Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie Onderzoek 2008
© 2008 CTB
Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB-KANTL) Koningstraat 18 b-9000 Gent tel: +32 (0)9 265 93 50 fax: +32 (0)9 265 93 49
[email protected] http://www.kantl.be/ctb/
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -1
Inhoud
Het CTB in 2008. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Algemene Methodologie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Projecten 2008. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Anna Bijns: elektronische editie van het volledige dichtwerk.. . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Geannoteerde leeseditie van Richard Minnes literaire columns in de krant Vooruit (19461965). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Stijn Streuvels. Heule (1942). Tekstkritische editie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Herman Teirlinck. Rolande met de bles (1944). Tekstkritische editie.. . . . . . . . . . . . 16 ‘La robe et la bordure’. Een elektronische editie van Constantijn Huygens’ OoghenTroost (1647): proeve van een humanistische handbibliotheek.. . . . . . . . . . . 18 Anton Van Wilderode. De moerbeitoppen ruischten (1943). Facsimile varianteneditie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Corpusverzameling en online editie van de correspondentie rond het tijdschrift Van Nu en Straks.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Editie van autografische Middelnederlandse egodocumenten als basis voor historische dialect- en idiolectgrammatica’s: Fase 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 TEI by Example. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 DALF: Digital Archive of Letters in Flanders. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 De elektronische editie van de correspondentie van Stijn Streuvels met zijn Nederlandstalige en Duitstalige uitgevers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Morkel: An open-source toolkit for generating electronic editions. . . . . . . . . . . . . . . 30 De Trein der Traagheid op CD-ROM. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Het CTB in 2007: Jaarverslag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
2 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -3
Het CTB in 2008 Voor het achtste jaar op rij verricht het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek op het vlak van de teksteditie, de ontsluiting van het literair en intellectueel erfgoed in Vlaanderen en de literaire, talige en intellectuele bronnenstudie. Tot dit werkveld behoren de disciplines van de editiewetenschap, de teksteditie, de dialectologie en het onderzoek van historische corpora. Speciale aandacht gaat naar het gebruik van geavanceerd ICT in het onderzoek. De doelstellingen van het CTB werden vastgelegd door de Bestuurscommissie van de KANTL en zijn vijfvoudig: 1. 2. 3.
4. 5.
Projecten ontwikkelen en uitvoeren op het vlak van de ontsluiting van het Vlaamse literaire en intellectuele erfgoed en de talige, literaire en intellectuele bronnenstudie. Het verzorgen en (laten) uitgeven van wetenschappelijk verantwoorde uitgaven van literaire werken en talige, literaire, en intellectuele bronnen. Het voorbereiden en realiseren van ‘producten’ die de zichtbaarheid van het Vlaams talig, literair en intellectueel erfgoed bevorderen, b.v. publicaties, tentoonstellingen, voorstellingen, uitvoeringen, catalogi, thesauri, radio- en televisieprogramma’s e.d.m. De bestudering van de mogelijkheden van het gebruik van ICT voor het literair, filologisch en taalkundig onderzoek. Op de hierboven geschetste gebieden bijdragen leveren aan de theorievorming op nationaal en internationaal gebied en aan het beleidsvoorbereidend onderzoek in Vlaanderen.
Hiervoor werkt het CTB zowel in Vlaanderen als internationaal samen met universiteiten, conservatoria, hogescholen, onderzoekscentra, archieven, bibliotheken, bewaarplaatsen, uitgeverijen en verscheidene initiatieven. Het onderzoek aan het CTB valt uiteen in drie grote pijlers: De (literaire) teksteditie, het taalkundig onderzoek, en het onderzoek op het vlak van het gebruik van computationele technieken voor de geesteswetenschappen (Humanities Computing). Binnen elk van die drie pijlers ontwikkelt het CTB een projectwerking en een publicatiebeleid en vervult het CTB een expertisefunctie voor binnen- en buitenlandse onderzoekspartners. Het wetenschappelijk onderzoek van het CTB staat onder toezicht van twee gemengde commissies van de KANTL waarin zowel academieleden als externe experten zitting hebben. Voor de pijler teksteditie is dit de Gemengde Commissie voor Teksteditie (GCT) en voor de onderzoekspijler taalkunde is dit de Gemengde Commissie voor (talige) Bronnenstudie (GCB). Deze adviescommissies beoordelen de door het bredere veld geformuleerde projectaanvragen en selecteren de projectmedewerkers. Verder adviseren ze de KANTL en het CTB waar nodig.
4 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
In 2008 werkt het CTB met de volgende equipe: • • • • • • • •
Cindy Holtyzer, administratief medewerkster Marie Lesy, wetenschappelijk medewerkster Chris De Wulf, wetenschappelijk medewerker Ron Van den Branden, wetenschappelijk medewerker Christophe Van der Vorst, wetenschappelijk medewerker Edward Vanhoutte, Coördinator Bert Van Raemdonck, wetenschappelijk medewerker Pim Verhulst, wetenschappelijk medewerker
Samen voeren ze de volgende 15 projecten uit: Literaire teksteditie en intellectueel erfgoed • • • • • • • • • • •
Anna Bijns: elektronische editie van het volledige dichtwerk. Johan Daisne. De trein der traagheid op CD-ROM. Geannoteerde leeseditie van Richard Minnes literaire columns in de krant Vooruit (1946-1965). Stijn Streuvels. Heule (1942). Tekstkritische editie. Stijn Streuvels. Werkmenschen. Tekstkritische editie. Stijn Streuvels. Correspondentie met de Nederlandstalige uitgevers. Stijn Streuvels. Correspondentie met de Duitstalige uitgevers. Herman Teirlinck. Rolande met de bles (1944). Tekstkritische editie. ‘La robe et la bordure’. Een elektronische editie van Constantijn Huygens'’ Ooghen-Troost (1647): proeve van een humanistische handbibliotheek. Anton Van Wilderode. De moerbeitoppen ruischten (1943). Facsimile varianteneditie. Corpusverzameling en online editie van de correspondentie rond het tijdschrift Van Nu en Straks.
Taalkunde •
Editie van autografische Middelnederlandse egodocumenten als basis voor historische dialect- en idiolectgrammatica’s: Fase 1
Onderzoek en ontwikkeling • • •
TEI by Example Digital Archive of Letters in Flanders Morkel: An open-source toolkit for generating electronic editions.
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -5
Daarnaast biedt het CTB advies en opleiding aan individuele onderzoekers, projecten en instellingen in binnen- en buitenland, waaronder: • • • • • • • • • • • • •
Nederlandse Taalunie NWO Huygens Instituut Faro Erfgoedinspectie Nederland Stichting Landelijk Contact Museumconsulenten (Nederland) Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België Stadsarchief van Roeselare Algemeen Rijksarchief King’s College London Centro de Linguística da Universidade de Lisboa onderzoekers van onder meer de Universiteit Antwerpen en de Radboud Universiteit Nijmegen.
6 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -7
Algemene Methodologie Het CTB voert twee algemene principes hoog in het vaandel: • •
Standaardisering van onderzoeksdata Open Acces van onderzoeksresultaten
Concreet betekent dit enerzijds dat alle onderzoeksprojecten volgens een elektronische methodologie en workflow worden opgezet en uitgevoerd en anderzijds dat ernaar wordt gestreefd de projectresultaten samen met alle publicaties die voortkomen op het onderzoek zoveel mogelijk on-line aan te bieden via de website van het CTB. Centraal in de elektronische methodologie van het CTB staat de eXtensible Markup Language (XML) dat wordt gebruikt voor de codering van alle onderzoeksdata. Dit gebeurt meer precies volgens de binnenshuis ontwikkelde DALF guidelines voor de codering van correspondentiemateriaal en de TEI guidelines voor de rest van de data. Door middel van het gebruik van XML technologie en XML gerelateerde talen en open source software worden de data geanalyseerd en worden er allerlei producten gegenereerd zoals een gedrukt boek, een elektronische editie op CD-ROM of on-line, een digitaal corpus, een concordantie, enzoverder. Met deze op computationele technologie gebaseerde onderzoekspraktijk zoekt het CTB niet alleen internationale aansluiting, maar speelt ze ook een internationale voortrekkersrol, o.m. op het gebied van de theorievorming rond elektronische teksteditie. Inhoudelijk worden de projecten methodologisch gestuurd door de promotoren, de projectcommissies en de wetenschappelijke adviescommissies. Voor de moderne editiewetenschappelijke projecten werden principes opgesteld voor de uitgave van poëzie, proza en brieven. Voor het oudere materiaal gelden de principes zoals toegepast door Ruud Ryckaert in zijn tekstuitgave van Spelen van Sinne.
8 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -9
Projecten 2008
10 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
ANNA BIJNS: ELEKTRONISCHE EDITIE VAN HET VOLLEDIGE DICHTWERK Uitvoerder: Ron Van den Branden (CTB), Judith Kessler (Radboud Universiteit Nijmegen) Promotores: Johan Oosterman, Frank Willaert, Dirk Coigneau
Anna Bijns behoort zonder twijfel bij de belangrijkste dichters van de Nederlandse literatuur. Toch is er van haar werk geen acceptabele uitgave voorhanden. De uitgaven die in het verleden gemaakt zijn, zijn veelal onvolledig, voldoen vaak niet aan zelfs minimale editietechnische eisen en dateren bovendien uit de eerste helft van de twintigste eeuw of daarvoor. Een uitgave van alle gedichten van Anna Bijns behoort daarom tot de belangrijke desiderata van het letterkundig onderzoek. Omdat het werk van Anna Bijns al snel een grote verspreiding heeft gevonden – wel in de eerste plaats doordat het in druk verscheen – en omdat het een belangrijke rol heeft gespeeld in de woordenstrijd van de beginnende reformatie, is een gedegen kennis van alle versies die tijdens en kort na haar leven zijn verschenen zeer wenselijk. Een wetenschappelijke uitgave in elektronische vorm van haar werk vormt zowel de basis voor verder onderzoek (dat is voorzien) als voor een uitgave die op een groter publiek is gericht. De doelstelling van het project is drieledig. In de eerste plaats is een volledige en betrouwbare (en bovendien zeer toegankelijke) elektronische uitgave van een van de belangrijkste zestiende-eeuwse literaire oeuvres van grote betekenis voor literair, taalkundig en historisch onderzoek. In de tweede plaats vormt deze uitgave de eerste essentiële stap in een voorgenomen project naar historische en poëtische aspecten van het werk van Anna Bijns aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Binnen dit project is onderzoek voorzien naar het taal- en beeldgebruik (waarbij bijvoorbeeld ook het bijbelgebruik, en de relatie met de polemische geschriften uit de tijd van reformatie bestudeerd worden), en naar de historische en tekstuele inbedding van dit oeuvre. In de derde plaats levert deze uitgave het onmisbare materiaal voor een toegankelijke geannoteerde editie van de gedichten die in 2011-2012 moet verschijnen in de Delta-reeks. De redactie van de Delta-reeks heeft de promotor van dit project benaderd met de vraag zo’n uitgave te willen voorbereiden. Het project bestaat uit de volgende grote werkpakketten Inventarisatie Door eerder onderzoek is de overlevering van het werk van Anna Bijns redelijk goed in kaart gebracht (L. Roose, Anna Bijns, een rederijkster uit de hervormingstijd, Gent 1963, p. 53-138). Toch heeft aanvullend onderzoek, vooral op basis van een verkenning van recente literatuur, tot aanvullingen en aanpassingen van het corpus geleid. Daarbij wordt geopteerd voor een ruime afbakening. Dit heeft een corpus van zestien handschriften en vijvenvijftig drukken opgeleverd. Dit heeft een corpus van 389 bronteksten opgeleverd uit twee handschriften en drie gedrukte bundels. Transcriptie In het project worden van alle teksten van Anna Bijns die in de aldus samengebrachte bronnen voorkomen transcripties gemaakt in XML volgens een door het CTB opgestelde Document Type Definition van de TEI Guidelines. De transcripties zijn diplomatisch, waarbij enige normalisatie
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -11
van de spelling werd toegepast (vgl. J.P. Gumbert, ‘Tientallen teksten in diplomatische vitgaue’, in: Queeste 3 (1996), p. 66-71). Alle andere ingrepen worden alsdusdanig gedocumenteerd in de XML-codering. Variantenonderzoek De opeenvolgende drukken van de drie bundels van Anna Bijns vertonen relatief weinig varianten. Er is sprake van spellingvarianten, enkele verbeteringen en vooral van aanvullingen en verbeteringen in de bijbelse marginalia. Daarmee vergeleken zijn de verschillen tussen de twee nu bekende exemplaren van de eerste druk van de eerste bundel juist opvallend groot. Het lijkt erop dat de wens om deze bundel te publiceren zo groot was, dat er nog tijdens het drukken volop is gewerkt aan correctie en het aanbrengen van de marginalia. Ook de handschriften zijn van belang voor variantenonderzoek, zeker waar het teksten betreft die zowel in handschrift als druk overgeleverd zijn. De varianten zijn soms zeer opvallend en wekken de indruk intentionele verschillen te tonen. Teksten die in de handschriftelijke versie voor één specifieke gelegenheid geschikt lijken, zijn in de gedrukte versie soms meer algemeen van toonzetting. Omdat hiernaar echter nauwelijks onderzoek is gedaan, wordt er binnen het project enige tijd voor vrijgemaakt. De collationering van de verschillende variante versies van de teksten gebeurt met behulp van geavanceerde computationele technieken. Presentatie De elektronische editie zal de gebruiker in staat stellen om gradueel categorieën van visualiseringsopties te selecteren (bijvoorbeeld interpunctievarianten, spellingvarianten, normaliseringen,...) De verschillende teksten kunnen met die visualiseringsopties zowel op zichzelf als in de context van de bronnen waarin ze voorkomen worden geconsulteerd. Daarenboven zal het mogelijk zijn om verschillende versies van eenzelfde tekst als één gelaagde tekst of in parallelle weergave te tonen, en daarbij de oriëntatietekst die het gegenereerde variantenapparaat aanstuurt te allen tijde te veranderen. Met een geïntegreerde zoekinterface kan de gebruiker zowel op categorieën zoals namen en plaatsen kunnen zoeken, als op full text, en dit zowel op de diplomatische als de genormaliseerde vormen van de woorden. De zoekresultaten kunnen gefaseerd worden getoond, d.w.z. een lijst met de zoekresultaten met links naar de bronteksten, en in contextregel (KWIC). Voorts kunnen, via de aangebrachte bijbelse marginalia, passages geordend worden naar bijbelplaatsen waarnaar verwezen wordt, terwijl bovendien, door het markeren van namen, ook een ordening op dat niveau mogelijk is. Tenslotte is, met het oog op het taalgebruik van Anna Bijns, een gelemmatiseerd woordregister waarbij de context gegeven wordt, een onmisbaar instrument. Naargelang het verloop van de onderhandelingen met de eigenaars van de drukken en de handschriften, zullen ook de digitale facsimile’s van de originele bronnen in de editie worden geïntegreerd.
12 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
GEANNOTEERDE LEESEDITIE VAN RICHARD MINNES LITERAIRE COLUMNS IN DE KRANT VOORUIT (1946-1965) Uitvoerder: Els Van Damme Promotor: Yves T’Sjoen
De Vlaamse dichter en journalist Richard Minne (1891-1965) schreef jarenlang bijdragen voor de cultuurpagina van de Gentse socialistische krant Vooruit, occasioneel sinds zijn indiensttreding, eerst als documentalist (1931) en korte tijd later als redacteur op de buitenlandafdeling (vanaf 5 maart 1933:’'Ondergang der traditioneel nationalistische begrippen’) en op regelmatige basis kort voor zijn vaste redacteurschap van de krant (1935). Vanaf 14 januari 1934 schreef Minne – op enkele uitzonderingen na – wekelijks een bijdrage voor de krant (in het bijzonder in de rubriek: ‘Wat de tijdschriften ons brengen’ (van 13 mei 1934 tot 21 juni 1936), op pagina 8 van Vooruit). Voor de Tweede Wereldoorlog redigeerde Minne met Achilles Mussche en Raymond Herreman de cultuurpagina ‘Het Geestesleven’; na 1944 was hij hoofdredacteur van de culturele rubriek. In de loop van ruim drie decennia schreef Minne over algemeen-culturele, algemeen-menselijke' en ook sociale en politieke onderwerpen. Zo publiceerde hij vanaf 1944 (tot zijn pensionering in 1957) dagelijks een aflevering in de rubriek ‘In 20 lijnen’ (steeds op de tweede pagina van de krant, in totaal meer dan tweeduizend afleveringen), en geregeld ook literaire kritieken in ‘Het Geestesleven’. Vele bijdragen zijn opgenomen in rubrieken: • • • •
‘Panorama van de letteren’ (van 7 november 1946 tot 8 juli 1948) ‘De oneerbiedige pen’ (van 29 juli 1948 tot 27 april 1957) ‘Brieven aan een lezeres over de Franse letteren’ (van 30 juni 1949 tot 16 februari 1951) ‘Met het potloodstompje’ (van 9 november 1951 tot 31 maart 1956)
Sinds zijn pensionering schreef Minne wekelijks een aflevering voor de rubriek 'Pro en contra', alsook een wekelijkse 'Brief van Pierken'. Voor beide rubrieken leverde hij kopij tot vlak voor zijn overlijden op 1 juni 1965. Het literatuurkritische werk van Richard Minne is niet gebundeld en evenmin bestudeerd. Het wetenschappelijke Minne-onderzoek spitste zich tot vandaag toe op de poëzie en het verhalend proza, en op het biografische onderzoek van Marco Daane. Ook in de biografie De vrijheid nog veroveren. Richard Minne 1891-1965 (De Arbeiderspers, 2001) wordt nagenoeg geen aandacht besteed aan Minnes literaire kritieken. In zijn literatuurkritische opstellen besteedde Richard Minne uitvoerig aandacht aan overwegend Nederlandstalige, Frans-Belgische en Franse literatuur (Buysse, Maeterlinck, Van Lerberghe, De Laey, Van de Woestijne, Van Ostaijen, Elsschot, Brulez, Van Nijlen, Vriamont, Boon, De Valckenaere, Courteline, Léautaud, Cendrars, Renard, Jammes, Vallès, Bernanos e.v.a.). Daarnaast was hij een overtuigd pleitbezorger voor het werk van Russische schrijvers als Tsjechov (in het bijzonder het epistolaire proza) en Gogol.
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -13
Minne was een eigenzinnig lezer die zijn krantenstukken gebruikte om schrijvers die minder bekendheid genoten in Vlaanderen onder de aandacht te brengen. Hij deed dat op een persoonlijke, vaak ironiserende wijze: zijn opstellen waren meestal de getuigenis van een empathische lectuur van literaire teksten, studies en biografieën, een expressie van Minnes 'ventisme'. De stijl en de toon waarin die bijdragen zijn opgesteld, zorgen ervoor dat Minnes leesverslagen, pleitredes en persoonlijke commentaren – precies zoals zijn scheppende werk (poëzie, proza) en talrijke brieven – voor een hedendaags publiek nog steeds genietbaar zijn. In dit editorische onderzoek wordt gefocust op de literatuurkritische bijdragen van Richard Minne in Vooruit. Een bundeling, editie en annotatie van alle opstellen moet de onderzoeker in staat stellen een (tekstextern) expliciet poëticaal onderzoek te verrichten, en de bestaande inzichten omtrent de poëticale opvattingen van de schrijver te verruimen, te nuanceren en indien nodig te corrigeren. De constitutie van een kritische leesuitgave kan het hedendaagse publiek in staat stellen de eigenzinnige schrijver Minne als kritisch lezer te leren appreciëren. In 2007 werd dit project geïntegreerd in het FWO-project Een studie van het literatuurkritische werk van Richard Minne in Vooruit (1933-1965) dat loopt van 2007 tot 2011 en door Els Van Damme wordt uitgevoerd aan de UGent.
14 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
STIJN STREUVELS. HEULE (1942). TEKSTKRITISCHE EDITIE Uitvoerder: Edward Vanhoutte Promotor: Marcel De Smedt
“
In het boek Heule doet Stijn Streuvels het verhaal van zijn kindertijd in zijn toen nog landelijk geboortedorp Heule. Hij zag het levenslicht in een nu verdwenen huisje aan 'De Leiaarde', het gehucht 'bij 't inkomen van het dorp, langs den steenweg van Kortrijk' (p. 7). Frank Lateur bleef vijftien en een half jaar in Heule wonen tot hij begin mei 1887 met zijn ouders naar Avelgem verhuisde. Heule neemt dan ook in de reeks autobiografische geschriften een belangrijke plaats in. Paul. Thiers, Oog in oog met Streuvels, p. 13
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -15
Heule werd gepubliceerd in 1942 bij uitgeverij Zonnewende en is het eerste van enkele autobiografische geschriften die Streuvels in de laatste decennia van zijn leven schreef. In 1946 publiceerde hij Avelghem, en in 1951-1957 Ingoyghem I en II. In 1960 kwam daar nog de Kroniek van de familie Gezelle bij. In Heule behandelt de auteur zijn kinderjaren. Streuvels hanteert in zijn autobiografische geschriften een vlotte taal en stijl; Heule leest aardig; hier is een andere Streuvels aan het woord dan b.v. in De Vlaschaard, minder de beschrijver, meer de verteller. Het boek bevat ook foto’s die door Streuvels zelf zijn genomen. In het onderzoek worden alle overgeleverde bronnen betrokken. In het AMVC-Letterenhuis is er van Heule een volledig handschrift (S 935 H13) aanwezig. Tevens is er een typoscript plus een doorslag met verbeteringen (eveneens S 935 H13) en een exemplaar van de eerste druk met verbeteringen en aanvullingen voor de tweede druk (S 935 H12). Het verhaal van de tegenvallende verkoop, de moeilijkheden om de bestelling van Veen voor de Nederlandse markt te leveren, de daaropvolgende ruzie omtrent de uitbetaling van de auteursrechten waarbij ook Lannoo werd betrokken, de kwestie van de 1.000 zoekgeraakte exemplaren van het boek en de onenigheid met Zonnewende over de opzet van de Volledige Werken bij Het Leieschip kan aan de hand van de briefwisseling, uitgegeven binnen het DALFproject, worden gereconstrueerd. De bedoeling is ten eerste te komen tot een nieuwe uitgave in boekvorm van Heule op basis van de eerste druk van 1942. Het resultaat wordt een zogenaamde tekstkritische editie voor een wat ruimer publiek. Dat wil zeggen dat er een wetenschappelijk verantwoorde leestekst wordt voorbereid met woordverklaring en een korte maar noodzakelijke verantwoording waarin de ontstaansgeschiedenis van het werk en de tekstconstitutie van de editie wordt toegelicht. Door de normale manier van werken binnen het CTB, die volledig gebaseerd is op een elektronische methodologie, is het ook mogelijk om een tweede product te genereren, namelijk een elektronische editie waarin alle bestudeerde tekstversies worden opgenomen samen met de digitale facsimile’s van de het bronnenmateriaal. Met een dergelijke editie kan de geïnteresseerde onderzoeker of lezer die versie genereren die hij of zij wil lezen, het variantenapparaat hiervan consulteren, of de teksten in XML van de CD-Rom halen voor eigen onderzoek (statistisch, stilistisch, linguïstisch, etc.).
16 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
HERMAN TEIRLINCK. ROLANDE MET DE BLES (1944). TEKSTKRITISCHE EDITIE Uitvoerder: Marie Lesy Promotor: Marcel De Smedt
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -17
Onlangs is in het archief van Karel Jonckheere het volledige manuscript opgedoken van Rolande met de bles (1944) van Herman Teirlinck. Het is, naast Maria Speermalie, het tweede grote werk van Teirlincks vitalistische periode. De auteur schreef het werk in de jaren 1940-1943. De roman bestaat uit veertig brieven van de Brabantse landjonker Renier Joskin de Lamarche aan Rolande, die in Parijs in de wereld van de luxe-prostitutie vertoeft. Het is een briefroman met eenrichtingsverkeer: we krijgen het hele verhaal uit de brieven van Renier; ze werden geschreven tussen 2 februari 1921 en 17 februari 1922. Zeker nu het volledige manuscript na zovele decennia ter beschikking komt, ligt een wetenschappelijk verantwoorde uitgave voor de hand. Het werk van Teirlinck behoort tot de top van de Vlaamse en Nederlandse literatuur tijdens de twintigste eeuw. In dat opzicht is het niet meer dan een daad van literair-historische rechtvaardigheid om het onder de aandacht te brengen en te bestuderen. Een nieuw onderzoek naar Rolande met de bles is daarenboven in diverse opzichten belangwekkend. Het materiaal voor een reconstructie van de ontstaansgeschiedenis en de tekstconstitutie is uitermate verscheiden en interessant. De roman is literair-historisch een van de belangrijkste boeken die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden geschreven; een kleine oplage is nog in oorlogstijd vertrouwelijk aan vrienden toegestuurd, een aspect dat nooit eerder werd onderzocht. De roman is thematisch en qua genre uitermate boeiend, aangezien Teirlinck een poging onderneemt om het genre van de Franse briefroman bij ons nieuw leven in te blazen. Daarbij komt dat hij aanvankelijk heeft gepoogd om de roman in het Frans te schrijven, na een aantal bladzijden is overgeschakeld op het Nederlands en ten slotte zelf een Franse versie heeft vervaardigd. Voor een onderzoek naar vertaaltechniek en herschrijving is dit uiterst belangrijk studiemateriaal. Ten slotte is ook de kritische receptie van de roman (die als een late uitloper kan gelden van sommige Van Nu en Straks-principes) nooit eerder systematisch onderzocht. Het ligt in de bedoeling om in het kader van én als aanvulling bij het voorgestelde project die ruimere literair-historische dimensie mee in het onderzoek te betrekken. De bedoeling is te komen tot een studieuitgave van dit merkwaardig werk van een van de grote persoonlijkheden uit de Vlaamse culturele en literaire wereld volgens het principe van de tekstkritische editie. Dat wil zeggen dat er een geconstitueerde leestekst zal zijn, hier gebaseerd op de eerste druk, met eventueel woordverklaringen en annotaties. De ingrepen in de tekst worden verantwoord in lijsten. Daarnaast wordt in de editie een stevig hoofdstuk over de ontstaansgeschiedenis opgenomen op basis van de studie van het handschrift (303 pp.), het typoscript (163 pp.), een gedeeltelijk handschrift van de Franse versie (43 pp.), volledige typoscripten van de Franse versie, en van briefwisseling. Tevens wordt er een hoofdstuk opgenomen over de tekstconstitutie en een over de receptie. Al het documentaire materiaal bevindt zich in het AMVC-Letterenhuis en is door de veelvuldige schrappingen en toevoegingen allerlei een goudmijn voor de genetische tekststudie. Een CD-ROM van het volledige handschrift zal aan de editie worden toegevoegd.
18 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
‘LA ROBE ET LA BORDURE’. EEN ELEKTRONISCHE EDITIE VAN CONSTANTIJN HUYGENS’ OOGHEN-TROOST (1647): PROEVE VAN EEN HUMANISTISCHE HANDBIBLIOTHEEK
Uitvoerder: Christophe Van der Vorst Promotores: Jürgen Pieters, Marc Van Vaeck & Ad Leerintveld
In een brief van 12 mei 1647 bedankt René, Descartes zijn goede vriend Constantijn Huygens voor het toezenden van het lange gedicht Ooghen-troost: “j’ai trouvé la robe beaucoup meilleure que la bordure”. De beeldspraak herneemt Huygens’ begeleidende schrijven bij het toegezonden gedicht waarin hij Descartes er met galante bescheidenheid op wees dat de grote filosoof zich van Huygens’ eigen versjes misschien maar niet te veel moest voorstellen: het kleed kon immers best veel minder interessant dan zijn de zoom, en met dit laatste werden dan de talrijke citaten in margine bedoeld waarmee Huygens’ zijn eigen maaksel had gesierd. Dit project wil door middel van een elektronische editie van Huygens’ aantonen dat de verhoudingen tussen verzen en marginalia, kleed en zoom, veel complexer liggen dan doorgaans werd gedacht. Huygens’ hoofdtekst gaat vergezeld van een groot aantal tekstfragmenten in margine (‘la bordure’). Het betreft citaten van divers pluimage: verzen van klassieke (Griekse zowel als Latijnse) toneelschrijvers (Euripides, Seneca, ...), filosofen (Plato, Seneca, ...) en dichters (Horatius, Ovidius, ...); passages uit brieven en traktaten van Kerkvaders (Augustinus, Hieronymus, ...); citaten uit de Bijbel (OT, NT, Psalmen, ...). Deze citaten ondersteunen, versterken of variëren de gedachte die wordt ontwikkeld in het vers waarbij ze zijn geplaatst: in elk geval bieden ze een bijkomende tweede lectuur bij en/of naast de hoofdtekst. Onderzoek van de onderlinge verhouding tussen de marginalia heeft aangetoond dat de intertekstuele werking van de geciteerde passages verder gaat dan dat. Ook tussen de verschillende in margine geciteerde passages bestaat een verband, dat relatief eenvoudig kan worden gereconstrueerd wanneer de lezer de citaten leest in de context van hun oorspronkelijke vindplaats. Door Huygens niet-geciteerde verzen of passussen wijzen de lezer bovendien niet zelden in de richting van een volgend marginale en op die manier onrechtstreeks naar een volgende passus in het gedicht zelf. De reconstructie van dat bredere netwerk van verwijzingen en van diverse vormen van lectuur kan ons dus niet alleen een beter begrip van de compositie van het gedicht bijbrengen (daarbij inbegrepen: van Huygens’ schrijfpraktijk die tot deze compositie heeft geleid), maar werpt ook een nieuw licht op de concrete leesverwachtingen die Huygens van zijn ideale lezer of diverse lezersgroepen had. Zonder dat we afbreuk willen doen aan de wijze waarop in de zeventiende eeuw met loci communes-verzamelingen werd omgegaan .wil dit project aantonen dat Huygens’ citaten in margine dienst deden als wat in de humanistische leescultuur wel eens vincula memoriae worden genoemd: tekstfragmenten die de bedoeling hadden bij de (geïnformeerde) lezer het grotere geheel waaruit ze waren gelicht voor de geest te roepen. Die niet-geciteerde passages hebben wat men zou kunnen noemen een virtuele aanwezigheid.
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -19
De elektronische editie zal deze virtualiteit zo zichtbaar en productief mogelijk maken, zodat de hedendaagse lezer van Huygens’ Ooghen-troost zijn lectuur van de tekst op een zo geïnformeerd mogelijke manier kan aanvatten. Dat wil zeggen dat de volledige virtuele bibliotheek die via de marginalia in Huygens’ werk vervat zit zal worden gereconstrueerd. Een elektronische editie van Huygens’ Ooghentroost beoogt natuurlijk in de eerste plaats een wetenschappelijke editie van Huygens’ oorspronkelijke tekst in een elektronisch toegankelijk formaat. De elektronische editie maakt de ruimere tekstpassages waar Huygens door middel van citaten de lezer naar doorverwees, onmiddellijk toegankelijk. Ironisch genoeg fungeren op die manier de bewuste citaten niet alleen als zoom van de tekst die Huygens schreef, maar ook als borduur van de niet geciteerde passages die voor een goed begrip van Huygens’ tekst evenzeer essentieel zijn. Ongetwijfeld zal de centrale focus van het editiewerk (de meerduidige verhoudingen tussen ‘robe’ en ‘bordure’ doen oplichten) ons in staat stellen bepaalde passages uit Huygens’ gedicht die voor de meeste editeurs (Zwaan incluis) onduidelijk bleven, te verhelderen. Op die manier zal deze editie ook van belang zijn voor het belangrijke interpretatieve werk dat lezers van de Ooghen-troost nog staat te wachten. Dat bij dit alles ook belang moet worden gehecht zowel aan de handschriftelijke als aan de boekhistorische overlevering van Huygens Ooghentroost staat uiteraard buiten kijf. Dit project beoogt meer dan een gewone aan de vigerende editietechnische criteria beantwoordende presentatie van Huygens’ tekst. Deze elektronische editie van Huygens’ gedicht wil immers de tekst visueel presenteren als een onderdeel van de typisch humanistische handbibliotheek waarvan de ‘hoofdtekst’ van Ooghen-troost (het kleed, ‘la robe’) het onmiskenbare product is. Deze tekst wordt, met andere woorden, letterlijk een tekst tussen andere teksten die op een ruimere manier dan de beperkte vorm van de citaten die door Huygens zijn aangehaald, zullen worden aangeboden. Op die manier wordt de verhouding tussen kleed en zoom geproblematiseerd: de marginalia bieden niet alleen een context, commentaar of notities bij Huygens’ eigen verzen, maar tegelijk is ook het omgekeerde waar: het gedicht van Huygens is tegelijk ook te lezen als een commentaar op de tekstpassages die er de aanleiding van vormen. Een dergelijke presentatie zal niet alleen onze kennis van (het ontstaan van) Huygens’ tekst verhogen; maar ze vergemakkelijkt ook de humanistische lectuur die Huygens (gezien zijn nadruk op de ‘bordure’ in verhouding tot de ‘robe’) ermee beoogde. Bovendien kan deze visie op de per definitie wederzijdse verhouding tussen ‘hoofdtekst’ en ‘neventekst’ de conceptualisering van het intertekstualiteits-principe en van de werking van dat principe in de renaissancistische poëtica verdiepen. Het proefschrift dat in het kader van dit editieproject wordt beoogd moet dus tegelijk ook een methodologische bijdrage leveren aan de theorievorming rond intertekstualiteit.
20 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
ANTON VAN WILDERODE. DE MOERBEITOPPEN RUISCHTEN (1943). FACSIMILE VARIANTENEDITIE
Uitvoerder: Edward Vanhoutte
Onder de kenspreuk De moerbeitopppen ruischten – ontleend aan een vers van Nicolaas Beets – dong Anton Van Wilderode met de bundel Liederen voor December mee naar de August Beernaertprijs 1940-1941 van de Koninklijke Vlaamsche Academie. Uit de negenendertig ingezonden boeken en handschriften werd een shortlist van zes werken geselecteerd waaronder ook Liederen voor December. De jury besloot echter Luc Indestege’s Orpheus en Euridyke te bekronen, maar apprecieerde ‘een persoonlijker accent [dat] trilt in de Liederen voor December’: Een zacht muzikale toon en een diep-doordringende elegische weemoedigheid zijn de kenmerken dezer door waarheid en eenvoud treffende gedichten, die enkel nog gestoord worden door hier en daar een zekere onvoldragenheid van vorm en taal. (Verslagen en Mededeelingen, 1942, p. 309) Dit unieke exemplaar van de bundel in typoscript (‘handschrift’staat er op het kaft te lezen) en geïllustreerd door de broer van de auteur bevat de afdelingen In Memoriam Patris, De zekere herfst en Ballade der oude maanden die allen in een gewijzigde vorm opgenomen werden in Van Wilderode’s debuutbundel die in 1943 werd gepubliceerd met de oorspronkelijke kenspreuk als titel. Voor dit debuut kreeg Van Wilderode de letterkundige prijs van Oost-Vlaanderen. Van deze bundel verscheen in 1944 een tweede vermeerderde druk waarbij vier gedichten werden toegevoegd. Behalve interpunctievarianten en wijzigingen m.b.t. de accenttekens treden er heel wat woordvarianten op en werden er enkele gevoelige tekstwijzigingen doorgevoerd. De auteur nam negen gedichten uit Moerbeitoppen op in Bloemlezing. Gedichten (1958) waarbij de spelling werd aangepast. De spelling van de andere gedichten werd aangepast bij de opname van de bundel in Verzamelde gedichten 1943-1973 (1974). Door het wegvallen van de buigingsvormen in beide verzamelbundels werd het metrum echter verstoord waarop de auteur zijn toevlucht moest nemen tot het introduceren van enkele woordvarianten. De versie van Moerbeitoppen uit de Verzamelde gedichten werd ongewijzigd overgenomen in de Verzamelde gedichten van 1976 en 1980. In de Verzamelde Gedichten van 1987 werd de bundel gereduceerd tot elf gedichten met varianten. Die werden ongewijzigd overgenomen in de Verzamelde gedichten van 1990. In het Volledig Dichtwerk van Anton Van Wilderode uit 1999 presenteert tekstbezorger Patrick Lateur een leeseditie van De moerbeitoppen ruischten. Dat wil zeggen dat naar omvang de tweede vermeerderde druk werd gerepresenteerd, naar versie werd geopteerd voor de laatste door de auteur geautoriseerde en gecorrigeerde druk, en de in 1995 herziene spelling werd toegepast op alle teksten. Concreet betekent dat dat voor elf gedichten in de leeseditie de variant wordt weergegeven van de Verzamelde gedichten uit 1990 en voor de rest de variant wordt gegeven van de Verzamelde gedichten uit 1980. Omwille van de spellingsaanpassing door Van Wilderode in 1958 en 1974 (met daaruitvolgende woordvarianten) en de spellingsaanpassingen en editieprincipes van de editeur van het Volledig Dichtwerk uit 1999 creëert de versie van
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -21
Moerbeitoppen in dat Volledig Dichtwerk een paradox in: Alhoewel de leeseditie van het Volledig Dichtwerk het werk toegankelijk maakt voor een groot publiek, vervreemdt het dat publiek met de historische vorm van de tekst. De facsimile varianteneditie van Van Wilderode’s De moerbeitoppen ruischten zal de historische staat van de eerste druk aanbieden samen met een overzichtelijke variantenstudie van het handschrift dat werd ingezonden voor de Beernaertprijs en alle geautoriseerde drukken van de bundel. Verder wordt het unieke typoscript uit het archief van de Koninklijke Academie als facsimile uitgegeven, en volgt er een genetische studie van het schrijfproces op basis van het rijke materiaal uit het familie-archief van de schrijver. De editie wordt gecontextualiseerd door drie essays van eminente wetenschappers die elk een bepaald facet van Van Wilderode’s debuutbundel bespreken.
22 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
CORPUSVERZAMELING EN ONLINE EDITIE HET TIJDSCHRIFT VAN NU EN STRAKS
VAN DE CORRESPONDENTIE ROND
Uitvoerder: Bert Van Raemdonck Promotor: Yves T’Sjoen, Anne Marie Musschoot & Werner Waterschoot
Het doel van het project blijft een zo groot en volledig mogelijk elektronisch corpus van correspondentie rond het tijdschrift Van Nu en Straks. Het project wordt voor de eerste twee projectjaren echter afgebakend in de tijd, in die zin dat het zich in de eerste plaats zal richten op de ontstaansperiode (1890-1893) en de eerste reeks (1893-1894). In vergelijking met de Nieuwe Reeks (1896-1901) zijn de ontstaansperiode en de eerste jaargang vooralsnog veel beter gedocumenteerd. Tussen 1975 en 1983 publiceerde het ‘Centrum voor de studie van het Vlaamse cultuurleven vanaf het begin van de achttiende eeuw’ de briefwisseling van en aan alle Van Nu en Straks’ers uit de periode 1890-1893. Daarnaar wordt verwezen met de term ‘prepublicaties’. In totaal gaat het om twintig gestencilde delen, waarin een duizendtal brieven zijn opgenomen: • • • •
R. Beckers, L. Jansseune, J.P. Lissens en W. van Rooy, De wereld van Van Nu en Straks. Brieven uit 1890 (3 delen). R. Beckers, L. Jansseune en W. van Rooy, De wereld van Van Nu en Straks. Brieven uit 1891 (5 delen). R. Rennenberg, L. Van Dijck, D. van Hauwermeiren, V. Leysen, J.P. Lissens en K. Osstyn, De wereld van Van Nu en Straks. Brieven uit 1892 (8 delen). R. Rennenberg, L. Van Dijck, D. van Hauwermeiren, V. Leysen, J.P. Lissens en K. Osstyn, De wereld van Van Nu en Straks. Brieven uit 1893 (4 delen).
Deze prepublicaties culmineerden in 1988 tot de publicatie van Het ontstaan van Van Nu en Straks. Een brieveneditie 1890-1894, ingeleid en van aantekeningen voorzien door L. Van Dijck, J.P. Lissens en T. Saldien (2 delen, 459 brieven waarvan 65 ‘nieuwe’). Dit FWO-project brengt in de eerste twee projectjaren al die papieren edities samen in een groot elektronisch corpus en voegt daar vervolgens (vooral in de laatste twee projectjaren) nog een aantal andere correspondenties aan toe. Hieronder volgt een (voorlopig niet exhaustieve) lijst met publicaties waarin brieven van de Van Nu en Straks-betrokkenen zijn opgenomen: • • • • •
R. Vervliet, ‘Stijn Streuvels en Van Nu en Straks’, Dietsche Warande en Belfort, CXVI/8 (oktober-november 1971): 598-648. R. Vervliet, ‘"Also sprach Dr. Vermeylen." Brieven van August Vermeylen uit Berlijn en Wenen (1894- ´96)’, Nieuw Vlaams Tijdschrift, 25/9: 896-931. K. van de Woestijne, Brieven aan Lode Ontrop. Uitgegeven en van een inleiding voorzien door Anne Marie Musschoot. Gent: KANTL, 1985. K. Smits, Een nieuwe kijk op de jonge Streuvels: de briefwisseling met Emmanuel de Bom en het werk uit de eerste jaren. Kepellen: Pelckamns, 1993. K. Smits, Een aardig bundeltje brieven’. Stijn Streuvels en Emmanuel de Bom. De briefwisseling van de jaren 1900-1914. Kapellen: Pelckmans, 2005.
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -23
Deze edities bevatten ook correspondentie uit de periode voor en na de eerste reeks van Van Nu en Straks. Toch worden ze in het elektronische corpus opgenomen, omdat daarin zoveel mogelijk reeds verricht werk in elektronische vorm zal worden omgezet. Het zwaartepunt van het project komt daardoor dus vooral te liggen op de elektronische component. Alle bronnen uit het corpus worden gedigitaliseerd, en er wordt internationaal onderzoek verricht op het vlak van de elektronische dataverwerking. Er dient immers een databank te worden ontworpen waarin het corpus kan worden verwerkt, en die voldoet aan internationale normen en standaarden. Ze dient ook een zo divers en complex mogelijk onderzoek mogelijk te maken, zowel door literatuurwetenschappers als door (kunst- en cultuur-)historici, taalkundigen, paleografen enzovoort. De databank moet aansluiten bij en in zekere zin een voortzetting zijn van het werk dat binnen het CTB is geleverd in het kader van het DALF-project. DALF (Digital Archive of Letters in Flanders) is een groeiende verzameling van elektronisch getranscribeerd en geannoteerd correspondentiemateriaal van Vlaamse schrijvers dat wordt gecodeerd volgens de DALF guidelines voor de codering van modern correspondentiemateriaal. Aan de hand van het hier verzamelde corpus zullen de DALF guidelines worden gereviseerd met het oog op een betere ondersteuning voor de codering van het corpus. Hiertoe moeten alle brieven uit het corpus in XML-formaat worden omgezet. De digitalisering van de reeds gepubliceerde brievencollecties gebeurt door een extern bedrijf dat volgens instructies van het CTB ook structurele coderingen zal aanbrengen. Die transcripties worden gecollationeerd met de originele bronnen en de coderingen worden DALF-conform gemaakt, gecheckt en aangevuld met semantische informatie en editiewetenschappelijke ingrepen. Behalve de digitalisering van bestaande brievenedities, zal het project ook minstens één nieuwe editie genereren, met name de elektronische editie van de correspondentie tussen Karel van de Woestijne en Emmanuel de Bom dat onderwerp was van een vroeger CTB-project. Het uiteindelijke doel is een volledig overzicht van alle epistolaire bronnen in verband met het tijdschrift ter beschikking te stellen van het onderzoek.
24 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
EDITIE
MIDDELNEDERLANDSE EGODOCUMENTEN ALS BASIS VOOR HISTORISCHE DIALECT- EN IDIOLECTGRAMMATICA’S: FASE 1 VAN AUTOGRAFISCHE
Uitvoerder: Chris De Wulf Promotores: Jef Van Loon en Frank Willaert
Deze projectfase past in een groter geheel, dat tot doel heeft een corpus te ontwikkelen van egodocumenten die kunnen worden gebruikt als basis voor historische dialect- en idiolectgrammatica’s. De aanleg van dit corpus brengt een aantal stappen met zich mee, die, wanneer afgestemd op internationale standaarden van humanities computing en corpusopbouw, op zichzelf een meerwaarde bieden in deze gebieden. Voor de eerste fase van dit grotere project werd negen maanden uitgetrokken die in 2008 zullen worden afgerond. In dit tijdsbestek kan alleen maar de bakens worden uitgezet voor het beoogde corpus. Dit pilootproject zal leiden tot drie databases, (het begin van) een tweeledig corpus, en een verzameling hulpmiddelen: 1. 2. 3.
4.
5.
Een kritisch overzicht van gelijkaardige projecten, dat als een online beschikbare, niet-gesloten database wordt gepubliceerd. Een inventaris van tools en standaarden, die de ontsluiting van het beoogde type teksten mogelijk maken. Een kritisch overzicht van teksten die beschikbaar zijn of kunnen worden gemaakt, en meer of mindere mate in aanmerking komen om deel uit te maken van het beoogde corpus. Ook dit overzicht wordt onder de vorm van een database online gepubliceerd. Een corpus, dat in nauw verband staat met het kritische-tekstoverzicht. Het omvat enerzijds geannoteerde versies van egodocumenten die op die manier in aanmerking komen voor taalkundig onderzoek, en anderzijds fotografische reproducties van het originele handschrift. Van elke tekst zal de transcriptie dus kunnen worden gecontroleerd aan de hand van het origineel. De hulpmiddelen die de geschiktheid van een tekst voor opname in het corpus kunnen controleren, en de annotatietools die van de getranscribeerde tekst een gelemmatiseerde en PoS-getagde versie maken.
De vijf onderdelen zullen elkaar voeden. Het overzicht van gelijkaardige projecten (1) is één van vindplaatsen voor geschikte teksten voor het tekst (3) en het uiteindelijke corpus (4). Het tekstoverzicht (3) zal het corpus (4) voeden en omgekeerd. Meer specifiek zal de bibliografische beschrijving van tekst (x) uit (3) deel uitmaken van de editie van dezelfde tekst in het corpus (4). Dit werkt ook in omgekeerde richting: de volledige editie + fotografische reproductie van een tekst (x) kan de bijlage vormen van de ingang voor die tekst (x) in het kritische overzicht. De geschiktheidstest die bij de tools onder (5) wordt vermeld, maakt het mogelijk om reeds gedigitaliseerde teksten een quotering te geven op basis van hun gevarieerdheid (Hoeveel verschillende voornaamwoorden bevat de tekst? Hoe lang is hij? en dergelijke meer). Voordat een tekst die in (3) wordt vermeld, in het corpus (4) wordt opgenomen, zal hij heel wat bewerkingen ondergaan om van een handschrift/transcriptie tot een editie te komen die voor (ondermeer) taalkundig onderzoek in aanmerking komt. Het dan om annotatie en lemmatisering,
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -25
en eventueel OCR (= omzetting van druk naar digitaal formaat). Voor de looptijd van dit pilootproject wordt voor de databases (1) en (2) exhaustiviteit nagestreefd. Dit neemt niet weg, dat de lijst met gelijkaardige projecten en bruikbare tools in de toekomst nog zal moeten worden uitgebreid. Bij (3) verwachten we een kritisch overzicht te geven van vijf à tien teksten, die volgens aanvaardbare normen een zo goed mogelijke spreiding kennen in de tijd (15de of 16de eeuw) en ruimte (voor dit pilootproject: de Zuidelijke Nederlanden). Het spreekt voor zich dat deze (online) database nooit volledig kan zijn, maar een gebruiksinstrument wordt voor ondermeer taalkundigen, letterkundigen en historici om de bibliografische gegevens van dit soort teksten op te zoeken, ook als deze teksten uiteindelijk niet in aanmerking komen voor het beoogde corpus. Daarnaast is het ook de plaats waar zij zelf slecht bekende handschriften kunnen melden: derden zullen dus ook nieuwe ingangen moeten kunnen toevoegen. Van (4) wordt in dit pilootproject beoogd om alvast één ingang in het corpus te plaatsen. Dat wordt het zgn. Dagboek van gebeurtenissen, opgetekend door Christiaan Munters. Het vormt het onderwerp van een case-study waarbij alle stadia doorlopen worden, die tot opname in het corpus leiden. Het gaat onder andere om annotatie (PoS-tagging en lemmatisering) met tools die op basis van (2) worden ontwikkeld.
26 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
TEI BY EXAMPLE Uitvoerders: Ron Van den Branden, Edward Vanhoutte & Melissa Terras (UCL)
Het Text Encoding Initiative (TEI) is een internationaal ledenconsortium dat sinds 1994 richtlijnen uitvaardigt voor zo duurzaam mogelijke elektronische tekstcodering. Het TEI opmaakmodel is gebaseerd op de eXtensible Markup Language (XML) en uitvoerig gedocumenteerd in TEI richtlijnen. Hoewel het geen ISO standaard is, wordt TEI algemeen gebruikt als de facto standaard voor wetenschappelijk verantwoorde tekstcodering in de menswetenschappen. Behalve algemene richtlijnen bevat TEI gedetailleerde voorzieningen voor de representatie van fenomenen in specifieke tekstgenres (zoals proza, poëzie, drama), tekstcollecties (spraakcorpora, woordenboeken, tekstkritische edities) en types van bronnenmateriaal (manuscripten, primair bronnenmateriaal). De richtlijnen behandelen niet alleen structurele tekstfenomenen, maar voorzien ook in uitgebreide mogelijkheden voor analytische tekstopmaak (namen, interpretaties, verwijzingen,…). De tekstmodellen die in de TEI richtlijnen worden gedocumenteerd, worden als abstracte structuurgrammatica’s beschikbaar gesteld. Eind 2007 werden de nieuwste versie van de TEI structuurgrammatica’s en bijhorende TEI richtlijnen gepubliceerd.
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -27
Hoewel TEI een traditie heeft van uitstekende documentatie in de TEI richtlijnen, en stevig geworteld is in de menswetenschappen, ontbreken tot nog toe laagdrempelige didactische hulpmiddelen voor het aanleren van TEI. Op de TEI website zijn wel verwijzingen te vinden naar enkele lesmaterialen die werden gebruikt in specifieke cursussen, of zeer algemene overzichten. De meeste daarvan zijn echter al enkele jaren oud en behandelen vorige versies van de TEI standaard. Deze lacune is tweeledig: 1. 2.
het ontbreken van lesmaterialen voor beginnende tekstcodeerders het ontbreken van cursusmaterialen waarmee leraars beginnende tekstcodeerders kunnen onderwijzen
Om deze lacunes op te vullen, werd in een samenwerking van het CTB met King’s College London en Dr. Melissa Terras van de School for Library, Archive and Information Studies van University College London bij de Association for Literary and Linguistic Computing een projectaanvraag ingediend voor TEI by Example. Het project beoogt de ontwikkeling van: •
•
On-line lesmateriaal waarmee dat beginners in staat stelt om aan de hand van praktijkvoorbeelden te leren hoe teksten in TEI kunnen worden opgemaakt, en dat door lesgevers kan worden gedownload als zelfstandig cursusmateriaal Een verzameling nuttige software voor tekstcodering met TEI
Het lesmateriaal richt zich op beginners en behandelt acht modules: inleiding tot TEI, meta-informatie, proza, poëzie, drama, transcriptie van manuscripten, teksteditie en het aanpassen van TEI. De didactische infrastructuur zal bestaan uit: • • • • • •
Modules: de lesteksten voor de verschillende modules. Voorbeelden: voorbeeldfragmenten van gecodeerde teksten voor de verschillende modules. Tests: interactieve quizzen voor de verschillende modules. Oefeningen: per module worden verschillende oefeningen aangeboden, die interactief kunnen worden uitgevoerd via de ingebedde TBE validatie-applicatie. Hulpmiddelen: de interactieve TBE validatie-applicatie en de software toolkit. Deze onderdelen werden in een eerste fase ontwikkeld voor de poëzie-module.
28 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
DALF: DIGITAL ARCHIVE OF LETTERS IN FLANDERS DE ELEKTRONISCHE EDITIE VAN DE CORRESPONDENTIE VAN STIJN STREUVELS MET ZIJN NEDERLANDSTALIGE EN DUITSTALIGE UITGEVERS Uitvoerders: Ron Van den Branden, Pim Verhulst & Edward Vanhoutte
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -29
DALF staat voor Digital Archive of Letters in Flanders, een project dat in 2002 werd opgestart door het CTB. Dit lange-termijnproject beoogt de creatie van een groeiende verzameling van elektronisch getranscribeerd en geannoteerd correspondentiemateriaal van Vlaamse schrijvers, waarbij de werkfocus voorlopig ligt op de 19de en 20ste eeuw. Een vereiste voor deze tekstverzameling is de mogelijkheid om ze zo breed mogelijk te kunnen ontsluiten, zowel wat betreft mogelijke eindproducten (verschillende presentatievormen) als gebruiksvormen (openheid m.b.t. uiteenlopende onderzoeksdoeleinden zoals literaire kritiek, geschiedenis, linguïstiek). Om een dergelijke openheid en dus maximale (her)bruikbaarheid van de elektronische brieven te kunnen garanderen, werd eerst een algemeen technisch raamwerk ontwikkeld waarbinnen DALF-projecten kunnen worden opgenomen. Hiervoor werden lopende brievenprojecten van het CTB als pilootproject gebruikt, namelijk de elektronische editie van de correspondentie tussen Stijn Streuvels en zijn Nederlandstalige uitgevers, en die tussen Stijn Streuvels en zijn Duitstalige uitgevers. Een eerste fase in de ontwikkeling van een raamwerk voor DALF-projecten bestond uit het vastleggen van een formaat voor de elektronische opmaak van brieven. Er werd geopteerd om aan te sluiten bij de richtlijnen voor tekstopmaak in XML (eXtensible Markup Language) die zijn opgesteld door het Text Encoding Initiative (TEI). De opmaak van een verzameling van geannoteerde brieftranscripties vereiste echter aanpassingen aan dit opmaakschema op twee gebieden: de opname van uitgebreide meta-informatie over de documenten die verfijnde zoekmogelijkheden bevordert, en de aanduiding van briefspecifieke elementen zoals bijvoorbeeld de enveloppe en het postscriptum. Die werden vastgelegd in een uitbreidingsmodule op de TEI opmaakset: de DALF DTD. Deze DALF DTD werd gedetailleerd gedocumenteerd in de DALF guidelines for the description and encoding of modern correspondence material, version 1.0. Dit document kan geraadpleegd of gedownload worden op de DALF webpagina en werd ter evaluatie aangeboden aan de internationale onderzoeksgemeenschap, om zo de theoretische basis en de internationale positie van het project te verstevigen. Deze DALF DTD werd vervolgens gebruikt om de brieven uit het pilootproject te transcriberen, wat resulteerde in een collectie van 1.930 XML-documenten voor de Nederlandstalige en 600 voor de Duitstalige collectie. Voor deze elektronische brievenedities wordt een interface ontwikkeld die twee verschillende toegangsmodi biedt: een geleide blader-strategie en een vrije zoekstrategie. De categorieën die daarvoor gebruikt worden zijn de zender en ontvanger van de brieven, plaats en datum van verzending, voorkomende plaats- en eigennamen en full-text. De zoekinterface moet gebruikers in staat stellen om zowel eenvoudige als zeer complexe zoekopdrachten uit te voeren. Zoekresultaten kunnen worden gevisualiseerd in schermvriendelijk XHTML-formaat, printvriendelijk PDF-formaat en onderzoeksvriendelijk XML-formaat. Ze kunnen bovendien worden geëxporteerd als subcorpora voor verder onderzoek.
30 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
MORKEL: AN OPEN-SOURCE TOOLKIT FOR GENERATING ELECTRONIC EDITIONS DE TREIN DER TRAAGHEID OP CD-ROM Uitvoerders: Ron Van den Branden & Edward Vanhoutte
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -31
Voor de elektronische editie van Johan Daisnes novelle De trein der traagheid werden 19 versies uit de drukgeschiedenis geselecteerd, gecodeerd volgens de TEI richtlijnen en gecollationeerd. Vervolgens werd een editie-interface ontwikkeld die gebruikers een heel scala aan toegangsmogelijkheden biedt met het tekstmateriaal in een webbrowser-omgeving. Een eerste mogelijkheid is de reconstructie van alle opgenomen versies uit de drukgeschiedenis als ‘enkelvoudige’ oriëntatietekst. Deze oriëntatieversies kunnen worden uitgebreid tot ‘meerlagige’ teksten die aangeven waar de oriëntatietekst verschilt met eender welke andere tekst(en). De aanduiding van deze verschillen biedt een ingang naar een variantenapparaat, waarin gebruikers kunnen nagaan welke varianten voorkomen in welke van de geselecteerde tekstversies uit de drukgeschiedenis. Bovendien kunnen gebruikers via het variantenapparaat de geselecteerde editie ‘heroriënteren’, waardoor een andere tekstversie als oriëntatietekst wordt weergegeven en vergeleken met de overige geselecteerde tekstversies. Een andere manier om tekstversies met elkaar te vergelijken is de parallel-weergave, die verschillende versies naast mekaar toont, de varianten aanduidt en ingangen biedt naar een variantenapparaat. Alle tekstversies kunnen bovendien weergegeven worden in verschillende formaten: schermvriendelijk XHTML, printvriendelijk PDF en onderzoeksvriendelijk XML. Naast deze onmiddellijke toegang tot het bronnenmateriaal wordt de gebruikers ook een zoekfunctie aangeboden. Die maakt het mogelijk om full-text te zoeken in één of meer teksten die in de elektronische editie zijn opgenomen, via dynamisch gegenereerde frequentielijsten. De zoekresultaten bieden een snel overzicht van de onmiddellijke context van de zoektermen, eventueel in KeyWord In Context (KWIC) weergave, met ingangen naar de volledige teksten. Deze elektronische editie-interface steunt op een verzameling van tekstverwerkende scripts in XML-gerelateerde standaarden als eXtensible Stylesheet Language (XSLT) en XML Query Language (XQuery). Dit pakket werd Morkel gedoopt en biedt naast de verzameling tekstverwerkende scripts ook een theoretisch model voor elektronische tekstedities. Het zal de basis vormen voor de ontwikkeling van de elektronische editie van het volledige werk van Anna Bijns in een ander CTB-project, en een uitgangspunt bieden voor (verdere uitbreiding in) het CTB-project ‘La robe et la bordure’. Een elektronische editie van Constantijn Huygens’ Ooghen-Troost (1647): proeve van een humanistische handbibliotheek.
32 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -33
Het CTB in 2007: Jaarverslag In 2007 bevestigde het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie eens te meer zijn centrale positie en expertise, zowel op het gebied van de wetenschappelijk gefundeerde publieksuitgaven als van het gespecialiseerde filologische werk. Bij uitgeverij Pelckmans verscheen aan het begin van het jaar het door Stijn Vanclooster bezorgde boek De rest is nog veel erger. De briefwisseling tussen Maurice Gilliams en Emmanuel de Bom dat unaniem lovende commentaren kreeg in de literaire pers. Hiermee kreeg een project uit de periode 2002-2004 eindelijk zijn bekroning. Ook in 2002 werd het project Spelen van Sinne. Tekstuitgave van de editie van Willem Silvius (Antwerpen, 1562) opgestart, dat door Ruud Ryckaert begin 2007 werd afgerond. Hij promoveerde op 30 mei 2007 aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent op het monumentale resultaat van dit project, ca. 1.350 pagina’s filologisch onderzoek van een zeldzame kwaliteit. Een derde belangwekkende publicatie werd op 2 september 2007 voorgesteld tijdens de coda-happening van de Poëziezomer in Watou. Voor een bomvolle Sint-Bavokerk brachten acht dichters uit Vlaanderen en Nederland een hommage aan Eddy Van Vliet ter gelegenheid van de presentatie van de tekstkritische leeseditie van verzamelde gedichten (De Bezige Bij, 2007). De editie werd onthaald als ‘een daad van rechtvaardigheid’, wat resulteerde in een ‘monumentale uitgave’ (Dirk De Geest in Leeswolf, 5, p. 522); ‘prachtig werk’ (Guido Lauwaert in Knack, 19/09/2007, p. 99); en een staaltje van het ‘nauwkeurige, wetenschappelijk onderbouwde editiewerk dat Yves T’Sjoen, Christophe Van der Vorst en Els Van Damme’ (Paul Demets in De Morgen, 29/08/2007, p. 34) verricht hebben. Het CTB strekte in 2007 ook meermaals zijn vleugels uit in het buitenland. Op uitnodiging van de Universiteit van Lissabon organiseerden Ron Van den Branden en Edward Vanhoutte eind januari een driedaagse workshop over het elektronisch editeren van teksten. De workshop werd bijgewoond door een twintigtal linguïsten, literatuurwetenschappers, editeurs en teksthistorici. Voor de genetische component van de workshop werd Prof. dr. Dirk Van Hulle van de Universiteit Antwerpen als lesgever uitgenodigd. Vooral het DALF-project van het CTB kon op veel belangstelling rekenen van de participanten. Deze workshop heeft geleid tot het afsluiten van een driejarig adviescontract met het Centro de Linguística da Universidade de Lisboa voor de begeleiding van het brievenproject CARDS - Cartas Desconhecidas. Het CARDS-project werkt immers met de door het CTB ontwikkelde DALF guidelines voor de codering van 6.000 private brieven uit de periode van de 16de tot de 19de eeuw voor taalkundig, historisch en filologisch onderzoek. Dichter bij huis resulteerde een internationale discussievergadering georganiseerd door het Huygens Instituut in de COST-aanvraag An interoperable supranational infrastructure for digital editions of kortweg Interedition dat binnen de COST-actie van het European Science Foundation werd gehonoreerd voor een bedrag van 130.000 EUR. Het CTB was samen met enkele Europese partners aanvrager van deze Europese geconcerteerde onderzoeksactie, die loopt van 2008 tot 2012. Het doel van deze onderzoeksactie is te komen tot een Europese infrastructuur voor het maken van elektronische edities en het ontwikkelen van analytische tools. Dat het CTB op dat vlak internationaal een toonaangevende rol speelt, bewijst ook het feit dat het Britse bedrijf DeltaXML Ltd., dat oplossingen biedt voor versiebeheer van XML-documenten voor de industrie, het CTB als zesde academisch-wetenschappelijke instituut ter wereld heeft
34 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
uitgenodigd te participeren aan het academic licensing programme voor hun DeltaXML software. Met deze erkenning van het baanbrekende werk van het CTB op het vlak van het elektronisch collationeren van tekstuele tradities treedt het CTB toe tot een prestigieuze club waarvan ook de University of Applied Science, Darmstadt (Duitsland); de University of Waikato (Nieuw Zeeland); het IBM Tokyo Research Laboratory (Japan); de IT University of Copenhagen (Denemarken) en de Arizona State University (USA) deel uitmaken. Deze erkenning heeft verrijkende implicaties voor de mogelijkheden van het onderzoek. Voor de finalisering van de tweede fase van het project TEI by Example. Creating a toolkit and modules for teaching text encoding kende de Association for Literary and Linguistic Computing een projectsubsidie van 12.108,82 EUR toe. TEI by Example is een initiatief van het CTB en Dr. Melissa Terras van de School for Library, Archive and Information Studies van University College London en wordt volledig ontwikkeld binnen het CTB. Het resultaat, dat in 2008 wordt gereleased, moet een reeks van online lesmodules zijn over textcodering met behulp van TEI. Meer internationale erkenning voor het onderzoek aan de KANTL kwam er in de vorm van enkele onderscheidingen die Ron Van den Branden en Bert Van Raemdonck in de wacht sleepten. Voor zijn paper ‘Through the Reading Glass: Generating an Editorial Microcosm Through Experimental Modelling’ heeft Ron Van den Branden de ALLC Young Scholars Award gewonnen voor het jaar 2007, uitgereikt door de Association for Literary and Linguistic Computing. De award werd hem overhandigd op het Digital Humanities Colloquium in Illinois, Urbana Champaign (USA). Bert Van Raemdonck won een Summer Institute Scholarship van de Canadese Social Science and Humanities Research Council in een competitie met andere wetenschappelijke projecten die een doorgedreven gebruik van digitale technieken vragen. Deze award verleende hem toegang tot het Digital Humanities Summer Institute in Victoria (CA). Daarenboven won hij voor deze zomerschool een travel award van de Association for Computers and the Humanities die een groot stuk van de reis- en de verblijfskosten dekten. Na de intensieve opleiding van Bert Van Raemdonck in Victoria kan het CTB verder op de ingeslagen weg met drie humanities computing specialisten. Binnen de ‘reguliere’ projectwerking van het CTB werden in 2007 twee nieuwe projecten opgestart en werden hiervoor twee onderzoekers aangeworven. Op 1 januari kwamen zowel Bert Van Raemdonck als Christophe Van der Vorst weer in dienst bij het CTB. Bert Van Raemdonck werkt voor de volgende vier jaar aan het project Corpusverzameling en online editie van de correspondentie rond het tijdschrift Van Nu en Straks, dat in de recentste ronde van het FWO werd gehonoreerd. Hiermee werd voor de KANTL een precedent geschapen dat hopelijk navolging krijgt in de toekomst. Christophe Van der Vorst kreeg een contract voor de finalisering van de kritische leeseditie van het volledig dichtwerk van Eddy Van Vliet. Vanaf 1 maart trad Van der Vorst voor een jaar in dienst van de UGent, waar hij het project ‘La robe et la bordure’. Een elektronische editie van Constantijn Huygens’ Ooghen-Troost (1647): proeve van een humanistische handbibliotheek uitvoert. Dit vierjarig project is een samenwerking tussen de UGent en het CTB, waarbij de medewerker alternerend door beide partijen wordt betaald. Gedurende zijn tewerkstelling aan de UGent is Christophe Van der Vorst geassocieerd wetenschappelijk medewerker van het CTB. Tijdens de zomermaanden kwam Pim Verhulst het team versterken als werkstudent. Hij slaagde erin op een recordtijd de transcripties van de correspondentie van Stijn Streuvels met zijn Nederlandse uitgevers te collationeren met de originelen, de annotaties na te lezen en te corrigeren, en de XML-bestanden te valideren. Onder
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -35
meer door deze input is het DALF-project in 2007 goed opgeschoten, zodat in 2008 de eerste brievencorpora kunnen worden gepubliceerd. Op 1 oktober ruilde Els Van Damme het CTB in voor een FWO-aspirantschap aan de Universiteit Gent. Het project waarop Els hoopt te promoveren is een studie van het literatuurkritische werk van Richard Minne in Vooruit (1933-1965). Het project dat Els binnen het CTB uitvoerde (geannoteerde leeseditie van Richard Minnes literaire columns in de krant Vooruit (1946-1965)) wordt volledig in dit nieuwe project geïntegreerd. Op het vlak van het editiebeleid in Vlaanderen probeert het CTB als onderdeel van de KANTL en op vraag van het kabinet Cultuur samen met het Vlaams Fonds voor de Letteren een structuur op te zetten waarbinnen uitgaves van oeuvres kunnen worden gefinancierd. Die financiering moet zowel het editiewetenschappelijke werk als het uitgeefrisico van de uitgever dekken. Het CTB wenst in deze toekomstige oeuvreregeling een belangrijke rol te spelen. Het gaat hierbij immers niet alleen over de mogelijkheid tot subsidiëring van de productie van dergelijke uitgaven of tot financiering van het nodige editiewerk, maar ook over de bewaking van de wetenschappelijke methodes die aan de basis liggen van dergelijke publieksuitgaven. Het CTB beschikt over de nodige organisatiestructuren, principes en know-how om dergelijke projecten te begeleiden of zelf uit te voeren. Het standpunt van de KANTL ter zake werd door Edward Vanhoutte neergeschreven in het document Visie op de Uitgave van Klassieke Teksten in Vlaanderen. Dit document werd breed verspreid en is ook online gepubliceerd. Het gezamenlijke voorstel voor een oeuvreregeling zal in 2008 zijn finale vorm krijgen. Met het Nederlandse Huygens Instituut onderhoudt het CTB vanaf zijn oprichting de beste contacten. In 2007 werd deze samenwerking formeel vastgelegd in een protocol. Deze ‘jumelage’ bevestigt de wederzijdse erkenning als belangrijkste instellingen op het terrein van de editiewetenschap in Vlaanderen en Nederland en bundelt de krachten bij de realisering van verwante doelstellingen, met name ten aanzien van de zorg voor het Nederlandstalige literaire erfgoed en de bevordering van de toepassing van informatietechnologie in de editiewetenschap. Het CTB en het Huygens Instituut zullen in de toekomst onder meer hun onderzoekresultaten, tekstbestanden en ontwikkelde technologieën aan elkaar ter beschikking stellen, onderzoekers uitwisselen, gezamenlijke lezingen, workshops en congressen organiseren en gezamenlijk projecten ontwikkelen en aanvragen. Samen kunnen beide instituten de stem van de lage landen laten horen in Europa en de wereld en samen bieden we voor onze nationale beleidsmensen een sterk bilateraal argument om ons de structurele en verregaande zorg voor het Nederlandse en Vlaamse literaire en intellectuele erfgoed toe te vertrouwen. Dat we deze opdracht aankunnen, heeft elk instituut al ten overvloede bewezen. Maar samen kunnen en zullen we zo veel meer. Op het vlak van de personeelsadministratie is vooral de regularisatie van de lonen van de wetenschappelijke medewerkers het vermelden waard. Ten eerste omdat de wetenschappelijke medewerkers met meer dan 4 jaar anciënniteit nu correct worden ingeschaald en dus loon naar werken krijgen, ten tweede omdat dit onherroepelijk zijn weerslag heeft op de begroting voor het onderzoek in 2007. Samen met het engagement van de KANTL om de uitgave van het Verzameld Werk van L.P. Boon in 2007 voor 60% te financieren, betekende dit dat de plannen voor een taalkundig project in 2007 bevroren werden. Talige bronnenstudie krijgt in de periode 2010 wel prioriteit waardoor zal moeten worden geschoven met de uitvoering van geplande editiewetenschappelijke projecten.
36 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL
In een interview in het Marketing Jaarboek 2005 van de Stichting Marketing pleitte ik ervoor dat het CTB een bepaald percentage van het gemeenschapsgeld waarmee het werkt zelf genereert door de marktrealiteit nauw te betrekken bij zijn activiteiten. In 2007 heeft het CTB ca. 4% van zijn werkingsgeld zelf gegenereerd door middel van contractwerking en consulting. In 2006 was dit iets meer dan 5%. Met het aanboren van deze kleine maar reële markt voor het leveren van outsourcing oplossingen op het vlak van humanities computing, valoriseert het CTB haar gespecialiseerde kennis en stelt ze die ter beschikking van een breder maatschappelijk veld. Deze specialiteit van het CTB, text-encoding en teksttechnologie, wordt meer en meer opgemerkt door organisaties binnen de erfgoedsector en de academische wereld die voor de begeleiding of uitvoering van hun projecten een beroep willen doen op het CTB. Dit bewijst dat er in Vlaanderen op het vlak van humanities computing dienstverlening een vacuüm is dat gedeeltelijk door het CTB kan worden ingevuld. Het CTB levert aan verschillende onderzoekers en projecten in Vlaanderen en Nederland beperkt gratis advies dat veelal bestaat uit de analyse van problemen m.b.t. projectmanagement en workflow, informatie over digitalisering en technologie, introductie in de (elektronische) tekstedie e.d.m. Voor grotere adviesopdrachten kan het CTB ook worden ingeschakeld. Zo vroegen Culturele Biografie Vlaanderen (het huidige Faro), de Nederlandse Stichting Landelijk Contact Museumconsulenten, en de Nederlandse Erfgoedinspectie het CTB om de on-line publicatie van de vertaling van Spectrum: the UK Museum Documentation Standard te realiseren. De oorspronkelijke uitgever en licentiehouder van Spectrum, het Britse MDA, stelde bepaalde voorwaarden aan de online publicatie van Spectrum-N op het gebied van text-encoding en versiebeheer. Het CTB kon de gevraagde kwaliteitseisen leveren en werd aangesteld als uitvoerder van dit project, dat in 2008 wordt gefinaliseerd. De inspanningen die in 2007 werden geleverd op dit gebied resulteerden op 31 december 2007 al in een verhoging van het onderzoeksbudget voor 2008 met 11%. Op die manier poogt het CTB om de maatschappelijke relevantie van het onderzoek aan te tonen en nog meer te doen met dezelfde ter beschikking gestelde middelen.
Edward Vanhoutte Coördinator CTB-KANTL
Het CTB - Onderzoek aan de KANTL -37
38 - Het CTB - Onderzoek aan de KANTL