CATECHESEBUNDEL
Praktische informatie over het geven van catechese aan jongeren met een beperking
CATECHESEBUNDEL Samengesteld naar aanleiding van de conferentie over catechese aan mensen met een beperking op 29 september 2007. De informatie is medio 2008 geactualiseerd.
Inhoud
7 Voorwoord Door Hermien de Wit, dit Koningskind 9 Inleiding catechese en autisme Door Erik Valk, senior consulent bij dit Koningskind 13 Catechese aan jongeren met een verstandelijke beperking Door drs. Johan H. Smit, Instituut voor Theologie en Sociale Integratie te Utrecht 19 Catechese aan jongeren met een beperking Door Joke Dam-van Bruggen, één van de makers van geloof.nu 35 Catechese aan dove jongeren Door Arie Reitsema, predikant in de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt te Amersfoort-Vathorst
6
|
catechesebundel
catechesebundel
|
Voorwoord Op 29 september 2007 organiseerde vereniging dit Koningskind met ondersteuning van het toenmalige Deputaatschap integratie van mensen met een beperking van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) een conferentie over catechese aan mensen met een beperking. Dit boekje bevat de bewerkte bijdragen die hier gehouden zijn. Met steun van het deputaatschap hebben wij de bijdragen gebundeld zodat u zich opnieuw kunt laten inspireren om door te gaan met het belangrijke werk van catechese aan mensen met een handicap. Doorgaan met het overdragen van kennis van het heil voor alle mensen in een vorm die passend is bij de ander. De catecheseconferentie was onderdeel van de Kijk Zie Ontdek-campagne die dit Koningskind in het seizoen 2007-2008 gehouden heeft. Met deze campagne ondersteunde de vereniging mensen met een beperking om hun eigen plek in de gemeente te kunnen innemen, omdat God zélf hen wil inschakelen binnen de gemeente, Zijn lichaam. Talenten en gaven voorop
Mensen met een handicap worden vaak benaderd als mensen met een probleem. De handicap staat voorop, terwijl het in de eerste plaats ménsen zijn. Mensen met talenten en gaven die de Schepper hen heeft gegeven. Net als iedereen hebben zij talenten ontvangen. Net als iedereen hebben zij ook dingen die zij niet zo goed kunnen. En net als anderen willen zij hun mogelijkheden gebruiken, en worden ze niet graag ingezet voor dingen waar zij niet zo goed in zijn. Om dat te bereiken moet er nog veel gebeuren. Daarvoor wil dit Koningskind zich inzetten. Ook op het vlak van catechese kan dit Koningskind veel betekenen. Zeker wanneer het gaat om het bij elkaar brengen van bestaande initiatieven en het toegankelijk maken van nuttige informatie. Dit boekje is daar een voorbeeld van. Ook op onze website besteden we aandacht aan catechese. Er is een catechesedossier aangelegd met veelzijdige informatie. U vindt dit dossier op het ledengedeelte van www.ditkoningskind.nl. Ik hoop dat dit boekje eraan bijdraagt dat de mensen met een beperking in de gemeente een goede plek hebben. En dat u daar als catecheet of op een andere manier aan mag werken. Ik wens u daarbij Gods onmisbare zegen toe. Hij is het die ons veelkleurig maakte. Hermien de Wit, dit Koningskind December 2008
7
8
|
catechesebundel
catechesebundel
|
1. Inleiding catechese en autisme
Door Erik Valk, senior consulent bij dit Koningskind
Stel, u bent voor het eerst in China en spreekt geen woord Chinees. U bent niet in het bezit van zo’n handig boekje ‘Hoe en wat in het Chinees’ en hebt geen gids die u iets uit kan leggen. U wilt graag iets eten in een restaurant en daarna met de metro naar uw hotel. Maar de Chinese tekens zijn onbegrijpelijk, de naam van het hotel is niet uit te spreken en het vergelijken van de tekens op de bordjes met die op uw briefje kost zoveel tijd dat de metro allang weer vertrokken is. En de Chinezen knikken vriendelijk maar helpen u geen steek verder. Daar sta je dan!
Zo ongeveer is het voor mensen met autisme om zich staande te houden in de maatschappij. Zij begrijpen niet veel van de wereld om hen heen, de taal zegt hen weinig en de sociale gewoontes zijn niet te volgen. Ze voelen zich voorturend of zij in een wildvreemd land gedropt zijn en zich er maar moeten redden. Dat valt bepaald niet mee. Hulp en begrip van de omgeving zijn dus hard nodig. Dit artikel gaat over autisme en de knelpunten die daarbij ervaren worden. Er worden handvatten aangereikt om hier beter mee om te kunnen gaan in het dagelijks bestaan en in het geven van catechese. Omvat worden alle vormen van autisme met de daarbij komende problemen als moeite met sociaal contact, communicatie, taal en verbeelding. Dit wordt het Autistische Spectrum Stoornis genoemd. ASS is een verzamelnaam, een paraplu over een aantal met elkaar verwante aandoeningen. Het Syndroom van Asperger is één van deze aandoeningen. Het gaat hier om mensen met een normale of bovengemiddelde intelligentie met een vorm van autisme. Een andere aandoening in het Spectrum is Pdd-nos. Deze mensen hebben autistische kenmerken maar voldoen niet aan alle criteria van autisme. Dat maakt de aandoening echter niet minder lastig. Sociaal contact
Bij contact tussen twee ‘gewone’ mensen is er sprake van flexibiliteit, van aanpassing aan de situatie. De één stemt zich af op de ander. Mensen met een autistische stoornis doen dit niet. Zij uiten zich anders, wat op verschillende manieren tot uiting komt. Er zijn mensen die niet of nauwelijks initiatief nemen tot het leggen van contact (passief contactarm). Zij zijn vaak teruggetrokken in hun eigen wereld en lijken geen behoefte aan contact te hebben. Toch hebben zij dit vaak wel, maar kunnen dit pas als ze aangesproken worden. Daarnaast zijn er mensen die juist wel actief contact maken. Ze komen heel dichtbij en vragen de ander direct het hemd van het lijf, maar wel toegespitst op hun interesses, bijvoorbeeld over het nummerbord van een auto. Zij maken contact met iedereen, ongeacht klasse of stand. Ze kunnen de aandacht van de ander volledig opeisen, claimen de ander voor zichzelf en stemmen zich niet af op een ander. Er ontstaat geen wederkerigheid in het contact.
9
10
|
catechesebundel
Oogcontact, gewoonlijk belangrijk non-verbaal contact tussen mensen, is heel moeilijk voor een autist. Dit kan zoveel prikkels met zich mee brengen dat degene met autisme in de war raakt en niet meer kan denken. Waarneming
Waarneming gebeurt via de mond, ogen, huid, oren en neus. Wat waargenomen wordt, gaat naar de hersenen waar het sein verwerkt wordt tot signalen waardoor u in actie komt. Bijvoorbeeld: de bel gaat en u staat op en loopt naar de deur om open te doen, want daar staat iemand. Dit gebeurt niet bij iemand met autisme. Alle waarnemingen komen als losse puzzelstukjes aan in de hersenen. Doordat de samenhang tussen die puzzelstukjes ontbreekt, heeft een autist geen overzicht over een geheel. Elke stukje krijgt een afzonderlijke betekenis. Pas als de stukjes aan elkaar gepuzzeld zijn, kunnen ze als geheel gezien worden. En pas dan kan er betekenis aan gegeven worden, zoals bijvoorbeeld de deur open doen. Maar dat is dus een lange weg. De losse eindjes maken het moeilijk om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Omdat een autist geen betekenis geeft aan een geheel, wordt er op details gefocust om het geheel toch een beetje te kunnen begrijpen. Iemand met autisme moet verschrikkelijk hard werken om de informatie te verwerken. Er moet altijd gepuzzeld worden. Dit heeft grote gevolgen voor het denken, plannen en organiseren. Dagelijkse dingen als boodschappen doen, tandenpoetsen, wassen, kleding kiezen enzovoorts zijn voor mensen met autisme geen simpele bezigheden. Communicatie
Mensen met autisme kunnen ook in de verbale communicatie belemmeringen ervaren. Zo zijn er autisten die weinig spreken en zijn er die monotoon, plechtig of ouwelijk praten. Andere mensen met autisme spreken daarentegen als een waterval: zonder rust of pauzes. Overigens gelden deze typeringen in z’n algemeenheid. Zoals ieder mens uniek is, uit ook iedere persoon met autisme zich verbaal op een eigen manier. Omdat het voor mensen met autisme moeilijk is zich in een ander te verplaatsen, voelen ze vaak niet aan wanneer hun gesprekspartner iets wil zeggen. Een autist raakt snel de draad kwijt als de ander interrumpeert, maar valt zelf wel in de rede. Dat gebeurt omdat het eigen verhaal vastgehouden moet worden, voor de autist het enige begrijpelijke in een gesprek. Mimiek en gebaren zijn moeilijk te volgen omdat er veel verschillende manieren en nuances in te onderscheiden zijn. Voor een autist is het nagenoeg onmogelijk om dit allemaal te herkennen. De onderliggende emoties worden niet begrepen. Het inzicht in gevoel en denken is gestoord. Een autist kan niet begrijpen dat de werkelijkheid ook anders waargenomen kan worden dan hij of zij zelf doet. Doordat zij de dingen vaak een andere betekenis geven, kunnen ze onbedoeld soms gevoelloos of harteloos overkomen. Taal- en voorstellingsvermogen
Een ander kenmerk van autisme is het letterlijk opvatten van taal. Dat maakt het voor mensen met autisme lastig om figuurlijke en abstracte taal te begrijpen terwijl dit overal
catechesebundel
|
gebuikt wordt, ook in de kerk. Zo zei een moeder tegen haar autistische zoontje: “Gooi je euro zo meteen maar in de collectezak.” Waarop het kind opstond en de euro richting collectezak gooit die een rij verderop rondging. In onze taal zitten veel spreekwoorden en gezegden verweven: niet zo op de kast zitten, de zaak op de spits drijven, het feest is in het water gevallen enzovoorts. Mensen met ASS zeggen dingen zoals ze zijn, zoals zij ze zien, maar zonder de ander te willen kwetsen. Opmerken dat die mevrouw een grote neus heeft is iets voor kleine kinderen, maar ook voor mensen met ASS. Ze draaien er niet omheen. Om dat te kunnen, moet je de reactie van de ander kunnen voorspellen en de waarheid verdraaien om een reactie te ontlopen. Catechese
En dan catechese. Geloofsoverdracht aan iemand met autisme is niet gemakkelijk. Bij geloven horen uitdrukkingen en abstracte taal die het lesgeven ingewikkeld maken. Hoe leg je woorden uit als barmhartigheid, goedertierenheid en genade? Hoe leg je uit dat Jezus de weg is of dat hij in je hart woont als iemand dit letterlijk opvat? Van mensen zonder benen kan niet verwacht worden dat hij gaat lopen, van iemand met een stoornis in het autistische spectrum kan niet verwacht worden dat zij het geloof op dezelfde manier beleven als ‘normale’ mensen. Het relatieapparaat is defect en dat heeft gevolgen voor het aangaan van relaties met anderen en met God. Dit leidt automatisch tot een andere manier van geloven. De catecheet moet zich dit bewust zijn. Hier volgen enkele handreikingen. Houding
• • • • • • • • •
Toon begrip en respect Verplicht niet tot samenwerken Werk aan begrip bij medecatechisanten Stel duidelijke regels Ga in moeilijke situaties niet in discussie Reageer consequent hetzelfde Verwacht geen empathie Kalme, neutrale, zakelijke houding Pas op met humor, uitdrukkingen en gezegden
Vermijden
• • • •
Figuurlijk, dubbelzinnig taalgebruik Groepsinstructies Vage, open vragen Direct antwoord verlangen
Doen
• Duidelijk, expliciet taalgebruik • Korte en duidelijke instructies
11
12
|
• • • • • • • • •
catechesebundel
Spreek de ander regelmatig aan (indien mogelijk) Eenduidige vragen en opdrachten Geef tijd om informatie te verwerken Gebruik visuele hulpmiddelen en/of computer Zorg voor veilige en voorspelbare omgeving Biedt structuur Zorg voor een rustige ruimte met weinig prikkels en een vaste zitplaats Kondig veranderingen in de les (zoals bijvoorbeeld een filmpje) tijdig aan Geef leerstof duidelijk aan (zet huiswerk op bord)
Tenslotte
Zoals u niet snel vloeiend Chinees zult leren, zal het sociale verkeer voor een autist lastig blijven. Maar een vriendelijke en hulpvaardige ‘Chinees’ die vanuit het christen-zijn de onaangepaste vreemdeling gastvrij en begrijpend probeert tegemoet te treden, kan het leven heel wat veraangenamen!
catechesebundel
|
2. Catechese aan jongeren met een verstandelijke beperking Lezing van drs. Johan H. Smit, Instituut voor Theologie en Sociale Integratie te Utrecht op de studiedag van de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk Wat is catechese? Het model hiernaast laat zien dat er in catechese drie werkelijkheden of werelden om aandacht vragen: de werkelijkheid van God/Jezus/Kerk, de werkelijkheid van de catechisant en de werkelijkheid van de catecheet. Die drie werelden worden in de catechese met elkaar in gesprek gebracht met het oog op ‘leren’ en ‘leren groeien in geloof’. Het gaat bij catechese dus om twee vormen van leren: a. het leren van inhoudelijke kennis van het geloof b. het leren geloven met hart en ziel, verbonden met de eigen ervaringswereld, het eigen innerlijk, de eigen geloofsbeleving
God Jezus Bijbel [Kerk]
Catecheet
Catechisant
Vormen van catechese
Catechese kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de mate waarin catechisanten een verstandelijke beperking hebben. Bij mensen met zeer ernstige verstandelijke beperkingen wordt de catechese ook wel aangeduid als ‘snoezelcatechese’. Dit lijkt eerder op een sfeerviering in een kleine groep dan op het overdragen van kennis. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een-op-een contact. Elke catechisant heeft een eigen begeleider waarmee persoonlijk en lichamelijk contact gemaakt kan worden. De catecheet besteedt veel aandacht aan iedere catechisant afzonderlijk. Dit kan bijvoorbeeld door bij elke deelnemer afzonderlijk langs te gaan met een brandende kaars die dicht bij het gezicht gehouden zodat licht en warmte voelbaar worden. Hierbij wordt vaak ook gezongen of gesproken. De volgorde van de handelingen is vrijwel altijd dezelfde om te zorgen dat de herkenbaarheid en voorspelbaarheid groot is, belangrijk voor de catechisant. Hoe meer de catecheet erin slaagt iets van het eigen geloof in God uit te stralen, hoe groter het effect van deze manier van catechese zal zijn. Bij mensen die het moeten hebben van lichamelijkheid is catechese vooral het lijfelijk ervaren van heil. Catechese is op dit niveau vooral sfeer en een appèl op de geloofsbeleving en nagenoeg niet op overdracht van inhoud.
13
14
|
catechesebundel
Wanneer het gaat om mensen met matige verstandelijke beperkingen neemt de catechese momenteel vaak nog de vorm aan van een gestructureerde ontmoeting waarin liturgische en rituele momenten sterk domineren. Deze mensen hebben aan de ene kant een goed besef van God en Jezus, kennen Bijbelverhalen en zingen liederen mee en kunnen praten en meepraten. Maar aan de andere kant hebben ze weinig abstract leervermogen en resoneren ze meer met wat er gebeurt dan dat zij er zelf vorm aan kunnen geven. Catechese als gestructureerde ontmoeting rond een verhaal uit de Bijbel heeft net als snoezelcatechese vaak sterk elementen van ‘vieren’ in de kring. Er zit een vaste volgorde in de activiteiten zoals bijvoorbeeld zingen en een kaars de kring rond laten gaan. Er wordt naar ieders welzijn gevraagd en naar gebeurtenissen die belangrijk waren de afgelopen week en er wordt een verhaal verteld. Sommige catechisanten zullen sterk mee resoneren en hardop herhalen wat er gezegd en gedaan wordt. Zij maken deze vorm van catechese erg levendig. Anderen die wat meer in zichzelf zijn, zullen stil in hun hoekje blijven. Het lijkt aan hen voorbij te gaan, maar ze nemen toch op wat er gebeurt en wat er gezegd wordt. Als je een week later vraag waarover het vorige week ging, zullen ze het zich over het algemeen niet herinneren. Als je als catecheet vertelt wat dat ook al weer was, zul je veel ‘o ja’ horen. Bij deze vorm van catechese hoort de anekdote van de vrouw die belijdeniscatechese deed. De kerkenraad dacht dat zij een gemakkelijke vraag voor haar bedacht had bij het ‘examen’ dat iedere belijdeniscatechisant deed. Maar op de vraag: ‘Waar is Jezus geboren?’ begon zij verdrietig te huilen en snikte: ‘Ik weet het niet meer. Ik weet alleen wel dat hij ook voor mij is geboren.’ Ook hier gaat het minder om het leren van inhoud op abstractie-niveau, ook al ontstaat er op den duur door de herhaling een soort ‘woordenschat’ van Bijbelverhalen en van gebaren en liederen. Dan is er nog de vorm die wat meer aansluit bij de traditionele vorm van catechese en waarbij het gaat om inhoudelijk leren. Dat kan bij mensen die lichtere verstandelijke beperkingen hebben. Zij kunnen vertellen over wat er in hen leeft aan beelden van God, zij kunnen nieuwe verhalen opnemen en erover nadenken wat die verhalen voor hen betekenen. Tegelijk zullen ook deze catechisanten nog veel behoefte hebben aan voorspelbaarheid en vaste vormen, aan rituelen en een tastbare vorm van catechese. Dat blijkt uit het volgende voorbeeld: de catecheet zegt aan het begin van de bijeenkomst: ‘Vandaag gaan we het hebben over vissen’. Eén van de catechisanten barst in lachen uit en roept: ‘Haha, dat kan helemaal niet! Er is hier niet eens water!’. De catecheet: ‘Nou dan doen we net alsof’. Waarna het verder ging over Jezus die vissers leerde om mensen op te vangen. Inhoud van de catechese
Nog even terug naar het model, eerder dit hoofdstuk. Er zijn catecheten die sterk de
catechesebundel
|
nadruk leggen op het overbrengen van de verhalen over God en over Jezus. Ze vinden dat het daar altijd om moet gaan, onafhankelijk van de ernst van de verstandelijke beperking. Je ziet deze catecheten de verhalen uit de Bijbel vertellen aan mensen van wie hij/zij zelf wel weet dat ze er niet veel van zullen begrijpen. De eerbied voor de letterlijkheid van het Bijbelverhaal is voor deze catecheten groter dan de noodzaak om de verhalen begrijpelijk te maken voor catechisanten met een verstandelijke beperking. Andere catecheten starten bij de catechisanten en hun beperkingen. Ze maken er een feestelijke en sfeervolle bijeenkomst van met veel persoonlijke aandacht en mooie muziek. Het gaat niet zozeer ‘over’ God en Jezus en ‘over’ de Bijbel, maar het uitgangspunt is dat er van het catechese-uur zo veel heil en zeggingskracht uitgaat dat het niet nodig is om ook nog eens in aparte verhalen over God, Jezus en Bijbel te praten. Catechese lijkt hier op groepspastoraat waarbij vooral de eigen relatie met God van de deelnemers aandacht krijgt. Een derde insteek voor catechese is om God, Jezus en de Bijbel wel in de catechese aandacht te geven in taal die te bevatten is voor de catechisanten. Veel catecheten voelen deze vorm aan als de vorm die zij willen nastreven. Het probleem is alleen: hoe vertaal je Bijbelverhalen naar mensen die niet zo veel kunnen begrijpen? Deze manier van werken vraagt veel van de creativiteit van catecheten. Er is behoefte aan materiaal, aan werkvormen, soms ook aan persoonlijke ondersteuning om dit alles te kunnen doen. Vaak zie je dat catecheten dit niet alleen doen maar met meer personen, zodat de draaglast wordt verdeeld. Bijbels ABC
Door de jaren heen heb ik een Bijbels ABC1 in lichaamstaal ontwikkeld om gemakkelijker in staat te zijn om Bijbelverhalen en Bijbelse begrippen te delen met mensen met een verstandelijke beperking. Daarbij ben ik erg geholpen door wat Dorothea Timmers-Huigens schrijft over de theorie van de ervaringsordening2. Van haar leerde ik hoe je als catecheet kunt aansluiten bij de wijze waarop mensen met een verstandelijke beperking (en ook wij!) ervaringen ordenen. Daarbij spelen nabijheid, aanraken en lichamelijk ervaarbaar maken een belangrijke rol, net zoals voorspelbaarheid en vaste vormen belangrijk zijn. Ook heb ik van haar geleerd hoe het komt dat catechisanten heel enthousiast meedoen met de catechese, maar toch nooit tot een eigen antwoord komen als je vraagt: ‘voor wie of waarvoor zullen we bidden?’. Vanuit deze kennis heb ik gezocht naar een manier om abstracte Bijbelverhalen weer lichamelijk te maken. Tot mijn verrassing merkte ik dat Bijbelverhalen al erg lichamelijk zijn. Het gaat om staan, zitten en liggen. Het gaat om afwerende gebaren of juist om omarmen. Het gaat om licht of duister. Kortom: als je het verhaal van de Bijbel letterlijk 1. J ohan Smit (2006). Zo gewoon mogelijk, tien theologische tips voor inclusie. Uitgave Instituut voor Theologie en Sociale Integratie. www.itsi.nl 2. Z ie met name: Dorothea Timmers-Huigens (2001). Meer dan luisteren. Ervaringsordening en het empathisch moment van communicatie. Maarssen, Elsevier Gezondheidszorg
15
16
|
catechesebundel
in beeld brengt, zie je met een beetje inlevingsvermogen het verhaal gewoon als film voor je verschijnen. Je hoeft met je lichaam alleen nog maar na te doen wat je in de film voor je ziet. Je kunt er al heel veel van begrijpen en overdraagbaar maken als je de lichaamstaal uitbeeldt. Een tweede ontdekking was dat de ‘grote woorden’ uit de Bijbel zoals ‘zonde, verzoening, genade, gerechtigheid, onrecht, verloren en gevonden’ eigenlijk in één woord het slotakkoord vormen van een verhaal dat eraan vooraf gaat. Bijvoorbeeld ‘zonde en genade’. Als het om ‘zonde’ gaat: mensen krijgen ruzie, ze maken vuisten, schreeuwen, tikken op hun voorhoofd, duwen en trekken: dat is zonde, zo heeft God het niet bedoeld. In het groot is dat oorlog. De afwerende en dreigende houding van het lichaam, de geluiden die gebruikt worden, de ogen die vuur spuwen, de vieze smaak in je mond, de vingers in je oren: Het zijn allemaal instrumenten waarmee je kunt communiceren wat zonde is en hoe het uitwerkt. Verzoening en genade is als het licht doorbreekt, wat je ziet als gezichten van grimas naar verwondering gaan, als vuisten tot open handen worden, wegduwen aantrekken en omarmen wordt en schreeuwen een liefdevolle stem. Tenslotte geef je elkaar een hand en zegt ‘sorry’, en weet je allebei: ‘zo heeft God het bedoeld’. Zonde is dus heel concreet met lichamelijke gedragingen verbonden, net zoals verzoening en genade. Het vraagt wel wat moed om grote woorden concreet te maken. Maar dat is nu net het leerzame van de communicatie met mensen met een verstandelijke beperking: je merkt hoe abstract en ver weg in het gewone kerkelijk leven allerlei Bijbelse woorden eigenlijk blijven. Als je eerlijk bent, is het toch tamelijk vrijblijvend als zonde wordt voorgesteld als een ‘zwart’ bord en genade als een bord dat door God met een veger wordt schoon gemaakt zodat het weer ‘wit’ is. Dat is wel een mooi kunstje van de catecheet, maar mensen met een verstandelijke beperking zullen dit vaak duiden als ‘hij/zij kan toveren’, in plaats van een reële ervaring van verzoening en genade. Bij het laatste is catechese aan mensen met een verstandelijke beperking veel concreter en waardevoller. En dat is dan ook precies hun talent dat zij aanreiken aan de gemeente van Christus, mits die er open voor durft te staan. Eigenlijk is een Bijbels ABC in lichaamstaal een vorm van ‘totale communicatie’. Het is communicatie waarbij alle zintuigen worden aangesproken om informatie met elkaar te delen en een relatie met elkaar op te bouwen. Over totale communicatie bestaat voldoende literatuur3. Wat is catechese?
Er is nog een spannende vraag die met catechese is verbonden: waartoe is er eigenlijk catechese? Is dat omdat je als lid van een kerk moet weten waar die kerk voor staat? Is het omdat je als lid van een kerk kennis moet hebben van de Bijbel en van God en Jezus? Is het omdat catechese een inwijding is de geloofsgeheimen? Hier liggen heel principiële vragen die tevens van invloed zijn op de inhoud en vormgeving van catechese. 3. Oskam, E, & Scheres, W. (2000). Totale communicatie. Maarssen, Elsevier Gezondheidszorg
catechesebundel
|
Een collega werd gevraagd om belijdeniscatechese te geven aan een jonge autistische man met een matige verstandelijke beperking die ook niet kon praten. De collega vond dat deze jongeman gewoon mee moest kunnen doen aan de groep van twintig belijdeniscatechisanten en ze besloot er werk van te maken. Ze leerde eerst van zijn moeder hoe zij met hem kon communiceren en haalde hem daarna persoonlijk op voor de catechese. De jongen heeft uiteindelijk belijdenis gedaan, maar was niet in staat om, zoals gebruikelijk, ‘ja’ te zeggen op de vraag of hij lid wilde zijn van deze gemeente. Voor de predikant leidde dit tot de vraag: wat is eigenlijk belijdenis doen? Zeg je ‘ja’ tegen de kerk? Zeg je ‘ja’ tegen God? Of is het andersom en zegt de kerk ‘ja’ tegen deze jonge man? Of gaat het zelfs nog een stap verder en zegt God ‘ja’ tegen hem en vier je dat op de dag van je belijdenis? Uit onderzoek blijkt dat de communicatie met mensen met een verstandelijke beperking het beste tot stand komt als je hen hebt leren kennen en van hen hebt leren houden. In dit houden van zit een grote mate van de liefde die in de Bijbel wordt verwoord als één van de centrale kenmerken van geloven. Als je met mensen met een verstandelijke beperking kunt optrekken vanuit de kern van het geloof (of spiritualiteit) zul je merken dat vragen als ‘hoe pak ik het aan?’ en ‘waarover moet het gaan?’ veel makkelijker een antwoord vinden. Het ‘ja’ van God waardoor je gedragen wordt, zal gemakkelijker de eventuele kloof van de communicatie overbruggen. Het leren kennen van catechisanten met een verstandelijke beperking zal al doende gebeuren. Je kunt er extra energie in steken door hen in hun leefsituatie te bezoeken en door zo nodig informatie in te winnen bij degenen die hen goed kennen: familie en/of professionele begeleiders. Dit laatste kan met name behulpzaam zijn als je catechese geeft aan mensen met ernstiger verstandelijke beperkingen. Omgaan met gebrokenheid
Bijna iedereen die in contact staat met iemand met een verstandelijke beperking komt een periode tegen van moeite en soms ook angst om een relatie aan te gaan. Er ontstaat onmacht omdat de gebruikelijke communicatie niet werkt en omdat er onbekendheid is met een andere manier van communiceren. Je kunt schrikken van een geschonden uiterlijk of de breekbare positie van iemand die niets anders kan dan liggen. Je kunt je hulpeloos voelen als iemand je wil zoenen met een snotneus of je wil omhelzen in het openbaar. Toch gaat dat over, soms door een genadevol moment waarin God je als het ware omarmd en sterkt, soms doordat je stap voor stap leert om te genieten van hun rechtstreekse geloof en onvoorwaardelijke overgave aan God. Het helpt om ervaringen te delen met anderen. Soms heb je gewoon even iemand nodig die voor dezelfde opgave staat als jij. Dit kan spontaan, maar misschien moet je dit met elkaar organiseren, als een vorm van intervisie en samen leren.
17
18
|
catechesebundel
Adviezen
• Omschrijf voor jezelf waarom je catechese geeft. Betrek bij je eigen motivatie de intentie die er vanuit de kerk bestaat. • Leer je catechisanten kennen en van hen te houden. • Schaam je niet als je soms moeite hebt met de geschondenheid van de ander, met de onmacht die je voelt als de communicatie niet lukt en deel dit met anderen. • Leer een Bijbels ABC. • Ontwikkel rituelen: kies voor een vaste vorm en varieer van daaruit. • Gebruik een verhalenrooster of leesrooster, dit scheelt veel tijd. • Vraag de kerkenraad om betrokkenheid en beleid. Daarmee houd je aansluiting bij het geheel van de gemeente en voorkom je het gevoel van ‘aan je lot overgelaten’.
catechesebundel
|
3. Catechese voor mensen met en zonder beperking Joke Dam-van Bruggen, één van de makers van de catechesemethode geloof.nu Naar aanleiding van de workshop (gegeven samen met Dicky Roorda-Valkenburg) op de conferentie voor catechese aan mensen met een beperking. Deze conferentie en verdere ontwikkelingen waren voor de makers van GELOOF.NU aanleiding voor nieuwe stappen Hieronder leest u informatie uit de workshop (2007) met als bijlage een invulschema. Werken vanuit het bijzondere of vanuit het gewone?
Waar begin je als je gaat nadenken over catechese? Bij de ‘gewone’ groep? Of juist bij de persoon met een beperking? Om daar zicht op te krijgen eerst een voorbeeld: Je gaat koken voor een groep mensen met suikerziekte. In de supermarkt zoek je de speciale voedingsmiddelen voor diabetici. Dat valt tegen, er is niet veel verkrijgbaar. Vanuit het beperkte aanbod probeer je een voedzame en hopelijk ook feestelijke maaltijd samen te stellen. Of: Je kookt voor een groep waarvan een persoon diabetes heeft. Je doet de boodschappen gewoon in de winkel en leest de etiketten zorgvuldig. Je maakt één speciale portie waar je sommige ingrediënten uit laat. Eventueel neem je nog iets mee om dit te compenseren. Dat dien je er apart bij op. In het eerste geval begon de voorbereiding van de maaltijd bij de ‘bijzondere’ kant. De mogelijkheden waren beperkt, maar dat was niet nodig: heel wat ‘gewone’ artikelen hadden best gebruikt kunnen worden. In het tweede geval begon de voorbereiding bij de ‘gebruikelijke’ kant. De aanpassing bestond vooral uit het weglaten van dingen en in het apart opdienen van iets speciaals. In het eerste geval doe je tekort, in het tweede geval isoleer je. Iets dergelijks zie je ook rond catechese. Wie zich concentreert op mensen met een beperking zal alles uit de kast halen om te zorgen dat het programma zo aangepast mogelijk is. Dit begint bij de uitzonderlijkheid. Van daaruit doe je jezelf en de catechisant soms flink tekort omdat de lessen onnodig veel energie kosten. Beginnen kan ook vanuit het ‘gewone’: iemand met een beperking draait zoveel mogelijk mee met alles wat er gebeurt. Aanpassingen komen er pas als zich ergens een probleem aandient. Hierbij kan een beperking gemakkelijk ervaren worden als niet mee kunnen komen, steeds anders behandeld moeten worden. Daarmee kan iemand onnodig geïsoleerd worden.
19
20
|
catechesebundel
Twee voorbeelden: 1. Joël* (14 jaar) heeft een verstandelijke beperking. Hij komt elke week bij mevrouw Frenken die hem mooie verhalen vertelt uit de kinderbijbel. Samen zingen ze liedjes of luisteren naar een CD. Daar geniet Joël erg van. In de gemeente wordt een jeugdavond georganiseerd voor jongeren van 12-16 jaar. Er is een muziekgroep uitgenodigd en er wordt gezongen uit de E&R-bundel en uit Opwekking. Niemand realiseert zich dat dit ook voor Joël een leuke avond zou zijn. Daarnaast missen zijn leeftijdgenoten de kans hem te ontmoeten en kennis met hem te maken. 2. Dominique* (15 jaar) is slechthorend. Zij draait mee in de catechesegroep van haar leeftijd. Omdat ze van zichzelf vriendelijk en meegaand is, denkt iedereen dat ze het er naar haar zin heeft. Maar ze verstaat de dominee niet zo goed, er gaat veel langs haar heen en als de vriendinnen onderling kletsen, begrijpt ze de grapjes lang niet altijd. Ze is blij als ze uitgenodigd wordt voor een verjaardagsfeestje, maar of ze wat heeft aan de catechese en of ze het echt naar haar zin heeft, weet niemand. In beide voorbeelden zit wat moois: Joël leert veel van mevrouw Frenken, Dominique zit goed in de groep. Maar het is jammer dat Joël in de gemeente weinig aansluiting heeft en dat Dominique zo weinig opsteekt van de catechese, want ze is beslist niet dom. De vraag is: hoe kun je catechese goed opzetten voor mensen met een beperking? Doe je dat met hen apart of juist samen met leeftijdgenoten? Hoe komt geloofsonderricht het beste tot zijn recht? Al deze vragen gaan over de manier waar je catechese geeft. Het is goed eerst te kijken wat catechese is en welk doel je wilt bereiken. Wanneer je daarover gaat nadenken, blijkt het antwoord op de vraag hoe je de catechese organiseert, te veranderen. Doel van de catechese
In de catechese geeft de kerk les over geloven, meestal aan jonge mensen. De Bijbel gaat open en de geloofsleer komt aan bod. Het doel van de catechese is dat iemand komt tot openlijk belijden van het geloof in God, de Schepper van hemel en aarde en in zijn Zoon, de Here Jezus, die ons redt van zonde en dood. Om dat doel te bereiken wordt onderwijs gegeven. Datzelfde catechesedoel kun je wat breder omschrijven rond drie relaties: • De jongere heeft een persoonlijke en levende relatie met God de Drie-enige; • De jongere neemt zijn/haar plaats in als levend lid van de gemeente van Christus; • De jongere leeft als christen in de samenleving. In al deze relaties is de jongere een leerling van Gods Woord. Dat Woord is een reisgids onderweg naar Gods rijk. Catechese gaat dus over relaties. Een relatie is veel breder dan alleen lesinhoud, een serie feiten of een aantal vragen met antwoorden uit de catechismus, * de namen in dit artikel zijn gefingeerd
catechesebundel
|
en catechese is meer dan alleen kennisoverdracht. Geloofsopvoeding heeft meer aspecten dan alleen het doorgeven van feiten. De jongere moet niet alleen iets weten, maar ook iets kunnen. Het geloof moet groeien in zijn hart en zal het hele leven bepalen. Rond het leren in de catechese zijn drie aspecten te onderscheiden: • Kennen • Kunnen • Liefhebben Kennis is belangrijk, net als het ontwikkelen van vaardigheden. Bovenal is het belangrijk dat uit het leren van een gelovige de wil voortvloeit en de wens om bij God te horen. Geloof is geen aangeleerd gedrag of een aangeleerde les, maar een keuze van het hart. Kennen, kunnen en liefhebben zijn dus leeraspecten voor de drie relaties die we hiervoor zagen. Maar wat moet je bijvoorbeeld ‘kunnen’ in je relatie tot God? In de volgende uitwerking wordt dit duidelijk. Kennen, kunnen en liefhebben in de relatie van de jongere tot God: Kennen: leren wie God is, Zijn heiligheid, macht en grootheid, Zijn wil en wetten, Zijn redding en liefde. Deze kennis over God is nodig om te kunnen geloven, want hoe kun je van God houden als je Hem niet kent? Kunnen: leren hoe God tot de mens spreekt en hoe de mens tot God kan spreken, dus hoe de Bijbel te lezen en te bidden. Dat zijn basisvaardigheden voor een gelovige die geoefend worden op de catechisatie. Je leert er ook hoe dingen als berouw en dank aan God getoond kunnen worden. Dat zijn de ‘vaardigheden’ van het geloven. Liefhebben: boven alles leren dat God een Vader is. Je mag als een kind van Hem leren houden. Dit gaat over liefhebben. Daarvan getuigt de catecheet, daarover spreek je met elkaar in de groep. Kennen, kunnen en liefhebben in de relatie van de jongere en de samenleving: Ook wanneer je gaat kijken naar het leven als gelovig christen in deze wereld, helpt het om de drie leeraspecten te onderscheiden. Kennen: een christen in deze samenleving moet weten dat deze aarde het werk is van God. Zijn regels over het samenleven van mensen en het omgaan met de schepping is kort samengevat in de Tien Geboden. Het is belangrijk deze te kennen omdat ze helpen bij het maken van keuzes. Kunnen: keuzes maken is een van de vaardigheden die geleerd worden bij de catechisatie. Andere vaardigheden zijn bijvoorbeeld respect hebben voor anderen, gehoorzaamheid aan de overheid, zuinig zijn op de schepping, helpen wie het moeilijk heeft en opzoeken wie eenzaam is. Liefhebben: de vaardigheden doe je als christen, omdat God mensen leert de naaste lief te hebben. De liefde van God voor de mens leert ook het werk van de Vader lief te hebben. Deze dingen zijn nog breder uit te werken. Hierboven is het vrij algemeen gekeken naar
21
22
|
catechesebundel
wat de drie leeraspecten betekenen in een relatie. Dit kan ook per les. Bedenk van tevoren: wat wil ik over dit lesonderwerp doorgeven? Wat moet de ander kennen / kunnen / wat wordt er geleerd over liefhebben? Het is de moeite waard om vooraf voor jezelf te bedenken welke aspecten je kunt onderscheiden rond kennen, kunnen en liefhebben bij je plek in de gemeente; vreemdelingschap; berouw; alcoholgebruik; je motivatie, … Hiervoor kan het invulschema aan het eind van dit artikel gebruikt worden. Leren aan déze jongere
Hierboven is het doel van catechese verkend en zijn verschillende leeraspecten besproken. Dat is wat catechese wil bereiken met die ene jongere, maar het is daarnaast wel zijn/haar leerproces. Daarom zullen de doelen altijd op maat gesteld moeten worden. In een les over alcoholgebruik maakt het nogal wat uit of een iemand nog nooit gedronken heeft of de kroeg geregeld van binnen ziet. In een les over de kerk maakt het verschil of iemand opgroeit in een gelovig gezin of via evangelisatiecontacten binnenkomt. En in hoeverre is iemand in staat om te leren? Hoe zijn de sociale vaardigheden? Met de individuele verschillen kan een persoonlijk leerschema ingevuld worden. Kevin* en de kerk Hieronder staat een voorbeelduitwerking voor het onderwerp ‘de kerk’ dat besproken wordt met Kevin. Kevin heeft een verstandelijke beperking. Hij kan zichzelf redelijk goed redden, maar lezen en schrijven is voor hem te moeilijk. Verhalen uit de kinderBijbel kan hij goed volgen. Hij is heel sociaal en gaat gemakkelijk contacten aan, maar is daarin soms erg kwetsbaar. Voor hem kan het schema er als volgt uitzien: Onderwerp: de kerk
Relatie met God
Plek in de gemeente
Leven in de samenleving
Wat moet je weten Kennen
De Here Jezus roept de mensen naar de kerk, net zoals een herder de schapen bij elkaar roept
Jij mag een schaapje van de Here De Here Jezus wil nog meer mensen bij de kudde roepen Jezus zijn. Hij roept jou samen met de anderen
Wat moet je doen Kunnen
Luisteren naar de Here Jezus als Hij roept, bijvoorbeeld als je uit de Bijbel leest of als de dominee preekt in de kerk
Samen met anderen God dienen, zingen, bidden, mensen in de kerk troosten als ze verdrietig zijn, iemand een handje helpen
Waarom Liefhebben
Houden van God omdat Hij Jezus Houden van de mensen in de geeft als de goede Herder kerk omdat ze ook bij Jezus horen
Vertellen aan andere mensen over de kerk waar jij bij mag horen, bidden voor mensen die nog niet geloven Houden van de mensen omdat God ze wil redden
In dit voorbeeld zie je dat het onderwerp van de les niet veranderd wordt. De manier van aanbieden wordt wel aangepast: het is eenvoudiger vanwege de beperking en beschermend vanwege de sociale kwetsbaarheid. Dat laatste blijkt uit de keuze om Kevin apart catechisatie te laten volgen. Meedraaien in een grote groep is voor hem niet veilig genoeg.
catechesebundel
|
Elke catechisatieles is afgestemd op Kevin. De begeleider vertelt over de kennisaspecten van de kerk, zoekt er een Bijbelverhaal bij en bedenkt een verwerkingsvorm. Voor één van de aspecten van het ‘kunnen’ komen twee leeftijdgenoten op bezoek in de les. Zo blijft het niet bij vertellen, maar kan Kevin ook ervaren dat er meer schaapjes in de kudde zijn. Wanneer het groepje met elkaar aan de praat raakt, ontdekken de bezoekende jongeren dat liefhebben voor Kevin niet zo moeilijk is als voor henzelf. Kevin weet zeker dat Jezus van Hem houdt en hij van de Here Jezus. Dat is een eyeopener voor de twee anderen. De lesstof is voor hen wel te simpel, maar hierin kunnen zij nog wat van Kevin leren. Het is mooi om dan samen aan het eind van de les te zingen over de Goede Herder die hen allemaal bij name kent. Daarmee wordt de wil om God te dienen meteen in praktijk gebracht. De les is zo niet alleen een uur om te leren, maar ook een uur van samen geloven geworden. Dat is leren in praktijk. Het kan bij Kevin allemaal heel spontaan lijken, maar ook bij hem is het de Heilige Geest die in zijn hart het geloof werkt. Juist bij het ‘liefhebben’ kan dat heel zichtbaar worden en kan hij leeftijdsgenoten nog wat leren. Abstract?
Wanneer je gaat nadenken vanuit de doelen en leeraspecten van de catechese, begin je aan een andere kant. Je richt je nu niet in eerste instantie op de beperking en problemen van iemand. Die komen pas in beeld bij de concrete uitwerking. Door het catechesedoel voor ogen te houden, vallen meer overeenkomsten dan verschillen op. Bovendien wordt je creatief in de uitwerking omdat de aandacht niet meer alleen op de kennisaspecten ligt. Deze aanpak stelt ons wel voor een aantal vragen. Hoe abstract geloven we eigenlijk? Hoeveel momenten zijn er dat je geloven kunt ‘doen’? Hoeveel laten we elkaar zien van ons geloof? En wat te denken van dingen als samen de kerk versieren, iets gezelligs doen samen met anderen die ook alleen zijn; genieten van elkaars aanwezigheid, van de goede gaven die God geeft, samen God daarvoor danken; samen bidden om vergeving; met elkaar zingen voor God: zien we dat eigenlijk wel als ‘opvoeden in geloof’? Of is geloven toch teveel een weten en overdragen van feitjes? Hoeveel momenten zijn er om geloof voor te doen en te beleven met elkaar? Het schema hieronder kan jongeren, ouders, gemeente en kerkenraad helpen om de (on) mogelijkheden meer in beeld te krijgen. Het leert dat geloofsopvoeding breder gezien kan worden dan alleen het overdragen van feiten. Deze omslag in denken is nodig voor alle vormen van catechese. Geloofsopvoeding vraagt om een spirituele gemeenschap van christenen die hun geloof samen delen, ook met wie nog veel moet leren, ook met mensen die door hun beperking tegen extra problemen aanlopen. Maatwerk
Catechese moet altijd maatwerk zijn. Het is immers de bedoeling dat het onderwijs van de kerk aanslaat bij degene die het krijgt; het moet passen, op maat zijn. Het is niet goed als er pas maatwerk geleverd gaat worden als er iets bijzonders met iemand is. Bovendien: wie
23
24
|
catechesebundel
goed weet wat er overgedragen moet worden, kan ook goed bekijken hoe dit het beste kan gebeuren. Dit is per groep, per persoon anders. Maatwerk kost tijd, maar levert kwaliteit. Maatwerk vraagt extra inspanning bij mensen die gehinderd worden door een beperking. Het vraagt aanpassing als iemand doof of gehoorgestoord is, als iemand niet tegen de drukte van een groep kan, slecht kan spreken of een gedragsstoornis heeft. Dat vraagt om goede kennis over de beperking zelf én de moeite die deze geeft. Binnen een catecheseteam kan iemand de speciale taak krijgen om zich daarin te verdiepen en dit uit te werken. Maar laten we niet vergeten dat geloof meer is dan kennisoverdracht. Geloven is ook doen. Dat leer je samen met je broeders en zusters en ook dit moet vormgegeven worden. Geloven is vooral liefhebben. Wie zich daarvan bewust is, ontdekt nieuwe manieren van geloofsopvoeding waar juist mensen met een beperking bij gebaat zijn. Apart of inclusief?
In de inleiding begonnen we met de vraag of bij catechese voor mensen met een beperking gedacht moet worden vanuit de uitzondering of vanuit het gewone. Dat lijkt te leiden tot een tegenstelling: je bent voor aparte catechese aan mensen met een beperking, of je bent voor inclusieve catechese waarbij iemand binnen de groep op zijn/haar niveau aangesproken wordt. Maar dat is slechts schijn. De tegenstelling wordt doorbroken als je eerst gaat kijken naar de doelen van de catechese, dat meer is dan alleen lesgeven. Geloof is niet alleen het delen van feitjes, maar ook heel veel (voor)doen en samen doen. In de praktijk zal soms gekozen worden voor gescheiden les geven omdat dat beter is voor de groep of voor de persoon met een beperking. Soms wordt gekozen voor meedraaien in de groep. Maar het gaat hierbij niet meer om ‘apart’ of ‘samen’. Het gaat om groeien in kennis en liefde voor God en Zijn gemeente en om christen-zijn in de samenleving. Om dit te bereiken wordt telkens de meest geschikte vorm gekozen: maatwerk. Bij catechisatie staat altijd centraal dat het geloof in God samen ‘doen’ betekent, evenals het ontmoeten van elkaar als broeders en zusters in het dienen van onze God. Het zoeken naar die mogelijkheden hoort bij de opvoeding in geloof! Catechese en de methode geloof.nu
De methode geloof.nu past de bovenstaande omschrijvingen van het catechesedoel rond drie relaties en drie leeraspecten toe. Deze methode heeft de lesstof over zes basisjaren verdeeld en uitgewerkt in leeslessen voor deelnemers en een handleiding voor de catecheet. De methode is ontwikkeld voor ‘gewone’ catechesegroepen. In Zeeland heeft mevrouw Dicky Roorda geloof.nu gebruikt als uitgangspunt bij catechese aan een jongen die niet kan lezen en schrijven. Zij heeft de kern van de les in eenvoudige taal geschreven en de themawoorden voorzien van een afbeelding. Met hulp van een dergelijke les heeft zij een jaar lang les gegeven, met veel resultaat. Inmiddels worden haar lessen ook gebruikt voor een meisje dat in de gewone groep meedraait. Zij krijgt de aangepaste les en bespreekt het thema daarvan vervolgens met leeftijdsgenoten. Die gebruiken daarbij het ‘gewone’ tekstboek.
catechesebundel
|
De les van Dicky Roorda wordt dus zowel ‘apart’ als ‘inclusief’ gebruikt. De hele leeftijdsgroep wordt bereikt als er aangesloten wordt in een kerkdienst of bij een thema-avond. Iedereen behandelt immers dezelfde lesstof. De catecheseconferentie, georganiseerd door Depin in samenwerking met dit Koningskind, heeft een verdere uitwerking van aangepast materiaal bij geloof.nu gestimuleerd. Ook in andere plaatsen bleken vergelijkbare initiatieven als van mw. Roorda te groeien. De mensen die hierachter stonden, komen inmiddels geregeld samen. Onder aansturing van medewerkers van de methode geloof.nu wordt gestart met het verder uitwerking van de beeldlessen bij de methode. Hierbij zullen ook suggesties voor verwerkingsopdrachten ontwikkeld worden. We hopen en bidden dat op termijn deze uitbreiding van het materiaal anderen kan helpen bij catechese. Nieuwe ontwikkelingen: de stand van zaken juni 2008
Op meerdere plaatsen zijn mensen bezig lessen van de methode GELOOF.NU ‘op maat’ te maken voor jongeren met een beperking. Zo zijn er filmpjes gemaakt in de Nederlandse Gebarentaal voor doven. De catecheseconferentie heeft een verdere uitbreiding met aangepast materiaal bij geloof.nu gestimuleerd. De leerplancommissie in Hardinxveld-Giessendam (de ‘makers’ van geloof.nu) heeft daarom de volgende stappen genomen: • de stichting geloof.nu is opgericht. Deze stichting (zonder winstoogmerk) beheert o.a. het bestaande materiaal en is verantwoordelijk voor verdere ontwikkelingen. • er wordt gewerkt aan uitbreiding van de methode voor mensen met een beperking door middel van een parallelversie. Daartoe zijn diverse werkgroepen ingesteld, zowel voor een ‘beeldversie’ als voor omzetting in Nederlandse Gebarentaal voor mensen met een hoorbeperking. De ‘beeldversie’
• De beeldversie is een parallelversie bij geloof.nu. Dezelfde lesstof en Bijbelgedeelten als in het bestaande materiaal worden aangeboden in eenvoudige taal en ondersteund met passend beeldmateriaal. • De beeldversie is geschikt voor jongeren met een beperking in leren of begrip, of met een leesprobleem. Hij kan zelfstandig gebruikt worden of in gemengde groepen naast het andere materiaal. • Kinderbijbelkennis wordt bekend verondersteld. Bijbelgedeelten en de les worden verteld in korte zinnen. Moeilijke begrippen worden vermeden en waar nodig uitgelegd. Elke les heeft een aantal regels vetgedrukt die voldoen aan de eisen voor AVI 4-5 (6). Gebruikers met een laag leesniveau kunnen deze regels eventueel zelf lezen/meelezen. Overigens is ‘kunnen lezen’ niet een vereiste. De tekst is voorleesbaar. De kern van de stof wordt uitgebeeld in (nieuwgemaakte) afbeeldingen. Deze visualisering biedt een hulp bij de uitleg en het praten over de Bijbelstudie en lesinhoud. Tegelijk helpen zij bij onthouden en terugvertellen. • De ‘beeldversie’ kan meegegeven worden naar de thuissituatie van de jongere om de
25
26
|
catechesebundel
tekst tussen de catechesemomenten in, te kunnen herhalen met hulp van ouders/ verzorgers. Enkele aanwijzingen daarvoor worden in de beeldversie opgenomen. • Voor het maken van opdrachten of een werkblad bij de beeldversie kan teruggegrepen worden op de algemene handleiding. Deze wordt daartoe licht uitgebreid. Daarnaast bestaat het voornemen een database op internet te ontwikkelen waarop nog meer verwerkingstips en opdrachten beschikbaar komen. • Het werk aan de beeldversie is in volle gang. Naar verwachting verschijnt binnenkort deel 1. DVD voor doven en slechthorenden
Er zijn plannen de teksten van de beeldversie te vertalen in Nederlandse gebarentaal voor doven en slechthorenden. Dat geldt ook voor de tekst uit het jongerenlesboek. In mei 2008 is een mini-conferentie gehouden met afgevaardigden van verschillende organisaties voor doven en slechthorenden. Diverse dovenorganisaties steunen de plannen. Besloten is een werkgroep op te richten die zorgt voor verdere uitwerking. Een DVD zou zowel de tekst van de beeldversie, als de tekst van het jongerenlesboek moeten bieden in Nederlandse Gebarentaal. Op deze manier wordt de methode voor deze doelgroep bereikbaar op twee nivo’s. Voor deze plannen bestaat een breed draagvlak. Om u een beeld te geven van de teksten in de beeldversie staat hierna het concept van les 2.3. Deze is ontwikkeld door de schrijfgroep van geloof.nu. De les gaat over de mens die geschapen is naar het beeld van God. De Bijbelstudie daarbij is psalm 8. NB: De definitieve versie van deze les wordt ondersteund met beeldmateriaal
catechesebundel
Concepttekst les 2.3 van de ‘beeldversie’ bij GELOOF.NU. 2.3: Uit de bijbel, Psalm 8
Heer, onze Heer, wat bent U machtig op heel de aarde. Kleine kinderen praten al over U. De slechte mensen worden er stil van. Ik kijk omhoog naar de hemel. Ik zie de maan glanzen. Ik zie de sterren stralen. U hebt ze een plek gegeven aan de hemel. Wat bent U machtig! U kunt heel veel. Ik voel me klein bij U. Het is een wonder dat U op mij let. U hebt de mens mooi gemaakt. De mens kan veel. De mens is knap. De mens lijkt wel een koning. God zegt: De mens mag voor de aarde zorgen. Voor grote en kleine dieren. Voor de wilde dieren ver weg. Voor de vogels hoog in de lucht. Voor de vissen diep in de zee. Voor alles. Heer, onze Heer, wat bent U machtig op heel de aarde.
|
27
28
|
catechesebundel
2.3 De les
Op de zesde dag maakt God de mens. De mens is mooi en goed. God is blij met de mens. De mens is anders dan de dieren. De mens kan praten en zingen. De mens kan zelf denken. De mens kan zorgen. De mens kan houden van God. De mens mag lijken op God. Eerst maakt God de man. Daarna maakt God de vrouw. Zij zijn niet gelijk. Toch passen ze goed bij elkaar. God geeft de mensen ook een taak. God zegt: Krijg kinderen. Maak de aarde vol. Regeer over de vissen en de vogels. Regeer over alle dieren. God is de hoogste Koning. God geeft de mens een taak. God geeft mij ook een taak. Ik mag op aarde voor God werken. Ik mag zorgen voor de aarde. Ik mag zorgen voor de dieren en de mensen. Zo laat ik de mensen zien wie God is. Ik dien God. Ik doe ook dingen fout. Dan lijk ik niet op God. Soms vergeet ik God. Maar God vergeet mij nooit. God heeft mij zelf gemaakt. Dat maakt mij blij. Ik onthoud: God heeft de mensen gemaakt. God heeft ook mij gemaakt.
catechesebundel
|
Bijlage 1
Hieronder vindt u een invulschema om zelf te gebruiken. Ingevuld geeft het een verrassende kijk op het onderwerp van uw keuze. Het vergt een andere denkrichting om dit in te vullen zodat het invullen wel enige oefening vraagt. Een tweede keer invullen zal gemakkelijker gaan! Wat wil je iemand leren
..in de relatie met God
rond…….
..over je plek in de
..over leven als christen in
gemeente
de samenleving
(vul hier het onderwerp in) Kennen
Kunnen
Liefhebben
Vul het schema in voor een lesonderwerp naar eigen keuze. U kunt dit doen voor één van de volgende voorbeeldjongeren: Jurrian* heeft het syndroom van Down. Hij kan zichzelf redelijk goed redden. Lezen en schrijven is voor hem echter te moeilijk. Verhalen uit de kinderBijbel kan hij wel goed volgen. Lydia* is doof vanaf haar geboorte. Abstracte begrippen zijn moeilijk voor haar. Omdat ze lang niet alles begrijpt, is ze in contacten met anderen snel argwanend. Spreken is voor haar moeizaam. Robert* zit op het speciaal onderwijs. Hij is bijzonder druk; zijn stoornis lijkt op ADHD in een ernstige mate. Concentreren is moeilijk, hij is erg snel afgeleid. In een groep wil hij voortdurend aan het woord zijn, hij kan slecht luisteren. Hij is snel vermoeid, bijvoorbeeld te merken aan allerlei misverstanden en ruzietjes. Marlies* is geboren met een hersenbeschadiging. Ze is spastisch en zit in een rolstoel. Ze * de namen in dit artikel zijn gefingeerd
29
30
|
catechesebundel
heeft veel verzorging nodig. Lezen en schrijven kan ze niet en praten gaat moeizaam, ze is moeilijk te verstaan. Ze geniet erg van contact met mensen die de tijd nemen voor een praatje. Marlies houdt van de muziek Elly en Rikkert. U kunt ook zelf een voorbeeldjongere kiezen.
catechesebundel
Bijlage 2
Voorbeeldles van Dicky Roorda, gemaakt bij de methode geloof.nu.
Deze les dient te worden voorbereid samen met de leestekst en handleiding van les 3.1 uit de methode
3.1 Het loopt God niet uit de hand.
P salm 145: deze psalm is de Bijbelstudie die in de handleiding bij deze les opgegeven wordt
Dit lied heeft David gemaakt
Hij zegt: U wil ik prijzen, u bent koning
Elke dag wil ik U prijzen
|
31
32
|
catechesebundel
De Here is zo groot, dat je het bijna niet begrijpt.
Iedereen moet vertellen wat God gemaakt hebt.
Iedereen moet vertellen hoe machtig God is.
Iedereen moet weten dat hij wonderen heeft gedaan.
Goed is de Here voor iedereen
Iedereen moet God prijzen.
God is koning voor altijd, voor eeuwig!
Wie gevallen is
en gebukt gaat door zorgen, die wordt door de God geholpen.
catechesebundel
God geeft brood op tijd,
Zijn hand is geopend. God geeft wat we nodig hebben.
God hoort wie roept
en hij helpt.
Daarom moet mijn mond God prijzen.
De grote vijand van God is de duivel met zijn engelen De duivel wil de mensen van God afhouden.
De duivel wil het goede
kapot maken.
God is almachtig. Wat Hij wil, dat gebeurt!
God blijft koning
|
33
34
|
catechesebundel
De Here Jezus vertelde gelijkenissen. Deze gelijkenissen zijn bekend uit de kinderbijbel; in de les worden ze gebruikt om het lesonderwerp te illustreren:
Gelijkenis over het verloren schaap
Gelijkenis van de verloren zoon
Zo blij is God als je weer bij hem komt.
leren God is de koning van mijn leven. Hij weet wat ik nodig heb Daarom wil ik hem prijzen
catechesebundel
|
4. Catechese aan dove jongeren D oor Arie Reitsema, predikant in de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt te Amersfoort-Vathorst De bel gaat en een jonge vrouw doet open. Er staat een man voor de deur die ze niet kent. Hij stoot onverstaanbare klanken uit en maakt onbegrijpelijke gebaren. Hij wil iets vragen, lijkt het wel, maar wat? De vrouw luistert en kijkt, ze probeert te begrijpen wat de man wil. Maar het gaat niet. De vrouw voelt zich machteloos. Ineens dringt het tot haar door: dit is dus doof zijn. Niet kunnen horen. Niet kunnen communiceren. En ze raakt in paniek. Ze realiseert zich: doof zijn is niet alleen: leven in een stille wereld. Het is ook: niet begrepen worden. Waarom raakte die jonge vrouw in paniek? In de kamer achter haar speelt een klein jongetje. Het is haar zoontje, een ventje van twee jaar oud. Hij is doof. Dat hebben ze langzaamaan ontdekt. Hij heeft een kinderstoel, zo’n ouderwetse met wieltjes aan beide kanten. Als je daaraan draait, maken ze lawaai. Soms lijkt het of het net of jongetje het niet hoort, maar soms kijkt hij om. Hoort hij het nou wel of niet? Artsen onderzoeken hem en bevestigen het vermoeden van de ouders: hun zoon is inderdaad doof. Wat dat betekent, dringt met een schok tot de moeder door nu de dove man aan de deur staat. Haar kind zal niet alleen leven in een stille wereld, hij zal ook niet kunnen verstaan én hij zal zich niet verstaanbaar kunnen maken. Die jonge vrouw was mijn moeder. Dat jongetje was mijn jongere broertje. Hoe geeft je catechisatie aan twee jongens die niks horen?
In een gemeente in Amersfoort woont een gezin met een dove zoon. Hij gaat naar Effatha, een doveninstituut waar hij onderwijs krijgt. Bij de kerk vraagt hij of hij catechisatie kan krijgen. Zijn vriend en klasgenoot, eveneens doof, wil ook meedoen. De kerk wil hen graag ontvangen, maar vraagt zich af: hoe geef je catechisatie aan twee jongens die niks horen? Hoe moet je met hen communiceren? De vraag komt bij mij terecht. Ik ken enkele gebaren en kan me enigszins redden als ik een dove tegenkom. Catechisatie geven aan iemand die niets kan horen is een ander verhaal, maar ik wil het wel proberen. Ik ben niet onbekend met doofheid, weet van mijn broer hoe snel een isolement geboren is. Ik ga ervoor. In een ander deel van Amersfoort woont een dove jongen, iets ouder dan de twee die om catechisatie gevraagd hebben. Hij heeft belijdenis gedaan en kan goed spraakaflezen. Hij verstaat mij en ik hem. De ene dove is de andere niet, dat blijkt maar weer. Hij heeft de Heer en zijn naaste lief. Zijn naasten, dat zijn ook die twee dove jongens. Hij wil wel tolken bij de catechisatie. Geweldig! Het gaat veel beter dan ik van tevoren had gedacht. We hebben samen de Apostolische Geloofsbelijdenis helemaal doorgenomen. Ik heb veel uitgelegd, vaak met horten en
35
36
|
catechesebundel
stoten, maar we komen er wel. We hebben de Geloofsbelijdenis opgezegd in gebarentaal. Stiekem hoop ik en bid ik dat mijn catechisanten ook belijdenis doen als ze eraan toe zijn. Ik zie het voor me: we staan voor in de kerk en we maken de gebaren. Ik geloof in God de Vader... een mooi beeld. Maar zo ver is het nog niet. Terug naar de les. De tolk ziet wat ik zeg en geeft het door. Ik kijk naar hem en via hem naar de twee jongens. Hij kijkt naar mij en naar de twee jongens. Zij kijken vooral naar hem, niet naar mij. Ze luisteren met hun ogen. Stellen mij vragen via hem. Hun taal gebruiken
We zijn nu met de wet bezig. Enkele weken terug ging het over de naam van God. Niet ijdel gebruiken, niet misbruiken. Dat is moeilijk uit te leggen zonder woorden. Wat is de naam? Wat is ijdel? Wat is misbruiken? Op m’n A4-tje heb ik kort samengevat wat ik wil zeggen. Ik heb drie plaatjes van internet geplukt: het tetragram JHWH, twee trouwringen en een papagaai. Ze zien de vier Hebreeuwse letters die je van achteren naar voren leest. Ik vertel dat dit Heer betekent en vertel het verhaal van Mozes die naar de Israëlieten gestuurd wordt: ‘Zeg tegen hen dat Ik hen zal bevrijden. En als ze je vragen wie je gestuurd heeft, zeg dan dat mijn naam Heer is.’ Ik laat ze de Bijbel zien, dat hele dikke boek dat zij niet goed begrijpen. Al die letters, woorden, zinnen. Het is niet hun taal. Hun taal is de gebarentaal. Ik vertel dat die hele dikke Bijbel over de HEER gaat die trouw is. Ik laat ze de twee trouwringen zien. Een man geeft een ring aan zijn vrouw, belooft dat hij haar liefheeft, trouw voor haar zal zorgen. Ik herinner de jongens aan hun doop. De tolk vertaalt. Linkerarm voor de borst. Met de rechterhand een doopbeweging. ‘Ik houd van jullie! Ik zal altijd voor jullie zorgen,’ zegt God. Dat bevestigde Hij door de doop. God is de Heer. Dan laat ik de papagaai zien, het beeld van de Bond tegen het Vloeken. Daar hebben ze nog nooit van gehoord. Mijn tolk tekent een recente poster van de Bond op het bord: een ballon met een jongensnaam erin. Hij herhaalt het nog eens met behulp van het vingeralfabet. (‘Wat gaat dat snel. Dat leer ik nooit!’, denk ik tussendoor). Ze begrijpen het niet. Ik probeer het nog eens: ‘De naam van God is prachtig. Als jij iets heel moois hebt, ben je er zuinig op.’ ‘Ja, m’n computer is m’n alles! Daar ben ik heel zuinig op.’ Een goed voorbeeld! Daar kan ik mee verder in mijn uitleg: ‘Je gaat heel voorzichtig met je computer om. Zo ga je ook heel voorzichtig om met die prachtige naam: God, Jezus.’ Mijn tolk legt uit wat een papagaai doet. Er gaat een lichtje branden, ik zie het gebeuren. De jongens vragen: ‘Mag je wel ‘God’ zeggen?’ ‘Ja,’ zegt mijn tolk, ‘als je ’s zondags in de kerk bent en als je met de Bijbel bezig bent.’ We gaan verder. De naam van God is zó mooi, gebruik hem niet zomaar! ‘Dat doen dove mensen niet,’ zegt de tolk. Ik reageer: ‘Ik heb wel eens gehoord dat dove jongeren ook kunnen vloeken.’ ‘Ja, maar niet in gebarentaal,’ zegt de tolk. Niet in hún taal dus. Wel in de taal van de horenden. Wel met hun mónd. Aan het eind van de les danken we samen de Heer. ‘Dank U, Heer, dat U zo’n mooie naam hebt en dat U altijd doet wat U belooft. Wij zijn gedoopt. U zegt dat U altijd voor ons zorgt: als
catechesebundel
|
we thuis zijn of onderweg, en hier op catechisatie. Dat geloven wij en dat merken wij. Geef dat we nog veel meer over U leren. Het is fijn om over U te praten. Geef dat wij voorzichtig met Uw naam omgaan. Om Jezus’ wil, amen.’ Met z’n vieren slaan we met de ene vuist in onze andere hand, het gebaar voor ‘amen’. De les is weer eens anders gegaan dan ik dacht. Zo loopt het eigenlijk altijd. Je bereidt het voor, maar vaak gaat het anders dan je van tevoren uitgedacht hebt. Maar het is niet erg. God zoekt het hart van deze twee jongens. Dat hoef ik niet voor te bereiden, dat doet God zelf. Een paar punten op een rij over catechese aan dove jongeren: De ene dove is de andere niet. Met de één kun je beter communiceren dan met de ander. Sommige doven horen nog iets, sommigen zijn meervoudig gehandicapt. Ik sta verbaasd over wat mijn dove tolk weet. En ook over zijn vertrouwen op God. Verdiep je in de moeiten van het doof zijn Het is meer dan niet kunnen horen: er is een communicatieprobleem. Iemand die doof geboren is, heeft moeite met allerlei begrippen die heel gewoon zijn voor wie kan horen. Zij hebben die begrippen in hun leven zo vaak uitgelegd gekregen, doven niet. Doofheid is een uitzonderlijke handicap Ik citeer uit een rapport aan de synode van Ommen (1993): Wie zich verdiept in de aard van heel de problematiek van de dovenwereld, komt tot de ontdekking dat doofheid niet slechts een lichamelijke handicap is. Het is een cultureel verschijnsel waarin sociale, emotionele, linguïstische en intellectuele patronen en problemen onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. (Aldus Oliver Sacks in zijn Stemmen zien.) Wil je dove jongeren catechisatie geven, dan is daar specialisme voor nodig. Ik ben gezegend met een tolk die mij verstaat, begrijpt en aanvoelt. Hij spreekt de taal van de doven. Maar hij heeft nog iets extra’s: hij staat er zelf achter. Hij legt er zijn hart in. Zorg voor interactie Het gebeurt nooit dat een les zo verloopt als ik me voorgesteld had. Hun wereld is altijd weer zo anders dan ik gedacht had, hun vragen zijn anders dan ik verwachtte. Ik veronderstel teveel bekend, zoals bijvoorbeeld Bijbelverhalen. Vandaar: veel interactie! Zo kom je erachter wat zij denken en hoe hun wereld in elkaar zit. Schep een vertrouwensband Je kunt moeilijke onderwerpen alleen ter sprake brengen als er wederzijds vertrouwen is. Doven leven in de zogenoemde dovenwereld. De wereld van de horenden is een andere, hoe je het ook wendt of keert. Het is belangrijk je dit te realiseren en te werken aan een vertrouwensband.
37
38
|
catechesebundel
Tenslotte: Catechisatie aan dove jongeren is prachtig! Je kunt iets kunt laten zien en proeven van de zorg van de goede Herder. Alle schapen van de kudde gaan Hem ter harte. Wij mogen met de zorg van de Herder naar de schapen toe. Als er belemmeringen zijn, is dat onze zorg. Ik zei het al: ik hoop en bid dat mijn twee catechisanten op een goede zondag belijdenis van hun geloof zullen doen en dat ze uiteindelijk in het rijk van God mogen ingaan. Om daar zonder enige belemmering God te danken en te loven.
40
|
catechesebundel
CATECHESEBUNDEL
Talenten en gaven voorop Mensen met een handicap worden vaak benaderd als mensen met een probleem. Maar net als ieder ander hebben zij talenten ontvangen. Net als iedereen hebben zij ook dingen die zij niet zo goed kunnen. En net als anderen willen zij hun mogelijkheden gebruiken, en worden ze niet graag ingezet voor dingen waar zij niet zo goed in zijn. Om dat te bereiken moet er nog veel gebeuren. In 2007 organiseerde vereniging dit Koningskind met ondersteuning van het Deputaatschap integratie van mensen met een beperking van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) een conferentie over catechese aan mensen met een beperking. Dit boekje bevat de bewerkte bijdragen die hier gehouden zijn. Met steun van het deputaatschap hebben wij de bijdragen gebundeld zodat u zich opnieuw kunt laten inspireren om door te gaan met het belangrijke werk van catechese aan mensen met een handicap. Doorgaan met het overdragen van kennis van het heil voor alle mensen in een vorm die passend is bij de ander.