voor om op 23 mei 2013 aan de lidstaten een mandaat te vragen om de onderhandelingen te kunnen beginnen. Dit is het eerste voorstel ooit voor een alleenstaand investeringsakkoord sinds BDI onder de exclusieve competentie van de Commissie is gekomen (Europese Commissie, 2013b; Europese Commissie 2013c). De lidstaten moeten op dit moment nog hun toestemming geven maar eens zij dit gedaan hebben en de Chinezen hun interne procedures voor het verkrijgen van een onderhandelingsmandaat hebben afgerond zou men kunnen beginnen met de onderhandelingen. Handelscommissaris Karel De Gucht heeft al meerdere malen de noodzaak van een EU-China investeringsakkoord verdedigd. “The current two-way flows are simply too low for a partnership between two of the three world largest economies, the EU and China. There is here a huge untapped potential. To exploit it fully, we need to create the right conditions for future development, encourage and increase investment flows on both sides and create legal certainty for our investors”( De Gucht K., 2012, 20 september). Hij stelt dat een ambitieus investeringsakkoord de beste manier is om deze condities te creëren en dat de Commissie van mening is dat zo’n akkoord vier zaken moet beogen. De eerste doelstelling van het investeringsakkoord is het consolideren van de huidige 25 bilaterale investeringsakkoorden van de lidstaten met China in een uniform kader. Dit zou zorgen voor meer rechtszekerheid en houdt ook een betere behandeling in van investeerders en hun activa waaronder hun technologieën en intellectuele eigendomsrechten. De tweede doelstelling is het zorgen voor een ‘level playing field’ tussen China en de Europese Unie. De derde doelstelling is het toevoegen van een aantal verbintenissen inzake corporate social responsibility, arbeids- en milieustandaarden. De meest cruciale doelstelling is volgens De Gucht echter dat de bestaande openheid verzekerd moet worden en dat de condities voor het toetreden tot de investeringmarkt verder worden geliberaliseerd. Vervolgens verklaart hij: “We
53 cannot accept – in Europe or elsewhere – that national security concerns are used as a false pretence to justify the protection of vested economic interests. An investment agreement would address this debate head on. It would reinforce legal certainty and transparency about the way foreign investments may be screened and would therefore benefit both China and the European Union” (De Gucht K., 2012, 7 juni). Het Europees Parlement is helemaal te vinden voor een dergelijk EU-China investeringsakkoord. In de resolutie van 23 mei 2012 genaamd ‘EU en China: handelsonevenwicht?’ heeft zij de Commissie namelijk opgeroepen “om over een ambitieuze en evenwichtige EU-China investeringsovereenkomst te onderhandelen, om een beter klimaat te scheppen voor Europese investeerders in China, transparantie te garanderen wat betreft het bestuur van Chinese bedrijven die in de EU investeren en tegelijk de wederzijdse kapitaalstromen naar een hoger niveau te tillen.” Daarnaast roept het Parlement de Raad op om “het mandaat van de Commissie voor een toekomstige investeringsovereenkomst met China uit te werken en daarbij rekening te houden met de zienswijzen en standpunten van het Parlement zoals verwoord in de resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid.”
Men kan dus concluderen dat het beleid en het discours van de instellingen van de Europese Unie inzake de Chinese BDI in Europa overeenkomen. In het discours verwelkomt men de Chinese investeringen in Europa en wijst men op het enorme potentieel van de Chinees-Europese investeringsstromen. Men klaagt echter ook over het gebrek aan reciprociteit in de huidige investeringsrelatie en het gebrek aan transparantie van de Chinese investeringen. Daarnaast is de Commissie van mening dat bezorgdheid over de nationale veiligheid geen aanleiding mag zijn tot maatregelen die zij als protectionistisch ziet. Door middel van een ambitieus EU-China investeringsakkoord hopen de instellingen van de Europese Unie de problemen die zij hebben inzake de huidige Chinees-Europese investeringsrelatie op te lossen.
54
8.Het beleid van de lidstaten 8.1 Het Verenigd Koninkrijk: Uit de documentanalyse blijkt dat men er in het Verenigd Koninkrijk naar streeft om een belangrijke bestemming voor Chinese investeringen te worden. Dit is merkbaar aan de enorme hoeveelheid aan initiatieven van de Britse overheid die er op gericht zijn om de Chinese investeringen in het Verenigd Koninkrijk te bevorderen. Zij interageert consistent met de CEO’s van belangrijke Chinese bedrijven, levert een directe bijdrage aan sommige Chinese projecten en maakt gebruik van zogenaamde ‘business champions’ om sterkere sectorale banden met China te ontwikkelen. De Britse overheid is ook bezig het proces van visumverlening voor Chinezen te vergemakkelijken, het organiseren van investeringsbeurzen in China en het ontwikkelen van een gids voor Chinese bedrijven over hoe zij in het Verenigd Koninkrijk kunnen investeren, in samenwerking met de Chinese ‘National Development and Reform Commission’ (UK Trade & Investment, 2013). De Britse overheid ziet haar communicaties over de openheid van de Britse economie voor Chinese investeringen ook als een vitaal onderdeel in haar strategie om Chinese investeringen aan te trekken. Daarnaast is er het feit dat het Verenigd Koninkrijk de meest open investeringscondities heeft van de drie onderzochte lidstaten. In tegenstelling tot de twee andere lidstaten heeft het Verenigd Koninkrijk geen investeringsmaatregelen die gerelateerd zijn aan de nationale veiligheid (OESO, 2013). Er kan dus geconstateerd worden dat het beleid en discours ten aanzien van Chinese investeringen elkaar evenaren in het Verenigd Koninkrijk.
8.2 Duitsland: In tegenstelling tot in het Verenigd Koninkrijk is er in Duitsland wel wetgeving betreffende de overnames van Duitse bedrijven door buitenlandse investeringen, de zogenoemde ‘Außenwirtschaftsgesetz’. Aanvankelijk werd deze wetgeving door Duitse ambtenaren voorgesteld als een ‘light’-versie van het Amerikaanse CFIUS (Committee on Foreign Investment in the United States) (Financial Times, 2007, 7 september). Deze wetgeving is van toepassing op investeerders van buiten de EU die een aandeel van 25% of meer van een Duits bedrijf willen verwerven. Om ontwijking van de wetgeving te voorkomen kunnen investeerders van binnen de EU ook
55 onderworpen worden aan een onderzoek indien een aandeelhouder van buiten de EU meer dan 25% van hun aandelen bezit. De wetgeving is niet gelimiteerd tot specifieke sectoren of ondernemingen van een bepaalde omvang. Een overname kan enkel worden tegengehouden of beperkt worden als zij geclassificeerd wordt als een dreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid zoals deze gedefinieerd worden door verordeningen van de Europese Unie, de arresten van het Europees Hof van Justitie en als er actie wordt ondernomen binnen drie maanden na de overname. Overnames kunnen niet verboden of tegengehouden worden op grond van industrieel beleid. Investeerders van buiten de EU die een Duits bedrijf overnemen moeten zich niet registreren of om toestemming vragen. Het federale ministerie van Economie en Technologie kan zelf beslissen om een onderzoek over de investering te initiëren tot op drie maanden na de ondertekening van de koopovereenkomst. Door al deze strenge voorwaarden en regels gebeuren blokkeringen van overnames alleen in zeldame en uitzonderlijke gevallen in Duitsland (Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie, 2009). Het bestaan van een wetgeving betreffende de overnames van Duitse bedrijven door buitenlandse investeringen is een mogelijke verklaring voor het feit dat men in Duitsland nauwelijks bezorgd is over de Chinese overnames van Duitse bedrijven. Bovendien lijkt Duitsland geen specifieke initiatieven te hebben, naast de gebruikelijke activiteiten van het Duitse investeringspromotieagentschap GTAI, om de Chinese investeringen in Duitsland te bevorderen zoals dit het geval is in het Verenigd Koninkrijk.
8.3 Frankrijk: De wetgeving inzake buitenlandse directe investeringen is in Frankrijk echter veel verregaander dan die in Duitsland. In 2005 nam Frankrijk een nieuwe BDI-wet aan die het screenen toelaat van iedere poging tot het aankopen van een controlerend belang in sectoren die essentieel worden geacht voor de openbare orde. De wet bepaalt dat iedere investering die controle geeft over een bedrijf, de drempel van 33% overschrijdt of die gepaard gaat met een bedrijfstak van een onderneming die een hoofdkantoor heeft in Frankrijk, onderworpen is aan een beoordeling door de Franse overheid. Frankrijk specifieert daarnaast ook een aantal beschermde economische sectoren, overeenkomstig de beperkingen opgelegd door de Europese regelgeving (Backer L., 2010). Daarnaast zijn alle buitenlandse investeringen in activiteiten in
56 Frankrijk die betrekking hebben op de uitoefening van het openbare gezag of de openbare veiligheid, de belangen van de landsverdediging en het onderzoek, de productie en verkoop van wapens, munitie, explosieve poeders en stoffen onderworpen aan een voorafgaande toestemming van de Franse minister van economie (La direction générale du Trésor, 2013, 5 mei). De Franse wetgeving werd bekritiseerd door de Commissie, die verklaarde dat de wetgeving het principe van proportionaliteit niet respecteert, onnodig ongunstig is voor IFDI (‘Inward Foreign Direct Investment’), betrekking heeft op casino’s (die reeds door een andere Franse wet beschermd worden) en discrimineert tussen EU-en niet-EU-investeerders gezien potentiële investeerders die niet afkomstig zijn uit de EU meer gegevens moeten verstrekken voor de beoordeling dan investeerders uit de EU. De Franse regering verdedigde zich door een beroep te doen op het subsidiariteitsbeginsel, door te verklaren dat het haar plicht is om de nationale belangen te verdedigen en dat zij over de wettelijke verantwoordelijkheid beschikt om te definiëren wat een ‘strategische’ sector is (Clifton J. & Díaz-Fuentes D., 2010). De Franse wetgeving die betrekking heeft op de Chinese BDI is dus veel strenger dan de Duitse wetgeving. Het feit dat deze wetgeving zo verregaand is, reflecteert duidelijk de bezorgdheid omtrent buitenlandse investeringen in het algemeen in Frankrijk. Zij toont ook de Franse vrees aan dat Chinese overnames van Franse bedrijven uit strategisch geachte sectoren in zouden kunnen gaan tegen de nationale belangen doordat zij zouden zorgen voor een verlies aan ‘strategische’ competitiviteit. Frankrijk lijkt, net zoals Duitsland, geen speciaal beleid of initiatieven te hebben dat specifiek is gericht op het aantrekken van Chinese BDI.
57
9.Bespreking en conclusies: De doelstelling van deze paper was om te achterhalen wat het politieke discours en het beleid inzake Chinese Buitenlandse investeringen is in de Europese politieke instellingen en het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk. Hierbij werd er onderzocht in welke mate dit politieke discours verschilt tussen de Europese politieke instellingen en de drie lidstaten onderling. Vervolgens werd er gekeken welk beleid de Europese Commissie en de drie lidstaten voeren inzake de Chinese BDI in Europa. Ten slotte werd vergeleken in hoeverre het politieke discours en het beleid inzake Chinese buitenlandse investeringen overeenkomen.
Op basis van de documentanalyse is men tot de volgende conclusies gekomen: het politieke discours inzake Chinese buitenlandse investeringen van de Europese Commissie correspondeert in het algemeen met dat van het Europees Parlement. Beiden verwelkomen de Chinese BDI en merken het potentieel op van de ChineesEuropese investeringsrelatie. In het merendeel van de gevallen dat er in de Europese politieke instellingen wordt gesproken over de Chinese BDI in Europa is dit echter in relatie met het gebrek aan reciprociteit in de handels-en investeringsrelatie tussen de EU en China. Men merkt steeds op dat de huidige relatie ‘onevenwichtig’ is en dat de Europese ondernemingen en investeerders in China moeilijkheden ondervinden en niet van dezelfde investeringscondities kunnen genieten waarvan de Chinese investeerders kunnen genieten in de Europese Unie. Het Europees Parlement en de Europese Commissie roepen daarom op tot een relatie met China die gekenmerkt is door meer reciprociteit. Zij hopen deze te bereiken door onderhandelingen aan te vangen voor een EU-China investeringsakkoord. Het Europees Parlement en de Europese Commissie zien dit als een noodzakelijke stap gezien de situatie voor Europese investeerders in China de laatste jaren is verslecht. Zo heeft China in de loop van 2011 een mechanisme aangenomen dat de gevolgen voor de nationale veiligheid van fusies en overnames moet beoordelen. Op zichzelf hebben de instellingen van de EU hier niets op tegen, gezien dit soort mechanisme ook bestaat in een aantal van de lidstaten waaronder Frankrijk en Duitsland. Zij zijn echter van mening dat men in China een te brede interpretatie heeft van het begrip nationale veiligheid en de relevante sectoren. De Europese Commissie is eveneens voor een
58 enge interpretatie van het begrip ‘nationale veiligheid’ aangezien zij vreest dat een te brede interpretatie een negatieve impact zou kunnen hebben op de Europese BDI in het buitenland. In Frankrijk vindt men daarentegen dat de huidige communautaire interpretatie te eng is. Zowel het Europees Parlement als de Europese Commissie verklaren dat de lidstaten het recht hebben om hun nationale veiligheid te beschermen en dat zij over de mogelijkheid beschikken om toezichtsmechanismen voor BDI te introduceren. Het officiële standpunt van de Europese Commissie is dat deze materie onder de bevoegheid van de lidstaten en lokale autoriteiten valt en dat zij haar rol dus moet beperken tot de controle over de maatregelen van de lidstaten of deze proportioneel en gerechtvaardigd zijn. In tegenstelling tot de Europese Commissie is het Europees Parlement van mening dat er nood is aan een mechanisme dat toezicht houdt op de ‘strategische investeringen’ in de EU op het communautaire niveau. Het Europese Parlement wordt hier alleen in gevolgd door Frankrijk. In Frankrijk vindt men dat Europa aantrekkelijk moet zijn voor buitenlands kapitaal en men verwelkomt er, net zoals in de andere lidstaten, de Chinese BDI. De Fransen vinden echter dat Europa ook zijn technologie en know-how moet beschermen aangezien zij cruciaal zijn voor het Europese concurrentievermogen. Wat Frankrijk het meest onderscheidt van de twee andere onderzochte lidstaten is de bezorgdheid die er heerst over het gebrek aan transparantie van bepaalde Chinese BDI inzake de betrokkenheid van de Chinese overheid en de vrees dat Chinese BDI in strategisch geachte sectoren de Franse competitiviteit zouden aantasten. De Fransen verwelkomden dan ook de brief waarin Europese commissarissen Barnier en Tajani opriepen tot de oprichting van een communautair toezichtsorgaan dat BDI kan blokkeren. Het Franse wantrouwen inzake Chinese BDI wordt gereflecteerd in de Franse BDI-wetgeving die het screenen toelaat van iedere poging tot het aankopen van een controlerend belang in sectoren die essentieel worden geacht voor de openbare orde. De Franse wetgeving die betrekking heeft op de Chinese BDI is betrekkelijk verregaander dan de Duitse wetgeving. Wanneer men het in Duitsland over de Chinese BDI heeft, duidt men altijd op het gebrek aan reciprociteit in de EU-China handels-en investeringsrelatie. Dit is in tegenstelling tot Frankrijk waar de Chinese BDI besproken worden als een aparte kwestie, naast de gebrekkige markttoegang voor Europese bedrijven in China. In het Verenigd Koninkrijk wordt er veel minder intensief dan in de andere twee lidstaten de nadruk gelegd op het onevenwicht in de EU-China handels-en investeringsrelaties. In tegenstelling tot in Duitsland worden de Chinese investeringen in het Verenigd
59 Koninkrijk ook nooit besproken in relatie tot de problemen die Europese investeerders in China meemaken. Het Verenigd Koninkrijk lijkt, in tegenstelling tot Frankrijk en Duitsland, meer belang te hechten aan het aantrekken van Chinese investeerders dan aan het verder openen van de Chinese economie voor Europese bedrijven. De Britse regering lijkt de doelstelling te hebben opgenomen om het Verenigd Koninkrijk de belangrijkste bestemming van Chinese investeringen te maken. Dit is merkbaar uit de specifieke initiatieven die de Britse regering heeft opgestart om Chinese investeerders naar het Verenigd Koninkrijk te halen. In Frankrijk en Duitsland heeft men geen specifieke initiatieven die gericht zijn op het aantrekken van Chinese BDI naast de gebruikelijke activiteiten van hun respectievelijke investeringspromotieagentschappen. De Britse overtuiging dat open markten meer BDI zullen aantrekken is merkbaar uit het feit dat het Verenigd Koninkrijk, anders dan Frankrijk en Duitsland, geen mechanisme heeft voor de controle van buitenlandse investeringen. Deze paper is echter niet zonder haar gebreken. Er werd hierboven expliciet niet ingegaan op het standpunt van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland inzake de mogelijkheid van een communautair mechanisme voor het toezicht op ‘strategische’ BDI . Er is een veronderstelling verwoord maar op basis van het weinige dat hierover gevonden is in de geanalyseerde documenten is het niet mogelijk om hierover een definitieve uitspraak te maken. Op dit punt is er dus nog verder onderzoek nodig. Wanneer er in de paper wordt gesproken over het discours inzake de Chinese BDI in het Europese parlement en de lidstaten zou het kunnen lijken dat dit discours wordt toegeschreven aan alle politieke actoren binnen het Europees Parlement en de lidstaten. Dit is echter niet het geval, binnen de lidstaten en het Europees Parlement zijn er veel verschillende meningen en standpunten ten aanzien van Chinese BDI. Het zijn echter de meningen en standpunten van de meerderheid binnen de lidstaten en het Europees Parlement die het discours bepalen en waar men zich op gebaseerd heeft. Het onderzoek heeft zich qua reikwijdte voornamelijk beperkt tot het politieke discours van de instellingen van de Europese unie en de lidstaten. Er werd dus niet ingegaan op het publieke debat dat er binnen de lidstaten bestond omtrent de Chinese investeringen. In verder onderzoek zou men hier op kunnen ingaan en de wisselwerking van het publieke debat op het politieke debat uitzoeken. Gezien deze paper zich beperkte tot lidstaten die allemaal tot groep van ‘frustrated marketseekers’
60 behoren, kan het ook boeiend zijn om het discours en het beleid inzake de Chinese BDI in Europa te onderzoeken in lidstaten die behoren tot de groep van ‘cashstrapped deal-seekers’.
Het zal alvast interessant zijn om te zien hoe het politieke discours en het beleid ten aanzien van Chinese BDI in de Europese Unie in de toekomst zullen evolueren. Dit zal vooral van China’s acties afhangen.Alles wijst er op dat de Chinese buitenlandse investeringen in Europa in de toekomst zullen blijven toenemen. Dit betekent dat de politieke aandacht voor het fenomeen zal stijgen en dat het belang van het Europese politieke discours en het beleid inzake Chinese BDI zal groeien. Dit kan er toe leiden dat de Europese eisen voor meer transparante Chinese investeringen en een handelsen investeringsrelatie gebaseerd op meer reciprociteit bekrachtigd worden. Indien China zijn markten niet verder opent voor de Europese investeerders en bedrijven en zijn investeringen transparanter maakt zou dit kunnen zorgen voor meer spanningen tussen China en Europa. Een ambitieus EU-China investeringsakkoord zal hopelijk einde maken aan de Europese klachten over het gebrek aan reciprociteit door het verder openen van de Chinese markt en door het transparanter worden van de Chinese investeringen.
61
Bibliografie Backer, L. C. (2010). Sovereign Investing in Times of Crisis: Global Regulation of Sovereign Wealth Funds, State-Owned Enterprises, and the Chinese Experience. Transnat'l L. & Contemp. Probs., 19, 3. Benoit, B., Barber, T. & Parker, G.(2007,7 september) Germany plans for own Cfius deal watchdog. Financial Times. Blanchard, Jean-Marc F. (2011) Chinese MNCs as China’s New Long March: A Reviewand Critique of the Western Literature. Journal of Chinese Political Science March 2011, Volume 16, Issue 1, 91-108. Buckley, P., Clegg, L., Cross, A., Liu, X., Voss, H. & Zheng, P. (2007). The Determinants of Chinese Outward Foreign Direct Investment. Journal of International Business Studies, Vol. 38, No. 4, International Expansion ofEmerging Market Businesses, 499-518. Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie (2009). Key points of the legislation concerningthe acquisition of German enterprises by foreign investors. Geraadpleegd op 5 juni 2013 op http://www.bmwi.de/DE/Service/gesetze,did=223394.html . Business, Innovation and Skills Committee (2011). Trade and Investment: China. Eighth Report of Session 2010–12. House of Commons, Londen. Business, Innovation and Skills Committee (2011). Trade and Investment: China: Government Response to the Committee's Eighth Report of Session 2010–12. House of Commons, Londen. China Investment Corporation (2013). About Us. Geraadpleegd op 19 juni 2013 op http://www.china-inv.cn/cicen/index.html . China Investment Corporation (2012). China Investment Corporation annual report 2011. Beijing: China Investment Corporation. Clegg, J, & Voss,H.(2011). Inside the China–EU FDI Bond. China & World Economy, Vol. 19, No. 4, 92 – 108. Clegg J. & Voss H. (2012). Chinese Investment in the European Union. Londen: Europe China Research and Advice Network. Clifton, J., & Díaz-Fuentes, D. (2010). Is the European Union ready for FDI from emerging markets?. In Sauvant, K. P., McAllister, G. A., & Maschek, W. A. (Eds.). (2010). Foreign direct investments from emerging markets: the challenges ahead. Palgrave Macmillan.
62 Ebbers,H. & Zhang,J.(2010). Chinese investments in the EU. Eastern Journal of European Studies Volume 1, Issue 2, 187-206. European External Action Service (2013). geraadpleeg op 29 juli 2013 op http://eeas.europa.eu/china/ European Union Chamber of Commerce in China (2013) Chinese Outbound Investment in the European Union. Europese Commissie (2012, 7 maart). EU-CHINA INVESTMENT RELATIONSHIP – UPDATE OF STATE OF PLAY. Civil Society Meeting in Brussel, België. Europese Commissie (2013, 15 april). European Investment Policy:State of Play. Presentatie voor het Civil Society Dialogue: Investment Protection: State of Play in Brussel, België. Europese Commissie (2013a). Trade and Investment Barriers Report 2013. Communicatie COM, 70 final. De Gucht, K.(2011, 8 november) Looking beyond the crisis: Making the EU-China trade relations work. Toespraak gepresenteerd op het ‘EU-China High Level Political Forum 2011’, Brussel, België. De Gucht, K.(2012, 7 juni). EU-China Investment: A Partnership of Equals. Toespraak gepresenteerd in het Bruegel Debat: ‘China Invests in Europe Patterns Impacts and Policy Issues’, Brussel, België. De Gucht, K.(2012, 20 september) Made in China: what next for EU firms?. Toespraak gepresenteerd op de EU-China Business Summit, Brussel, België. Deng, P. (2007). Investing for strategic resources and its rationale: The case of outward FDI from Chinese companies. Business Horizons Volume 50, Issue 1, 71–81. De Ville, Ferdi & Jan Orbie (2011): ‘The European Union’s Trade Policy Response to the Crisis:Paradigm lost or reinforced?’, European Integration online Papers (EIoP), Vol. 15, Article 2, http://eiop.or.at/eiop/texte/2011-002a.htm. Dong, B., & Guo, G.(2012)., A model of China's export strengthening outward FDI. China Economic Review http://dx.doi.org/10.1016/j.chieco.2012.07.003 Erjavec, K., & Erjavec, E. (2009). Changing EU agricultural policy discourses? The discourse analysis of Commissioner’s speeches 2000–2007. Food Policy, 34(2), 218-226. Europees Parlement (2012, 23 mei) resolutie ‘EU en China:handelsonevenwicht?’ Europese Commissie (2006). Global Europe: competing in the world. Communicatie COM, 567.
63
Europese Commissie (2013b). Remarks by EU Trade Commissioner Karel De Gucht after the 27th EU-China Joint Committee. Geraadpleegd op 29 juli 2013 op http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=930 Europese Commissie (2013c). Commission proposes to open negotiations for an investment agreement with China. Eurostat (2013a). EU27 investment stocks in the rest of the world increased by 50% between 2008 and 2011. Eurostat newsrelease 22 January 2013. Eurostat Press Office: Luxemburg. Eurostat (2013b). International trade and foreign direct investment 2013 edition. Eurostat Pocketbooks. Eurostat Press Office: Luxemburg. Filippov,S. & Saebi,T.(2008). EUROPEANISATION STRATEGY OF CHINESE COMPANIES: ITS PERILS AND PROMISES. UNU-MERIT Working Papers. Maastricht: United Nations University & Maastricht University. Geeraerts, G. (2011). China, the EU, and the New Multipolarity. European Review, 19(1), 157-167. Godement , F. & Fox,J.(2009). A Power Audit of EU-China Relations. Londen: European Council on Foreign Relations. Godement ,F., Parello-Plesner,J. & Richard,A.(2011). THE SCRAMBLE FOR EUROPE. Londen: European Council on Foreign Relations. Holslag, J. (2010). The strategic dissonance between Europe and China. The Chinese Journal of International Politics, 3(3), 325-345. Holslag, J. (2011). the elusive axis: assessing the eU–china strategic partnership. JCMS: Journal of Common Market Studies, 49(2), 293-313. Hurst,L. (2011). Comparative Analysis of the Determinants of China’s Stateowned Outward Direct Investment in OECD and Non-OECD Countries. China & World Economy , Vol. 19, No. 4, 74 – 91. La direction générale du Trésor (2013). Autorisations préalables des investissements étrangers en France Geraadpleegd op 12 mei 2013 op http://www.tresor.economie.gouv.fr/autorisations-prealables-desinvestissements-etrangers-en-france . Leal-Arcas, R. (2010). The European Union’s trade and investment policy after the Treaty of Lisbon. Journal of World Investment and Trade, 11(4), 463-514. Luo, Y., Xue, Q. & Han, B. (2010). How emerging market governments promote outward FDI: Experience from China. Journal of World Business 45, 68–79.
64 Mandelson, P. (2008, 26 September). Remaking the case for foreign investment. Toespraak, Tianjin, China. Mehta, S. (2013). U.K.'s Cameron to China, India: We're open for business. Geraadpleegd op 28 juli 2013 op http://features.blogs.fortune.cnn.com/2013/05/23/david-cameroninvestments/ . Merkel, A. (2012, 2 februari). “Speech by Federal Chancellor Merkel at the Chinese Academy of Social Sciences (CASS)”. Toespraak in de Chinese Academy of Social Sciences, Beijing, China. MOFCOM (2010). 2010 Statistical Bulletin of Chinese Outward Direct Investment, Beijing. Nicolas, F. & Thompsen, S.(2008). The Rise of Chinese Firms in Europe: Motives, Strategies and Implications. Asia Pacific Economic Association Conference. Beijing, 13 – 14 December 2008. OESO (2013). FREEDOM OF INVESTMENT PROCESS: Inventory of investment measures taken between 15 November 2008 and 15 February 2013. Parijs, Frankrijk. Orbie, J. (2008). The European Union’s role in world trade: harnessing globalisation?. In J. Orbie (Ed.). Europe's global role: external policies of the European Union (pp. 35-66). Ashgate Publishing. Rosen, Daniel H. & Hanemann, T.(2012). China Invests in Europe Patterns, Impacts and Policy Implications. New York: Rhodium Group. Shapiro, D. & Globerman, S.(2009). The International Activities and Impacts of State-Owned Enterprises. Center for International Business. Song, L., Yang, J. & Zhang, Y. ( 2011) State-owned Enterprises’ Outward Investment. and the StructuralReform in China. China & World Economy Vol. 19, No. 4, 38 – 53. UNCTAD (2006). World Investment Report 2006 - FDI from Developing and Transition Economies: Implications for Development. Genève : United Nations Publications. UNCTAD (2013). Foreign Direct Investment (FDI). Geraadpleegd op op 23 juni 2013 op http://unctad.org/en/Pages/DIAE/Foreign-Direct-Investment%28FDI%29.aspx UNCTAD(2012). World Investment Report 2012: Towards a New Generation of Investment Policies. Genève : United Nations Publications.
65 UNCTADSTAT(2013). Inward and outward foreign direct investment flows. Geraadpleegd op 5 juni 2013 op http://unctadstat.unctad.org/ UK Trade & Investment (2013). China/UK: Another £2 Billion. Geraadpleegd op 26 juni 2013 op http://opentoexport.com/article/china-uk-another-2-billion/ . Van Der Valk, I. (2003). Right-wing parliamentary discourse on immigration in France. Discourse & Society, 14(3), 309-348. Van Dijk, T. A. (2006). Discourse, context and cognition. Discourse studies, 8(1), 159-177. Van Dijk, T. A. (1997). What is political discourse analysis?. Belgian journal of linguistics, 11(1), 11-52. von Reppert-Bismarck, J.(2011, 8 maart). Analysis - Rising foreign investment fuels EU vetting debate. Geraadpleegd op 20 juli 2013 op http://uk.reuters.com/article/2011/03/08/uk-eu-industry-investmentidUKTRE7272C720110308 Willis, A.(2011). EU industry chief claims support for foreign investment review board.geraadpleegd op 30 juli 2013 op http://euobserver.com/china/31821 . Wishart ,I.& Rankin J.(2011, 2 februari) Call to investigate foreign investment in EU market. Geraadpleegd op 27 juli 2013 op http://www.europeanvoice.com/article/imported/call-to-investigate-foreigninvestment-in-eu-market/70364.aspx . Yu, Jie (2012). China's geoeconomic strategy: firms with Chinese characteristics: the role of companies in Chinese foreign policy. IDEAS reports - special reports, Kitchen, Nicholas (ed.)SR012. LSE IDEAS, The London School of Economics and Political Science, London, UK.