CHAOTIKAH Tales of Chaos Het Gelaarsde On-IQ “Nu göed mïkken en dån...” Geconcentreerd keek Løngrøtt naar de spijker in zijn ene, en de hamer in zijn andere hand. Bij zijn laatste overtocht vanuit Knåckebröt naar Chaotikah had zijn schip averij opgelopen, wat in het geheel niets te maken had met Løngrøtts imposante houding, hangend over de railing van zijn schip met een groene kleur, en alle goden die hij maar kon bedenken uit de Edda, verwensend. “Eën... twëë...” “Koedendaak... Prrrr...” Løngrøtt staarde naar de hamer in zijn hand... Wat was hij nu ook alweer met dat ding van plan..? Ach ja, die vlieg die om zijn hoofd heen zoemde. “Eën... twëë...” “Doet dat keen pijn als oe oezelf zo met die ‘amer mept? Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze verbaasd. Maar Løngrøtt kon even niets meer zeggen. De Gelaarsde Poezzze haalde haar bevallige schoudertjes op en wandelde spinnend weg. “Joe sjoet bie densing... jèèèè... jèèè...” Dat waren geen makkelijke danspasjes die Stuffel het Feetje aan het oefenen was, maar hij wist zeker dat als ze er eenmaal goed in zouden zitten, dat het de nieuwste hit van heel Chaotikah zou worden. “Schudden met je heupen... jèèèè jèèèè!” “Dat ziet er soepel uit, menier Stuffel!” Verward keek Stuffel om zich heen. Wat was hij ook alweer aan het doen..? Waarom stond hij daar op één been..? Wankelend hinkelde Stuffel achteruit en... “Oei oei oei,” zei de Gelaarsde Poezzze geschrokken, “wat een gat zit er noe ien de muur van Meneer ‘amel zijn ‘uis!” Hamel de Lokker kwam geschrokken naar buiten, wapperend met zijn vlindernet. “Hou die ziel tegen!” riep hij uit. “Die heeft me goud geld gekost!” “Welke ziel, menier ‘amel? Prrr...” zei de Gelaarsde Poezzze, verbaasd rond kijkend. “Hè wat..?” zei Hamel. “Wat... wat doe ik hier met dit vlindernet. Ik... ik moest postzegels gaan ruilen op de ruilbeurs. Tot kijk!” “Daaaag, menier ‘amel! Prrrr...” zei de Gelaarsde Poezzze. “Kaat het weer een beetje, menier Stuffel...” “Oooohhh,” zei Stuffel alleen maar en “Prrrr...” antwoordde de Gelaarsde Poezzze. “Zzz... Okke... Zzz...Okke...” Het geluid dat uit het onhuizige huis van Devilina kwam, was even vertrouwd als herkenbaar. Fras, Devilina’s frettige huispluis, deed even een slaapje tussen twee dutjes door. “Ja, hij slaapt altijd heel goed,” zei Devilina tegen Hypla die op bezoek was, “dat is een teken dat hij goed gezond is!” “Ah ja,” zei Hypla die zichzelf dwong weer een slokje van de aardappelthee die Devilina hem had aangereikt, weg te werken. “ ‘allooo!” klonk er plots vanuit de deuropening. “Iek vroeg mij af of iek misskien een kopje suiker kon lenen... Prrr...!”
Met een schok schoot Fras Huispluis wakker uit zijn tussendoorse dutje, zag zijn eigen staart liggen en begon hem meteen druk achterna te zitten. “Mag ik nog zo’n kopje heerlijke thee?” zei Hypla tegen Devilina. “Ja ja, dat is goed,” zei Devilina, “maar daarna moet ik wol gaan inzamelen om sjalen te breien voor het weeshuis. Daar staat de suiker, mevrouw Poes.” “Prrrr...” zei de Gelaarsde Poezzze en “Okke-ok Okke-Okke, Okke-ok,” zei Fras Pluis toen hij zijn staart te pakken had gekregen. “Dit kan toch zo niet langer,” zei Stuffel verontwaardigd, “die kat is zó dom dat het besmettelijk is! Ik mag drie weken lang niet dansen van de dokter.” “Frasje Pluis heeft zijn hele staart uitgekauwd en is zo moe van de inspanning dat hij dutjes tussen zijn tussendoordutjes door moet doen om uit te rusten! Daarbij ligt mijn halve onhuizige huis nu vol met schapenscheersel dat ik heb verzameld om er sjalen van te breien! Bá!!!” “Ēn kïjk hïer dån ëëns nåår...” zei Løngrøtt. Niemand begreep wat hij zei, maar de bult op zijn hoofd was duidelijk genoeg. “En Hamel is nog steeds bezig zijn zielencollectie terug te krijgen nadat ie ‘m had geruild voor een postzegelalbum. We moeten iets bedenken om de Gelaarsde Poezzze slimmer te maken,” zei Hypla, die nog ziek was van de twee liter aardappelthee die hij opgedronken had. “Er is maar één iemand die dat kan,” zei Stuffel, “1-4!” “1-4?” zei Devilina verbaasd. “Ja,” zei Stuffel, “zei is de enige in heel Chaotikah die gestudeerd heeft.” “Ja,” zei Hypla, “en daardoor is ze zo slim geworden dat ze nog langer weigert te geloven in pratende katten, groene boselfen en naja, alles dat in Chaotikah leeft.” “Ze heeft laatst nog in de Chaotikah-raad een plan ingediend om mij terug naar de hel te sturen,” zei Devilina verontwaardigd. “Ach, gelukkig is zij ook de enige die in die Raad zit. Maar...” zei Stuffel, “1-4 is er nog doller op om te horen hoe slim ze is. Als we haar maar zo weten te bepraten dat zij de énige is die de Gelaarsde Poezzze kan helpen, dan zal ze dat heus wel doen!” “Wåår gååt het ållemåål över?” zei Løngrøtt, die er niets van begreep. Maar niemand begreep ook wat Løngrøtt zei en ze haalden enkel hun schouders op. “Goed Devilina,” zei Stuffel, “als jij dan eens naar 1-4 gaat om het plan aan haar voor te leggen.” “Ik?” zei Devilina. “Ik kom niet bij dat mens in de buurt!” “Oh” zei Stuffel, “Hypla?” “En weer drie uur luisteren naar de onmogelijkheden van het elfenbestaan? Ik dank je hartelijk.” “Løngrøtt?” “Wåt?” zei Løngrøtt. “Hmm nee, da’s ook niks,” zei Stuffel. “Fras Pluis, misschien?” “Mooi niet,” zei Devilina, “mijn Frasje heeft zijn rust nodig!” “Dan...” zei Stuffel en iedereen keek hem breed glimlachend aan. “Okée, okée, dan doe ík het wel!”
“... dus als we aannemen dat 1y is geen y en twee y is een half y, hoeveel y bedraagt dan y2? Mmmm... jij!” De korstmos die door 1-4 was aangewezen zei geen woord, wat niet gek is omdat korstmossen nu eenmaal niet kunnen praten, babbelen, noch converseren, maar wel wilde hij dat hij benen had gekregen om zo uit de les te kunnen weglopen. Omdat niemand in Chaotikah interesse had voor de lessen van 1-4, had zij zelf maar een klasje samengesteld, die vooral bestond uit dingen die niet weg konden lopen. “Ha... Hallo..?” zei Stuffel voorzichtig. “1-4?” “Ach,” zei 1-4, “daar heb je dat ding dat denkt dat het een fee is. Nou lat ik je een ding vertellen, jongeman, jongedame, wat je dan ook bent. Feeën horen thuis in sprook... “Ja ja ja,” zei Stuffel, die dat al honderd keer had aangehoord, als hij tenminste zo ver had kunnen tellen, “maar daar kom ik nu niet voor. Ik wil je een aanbod doen!” “En waarom zou ik daarin geïnteresseerd zijn?” zei 1-4 scherp. “Ik heb een échte leerling voor in je klas!” zei Stuffel. En toen was 1-4 een en al oor en neus tegelijk. Stuffel legde het hele plan uit aan 1-4 die steeds enthousiaster werd. “Hoewel het natuurlijk van de zotte is dat een kat zou kunnen praten,” zei 1-4, “ben ik bereid te aanvaarden dat deze mevrouw... ehhh... Poezzze, lijdt aan schizotypische waandenkbeelden waardoor ze de illusionaire gedachtenpatronen creëert die haar laten geloven dat zij een kat is.” “Ehhh... juist ja!” zei Stuffel. “In ieder geval... Je doet ‘t?” “Ja!” zei 1-4. “Tof! Dank je.” zei Stuffel blij. “Ja ja ja, ga nu maar,” zei 1-4, “voordat ik nog begin te geloven dat je echt bent.” “Prrr... Allo..?” zei de Gelaarsde Poezzze toen ze het ‘klaslokaal’ van 1-4 binnen kwam lopen. Het had veel moeite gekost om de Gelaarsde Poezzze naar haar les te krijgen. Niet omdat ze niet wilde, maar omdat elke keer als iemand naar haar toe ging om het uit te leggen, ze alweer vergeten waren waar ze voor kwamen. Uiteindelijk had Hypla het op een brief geschreven en die door Løngrøtt laten bezorgen bij de Poezzze. Løngrøtt is daarna voor t laatst gezien, terwijl hij in een oude badkuip de Zilvervloot na aan het spelen was. “Ah, daar ben je!” zei 1-4. “Ga zitten! De les gaat beginnen!” De Gelaarsde Poezzze legde haar schooltas van Koetsie neer op de boomstronk die als bankje diende en pakte haar designer-schriftje en haute-couturepen eruit. En 1-4 stond voor haar schoolbord. “De les... De les...” suisde het in haar hoofd. Wat was er opeens met haar mis? Het was of de vierkantswortels nog wortel moesten schieten in haar hoofd, de machtsvergelijkingen waren onvergelijkbaar, kwadraten waren alleen nog maar een lastig tekentje om in te typen op haar denkdoos. Heilige geest van Eensteen, wat was er aan de hand. Maar 1-4 vermande zich, of vervrouwde zich, dat is maar net hoe je het wilt zien, pakte een krijtje en begon uit te leggen... Twee weken later was de Gelaarsde Poezzze bij Hypla op bezoek.
“Iek ‘eb driengend eksterogen en paardestaarten nodiek voor main volkende ‘uiswerk,” zei ze. En Hypla? Die was zéér verbaasd. Er gebeurde niets raars met hem! Hij wandelde gewoon naar de pot met eksterogen en het rek met paardestaarten en pakte ze voor de Poezzze. De list van Stuffel had echt gewerkt! “Zo,” zei hij, “hier heb je ze al!” Dat is dan... even rekenen... 4 maal 2 en 8 maal 1, dat is dan 6 Slijkjes alsjeblieft!” “Zestien slijkjes, oh non non non, monsieur ‘ypla,” zei de Gelaarsde Poezzze, “u rekent niet koet. Kijk, 4 maal 2, daarvoor vermeniekvuldieken wij die wortel van 824y met ‘et kwadraat van de maktsverkelijking in c, dus dat ies deux, twee en akt maal 1 ies nok simpeler, want één blijft één, hoevaak ke het ook optelt, dus dat ies 1. En één en twee ies trois, drie! Alstoeblieft, trois Slaikjes.” Hypla schudde even met zijn hoofd. Maar, vier maal twee en acht maal één... dat is toch... Nog eens rekenen... 4 maal twee in de derde machtskwadraat y, nee... hoe zat het nou ook alweer..? Acht maal één...” “Eën... twëë...” zei Løngrøtt geconcentreerd. Deze spijker zou zo genadeloos op zijn kop getimmerd worden, dat het nu al verstandig was om aandelen in een aspirinefabriek te kopen. “Oe lala, meneer Lunkrut,” zei de Gelaarsde Poezzze. Løngrøtt draaide zich om en zag de Poezzze staan en angstvallig keek hij naar de hamer in zijn handen. Maar er gebeurde helemaal niets. Hij had zelfs niet de minste behoefte om zichzelf op zijn hoofd te slaan. “Hällø, mëvrøuw Pøezzzë,” zei hij beleefd. “Bunsjeur,” zei de Gelaarsde Poezzze, “uh juh, uk spreuke nu euk uw teul.” “Zëër verëërd,” zei Løngrøtt en maakte een buiging. “Meur denkt eu neut dat u die plunk met een zweuluwsteurtverbundung meut meuken. Dut ies veul steuvieker!” “Åch, måår nåtůůrlijk,” zei Løngrøtt, “wåt døm! Ik bëgïn ër mëtëën åån! Wåt ëën dømkøp bën ïk tøch!” “Greug gedeune... Pøøøøørrr...” Nog diezelfde avond, in het onhuizige huis van Devilina, lag, zoals gebruikelijk, Fras de Huispluis te slapen op de ontafelige tafel van Devilina. En eromheen zaten Devilina natuurlijk, het was immers háár ontafelige tafel, Hypla, Hamel, Stuffel en Løngrøtt, die van alle kanten droop van het water. “Eën zwåluwståårtvërbïndïng vøør mïjn bøøt!” riep Løngrøtt verontwaardigd uit. “Åls ëën båkstëën zønk ïk!” Niemand aan de tafel begreep wat hij precies bedoelde, maar raden konden ze het wel. “Mijn beste ziel!” brulde Hamel. “De beste die ik in jaren te pakken heb gekregen! En wat doe ik? Ik laat hem los, omdat die kat me aan de hand van beursberichten liet zien dat het niet rendabel is om zielen te verzamelen!” “Ik heb ‘r eksterogen en paardestaarten verkocht... Nou zeg maar bijna weggegeven, omdat ze me zó verwarde met haar wiskunde!” “Nou, ik heb nog wel een paar eksterogen voor je,” zei Stuffel boos. “Mij heeft ze uitgelegd dat het voetologisch veel beter was om dansschoenen te nemen die x maal y gedeeld door de omvang van mn voeten zijn. Pijn! Overal pijn!”
“Oh ja!?” zei Devilina die nu aan de beurt was. “Nou, mij heeft ze verteld dat het veel beter was volgens een of andere eensteen om dagelijks mn hoorns op te poetsen! Dat zou beter zijn voor het milieu of iets dergelijks! En moet je nou kijken hoe ze glimmen... BOEHOE! Ik lijk wel een straatlantaarn!” “Maar toch,” zei Hypla, “zijn we al die tijd bij ons volle verstand gebleven! Haar domheid is niet meer besmettelijk!” “Misschien moet één of ons eens een kijkje gaan nemen bij de lessen van 1-4,” zei Stuffel, “het lijkt wel of er iets héél erg mis gaat. Wie biedt zich aan?” ... ... “Okee, okee,” riep Stuffel uit, “ík ga wel weer!!” “Voorzichtig nu,” fluisterde Stuffel in zichzelf, “het is beter als ze me niet hoort...” Daar was het ‘klaslokaal’ van 1-4 al. De korstmossen zaten al braaf in hun bankjes, te wachten op het begin van de les. 1-4 stond voor het bord en schreef er sommen op die ze straks zou gaan uitleggen. Tot zover niets geks. 1-4 keek even om zich heen, haalde toen haar schouders op en begon uit te leggen: “Let op klas, om te beginnen met de stelling van Pierre à Goras gaan we uit van het principe dat...” “Oelala, et spijt mij ekt enorm dat iek te laat ben!” Ah, daar is de Gelaarsde Poezzze. “Laat het niet weer gebeuren,” zei 1-4 streng, “ga daar maar zitten en...” Even leek het of 1-4 stond te tollen op haar benen. Stuffel keek aandachtig toe en... Wat gebeurde er nu..? “Dus 1y + y2,” zei 1-4 die weer was verdergegaan, “maakt samen... eiersalade! Schrijf dat allemaal maar op in jullie telefoonboek! Klaar? Dan gaan we nu door met koeefficientiën. Een koe, schrijf dat allemaal op, is efficient als hij boter, kaas en eieren geeft.” “Wat razend interèssant allemaal,” zei de Gelaarsde Poezzze, die druk aan het schrijven was, “wat leer iek weer veel.” En Stuffel keek toe vanachter zijn boom en het begon bij hem te dagen... “We zijn helemaal vergeten dat 1-4 ook door de domheid van de Gelaarsde Poezzze geraakt zou worden,” zei Stuffel. “Hmm ja ja...” “Tja!” “Nu je het zegt!” “Døm vån øns øm nïet åån të dënken!” Het waren zomaar een paar dingen die het eerst bij iedereen opkwam, toen ze het nieuws van Stuffel hoorden. Weinig origineel, maar heel treffend gezegd – dat vonden ze zelf ook. Ze dachten even na en toen zei Hamel, “Misschien... misschien bestaat er ook wel niets tegen domheid.,” “Ja, en misschien was het helemaal niet aardig van ons dat we probeerden de Gelaarsde Poezzze te verbeteren,” zei Devilina. “Zzz...Okke!” zei Fras de Huispluis. “Misschien moeten we haar meer accepteren zoals ze is. Dat willen wij toch ook bij onszelf?” “Åls ïederëën ër zø øver zøu dënken...” begon Løngrøtt.
“Als iedereen er zo over zou denken,” ging Stuffel verder, want opeens begreep hij Løngrøtt, alsof hij recht in zijn hart kon kijken, “Als iedereen er zo over zou denken, zou deze wereld misschien wel een mooiere plaats worden om te wonen!” “Acceptatie voor iedereen!” zei Hamel. En met deze mooie woorden, kwam een eind aan dit avontuur. Nooit had er zo’n vrede en eendracht geheerst in heel Chaotikah, nimmer was iedereen zo gelukkig en tevreden met zichzelf en met elkaar. Het leek wel, of het leven zó bedoeld was, toen alles bedacht werd en alles was goed... Nou ja... “Koedendaak... Prrrr...” * !!!!!BAF!!!!! * “Wel verdømme, wëër die håmer øp m’n køp...!!!”