Checklist invoering 40-urige werkweek Primair Onderwijs Versie d.d. 17 maart 2015, drs W. Rijndorp-Kreft, Dyade Advies
Met ingang van het schooljaar 2015-2016 wijzigen een aantal uitgangspunten van het taakbeleid aanzienlijk vanwege wijzigingen in de cao PO 2014-2015. In deze notitie een overzicht van de wijzigingen en daaruit volgend een checklist invoering 40-urige werkweek in het Primair Onderwijs.
1. 40-urige werkweek Toelichting: De cao PO 2014-2015 schrijft voor dat voor het primair onderwijs uiterlijk op 1 augustus 2015 de 40urige werkweek wordt ingevoerd. Dit met als doel de wekelijkse zware belasting van medewerkers in het onderwijs te verlagen en de werktijd meer te verspreiden over het jaar. Overigens is er sprake van gemiddeld 40 uur per week werken. Schoolactiviteiten als ouderavonden en dergelijke worden opgenomen in een jaarrooster en meegenomen in de normjaartaak zodat over het hele jaar genomen gemiddeld 40 uur per week wordt gewerkt. Een gevolg van de invoering van de 40-urige werkweek is dat scholen naast een leerlingenrooster een medewerkersrooster zullen hanteren. Vanaf 1 augustus 2015 geldt voor alle scholen een aantal te werken weken voor medewerkers van 41,48 weken (normjaartaak 1659 : 40 (urige werkweek) = 41,48 weken). De berekening van de werktijdfactor voor onderwijzend personeel wordt vanaf 2015 berekend op basis van de werkdagen en niet meer op basis van de lesgebonden taak. Ook alle bestaande werktijdfactoren worden omgezet naar een benoeming van uren en minuten per week. Bijvoorbeeld: wtf 0,4287. Geeft 0,4287 x 40 (urige werkweek) = 17,148 uur. 0,148 uur x 60 (minuten) = 9 minuten. Deze medewerker heeft een aanstelling van 17 uur en 9 minuten. Om daarna te kunnen zien wat de werkdagen kunnen zijn is het weekrooster van de school uitgangspunt. In het weekrooster van de school wordt aangegeven hoe lang elke dag is. Dat kan zijn 5 x 40 uur op bijvoorbeeld 4 dagen van 8,5 uur en 1 dag van 6 uur. Het weekrooster van de school komt altijd uit op 40 uur. 1
Omdat er sprake is van een werkweek van gemiddeld 40 uur kan er geen sprake meer zijn van compensatieverlof. Meer werken dan de maximale lessentaak wordt dan gecompenseerd binnen de normjaartaak. Concreet betekent dit dat een medewerker die meer dan 930 uur les geeft ook meer uren voor- en nawerk toebedeeld krijgt en dat deze uren in mindering worden gebracht op de overige taken. Deze medewerker werkt dan nooit meer dan de normjaartaak van 1659 uur behorend bij werktijdfactor 1. Overwerk kan alleen incidenteel en in opdracht van de werkgever plaatsvinden voor het onderwijzend personeel. Voor het onderwijsondersteunend personeel zonder les- en behandeltaken blijft de overwerkregeling neergelegd in artikel 6.38 cao PO 2014-2015 van kracht. In de cao PO is ook opgenomen dat er een pauze moet zijn (eigen tijd). Indien op een dag meer dan 5,5 uur wordt gewerkt heeft de medewerker recht op een pauze tussen 10.00 en 14.00 uur van een half uur. Met instemming van de PMR mag dit worden omgezet naar 2 x 15 minuten. Pauze betekent dat je iets voor jezelf kunt doen, een boodschap bijvoorbeeld. Met de introductie van de 40-urige werkweek is de relatie tussen de schoolvakanties van de leerlingen en de werktijden van de leerkrachten deels vervallen. Vanaf 1 augustus 2015 wordt dan ook voor het onderwijzend personeel een vakantieregeling gehanteerd. Vakantie wordt uitgedrukt in een aantal uren per jaar en wel 428 uur of 10,7 weken. Een jaar beslaat de periode van 1 oktober tot 1 oktober tenzij de werkgever met instemming van de P(G)MR anders besluit. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder les- of behandeltaken is er sprake van een vakantieverlof van 427 uur aangevuld met leeftijds- en schaaluren. Hoe scholen invulling geven aan de 40-urige werkweek, het jaarrooster en het weekrooster is aan hen om te bepalen. In deze zullen een aantal besluiten moeten worden genomen. Onderstaand een checklist met de te beantwoorden vragen voor schoolbesturen. Checklist: 1. Bepalen van het jaarrooster Hiermee bedoelen wij het inroosteren van de extra werkweken voor het onderwijzend personeel om te komen tot een totaal van 41,48 werkweken. In de ‘kind-vrije’weken kan bijvoorbeeld gewerkt worden aan professionalisering, overleg, planningsvergaderingen, werkgroepen, administratie, opstart en afsluiten schooljaar, opstellen leerlingplannen, ed.
2
Bij het bepalen van het jaarrooster is het van belang uit te gaan van de doelstelling achter de invoering van de 40-urige werkweek. De duurzame inzetbaarheid of het ervoor zorgdragen dat medewerkers zo lang en zo goed mogelijk hun werk kunnen blijven doen. Raadzaam is dan om te kijken naar die momenten in het jaar waarop de leerkrachten wat ruimte kunnen gebruiken en waar de uitval het grootst is. 2. Keuze jaarrooster, school of bovenschools: Het besluit omtrent het jaarrooster kan op bovenschools of schools niveau genomen worden. Besluitvorming op bovenschools niveau is voordelig omdat er dan geen discrepanties ontstaan qua werktijd voor medewerkers die op meerdere scholen werken of overstappen van de ene naar de andere school. Anderzijds kan de behoefte van de ene school ten opzichte van de andere school verschillen en kan het van belang zijn daar ruimte in te bewerkstelligen. Een keuze dient vooraf gemaakt te worden. 3. Keuze periode jaarrooster De cao schrijft de periode 1 oktober – 1 oktober voor, voor het jaarrooster. Hiermee kunnen ‘korte’en ‘lange’jaren als gevolg van de verschuiving van de zomervakantie vereffend worden. In overleg met de P(G)MR kan hiervan afgeweken worden. 4. Invulling jaarrooster De vulling van de extra werkweken tot een totaal van 41,48 weken start bij de vraag welke zaken die nu tijdens de reguliere schoolweken gebeuren verschoven kunnen worden naar de ‘kindvrije’weken. Voorts is het zaak te bekijken waar de pieken in werkbelasting zitten en te bekijken of juist daar mogelijkheden zijn ‘kindvrije’dagen te plannen. Let wel, de regels schoolvakanties dienen hierbij in acht te worden genomen (zie bijlage 1). Opties: -
Extra lesvrije week in de periode voor de zomervakantie (bijvoorbeeld juni) om leerkrachten de kans te geven de administratie bij te werken en de afsluiting van het jaar en overdracht van de leerlingen te organiseren.
-
Enkele dagen aan het begin en het einde van het schooljaar inroosteren voor scholen en afsluiten en opstarten schooljaar
-
Een week van de meivakantie opnemen in het lerarenrooster om te vullen met administratie en scholing en werkgroepen.
-
Verlengen van de kerstvakantie voor leerlingen.
-
Het inroosteren van lesvrije dagen verspreid over het jaar.
-
Een combinatie van bovenstaande opties.
5. Keuze weekrooster, school/bovenschools: 3
Het besluit omtrent het weekrooster kan op bovenschools of schools niveau genomen worden. Besluitvorming op bovenschools niveau is voordelig omdat er dan geen discrepanties ontstaan qua werkdagen voor medewerkers die op meerdere scholen werken of overstappen van de ene naar de andere school. Anderzijds kan de behoefte van de ene school ten opzichte van de andere school verschillen en kan het van belang zijn daar ruimte in te bewerkstelligen. Een keuze dient vooraf gemaakt te worden. 6. Bepalen van het weekrooster Bij de introductie van de 40-urige werkweek hoort ook de introductie van de benoeming in uren en minuten. Om dit te kunnen uitvoeren zijn uitspraken over het weekrooster ofwel de bepaling van het aantal uren per dag noodzakelijk. Het totaal moet altijd uitkomen op 40. De verdeling over de dagen is vrij. Opties: - 5 gelijke dagen werken van 8 uur. - 4 dagen van 8,5 uur en een dag van 6 uur. - 3 dagen van 9 uur, 1 dag van 6 uur, 1 dag van 7 uur. - Variaties op bovenstaande. 7.
Keuze pilotschool voor doorrekening gevolgen omzetting wtf in uren en minuten
De gevolgen van de omzetting van de wtf in uren en minuten is afhankelijk van het besluit over het weekrooster. Om te kunnen doorzien wat de gevolgen zijn is het een overweging waard een pilotschool te kiezen om het vergelijk te maken tussen inzet nu o.b.v. wtf en inzet straks o.b.v. uren en minuten. 8.
Pauze
Voor bepaalde scholen, bijvoorbeeld scholen met een continurooster, kunnen er problemen ontstaan bij het toekennen van de pauze. Het is verstandig eventuele problemen in deze vroegtijdig in beeld te hebben zodat oplossingen bedacht kunnen worden, bijvoorbeeld door splitsing van de pauze in 2 x 15 minuten. 9.
Behoefte aan werktijdenregeling
De 40-urige werkweek en de afspraken over het aantal uren werken per dag heeft niets te maken met de verplichte aanwezigheid van medewerkers. Er kan wel behoefte zijn aan een regeling, bijvoorbeeld om de ontmoeting tussen leerkrachten te bewerkstelligen na lestijd. Indien er behoefte is op een of meer scholen is het verstandig een (model-)regeling toe te voegen aan het taakbeleid. 10. Basismodel of overlegmodel
4
Schoolbesturen hebben de keuze tussen het basismodel en het overlegmodel. In bijlage 3 de verschillen en overeenkomsten van deze modellen. Een keuze voor het overlegmodel moet ter instemming worden voorgelegd aan de PGMR waarna er per school een invoeringsplan moet worden gemaakt welke voor wordt gelegd aan de PMR ter instemming en daarbij moet meer dan de helft van de medewerkers akkoord gaan met dit model. Deze zware medezeggenschap is het gevolg van het laten vervallen van drie zaken; de maximale lessentaak van 930 uur, de inzetbaarheidstabel uit paragraaf 2.4 van de cao PO en de mogelijkheid voor ouderen om op een dagdeel uit geroosterd te worden.
5
2.
Duurzame inzetbaarheid
Toelichting: De cao PO 2014-2015 gaat in op de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Dat uit zit in diverse regelingen: a. 40 uur duurzame inzetbaarheid voor alle medewerkers. b. 40 uur extra voor starters in de eerste drie jaar van het dienstverband of totdat zij startbekwaam zijn. c. 170 uur voor ouderen van 57 jaar en ouder. Ad a. Alle medewerkers hebben recht op 40 uur duurzame inzetbaarheid. De 40 uur is niet vrij opneembaar. De uren duurzame inzetbaarheid kunnen worden ingezet voor peer review, studieverlof, coaching, oriëntatie op mobiliteit, of niet plaats- en/of tijdgebonden werkzaamheden. De medewerker is verantwoordelijk voor inzet van deze uren. Afspraken over de inzet worden vooraf vastgelegd in het POP en achteraf verantwoord via de gesprekkencyclus. Indien een medewerker de 40 uur niet inzet of achteraf blijkt te hebben ingezet mag de werkgever andere werkzaamheden opdragen. Er is immers salaris betaald over deze uren. Ad b. Naast de 40 uren basisbudget hebben starters in de eerst drie jaren dat zij werken als leraar of totdat zij basisbekwaam worden geacht recht op 40 uur extra budget. Deze uren kunnen bijvoorbeeld worden ingezet voor extra tijd voor voor- en nawerk of extra professionaliseringsuren. Hoe de basisbekwaamheid van een starter wordt bepaald wordt opgenomen in het scholingsbeleid. Ad c. Medewerkers van 57 jaar en ouder kunnen ook, onder voorwaarden, de 40 uur duurzame inzetbaarheid inzetten voor verlof indien gebruik wordt gemaakt van de regeling duurzame inzetbaarheid voor ouderen. Zij betalen dan een eigen bijdrage van 50% (of 40% t/m schaal 8) voor de 130 extra uren verlof. Daarnaast zijn er overgangsregelingen voor medewerkers die op 30 september gebruik maakten van regelingen voor ouderen zoals de bapo-regeling. Checklist: 1.
Invulling niet tijd en plaats gebonden werkzaamheden.
Het is verstandig vooraf een besluit te nemen over de invulling van de niet tijd en plaatsgevonden werkzaamheden. Bijvoorbeeld of dit wel dan niet in te zetten is voor toevoeging aan het voor- en nawerk of bijvoorbeeld administratie. 2.
Inplannen duurzame inzetbaarheidsuren
Wij adviseren in het beleid op te nemen dat duurzame inzetbaarheidsuren zoveel als mogelijk buiten de lestijden worden ingepland. 6
3.
Uitvoeringsregeling inzet duurzame inzetbaarheidsuren ouderen
Er is geen uitvoeringsregeling duurzame inzetbaarheidsuren voor ouderen. Dit kan als gevolg hebben dat medewerkers het recht vlak voor de beoogde ingangsdatum claimen. Een v0orzet voor een uitvoeringsregeling is opgenomen in bijlage 2. 4.
Doelgroepenbeleid
De CAO PO kent nu een vastgelegd volume aan extra uren voor starters en een aangepaste regeling voor ouderen. Mogelijk vraagt dit om een aanpassing van het doelgroepenbeleid
3.
Professionalisering
Toelichting: Vanaf 1 juli 2014 is de urentoedeling professionalisering gewijzigd. In plaats van 10% deskundigheidsbevordering voor onderwijzend personeel en personeel met les- en behandeltaken is nu 2 uur per week professionalisering vastgesteld voor alle medewerkers (met uitzondering van schoolleiders). Omdat gewerkt wordt met een aantal schoolweken van 41,48 weken gaat het om 83 uur (41,48 weken x 2 uur) per medewerker op jaarbasis. De medewerker is zelf verantwoordelijk voor de eigen professionalisering. Voorafgaand worden afspraken over de inzet vastgelegd in het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan). Achteraf worden de uren verantwoord. In de gesprekkencyclus wordt dit meegenomen. De professionalisering van werknemers dient te voldoen aan de volgende uitgangspunten neergelegd in de cao PO 2014-2015: -
Professionaliseringsactiviteiten dragen bij aan de kwaliteit van de sector.
-
Er is sprake van wederzijdse afstemming tussen de wensen van de werknemer met betrekking tot zijn professionele ontwikkeling en de ontwikkelingsdoelen van de organisatie.
-
Professionaliseringsactiviteiten zijn gericht op het onderhouden van de bekwaamheid op basis van de vastgestelde bekwaamheidseisen, voor zover van toepassing. Iedere leraar streeft naar het behalen van vakbekwaamheid.
-
Professionaliseringsactiviteiten zijn gericht op de vergroting van de employability van werknemers, waarmee bedoeld wordt dat een werknemer zodanig is ontwikkeld en opgeleid dat deze breed inzetbaar blijft op zowel de interne als de externe arbeidsmarkt.
Omdat de medewerker zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar professionalisering kan teamscholing alleen worden meegenomen in de 83 uur als de medewerker ruimte heeft binnen deze uren. 7
Dit betekent overigens niet dat de afspraken over teamscholing niet altijd kunnen worden nagekomen. Teamscholing die voor een medewerker niet past binnen de professionaliseringsuren worden ingezet vanuit de overige taken en opgenomen in het normjaartaakformulier. Daarbij is het bestaande scholingsbeleid alsmede de begroting kaderstellend voor het toekennen van scholing. Checklist: 1.
Afstemmen (bovenschoolse) studiedagen op jaarrooster
Het is van belang (bovenschoolse) scholingsdagen af te stemmen op pieken in werkdruk scholen en ruimte in het jaarrooster. 2.
Teamscholing
Indien teamscholing niet onder individuele scholing weggezet kan worden is het van belang te bepalen binnen welke taken de teamscholing dan weggezet wordt (bijvoorbeeld onder overige taken). 3.
Scholingsbeleid
Vanwege de nieuwe kaders neergelegd in de cao is het van belang te bepalen of het bestaande scholingsbeleid aanpassing behoeft. 4.
Gesprekkencyclus
De afspraken over opnemen in POP en verantwoording afleggen inzake professionalisering en duurzame inzetbaarheid dienen een plaats te krijgen binnen de gesprekkencyclus. Aanpassing van dit beleid is mogelijk relevant. 5.
Beleid starters
De afspraken over starters geven reden eventueel bestaand beleid inzake aan te passen. Een van de zaken waarover een besluit dient te worden genomen in een instrument voor objectieve beoordeling van de starters. 6.
Planning professionalisering
Het is raadzaam in het beleid om te nemen dat professionaliseringactiviteiten zoveel mogelijk buiten de lestijden ingepland worden.
8
Bijlage 1
Kaders WPO en Regeling schoolvakanties t.b.v. inplannen jaarrooster 40-urige werkweek cao PO 2014-2015 Rotterdam, drs W. Rijndorp-Kreft, Dyade Advies d.d. 27 februari 2015 WPO artikel 8 lid 9 Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat: a. de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen; b. de leerlingen in 8 schooljaren ten minste 7520 uren onderwijs ontvangen, met dien verstande dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren ten minste 3520 uren onderwijs en in de laatste 4 schooljaren ten minste 3760 uren onderwijs ontvangen, en aan de leerlingen in de laatste 6 schooljaren ten hoogste 7 weken van het schooljaar 4 dagen per week onderwijs wordt gegeven, die evenwichtig zijn verdeeld over het schooljaar, bij een schoolweek van in beginsel niet minder dan 5 dagen onderwijs, en c. de onderwijsactiviteiten evenwichtig over de dag worden verdeeld, tenzij afwijking van deze verdeling van belang is in verband met activiteiten in het kader van het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Regeling Schoolvakanties, artikel 7 Het bevoegd gezag van een school voor primair onderwijs kan de periode van de zomervakantie slechts met ten hoogste twee dagen voorafgaand aan en ten hoogste twee dagen aansluitend aan de zomervakantie verlengen.
9
Bijlage 2
Model uitvoeringsregeling bijzonder budget voor oudere medewerkers en overgangsregeling BAPO -bestuurVersie 2, d.d. 3 maart 2015, drs W. (Wlma) Rijndorp-Kreft, senior adviseur/manager P&O advies i.s.m. de heer J.M. (Jan Maarten) Brommersma en mevrouw H. (Hanneke Westening), senior adviseurs Dyade Dienstverlening Onderwijs
1. Inleiding Met ingang van 1 oktober 2014 is de BAPO-regeling vervallen en overgegaan in het bijzonder budget voor oudere medewerkers. Hoewel in de verlengde cao PO 2013 nog een uitvoeringsregeling was opgenomen voor BAPO aanvragen mist een uitvoeringsregeling duurzame inzetbaarheid voor ouderen in de cao PO 2014-2015. Onderliggende regeling voorziet hierin. Allereerst wordt de regeling duurzame inzetbaarheid voor ouderen en de overgangsregeling BAPO opgenomen. Voorts is een modelprocedure aanvragen en wijzigen van ouderenverlof opgenomen. 2. CAO PO 2014-2015 In hoofdstuk 8a van de cao PO 2014-2015 is het bijzonder budget voor oudere medewerkers opgenomen. Onderstaand de integrale tekst uit de cao PO 2014-2015, startend met de tekst van artikel 8A.4, het basisbudget, waar in andere artikelen naar verwezen wordt. 8A.4 Basisbudget duurzame inzetbaarheid voor iedere werknemer 1. Iedere werknemer heeft jaarlijks het recht om 40 uur van de werktijd te besteden aan duurzame inzetbaarheid. 2. Deze uren worden door de werknemer na overleg ingezet voor de volgende bestedingsdoelen: Peerreview Studieverlof Coaching Oriëntatie op mobiliteit Niet plaats- en/of tijdgebonden werkzaamheden 3. In overleg met de werkgever kan ook worden gekozen voor besteding aan andere doelen die bijdragen aan de duurzame inzetbaarheid. 8A.7 Bijzonder budget voor oudere werknemers 1. Iedere werknemer van 57 jaar en ouder heeft naast de 40 uur voor duurzame inzetbaarheid opgenomen in artikel 8A.4, jaarlijks recht op een bijzonder budget voor oudere werknemers van 130 uur ten behoeve van duurzame inzetbaarheid. 2. De werknemer kan de uren van het eerste lid inzetten voor de doelen genoemd in artikel 8A.4 alsmede voor het opnemen van verlof (sabbatical, extra zorgverlof, recuperatieverlof). 3. Indien de werknemer de uren inzet voor verlof als bepaald in het tweede lid, betaalt de werknemer die benoemd of aangesteld is in een functie met schaal 8 of lager, over het salaris van de uren van het bijzonder budget voor oudere werknemers een eigen bijdrage van 40%. De overige werknemers betalen een eigen bijdrage van 50% over de uren van het bijzonder budget voor oudere werknemers. 10
4. Indien de werknemer de uren van het eerste lid inzet voor verlof, kan de werknemer ook de uren van artikel 8A.4 inzetten voor verlof. Over deze uren wordt geen eigen bijdrage berekend. 5. Het recht op dit bijzonder budget eindigt op de AOW-gerechtigde leeftijd. 6. Indien de werknemer kiest voor de inzet van de uren genoemd in het tweede lid en eventueel vierde lid voor verlof, kan de werknemer deze uren inzetten op een herkenbare wijze in dagdelen, met dien verstande dat voor de categorie OP en OOP met lesgebonden en/of behandeltaken de urenverdeling wordt gebaseerd op de verhouding lesuren, voor en nawerk, lesgebonden en/of behandeltaken en overige taken. Deze bepaling is niet van toepassing indien op de school wordt gewerkt met het overlegmodel. 7. Bij ziekte wordt het verlof niet opgeschort. De eigen bijdrage wordt berekend gedurende het eerste jaar. Na het eerste ziektejaar vervalt de eigen bijdrage. 8. De werknemer kan de werkgever jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen. 9. De werkgever verleent geen toestemming voor een wijziging van de omvang van het verlof indien dit leidt tot verdringing van de werkgelegenheid. 10. Indien het recht op het aantal uren op basis van dit artikel lager is dan 45 uur, vervalt het recht op deze uren. 8A.8 Spaarmogelijkheid 1. Werknemers die recht hebben op de uren genoemd in artikel 8A.7, kunnen uren genoemd in artikel 8A.4 en artikel 8A.7 op basis van een vooraf ingediend plan gedurende vijf jaar sparen. 2. Bij het opnemen van deze uren, kan de totale omvang van het verlof niet meer bedragen dan 340 uur per jaar. 3. Over de opgenomen uren wordt een eigen bijdrage berekend uitsluitend over de uren van het bijzonder budget voor oudere werknemers. Het percentage van de eigen bijdrage is conform het bepaalde in artikel 8A.7 lid 3.
Naast het bijzondere budget voor oudere medewerkers is er een overgangsregeling BAPO en een overgangsregeling OOP 60 plus en enkele slotbepalingen. Ook deze regelingen zijn hieronder integraal opgenomen. 8A.9 Overgangsregeling BAPO 1. De werknemer die op 30 september 2014 BAPO-verlof geniet, kan naast de duurzame inzetbaarheidsregeling zoals bepaald in artikel 8A.4 en artikel 8A.7 gebruikmaken van onderstaande overgangsregeling: a. De leeftijdscategorie 52 tot 56 jaar: De werknemer in de leeftijdscategorie 52 tot 56 jaar die op 30 september 2014 BAPO-verlof geniet, behoudt gedurende maximaal vijf jaar recht op een aanvullend overgangsbudget van maximaal 130 uur per jaar tegen een eigen bijdrage van 50%. Voor werknemers in een salarisschaal 8 of lager geldt een eigen bijdrage van 40%. Deze werknemer kan de uren van artikel 8A.4 lid 1 ook inzetten op de aanvullende doelen genoemd in artikel 8A.7 lid 2. Over deze uren wordt geen eigen bijdrage betaald. Indien niet alle uren van artikel 8A.4 lid 1 en artikel 8A.7 lid 1 worden ingezet voor verlof, is de verhouding tussen verlofuren mét eigen bijdrage en zonder eigen bijdrage per 1 januari 2015 130:40 (76,5%:23,5%). Dit overgangsrecht stopt zodra de werknemer gebruik kan maken van artikel 8A.7. b. De werknemer van 56 jaar: De werknemer van 56 jaar die op 30 september 2014 BAPO-verlof geniet, heeft bij wijze van overgangsrecht al op 56 jarige leeftijd recht op het urenbudget bepaald in artikel 8A.7. Daarnaast heeft deze werknemer recht op een aanvullend overgangsbudget van 11
maximaal 170 uur per jaar tegen een eigen bijdrage van 50%. Voor werknemers ineen salarisschaal 8 of lager geldt een eigen bijdrage van 40%. Zodra de werknemer 57 jaar wordt, geldt het overgangsrecht zoals geformuleerd in artikel 8A.9 lid 1 sub c. Deze werknemer kan de uren van artikel 8A.4 lid 1 in afwijking van het bepaalde in artikel 8A.7 lid 4 ook inzetten voor verlof als nog niet alle uren van artikel 8A.7 lid 1 als verlof zijn gebruikt. Over de voor verlof ingezette uren van artikel 8A.4 lid 1 wordt geen eigen bijdrage betaald. In dat geval is de verhouding tussen de uren van artikel 8A.7 lid 1 en artikel 8A.4 lid 1 per 1 januari 2015 130:40 (76,5%:23,5%). c. De leeftijdscategorie van 57 jaar en ouder: De werknemer in de leeftijdscategorie 57 jaar en ouder die op 30 september 2014 BAPO-verlof geniet, behoudt tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd het recht op een aanvullend overgangsbudget van maximaal 170 uur per jaar tegen een eigen bijdrage van 50%. Voor werknemers in een salarisschaal 8 of lager geldt een eigen bijdrage van 40%. Deze werknemer kan de uren van artikel 8A.4 lid 1 in afwijking van het bepaalde in artikel 8A.7 lid 4 ook inzetten voor verlof als nog niet alle uren van artikel 8A.7 lid 1 als verlof worden gebruikt. Over de voor verlof ingezette uren van artikel 8A.4 lid 1 wordt geen eigen bijdrage betaald. In dat geval is de verhouding tussen de uren van artikel 8A.7 lid 1 en artikel 8A.4 lid 1 per 1 januari 2015 130:40 (76,5%:23,5%). 2. De werknemer die op 30 september 2014 BAPO-verlof geniet, maar op deze datum niet van zijn volledig recht op BAPO-uren gebruik maakt, kan pas vanaf 1 januari 2015 het aantal uren uitbreiden tot het totaal aantal uren zoals bedoeld in het eerste lid. 3. De totale omvang van het verlof op grond van het eerste en tweede lid en artikel 8A.4 en artikel 8A.7, kan niet meer zijn dan 340 uur per jaar. 4. De werknemer wordt in staat gesteld het verlof zoals hier bedoeld, op een herkenbare wijze op te nemen in dagdelen met dien verstande dat voor de categorie OP en OOP met lesgebonden en/of behandeltaken de urenverdeling wordt gebaseerd op de verhouding lesuren, voor- en nawerk, lesgebonden en/of behandeltaken en overige taken. Deze bepaling geldt niet op scholen waar gewerkt wordt met het overlegmodel. 5. Een op 30 september 2014 opgebouwd saldo aan gespaard BAPO-verlof wordt gerespecteerd. Bij opname van dit gespaarde BAPO-verlof is de eigen bijdrage over de gespaarde uren voor de werknemers in salarisschaal 8 of lager 25%, voor de overige werknemers 35%. Daarnaast kan de werknemer gebruik maken van artikel 8A.4, 8A.7 en 8A.9. Bij het opnemen van het gespaarde BAPO-verlof is het maximum van 340 uur niet van toepassing. 6. Artikel 8A.7 lid 7 is van overeenkomstige toepassing. 8A.10 Overgangsrecht OOP arbeidstijdverkorting 60-jarigen en ouder De werknemer die op 30 september 2014 verlof geniet op basis van artikel 6.35 uit de verlengde CAO 2013 heeft de keuze tussen: a. een verkorting van de dagelijkse werktijd met een half uur, mits hij geen bezoldigde nevenwerkzaamheden verricht of gaat verrichten, of b. de uren op basis de artikelen 8A.4, 8A.7 en 8A.9. 8A.11 Overgangsrecht oud artikel 7 BAPO-regeling 1. De werknemer die is geboren op of na 1 januari 1950 maar voor 1 januari 1954 en die zijn BAPO-verlofuren op een later tijdstip wenst op te nemen, behoudt zijn 170 bonusuren. Hiervoor geldt dat de werknemer vóór het bereiken van het CAO PO/VO akkoord (15 november 2005) afspraken met de werkgever heeft gemaakt over de invulling van het BAPO-verlof. Over deze uren wordt een eigen bijdrage van 50% betaald. 2. Voor werknemers bedoeld in het eerste lid, geldt dat de bepaling in artikel 8A.12 lid 1 12
tweede volzin niet van toepassing is. 8A.12 Overige bepalingen 1. Opname van verlof als bedoeld in dit hoofdstuk mag geen regeling voor vervroegde uittreding opleveren zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (tekst 2014). In dit geval dient steeds ten minste 50% van de aan het verlof voorafgaande betrekkingsomvang feitelijk per week te worden gewerkt. 2. Alle aan het salaris gerelateerde aanspraken blijven berekend op basis van het salaris dat de werknemer zou hebben genoten als hij geen gebruik zou hebben gemaakt van verlof als bedoeld in dit hoofdstuk.
13
3.
Model- Uitvoeringsregeling aanvragen en wijzigingen bijzonder budget voor oudere medewerkers alsmede deelnemers aan de overgangsregeling BAPO
1. Algemene bepalingen 1. Deze regeling geldt voor de werknemer van 57 jaar en ouder welke recht heeft op het bijzonder budget voor oudere medewerkers als neergelegd in hoofdstuk 8A.7 van de cao Po 2014-2015 alsmede de werknemer van 52 jaar en ouder welke op grond van de artikel 8A.9 cao PO 2014-2015 recht heeft op gebruikmaking van de overgangsregeling BAPO. 2.Het verlof bedoeld in art. 8A.7 gaat in op de eerste van de maand nadat men de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt. 2. Om redenen van dienstbelang kan de ingangsdatum van het verlof worden opgeschort tot uiterlijk de eerste dag van het daaropvolgende schooljaar. 3. Opname van verlof als bedoeld in dit hoofdstuk mag geen regeling voor vervroegde uittreding opleveren zoals bedoeld in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (tekst 2014). In dit geval dient steeds ten minste 50% van de aan het verlof voorafgaande betrekkingsomvang feitelijk per week te worden gewerkt. 4. Ingeval dit bedoelde verlof in combinatie met een andere vorm van verlof wordt opgenomen geldt eveneens de voorwaarde opgenomen in artikel 1. lid 3. 2. Wijze van toepassing en vaststelling 1. Het verlof wordt in hele of halve dagen opgenomen (uitgaande van het aantal uren dat voor die dag of dat dagdeel is bepaald via het weekrooster van de school), tenzij werkgever en werknemer hierover afwijkende afspraken maken of tenzij het overlegmodel wordt gehanteerd. 2. Het tijdstip van het verlof wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld en vastgelegd. 3. Indien de werknemer tijdens het opnemen van het verlof ziek wordt, schort het verlof niet op. 3. Procedure 1. De werknemer die van een vorm van ouderenverlof gebruik wenst te maken, dient ten minste 10 weken voor de gewenste ingangsdatum een schriftelijk verzoek in bij de werkgever. 2. Valt de gewenste ingangsdatum in de periode 1 mei tot 1 augustus dan dient de werknemer zijn verzoek uiterlijk op 1 maart hieraan voorafgaand in. 3. Indien de werknemer het verlof genoemd in 8A.4 en 8A.7 in een later schooljaar wenst op te nemen dan waarin het recht is ontstaan, meldt hij dit op het moment dat het recht ontstaat en geeft daarbij ook aan in welke schooljaren hij het verlof wenst op te nemen alsmede het aantal uren verlof in de diverse jaren. 4. De werknemer die gebruik maakt van de bijzonder budget voor oudere medewerkers of de overgangsregeling BAPO kan de werkgever jaarlijks verzoeken met ingang van de eerste dag van het schooljaar de omvang van het verlof te wijzigen. 5. De werkgever verleent geen toestemming voor wijziging van de omvang van het verlof indien dit leidt tot verdringing van werkgelegenheid. 6. De werknemer die gebruik maakt van de overgangsregeling BAPO, kan vanaf 1 januari 2015 tot 1 augustus 2015, per de eerste van elke maand, het aantal uren uitbreiden tot van het maximale recht op verlof gebruik wordt gemaakt. Daarna kan dit alleen steeds per 1 augustus van elk jaar. Een aanvraag hiertoe wordt tenminste 10 weken voor de gewenste ingangsdatum schriftelijk ingediend bij de werkgever.
14
Bijlage 3
Basismodel of overlegmodel Binnen de cao PO is er de keuze voorgelegd over te stappen van het basismodel naar het overlegmodel. Redenen daartoe kunnen zijn het loslaten van de maximale lessentaak en andere cao voorwaarden en/of een mogelijkheid meer de focus te leggen op het onderwijs en minder op overige taken.
Overeenkomsten
1659 uur per jaar werken 40 urige werkweek 1659 : 40 = 41,475 weken te werken 428 uur verlof = 10,7 weken verlof (inclusief feestdagen) dienstverband minimaal 8 uur bij nieuwe benoemingen, 5 uur indien het gaat om incidentele vervangingswerkzaamheden van een dag of korter
bij 5,5 uur of meer werken per dag pauze van half uur of twee maal kwartier tussen 10.00 en 14.00 uur overwerk compenseren tussen schoolvakanties 2 uur per week professionalisering, naast opgedragen scholing en teamscholing duurzame inzetbaarheid taakbeleid en werkreglement met instemming P(G)MR overige taken bespreken met team en vaststellen met PMR individuele gesprekken vóór zomervakantie mag niet leiden tot verlies van werkgelegenheid
15
Verschillen
Basismodel
Overlegmodel
overstap naar overlegmodel met instemming P(G)MR
invoeringsplan overlegmodel met daarin: * welke taken vallen onder opslagfactor? * beleid voor bepalen individuele opslagfactor op schoolniveau instemming plan PMR en meerderheid personeel in overleg de te werken dagen bepalen
in overleg de te werken dagen bepalen, als het niet lukt dan a.d.h.v. beschikbaarheidsregeling geen maximale lessentaak, in overleg te bepalen maximale lessentaak 930 uur (afwijken alleen met instemming werknemer)
voor-en nawerk bepaald percentage?
opslagfactor tussen 35 en 45% + individuele opslagfactor inzet van de uren bijzonder budget oudere wn. en bapo-overgangsrecht in vorm van verlof in overleg vaststellen
uren bijzonder budget oudere wn. en bapoovergangsrecht in vorm van verlof, worden ingezet op herkenbare wijze in dagdelen / dagen en via urenverdeling lesgebonden / niet-lesgebonden
16