Lijst van onderwerpen voor profielwerkstukken Hieronder tref je een lijst van mogelijke onderwerpen. Een aantal onderwerpen hebben wij al verder uitgewerkt. Deze uitwerking kan je helpen om snel tot het onderzoek over te gaan. Uiteraard kan je ook zelf je onderwerp of invalshoek bedenken. Via www.sabine.nu kan je over allerhande onderwerpen literatuur vinden. Overzicht van de onderwerpen: 1. Migranten 2. Onderwijs 3. Heropvoeding van meisjes 4. Huishoudscholen 5. Leven in de Tweede Wereldoorlog 6. Industrialisatie 7. Gevangenissen in Utrecht 8. Zorg voor de armen 9. Het plan Feuchtinger 10. Paarden in de stad 11. Werkdier of troeteldier 12. Wijk C 13. Jeugdbaldadigheid 14. USV Hercules
1
Migranten
Migranten zijn van alle tijden… Door de eeuwen heen heeft de provincie Utrecht een bont palet van vreemdelingen opgenomen. Uit alle windstreken en alle sociale lagen kwamen ze binnen: Engelse ingenieurs, Zwitserse soldaten, Franse Hugenoten, Belgische vluchtelingen, Duitse dienstbodes, Hongaren, Turken, Marokkanen. Hoe Nederlands zijn de Nederlanders? Of waren ze altijd al multicultureel? Na de oorlog groeide de Nederlandse economie heel snel. Daardoor ontstond er al snel een tekort aan arbeidskrachten, vooral in de bepaalde economische sectoren. Een voorbeeld is de metaalindustrie, die veel fabrieken kende in Utrecht en omgeving. Daarom werd in andere landen gekeken of daar geen personeel kon worden gevonden. Met de regeringen van die landen werden contracten gesloten om daar arbeidskrachten te werven. Zo kwamen veel mannen uit Italië, Spanje, Griekenland, Marokko en Turkije naar Nederland. Soms hadden ze een contract met een bedrijf hier, soms kwamen ze op eigen gelegenheid. Voor deze mannen telde maar één ding: geld verdienen en dat naar huis sturen waar het gezin in armoede leefde. Pas later dachten ze er aan om hun gezin naar Nederland te laten komen. Zolang ze in alleen hier woonden, probeerden ze zo goedkoop mogelijk leven. Dat betekende vaak met velen bij elkaar in een pension. Deze gastarbeiderspensions waren vaak te klein, smerig en gevaarlijk. ‘Mensenpakhuizen’ werden ze wel genoemd. Daarover ontstond veel tumult omdat veel Nederlanders vonden dat de gastarbeiders onder mensonterende omstandigheden woonden. Er kwamen documentaires op tv en boze brieven in de krant. De gemeente liet onderzoek doen en er werden lijsten gemaakt waar die pensions allemaal stonden in de stad. Mogelijke hoofdvragen: Waar woonden de eerste gastarbeiders in de stad Utrecht? Hoe waren de omstandigheden van de arbeiders in de pensions?
1
Wat deed men om deze omstandigheden te verbeteren?
Literatuur Marlou Schrover, Judith ten Broeke en Ronald Rommes, Migranten bij de Demkastaalfabrieken in Utrecht (1915-1983), vooral hoofdstuk 6. Frank Bovenkerk en anderen, Vreemd volk, gemengde gevoelens. Etnische verhoudingen in een grote stad. Hoofdstuk 2. Meppel / Amsterdam, 1985. J. Jansen, Bepaalde huisvesting. Een geschiedenis van opvang en huisvesting van immigranten in Nederland, 1945-1995. Amsterdam, 2006 S. van Vlerken (m.m.v. R. Koolen), De droom voorbij. 25 jaar buitenlanders in Utrecht. P. 33 e.v. Utrecht, 1990 L. Lucassen en J. Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie. Amsterdam, 2011 Will Tinnemans, Een gouden armband. Een geschiedenis van mediterrane migranten in Nederland. Utrecht, 1994 Herman Obdeijn en Marlou Schrover, Komen en gaan. Immigratie en emigratie in Nederland vanaf 1550. Amsterdam, 2008 Website www.vijfeeuwenmigratie.nl Archiefmateriaal Archief van het gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, nrs. 22722, 22815 en 22816.
2
Onderwijs
Tegenwoordig heeft ieder kind in Nederland recht op onderwijs en is het ook verplicht om naar school te gaan. Dat is niet altijd zo geweest. Kinderen moesten meehelpen in het bedrijf van hun ouders. We hebben nog steeds een lange zomervakantie omdat de kinderen vroeger in de zomer meehielpen in de hooibouw en bij de oogst. Hoewel in Nederland veel aandacht werd gegeven aan onderwijs in het lezen zodat iedereen de Bijbel zou kunnen lezen, was onderwijs toch vooral een luxe. Pas in de 19e eeuw kwam daar verandering in. In die tijd ontstond ook het ‘bijzonder onderwijs’, onderwijs dat werd georganiseerd vanuit een kerkelijke gemeenschap. In de 20e eeuw ontstonden scholen voor kinderen met bijzondere behoeften of uitgaande van een ideologische opvatting met betrekking tot het onderwijs. Mogelijke hoofdvragen: Hoe was het om vroeger naar school te gaan? Welke scholen waren er en wie bezochten deze scholen? Wat werd er onderwezen, hoe waren de klassen samengesteld? Wie waren de onderwijzers, hoe werden ze betaald en hoe hielden ze orde in de klas? Algemene literatuur: D. Verhoeven, Scholen stichten: gids voor historisch onderzoek naar het onderwijs in de provincie Utrecht. Utrecht, 2005. N.Bakker, J. Noordman, M.Rietveld-van Wingerden, Vijf eeuwen opvoeden in Nederland. Idee en praktijk 1500-2000. Assen, 2010 Literatuur over onderwijs van de 16e tot de 19e eeuw: E.P. de Booy, Kweekhoven der wijsheid. Basis- en vervolgonderwijs in de steden van de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19e eeuw. Zutphen, 1980
2
E.P. de Booy, Weldaet der scholen. Het plattelandsonderwijs in de provincie Utrecht van 1580 tot het begin der 19de eeuw. Bilthoven, 1977 E.P. de Booy, De stichting van de eerste rooms-katholieke Armenschool te Utrecht. In: Jaarboek Oud-Utrecht 1981, p. 314-324
Literatuur over onderwijs in de 20e eeuw: A.Niemeijer, T.Habers, M.Schuurman-van der Heyden, 75 jaar Utrechtse Schoolvereniging 1919-1994. Utrecht, 1995 B. van Santen, ‘Een opvoedkundig middel van den eersten rang’: de introductie van de schooltuin in Utrecht. In: Tijdschrift Oud-Utrecht 2007, nr. 5, p 122-125. J. van Vugt, ‘Frateronderwijs – beter onderwijs’: een beknopte geschiedenis van de Fraters van Utrecht, 1873-2002. In : Tijdschrift Oud-Utrecht 2003, p. 34-39 Archiefmateriaal over onderwijs in de 20e eeuw: Verenigingen voor Christelijk onderwijs te Utrecht, toegangen 837 en 837.1 Sint Willibrordus scholenstichting te Utrecht, toegang 805-11 Utrechtse Schoolvereniging te Utrecht, toegang 1222 Mytylstichting Utrecht en omgeving, toegang 653 Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek en Kathedrale Koorschool, toegang 1801 Oral history Interview mensen van 50 jaar en ouder die verschillende soorten scholen hebben doorlopen en vergelijk hun ervaringen. Je kunt zoeken naar iemand die een openbare lagere school heeft bezocht, een katholieke school, een protestantse school (School met de Bijbel), Montessori-onderwijs etc.
3
Heropvoeding van meisjes
Ook vroeger liep de jeugd niet altijd in de pas. In de gebouwen van het voormalige kasteel van Montfoort werden achtereenvolgens een Rijksopvoedingsgesticht voor meisjes en een Tuchtschool gevestigd. Hoe ging het daar aan toe en wat kwam er van deze meisjes terecht? Tot 1850 kregen kinderen dezelfde straffen als volwassenen. Toch was het veel mensen al duidelijk dat heropvoeding betere resultaten zou hebben dan opsluiten bij volwassen misdadigers. In 1859 ging het Huis van Verbetering en Heropvoeding in Montfoort van start. In dit Rijksopvoedingsgesticht, zoals het vanaf 1886 heette, werden meisjes opgevangen die nog geen 16 jaar oud waren. In 1909 verhuisde het Rijksopvoedingsgesticht naar Zeist. Naast de rijksinstellingen werden ook particuliere heropvoedingsgestichten opgericht, zoals het Protestants Landbouwkundig Opvoedingsgesticht in Montfoort. Mogelijke hoofdvragen: Waarom was er in de tweede helft van de 19e eeuw veel behoefte aan opvang van jonge criminelen? Hoe was het leven in een Rijksopvoedingsgesticht? Hoe ontwikkelde zich het denken over heropvoeden van ontspoorde jeugd tussen 1900 en nu? Literatuur: Jan-Wilm Delicat, Heropvoeding tot brave burger. Utrechtse gevangenissen 4: Rijksopvoedingsgestichten. In: tijdschrift Oud-Utrecht, 2002 Jan-Wilm Delicat, Van ijzeren vuist naar zachte hand?: idee en praktijk in de rijksopvoedingsgestichten 1901-1906. Nijmegen, 2001
3
L. Brouwer en R. van der Kroef, “Gods wijsheid heeft de vrouw beperkt tot enger kringen, wee, wee haar die het waagt, zich aan dat perk te ontwringen”: de plaats van de tuchtschool, het Rijksopvoedingsgesticht en de huishoudschool als ideologische instituties in de Nederlandse maatschappij van 1900 tot 1940. Groningen, 1984. Charles Noordam, Een bloeiende akker van menschenliefde: het protestants landbouwkundig opvoedingsgesticht te Montfoort. In: Jaarboek Oud-Utrecht 1993 J. van der Klis-van Eijk, Dirk van Frankenhuijsen (1811-1895), directeur van het Protestants Landbouwkundig Opvoedingsgesticht, in: Tussen Lek en Hollandse IJssel, 2003.
Archiefmateriaal: Rijksinrichtingen kinderbescherming, toegang 20; in het bijzonder de volgende archiefstukken: Jaarverslagen, inventarisnummers 154-155 Andere verslagen, inventarisnummers 159-163 Inventarisnummer 165, register van bijzondere voorvallen Reglementen, inventarisnummers 174-178 Inventarisnummer 225 is een serie foto’s. Deze zijn via de educatief medewerker digitaal in te zien. Archiefstukken over voeding, kleding, arbeid en ontspanning van de meisjes: inventarisnummers 287-315 Inventarisnummer 321: biografiën van de opgenomen meisjes in de periode 1859-1878.
4
Huishoudscholen
Het is bijna een vergeten fenomeen, maar voor een grote groep meisjes was de huishoudschool het vervolg van hun opleiding op de basisschool. In de tijd dat een groot deel van de bevolking nog van mening was dat meisjes niet hoefden te leren omdat ze toch gingen trouwen en ‘huisvrouw’ zouden worden, was de huishoudschool voor veel meisjes het hoogst bereikbare. Huishoudschool Puntenburg was ooit een fenomeen in Utrecht. In de provincie waren in veel gemeenten land- en tuinbouwhuishoudscholen te vinden. Mogelijke hoofdvragen: Welke rol speelde de huishoudschool in de emancipatie van de vrouw? Welke vakken kregen de meisjes op de huidshoudschool? Literatuur: A.B.R. du Croo de Vries, De huishoudscholen Puntenburg en Zuilenburg te Utrecht, 18951982. In: Maandblad Oud-Utrecht 1984, p. 181-186. J. van der Vloed en C. van der Horst, Een kijkje in de keuken van de huishoudschool Puntenburg (1895-1982). In: Jaarboek Oud-Utrecht 2003. Archiefmateriaal: Archieven van de Huishoudscholen Puntenburg en Zuilenburg te Utrecht, te De Bilt en te Loenen aan de Vecht. Toegangen 781 en 781-1. Het Utrechts Landbouwgenootschap (U.L.G), toegang 640, inv.nrs. 320, 327-371 Oral history Ken je iemand die een huishoudschool heeft doorlopen? Je zou haar kunnen interviewen om te ontdekken hoe zij dit heeft ervaren en wat zij er heeft geleerd.
4
5
Leven in de Tweede Wereldoorlog
Goed en fout, onderduikers, jodenvervolging, voedselschaarste, verzet: er zijn tal van deelonderwerpen te kiezen die te maken hebben met de Tweede Wereldoorlog. Als je mensen kent die de Tweede Wereldoorlog nog hebben meegemaakt en erover willen praten, is handig om een onderwerp te kiezen dat je met oral history kunt aanvullen. Over de Tweede Wereldoorlog is veel te vertellen. Als je kiest voor de Tweede Wereldoorlog als onderwerp voor je profielwerkstuk, is het goed om direct een deelonderwerp uit kiezen en dat verder uit te werken. Omdat nog steeds niet alle bronnen openbaar zijn, is de Tweede Wereldoorlog niet bepaald het gemakkelijkste onderwerp. Dagelijks leven Hoe veranderde het dagelijks leven in Utrecht gedurende de Tweede Wereldoorlog? Gedurende de WOII veranderde het dagelijks leven ingrijpend. Na de schok van de Duitse inval leek het dagelijks leven aanvankelijk zijn normale loop weer op te pakken. Na verloop van tijd nam de schaarste toe, kwamen er steeds meer ge- en verboden en werden er steeds meer razzia’s gehouden. Mogelijk hoofdvraag: Welke gevolgen had de oorlog voor het dagelijks leven van de gemiddelde Utrechters? Konden ze normaal naar hun werk, naar school of naar de voetbalclub? Misschien ken je iemand die je uit de eerste hand kan vertellen wat de invloed van de oorlog op het dagelijks leven was. Jodenvervolging Al snel na de bezetters werd het leven voor de joodse inwoners van de stad steeds moeilijker. Eerst werden er maatregelen aangekondigd. Zo mochten joden niet studeren en werden joodse ambtenaren ontslagen. Vanaf 1942 moesten alle joden een gele davidster dragen en vanaf datzelfde jaar werden de eerste joden gedeporteerd. Mogelijke hoofdvragen: Hoe kwam de Jodenvervolging in de stad tot stand? Welke tegen Joden gerichte maatregelen werden afgekondigd? Waar doken Utrechtse joden onder? Kwamen er mensen in verzet tegen de Jodenvervolging? Hoe was het verzet in Utrecht georganiseerd? Hoewel het verzet aanvankelijk vrij amateuristisch georganiseerd was, ontstond er gedurende de oorlog actieve verzetsnetwerken in Utrecht. Er was zelfs een apart studentenverzet. Mogelijke hoofdvragen: Hoe was het verzet georganiseerd? Wat deed het verzet? Welke acties van het verzet zijn gelukt? Wat deed de bezetter tegen het verzet? Welke Utrechtse verzetshelden waren er? Hoe was het studentenverzet georganiseerd? Collaboratie Ook in Utrecht kon de bezetter rekenen op de medewerking van een groot aantal mensen. Het hoofdkwartier van de NSB was zelfs gevestigd aan de Maliebaan (nummer 35). Mogelijke hoofdvragen:
5
Wie waren deze ‘collaborateurs’, wat deden zij en wat waren hun motieven om met de Duitsers samen te werken? Hoe voerde de NSB propaganda? Literatuur/websites Paradijs vol weelde, pagina 464-472, geeft een kort en bondig overzicht van Utrecht tijdens WO II. http://www.hetutrechtsarchief.nl/thema/tweede-wereldoorlog A.J. van der Leeuw e.a., Een gewone stad in een bijzondere tijd. Utrecht, 1995. T. Spaans-van der Bijl, Utrecht in verzet, 1940-1945. Utrecht, 1995 van Liempt, Februari 1941, Utrecht deed ook mee. In: Tijdschrift Oud-Utrecht, 2009, nummer 2. M. Croes, Jodenjacht in de provincie Utrecht. In: Tijdschrift Oud-Utrecht, 2004, nr. 1. G.Oosterbaan, Passend vermaak: filmvertoning tijdens de Tweede Wereldoorlog. R. Blommendal, Oorlogsburgemeester in de Stad der Beweging: Cornelis van Ravenswaay (1897 – 1955). Biografie van de collaborerende NSB-burgemeester Cornelis van Ravenswaay. Wie was hij, wat deed hij en handelde hij uit idealisme of opportunisme. Archiefmateriaal: I.E.C.M. Broos, Bronnenoverzicht voor de geschiedenis van de stad Utrecht in de Tweede Wereldoorlog. Dit overzicht bevat veel materiaal uit de archieven van het gemeentebestuur; dit is sindsdien opnieuw geïnventariseerd. De medewerker educatie kan je hiermee helpen. Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, toegang 1007-3, inventarisnummers 19884,19885 en 19895, over de Jodenvervolging; inventarisnummers 19888 en 19891 over de NSB; inventarisnummers 20078 en 20090 over het leven in oorlogstijd. Op de themasite Tweede Wereldoorlog wordt archiefmateriaal getoond met verwijzingen naar de herkomst. Oral history Ken je iemand die de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt? Interview hem of haar dan eens. Zoek bijvoorbeeld eerst uit hoe het dagelijks leven in de stad veranderde, en vraag daarna hoe deze persoon die veranderingen heeft meegemaakt en ervaren. Misschien wel heel anders dan je in de bronnen tegenkomt?
6
Industrialisatie
In de 19e eeuw vestigden veel bedrijven zich in Utrecht: staalgieterijen en sigarenfabrieken, om er maar twee te noemen. Hoe ontwikkelde de industrialisatie zich en wat was de invloed hiervan op de ontwikkeling van de stad? In 1830 werd de eerste stoommachine in Utrecht geplaatst. Toch kwam de industriële revolutie hier maar langzaam op gang. Er waren aardewerkfabrieken, meubelmakerijen, steenbakkerijen en bierbrouwerijen. Maar Utrecht werd pas echt een industriestad toen de staalindustrie kwam, aangetrokken door de goede transportmogelijkheden. Er waren diverse staalgieterijen zoals Hörmann en de Demka. Er waren machinefabrieken zoals Jaffa en Jansen & Sutorius. Ook de sigarenindustrie kwam in Utrecht tot bloei: hiervan is Ribbius Peletier de meest bekende. Mogelijke hoofdvraag: Hoe ontwikkelde de industrialisatie zich in Utrecht en wat was de invloed hiervan op de ontwikkeling van de stad?
6
Literatuur, algemeen Kees Volkers, Sporen van bedrijvigheid: blik op Utrechts industrieel verleden. Utrecht, 1985. Utrechtse bedrijven in historisch perspectief. Onderzoeks naar bedrijfsarchieven tot 1940 Marijke van den Heuvel, Fabrieken. Industrieel erfgoed in de gemeente Utrecht. Utrecht, 2010 Literatuur, staalindustrie René de Kam, Jaffa en de dingen die voorbij gaan. Utrecht, 2001 J. Bours, Sporen van staal: Demka, het verhaal van de arbeiders. Utrecht, 1987 F. Tuinstra, Staalgieterij Demka: smeltkroes van Utrecht. In: GM kwadraat, 2008, nr. 31, p. 1416. Literatuur, sigarenfabriek Ribbius Peletier Utrechtse biografiën deel 2: Ribbius Peletier jr. Arie Verheij, Gerlachus Ribbius Peletier, in: Nederlandse ondernemers 1850-1950 K.E. Sluyterman, Sigarenfabrikant Ribbius Peletier en de staking van 1873. In: Spiegel Historiael 1985. Archiefmateriaal Machinefabriek Jaffa, toegang 786. Om de ontwikkeling van de fabriek te kunnen beschrijven, zie de inventarisnummers 12-21 en 72-76. Utrechtse Stoom-grofsmederij Hörmann, toegang 809 Machinefabriek v/h Jansen & Sutorius, toegang 785 Sigarenfabriek Ribbius Peletier, toegang 715-5 Gemeentebestuur Utrecht, toegang 1007-2, registers van patentschuldigen, inv.nrs. 5367 en hoger; inv.nr. 8927, patentschuldigen voor 1852/1853 In historische atlassen kaartmateriaal in te zien om de groei van de stad van 1880 te kunnen beschrijven.
7
Gevangenissen in Utrecht
De oudste gevangenis van Utrecht is het huis van bewaring aan het Wolvenplein. Hoe kwam deze gevangenis tot stand en wat wilden de oprichters bereiken? Wat was er vernieuwend aan deze gevangenis? En hoe was het leven in de gevangenis? Tot 1810 werden gevangenen opgesloten in het tuchthuis aan de Nicolaasstraat en in de kelder van het stadhuis. In de 19e eeuw ging er veel veranderen op dit gebied. De oudste gevangenis van Utrecht die nog in gebruik is, is het huis van bewaring aan het Wolvenplein. Hoe kwam deze gevangenis tot stand en wat wilden de oprichters bereiken? Wat was er vernieuwend aan deze gevangenis en hoe ging het er aan toe? Het archief van de gevangenissen in Utrecht is niet helemaal openbaar: de archiefstukken over de laatste 75 jaar mogen nog niet worden ingezien. Mogelijke hoofdvragen: Hoe was het leven in de gevangenis? Je kunt daarbij kiezen voor een bepaald jaar of een vergelijking maken tussen twee jaren. Hoe kwam … in de gevangenis terecht en hoe was het leven daar? Kies uit de inschrijvingsregisters een gevangene, zoek het vonnis na in de archieven van de rechtbank en zoek zoveel mogelijk uit over het leven in de gevangenis van deze persoon.
7
Literatuur: J.W. Eggink, De geschiedenis van het Nederlandse gevangeniswezen. Assen, 1958 B. van Santen, De gevangenis aan het Wolvenplein. Utrecht, 2001 Archiefmateriaal Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, toegang 1007-2, inv.nrs. 7233-7239 Strafinrichtingen te Utrecht, toegang 18-4. Lees de inleiding door voor je begint! Als je kiest voor een vergelijking tussen twee jaren, kun je bijvoorbeeld de jaren 1900 en 1925 vergelijken. Je kunt daarvoor de volgende inventarisnummers bekijken: Jaar 1900: Inschrijvingen, inventarisnummers 507-511 Correspondentie, inventarisnummer 100-101 Jaarverslag, inventarisnummer 244 Reglementen, inventarisnummer 252 Inschrijvingen van kinderen die met de moeders zijn opgenomen, inventarisnummer 352 Jaar 1925 Inschrijvingen, inventarisnummers 580-581 Correspondentie, inventarisnummers 150-151 Reglementen, inventarisnummer 252 Voorraadboek, inventarisnummer 271 Inkomsten wegens door gevangenen gemaakte goederen, inventarisnummer 275 Verstrekte voeding, inventarisnummer 374 Als je ervoor kiest één gevangene te belichten, ga je eerst op zoek in de inschrijvingsregisters naar een persoon. De inschrijvingsregisters na 1934 zijn niet toegankelijk in verband met privacy.
8
Zorg voor de Armen
Voordat de Sociale Dienst bestond, waren het de kerken die zich met de Armenzorg bezighielden. De zorg voor armen was een particuliere taak en bestond uit vele facetten: zo waren er in de stad Utrecht Diaconiescholen voor kinderen uit arme gezinnen, voor de katholieken bestond de St. Vincentius-Vereniging. In de periode 1851-1917 groeide Utrecht explosief van 47.000 inwoners naar 135.000 inwoners. Hiermee groeide ook de zichtbare armoede in de stad. Een groot deel van de bevolking leefde in erbarmelijke woonomstandigheden. Er was veel werkloosheid en uitbraken van besmettelijke ziekten volgden elkaar op. Zorg voor armen was een particuliere taak, die vooral werd opgepakt door de kerken. De armenwet van 1854 legde de eerste verantwoordelijkheid voor de bedeling nadrukkelijk bij de kerkbesturen en particuliere instellingen. De katholieken, joden en hervormden waren verantwoordelijk voor de bedeling van de ‘eigen’ armen. In totaal waren er in Utrecht wel 75 instellingen die zich met de armenzorg bezighielden. De opvatting bestond dat armen zelf verantwoordelijk waren voor hun toestand, ze waren lui onzedelijk en gingen niet naar school. Tegelijkertijd brak steeds vaker het besef door dat het niet altijd een kwestie was van eigen schuld. Steeds vaker werden initiatieven genomen om de armoede structureel aan te pakken. Zo werd in 1890 de Vereniging ter Verbetering van Armenzorg opgericht. Hulp werd geboden aan iedereen die daarop op grond van objectieve criteria recht op had. Voortaan werd niet alleen geld gegeven, maar hulp-op-maat geboden met als doel de armen te verheffen. Deze moderne manier van armenzorg werd overgenomen. Zo werd in 1893 het Comité voor
8
Werkverschaffing opgericht en zag in 1898 de Katholieke Vereniging van Vrijwillige Armenverzorgers het licht. Opmerkelijk genoeg waren juist de socialisten tegen deze vorm van bedeling. Zij vonden dat de zorg voor de armen een overheidstaak was. Mogelijke hoofdvragen: Wat waren tweede helft 19e eeuw de armoedeproblemen in Utrecht? Welke oplossingen bedachten de ‘moderne’ armoedebestrijders? Wat waren de verschillen en overeenkomsten tussen katholieke, protestantse, joodse en niet-religieuze (seculiere) armenzorg? Literatuur: Paradijs vol Weelde, pagina 423-430 geeft een inleiding op het onderwerp G.D. Zegers, Sint Vincentius te Utrecht. Geschiedenis der Utrechtse Sint Vincentiusvereniging 1849-1949. Utrecht, 1949 P. ’t Hart, Leven in Utrecht 1850-1914: groei naar een moderne stad. Utrecht, 2005 Archiefmateriaal: Archief van de vereniging zorg en bijstand te Utrecht, toegang 821-3 Archief van het Aartsbisdom Utrecht, toegang 449: inventarisnummers 1634-1635, Stukken betreffende de hoofdraad van de St Vincentiusvereniging 1853-1967. Archief van de Nederlands Hervormde gemeente, diaconie, toegang 816 Archief van het Bureau van informatie naar behoeftigen te Utrecht, toegang 713-2
9
Het plan Feuchtinger
In de jaren vijftig van de twintigste eeuw breidde Utrecht zich steeds meer uit. Steeds meer inwoners, maar ook steeds meer auto’s. De middeleeuwse binnenstad was daar niet voor geschikt. Het gemeentebestuur liet de Duitse architect Feuchtinger een plan maken voor een stedelijk wegennet. Er zouden een rondweg en nieuwe verbindingswegen dwars door de oude binnenstad worden aangelegd. Mogelijke hoofdvragen: Hoe zou Utrecht er nu uitzien als het plan Feuchtinger doorgang had gevonden? Waarom ging het plan Feuchtinger niet door? Literatuur: Comité ‘Binnenstad en singels’, Waarom Feuchtinger onze Cicerone niet kan zijn. Utrecht, 1959 P. Singelenberg, Berlage en Feuchtinger. In: Maandblad Oud-Utrecht 1959, nr. 5, p. 59-65. Archiefmateriaal: Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, toegang 1007-3, inv.nrs. 23058-23090, 2309723101 en 24668. Gemeente Utrecht, Dienst Openbare Werken, toegang 829, inv.nrs. 328 en 415-417 Comité binnenstad en singels te Utrecht, toegang 821-11 Vereniging ‘Oud-Utrecht’, toegang 806, inv.nrs. 277-278
9
10
Paarden in de stad
Tegenwoordig zie je zelden een paard in de stad maar vroeger was dat wel anders. Paardenmarkt op het Vredenburg, het paard als trekdier, militairen te paard, de paardentram, paardenpoep in de straten: je kon er niet omheen. Mogelijke hoofdvragen: Welke rol had het paard in de loop der eeuwen en hoe is dat veranderd? Wat was het economische belang van de paardenmarkt in Utrecht? Literatuur: J. Hartog, De paardenmarkt op het Vreeburg te Utrecht. In: Eigen Haard, 1880, p. 122-124 C.J. ’t Hart, Geschiedenis van het Nationaal Rusthuis voor paarden Stichting ‘De Paardenkamp’ te Soest. Soest, 1982 Archiefmateriaal: Archief van de Reinigings-, Markt- en Havendienst, toegang 1381, inv.nrs. 455-459 Provinciaal Bestuur 1813-1920, toegang 79 Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1969, toegang 1007-3, inv.nrs. 19442, 25186, 25222 Archief van de Kamer van Koophandel voor 1922, toegang 551, inv.nr. 73 Verzameling Losse Aanwinsten, toegang 802, inv.nr. 1719 De Utrechtse Manege 1954-1971, toegang 1198
11
Werkdier of troeteldier?
Honden en katten: tegenwoordig zijn het troeteldieren, maar ooit werden ze gehouden omdat ze nuttig waren. Denk maar aan trekhonden! In de 19e eeuw groeide bij de elite de afkeer van wreedheid tegen dieren. Wat is er veranderd in onze opvatting over deze dieren? Welke praktische maatregelen waren het gevolg? En welke rol speelde de overheid daarin? Mogelijke hoofdvraag: Wat is er in de laatste 100 jaar veranderd in de houding van dierenbezitters ten opzicht van honden en katten? Literatuur A.de Rijck, 125 jaar Dierenbescherming. 1989 Dr. Vermeulen, Over het houden van honden te Utrecht, in: Utrechtse Volksalmanak, 1853 L. Murk en K. Peeters, Trekhond … een hondenbaan, in: Stichting Historische Kring IJsselstein, 1999 Archiefmateriaal Archief van het gemeentebestuur, toegang 1007-3, inv.nrs. 20080-20094 Archief van de stichting Stichts Asyl voor dieren te Utrecht, toegang 1177 Archief van de Dierenbescherming Utrecht, toegang 1341 Foto’s van hondenkarren: 125000, 125004
10
13
Wijk C
Wijk C was in de eerste helft van de 20e eeuw een verpauperde volksbuurt met veel krotwoningen. Wat heeft het gemeentebestuur in de loop van de decennia ondernomen om hierin verandering te brengen? En wat is er te achterhalen over het leven in Wijk C? Je kunt je archiefonderzoek aanvullen met een bezoek aan het buurtmuseum Wijk C. Literatuur: M. van der Wees (ed), Wijk C. Het verleden verteld. Utrecht, 1998 E. van der Zou, Toon de Klompenneus en andere bijnamen uit Wijk C. Utrecht, 2000
14
Jeugdbaldadigheid
De jeugd van tegenwoordig … Dat is een klacht van alle tijden. Onderzoek de baldadigheid en ‘tuchteloosheid’ van de jeugd eind jaren veertig en begin jaren zestig van de twintigste eeuw. Naast het archiefonderzoek kun je ook iemand interviewen die in één van deze periodes in Utrecht is opgegroeid. Mogelijke hoofdvraag: Hoe probeerde het gemeentebestuur de jeugdcriminaliteit in de twintigste eeuw aan te pakken? Archiefmateriaal: Archief van het gemeentebestuur na 1813, toegang 1007-3, inv.nrs. 19980, 20097-20101
15
USV Hercules
De Utrechtse Sport Vereniging Hercules werd in 1882 opgericht. Hoe is deze sportvereniging met zijn klassieke naam ontstaan? Welke sporten kon je hier vroeger beoefenen? En waar kun je hier tegenwoordig voor terecht? Je kunt je archiefonderzoek aanvullen met oral history. De Utrechtse Sport Vereniging Hercules werd in 1882 opgericht. Het is de oudste voetbal- en cricketvereniging van Nederland. Hoe is deze sportvereniging met zijn klassieke naam ontstaan? Welke sporten kon je hier vroeger beoefenen? En waar kun je hier tegenwoordig voor terecht? Je kunt je archiefonderzoek aanvullen met oral history. Mogelijke hoofdvragen: Waarom degradeerde Hercules uit de 1e klasse? Om welke redenen werden of worden mensen lid van de USV Hercules? Wat was/is de rol van het sociale leven bij de USV Hercules? Archiefmateriaal: Toegang 793 o Voor de eerste hoofdvraag kun je bijvoorbeeld de inventarisnummers 44, 56-74, 79, 178 en 190 doorlezen. o Voor de tweede en derde hoofdvraag kun je de inventarisnummers 21-34 en 75-78 doorlezen. Oral history Je kunt leden van USV Hercules interviewen om je werkstuk aan te vullen met oral history.
11
16
Bierbrouwerijen in Utrecht
In de middeleeuwen brouwden veel vrouwen hun eigen bier. In de 16e eeuw was de bierbrouwerij al echt een bedrijf geworden. Elke stad had meerdere brouwerijen en in Utrecht waren er tientallen. In de 19e eeuw waren de bierbrouwerijen De Aker en De Boog actief in Utrecht. Mogelijke hoofdvragen: Welke grondstoffen en recepten werden in de loop der eeuwen gebruikt om in Utrecht bier te brouwen? Wat was het afzetgebied van de bierbrouwerijen ‘De Aker’ en ‘De Boog’? Waarom werden de brouwerijen ‘De Aker’ en ‘De Boog’ opgeheven? Literatuur: Leen Alberts, Bier drinken met mate: dronkenschap en het alcoholgehalte van Stichtse en Hollandse bieren in de late middeleeuwen. In: Jaarboek voor middeleeuwse geschiedenis, 2010, p. 113-166. J.A. Brugman, Willem de Kock (1682-1761): bierbrouwer en rooms-katholiek weldoener. In: Utrechtse biografiën 2 K. Volkers, Wandelen over de bierkaai. Utrecht, 2006 Archiefmateriaal: Brouwerij ‘De Aker’ te Utrecht, toegang 715-4 Parochiaal Armbestuur der stad Utrecht en brouwerij ‘De Boog’, toegang 794-2, inv.nrs. 360367 en 1153-1174 Verzameling Historisch Werkmateriaal, toegang 820, inv.nrs. 404-412 Doopsgezinde gemeente te Utrecht, toegang 714-1, inv.nr. 155 Oral history Je kunt je archiefonderzoek aanvullen met oral history bij bijvoorbeeld bierbrouwerij De Leckere.
12