Centrum voor de Geschiedenis van Migranten
Jaarverslag 2005
Stichting Centrum voor de Geschiedenis van Migranten
Het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM) is een samenwerkingsprogramma van de volgende onderzoeksinstituten: •
Centrum voor Migratierecht, RUN
•
Faculteit Geesteswetenschappen (afd. Geschiedenis), UvA
•
Instituut voor Geschiedenis , RUL
•
Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES), UvA
•
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Amsterdam
•
Koninklijk Instituut voor Land-Taal en Volkenkunde, Leiden
Bestuur: prof.dr. Rinus Penninx (voorzitter), UvA (IMES) dr. Marlou Schrover (secretaris), RUL dr. Ulbe Bosma (penningmeester), IISG dr. Anita Böcker (lid), RUN prof.dr. Leo Lucassen (lid), UvA prof.dr. Gert Oostindie (lid), KITLV Wetenschappelijke begeleiding: prof.dr. Jan Lucassen, IISG prof.dr. Wim Willems, UvA (IMES)
Wetenschappelijk coördinator: dr. Corrie van Eijl, UvA
correspondentieadres: Fac. Geesteswetenschappen UvA Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam Tel + 31 20 5253154 Fax + 31 20 5254429 e-mail:
[email protected] website: http://www.iisg.nl/cgm/
Samenstelling jaarverslag: Corrie van Eijl Amsterdam, 2006
2
INHOUDSOPGAVE
1. Het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten in 2005
4
2. Doelstellingen en uitgangspunten van het CGM
5
3. Historisch migratieonderzoek
4.
a. Gender en migratiegeschiedenis
7
b. Structuur in het land van vestiging
8
c.
9
De multiculturele stad en zijn bewoners
d. Koloniale migranten
12
e. Migrantenorganisaties
13
f.
14
Emigratie
Internationale samenwerking en projecten a. Europese encyclopedie over migratie en integratie
16
b. Global Migration History
17
c.
17
H-Migration
5. Opsporen en toegankelijk maken van cultureel erfgoed migranten a. Collecties IISG
18
b. Historisch Beeldarchief Migranten en Culturele spoorzoekers
18
c.
19
Website Migratiegeschiedenis
6. Werkgezelschap Historische Migratiestudies
21
7. Studiedagen en congressen
22
8. Publicaties
23
3
1. HET CENTRUM VOOR DE GESCHIEDENIS VAN MIGRANTEN IN 2005
Het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM) is een landelijk samenwerkingsverband, gericht op interdisciplinair onderzoek naar de komst en aanwezigheid van migranten. In 2005 mocht het CGM een nieuwe partner verwelkomen: het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Het KITLV concentreert zich op de studie van voormalige Nederlandse koloniën: Indonesië, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Het instituut beschikt over een mooie collectie boeken, manuscripten en foto’s. Met de aansluiting van het KITLV nemen zes onderzoeksinstituten deel aan het samenwerkingsprogram CGM. We hopen dat aantal in de komende jaren nog uit te breiden. Er viel nog meer te vieren in 2005. Leo Lucassen en Wim Willems werden (ieder voor de helft van de tijd) aangesteld als hoogleraar in Leiden. Hiermee kreeg de migratiegeschiedenis, en ook het CGM, er in één klap twee hoogleraren bij. Leiden viel bovendien nog op een andere manier in de prijzen. Net voor het einde van het jaar kreeg Marlou Schrover bericht dat haar VICI-aanvraag ‘Differences that make all the difference. Gender and migration’ door het NWO was goedgekeurd. Dat betekent dat in Leiden in september 2006 een groot onderzoeksproject zal starten naar gender en migratie in Nederland vanaf 1945. De samenwerking binnen het CGM resulteerde daarnaast in veel nieuwe publicaties. Een aantal daarvan is het (voorlopige) resultaat van het Amsterdamse pionierproject ‘Immigranten in Nederland 1860-1960’. Zo promoveerde Margaret Chotkowski op haar studie naar Italianen in Nederland en verscheen het boek Al te goed is buurmans gek van Corrie van Eijl over het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Daarnaast publiceerde Leo Lucassen een studie naar de integratie van oude en nieuwe migranten in Europa (The immigrant threat). Andere belangrijke publicaties van het afgelopen jaar zijn de laatste twee delen van de reeks ‘Cultuur en Migratie in Nederland’. Meer over deze en andere activiteiten van het CGM kunt u lezen in dit jaarverslag.
4
2. DOELSTELLINGEN EN UITGANGSPUNTEN VAN HET CGM
Het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten (CGM) is een landelijk samenwerkingsverband dat zich richt op de geschiedenis van alle groepen nieuwkomers in Nederland. De samenwerking bestaat sinds 1990, aanvankelijk in een meer informele en incidentele vorm, en kreeg een structurele basis in het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten. In 1997 is het centrum vervolgens officieel een stichting geworden. De kern van het samenwerkingsprogramma CGM is het stimuleren van historisch onderzoek naar de komst en aanwezigheid van migranten. Om een bijdrage te kunnen leveren aan de huidige discussie concentreert het onderzoek binnen het CGM zich vooral op de verschillen in migratie- en integratieprocessen. Wat maakt dat sommige groepen relatief snel in de samenleving opgaan, terwijl dat proces bij andere veel problematischer verloopt? Dat betekent dat het CGM prioriteit legt bij de methode van historische vergelijkingen. Daarbij gaat het niet alleen om vergelijkingen tussen verschillende migrantengroepen (of tussen migrantengroepen en de autochtone bevolking) in heden en verleden, maar ook om een vergelijking tussen Nederland en andere landen. Het CGM stelt zich daarnaast tot doel om een actieve bijdrage te leveren aan het opsporen en toegankelijk maken van de bronnen met betrekking tot de geschiedenis van migranten in Nederland. Tot slot wil het CGM de kennis, verkregen met wetenschappelijk onderzoek, verspreiden onder een breed publiek. Dat gebeurt onder meer door het stimuleren en organiseren van toegankelijke publicaties, tentoonstellingen en debatten. Om de bovenstaande doelstellingen te verwezenlijken is een aantal wetenschappelijke disciplines bijeengebracht. Het CGM bundelt de expertise van de volgende vakgebieden: 1. De geschiedwetenschap, vertegenwoordigd door: - de Letterenfaculteit van de Universiteit Leiden (dr. Marlou Schrover); - het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam (prof.dr. Jan Lucassen en dr. Ulbe Bosma); - de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (prof.dr. Leo Lucassen).
5
2. De antropologie, sociologie, politicologie/bestuurskunde, economie en sociale geografie, vertegenwoordigd door: - het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) aan de Universiteit van Amsterdam (prof.dr. Rinus Penninx en prof.dr. Wim Willems); - het Koninklijk Instituut voor Land voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) (prof.dr. Gert Oostindie). 3. De rechtssociologie en het vreemdelingenrecht, vertegenwoordigd door: - het Centrum voor Migratierecht van de Radboud Universiteit (RU) in Nijmegen (dr. Anita Böcker). Met een geïntegreerd onderzoeksprogramma, en de gezamenlijke expertise van deze partnerinstituten en disciplines, wil het CGM een bijdrage leveren aan de theorievorming over migratie- en vestigingsprocessen. Dat heeft niet alleen tot doel om dergelijke processen in het verleden beter te kunnen analyseren, maar ook om hedendaagse vraagstukken die samenhangen met migratie in een lange termijnontwikkeling te kunnen plaatsen. Uitvoerige informatie over uitgangspunten en onderzoeksmethoden kunt u vinden in het vijfjarenplan (2005-2010) dat het CGM in 2005 uitbracht en dat is in te zien op website (http://www.iisg.nl/cgm/).
6
3.
HISTORISCH MIGRATIEONDERZOEK
Binnen de zes instituten die deelnemen aan het samenwerkingsverband loopt een groot aantal onderzoeken en onderzoeksprojecten. Voor het CGM zijn vooral die onderzoeken van belang die de ontwikkelingen in een historisch kader plaatsen; dat wil zeggen dat zij minimaal een aantal decennia moeten bestrijken. Dit verslag richt zich in het bijzonder op deze onderzoeken. Voor andere onderzoeken en activiteiten van de partnerinstellingen kunt u terecht op de websites of in de jaarverslagen van de betreffende instellingen. Bij de totstandkoming van het vijfjarenplan in 2005 zijn prioriteiten vastgesteld, wat resulteerde in een zestal thematische invalshoeken. Hieronder wordt kort weergegeven welke resultaten het afgelopen jaar werden behaald op deze zes onderzoeksgebieden.
a.
Gender en migratiegeschiedenis
Migranten zijn geen homogene groep, er bestaan belangrijke verschillen in klasse, sekse, etniciteit en religie. Hoewel historische migratiestudies als het goed is dergelijke verschillen integreren in de opzet en uitwerking van onderzoeken, gebeurt dit op het terrein van gender nog niet systematisch genoeg. Het CGM vindt daarom speciale aandacht voor gender als analytische categorie in migratiestudies voorlopig onontbeerlijk. Dat betekent aan de ene kant dat het CGM kritisch kijkt naar de manier waarop gender is geïntegreerd in meer algemene studies die in CGM-verband worden geïnitieerd, anderzijds dat het CGM initiatieven stimuleert die specifiek zijn gericht op verschillen tussen mannen en vrouwen in migratie- en integratieprocessen. In 2005 is op dat terrein een belangrijk resultaat geboekt: NWO honoreerde in december het vici-project van Marlou Schrover ‘Verschillen die een verschil maken: gender, migratie en kwetsbaarheid’. De komende jaren wordt bij het Leidse Instituut voor Geschiedenis systematisch onderzoek gedaan naar verschillen tussen mannen en vrouwen die naar Nederland migreerden tussen 1945 en 2005. Die migranten kwamen deels uit de voormalige koloniën, voor een ander deel als vluchteling of gastarbeider. Grofweg ging het om ongeveer evenveel mannen als vrouwen. In de debatten in de media en het parlement worden migrantenvrouwen echter aangeduid als een bijzondere groep, waarmee de suggestie wordt gewekt dat migranten in de regel mannen zijn. In die debatten worden migrantenvrouwen vaak geassocieerd met huwelijksmigratie of ze worden in één adem genoemd met verschijnselen als geweld, prostitutie, misbruik, uitbuiting, onveiligheid, risico en
7
dwang (bij huwelijk of het dragen van hoofddoek). Daarmee dragen politieke en publieke debatten bij aan het idee dat migrantenvrouwen een kwetsbare groep zijn. Dat idee wordt bovendien versterkt door het gedrag van migrantengroepen en -organisaties, advocaten, bemiddelaars en werkgevers. Gestimuleerd door het subsidiebeleid van de overheid organiseren migrantenorganisaties bijvoorbeeld studiedagen over problemen van migrantenvrouwen. Migrantenvrouwen en -mannen lijken veel meer overeenkomsten te vertonen dan gewoonlijk wordt aangenomen. Vrouwen migreren ongeveer even vaak en hun migratiemotieven wijken waarschijnlijk ook niet erg af van die van mannen. Toch zijn er ook verschillen tussen migrantenmannen en –vrouwen, zo blijkt uit eerdere studies (zie voor een overzicht: http://www.let.leidenuniv.nl/history/migration/). Vrouwen zouden bijvoorbeeld gebruik maken van andere netwerken dan mannen en er zouden ook verschillen bestaan in de toegang tot scholing en arbeidsmarkt, de taalverwerving, de contacten met het land van herkomst en het verwerven van een verblijfsstatus. Dergelijke verschillen zijn tot nu toe niet systematisch en over een langere termijn geanalyseerd, niet in Nederland noch daarbuiten. Het NWO vici-project ‘Verschillen die een verschil maken’ zal zowel de migratie van mannen en vrouwen over een langere periode beschrijven als de verschillen tussen migrantenmannen en –vrouwen verklaren. Het project loopt van september 2006 tot september 2011. Behalve Marlou Schrover, als leider van dit project, maken drie Aio’s en een postdoc onderdeel uit van de onderzoeksgroep.
b.
Structuur in het land van vestiging
Migratie en vestiging van nieuwkomers zijn processen die mede door de politieke, sociale, en economische structuur van de ontvangende samenleving worden beïnvloed. Historisch gezien is vanuit de staat in toenemende mate geprobeerd invloed uit te oefenen op migratiestromen, vooral op immigratie maar ook op emigratie. Daarbij valt te denken aan vreemdelingenwetgeving, naturalisatiewetgeving en wervingsactiviteiten vanuit de overheid, maar ook aan het uitsluiten van ‘illegale’ immigranten van de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Daarnaast beïnvloeden de economische gelegenheidsstructuur in de ontvangende samenleving en organisaties als vakbonden de komst en positie van migranten en de duur van hun verblijf. Het onderzoek van het Nijmeegse Centrum voor Migratierecht richt zich op de manieren waarop overheden de migratie en vestiging van nieuwkomers (proberen te) sturen en op de effecten daarvan op de positie van immigranten. In het NWOprogramma ‘Transnationaliteit en burgerschap’ onderzoekt het Centrum, in
8
samenwerking met de rechtenfaculteit van de VU, het Nederlandse vreemdelingenrecht (1945-2000). De Nijmeegse partner verricht binnen dit programma studies naar ontwikkelingen op de volgende terreinen: −
de regulering van arbeidsmigratie in Nederland (promotieonderzoek Tessel de Lange);
−
het onderscheid tussen illegale migranten, legale migranten en staatsburgers in Nederland (promotieonderzoek Coen de Heer);
−
het beleid en de praktijk van meervoudige nationaliteit in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten (postdoconderzoek Betty de Hart);
−
de effecten van de liberalisering van de immigratieregels voor Polen op de Poolse migratie naar Nederland (promotieonderzoek Cathelijne Pool).
Daarnaast lopen aan het Centrum enkele andere promotieonderzoeken met een historische component. Sophie Scholten doet onderzoek naar de privatisering van migratiecontrole. Private vervoerders zoals boot- en luchtvaartmaatschappijen worden door overheden ingezet bij migratiecontrole en kunnen aanzienlijke boetes (‘carrier sanctions’) krijgen wanneer zij ongedocumenteerde passagiers vervoeren. Het onderzoek van Scholten richt zich op de ontwikkeling van deze wetgeving en het beleid in drie landen van de Europese Unie. Wat zijn de gevolgen van de privatisering van migratiecontrole voor de wederzijdse relaties tussen de staat, private vervoerders en individuele passagiers? Karina Franssen doet onderzoek naar de tijdelijke bescherming van asielzoekers in de Europese Unie. Het betreft een internationaal vergelijkend onderzoek naar de manier waarop Nederland, Duitsland en GrootBrittannië de afgelopen decennia tijdelijke bescherming boden aan bepaalde groepen asielzoekers (o.a. Tamils, Bosniërs en Kosovaren), naar de rol die deze landen speelden bij de totstandkoming van de richtlijn 2001/55/EG inzake tijdelijke bescherming ontheemden (2001), en naar de implementatie van deze richtlijn. In 2005 werd onder andere een Nijmeegs onderzoek gepubliceerd naar twee decennia van beleidswijzigingen in het nationaliteitsrecht (Böcker, Groenendijk & De Hart). De afgelopen decennia zijn de regels voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit herhaaldelijk gewijzigd. In de jaren tachtig en negentig gebeurde dat vooral om immigranten te stimuleren tot naturalisatie. Verkrijging van het Nederlanderschap werd als voorwaarde voor een succesvolle integratie gezien. De laatste jaren is naturalisatie juist moeilijker gemaakt. Dit hangt samen met een nieuwe visie op integratie, waarin naturalisatie als ‘bekroning’ van een succesvol doorlopen integratieproces wordt gezien. De effecten van de beleidswijzigingen blijken zeer selectief te zijn. Ze zijn onder andere afhankelijk van de nationaliteitswetgeving van het herkomstland. De invloed van de structuur van de samenleving op de komst en vestiging van migranten was ook onderdeel van het onderzoek aan de faculteit Geestes-
9
wetenschappen van de UvA. Naast een internationaal vergelijkende studie van Leo Lucassen verschenen twee publicaties in het kader van het project ‘Migranten in Nederland (1860-1960)’. In The Immigrant Threat maakt Leo Lucassen een vergelijking van het integratieproces van grote groepen laaggeschoolde migranten in West-Europa (Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland) toen (1850-1940) en nu (1945-heden). Aangezien hij voor de analyse groepen selecteerde die op een aantal punten overeenkomen (grote aantallen, overwegend laaggeschoold en op het moment van immigratie als een bedreiging beschouwd), vormt de structuur van de ontvangende samenleving een belangrijke variabele. Hoewel de aard van de problematisering en daarmee ook de mogelijkheden voor integratie van migranten van geval tot geval verschillen, schetst Lucassen twee fundamentele oorzaken voor verschillen in integratieprocessen: de ontwikkeling van de welvaartsstaat na 1945 en het proces van dekolonisatie. Vooral de opkomst van de welvaartsstaat, en in sommige gevallen ook de dekolonisatie, leidde in de tweede helft van de 20e eeuw tot een andere migratiedynamiek, waarbij migratie veel minder dan in de negentiende eeuw wordt gestuurd door de vraag naar arbeid. Een van de gevolgen is een grotere ‘mismatch’ tussen de kenmerken van de immigranten en de mogelijkheden (vooral op de arbeidsmarkt) in het land van vestiging. Dat zal op termijn mogelijk een vertragend effect hebben op het integratieproces en dat kan bij een aantal nakomelingen van immigranten tot onderklassenvorming leiden. In de dissertatie van Margaret Chotkowski over Italiaanse migranten in Nederland in de periode 1860-1940 speelt de gelegenheidsstructuur ook een belangrijke rol, maar dan vooral op lokaal niveau. Zij vergeleek in haar proefschrift onder meer de groepsvorming en sociale contacten van zeer uiteenlopende groepen Italianen in Rotterdam en Amsterdam, steden met een verschillende stedelijke economie. Hieruit bleek dat de twee steden verschillende soorten Italiaanse arbeidsmigranten aantrokken, wat in een aantal gevallen ook tot verschillen in groepsvorming leidde. Een goed voorbeeld vormt de Oosterparkbuurt in Amsterdam waar tijdens het Interbellum de meeste terrazzowerkers woonden, die onderling een veel hechtere band hadden dan hun beroepsgenoten in Rotterdam. Tegelijkertijd waarschuwt Chotkowski voor te gemakkelijke conclusies op basis van vergelijkingen tussen steden. Aangezien de samenstelling en omvang van migrantenpopulaties van meet af aan kunnen verschillen, is het soms lastig om een duidelijk verband te leggen tussen de specifieke lokale gelegenheidsstructuur en het integratieproces. Een laatste publicatie van Geesteswetenschappen (UvA) waarin de structuur van de ontvangende samenleving centraal staat is de studie van Corrie van Eijl, Al te goed is buurmans gek. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid 1840-1940. In dit boek analyseert
10
zij hoe het beleid ten aanzien van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving steeds restrictiever werd. Maar bij nader inzien was het beleid niet voor alle groepen vreemdelingen even streng en bleek de wederkerigheid in het migratieverkeer van grote betekenis: de meeste vreemdelingen kwamen uit België en Duitsland, terwijl veel Nederlanders voor korte of langere tijd als arbeidsmigranten naar deze buurlanden trokken. Migranten uit deze buurlanden hadden, door bilaterale afspraken, betrekkelijk weinig last van het steeds restrictievere Nederlandse vreemdelingenbeleid. Een uitzondering zijn de joodse vluchtelingen, die niet langer de bescherming kregen van hun eigen regering. Nederland kon daardoor tegen Duitse joden streng optreden zonder dat dit repercussies had voor Nederlanders in Duitsland. Die specifieke dimensie, de wederkerigheid in het migratieverkeer en de onderlinge afspraken daarover, is een belangrijke nieuwe invalshoek.
c.
De multiculturele stad en zijn bewoners
Vanaf de jaren negentig bouwde het CGM een sterke traditie op met studies over lokale nieuwkomers. Daarbij zijn wisselende invalshoeken genomen, met de nadruk op bijvoorbeeld de rol van pioniers, contactzones en innoverende ondernemers. Daarnaast zijn er, in het kader van het pionierproject, studies uitgevoerd naar integratieprocessen van verschillende groepen migranten waarbij ook ontwikkelingen in verschillende steden met elkaar zijn vergeleken. Het CGM legt geen prioriteit bij nieuwe studies naar de geschiedenis van migranten in een specifieke stad, maar blijft wel aandacht besteden aan multiculturele steden en hun bewoners. De stad biedt een goed uitgangspunt voor de bestudering van veranderingen in sociale integratie onder invloed van nieuwkomers, in de betekenis van stedelijk burgerschap en de identiteiten van de verschillende wijken en buurten. Hoe vinden nieuwkomers een plaats in de stedelijke samenleving en hoe verandert de sociale cohesie onder invloed van nieuwkomers? Een belangrijke impuls voor onderzoek op dit terrein in de komende jaren is de benoeming van Leo Lucassen en Wim Willems in Leiden in november 2005. De leerstoel is voor de helft ondergebracht bij het Leidse Instituut voor Geschiedenis en voor de helft bij de Campus Den Haag, beide van de Universiteit Leiden. Lucassen en Willems zullen de moderne ontwikkeling van de stad in een sociaal-historische context plaatsen en daarbij onder meer de geschiedenis van nieuwe bevolkingsgroepen belichten. In 2006 zullen zij verder onderzoek naar de multiculturele stad voorbereiden.
11
d.
Koloniale migranten
Als Nederland een multiculturele samenleving is, is zij dat mede door het koloniale verleden. Nog meer dan bij andere groepen migranten is de geschiedenis van koloniale migranten (Indische Nederlanders, Molukkers, Surinamers, Antillianen en Arubanen) van belang voor de veranderende betekenis van Nederland en het Nederlanderschap en voor de visie op het Nederlandse koloniale verleden. Het CGM pleit daarom voor meer onderzoek naar de plaats van de koloniën in de Nederlandse identiteit, naar de geschiedenis van migratie, ontvangst en vestiging van koloniale migranten in Nederland, en naar de invloed van de komst van koloniale migranten op de nationale identiteit. Een belangrijk project in dit kader is ‘Bringing History Home: Postcolonial Identity Politics in the Netherlands’. Voor dit driejarig onderzoek naar postkoloniale migranten kregen het IISG, het KITLV en het Meertens Instituut begin 2005 een NWO-subsidie. In Nederland leven inmiddels een miljoen mensen met wortels in de koloniale geschiedenis. Onderling verschillen deze migrantengroepen sterk, zowel in culturele achtergrond, de mate van identificatie met het land van hun voorouders, als de positie en integratie in de Nederlandse samenleving. Die verschillen bestaan niet alleen tussen maar ook binnen deze gemeenschappen (tussen individuen en naar klasse en sekse). Wat zij delen is een postkoloniale erfenis die mede hun identiteit bepaalt en die, zo luidt het uitgangspunt van het onderzoeksprogramma, in de afgelopen zestig jaar in toenemende mate ook strategisch wordt ingezet vanuit deze groepen. In dit programma wordt onderzocht met welke argumenten, middelen, doelen en resultaten dit is gebeurd, en hoe de respons hierop zich ontwikkelde in de ontvangende samenleving. De centrale theoretische interesse is gericht op groepsidentiteit, in dit onderzoek opgevat als een in oorsprong etnisch, maar veranderlijk en bewust strategisch inzetbaar begrip. Het gaat dus om het strategisch gebruik van groepsidentiteit – door woordvoerders uit de groepen veelal verwoord in reïficaties met betrekking tot etniciteit, cultuur, nationale groepen en nationale identiteit. Niet alleen postkoloniale migrantengroepen bedrijven identity politics, ook de Nederlandse overheid houdt zich ermee bezig, hetzij bewust, hetzij als onbedoeld gevolg van gevoerd algemeen beleid. Bringing History Home is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van drie KNAW instituten. Naast een digitale database van de organisaties van postkoloniale migranten, omvat het project drie door het NWO gefinancierde studies: - het deelproject Identity politics in the socioeconomic arena richt zich op de organisaties van postkoloniale migranten, op sociale mobiliteit en transnationale oriëntaties (IISG, dr. Ulbe Bosma)
12
- het deelproject Identity politics in the political arena richt zich op de politieke lobbies van de postkoloniale migranten en de politieke doelen waarvoor groepsidentiteit wordt ingezet. Hieronder valt bijvoorbeeld de strijd om herdenkingen en herinneringsinstituties en strategieën op het vlak van multiculturaliteit en nationale identiteit (KITLV, dr. Erna Kerkhof) - het deelproject Identity politics in the cultural arena belicht de strategieën op het vlak van de culturele erfenis van de postkoloniale groepen, bijvoorbeeld in etnische festivals en in het dagelijks leven (Meertens Instituut, dr. Lizzy van Leeuwen). Een vierde, door het KNAW gefinancierde studie, omvat een integratie van de drie deelstudies en vergelijking van de Nederlandse situatie met de resultaten van onderzoek naar postkoloniale migranten in andere voormalige Europese koloniale mogendheden en de Verenigde Staten (KITLV, prof.dr. Gert Oostindie en een senior onderzoeker). Het project is gestart in 2005 en loopt tot 2008.
e.
Migrantenorganisaties
Migranten die in een nieuwe omgeving terechtkomen, zoeken vaak steun bij dorps-, streek- of landgenoten die zich in een vergelijkbare situatie bevinden of die hen zijn voorgegaan. Dat kan gaan om praktische en materiële zaken, zoals hulp bij het vinden van een baan en een huis of het onderhouden van handelscontacten, maar ook om emotionele behoeften, zoals het spreken van de eigen taal of dialect, het uitwisselen van nieuwtjes en het kopen van vertrouwde levensmiddelen. Tot slot verenigen migranten zich veelal in door henzelf opgerichte gebedshuizen, vooral als die in de nieuwe samenleving ontbreken. Hoewel deze verbanden de integratie meestal bevorderen, kunnen migrantenorganisaties de integratie ook belemmeren. Dat is vooral het geval als ze primair op het land van herkomst en het behouden van de eigen identiteit zijn gericht. Om een beter inzicht te krijgen in de functie van migrantenorganisaties en te begrijpen onder welke voorwaarden die als barrière dan wel als bindmiddel fungeren, is een systematische analyse van migrantenorganisaties in heden en verleden van groot belang. Binnen het CGM verscheen de afgelopen jaren een aantal historische studies die aandacht besteedden aan de betekenis van migrantenorganisaties. Een nog lopend project is het NWO-onderzoek ‘Tussen Scylla en Charibdis’ (2003-2006) waarin de organisatievorming bij drie verschillende groepen migranten in Nederland door de tijd heen wordt vergeleken: - Duitsers omstreeks 1900 (UvA, dr. Henk Delger)
13
- Polen in het Interbellum (IISG, dr. Ewa Ignaczak) - Turken vanaf 1960 (Leiden, dr. Gamze Avci). Deze vergelijking is vooral gericht op de vraag welke invloed het land van herkomst uitoefende op de oriëntatie van migrantenorganisaties. De drie onderzoekers maken goede vorderingen en zullen hun projecten in het najaar van 2006 afronden. In het volgende jaarverslag kunt u meer lezen over de resultaten van deze studies.
f.
Emigratie
De geschiedenis van de Nederlandse emigratie is een onderontwikkeld onderzoeksterrein. Voor zover historici belangstelling toonden voor emigratie richtte die zich vooral op de trek van Nederlanders naar overzeese bestemmingen, vooral NoordAmerika, Canada en Australië, en op het ontstaan van Nederlandse emigrantenkolonies. De grote groep Nederlanders die naar andere Europese landen emigreerden zijn tot nu toe geen onderwerp van onderzoek, ook het Nederlandse emigratiebeleid en de relatie tussen de Nederlandse staat en zijn onderdanen in het buitenland zijn braakliggende terreinen. Gezien de geringe aandacht voor de betekenis van emigratie in de Nederlandse geschiedenis, wil het CGM onderzoek op dit terrein de komende jaren meer stimuleren. Het CGM pleit daarbij voor problematisering van de term ‘emigranten’. Bij emigratie is net zo min als bij immigratie sprake van een eenmalige en definitieve beweging. Onderzoek naar emigratie en emigranten dient zich daarom niet te beperken tot mensen met de Nederlandse nationaliteit of mensen die altijd in Nederland hebben gewoond, maar moet zich uitbreiden tot iedereen die het land verlaat: dus ook immigranten die na verloop van tijd terugkeren naar het land van herkomst. In 2005 is nog weinig voortgang geboekt met de plannen om onderzoek op dit terrein te stimuleren. Voor mei 2006 is echter een workshop gepland, georganiseerd door het CGM (Corrie van Eijl) in samenwerking met het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Marijke van Faassen). Op deze studiedag over de Nederlandse emigratie zullen de meeste onderzoekers die werkzaam zijn op dit terrein hun onderzoek presenteren. We hopen daarmee een nieuwe impuls te geven aan onderzoek naar emigratie en Nederlandse emigranten. Een andere impuls voor onderzoek naar emigratie is de aanleg van een database van matrozen en soldaten van de VOC. Het NWO honoreerde een aanvraag voor het project The European Labour market and the Dutch East India – a database of the
14
personnel of the Dutch East India Company in the 18th century van de Universiteit Leiden (Femme Gaastra), in samenwerking met het Nationaal Archief en de Universiteit Gent. Het doel van dit project is het samenstellen van een database van gegevens van alle ruim 325.000 dienaren van de kamer Amsterdam van de VOC – matrozen, soldaten en anderen – en de resultaten daarvan ter beschikking te stellen aan onderzoekers via internet. Bij de uitvoering wordt samengewerkt met het Nationaal Archief en stichting DANS (Data Archiving and Networking Services). Studies naar de invloed van de grote vraag naar personeel door de VOC in de 17de en 18de eeuw op onder meer de arbeidsmigratie gaan steeds terug op dezelfde bronnen en steekproeven uit de VOC-administratie. Voor een scherpere analyse en voor het beantwoorden van nieuwe vragen zijn binnen de traditionele onderzoeksmethoden de grenzen bereikt. Dankzij de subsidie is het nu mogelijk om een database samen te stellen op basis van scheepssoldijboeken. Deze boeken in het VOC-archief vormen een unieke bron, die voor de gehele 18de eeuw – en voor Amsterdam gedeeltelijk ook voor de 17de eeuw – beschikbaar zijn en die zich bij uitstek lenen voor een seriële benadering. Met de database kunnen nieuwe onderzoeksvragen worden gesteld – en beantwoord.
15
4.
INTERNATIONALE SAMENWERKING EN PROJECTEN
a.
Europese encyclopedie over migratie en integratie
Redactie: Klaus. J. Bade (Universiteit Osnabrück), Pieter C. Emmer (Universiteit Leiden), Leo Lucassen (Universiteit van Amsterdam) en Jochen Oltmer (Universiteit Osnabrück). Wetenschappelijke coördinatie: Michael Schubert and Corrie van Eijl (coördinator CGM). Migratie is altijd een belangrijk fenomeen geweest in de Europese geschiedenis. De laatste decennia zijn immigranten vooral afkomstig van andere continenten, maar in het verleden waren Europeanen zelf ook zeer mobiel. Zij werkten tijdelijk over de grens, vestigden zich permanent in een ander land, vluchtten voor oorlog en geweld, of werden gedwongen om elders te wonen. In de Encyclopaedia of Migration and Integration in Europe since the Early Modern Period worden deze migratiebewegingen in Europa voor het eerst over een lange periode, van 1600 tot 2000, bijeengebracht en geanalyseerd. De belangrijkste leidraad voor de encyclopedie is de vraag waarom de ene groep immigranten weinig integreerde in de samenleving, zichzelf als een aparte groep beschouwde en ook door anderen als zodanig werd ervaren, terwijl een andere groep zich vrij snel mengde met de mensen om hen heen en na korte tijd nauwelijks meer als nieuwkomer herkenbaar was. De encyclopedie zal overzichtsartikelen bevatten over de migratiegeschiedenis (16002000) in de verschillende Europese landen, maar zal voor het grootste gedeelte bestaan uit artikelen over migratie en integratie van specifieke groepen. Aan dit omvangrijke project werken ruim tweehonderd auteurs mee. Eind 2005 waren bijna alle bijdragen binnen en was een groot deel geredigeerd. In 2006 zullen nog enkele laatste bijdragen binnenkomen en zal het resterende deel van de eindredactie plaatsvinden. Ook bijna alle landenstudies zijn geschreven en bewerkt. In 2005 is een deel van de Engelstalige bijdragen in het Duits vertaald en een klein deel van de Duitstalige bijdragen in het Engels. Mede door het trage tempo waarin artikelen werden aangeleverd, lukt het niet om de encyclopedie in 2006 te laten verschijnen. Naar verwachting zal de tekst van de Duitstalige editie eind 2006 gereed zijn en in 2007 verschijnen (Fink/Schöningh). Vervolgens zal Cambridge University Press de Engelse editie verzorgen.
16
b.
Global Migration History
Op 16 en 17 december 2005 is op het Netherlands Institute for Advanced Studies (NIAS) een workshop gehouden met als thema: ‘Setting the Agenda for a Long-Term, World Migration History’, gefinancierd door het NIAS, het N.W. Posthumus Instituut en het Unger van Brerofonds. Deze workshop vormde een interdisciplinaire ontmoeting tussen main-stream migratiehistorici en wetenschappers die zich vanuit andere disciplines met migratie bezighouden in een veel langer tijdsperspectief. Daarbij ging het vooral om historisch linguïsten, genetici en paleo-archeologen. Na korte inleidingen over de stand van zaken op het terrein van de reguliere migratiegeschiedenis (door onder meer Donna Gabaccia, Phrabhu Mohapatra, Dirk Hoerder en Patrick Manning) was het woord aan de ‘sciences’. De intellectuele uitwisseling die volgde was bijzonder interessant en vruchtbaar en leidde tot een aantal fundamentele debatten over de aard van menselijke migratie en de overeenkomsten en verschillen in geografische mobiliteit in de afgelopen tachtig millennia. De resultaten van deze workshop zullen worden gepubliceerd in een Engelstalige bundel (werktitel ‘Migration History in World History. Multidisciplinary Approaches’) onder redactie van Jan Lucassen, Leo Lucassen en Patrick Manning, te verschijnen in 2007. Alle beoogde auteurs hebben inmiddels bijdragen toegezegd. De tweede workshop, waarin het vestigingsproces centraal staat, zal in het najaar van 2007 in Minneapolis plaatsvinden. Voor de derde en laatste conferentie, waarin de nadruk op het migratieproces ligt, wordt nog een plaats gezocht.
c.
H-Migration
H-Net is een Amerikaanse universitaire organisatie, die discussielijsten onderhoudt via internet. Voor een zeer groot aantal historische subdisciplines bestaan H-net discussielijsten waaraan wetenschappers in tal van landen een bijdrage leveren. Deze blijken in de praktijk goed te functioneren als forum voor discussie en als mogelijkheid voor het verspreiden van ideeën en initiatieven. In 2002 is een voorstel van het IISG en het CGM voor een aparte discussielijst over migratie gehonoreerd, waarmee H-Migration van start kon gaan. Na de lancering in juni 2003 groeide H-migration snel uit tot een internationale discussielijst; eind 2005 telde de lijst meer dan duizend leden uit 48 landen. De lijst behoort hiermee tot een van de grootste van H-net. De meeste leden van H-migration zijn afkomstig uit de VS (600) en Duitsland (95). In Nederland zijn 44 mensen aangesloten bij de discussielijst. Marlou Schrover (UL) is moderator van deze lijst.
17
5.
OPSPOREN EN TOEGANKELIJK MAKEN VAN CULTUREEL ERFGOED MIGRANTEN
a. Collecties IISG Het CGM richt zich op het verwerven en documenteren van bronnen met betrekking tot de geschiedenis van migranten en werkt daarbij structureel samen met het IISG, een van de deelnemende instellingen. Het IISG is voortdurend actief met het verwerven van nieuw materiaal. Er komen jaarlijks meer dan honderd archiefcollecties binnen, deels als aanvulling op al aanwezig materiaal. Daarnaast verwerft het IISG audiovisuele collecties, kleinere en grotere bibliotheken en worden duizenden nieuwe boeken aangeschaft of gekregen. Tot slot heeft het IISG enkele duizenden abonnementen op tijdschriften (waarvan vele gratis). Daarmee bezit het IISG een groot aantal collecties met gegevens over migratie, vluchtelingen en minderheden. Deze verzamelingen zijn, zeker wat geografische reikwijdte betreft, de belangrijkste in Nederland. In 2005 ontving het IISG veel nieuwe archiefcollecties waarin zich materiaal bevindt dat relevant is voor de geschiedenis van migranten in Nederland. Van belang zijn dit keer vooral de aanvullingen op bestaande archieven zoals dat van het Nederlands Centrum Buitenlanders (met o.m. materiaal over rechtsbijstand in vreemdelingenzaken), de Stichting Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT), en Willem Karel
Tehupeiory (1883-1946), arts in Batavia. Op de website van het IISG is een overzicht te vinden van archieven, bibliotheekmateriaal en de verzameling beeld en geluid. Regelmatig geeft het IISG gidsen uit om de bekendheid en de toegankelijkheid van het materiaal te vergroten. De inventarisatie van de op het IISG (en elders) aanwezige bronnen met betrekking tot migratie uit 2002 staat tevens op de website: http://www.iisg.nl/publications/migranten.pdf.
b. Historisch Beeldarchief Migranten en Culturele spoorzoekers De collectie van het Historisch Beeldarchief Migranten (HBM) is in 2005 weer gegroeid, mede door de inspanningen van de culturele spoorzoekers. In samenwerking met de Stichting Lize (Overlegpartner Rijksoverheid Zuid-Europese gemeenschappen) startte begin 2004 een cursus voor Zuid-Europese jongeren. Deze spoorzoekers (of hun ouders) zijn afkomstig uit Bosnië, Macedonië, Servië, Slovenië, Italië en Spanje. De cursus is begin 2006 afgerond met presentaties van de cursisten
18
in de Haagse Kunstkring. In 2005 is tevens met het door hen verzamelde beeldmateriaal een digitale tentoonstelling gemaakt op de website van het HBM (www.iisg.nl/hbm/zuideuropeanen), waarin de uiteenlopende contacten van ZuidEuropeanen in Nederland in beeld zijn gebracht. De spoorzoekers maakten bovendien van zichzelf een biografisch portret, waarmee zij zich presenteren aan de bezoekers van de tentoonstelling. Tenslotte zijn in 2005 contacten gelegd voor het verwerven van verschillende migrantenarchieven (Slovenen in Limburg, Spanjaarden en ZuidAmerikanen in Amsterdam). In samenwerking met de Stichting Samenwerkingsverband Marokkanen en Tunesiërs (SMT) startte in februari 2005 een cursus Culturele Spoorzoekers voor Marokkanen. De cursus duurde tot begin 2006 en gaf de aanzet tot de vorming van een Marokkaanse collectie in het HBM. Dr. Annemarie Cottaar, prof.dr. Jan Lucassen en gastdocent drs. Paolo de Mas verzorgden de inleidende cursus, waarna de spoorzoekers zelf op pad gingen om beeldmateriaal, documenten en verhalen te verzamelen. Inmiddels is het project afgerond en wordt onderzocht of met een kleine kern van de spoorzoekers een boek gemaakt kan worden over de geschiedenis van de eerste generatie Marokkanen in Nederland. Op verzoek van het Inspraak Orgaan Chinezen (IOC) is eind 2005 ook een opzet gemaakt voor een cursus met Chinese spoorzoekers: jongeren uit de Volksrepubliek China, Hong Kong, Suriname, Maleisië, Singapore, Vietnam en Indonesië. Daarvoor zijn inmiddels fondsen geworven en deze cursus zal in september 2006 beginnen. Op de website van het HBM is in november 2005 nog een tentoonstelling geplaatst met als thema Van Oost- naar West-Indische stad, met foto’s uit het HBM. De tentoonstelling Zusters uit Suriname, die eerder in Nederland was te zien, werd in 2005 onder veel belangstelling geopend in het Surinaams Museum in Paramaribo. In 2005 is bovendien gewerkt aan een publicatie over het leven van Indische Nederlanders ná hun komst naar Nederland, mogelijk gemaakt door een subsidie van de Stichting Het Gebaar. Aan verschillende auteurs is gevraagd een bijdrage te schrijven terwijl Annemarie Cottaar de fotokaternen en de redactie van het boek voor haar rekening neemt. Het boek, met foto’s die afkomstig zijn uit het HBM, zal in 2006 verschijnen.
c.
Website Migratiegeschiedenis
Het CGM wil een actieve bijdrage leveren aan het verspreiden van kennis over de geschiedenis van migratie en integratie in de Nederlandse samenleving. Dat betekent dat het CGM doorgaat met het stimuleren van publieksgerichte uitgaven, artikelen en tentoonstellingen. De laatste jaren verschuift de aandacht voor het verspreiden van
19
informatie echter steeds meer naar het internet. Hoewel verschillende instellingen, en ook het CGM, een eigen website heeft, blijkt er op internet weinig toegankelijke informatie te vinden over de geschiedenis van migratie en migranten in Nederland. Als het CGM een breed publiek wil bereiken, zal het internet dan ook veel intensiever gebruikt moeten worden dan tot nu toe gebeurt. Geïnspireerd door ‘Moving Here’ (www.movinghere.org.uk), een Engels initiatief op dit gebied, diende het CGM (Corrie van Eijl) samen met het Gemeentearchief Amsterdam, een subsidieaanvraag in voor een inventariserend vooronderzoek naar de haalbaarheid van een website over (bronnen van) migratiegeschiedenis in Nederland. Met een migratiewebsite kunnen boeken, foto's, verhalen en documenten van en over migranten, die nu nog in afzonderlijke erfgoedinstellingen opgesloten liggen, met één zoekopdracht op het scherm komen. Een dergelijk website kan tegelijkertijd een stimulans zijn om - in samenwerking met archieven, musea en migrantenorganisaties - belangrijke (delen van) collecties met betrekking tot migrantenerfgoed te digitaliseren. Als er voldoende medewerking is van archiefinstellingen en geld gevonden kan worden voor de opzet van een migratiewebsite kan dit initiatief uitgroeien tot een belangrijk project, waarin bovendien verschillende doelstellingen van het CGM samenkomen (toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis voor een breed publiek, verzamelen en toegankelijk maken van bronnenmateriaal). Eind 2004 reageerde de Mondriaanstichting positief op het verzoek om subsidie, begin 2005 volgde een positief besluit van het VSBfonds. Het vooronderzoek is gestart in 2005 en zal begin 2006 worden afgerond.
20
6.
WERKGEZELSCHAP HISTORISCHE MIGRATIESTUDIES
Op 23 januari 1998 vond de eerste bijeenkomst van het Werkgezelschap Historische Migratiestudies plaats, waarmee het Werkgezelschap inmiddels acht jaar bestaat. Het gezelschap verenigt een twintigtal wetenschappers die historisch onderzoek verrichten op het gebied van migratie. Zij doen dat vanuit uiteenlopende disciplines (zoals geschiedenis, sociologie, antropologie, rechten, Nederlands) en vanuit een verschillende achtergronden (zoals vrouwengeschiedenis, bedrijfsgeschiedenis, stadsgeschiedenis of demografie). Gezamenlijk bestrijken deze deelnemers aan het Werkgezelschap een periode die loopt van de vroegmoderne tijd tot het recente verleden. Met de samenstelling van het gezelschap is geprobeerd de barrières tussen perioden en specialisaties te doorbreken. Het Werkgezelschap komt drie à vier keer per jaar bij elkaar. Tijdens deze bijeenkomsten presenteren een of twee deelnemers hun onderzoek, gevolgd door discussie. Deze presentaties van werk in uitvoering worden afgewisseld met theoretische en methodologische sessies. In een informatieronde worden tips uitgewisseld over nieuw verschenen literatuur, congressen en andere evenementen. Met enige regelmaat worden sprekers van buiten uitgenodigd om voor een breder publiek voordrachten te houden. In 2005 kwam het werkgezelschap driemaal bijeen. Tijdens deze bijeenkomsten werden voordrachten gehouden door: - Tessel de Lange, over haar onderzoek na naoorlogse immigratiepolitiek - Riemke Westerholt, over haar promotieonderzoek naar Groningse migranten - Erhan Tuskan en Jaap Vogel, over hun boek ‘Lied uit den vreemde – Gurbet Türküsü. Brieven en foto’s van Turkse migranten 1964-1975
Belangstellenden voor bijeenkomsten van het werkgezelschap kunnen contact opnemen met Marlou Schrover (
[email protected])
21
7. STUDIEDAGEN EN CONGRESSEN
Studiedag CGM Op 9 december 2005 organiseerde het CGM voor het eerst een ‘toogdag’. Voor deze dag, gehouden op het IISG in Amsterdam, zijn naast de multidisciplinaire achterban van de deelnemers van het CGM, ook anderen uitgenodigd die betrokken zijn bij (historisch) migratieonderzoek. Op de studiedag is de opzet en uitwerking van een viertal CGM-projecten toegelicht: - Organisaties van migranten in de twintigste eeuw: ‘Tussen Scylla en Charybdis’ (Leo Lucasssen) - Cultureel erfgoed: Historisch Beeldarchief Migranten en spoorzoekersprojecten (Annemarie Cottaar) - Nieuwe benaderingen van het migratierecht: ‘Transnationaliteit en burgerschap’ (Anita Böcker, Sarah van Walsum) - Koloniale migranten: ‘Postcolonial identity politics in the Netherlands’ (Erna Kerkhof) Voor alle projecten was een referent van buiten uitgenodigd. Deze opzet werkte goed en leidde tot kritisch commentaar en discussie. Aan het eind van de dag werd het boek van Corrie van Eijl over het Nederlandse vreemdelingenbeleid gepresenteerd (Al te goed is burmans gek). De dag was een succes, niet alleen vanwege de inhoudelijke verdieping maar ook omdat de uitwisseling de onderlinge samenwerking binnen (en buiten) het CGM stimuleert. Het CGM heeft inmiddels besloten om jaarlijks een dergelijke ‘toogdag’ te organiseren.
22
8. PUBLICATIES In 2005 verschenen veel publicaties van medewerkers van instituten die deelnemen aan het CGM. Voor zover die publicaties gaan over migratie én een historische component hebben, zijn ze opgenomen in onderstaande lijst. Een volledige lijst van publicaties van mederwerkers is te vinden op de websites van de deelnemende instituten. Op de website van het CGM staat bovendien een overzicht van alle publicaties van medewerkers over migratiegeschiedenis vanaf 2000.
Böcker, A., C.A. Groenendijk en B. de Hart, ‘De toegang tot het Nederlanderschap, Effecten van twintig jaar beleidswijzigingen, Nederlands Juristenblad 2005, 157164. Bosma, Ulbe, ‘The Indo; Class, Citizenship and politics in late colonial society’, in: Joost Coté en Loes Westerbeek, Recalling the Indies. Colonial Culture & Postcolonial Identities (Amsterdam 2005) 67-98. Bosma, Ulbe ‘Het cultuurstelsel en zijn buitenlandse ondernemers. Java tussen oud en nieuw kolonialisme’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 2 (2005) 328. Brand, M., H. Schulte Nordholt & F. Steijlen, Indië verteld. Herinneringen 1930-1950 (Zutphen/Leiden 2005). Captain, E. & F. Steijlen, ‘De Indische Zomer in Den Haag. Het cultureel erfgoed van de Indische hoofdstad’, in: E. Captain, M. de Haan, F. Steijlen & P. Westerkamp (red.), De Indische Zomer in Den Haag. Het cultureel erfgoed van de Indische hoofdstad (Leiden 2005). Captain, E., M. de Haan, F. Steijlen & P. Westerkamp (red.), De Indische Zomer in Den Haag. Het cultureel erfgoed van de Indische hoofdstad (Leiden 2005). Chotkowski, Margaret, Vijftien ladders en een dambord. Contacten van Italiaanse immigranten in Nederland, 1860-1940 (proefschrift, Amsterdam 2005). Cottaar, Annemarie, ‘Stad van Migranten’, in: T. de Nijs en J. Sillevis (red.), Den Haag, geschiedenis van de stad 3. Negentiende en twintigste eeuw (Zwolle 2005) 208-233. Eijl, Corrie van, Al te goed is buurmans gek. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid 18401940 (Amsterdam 2005). Emmer, Piet en Hans Wansink, Wegsturen of binnenlaten? Tien vragen en antwoorden over migratie (Amsterdam 2005). Gaastra, F.S., ‘Zeeuwen in de VOC’, in: Jan Parmentier (red.), Noord-Zuid in Oost-Indisch perspectief (Zutphen 2005) 99-118. Groenendijk, C.A., Integratie en uitsluiting in het Nederlandse vreemdelingenrecht, in: P. Boeles en G.G. Lodder (red.), Integratie en Uitsluiting, Publicatiereeks Instituut voor Immigratierecht nr. 5 (Den Haag 2005) 9-32. Hoving, Isabel, Hester Dibbits en Marlou Schrover (red.), Veranderingen van het alledaagse. Cultuur en migratie in Nederland (Den Haag 2005).
23
Lottum, Jelle van en Marlou Schrover, ‘De Choorstraat en de Lijnmarkt; multiculturele straten in het 19e-eeuwse Utrecht’, Oud-Utrecht, 78 (2005) nr. 5 , 129-133. Lucassen, Jan, ‘Historiographie des migrations aux Pays-Bas. Principales orientations, état actuel des connaissances et perspectives de recherche’, Hommes et migrations. Les chantiers de l’histoire, no. 1255 (mai-juin 2005) 49-53. Lucassen, Jan en Leo Lucassen, ‘Arbeitswanderung’, in: Friedrich Jaeger (red.), Enzyclopädie der Neuzeit (Stuttgart en Weimar 2005) deel 1, 549-557. Lucassen, Leo en Wim Willems, ‘Gypsies’, in: Matthew J. Gibney and Randall Hansen (red.), Immigration and asylum: from 1900 to the present (Santa Barbara 2005) 525530. Lucassen, Leo, ‘Huwelijken van Duitse migranten in Nederland (1860-1940) . De rol van herkomst, religie, beroep en sekse’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis, 2 (2005) 54-80. Lucassen, Leo, The Immigrant Threat. The integration of old and new migrants in Western Europe since 1850 (Chicago en Urbana 2005). Oostindie, Gert, ‘Fragmentierte “Vergangenheitsbewältigung”: Kolonialismus in der niederländischen Erinnerungskultur’, in: Helma Lutz & Kathrin Gawarecki (red.), Kolonialismus und Erinnerungskultur. Die Kolonialvergangenheit im kollektiven Gedächtnis der deutschen und niederländischen Einwanderungsgesellschaft (Münster 2005) 41-52. Oostindie, Gert, ‘Historische gebaren. Indische geschiedenis, postkoloniaal trauma en identiteitspolitiek’, De Academische Boekengids, 50 (2005) 7-9. Oostindie, Gert, Paradise Overseas. The Dutch Caribbean: Colonialism and its Transatlantic Legacies (Oxford 2005). Schrover, Marlou en Floris Vermeulen, ‘Immigrant organisations. Introduction’, Journal of Ethnic and Migration Studies, 31 (2005) 823-832. Schrover, Marlou, ‘Hidden professions? Female ‘placers’ of domestic servants in nineteenth-century Dutch cities’, in: Robert Beachy, Beatrice Craig and Alastair Owens (red.), Women, Business and Finance in Nineteenth-Century Europe: Rethinking Separate Spheres (Oxford/New York 2005) 167-181. Schrover, Marlou, ‘Huwelijk, gender, migratie en integratie. Partnerkeuze van Duitsers in Utrecht in de negentiende eeuw’, in: Jan Kok en Marco H.D. van Leeuwen (red.) Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (Amsterdam 2005) 135-158. Schrover, Marlou, Inge Mestdag, Anneke van Otterloo en Chaja Zeegers. ‘Lekker. Waarom knoflook niet meer vies is’, in: Isabel Hoving, Hester Dibbits en Marlou Schrover (red.), Veranderingen van het alledaagse. Cultuur en migratie in Nederland (Den Haag 2005) 77-112. Suurenbroek, Frank en Marlou Schrover, ‘A separate language, a separate identity? Organisations of Frisian Migrants in Amsterdam in the nineteenth and twentieth Century’, Journal of Ethnic and Migration Studies, 31 (2005) 991-1006.
24
Vermeulen, Floris, The Immigrant Organising Process. The emergence and persistence of Turkish immigrant organisations in Amsterdam and Berlin and Surinamese organizations in Amsterdam, 1960-2000 (proefschrift, Amsterdam 2005). Vogel, Jaap, Nabije vreemden: een eeuw wonen en samenleven (eindredactie Leo Lucassen en Wim Willems, beeldredactie Annemarie Cottaar) (Den Haag 2005). Wim Willems, ‘No Sheltering Sky: Migrant Identities of Dutch nationals from Indonesia’, in: Joost Coté and Loes Westerbeek (red.), Recalling the Indies. Colonial Culture & Postcolonial Identities (Amsterdam 2005) 251-287.
25
CGM WORKING PAPERS
Het CGM geeft een reeks Working Papers uit. Met deze reeks wil het CGM onderzoek op het terrein van historische migratiestudie stimuleren.
In de reeks verscheen tot nu toe: 1. Leo Lucassen en Floris Vermeulen, Immigranten en lokale arbeidsmarkt. Vreemdelingen in Den Haag, Leiden, Deventer en Alkmaar (1920-1940), ISSN 1389-6466 (Amsterdam 1999). Beschikbaar als PDF-file, op de site van het CGM, 68 p. (273 Kb). 2. Frank Suurenbroek, Binnenlandse migratie naar en uit Amsterdam (1870-1890), ISSN 1389-6466 (Amsterdam 2001). Beschikbaar als PDF-file, op de site van het CGM, 72 p. (1,7 Mb). 3. Jan Lucassen, Immigranten in Holland 1600 - 1800. Een kwantitatieve benadering, IISN 1389-6466 (Amsterdam 2002). Beschikbaar als PDF-file, op de site van het CGM,
38 p. (128 Kb).
4. Clé Lesger, Noord-Hollanders in beweging. Economische ontwikkeling en binnenlandse migratie, ca. 1800-1930, IISN 1389-6466 (Amsterdam 2003). Beschikbaar als PDF-file, op de site van het CGM, 55 p. (743 Kb). 5. Sjoerd Klaas Olfers, Arbeidsmigrant of vluchteling? Achtergronden van de Spaanse migratie naar Nederland, 1960-1980, ISSN 1389-6466 (Amsterdam 2004). Beschikbaar als PDF-file, op de site van het CGM, 56 p. (426 Kb).
De redactiecommissie van de Working Papers bestaat uit: Anita Böcker (KUN), Corrie van Eijl (UvA) en Wim Willems (IMES). Voor meer informatie over deze reeks kunt u contact opnemen met Corrie van Eijl (
[email protected]).
26