CHAOTIKAH Tales of Chaos Vreselijke Vampieren Het was op een bijzonder onlate ochtend in Chaotikah. De zon kwam nog maar net over de horizon kijken en iedereen lag nog diep in dromenland. Hamel droomde ervan de ziel van 1-4 in een fles te hebben, Løngrøtt droomde diep van een rubberhamer die lang niet zo hard op z‟n hoofd zou aankomen en Stuffel dat hij één van de Bee-Gees was. De Gelaarsde Poezzze had prachtige nachtgedachten over de nieuwe collectie van Prrrada, Devilina had een schitterende nachtmerrie en Fras Huispluis... die zei alleen maar “Zzz... Okke!” (Oh ja, Magnus de Grote droomde natuurlijk ook, maar dat was zoiets onbegrijpelijks over regentonnen en hun emotionele leven, dat we die maar even achterwege laten.) De enige die op dat vroege moment van de dag al op was, was Hypla. Tevreden keek hij naar de wereld die langzaam ingekleurd werd door het toenemende licht en de glanzende dauwdroppels die overal lagen. Hij strooide brood voor de bloemetjes en rook even aan een vogeltje, terwijl hij vrolijk op weg ging naar zijn moestuin. Hypla verbouwde er niet alleen kruiden en geneeskrachtige planten, maar ook gewone groenten en fruit en hij was er wat trots op. Daar was het al. Kijk al dat groen eens, dacht Hypla. De Pepersteekmunt groeide al bijna een halve meter boven de grond uit, de Brandweernetels stonden er geweldig bij en de Knoflooksaus had al vrolijke bloemetjes. “Aaah!” zei Hypla en bukte zich om een worteltje uit de grond te trekken. “En kijk toch eens naar dit vrolijke slaphangende afgekloven worteltje. Wat een genot om... te... zien..?” ... ... “Vrolijk slaphangend afgekloven worteltje!!?? Máár... Wat zullen we nu beleven..?” Het was werkelijk waar. Het arme kleine worteltje was niets meer dan een slaphangend velletje met wat groene blaadjes er nog aan. Snel keek Hypla om zich heen. Zo op het eerste gezicht leken al die wortels nog in orde te zijn, het groen stond er nog fris bij, maar... Bevreesd trok Hypla aan het groene bosje. En nog één. En nog één... Maar overal trof hij hetzelfde aan. Alle wortels waren helemaal slap en vaak was er niet meer dan een frotselig Frutje over. Wat moest hij nu doen..? Aha! Hij zou doen wat iedere niet-weldenkende Chaotikahn in zo‟n geval zou doen: hij zou Stuffel om hulp vragen! “SNURK..! Wagga... SNURK..! Wagga... Ah ah ah ah steejing elaif... SNURK..! Wagga...” klonk er uit het Discopaleis van Stuffel. De vorige avond was er in het Discopaleis een Michael-Jacksonwedstrijd geweest en het was behoorlijk laat geworden. Maar wat een pret hadden ze gehad! Stuffel had de wedstrijd „Hoe ziet Michael Jackson er over 50 jaar uit‟ gewonnen, Løngrøtt had de danswedstrijd gewonnen met een imitatie van Båd en Fras Huispluis won overtuigend het soundmixgedeelte met „Ok It‟.
Het was dus ook geen geheel welkome verrassing dat Hypla op dat moment kwam binnengestormd. “Stuffel! Stuffel! Wakker worden!” riep Hypla (wat nog veel onwelkomer was dan zijn binnengestorm). “SN... WAGGA! Wag... Wat... Koffie..?” “Koffie..? Nee! Wortels!” “Wortels? Wat is dat nou voor ontbijt?” zei Stuffel. “Oh oh oh, m‟n hoofd! Ik hou helemaal niet van wortels... Ik wil een eitje.. en toast... en veel koffie... En niet met wortels, maar met suiker...” “Nee nee nee, je begrijpt ‟t niet,” zei Hypla, “kijk!” “Wasdaünballon..?” gaapte Stuffel. “Nee!” riep Hypla droevig uit. “Dit is wat ik vanmorgen in mijn moestuin vond. Dit was één van mijn wortels!” “Misschien... gaaaaap... konijnen!” zei Stuffel die weer aan zijn bar in slaap wilde vallen. “Konijnen!” zei Hypla. “Konijnen die het buitenste velletje laten liggen? Denk toch na..!” “Niet zonder koffie!” snurkte Stuffel alweer half. “Nee nee nee, het zijn zeker geen konijnen. We moeten onmiddellijk een kijkje gaan nemen!” “WAGGA!” riep het restje van Stuffel dat nog op de bar lag, terwijl de rest al door Hypla werd meegesleurd. “Kijk, hier is het,” zei Hypla. Hier staan normaal mijn wortels en... Stuffel..?” “Wiero!” riep Stuffel met volle Waffel. “Stuffel!” riep Hypla. “Dat is mijn koffiestruik. Je hebt alle bessen opgegeten!” “Weerlijk!” zei Stuffel. “Ik mif awween de suikew...” “Nou kijk, dit is dus hoe ik vanmorgen hier mijn wortels aantrof en...” Een luid gekakel verstoorde voor de tweede maal Hypla‟s redevoering. “Stuffel!” riep Hypla terwijl hij in de richting van zijn kleine kippenhok rende. Daar was Stuffel al, druk bezig een ei uit een kip te persen. “Ah Hypla,” zei Stuffel tevreden toen hij iets uit de kip in zijn hand voelde glijden, “heb je misschien ook een beetje zout?” “Wou je dat...” “WAGGA!” riep Stuffel toen hij in zijn hand keek. “Jij... Jij StinkStankKip!” “Goed, zoals ik al zei,” begon Hypla weer... “SNURK! Wagga... SNURK! Wagga...” Nu was Stuffel weer in slaap gevallen tegen de Valeriaan-boom aan! “Okee,” zei Hypla, “we gaan eerst naar Devilina!” en gooide de slapende Stuffel op een kruiwagen. “Okke-slobber! Okke-slobber!” Fras Huispluis was vast aan zijn kopje ochtendkattebrokjesthee begonnen, terwijl Devilina heftig ontkende dat ze hoofdpijn had van de vorige avond. „KLOP! KLOP! KLOP!” klonk het en „KLABAM! RABAM! SLABAM!‟ klonk het in Devilina‟s hoofd. “Ooohhh Frasje,” kreunde Devilina, “wil jij even gaan kijken wie dat is..?” “Ok-oké,” okte Frasje Fretpluis en waggelde naar de deur. Hypla was wel een beetje verbaasd dat de deur zomaar openging zonder dat hij iemand zag,
maar was blij dat hij die zware vracht uit de kruiwagen naar binnen kon kiepen. “Goedemorgen Devilina,” zei Hypla opgewekt. “Ooohhh... niet zo hard, alsjeblieft,” stamelde Devilina. “Nou, zo te zien is Stuffel niet de enige die koffie kan gebruiken,” zei Hypla, “zal ik wat zetten?” “Ja ja, ga je gang maar, je weet waar ‟t staat... Waar is Frasje trouwens? Zijn thee wordt koud!” “Wokke... Wokke...” klonk het gedempt onder Stuffel vandaan. “Oh, lekker rustig,” zei Devilina en legde haar punthoorns weer in haar handen. “Zo,” zei Hypla een paar minuten later en zette een grote kan koffie op Devilina‟s ontafelige tafel. “Ooowww... niet zo haahaaard... Ha-pffff! Ik heb Knijtertok!” “Wokke... Wokke...” klonk het nog steeds vanonder Stuffel Discofee, toen de geurige koffiedampen hem gelukkig te hulp kwamen. Met een „SNURK‟ en een „Wagga‟ ontwaakte Stuffel en kan dit verhaal eindelijk op gang komen. “En dat is dus wat ik vanmorgen in mijn moestuin aantrof,” zei Hypla somber. “Laat nog eens kijken,” zei Stuffel. Aandachtig bekeek hij de groente, al was die dan oranje en heette het dan misschien onterecht groen-te. “Kijk,” zei hij, “hier zitten twee piepkleine gaatjes. Ik denk dat ie daardoor is leeggezogen.” “Maar wat voor beest doet dat?” zei Devilina. “Eén of ander insect misschien?” “Ik heb „r nog nooit van gehoord in elk geval,” zei Hypla. “Ok-okke-okke!” zei Fras Frettepluis toen. Hij ging op zijn achterpoten staan, trok een gemeen hoofd en stak zijn hoektanden naar buiten. “Okke-ggrrrrr...” deed hij erbij. Allemaal moesten ze lachen om de kleine Frassefret. “Vampieren, Frasje?” lachte Devilina. “Kom nou, dat kan toch niet. Die eten toch zeker geen groente? Nee, het is vast iets anders!” “Okke-pff,” zei Fras alleen maar beledigd en “Koedendaak... Prrrr!” zei de Gelaarsde Poezzze die op dat moment binnenkwam en “Okke-HAP!” zei Fras onmiddellijk en “WAGGA!” zei Stuffel en “Frasje! Foei!” zei Devilina en “Be deur! Hij heb be deus!” riep Stuffel en “Wiesten joellie al dat „et Oude Chateau weer bewoond ies,” zei de Gelaarsde Poezzze en “WAT?” zeiden Devilina en Hypla tegelijk en “Oui,” zei de Gelaarsde Poezzze en “Wat is een Sjatoo?” zei Stuffel en Devilina zei, “Het Oude Kasteel,” en Stuffel zei “Oh, die!” en “Zzz... Okke!” zei Frasje Pluis tevreden en zo hebben ze allemaal een hele hoop gezegd in één zin en nemen wij maar even pauze om er van bij te komen. ... ... ... ...
“Altijd ik weer! Altijd ík weer,” mopperde Stuffel. Waarom moest híj nou weer naar het Oude Kasteel om kennis te gaan maken met die Graaf die er was gaan wonen. Zij waren nieuwsgierig naar hem, hij niet. Stuffel interesseerde het helemaal niets. Chagrijnig zwaaide hij met zijn geplakbande toverstafje naar een voorbij huppelend konijntje. Er gebeurde helemaal niets. Stuffel werd er alleen nog maar chagrijniger van en wuifde zijn stafje alsof hij een orkest dirigeerde. Een klein vogeltje, een regenwurm en een schattig klein madeliefje kregen groene, oranje, rode en blauwe magische stralen over zich heen. Maar nog steeds gebeurde er niets. Daar was het Oude Kasteel al! Dreigend en schimmig stak het af tegen de helderblauwe lucht. Vier torenspitsen stonden als wijzende vingers naar de hemel gericht en een ophaalbrug over een donkere slotgracht maakte het plaatje compleet. “Nou ja, misschien nog een paar vleermuizen hier en daar,” zei Stuffel en hij huiverde. “Wagga! Zo koud is het toch niet..?” Het Oude Kasteel stond al zo lang als iedereen zich kon herinneren in Chaotikah. Er werd zelfs gezegd dat het ooit de woonplaats van de Grote Chaotikahn zelf was geweest en dat hij het had gebouwd met de hulp van duivelse krachten. Maar omdat Devilina zich daar niets van kon herinneren, was dat verhaal langzaam verwaterd en werd het nu alleen nog gebruikt om kinderen mee bang te maken. “Als je nu niet zoet gaat slapen, dan komt de Grote Chaotikahn je halen! En neemt hij je mee naar de hel, waar het vol zit met Devilina‟s!” Reken maar dat de kinderen dan zoet gingen slapen. En nu was er dus weer iemand in gaan wonen, dacht Stuffel. “Hè hè hè,” grinnikte hij. Hij moest plots denken aan de laatste bewoner die het slot had gehad. Een oude Schotse Terriër was het geweest, McFlurry heette hij en was altijd gekleed in die belachelijke Schotse kilt van hem. Hij was er komen wonen om rustig van zijn oude dag te kunnen genieten en bracht zijn dagen door met het koken van haggis, het spelen van golf en het verslinden van tonnen zenuwpillen, want zijn gezondheid was er met het klimmen der jaren niet beter op geworden. Op een avond waren Stuffel, Devilina en Magnus de Grote zijn kasteel ingedrongen, hadden zich in de kelders verschanst met witte lakens en rammelende kettingen en ze hadden zeer overtuigend als kasteelspook opgetreden. “Ha! Ha! Ha!” lachte Stuffel bij de herinnering. “Wat kon die vent nog hard lopen op zijn leeftijd. Met zijn staart onder z‟n kilt en tussen z‟n poten is hij er vandoor gehold.” Niemand had hem sindsdien ooit nog teruggezien en het kasteel stond sinds die tijd leeg. En nu liep Stuffel hier weer, over de ophaalbrug en het leek net of de hele sfeer veranderd was sinds die nieuwe Graaf hier was gekomen. Drijvende rietpollen in de slotgracht, tralies voor de glas-in-loodramen, maar bovenal... die kou! Een groot hoofd met een ring door zijn neus keek Stuffel aan. “Wat een lelijke deurklopper!” zei Stuffel zacht in zichzelf. “Oh ja?” zei de Deurklopper beledigd. “En je moeder heeft hard haar best op jou gedaan?” “Wagga!” schrok Stuffel. “Oh... eh... ik... Ik wist niet dat je kon.. kon praten!” “Welzeker!” zei de Deurklopper. “Natuurlijk zijn er ook deurkloppers die de ring door hun mond hebben en die kunnen daardoor niet praten. Jaja, het is net wat de baas wil.” “U... u werkt hier?” zei Stuffel nog steeds verbaasd.
“Zeker!” zei de Deurklopper. “Net drie dagen in dienst. Ik ben tevens de tuinman.” Verwonderd bekeek Stuffel het hoofd. Er zat echt niet meer aan dan... een hoofd met een ring. “Dat is... nog een kleine complicatie,” zei de Deurklopper en kwam toen ter zake, “u komt voor de baas?” “De baas? Eh... de Graaf, ja. Ik kwam hem, namens iedereen, van harte welkom heten, hier in Chaotikah!” De Deurklopper knikte een paar keer met zijn hoofd, waardoor de ring in zijn neus tegen de deur sloeg. Er klonken voetstappen en krakend werd de deur opengedaan. “Oh... bezoek! Wat... leuk!” zei een bekend hoofd en streek even een pluk haar voor zijn ogen weg. “Dr. Imo?‟ zei Stuffel verbaasd. “Werk jij hier ook?” “Een paar dagen in de week ja,” zei Dr. Imo en klonk of zojuist zijn favoriete bloemkool was overleden. “praatjes vullen geen gaatjes en Dr. Imo de laatste tijd ook niet meer. Er valt weinig te verdienen in de tandensmederij, daarom dus. U komt voor Graaf SchwarzwalderKirschtorte?” “De-wie.?” zei Stuffel. “Graaf SchwarzwalderKirschtorte, ja. Komt u maar mee, volgt u mij maar,” zei Dr. Imo en wees een pluk haar flink terecht. Stuffel volgde Dr. Imo de donkere gang in en verwonderd nam de Discofee de omgeving in zich op. Oude wandtapijten met jachttaferelen, schilderijen van veldslagen en een grote poster van Bambi versierden de stenen muren. “De graaf komt uit een lang en oud geslacht,” zei Dr. Imo, “hij is de laatste van zijn bloedlijn.” Stuffel huiverde even bij het woord „bloedlijn‟. Waarom moest hij opeens denken aan Fras die voorstelde dat er vampieren waren in Chaotikah? Dr. Imo opende een grote zware deur die met tegenzin openging. Een brandende haard verspreidde een grillig licht door de grote ruimte die nu werd prijsgegeven. Een Dode-Mensenschedel – net zo één als bij Devilina – keek hem aan vanaf een kastje langs de muur. Planken afgeladen met oude boeken hingen, steunend onder hun last, langs de wanden. Onzichtbare ogen in elke hoek en zeer zichtbare ogen in de schilderijen van de Graafs voorvaderen leken Stuffel van elke kant aan te kijken, te observeren en te beoordelen. En daar, middenin de kamer, een grote stoel, zwart hout en rood fluweel, de rugleuning vormgegeven als een doodskist. Daar in die stoel zat een gedaante, geheel in het zwart gekleed, maar met een gelaat zo wit als sneeuw, een blankheid slechts onderbroken door een dun lijntje van zijn bloedrode lippen. Daar was Graaf SchwarzwalderKirschtorte! Zijn ogen leken even geel te kleuren toen ze Stuffel zagen staan, zijn mond vertrok zich in een glimlach en toonde een rij parelwitte tanden, die blonken in het flakkerende licht van de haard. De Graaf stond langzaam op en, “Ach, nein mahr, wat untzettend leuk um besuch te kraigen! Das ist vohr het erst siends ich hier wohn das iemand mai komt opsuchen. Wirklich
untzettend leuk. Dit vraght um een sjpelletje. Imo, wiel jai even de Kansenbord oit die kasjt hal‟n, ja? Ach nein, dit ies ain sjpeciale gelegenhaid. Doe maar Mensch erger dich nicht! Ja, haha! Wat leuk, wirklich heel leuk. Koedentaak, ich bin Graaf SchwarzwalderKirschtorte. Und miet wie habe ich de ehr..?” “Dehhh... ehhh.. ik ben Stuffel! Ja, dat ben ik,” stamelde Stuffel. “Ehhh... ik kom u namens heel Chaotikah van harte welkom heten!” “Sehr aardig..! Sehr aardig! Ga toch zitten! Ga toch zitten! Jah jah! Herzlich wilkommen bij Graaf SchwarzwalderKirschtorte! Ah, dahr is Imo alweer mit das sjpel! Kom nu, main freund. Welke kleur pion wenscht u..?” “Veertig potjes Mens-Erger-je-Niet!” riep Stuffel uit. “Veertig! En daarna nog een rondleiding door die vrieskist! Hoe kan die vent daar wonen!!?? Maar...” en Stuffel liet even geheimzinnig zijn stem zakken, “het vreemdste was wel toen we bij zijn slaapkamer kwamen. Toen we daar aankwamen, stond de deur open en hij haastte zich om de deur snel dicht te doen. Maar ik had ondertussen allang gezien dat zijn bed... een doodskist was! Net als zijn stoel er ook zo uitzag!” “Ha!” zei Devilina en “Ha!” zei Hypla en “Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze die er niks van begreep en “Hå!” zei Løngrøtt en “Okke-zo,” zei Frasje Huispluis tevreden, omdat hij toch gelijk leek te krijgen. “Ik zeg ‟t jullie,” zei Stuffel, “het is daar niet pluis. Denk maar na, waarom zou ie anders die gestoorde Tandarts als lakei in dienst hebben genomen. Omdat ‟s nachts enorme hoektanden naar buiten komen en die moeten verzorgd worden!” Dat klonk heel erg logisch! “Dus die Graaf is echt een vampier..?” zei Devilina. “Maar... maar wat heeft dat met mijn wortels te maken..?” zei Hypla. “Hè... Ach, dat is toch niet belangrijk meer, nu,” zei Stuffel, “wie weet welke gevaren ons te wachten staan!” “Mïsschïën hëëft hïj wël een våmpïërënkønïjn åls hüïsdïër,” stelde Løngrøtt voor. “Oui, oui, dat moet „et zijn... Prrr...” prrr‟de de Gelaarsde Poezzze. “Wat nou? Geen Okke-Hap?” zei Stuffel die zich verwonderd over Fras Frettepluis heenboog. “Okke-HAP!” “Wagga! Weer be deus!” riep Stuffel uit. “We moeten eerst zekerheid hebben,” zei Devilina. “Jüïst,” zei Løngrøtt, “ëën plån øm „m üït dë kåst të løkken!” “Ke bedoelt een lok‟aas?” vroeg de Gelaarsde Poezzze. “Ka iebad die f‟et van be deub abhalen..?” riep Stuffel. “Maar wie zou er voor lokaas willen spelen..?” zei Hypla. “Oh dee, ik diet!” riep Stuffel alvast. “Iek denk niet dat iemand kraak zou willen... Prrr...” spinde de Gelaarsde Poezzze wijs. “Okke-HAP!” “Ah veddot, ik haddem det lof,” riep Stuffel. “Hmmm,” hmmm‟de Devilina, “ik heb een idee!” “Wëët jë zëkër dåt dït gååt wërkën?” zei Løngrøtt twijfelachtig. “Als jij soms iets beters weet,” zei Devilina. “‟et ziet er wel un beetje raare uit... Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze. “Okke-HAP!” “Ve‟dobbe, diet wee‟ ” riep Stuffel. “Laten we het zo liggen?” zei Hypla.
“Ja,” zei Devilina, “jij houdt je ogen goed open hè?” “Maak je geen zorgen,” zei de Dode-Mensenschedel, “ik heb ze al in geen jaren meer dicht gedaan!” Daar op de grond, een eindje bij Devilina‟s huis vandaan, lag een diepvrieskip uit Fras zijn voorraad op de grond. En bovenop het stompje van de nek, had Devilina de DodeMensenschedel vast gemaakt. Een prima lokaas voor een vampier! “Oké, begin maar dan,” riep Devilina, “en tot morgenochtend.” “Ja dag,” zei de Dode-Mensenschedel. “Nou, oké! Oh, wat lig ik hier toch alleen,” riep hij, “nou nou nou, ik geloof ook niet dat ik me nog kan bewegen. Als er nou maar geen vampier langskomt om me te bijten. Dat zou naar zijn!” “Hïj døët ‟t prïmå,” zei Løngrøtt van een afstandje toekijkend. “Ja,” zei Devilina, “toen hij nog leefde heeft hij bij het toneel gezeten. Tot ze op een dag het stuk „De Laatste Dagen van Van Speijk‟ gingen spelen.” “Hij is zeker niet in stilte heengegaan,” zei Stuffel. Glimlachend schudde Devilina haar hoofd. De volgende dag was Hypla alweer in alle vroegte op en vertrok meteen naar zijn moestuintje. Wat zou hij dit keer aantreffen..? “Neeee... Ooohhh... nee nee nee nee nee!” riep Hypla diep bedroefd. Al zijn watermeloenen, zijn prijswinnende watermeloenen... Slap, leeg... Niets meer van over... Compleet leeggezogen waren ze! Zou die Graaf dan inderdaad vampierenhuisdieren hebben!? Het leek onmogelijk, maar... De kip en de schedel! Als zijn meloenen er al zo bijlagen, hoe zou het dan... Hypla durfde er bijna niet aan te denken. Snel holde hij naar het onhuizige huis van Devilina. Daar hadden ze de kip achtergelaten en... “Wat is er gebeurd?” riep Hypla. De kip lag er nog steeds, maar was ook helemaal leeggezogen. De Dode-Mensenschedel lag er hulpeloos en ondersteboven naast. “Heb je wat gezien?” “Niks! Helemaal niks,” zei de Dode-Mensenschedel, “maar misschien wil je me eerst even overeind helpen. Ik voel me net een schildpad zo, weet je.” “Laten we naar Devilina gaan!” zei Hypla. “Dag Frasje,” zei Hypla tegen het Frettenpluisje toen die de deur opendeed, “is Devilina al wakker..?” “Zzz... Okke! Zzz... Okke!” deed Frasje om duidelijk te maken dat Devilina nog niet wakker was. Op de bank lag een onfraai bultig hoopje dat Hypla direct herkende als een slapende Stuffel. Stuffel had niet meer naar huis durven gaan in ‟t donker en was bij Devilina blijven logeren. Hypla wist onmiddellijk het recept dat hij nodig had. “Koffie!” zei hij. “Okke-slobber!” protesteerde Fras Huisfret. “En natuurlijk kattenbrokjesthee,” zei Hypla. En ziet hoe wonderbaarlijk de krachten van koffie en thee zijn! Want op het moment dat Hypla de twee potten op de ontafelige tafel zette, werd er aan de deur geklopt en daar waren ook Løngrøtt en de Gelaarsde Poezzze al. Devilina en Stuffel ontwaakten al snuffend en snuivend en zo zaten ze even later allemaal
aan de ontafelige tafel en luisterden gespannen naar het verhaal van de DodeMensenschedel. Zoals hij al aan Hypla had verteld had hij niets gezien van wat er gebeurde. Plotseling was hij van achteren besprongen en de kip was helemaal leeggezogen door... Tja, dat wist hij dus niet. Maar wel leek het bijna te klein te zijn geweest voor een Graaf. “Ïk hëb wël ëëns gëlëzën dåt zë zïch ïn vlëërmüïzën künnën vëråndërën,” zei Løngrøtt. “Dat ies ‟t natuurlijk... Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze. “Oh nee,” zei Stuffel en “Okke-HAP!” zei Fras. “Waabom be ik dit „ele ve‟aal de klob!” riep Stuffel. “En nu? Wat doen we nu?” zei Devilina. “Hoe verjaag je een vampier..?” “Iek weet wel iemand die dat weet... Prrr...” spinde de Gelaarsde Poezzze. “Wagga! Ka je dou diet één sekodde je klep „ouwe...” riep Stuffel, “ik addem det lof...” “1-4 bedoel je,” zei Hypla. “Prrr...” antwoordde de Gelaarsde Poezzze. “Aaahhh..! Aaahh! Aaahh!” riep Stuffel alleen nog maar. “Dåt ïs ëën prïmå plån,” zei Løngrøtt, “wïë gååt het åån håår vrågën?” Een kleine stilte viel even in de onhuizige huiskamer. “Oh dee,” riep Stuffel, “geloov et baa diet..!” “Moppe‟demoppe‟demoppe‟,” mopperde Stuffel. Altijd hij..! Altijd hij weer! En hij kon dat mens toch al niet uitstaan! Daar was ze al, in haar Korstmossenklas. Dufdenkerij was het vak voor vandaag. “... en dus zien jullie de immense betekenis van de regenton binnen de Dufdenkerij, zodat...” “Ehmmm... ee‟ vie..?” zei Stuffel voorzichtig. “Hè... wie..? Oh, hallo wezen aan wiens bestaan ik hardop twijfel. Waarom hangt er een fret aan je neus..?” “ „ij is noga‟ aan be ge‟egd,” zei Stuffel. “Zeg, weet jij toevaddig wat je boet doen af je wast heb van ee‟ vampie‟..?” “Een vampier?” zei 1-4 spottend. “Typisch iets voor jullie sprookjesfiguren om ook dáár in te geloven!” “Ja ja ja,” zei Stuffel, “ve‟tel et nou baa geboon..!” “Ehhh... nou, in de verhalen is het simpelste middel om ze mee weg te jagen... knoflook!” “Knoflook?” riep iedereen. “Ja, knoblook!” zei Stuffel. “Kan ieband die f‟et nou eidelijk eenv lobmaken?” “Dat heb jij toch staan, Hypla,” zei Devilina terwijl ze Fras Pluis van Stuffels fraaibesnaarde gelaat lostrok. “Wagga! Dank je!” zei Stuffel. “Jawel. Zat!” zei Hypla. “Wåår wåchtën wë dån nøg øp,” zei Løngrøtt terwijl de strijdlustige Viking in hem naar bovenkwam, “øp nåår hët kåstëël!” En zo, gewapend met hele trossen knoflook, gingen Devilina en Fras, Stuffel, Hypla, Løngrøtt en de Gelaarsde Poezzze naar het Oude Kasteel. Vreemde eetgewoontes waren prima in Chaotikah, zo was Devilina dol op spruitjes, maar het moest wel een béétje normaal blijven.
“Ah, bent u daar weer?” zei de Deurklopper toen hij Stuffel herkende. “Jazeker,” zei Stuffel, “en ik kom weer voor je baas! Wij allemaal!” “Heel goed!” zei de Deurklopper en boog zijn hoofd weer een paar keer. Galmend klonken de slagen door de hele omgeving. Daar was Dr. Imo al om de deur open te doen. “Oh, bezoek... wat leuk... ofzo,” zei Dr. Imo jubelend, “u komt voor Graaf SchwarzwalderKirschtorte?” “Jazeker!” zeiden ze in koor. “Volgt u mij maar,” zei Dr. Imo en wreef zijn haar uit zijn ogen. En daar ging de hele stoet door de donkere gangen. “Okke-oooohhh,” zei Frasje bij het zien van de poster van Bambi. “Laat je niet afleiden daardoor,” fluisterde Devilina, “het is hier gevaarlijk!” “Ok-oké,” fluisterde Fras terug. Het hele gezelschap werd toegelaten in de grote zaal, waar Graaf SchwarzwalderKirschtorte in zijn grote stoel zat. “Ach, nein mahr, alwehr besuch!” riep hij verheugd uit. “Und so‟n grosse geselschaft auch nog. Dit vraght um ein sjpelletje! Imo, pak jai de monopolie eins aus de kasjt. Of nein, doe maar Twisjter! Joelie laiken mai een actief sjpulletje! Ha ha!” “Hïër wørdën gëën spëllëtjës gëspëëld!” zei Løngrøtt dreigend en hield zijn knoflook vlak voor het gezicht van de Graaf. De rest volgde meteen zijn voorbeeld. “Ach, was hehrlich. Joellie haben was zu schmecken meegebracht. Herzlichen dank!” De Graaf pakte hierop een bolletje knoflook, opende zijn mond en daar zag ons dappere gezelschap, hoe de hoektanden van de graaf, een paar centimeter langer groeiden. Hij was inderdaad een vampier! Toen zette de Graaf zijn tanden in... het bolletje knoflook en zoog het helemaal leeg, zodat er niet meer dan een dun slap velletje in zijn hand overbleef. “Hehrlich!” zei hij smakkend. “Joellie hebben ein koete sjmaak, jah!” Hypla begreep het meteen. “Dus u bent degene die ‟s-nachts mijn moestuin leegzuigt!” riep hij boos. Schuldbewust staarde de Graaf naar de grond. “Ich kan... alles oitleggen...” stamelde hij verlegen. “Vijf-en-vijftig potjes Twister!” riep Stuffel verontwaardigd. Ze waren allemaal weer terug in het onhuizige huisje van Devilina. “Maar ai was zo zielik... Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze. “Bijb-en-bijbtig potje‟ Twibte!” riep Stuffel nog eens. Het verhaal van Graaf SchwarzwalderKirschtorte was even simpel als droevig geweest. Inderdaad, had hij zuchtend toegegeven, was hij een vampier! Maar hij lustte helemaal geen bloed. En daarbij... hij moest er niet aan denken al die lieve diertjes en aardige mensjes iets aan te doen. Hij was dus een vegetarische vampier geworden! Direct toen hij het kasteel betrokken had, had hij enige personeelsadvertenties geplaatst en had zo niet alleen Dr. Imo aangenomen, maar ook de Deurklopper, die, zoals hij zelf had gezegd, ook de tuinman was. Geen wonder dat er dus nog geen sprietje groente in zijn tuin omhoog gekomen was. “Es ist droehoe-hoevik,” had de Graaf jammerend gezegd. Hij had zich geen raad meer geweten en was dus ‟s-nachts op zoek gegaan naar eten en was zo in
de moestuin van Hypla aangekomen. Hypla, bevangen door medelijden, had de Graaf beloofd, dat hij zoveel groente mocht eten als hij wilde; ondertussen zou Hypla de deurklopper helpen met het aanleggen van een eigen moestuin voor de Graaf. “Oh, und das ich in ein doodskist schlafe, must du auch nicht bang maken,” had de Graaf nog gezegd, “ick schaam mai er ein bischen vor, aber das ist ein erfstuck von main grossevader. Hij was een grosse fan von Dracula-films und deed nichts lieber dan stucken aus die films verzameln. Waarunder das bed, jah!” “En zo ies alles tok weer koet afkelopen, prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze die graag die conclusie trok. “Wel vedobbe... F‟as, ik waa‟schu‟ je dog één kee‟,” riep Stuffel. “Maar,” zei Devilina en trok weer eens haar denkhoofd, “dat is dan allemaal opgelost. Maar wíe heeft dan de diepvrieskip en de Dode-Mensenschedel aangevallen..?” In de holte van een dode boom, niet ver van het slot van Graaf SchwarzwalderKirschtorte, zaten een konijntje, een klein vogeltje, een regenwurm en een schattig klein madeliefje te wachten tot de zon eindelijk weer onder zou gaan. Een konijnenbekje, een snaveltje, een wurmenmond en een klein geel kroontje vertrokken zich tot een grijnzende glimlach en toonden zo de centimeters lange hoektanden die door huid en door vlees konden bijten... dorstig op zoek... naar bloed!
- EINDE -