Het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking
Testontwerp en validatie Else Meedendorp & Yvette van Veldhuizen Masterthesis Human Resource Studies, Universiteit van Tilburg
Projectperiode: Januari 2008 – December 2008
Het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking
Testontwerp en validatie
Universiteit van Tilburg Faculteit Sociale Wetenschappen Human Resource Studies
Masterthesis december 2008 Thema: Vergroten van Person-Job Fit voor LVB’ers: ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor licht verstandelijk beperkte jongeren. Eerste begeleider: Dr. Renée de Reuver Tweede beoordelaar: Drs. Brigitte Kroon
Else Meedendorp Dalfsen ANR: 649094 Yvette van Veldhuizen Kesteren ANR: 613452 2
Voorwoord
Ter afronding van onze studie Human Resource Studies aan de Universiteit van Tilburg hebben wij voor onze master een beroepeninteresse test ontwikkeld voor licht verstandelijk beperkte jongeren. De totstandkoming van deze beroepeninteresse test is in deze scriptie beschreven. Het ontwikkelen van de test en het schrijven van deze scriptie hadden wij niet kunnen doen zonder het voorbereidend werk en de medewerking van een aantal mensen. Rita Kennis, Tineke Oenema en Audrey L’Ortije hebben door middel van hun onderzoek binnen de eerste fase van dit project veel en goed voorbereidend werk verricht. Dit werk vormde voor ons de basis voor verder onderzoek in de tweede fase van dit project. Gedurende ons hele project hebben wij heel intensief samen gewerkt met onze begeleiders Renée de Reuver en Brigitte Kroon. Wij willen hen hartelijk bedanken voor hun enthousiasme, betrokkenheid, kritische blik en professionele manier van werken. Wij kijken terug op een prettige samenwerking waarbij we naast intensief werk gelukkig ook veel plezier hebben gehad. Daarnaast willen wij Theo Bekkers bedanken. Als projectleider vanuit Sterk in Werk stond hij altijd voor ons klaar. Wij hebben hem leren kennen als een zeer toegewijd persoon, die altijd vol enthousiasme en met kennis van zaken bezig is met zijn werk en de doelgroep. Tenslotte willen wij graag onze partners en ouders bedanken voor al hun steun. Naast hun steun en belangstelling gedurende de gehele studie hebben zij het in de afstudeerfase regelmatig zonder ons moeten doen. Bedankt voor alles!
Else Meedendorp Yvette van Veldhuizen Tilburg, december 2008
3
Inhoudsopgave
Abstract.....................................................................................................................................6 Samenvatting.............................................................................................................................7 1.
Inleiding..............................................................................................................................8 1.1 Doelgroep.......................................................................................................................8 1.2 Opdrachtgever..............................................................................................................13 1.3 Aanleiding....................................................................................................................13 1.4 Doel van het onderzoek................................................................................................14 1.5 Beschrijving eerste fase ontwikkeling beroepeninteresse test.....................................16 1.5.1 Huidige beroepeninteresse testen........................................................................16 1.5.2 Eisen aan de vormgeving.....................................................................................16 1.5.3 Manier van scoren................................................................................................17 1.5.4 Beroepskeuze modellen en theorieën...................................................................18 1.5.5 Functies en bijbehorende randvoorwaarden........................................................19 1.5.6 Beroepenmatrix....................................................................................................20 1.5.7 Generatie van functievoorwaarden......................................................................20 1.5.8 Koppeling.............................................................................................................21 1.6 Vooruitblik....................................................................................................................21
2. Theoretisch kader.............................................................................................................22 2.1 De ontwikkeling van een beroepeninteresse test en de statistische vereisten...............22 2.1.1 Betrouwbaarheid..................................................................................................22 2.1.2 Validiteit...............................................................................................................23 2.2 Determinanten van beroepskeuze – Creëren van normgroepen....................................26 2.2.1 Keuze van variabelen...........................................................................................27 2.3 Persoonlijkheidskenmerken en competenties van licht verstandelijk beperkten..........29 2.3.1 The Big Five.........................................................................................................29 2.3.2 Beroepengids tot en met MBO-niveau.................................................................32 2.3.3 Opstellen competentielijst....................................................................................34 2.3.4 Koppeling van de competentielijst aan beroepen.................................................34 2.4 Zelfrealisme onder licht verstandelijk beperkten..........................................................37 2.5 De beperkingen autisme en ADHD..............................................................................37 2.5.1 Autisme................................................................................................................38 4
2.5.2 ADHD..................................................................................................................42 2.6 Concluderende samenvatting........................................................................................46 3. Methode van onderzoek & Resultaten............................................................................47 3.1 Inrichting en ontwikkeling van de beroepeninteresse test (studie 1)............................47 3.2 Constructvalidatie van de beroepen- en itemmatrix door studenten (studie 2).............51 3.3 Pretest validatie door de doelgroep (studie 3)...............................................................53 3.4 Validatie van de test door jongeren uit de doelgroep (studie 4)...................................55 4. Conclusie en discussie.......................................................................................................70 4.1 Conclusies.....................................................................................................................70 4.1.1 Testontwikkeling..................................................................................................70 4.1.2 Literatuuronderzoek competenties en (gedrags)beperkingen..............................75 4.2 Discussie.......................................................................................................................75 4.2.1 Beperkingen van het onderzoek...........................................................................75 4.2.2 Aanbevelingen......................................................................................................78 4.2.3 Wetenschappelijke en praktische relevantie van het onderzoek..........................81 5. Literatuurlijst....................................................................................................................83 6. Bijlagen..............................................................................................................................91
5
Abstract
The aim of this study was to develop an occupational interest test for young people with a mild intellectual disability. In succession of three former studies, the construct behind this occupational interest test is developmentally expanded by arranging an occupational and an item matrix and by giving concrete substance to the test with photographs. Accordingly this occupational interest test is being validated in several phases by presenting the test to students of the University of Tilburg, to a small selection of the target group including mentors and eventually to a bigger sample of the target group. These validations have resulted in changes in the occupational and item matrix. Based on the validation by the target group, analyses have been executed to be able to form norm groups for the final report of the test. The results indicate that the variables gender, IQ and ‘environment of the (educational) institution’ have a significant effect on – part of the – occupational interest test results. However, gender is the only variable with enough effect on the test results to be marked as a norm group. Besides the test development, this study also contains a preparation for substantive use of the test. This includes research on competences of youth with a mild intellectual disability, on competence profiles of possible occupations for this target group and on specific characteristics of young people with ADHD and autism. Recommendations are made for the coming phase of test development, for further investigation and for mentors of young people with a mild intellectual disability.
6
Samenvatting
Het doel van dit onderzoek was het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor licht verstandelijk beperkte jongeren. In opvolging van drie andere studies is het construct achter deze beroepeninteresse test verder ontwikkeld door het inrichten van een beroepen- en itemmatrix en door het concreet invullen van de test door middel van foto’s. Deze beroepeninteresse test is vervolgens in verschillende validatie rondes voorgelegd aan studenten van de Universiteit van Tilburg, aan een kleine selectie van jongeren uit de doelgroep inclusief begeleiders en uiteindelijk aan een grotere steekproef van jongeren uit de doelgroep. De validatie rondes hebben geleid tot aanpassingen in de beroepen- en itemmatrix. Op basis van de validatie onder jongeren uit de doelgroep zijn analyses gedaan voor het formeren van normgroepen voor de terugrapportage van de test. Uit de resultaten blijken de variabelen geslacht, IQ en ‘omgeving van de (onderwijs)instelling’ een significante invloed te hebben op – een deel van – de resultaten van de beroepeninteresse test. Sekse is echter de enige variabele die voldoende invloed heeft op de testresultaten om als normgroep te gelden. Naast deze testontwikkeling bevat dit onderzoek ook een voorbereiding op het inhoudelijke gebruik van de test. Hierbij wordt ingegaan op competenties van licht verstandelijk beperkte jongeren, op competentieprofielen van mogelijke beroepen voor deze doelgroep en op specifieke kenmerken van jongeren met ADHD en autisme. Er worden aanbevelingen gedaan voor het vervolg van de testontwikkeling, voor verder onderzoek en voor de begeleiders van licht verstandelijk beperkte jongeren.
7
1. Inleiding
In 2008 besteedt de media veel aandacht aan diverse onderwerpen die betrekking hebben op jongeren met een licht verstandelijke beperking. De aanleiding voor deze media aandacht zijn de voorgenomen wijzigingen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de aanpassing van de wettelijke regeling voor jonggehandicapten (Wajong) door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (Ministerie van VWS, 2005; Ministerie van SZW, 2008). Met name deze laatste wetgeving is van groot belang voor jongeren met bijvoorbeeld een licht verstandelijke beperking die betaalde arbeid willen verrichten. Ondanks de aandacht voor deze groep ligt het daadwerkelijke aantal arbeidsparticipanten met een licht verstandelijke beperking erg laag (Schoemakers-Salkinoja & Timmermans, 2006). Door diverse stichtingen, scholen en kenniscentra worden de laatste jaren vele initiatieven ontplooid om in samenwerking met het bedrijfsleven deze groep jongeren (weer) aan werk te helpen met als doel de arbeidsparticipatie te verhogen (Van Meteren, 2007).
1.1 Doelgroep Beschrijving In Nederland heeft 15% van alle jongeren tot 23 jaar problemen. Zij ontwikkelen zich op een negatieve manier (Zeijl, Crone, Wiefferink, Keuzenkamp & Reijneveld , 2005). Hier bestaat grote bezorgdheid over. In 2007 heeft de Algemene Rekenkamer onderzoek verricht naar deze problematiek. Zij richten zich tijdens dit onderzoek op de jongeren die extra kwetsbaar zijn. Deze kwetsbare groep bestaat uit jongeren met een licht verstandelijke beperking en jongeren met psychi(atri)sche problemen. De kwetsbaarheid wordt voornamelijk veroorzaakt door de eisen van onze maatschappij. Van ieder individu wordt verwacht dat hij/zij voldoet aan de door de maatschappij gestelde normen en eisen. Dit leidt bij deze kwetsbare groep vaak tot frustraties en conflicten als niet aan het verwachtingspatroon kan worden voldaan. Door technologische ontwikkelingen worden steeds hogere eisen gesteld aan intelligentie, routine en handigheid. Dit geeft steeds meer problemen voor deze groep kwetsbare jongeren. Zij kunnen steeds moeilijker meekomen in de huidige maatschappij (Stuiveling & de Brauw (rapport Algemene Rekenkamer), 2007). Volgens het rapport van de Algemene Rekenkamer (Stuiveling & de Brauw, 2007) is in Nederland bij 8,7% van de jongeren tot 23 jaar sprake
8
van een licht verstandelijke handicap in combinatie met beperkte sociale redzaamheid en bijkomende problematiek.
Jongeren met een licht verstandelijke beperking, afgekort LVB jongeren, werden tot 2006 gedefinieerd als jongeren met een intelligentiequotiënt (IQ) tussen 50 en 70. Deze definitie kwam voort uit de grondslag van de AWBZ (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b; Ministerie VWS, 2006; Stuiveling & de Brauw (rapport Algemene Rekenkamer), 2007). Deze definiëring leidde tot een verschil tussen beleid en praktijk, omdat diverse jongeren met een IQ van tussen de 70 en 85 ook LVB zorg nodig hebben (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b). Daarnaast werd duidelijk dat een LVB indicatie niet alleen afhankelijk is van het IQ, maar dat ook diverse andere factoren een rol spelen. Om die reden is in 2006 de definitie vanuit de grondslag van de AWBZ aangepast. Vanaf dat moment worden ook jongeren met een IQ tussen 70 en 85 tot de licht verstandelijk beperkten gerekend. Dit wordt bevestigd door de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IVTR), waarin sprake is van lichte zwakzinnigheid ofwel lichte verstandelijke beperking bij een intelligentiequotiënt (IQ) van 50-55 tot en met 70 en van zwakbegaafdheid bij een intelligentiequotiënt (IQ) van 71 tot en met 85 (Koster van Groos, 2006). Het classificatiesysteem DSM-IV-TR geeft drie criteria waarmee bepaald kan worden of iemand een verstandelijke beperking heeft. Allereerst wordt gekeken naar het functioneren van een persoon. De mate van functioneren wordt bepaald op basis van het IQ van een persoon. Is dit IQ lager dan normaal (tussen de 50 en 70), dan is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Het tweede criterium is gericht op het aanpassingsvermogen. Wanneer bij een persoon beperkingen in het aanpassingsvermogen aanwezig zijn, dan is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Een beperking in het aanpassingsvermogen is aanwezig als een persoon niet of nauwelijks zelfstandig kan leven. De persoon is vaak sterk afhankelijk van anderen, dit in vergelijking met anderen van dezelfde leeftijd en culturele achtergrond. De beperkingen in het aanpassingsvermogen moeten op tenminste twee van de volgende gebieden aanwezig zijn: communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, sociale en relationele vaardigheden, gebruik maken van gemeenschapsvoorzieningen, zelfstandig beslissingen nemen, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid.
9
Als laatste criterium wordt aangegeven dat de hiervoor genoemde criteria zich voor moeten doen voor het achttiende levensjaar van een persoon (American Psychiatric Association, 2000; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b; Koster van Groos, 2006). Bij personen met een IQ score tussen de 70 en 85 moet er aanvullend op het IQ een meervoudige problematiek aanwezig zijn. Alleen dan is er sprake van een licht verstandelijke beperking (Koster van Groos, 2006). Kenmerkend voor meervoudige problematiek is laag intellectueel functioneren, beperkt sociaal aanpassingsvermogen en een veronderstelde langdurige behoefte aan ondersteuning (beperkte sociale redzaamheid) (Ministerie VWS, 2005; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b; Ponsioen, 2001). Ter verduidelijking is onderstaand model ontwikkeld (tabel I) (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b):
Tabel I: Kenmerken van licht verstandelijk beperkten.
In 2004 heeft het NIZW (Stoll, Bruinsma & Konijn, 2004) een schatting gemaakt van het aantal jongeren met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek in Nederland. Zij schatten, op basis van een normaalverdeling en de cijfers over 2002, dat bij circa 439.000 jongeren tussen de 5 en 18 jaar sprake is van een IQ tussen de 50 en 85. Dit is 15% van alle jongeren tussen de 5 en 18 jaar in Nederland. Niet al deze jongeren kunnen aangemerkt worden als licht verstandelijk beperkt, aangezien er bij een IQ tussen de 70 en 85 ook sprake moet zijn van een beperkt sociaal aanpassingsvermogen. Van dit aantal maakt slechts een klein percentage gebruik van de bestaande LVB zorg (Woittiez & Crone, 2005; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b).
10
Kenmerken De huidige samenleving stelt zeer hoge eisen aan elk individu. Met de huidige samenleving wordt onder andere het onderwijs, vrienden, familie en de werkomgeving bedoeld. Zoals eerder beschreven hebben LVB jongeren problemen met het sociale aanpassingsvermogen. Dit leidt ertoe dat zij niet de mogelijkheden hebben om aan de door onze samenleving gestelde eisen te voldoen (Ponsioen & Verstegen, 2006). Daar komt bij dat jongeren met een licht verstandelijke beperking zichzelf met enige regelmaat overschatten. Ook de mensen die zich in de omgeving van deze jongeren bevinden zijn geneigd hen te overvragen. Dit leidt tot vervelende situaties en faalervaringen voor deze jongeren. Vaak resulteert dit in een negatief zelfbeeld (Fabriek en Widdershoven, 2005). Uit onderzoek van Masi & Marcheschi (1998) is gebleken dat de ontwikkeling van dit negatieve zelfbeeld leidt tot een verhoogd risico op gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen. LVB jongeren kunnen vaak niet meekomen in het sociale contact met normaalbegaafde leeftijdsgenoten. Een LVB jongere heeft een ander niveau van denken. Zij maken geen volledige cognitieve ontwikkeling door in hun niveau van denken. Met name het abstract denken is moeilijk. LVB jongeren blijven hangen in het concreet-operationeel denken, het hier-en-nu denken en hebben niet de mogelijkheden om te schakelen naar formeel operationeel denken, het abstracte denken (Ponsioen & Verstegen, 2006). Het blijft vaak bij het zogenaamde zwart-wit denken. Hierdoor wordt de achterliggende betekenis van bepaalde verbale en non-verbale communicatie niet of nauwelijks begrepen (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a; Bullens, 1987). Zo zal een grapje vaak niet begrepen worden door LVB jongeren (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Daarnaast beschikken zij over een beperkte woordenschat, hebben moeite met het verwerken van geschreven informatie en kunnen zich maar moeizaam verbaal uitdrukken (Becker, 1973; Luckasson, 1997; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Het niet begrijpen wat de ander bedoeld, wordt tevens veroorzaakt door een gebrek in perspectief nemen. Perspectief nemen houdt in dat iemand zich kan verplaatsen in een ander ofwel kan bedenken wat een ander ziet, voelt en denkt. Hierdoor is een LVB jongere vaak erg op zichzelf gericht, waarbij bevrediging van eigen behoeften erg belangrijk is. Zij hebben dan ook moeite zich aan te passen aan bepaalde normen en waarden (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Daarnaast zal door een gebrek aan perspectief nemen het gedrag van de ander altijd onverwacht zijn (Collot d’Escury, Hartsink & Barnhard, 2004). Uit onderzoek van Van Nieuwenhuijzen (2004) blijkt tevens dat LVB jongeren minder goed in staat zijn om de juiste oplossing voor een bepaalde situatie te bedenken. Hierbij is 11
opvallend dat de LVB jongeren vooraf vaak wel in staat zijn een goede oplossing te bedenken, maar in de praktijk juist vaak kiezen voor een impulsieve en agressieve oplossing. Daarnaast is de gekozen oplossing vaak een oplossing waarbij geen eigen initiatief getoond wordt. Veelvuldig wordt de hulp van anderen ingeroepen. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat veel LVB jongeren moeite hebben met het zelf regelen van hun dagelijkse zaken en dan met name het aanbrengen van structuur hierin (zelfmanagement). Zij hebben niet of nauwelijks de mogelijkheden om cognitief zelfsturend te handelen. Cognitief zelfsturend handelen houdt in dat zelfstandig en daarmee op eigen initiatief denkprocessen en gedragspatronen ontstaan en gecontroleerd worden . Dit leidt ertoe dat zij vaak sterk afhankelijk zijn van bijvoorbeeld ouders, begeleiders en leerkrachten (Ponsioen & Verstegen, 2006; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b; van Nieuwenhuijzen, 2004; Luckasson, 1997). De LVB jongeren geven aan dat dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van vertrouwen in een positieve uitwerking van het getoonde gedrag. Er is weinig tot geen geloof in eigen kunnen en ze zijn niet erg kritisch naar het eigen handelen (gebrek aan zelfreflectie). Dit geeft problemen bij het ontwikkelen van een eigen identiteit. Als gevolg van een gebrek aan zelfvertrouwen en het ontwikkelen van een eigen identiteit zijn LVB jongeren meestal erg beïnvloedbaar (Luckasson, 1997; Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Dit alles leidt tot een beperkte sociale (zelf)redzaamheid (Ponsioen, 2001). Deze beperkte (zelf)redzaamheid uit zich ook in geringe vaardigheden om zichzelf te kunnen verzorgen, moeite hebben met invullen van vrije tijd en een verhoogd risico hebben op vereenzaming (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Van der Molen (2005) toont in onderzoek aan dat LVB jongeren met een IQ van tussen de 50 en 85 een beperkt verbaal korte termijn geheugen hebben. Dit veroorzaakt leerproblemen (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005b). Vervolgonderzoek bevestigt het beperkt verbaal korte termijn geheugen en toont daarnaast aan dat binnen het lange termijn geheugen zich ook problemen voordoen. Deze problemen hebben betrekking op het terughalen van niet recentelijk verkregen informatie. Hierdoor zullen zij heel moeizaam leren van eerder opgedane ervaringen (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Het is dan ook belangrijk dat alle communicatie frequent herhaald wordt en dat in de communicatie veel gebruik gemaakt wordt van korte zinnen (van der Molen, van Luit, Jongmans & van der Molen, 2007). Tot slot kan als kenmerkend voor LVB jongeren genoemd worden, dat zij veel moeite hebben met bepaalde aspecten van aandacht. Zo vinden zij het lastig de aandacht lang vast te houden, er is een beperkte aandachtsspanne. Dit wordt vooral veroorzaakt door de aanwezigheid van andere prikkels in de directe omgeving. Een LVB jongere is snel afgeleid door een gering 12
concentratievermogen en kan zich moeilijk afsluiten voor de omgeving. Hierdoor kunnen ze niet lang bezig zijn met één en dezelfde taak en hebben ze problemen met het onthouden van informatie (Goede, Tali & Taal, 2004; Collot d’Escury, 2007; Ramakers & Ponsioen, 2007).
1.2 Opdrachtgever De Koraal Groep is een overkoepelende stichting, die werkt voor mensen met een verstandelijke en/of psychosociale beperking. De Koraal Groep biedt op diverse gebieden ondersteuning, zoals wonen, begeleiding, diagnostiek, behandeling, onderwijs, werken en/of vrijetijdsbesteding. Binnen deze stichting bevinden zich tien stichtingen, die werkzaam zijn in de regio Limburg en Noord-Brabant. De stichting Sterk in Werk is één van die stichtingen. Sterk in Werk richt zich op jongeren met een licht verstandelijke beperking. Zij begeleiden deze jongeren op een adequate manier van onderwijs en arbeidstraining naar een passende werkplek. Sterk in Werk stelt zich hierbij als doel, dat deze jongeren een passende, maar vooral ook blijvende, arbeidsplaats verkrijgen (Koraalgroep, 2008). Om dit zo goed mogelijk te kunnen doen, hanteert Sterk in Werk een intensieve en individuele aanpak gericht op arbeidsre-integratie. Een kwalitatief goede beroepskeuzetest ontbreekt echter. Sterk in Werk heeft zich dan ook als doel gesteld een beroepeninteresse test te ontwikkelen voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Een beroepeninteresse test voor deze specifieke doelgroep is tot op heden niet beschikbaar. Een specifieke beroepeninteresse test is noodzakelijk om uitval uit werk-toeleidingstrajecten aanzienlijk te verlagen. Met een goede test kan namelijk een betere person-job fit gemaakt worden.
1.3 Aanleiding Een kwalitatief hoogwaardige beroepeninteresse test ontwikkelen is niet eenvoudig. Hier is specifieke kennis en ervaring voor nodig. Binnen Sterk in Werk is wel specifieke ervaring aanwezig met de doelgroep, maar niet met het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige test. Om die reden is contact gezocht met de Universiteit van Tilburg. Sterk in Werk wil door middel van intensieve samenwerking kennis en ervaring delen om zo een kwalitatief hoogwaardige beroepeninteresse test te kunnen ontwikkelen. De ontwikkeling van deze beroepeninteresse test zal bestaan uit vier stappen: Stap 1: Theoretische oriëntatie en itemgeneratie; Stap 2: Constructvaliditeit en het ontwikkelen van een definitief instrument;
13
Stap 3: Normtabellen opstellen; Stap 4: Testontwikkeling en voorbereidingen treffen om het instrument online toegankelijk te kunnen maken.
Deze vier stappen worden in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase bevat stap 1 en is in december 2007 afgerond door Rita Kennis, Tineke Oenema en Audrey L’Ortije. Rita Kennis heeft zich daarbij in haar thesis gericht op “de eisen van testvormgeving waaraan een beroepeninteresse test voor mensen met een licht verstandelijke handicap moet voldoen”. Haar bevindingen zijn de basis voor het verder ontwikkelen van de beroepeninteresse test en daarmee de tweede fase. In deze tweede fase zal tevens aandacht worden besteed aan haar aanbevelingen ten aanzien van de ontwikkeling van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Het gaat hier om de volgende aanbevelingen (hoofdstuk 7: Kennis, 2007): 1. Valideren van de geconstrueerde items en functievoorwaarden; 2. Omzetten van de itemlijst in een plaatjestest door middel van foto’s; 3. Keuze en selectie van de foto’s voor de beroepeninteresse test; 4. Afnemen van de voorlopige beroepeninteresse test bij de doelgroep; 5. Valideren van de beroepenmatrix. Om het instrument ofwel de beroepeninteresse test daadwerkelijk online toegankelijk te kunnen maken, moet een testhandleiding en een testrapportage van de uitkomsten opgesteld worden. Dit zal na de afronding van fase 2 plaatsvinden. Vervolgens zal het gebruiksrecht in handen komen van de Stichting Sterk in Werk.
1.4 Doel van het onderzoek De doelstelling van dit onderzoek is het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Zoals wordt beschreven in § 1.5.1 en §1.5.2 zijn de huidige beroepeninteresse testen niet toereikend voor deze specifieke doelgroep. De bestaande beroepeninteresse testen sluiten niet aan op de doelgroep qua niveau. Dit uit zich zowel in de test zelf als in de beroepen die uit de test naar voren komen. Het maatschappelijk belang van een geschikte test voor deze doelgroep is echter aanzienlijk, zowel voor de doelgroep zelf als voor de samenleving als geheel. Het vinden en behouden van een geschikte baan is een belangrijke stap op weg naar het zo normaal mogelijk deelnemen aan de
14
samenleving. Deze participatie leidt veelal tot het vergroten van het zelfvertrouwen, het sociale netwerk en de zelfstandigheid van licht verstandelijk beperkten (Goede, Tali & Taal, 2004; Kwekkeboom & van Weert, 2008; Ministerie SZW, 2008). Naast dit belang voor de doelgroep is het van belang voor de samenleving als geheel, dat een zo groot mogelijk deel van de beroepsbevolking ook daadwerkelijk actief een bijdrage kan leveren aan de nationale economie. Het uitgangspunt moet dan ook zijn ‘wat kan een licht verstandelijk beperkte wel in plaats van niet’ (Ministerie SZW, 2008). Meer licht verstandelijk beperkten aan het werk zorgt niet alleen voor een verlaging van de uitkeringsgerechtigden (prognose voor 2050 is 450.000 Wajong-ers)1, maar ook voor een groter deel van de bevolking dat een gevoel van voldoening, waardigheid, welzijn en welbevinden haalt uit het beoefenen van een beroep (Goede, Tali & Taal, 2004; Kwekkeboom & van Weert, 2008). Door een zinnige dagbesteding wordt de kans verkleind, dat mensen uit deze doelgroep terecht komen in een slechte invloedssfeer die aanleiding kan geven tot criminaliteit. Iets waar jongeren met een licht verstandelijke beperking op voorhand al meer kans op maken (Collot d’Escury, 2007).
Aanvullend op het ontwikkelen van een beroepeninteresse test is het doel van dit onderzoek om een extra informatie te geven die gebruikt dient te worden bij het interpreteren van de testresultaten. Hierbij moet worden gedacht aan het inhoudelijk beschrijven van de kenmerken van bepaalde beperkingen en het koppelen van competenties aan specifieke beroepen. Het testresultaat zal namelijk per LVB jongere een aantal specifieke beroepen aangeven waarin de jongere is geïnteresseerd. Het is hierbij echter niet vanzelfsprekend dat deze beroepen geschikt zijn voor de betreffende persoon, dit hangt af van de aanwezige (gedrags)beperking. Het zal daarom nodig zijn dat per LVB jongere informatie beschikbaar is over zijn of haar mogelijkheden en dat per beroep een lijst beschikbaar is met de vereiste competenties. Dit alles om de vertaalslag te maken van beroepsinteresse naar een daadwerkelijke beroepskeuze waarbij kenmerken van de licht verstandelijk beperkte in acht worden genomen. Twee veelvoorkomende gedragsbeperkingen zullen om deze reden verder uitgediept worden in paragraaf 2.5. Om een goede beroepskeuze te maken en een goede overgang van school naar werk te waarborgen, zal intensieve begeleiding door middel van jobcoaching altijd noodzakelijk zijn (Zeef, Cnossen & Sonke, 2008).
1
De groei aan personen met een Wajong uitkering is aanzienlijk. In 2007 waren het 167.000 personen en de schatting voor 2050 is 450.000 personen met een Wajong uitkering. Dit is 5% van de beroepsbevolking (Ministerie SZW, 2008).
15
1.5 Beschrijving eerste fase ontwikkeling beroepeninteresse test Om een goed en helder beeld te kunnen geven van het proces in de tweede fase van de ontwikkeling van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijk beperking zal eerst fase één beschreven worden. Deze eerste fase geeft veel relevante informatie over testontwikkeling. Daarnaast zijn in deze eerste fase een aantal cruciale beslissingen genomen, die van belang zijn voor het vervolg. De volgende paragrafen geven een korte weergave van het uitgebreide onderzoek naar “de eisen van testvormgeving waaraan een beroepeninteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking moet voldoen” (Kennis, 2007), “de verschillende beroepskeuze theorieën en modellen” (Oenema, 2007) en “de functies en daarbij behorende randvoorwaarden, die mensen met een licht verstandelijk beperking kunnen uitoefenen” (L’Ortije, 2007). Hierna worden achtereenvolgens de ontwikkelde beroepenmatrix, de generatie van functievoorwaarden en de koppeling van de verschillende onderdelen beschreven.
1.5.1 Huidige beroepeninteresse testen Momenteel zijn er diverse beroepeninteresse testen in omloop. Uit onderzoek is echter gebleken dat deze testen niet geschikt zijn voor onze doelgroep, het niveau van de bestaande testen is vaak te hoog (Kennis, 2007). Dit heeft ook consequenties voor de beroepen en functies die als uitkomst uit een test komen. Deze beroepen en functies zijn qua niveau vaak niet haalbaar (Becker, 1973; Stodden, Ianacone & Lazar , 1979; Kennis, 2007). Hier zal bij de ontwikkeling van deze beroepeninteresse test meer aandacht aan worden besteed. Daarnaast zal voor de ontwikkeling van de beroepeninteresse test gebruik gemaakt worden van homogene interesseschalen. Bij dit type schaal zijn de items de operationalisatie van een psychologisch kenmerk. In het geval van een beroepskeuzetest zal interesse het psychologisch kenmerk zijn (Evers, 1986; Kennis, 2007). Het gebruik van een homogene schaal betekent in dit geval dat per interessegebied en per omgeving wordt bekeken in hoeverre een persoon hierop scoort. Interesses en omgevingen worden niet tegen elkaar weggestreept.
1.5.2 Eisen aan de vormgeving Eerder in dit hoofdstuk is ingegaan op de specifieke kenmerken van de doelgroep (paragraaf 1.2). Voor de vormgeving van de test spelen deze kenmerken een belangrijke rol. Uit literatuuronderzoek is duidelijk geworden dat jongeren met een licht verstandelijke beperking moeite hebben met het verwerken van geschreven informatie. Dit heeft vooral te maken met 16
een beperkt concentratievermogen (Bullens, 1987; Elias, 2005; Elias, Vermeer & ’t Hart, 2005; ) en het leesniveau (Stodden, Ianacone & Lazar, 1979). Om die reden zal in de beroepeninteresse test gebruik gemaakt worden van beeldmateriaal. In de test zal met beeldmateriaal in de vorm van foto’s worden verwerkt. Hier is voor gekozen omdat een foto ten opzichte van een tekening een concretere weergave geeft. Een foto moet in dat geval wel een goede weergave van de werkelijkheid zijn. Er moeten bijvoorbeeld zo min mogelijk storende elementen, elementen die voor afleiding zorgen, in beeld worden gebracht. Door een beperkt concentratievermogen en een hoge mate van impulsiviteit van deze doelgroep, zien zij bij de aanwezigheid van storende elementen niet meer waar het op de foto daadwerkelijk om gaat (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Een ander kenmerk van de doelgroep is het beperkte concretiseringvermogen ofwel het beeldvormingvermogen (Bullens, 1987). Voor de foto’s betekent dit dat de getoonde handeling herkenbaar moet zijn, LVB jongeren moeten zich er iets bij voor kunnen stellen. Is dit niet het geval, dan kan dat leiden tot desinteresse. Daarnaast is kenmerkend voor deze doelgroep, dat zij in veel gevallen behoefte heeft aan structuur. Deze structuur zal ook in de vormgeving van de test naar voren moeten komen (Bullens, 1987). Dit betekent dat de lay-out overzichtelijk moet zijn en de test volgens een vaste structuur zal moeten verlopen (Kennis, 2007).
1.5.3 Manier van scoren Bij het ontwikkelen van een test bestaat de mogelijkheid om voor de beantwoording van de gestelde vragen te kiezen uit een vrije antwoordvorm of een keuze-antwoordvorm. In de te ontwikkelen test zal gekozen worden voor het laatste (Kennis, 2007), omdat de doelgroep waar de test voor ontwikkeld wordt veel moeite heeft met verbale communicatie. Hierbij gaat het met name om het onvermogen zich op een goede manier uit te drukken (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a). Daarnaast is uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar het gebruik van gedwongen-keuze items en schaalitems. Daarbij is rekening gehouden met de beperkingen van de doelgroep (Sigelman et al., 1980; Sigelman, Budd, Winer, Schoenrock & Martin, 1982; Hartley & MacLean, 2006). Na een uitgebreide vergelijking van Likert schalen, gedwongen keuze vragen (met een keuze uit twee) en ja/nee vragen kan geconcludeerd worden dat bij het gebruik van Likert schalen de responsbias en de responsratio het laagst is (Hartley & MacLean, 2006; Kennis, 2007). Ondanks het feit dat een lage responsratio niet zo positief is,
17
is het nog steeds beter om van een kleine groep mensen valide testresultaten te hebben, dan van een grote groep invalide resultaten (Sigelman et al., 1982; Kennis, 2007). De responsratio bij deze doelgroep kan toenemen door het gebruik van visuele “tools” (Hartley & MacLean, 2006; Kennis, 2007). Om te voorkomen dat er geen duidelijke keuze gemaakt wordt, wordt de voorkeur gegeven aan een keuze uit bijvoorbeeld leuk/niet leuk in plaats van leuk/weet niet/niet leuk (Kennis, 2007).
1.5.4 Beroepskeuze modellen en theorieën Uit onderzoek is gebleken dat (werk)waarden, behoeften en interesses van invloed zijn op de beroepskeuze van een persoon (Oenema, 2007). Werkwaarden betekent in deze context de gedragsvoorkeur van een persoon gerelateerd aan het werk.. Dit leidt ertoe dat mensen zich bij hun keuze voor een bepaald beroep laten beïnvloeden door de (werk)waarden van de organisatie. Het is hierbij van belang dat deze waarden overeenkomen met de waarden van de persoon zelf. Aangezien het hier om hele abstracte begrippen gaat, zullen waarden geen rol spelen bij mensen met een licht verstandelijke beperking. Deze groep heeft namelijk moeite met abstract denken (Landelijk Kenniscentrum LVG, 2005a; Oenema, 2007). Daarnaast is het erg moeilijk om waarden zichtbaar te maken in beeldmateriaal (zie keuze paragraaf 1.5.2). Als tweede component wordt gesproken over behoeften. Oenema (2007) geeft in haar onderzoek een uiteenzetting van diverse theorieën en modellen die gebaseerd zijn op behoeften. Ook voor deze theorieën en modellen geldt dat het erg abstract is en daarmee niet geschikt voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is het een probleem om de beschreven behoeften zichtbaar te maken in beeldmateriaal (zie keuze paragraaf 1.5.2). De behoeftetheorie die ontwikkeld is door Roe (1957; Oenema, 2007) is tot op zekere hoogte wel bruikbaar. Deze theorie maakt namelijk gebruik van acht verschillende beroepsgroepen. Deze beroepsgroepen zijn gebaseerd op de praktijk en minder abstract. Om die reden zouden de schalen van Roe (1957) bruikbaar kunnen zijn voor de beroepeninteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Als laatste zouden (beroeps)interesses mogelijk een rol kunnen spelen bij de beroepskeuze van mensen. Bij beroepsinteresses gaat het om de fit tussen mensen en hun werkomgeving (Oenema, 2007). Deze component is het best toepasbaar in een beroepskeuzetest voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Dit omdat beroepsinteresses tot de verbeelding spreken, redelijk concreet zijn en goed zichtbaar gemaakt kunnen worden in beeldmateriaal (zie keuze paragraaf 1.5.2). De meeste bestaande theorieën op basis van interesses zijn niet
18
geschikt voor mensen met een licht verstandelijke beperking. De modellen van Holland (1966; 1996), Kuder (in Evers, 1986) en Becker (1973) zijn inhoudelijk niet geschikt, de basis uitgangspunten zijn wel bruikbaar (koppeling van interesse aan omgeving). Dat deze modellen niet geschikt zijn heeft te maken met gebruik van omgevingen die qua niveau niet haalbaar zijn voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben namelijk een beperkte intelligentie waardoor veel beroepen en daarmee omgevingen afvallen. Dit probleem zou opgelost kunnen worden door de categorieën aan te passen aan het intelligentieniveau van mensen met een licht verstandelijke beperking om zo een realistisch beeld te geven (Oenema, 2007). Deze categorieën zijn aangepast aan het niveau en op die manier gebruikt in de ontwikkelde beroepenmatrix (zie bijlage 1).
1.5.5 Functies en bijbehorende randvoorwaarden Op basis van interviews met ervaringsdeskundigen, de Beroepengids tot en met MBO-niveau (de Boer, Feenstra, Dijstra en Tempelman, 2006) en een reeds bestaande beroepentest voor jongeren (Directions) is een overzicht van in totaal 52 beroepen gemaakt (L’Ortije, 2007). Dit zijn beroepen die specifiek uitgevoerd kunnen worden door mensen met een licht verstandelijke beperking, omdat zij bijvoorbeeld geen startkwalificatie hebben (L’Ortije, 2007). Deze beroepen zijn vervolgens ingedeeld in een zestal sectoren die gerelateerd zijn aan omgevingen waarin mensen tot MBO-niveau, en daarmee ook mensen met een licht verstandelijke beperking, werkzaam kunnen zijn (Bakker, 2006; L’Ortije, 2007). De geïnventariseerde beroepen zullen de basis vormen voor de te ontwikkelen beroepeninteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Naast deze beroepen dient rekening te worden gehouden met een aantal randvoorwaarden om het uitoefenen van een beroep door mensen met een licht verstandelijke beperking mogelijk te maken. L‘Ortije (2007) beschrijft in haar onderzoek de volgende vijf randvoorwaarden: 1. binnen het beroep mag nauwelijks of geen geschreven informatie aanwezig zijn, die van belang is voor de uitoefening van het werk; 2. binnen het beroep mag nauwelijks of geen klantencontact aanwezig zijn; 3. het beroep mag geen startkwalificaties (opleidingsvereisten) hebben; 4. binnen het beroep hoeft niet te lang achtereen geconcentreerd aan één taak te worden gewerkt;
19
5. binnen het beroep is begeleiding noodzakelijk om een taak uit te kunnen voeren. Naast deze randvoorwaarden voor beroepen is het gezien de diversiteit aan beperkingen binnen de doelgroep van belang per individu te bepalen wat de mogelijkheden zijn. Hierbij is IQ alleen niet voldoende en zeker niet het belangrijkste. Met name de sociale aanpassings- en gedragsproblematiek is bepalend voor de mogelijkheden per individu (L’Ortije, 2007).
1.5.6 Beroepenmatrix Op basis van hetgeen beschreven is in paragraaf 1.5.1 tot en met paragraaf 1.5.5 van dit hoofdstuk, is een beroepenmatrix ontwikkeld. De informatie en gegevens die verkregen zijn uit de MBO-beroepengids (de Boer, Feenstra, Dijstra en Tempelman, 2006), de beroepentest voor jongeren van Directions en de eerste ronde interviews met experts zijn de basis voor deze beroepenmatrix geweest. De keuze voor een matrix om alle beroepen in te plaatsen, is gemaakt nadat bleek dat naast interessegebied ook omgeving van belang is bij beroepsinteresse. Een matrix is de geschikte vorm om deze twee factoren met elkaar te combineren (Kennis, 2007; Oenema, 2007; L’Ortije, 2007). De beroepenmatrix bevat veertien kolommen met interessegebieden (zie keuze paragraaf 1.5.4). Hierbij is gebruik gemaakt van genoemde interessegebieden in andere beroepeninteresse testen voor mensen met een lager IQ of een licht verstandelijke beperking. Om geen verkeerde verwachtingen te scheppen bij de doelgroep, is heel goed gekeken of de gekozen interessegebieden ook daadwerkelijk passen bij de mogelijkheden van de doelgroep (paragraaf 1.5.4). Daarnaast bevat de matrix zes rijen met omgevingen. Een omgeving gekoppeld aan een interessegebied maakt het betreffende interessegebied nog specifieker en concreter. Dit is erg belangrijk voor de doelgroep om een goed beeld te kunnen vormen. Deze omgevingen zijn gebaseerd op de door Bakker (2006) ontwikkelde sectoren waarin een persoon interesse kan hebben. De matrix is op basis van de uitkomsten van de tweede interviewronde met een aantal deskundigen in een later stadium aangevuld (Kennis, 2007; Oenema, 2007; L’Ortije, 2007). De volledige matrix is te vinden in bijlage 1. In de tweede fase zal de beroepenlijst nog verder aangevuld worden.
1.5.7 Generatie van functievoorwaarden Om goed te kunnen beoordelen of iemand daadwerkelijk een bepaald beroep kan uitoefenen moet gekeken worden naar de functievoorwaarden. Bij deze functievoorwaarden gaat het voornamelijk om het vereiste en gewenste gedrag van de persoon. Gezien de problematiek van de doelgroep is juist het gedrag vaak een cruciale factor. De functievoorwaarden zijn op 20
basis van de uitkomsten van de interviews met een aantal deskundigen geformuleerd. De functievoorwaarden zijn hierbij gekoppeld aan een interessegebied (zie bijlage 2). Deze functievoorwaarden vormen een opstap voor de ontwikkeling van een competentielijst. Deze competentielijst zal in hoofdstuk 2 besproken worden.
1.5.8 Koppeling Tot slot is in de onderzoeken van Kennis (2007), Oenema(2007) en L’Ortije (2007) per interessegebied een overzicht opgesteld. In het overzicht wordt het betreffende interessegebied omschreven, worden de mogelijke taken en beroepen uiteen gezet en zijn de belangrijkste functievoorwaarden gekoppeld. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie die verkregen is uit de twee interview ronden met experts (Kennis, 2007). Als laatste wordt een conclusie gegeven met daarbij de geformuleerde items en mogelijke beroepen. De geformuleerde items komen voort uit de mogelijke taken die per beroep beschreven zijn. Deze items zijn vervolgens in een aparte matrix nog gekoppeld aan een interessegebied (zie bijlage 3). Aan de hand van dit totale overzicht zijn de beroepen teruggeplaatst in de beroepenmatrix. Het betreffende overzicht en de ingevulde beroepenmatrix zijn terug te vinden in bijlage 4 en bijlage 5.
1.6 Vooruitblik In het volgende hoofdstuk zal in het eerste deel aandacht besteed worden aan de statistische vereisten die van belang zijn bij het ontwikkelen van een test, zoals betrouwbaarheid en validiteit. In het tweede deel van dit hoofdstuk wordt ingegaan op het verrichten van arbeid in relatie tot een verstandelijke beperking. Hierbij spelen vereiste competenties een belangrijke rol. Er zal een algemene lijst met competenties opgesteld worden, die aanwezig kunnen zijn bij een persoon en die nodig zijn voor het uitoefenen van bepaalde beroepen. Vervolgens zullen de competenties in verband worden gebracht met een tweetal specifieke beperkingen die veelvuldig voorkomen binnen de doelgroep. In het derde hoofdstuk zullen de methode van onderzoek en de resultaten worden besproken. Na de bespreking van de resultaten zullen de belangrijkste conclusies worden beschreven en zal een discussie over dit onderzoek tot stand komen. Tot slot volgen enkele aanbevelingen voor de terugrapportage van de test en voor eventueel verder onderzoek en wordt ingegaan op de praktische en wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek.
21
2. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk zal achtereenvolgens worden ingegaan op vereisten met betrekking tot testontwikkeling en op verschillende theoretische verdiepingen die nodig zijn bij het uiteindelijk gebruiken van de beroepeninteresse test. De vereisten met betrekking tot testontwikkeling worden opgedeeld in betrouwbaarheid, validiteit en het opstellen van mogelijke determinanten van beroepskeuze voor het vormen van normgroepen. De theoretische verdiepingen gaan in op competenties van jongeren met een licht verstandelijke beperking, op competentieprofielen van mogelijke beroepen voor deze doelgroep, op zelfrealisme onder de doelgroep en op de specifieke kenmerken van jongeren met ADHD en autisme.
2.1 De ontwikkeling van een beroepeninteresse test en de statistische vereisten Betrouwbaarheid en validiteit zijn belangrijke criteria bij gedegen testontwikkeling. Vragenlijsten en tests zijn de basis voor verder onderzoek. Na hier inhoudelijk op in te zijn gegaan, worden een aantal methoden van analyse besproken.
2.1.1 Betrouwbaarheid Met de betrouwbaarheid van een onderzoek wordt de stabiliteit van de meetprocedures bedoeld (Nooij, 1995) ofwel de mate van herhaalbaarheid van de metingen (Drenth & Sijtsma, 2006). Kort gezegd in hoeverre geeft een test bij één bepaald persoon dezelfde uitkomsten als we deze exact zelfde test nogmaals zouden afnemen. Om te kunnen spreken van een betrouwbare testscore is het van belang dat deze testscore bij verschillende achtereenvolgende testafnemingen vrijwel gelijk blijft en daarmee niet teveel fluctuatie geeft. Om ervoor te zorgen dat de testscore niet teveel fluctueert moet gezorgd worden voor gelijkblijvende condities ofwel gelijkblijvende kenmerken van de testomgeving en de testprocedure (Drenth & Sijtsma, 2006). Is er ondanks gelijkblijvende condities toch sprake van een sterke fluctuatie in de testscore dan kan dit veroorzaakt worden door onvoorspelbare of toevallige factoren op dat moment. Om de betrouwbaarheid van een test te kunnen bepalen, zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid bestaat uit het twee keer afnemen van de test en bij de tweede mogelijkheid wordt de test eenmaal afgenomen. Het gaat in beide gevallen om een schatting van de betrouwbaarheid (Drenth & Sijtsma, 2006). 22
Wanneer een test twee keer wordt afgenomen, kan gebruik gemaakt worden van twee verschillende tests of van twee keer dezelfde test. In het eerste geval worden twee verschillende tests voorgelegd aan dezelfde groep respondenten. Deze twee tests moeten gelijkwaardig aan elkaar zijn. We spreken hier van de paralleltestmethode. De correlatie tussen deze twee gelijkwaardige tests wordt de paralleltestbetrouwbaarheid genoemd. Deze correlatie moet gelijk zijn aan de betrouwbaarheid van de afzonderlijke testscores. Bij het afnemen van twee keer dezelfde test wordt gebruik gemaakt van de test-hertest-methode. De test wordt twee keer aan dezelfde groep respondenten voorgelegd. Het is belangrijk dat tussen de eerste en de tweede afname een behoorlijke tijd zit. De correlatie tussen deze beide tests is gelijk aan de betrouwbaarheid van de gehele test en wordt de test-hertestbetrouwbaarheid genoemd. Ook het eenmalig afnemen van een test om een schatting van de betrouwbaarheid te maken, kan op twee manieren. Allereerst kan de volledige test opgesplitst worden in twee afzonderlijke delen. Beide delen moeten evenveel items bevatten om enigszins gelijkwaardig te kunnen zijn. Dit wordt de splitsingsmethode genoemd. Na het voorleggen van de beide tests wordt de ruwe testscore van elke test bepaald. Vervolgens wordt de correlatie tussen beide tests bepaald. Om bij deze methode te kunnen komen tot een inschatting van de betrouwbaarheid wordt een correctie uitgevoerd op de correlatie tussen de twee tests. De tweede mogelijkheid wordt de interne-consistentiemethode genoemd. Bij deze methode wordt de test eenmalig voorgelegd aan een aantal personen, waarna de covarianties tussen alle itemscores berekend worden. Dit leidt samen met de variantie van de ruwe score en het aantal items tot een alphacoëfficiënt. Deze alphacoëfficiënt geeft een ondergrens voor de betrouwbaarheid weer (Drenth & Sijtsma, 2006).
2.1.2 Validiteit In het Groot Woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale (1992) wordt validiteit gedefinieerd als geldigheid. De geldigheid van een test verwijst naar het gebruik en de interpretatie van een test. Veelal wordt gesproken over het gebruik van het begrip-zoalsbedoeld . Hierbij gaat het naast de inhoud van het begrip ook om het beoogde doel dat gemeten wordt. Een test is valide als het aan het beoogde doel beantwoordt (Drenth & Sijtsma, 2006). Doel en begrip staan altijd in relatie tot elkaar. Binnen een test wordt een begrip gemeten en voordat er gemeten wordt is het doel van de test al duidelijk. Om te kunnen bepalen of een test valide is, zullen meerdere eigenschappen ofwel empirische gegevens nodig zijn (Stouthard, in van den Brink & Mellenbergh, 1998). 23
Wanneer gesproken wordt over validiteit kan dit gaan over de interne validiteit of over de externe validiteit. Nooij (2006) geeft voor interne en externe validiteit de volgende beschrijvingen. “Bij interne validiteit gaat om de vraag of de operationele definitie van een variabele in overeenstemming is met de nominale definitie: meten we inderdaad wat we beogen te meten”. “Bij externe validiteit gaat om de vraag of de maatschappelijke werkelijkheid beantwoordt aan ons onderzoeksontwerp. Hierbij gaat het niet alleen om de keuze van de variabelen maar ook om de aard van de relaties tussen de variabelen”. De verhouding tussen het onderzoeksmodel en de maatschappelijke werkelijkheid. Daarnaast zijn er diverse soorten validiteit te onderscheiden. Volgens Drenth en Sijtsma (2006) zijn voorspellende validiteit, gelijktijdige validiteit, inhoudsvaliditeit en construct validiteit de vier belangrijkste en meest gebruikte soorten. Deze soorten van validiteit zullen hieronder kort beschreven worden. Aangezien in dit onderzoek testontwikkeling centraal staat, zal ook een korte beschrijving gegeven worden van face validiteit. Deze vorm van validiteit is van belang, omdat voorafgaand aan de ontwikkeling van een test geen empirisch onderzoek naar de test gedaan kan worden.
Voorspellende validiteit Bij voorspellende validiteit worden na de afname van de test gegevens en informatie (criteriumgegevens) verzameld om zo te bepalen of vooraf gedane voorspellingen door de test juist zijn (Drenth & Sijtsma, 2006). De test wordt vergeleken met één of meer vergelijkbare externe variabelen (Stouthard, in van den Brink & Mellenbergh, 1998). Bij het ontwikkelen van een beroepeninteresse test zou de uiteindelijke beroepskeuze van een respondent in vergelijking met de uitkomst van de beroepeninteresse test aangeven wat de voorspellende validiteit is van de test.
Gelijktijdige validiteit Bij gelijktijdige validiteit worden niet, zoals bij voorspellende validiteit, na de afname van de test gegevens en informatie (criteriumgegevens) verzameld, maar gelijktijdig met de testafname. Vervolgens wordt gekeken of dit overeenkomt met de testresultaten (Drenth & Sijtsma, 2006). De test wordt vergeleken met één of meer vergelijkbare externe variabelen (Stouthard, in van den Brink & Mellenbergh, 1998). Bij het inzetten van een beroepeninteresse test kan gedacht worden aan een algemene controlevraag waarin naar het wensberoep van de respondent wordt gevraagd.
24
Inhoudsvaliditeit Hierbij wordt gekeken naar de inhoud van test en wordt de vraag gesteld of de items uit de test representatief zijn voor het geheel (Drenth & Sijtsma, 2006). Ofwel hoe goed geeft de inhoud van de test het geheel van alle situaties, kennis en vaardigheden weer (Stouthard, in van den Brink & Mellenbergh, 1998). Aangezien de beoordeling hiervan plaatsvindt door een beoordelaar, speelt subjectiviteit een grote rol (Drenth & Sijtsma, 2006). Bij de ontwikkeling van een beroepeninteresse test houdt dit in dat door middel van intensieve samenwerking tussen experts alle mogelijkheden worden nagegaan. Hierbij valt te denken aan analyse van de doelgroep, de beroepsmogelijkheden, de beroepsvereisten, de handelingen binnen beroepen en de factoren die van invloed zijn op beroepsinteresse en beroepskeuze. Het is van belang dat beoordelaars met diverse achtergronden hierbij worden geraadpleegd. Construct validiteit Bij construct validiteit wordt bepaald welke begrippen ofwel constructen daadwerkelijk door de betreffende test worden gemeten. De vraag daarbij is of deze begrippen ook echt terugkomen in de testresultaten (Drenth & Sijtsma, 2006) en of zij de testresultaten verklaren (Stouthard, in van den Brink & Mellenbergh, 1998). Als het testontwikkeling betreft waarbij de testvragen een plek krijgen in een matrix is factoranalyse een methode om te meten of de testvragen in de juiste cel staan en of de testvragen binnen één cel een betrouwbare factor vormen. Bij het ontwikkelen van een beroepeninteresse test houdt dit in dat beroepen en/of meer specifieke onderdelen binnen beroepen een valide plaats krijgen binnen een beroepenmatrix. Binnen het gebruik van factoranalyse zijn twee varianten mogelijk. Er kan een exploratieve factoranalyse of een confirmatieve factoranalyse uitgevoerd worden. Een exploratieve factoranalyse heeft als doel een indeling van variabelen op te sporen. Vooraf worden geen hypothesen opgesteld (Ten Berge & Siero, in Knippenberg & Siero,1994). Het gaat om de exploratie van de betekenis van de test (Drenth & Sijtsma, 2006). Bij een confirmatieve factoranalyse is de verwachting dat deze indeling er al is en heeft het als doel te onderzoeken of deze indeling ook daadwerkelijk ondersteund wordt door de correlaties tussen de variabelen (Ten Berge & Siero, in Knippenberg & Siero, 1994). Deze vorm van factoranalyse heeft een toetsend karakter (Nooij, 1995). Bij testontwikkeling wordt vaak gebruik gemaakt van exploratieve factoranalyse, omdat hierbij sprake is van nieuwe variabelen waar nog geen (bewezen) indeling voor is. Jenkins (1962) benadrukt in zijn onderzoek het belang van het opsporen van factoren bij testontwikkeling.
25
Binnen factoranalyse bestaan verschillende analyse technieken. Twee van deze technieken zullen hier besproken worden, te weten de principale componentenanalyse (PCA) en de principale factoranalyse (PFA). Binnen de PCA wordt geen gebruik gemaakt van een analytisch model. Daarnaast wordt binnen de PCA geen onderscheid gemaakt tussen gemeenschappelijke factoren en specifieke factoren. Om de correlatiematrix te kunnen beschrijven wordt binnen de PCA gebruik gemaakt van principale componenten. Deze componenten verklaren tevens de variantie van de geobserveerde variabelen (Croon, 1997). Bij de PFA wordt door middel van de principale factoren alleen een beschrijving gegeven van de gereduceerde correlatiematrix. Hierbij wordt niet alle variantie van de geobserveerde variabelen verklaard, maar alleen de gemeenschappelijke variantie (Croon, 1997). De principale factoranalyse wordt dan ook vaak aangeduid als de ‘strengere’ variant bij het opsporen van factoren. Bij de ontwikkeling van een beroepeninteresse test waarbij vanuit vooronderzoek een eerste opzet is gemaakt voor een beroepenmatrix, zal waarschijnlijk gekozen worden voor PCA. PFA is mogelijk te streng voor het vinden van factoren binnen een dergelijke ruwe opzet.
Face validiteit Face validiteit wordt ook wel indrukvaliditeit genoemd. Drenth & Sijtsma (2006) omschrijven face validiteit als volgt: “bij face validiteit lijkt, gemeten op basis van de subjectieve indruk van een leek, vooraf de relatie tussen test en criterium of de betekenis van de test zonder meer duidelijk“. Vooraf is hier geen empirisch onderzoek voor nodig. Na de daadwerkelijke uitvoering van empirisch onderzoek zal duidelijk worden of er ook daadwerkelijk een relatie is tussen test en criterium en of het inderdaad datgene meet dat vooraf is bedoeld (Drenth & Sijtsma, 2006). Bij het valideren van een beroepenmatrix kan gedacht worden aan validatie door terugplaatsing. Dit houdt in dat verschillende beoordelaars onafhankelijk van elkaar beroepen en/of onderdelen daarvan op basis van logica een plaats geven binnen de matrix. Gebeurd dit onder een grote groep beoordelaars dan kan gesproken worden van ‘constructvalidatie door middel van face validatie’.
2.2 Determinanten van beroepskeuze – Creëren van normgroepen Het doel van dit onderzoek, zoals reeds beschreven in de inleiding, is het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Het afnemen van deze test zal leiden tot een bepaald eindresultaat waarin de beroepsgebieden en beroepen staan omschreven waarin de betreffende persoon geïnteresseerd is. Om een zo waardevol mogelijke 26
terugrapportage te kunnen geven, is het noodzakelijk om te onderzoeken of er sprake is van eventuele normgroepen. Normgroepen zijn hierbij subgroepen binnen de doelgroep die op een bepaald kenmerk significant van elkaar verschillen in beroepsinteresse en hiermee mogelijk in beroepskeuze. Deze mogelijk onderscheidende kenmerken moeten worden bevraagd tijdens de ontwikkeling en validatie van de test om eventuele normgroepen bloot te leggen. Hierbij zullen vooraf geen gerichte hypothesen worden gesteld gezien het exploratieve karakter van het onderzoek. De testontwikkeling is ook gericht op een doelgroep waarover in combinatie met beroepsinteresse en -keuze zeer weinig bekend is.
2.2.1 Keuze van variabelen Eén van de meest voor de hand liggende kenmerken is de sekse van de respondent. Vele onderzoeken hebben uitgewezen dat vrouwen en mannen een significant verschillende beroepskeuze laten zien (Flitner, 1992; Lightbody, Siann, Tait & Walsh, 1997; Sewell & Orenstein 1965). Er zijn echter ook signalen dat de huidige sociaal-culturele ontwikkeling in de westerse landen enige verbreding geeft in het keuze patroon, vooral voor vrouwen (Razumnikova, 2004). Of dat voor de doelgroep van dit onderzoek ook geldt, is niet onderzocht. Het vermoeden bestaat dat voor licht verstandelijk beperkte vrouwen de oorspronkelijke beroepskeuzemogelijkheden beperkt zijn. In dat geval zou een verbreding van het keuze patroon richting oorspronkelijke mannenberoepen vrouwen meer mogelijkheden bieden. Naast sekse noemen Sewell en Orenstein (1965) eveneens intelligentie en sociaal economische status als algemeen aanvaarde factoren, die een invloed hebben op de beroepskeuze van een persoon. Intelligentie zal daarmee ook worden bevraagd bij de doelgroep, al zal de spreiding hiervan niet heel groot zijn gezien de selectie op een lichte verstandelijke handicap. Wat betreft de sociaal economische status geven ook Gerveldt (1974) en Willi (1992) aan dit nog steeds een invloed heeft op beroepskeuze. Het gaat hierbij vooral om de sociale status en prestige waarmee een beroep gepaard gaat. Als een persoon afkomstig is uit een milieu met hoge sociaal economische status, is de druk groter om een beroep te kiezen dat daaraan kan voldoen. Het is denkbaar dat dit een spanningsveld oplevert voor licht verstandelijk beperkte jongeren, omdat een beroep met een hoge sociale status vaak niet tot de mogelijkheden behoort. Sewell en Orenstein (1965) hebben naast deze factoren ook onderzocht wat het effect is van de omgeving waarin iemand woont op de beroepskeuze. Er is hierbij aanwijzing gevonden dat omgeving daadwerkelijk een rol speelt. Er kan hierbij gedacht worden aan de invloed van aanwezig beroepen in de directe woonomgeving op de beroepskeuze van een persoon. Bij de validatie van de beroepeninteresse test zal de omgeving 27
van de (onderwijs)instelling bevraagd worden om eventuele verbanden te ontdekken. Er wordt hier gekozen voor de omgeving van de (onderwijs)instelling, omdat LVB jongeren vermoedelijk in deze omgeving het meest geprikkeld worden om na te denken over hun beroepskeuze. Gentzkow (1936) heeft verder het verband tussen leeftijd en beroepskeuze onderzocht. Hierbij kwam vooral naar voren dat de definitieve beroepskeuze wordt gemaakt tussen 17 en 20 jarige leeftijd. Leeftijd zal ook worden bevraagd bij de doelgroep om eventuele verschillen in interesses tussen leeftijdsgroepen te ontdekken. Tot slot blijkt duidelijk uit de wetenschappelijke literatuur dat de invloed van vrienden en familieleden, vooral van ouders, van groot belang is voor beroepskeuze (Sube, 1981; Horinson, 1932). Het is ook zeer belangrijk dat ouders hiervan bewust zijn, zodat deze invloed ten goede kan worden ingezet. Zeker bij een doelgroep waarin een verstandelijke beperking een rol speelt is dit een aandachtspunt.
De bovengenoemde variabelen sekse, leeftijd, IQ, sociaal economische status, invloed van familieleden c.q. bekenden en de omgeving van de onderwijsinstelling geven een goede basis voor een vragenlijst die bij de validatie van de test gebruikt zal worden. De variabele ‘invloed van familieleden en bekenden’ zal praktisch worden vertaald naar ‘de beroepen van familieleden en bekenden’. Mogelijk is het beroep van familieleden en bekenden één van de belangrijke manieren waardoor de LVB jongere wordt beïnvloed. Vanuit de kenmerken van deze doelgroep is het waarschijnlijk dat licht verstandelijk beperkten door een beperkt beredeneringsvermogen meer beïnvloed raken door wat ze zien dan door wat ze horen. Het voorbeeld dat familieleden en bekenden stellen met betrekking tot beroepskeuze heeft dan meer invloed dan bijvoorbeeld een gesprek tussen ouders en kind over toekomstige beroepskeuze. Naast deze variabelen zal ook naar de beperking worden gevraagd, dit heeft namelijk consequenties voor de competenties van een persoon en hiermee voor de beroepsmogelijkheden (zie hiervoor § 2.3 t/m 2.5). Ook zal worden gevraagd naar huidige werkervaring en de vakgebieden die de onderwijsinstelling aanbiedt om eventuele invloeden hiervan op te kunnen sporen. Het is denkbaar dat eigen werkervaring op vergelijkbare wijze invloed heeft op de beroepskeuze van een LVB jongere als de invloed van het beroep van familieleden en bekenden. Evenzo zullen de aangeboden vakgebieden waarschijnlijk op dezelfde manier invloed uitoefenen op de beroepskeuze als de omgeving van de (onderwijs)instelling. Tot slot zal ook worden gevraagd naar het wensberoep van de respondent om een inschatting te kunnen maken van de gelijktijdige validiteit. In de methoden
28
en resultaten wordt per variabele uitgelegd hoe één en ander bevraagd wordt en volgt er een verwijzing naar het invulformulier door middel van een bijlage.
2.3 Competenties van licht verstandelijk beperkten De terugrapportage van de beroepeninteresse test zal bestaan uit een aantal beroepen waarin de betreffende persoon geïnteresseerd is. Het is hierbij van belang te weten of de beroepen, en dan met name de vereisten van de beroepen waar interesse in is, ook aansluiten bij de mogelijkheden van de betreffende persoon. Zowel de vereisten van een beroep als de mogelijkheden van een persoon zijn te vertalen naar competenties. Om een goede match te kunnen maken tussen de aanwezige persoonlijkheidskenmerken binnen een bepaald persoon en kenmerken ofwel vereisten van een bepaald beroep is het van belang om per beroep een competentieprofiel op te stellen. Voorafgaand aan het maken van een beroepinteresse test kan dan per persoon een competentielijst ingevuld worden om te bepalen of de beroepsinteresse ook aansluit bij de persoonlijke beroepsmogelijkheden. Zeker voor jongeren met een licht verstandelijke beperking is het van groot belang voor het functioneren en het zelfvertrouwen dat er een geschikte baan wordt gevonden en behouden (Goede, Tali & Taal, 2004; Biederman, Faraone, Spencer, Mick, Monuteaux & Aleardi, 2006). Echter gezien het beperkte zelfrealisme van jongeren uit deze doelgroep is het van belang dat de competentielijst wordt ingevuld door een begeleider (Elias, 2005) (zie ook paragraaf 2.4). Als basis voor het opstellen van de competentieprofielen per beroep en de competentielijst zal gebruik gemaakt worden van the Big Five. Deze theorie geeft een beschrijving van verschillende persoonlijkheidsdimensies die goed te vertalen zijn naar competenties (Stolker, 2003). Elke dimensie omvat meerdere specifieke kenmerken. Deze zijn afkomstig van de “NEO Personality Inventory (NEO-PI)” die door Costa en McCrae (1992) is ontwikkeld om the Big Five te operationaliseren. In de volgende paragrafen zal the Big Five verder worden beschreven, aangevuld met informatie uit de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) en de gedragslijst ontwikkeld in de eerste fase (bijlage 6). Deze informatie zal worden gebruikt bij het vormen van de competentieprofielen en de competentielijst.
2.3.1. The Big Five The Big Five is een theorie die vijf dimensies bevat. Door middel van deze vijf dimensies kan het karakter ofwel de persoonlijkheid van iemand beschreven worden. In deze theorie wordt verondersteld dat deze vijf dimensies tot op zekere hoogte bij iedereen en binnen alle culturen aanwezig zijn (Costa & McCrae, 1992, 1997, 2003). Bij competenties gaat het om de 29
specifieke eigenschappen, vaardigheden en kennis van een persoon. Competenties zijn daarmee wat specifieker dan de dimensies. Dit biedt de mogelijkheid om concreet gedrag uit te drukken in hele specifieke competenties (Stolker, 2003). De vijf dimensies binnen the Big Five zijn Extraversie, Altruïsme, Consciëntieusheid, Emotionele instabiliteit en Openheid. Elke dimensie omvat tevens een zestal meer specifieke kenmerken. De mate waarin een dimensie van toepassing is op een bepaald persoon, wordt gemeten door de scores op de afzonderlijke persoonlijkheidskenmerken. De scores op de verschillende persoonlijkheidskenmerken worden vastgesteld op basis van een vijfpuntsschaal. Hiermee kan iemand hoog, gemiddeld of laag scoren op een bepaald persoonlijkheidskenmerk. Een bepaalde dimensie bevat feitelijk twee uitersten, die tegengesteld zijn aan elkaar (Costa & McCrae, 1992, 1997).
Extraversie Extraversie (extraversie versus introversie) geeft aan in hoeverre een persoon gericht is op de buitenwereld. Deze dimensie bevat de specifieke persoonlijkheidskenmerken vriendelijkheid (warmte), sociabiliteit (gezelligheid), dominantie, energie, avonturisme en vrolijkheid (Costa & McCrae, 1992, 1997). Bij een hoge score op deze dimensie is er sprake van extraversie. Deze personen zijn graag in gezelschap van anderen, zijn assertief, spraakzaam en graag betrokken bij veel activiteiten. Een lage score op deze dimensie betekent introversie. Deze personen zijn rustig, liever alleen en blijven bij voorkeur op de achtergrond (Costa & McCrae, 1992; Howard & Howard, 2001a, 2001). Ehler, Evans en McGhee (1999) onderzochten de relatie tussen de persoonlijkheidskenmerken uit the Big Five en gedragsproblemen bij jongeren. Op de schaal extraversie kwamen hierbij geen opvallende resultaten naar voren.
Altruïsme Altruïsme (coöperatief versus competitief) geeft aan in hoeverre een persoon gericht is op de ander, staat het belang van de ander boven het eigen belang. Een andere term voor altruïsme zou mensgerichtheid kunnen zijn. Deze dimensie bevat de specifieke persoonlijkheidskenmerken vertrouwen, integriteit (oprechtheid), betrokkenheid (zorgzaam, onbaatzuchtig), inschikkelijkheid (meegaandheid), bescheidenheid en medeleven (sympathie) (Costa & McCrae, 1992, 1997). Bij een hoge score op deze dimensie is er sprake van coöperatief gedrag. Deze personen zijn tolerant, hulpvaardig en willen graag met anderen samenwerken. Personen met een lage score 30
op deze dimensie zijn competitief en willen graag zelf de macht hebben. Zij zijn hard in hun oordelen en opvattingen (Costa & McCrae, 1992; Howard & Howard, 2001a, 2001). Ehler, Evans en McGhee (1999) concluderen dat jongeren met een lage score op Altruïsme sociale problemen, houdingsproblemen, aandachtstekorten (laag concentratie vermogen), vervreemding en hyperactiviteit vertonen. Ook is hierbij een grote kans op narcistische, antisociale en paranoïde persoonlijkheidsstoornissen (Costa & McCrae, 1990). Jongeren met leerproblemen scoren vaak laag op deze dimensie (Ehler, Evans & McGhee, 1999)
Consciëntieusheid Consciëntieusheid geeft aan in hoeverre een persoon gericht is op het resultaat, is er sprake van doelgericht gedrag. Een andere term voor consciëntieusheid zou taakgerichtheid kunnen zijn. Deze dimensie bevat de specifieke persoonlijkheidskenmerken doelmatigheid (bekwaamheid), ordelijkheid, betrouwbaarheid (plichtsgetrouw), ambitie, zelfdiscipline en bedachtzaamheid (Costa & McCrae, 1992, 1997). Bij een hoge score op deze dimensie is er sprake van doelgericht gedrag. Deze personen zijn ambitieus, betrouwbaar en hebben een sterke wil. Personen met een lage score op deze dimensie hebben een flexibele, ontspannen houding, zijn chaotischer en zitten er niet mee als bepaalde doelen niet bereikt worden (nonchalant) (Costa & McCrae, 1992; Howard & Howard, 2001a, 2001). Ehler, Evans en McGhee (1999) concluderen dat jongeren met een lage score op Consciëntieusheid sociale problemen, houdingsproblemen, aandachtstekorten, hyperactiviteit en weinig doorzettingsvermogen vertonen. Jongeren met leerproblemen scoren vaak laag op deze dimensie (Ehler, Evans & McGhee, 1999).
Emotionele instabiliteit Emotionele instabiliteit (instabiliteit versus stabiliteit) geeft aan in hoeverre een persoon emotioneel instabiel of stabiel is. Deze dimensie bevat de specifieke persoonlijkheidskenmerken angst (ongerustheid, nervositeit), vijandigheid (boosheid), depressie (neerslachtigheid), verlegenheid (gene), impulsiviteit en kwetsbaarheid (stressgevoeligheid) (Costa & McCrae, 1992, 1997). Bij een hoge score op deze dimensie is er sprake van emotionele instabiliteit. Deze personen zijn stressgevoelig, maken zich zorgen en zijn sneller boos of gefrustreerd. Personen met een lage score daarentegen hebben een gelijkmatiger humeur, zijn niet snel uit het veld geslagen en maken zich niet zo snel zorgen (Costa & McCrae, 1992; Howard & Howard, 2001a, 2001). Jongeren met een hoge score op Emotionele instabiliteit worden geassocieerd met angst 31
(nervositeit), depressie en impulsiviteit. Jongeren met leerproblemen scoren vaak hoog op deze dimensie (Ehler, Evans & McGhee, 1999).
Openheid Openheid (voor nieuwe dingen) geeft aan in hoeverre een persoon gericht is op nieuwe zaken. Deze dimensie bevat de specifieke persoonlijkheidskenmerken fantasie (verbeeldingskracht), esthetiek (artistieke interesse), gevoeligheid (sympathie), veranderingsgezindheid, intellectuele interesse (ideeën) en waarden (vrijzinnigheid) (Costa & McCrae, 1992, 1997). Bij een hoge score op deze dimensie is er sprake van een veelzijdige interesse voor nieuwe en verschillende dingen. Deze personen zijn nieuwsgierig en fantasievol. Zij kiezen bij voorkeur voor complexiteit en zo min mogelijk regels en details. Personen met een lage score geven de voorkeur aan een praktische en “gewone” benadering en houden zich het liefst bezig met feiten en conformeren zich aan beschikbare regels (Costa & McCrae, 1992; Howard & Howard, 2001a, 2001). Jongeren met een lage score op openheid vertonen problemen op het gebied van sociaal gedrag, houding en aandacht. Jongeren met leerproblemen scoren vaak laag op deze dimensie (Ehler, Evans & McGhee, 1999).
2.3.2 Beroepengids tot en met MBO-niveau In de eerste fase van dit onderzoek is voor inventarisatie van beroepen, die geschikt zijn voor LVB jongeren, gebruik gemaakt van de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006). Deze gids geeft, naast uitgebreide informatie over de inhoud van een bepaald beroep, informatie over de competenties die bij een bepaald beroep horen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen taakcompetenties en gedragscompetenties. Gedragscompetenties hebben betrekking op houding en persoonlijke vaardigheden. Gedragscompetenties zijn vergelijkbaar met de persoonlijkheidskenmerken genoemd in the Big Five. Taakcompetenties worden in de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) omschreven als kennis en vakvaardigheden die van belang zijn voor de daadwerkelijke uitvoering van bepaalde werkzaamheden binnen een beroep. Beide competenties zijn belangrijk en gaan vrijwel altijd samen, als het gaat om het goed kunnen functioneren binnen een bepaald beroep (Beroepengids, 2006). Om die reden zullen zowel de gedragscompetenties als ook de taakcompetenties deel uitmaken van de competentielijst. Deze competenties zullen een aanvulling zijn op de persoonlijkheidskenmerken uit the Big Five.
32
De Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) gebruikt 45 verschillende gedragscompetenties, die ingedeeld zijn in acht groepen. Dit zijn de groepen strategische competenties, onderzoekscompetenties, beheersmatige competenties, management competenties, ondernemende competenties, praktische competenties, sociale competenties en creatieve competenties. Beheersmatige competenties zijn gericht op het uitvoeren van doelen volgens een bepaalde planning. Hieronder vallen de competenties ‘betrouwbaar zijn’, ‘controleren’, ‘doelen bereiken’, ‘kwaliteit leveren’ en ‘plannen en organiseren’. Deze competentiegroep is hiermee gelijkwaardig aan de dimensie Consciëntieusheid uit the Big Five. Bij ondernemende competenties gaat het om ‘voor jezelf opkomen’, ‘beïnvloeden’, ‘omgaan met conflicten’, ‘initiatief nemen’, ‘klanten helpen’, ‘onderhandelen’, ‘omgaan met spanning’ en ‘jezelf laten zien’. In vergelijking met the Big Five komen hierbij zowel de dimensies Consciëntieusheid, Extraversie als Emotionele (in)stabiliteit naar voren. Praktische competenties richten zich op ‘planmatig werken’, ‘omgang met gereedschap’, ‘3D ontwerpen maken’ en ‘technisch vormgeven’. Behalve de competentie ‘planmatig werken’ die onder de dimensie Consciëntieusheid valt, betreft het hier geen persoonlijkheidsdimensies uit the Big Five. Sociale competenties hebben betrekking op ‘communiceren’, ‘anderen helpen’, ‘leren door te vragen’, ‘luisteren’, ‘samenwerken’, ‘gevoelig zijn’, ‘sociaal zijn’, ‘situaties aanvoelen’ en ‘team vormen’. Deze competentiegroep bestaat uit een combinatie van de persoonlijkheidsdimensies Extraversie en Altruïsme. Creatieve competenties bestaan uit ‘creativiteit’, ‘flexibel zijn’ en ‘nieuwe ideeën bedenken’. Hieruit komt vooral de dimensie Openheid naar voren, echter ook Consciëntieusheid speelt hierin een rol. De groepen management competenties en strategische competenties zijn gericht op het nemen van beslissingen, het aansturen van mensen en het denken in gevolgen voor de toekomst. Gezien de grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van deze groepen competenties, kunnen we concluderen dat deze groepen competenties niet binnen de mogelijkheden van jongeren met een licht verstandelijke beperking horen. Daarnaast spelen bij deze twee groepen competenties onder andere abstract denken en perspectief nemen ook een belangrijke rol. In paragraaf 1.1 is beschreven dat dit twee probleemgebieden zijn voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. De groep onderzoekscompetenties bevat competenties die nodig zijn om vraagstukken te beantwoorden door middel van informatieverzameling en het uitvoeren van analyses. Informatieverzameling brengt met zich mee dat langere tijd aan één en dezelfde taak gewerkt moet worden. Daarnaast vraagt het beantwoorden van vraagstukken een bepaalde mate van zelfsturend handelen ofwel het zelfstandig initiëren van 33
denkprocessen. Beide aspecten leiden tot problemen bij jongeren met een licht verstandelijke beperking (zie § 1.1 Doelgroep). De groepen strategische competenties, onderzoekscompetenties en management competenties zullen dan ook niet gebruikt worden voor het opstellen van een competentielijst.
2.3.3 Opstellen competentielijst Na het raadplegen van de bovengenoemde bronnen, is de verkregen informatie uit the Big Five, de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) en de gedragslijst uit de eerste fase (bijlage 6) samengevoegd. Als basis voor de structuur is gebruik gemaakt van the Big Five. Dit verklaart de benaming en indeling van de categorieën A tot en met E van de opgestelde competentielijst opgesteld. Bij het indelen van de gedragscompetenties uit de Beroepengids (2006) is rekening gehouden met de koppeling tussen competenties en persoonlijkheidsdimensies zoals uitgelegd in de vorige paragraaf. De gedragslijst uit de eerste fase is hier vervolgens voor de volledigheid nog naast gelegd. Zonodig is hierbij de competentielijst uitgebreid. Een deel van de competenties, zoals verrichten van zwaar werk en vroeg op kunnen staan, hebben betrekking op de lichamelijke aspecten van een persoon. Om die reden is een extra categorie toegevoegd genaamd fysieke gesteldheid. Competenties zoals technisch kunnen vormgeven en om kunnen gaan met gereedschap vallen onder de extra categorie ‘praktische vaardigheden’. Competenties zoals het ‘eigen kunnen maken van kennis’ vallen onder een extra categorie specifiek voor ‘lerend vermogen’. Dit is van belang met betrekking tot de leerproblemen binnen de doelgroep. Het overige deel van de niet plaatsbare kenmerken zijn ingedeeld bij de extra categorie Overig. De volledige opgestelde competentielijst is terug te vinden in bijlage 7.
2.3.4 Koppeling van de competentielijst aan beroepen Het koppelen van competenties uit de competentielijst aan beroepen die uit de beroepeninteresse test kunnen komen, levert een meerwaarde in de terugrapportage. Op basis van de bij een beroep genoemde specifieke competenties kan direct bepaald worden of dit beroep ook daadwerkelijk geschikt is voor de betreffende persoon c.q. of er een match is tussen de aanwezige competenties binnen de betreffende persoon en de voor het beroep vereiste competenties. Gezien de enorme diversiteit aan beperkingen binnen de doelgroep licht verstandelijk beperkten, zijn niet alle beroepen die opgenomen zijn in de totale beroepenlijst voor iedereen geschikt. Hier wordt in paragraaf 2.5 nog op teruggekomen met betrekking tot de specifieke beperkingen ADHD en autisme. 34
Voor het koppelen van de vereiste competenties aan een bepaald beroep worden de volgende stappen genomen. Per beroep wordt een korte omschrijving gegeven. Vervolgens wordt per beroep het interessegebied en de omgeving benoemd. Door deze te benoemen kunnen ook andere beroepen behorend bij deze omgeving en dit interessegebied opgezocht worden in de beroepenmatrix waar alle mogelijke beroepen in verwerkt zijn. Na het interessegebied volgen de vereiste en gewenste competenties van het betreffende beroep. Deze competenties zijn aan het betreffende beroep gekoppeld op basis van informatie over het beroep uit de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) en informatie van de internetsite over werken van het CWI en het UWV (2008). Voor een uitgebreide beschrijving van het beroep en alle zaken die daarbij horen wordt in de terugrapportage van de test ook naar deze internetsite verwezen. In de terugrapportage van de test zal dit er voor bijvoorbeeld de beroepen banden- en uitlaatspecialist en voeger als volgt uitzien:
Banden- en uitlaatspecialist Je werkt altijd binnen in een garage of werkplaats. In dit beroep sta je veel. Als een auto op de hefbrug staat, werk je boven je hoofd, wat een extra belasting is voor je nek- en rugspieren. Om banden van een auto af te halen en er weer aan vast te zetten, moet je enige kracht kunnen zetten. Bij dit werk krijg je regelmatig vieze handen.
TECHNIEK Beroep
Banden- en uitlaatspecialist
Korte omschrijving
Vervangt en repareert uitlaten en banden van personenauto's.
Interessegebied
Techniek & Hout- en metaalbewerking
Omgeving
Technisch
Vereiste competenties
Controleren Kwaliteit willen leveren Volgens plan kunnen werken Om kunnen gaan met gereedschap Technisch inzicht hebben Nauwkeurig zijn Opdrachten en regels op kunnen volgen Zwaar werk lang vol kunnen houden Niet erg vinden om vies te worden
35
Gewenste competenties Informatie kunnen geven aan mensen Interesse hebben in technologie
Voeger Je werkt op wisselende bouwplaatsen, meestal in de regio. Als een karwei in korte tijd klaar moet zijn, moet je soms overwerken. Je werkt staand, gebukt en gehurkt, vooral in de open lucht maar soms ook binnen. Je werkt met specie, dat huidirritaties kan opleveren. Geregeld werk je op een ladder of op een steiger. BOUW Beroep
Voeger
Korte omschrijving
Vult voegen tussen stenen met voegspecie.
Interessegebied
Bouwen
Omgeving
Bouw
Vereiste competenties
Om kunnen gaan met gereedschap Snel kunnen werken Nauwkeurig kunnen werken Aan veiligheidsvoorschriften kunnen houden Samenwerken Zelfstandig kunnen werken Structuur aan kunnen brengen in het werk Opdrachten en regels op kunnen volgen Geen hoogtevrees hebben Zwaar werk lang vol kunnen houden Niet erg vinden om vies te worden Bij slecht weer buiten willen werken
Gewenste competenties Volgens plan kunnen werken Vroeg op kunnen staan
De door L’Ortije (2007) opgestelde beroepenlijst is te beperkt voor deze doelgroep. De verwachting is dan ook dat deze lijst aanzienlijk uitgebreid zal worden. In een later stadium van testontwikkeling zullen aan alle beroepen uit de aangevulde beroepenlijst persoonlijkheidskenmerken en competenties gekoppeld worden.
36
2.4 Zelfrealisme onder licht verstandelijk beperkten Naast het maken van een goede match tussen persoonlijkheidskenmerken en competenties gerelateerd aan een beroep, is het van belang dat jongeren zelf een goed beeld hebben van hun eigen vaardigheden. Dit wordt ook wel de competentiebeleving genoemd. Een goede competentiebeleving kan tot betere testresultaten leiden. Als jongeren een positief en accuraat beeld hebben van hun eigen kunnen, zullen zij namelijk betere keuzes maken. Jongeren zijn zich dan meer bewust van hun eigen kunnen en zullen hier hun activiteiten op aanpassen. Acceptatie van de eigen beperkingen leidt tot een realistisch en uiteindelijk positief zelfbeeld. Voor het ontwikkelen van een realistisch zelfbeeld is intensieve begeleiding noodzakelijk aangezien veel LVB jongeren problemen hebben met het verkrijgen en verwerken van realistische informatie over hun eigen kunnen. Het ervaren van persoonlijke verbetering, zich kunnen vergelijken met anderen en taken en doelen beheersen zijn hierbij de sleutelfactoren (Elias, 2005). Kortom, door de ontwikkeling van een realistisch zelfbeeld zullen LVB jongeren beter in staat zijn een beroep te kiezen dat daadwerkelijk bij hen past en aansluit op hun eigen specifieke mogelijkheden. De ontwikkeling van een realistisch zelfbeeld is voor veel LVB jongeren niet even makkelijk (Goede, Tali & Taal, 2004). Dit zal onder andere afhangen van het type beperking van de LVB jongere. Zelfrealisme is daarom een belangrijk aspect waar de begeleider van een licht verstandelijk beperkte jongere rekening mee dient te houden gedurende het gehele proces van beroepskeuze.
2.5 De beperkingen autisme en ADHD De diversiteit aan beperkingen binnen de doelgroep LVB jongeren is enorm. De enige overeenkomst is een IQ dat lager ligt dan gemiddeld met een minimum van 50. Een IQ binnen een range van 50 tot 85 leidt tot de kwalificatie licht verstandelijk beperkt (American Psychiatric Association, 2000; Koster van Groos, 2006). Naast een licht verstandelijke beperking is er vrijwel altijd sprake van nog (minimaal) één beperking. Autisme en ADHD zijn veel voorkomende en actuele beperkingen (Kroes, 2002). Andersom geldt ook dat autisten en ADHD’ers vaak te maken hebben met een licht verstandelijke beperking. Parker, Majeski en Collin (2004) concluderen dat ADHD vaak samenhangt met leerproblemen. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat het merendeel van de mensen met PDD (pervasive developmental disorders) tevens een verstandelijke beperking heeft (de Bildt & Kraijer, 2007). Specifiek binnen de stoornis autisme blijkt dat ongeveer 50% van de mensen (kinderen en volwassenen) met autisme ook een verstandelijke beperking heeft (van der Gaag, 2001; Centrum Autisme). Om de hierboven genoemde reden zullen de beperkingen autisme 37
en ADHD in deze paragraaf verder beschreven worden. Hierbij staan de specifieke kenmerken van de beperking centraal.
2.5.1 Autisme De letterlijke betekenis van het woord autisme is “in zichzelf gekeerd”. Deze betekenis werd door de Zwitserse psychiater Bleuler dan ook gebruikt om dit deel van schizofrenie te beschrijven (De gids voor de geestelijke gezondheidszorg, 2008). Autisme komt namelijk voort uit het woord Autos wat extreem in zichzelf gekeerd betekent (Delfos, 2003). Het Groot Woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale (1992) geeft echter de volgende omschrijving van autisme: “een ontwikkelingsstoornis waarbij contact met de buitenwereld en communicatie niet of moeizaam plaatsvinden”. De term autisme werd rond 1943 voor het eerst in deze context gebruikt. Leo Kanner (18941981) en Hans Asperger (1906-1980) gebruikten de term autisme om de kenmerken van ‘extreem in zichzelf gekeerd zijn’ en ‘in een andere wereld levend’ te beschrijven (De gids voor de geestelijke gezondheidszorg, 2008; Delfos, 2003; Leekam, Libby, Wing, Gould & Taylor, 2002). Het doel hiervan was het benoemen van een specifiek patroon aan gedragingen, zowel bij kinderen als volwassenen. Kenmerkend voor deze specifieke gedragingen zijn een gebrek aan deelname aan het sociale verkeer, een gebrek aan sociaal inzicht en sociale vaardigheden (Delfos, 2003; Leekam et al., 2002). Later werd ontdekt dat binnen de term autisme grote verschillen in kenmerken aanwezig zijn. Lorna Wing was dan ook de eerste die rond 1988 in plaats van over autisme te spreken over autismespectrum (Delfos, 2003). Binnen dit spectrum bevinden zich vijf autismespectrum stoornissen (ASS) ofwel ontwikkelingsstoornissen: autistische stoornis (klassiek autisme), stoornis van Asperger, PDD-NOS, Stoornis van Rett en desintegratiestoornis (American Psychiatric Association, 2000). Lorna Wing beschrijft dat de kern van de problemen binnen de beperking autisme in zijn totaliteit, de aanwezige verschillen op het gebied van communicatie, sociale vaardigheden en verbeelding zijn. Dit wordt ook wel de trias van Wing genoemd (Serruys, 2005). Volgens het Trimbos-instituut (2008) zijn er in Nederland 4 miljoen jongeren tot 20 jaar. Van deze jongeren zijn er 4000 met een autistische stoornis, 6000 met PDD-NOS en 1000 met de stoornis van Asperger. Daarnaast geeft heel recentelijk onderzoek aan, dat er in Nederland ongeveer 25.000 jongeren met een stoornis uit het autismespectrum zijn. Het overgrote deel hiervan heeft PDD-NOS. Op basis van deze gegevens is vooralsnog het uitgangspunt dat ook
38
binnen de doelgroep licht verstandelijk beperkten, PDD-NOS het meest voor zal komen van alle stoornissen binnen het autismespectrum. Of dit daadwerkelijk zo is, zal uit nader (toekomstig) onderzoek moeten blijken. In deze paragraaf zal alleen PDD-NOS behandeld worden.
Kenmerken De kenmerken van autisme en PDD-NOS lijken erg op elkaar en verschillen nauwelijks. Toch zullen de kenmerken bij autisme duidelijker waarneembaar zijn dan bij PDD-NOS (de Vries & Roukema, 2006). Het classificatiesysteem DSM-IV-TR geeft de volgende omschrijving en criteria voor de classificatie PDD-NOS (American Psychiatric Association, 2000; Koster van Groos, G.A.S., 2006): PDD-NOS staat voor Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified ofwel Pervasieve Ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven. De volledige omschrijving voor PDD-NOS is als volgt: “een ernstige en pervasieve beperking in de ontwikkeling van de wederkerige sociale interactie samen met tekortkomingen in ofwel de verbale ofwel de non-verbale communicatieve vaardigheden, of door de aanwezigheid van stereotiep gedrag, interesses en activiteiten. Er wordt niet voldaan aan de criteria voor een specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, schizotypische persoonlijkheid of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis”.
Lorna Wing (1997) geeft aan dat zich voornamelijk op het gebied van de gedragingen sociale interactie, sociale communicatie in verbaal en non-verbaal gedrag, verbeeldend vermogen, herhalend karakter van activiteiten, taal, respons op zintuiglijke prikkels en motorische ontwikkeling problemen voordoen. Met name de ontwikkeling van de sociale interactie en de sociale communicatie verlopen erg traag. Om angst en onzekerheid te voorkomen, wordt vaak vastgehouden aan de bekende structuur (Vereniging Balans, 2008). Het ontbreken van duidelijke gelaatsuitdrukkingen, het niet begrijpen van sociale relaties, een gebrek aan reacties op interesses en emoties van anderen en het onvermogen om humor te begrijpen duiden op de tekortkoming in het sociaal gedrag bij jongeren met PDD-NOS (de Vries & Roukema, 2006). Dit gaat vaak samen met het vermijden van oogcontact en het niet of nauwelijks vertonen van interesse in de menselijke stem. Hierdoor missen zij vaak de gelaatsuitdrukking van een bepaald persoon en daarmee een belangrijk deel in de communicatie, de non-verbale communicatie. Het onthouden en herkennen van gezichten kan een belangrijke rol spelen in de interactie tussen mensen. Uit onderzoek is gebleken dat
39
mensen met PDD-NOS hier erg veel moeite mee hebben (de Vries & Roukema, 2006). Problemen met verbale communicatie worden vaak veroorzaakt doordat mensen met PDDNOS een slecht korte-termijn geheugen hebben. Dit leidt vervolgens tot een beperkte woordenschat en problemen bij het samenvoegen van verschillende informatie. Daar komt bij dat er vaak ook problemen zijn met het taalbegrip (de samenhang). Zo is humor en het gebruik van bijvoorbeeld uitdrukkingen niet of nauwelijks te begrijpen. Het gebrek aan taalbegrip wordt voor een deel gecompenseerd door het detail-denken. Door het goede langetermijn geheugen worden feiten en details goed opgeslagen (Delfos, 2003; Serruys, 2005; de Vries & Roukema, 2006). Een tekort aan samenhangend denken (cognitie) en een zwakke sense of coherence (levenservaring ofwel een gevoel van verbondenheid) kunnen leiden tot onbegrip, waardoor mensen met PDD-NOS erg kwetsbaar zijn in stressvolle situaties. Een duidelijke, eenvoudige en verhelderende omgeving kan erg veel helpen en stressvolle situaties voorkomen. Een vaste structuur is van groot belang, aangezien teveel veranderingen leiden tot angst door het ontstaan van een onveilig gevoel en ondermijnen het vertrouwen. Er is dan ook een grote weerstand tegen verandering aanwezig. Daarnaast staan verschillende omgevingen volledig los van elkaar en worden ook zo ervaren, er is sprake van een duidelijke contextscheiding (bijvoorbeeld thuis koffie, op het werk thee) (Delfos, 2003; Serruys, 2005). Problemen in het denken in oorzaak en gevolg worden voornamelijk veroorzaakt door het feit dat mensen met PDD-NOS hun informatie op een andere manier verzamelen en verwerken ofwel interpreteren. Zo maken zij geen onderscheid tussen belangrijke en onbelangrijke prikkels. Hierdoor handelen zij vaak op een manier die de sociale grenzen overschrijdt. Dit wordt vaak veroorzaakt door een teveel aan prikkels in de omgeving. Hierbij gaat het om externe prikkels. Er zijn echter ook interne prikkels aanwezig, waardoor er regelmatig sprake is van een bepaalde dwang om dingen te zeggen en te doen. Dit is niet altijd wenselijk.
Oorzaak Er bestaat een groot misverstand over het feit dat autisme veroorzaakt kan worden door de inenting BMR of een verkeerde opvoeding. Aangezien er sprake is van een stoornis in de ontwikkeling van hersenen, ligt de oorzaak meer in de genetica. Verondersteld wordt, dat in de meeste gevallen deze ontwikkelingsstoornis plaatsvindt tijdens de zwangerschap. Erfelijkheid speelt hierbij een belangrijke rol. Ook overmatig alcoholgebruik,
40
stofwisselingsstoornissen of infectieziekten kunnen van invloed zijn op het ontstaan van deze afwijking (de Vries & Roukema, 2006). Er is sprake van een stoornis in de ontwikkeling van de hersenen wanneer er tijdens het proces van rijping een afwijking, vertraging of een beperking plaatsvindt. Belangrijk hierbij is de corpus callosum (de balk midden in de hersenen), die zorgt voor de verbinding van alle onderdelen binnen de hersenen. Hersenen bestaan uit twee delen, een linker en een rechterhelft. De rechterhelft is gericht op ruimtelijk inzicht en abstractie, terwijl de linkerhelft meer taalgericht is. Bij jongens is over het algemeen de rechterhelft beter ontwikkeld dan de linkerhelft en bij meisjes is dit meer gelijk. Een stoornis in het autismespectrum wordt veroorzaakt door een minder ontwikkelde corpus callosum en een minder ontwikkelde linkerhelft van de hersenen (Bauman en Kemper, 1994, in Delfos, 2003; Bauman, 1996 in Delfos, 2003). Dit veroorzaakt veelal taalproblemen bij autisten. Een voorbeeld hiervan is dat zij de dingen te letterlijk nemen, er kan geen juiste interpretatie gegeven worden aan uitspraken. Daarnaast veroorzaakt een onrijp zenuwstelsel en immuunsysteem overgevoeligheid (bijvoorbeeld lichte aanraking en geluid) en ongevoeligheid (pijn) bij autisten (Grandin, 1995 in Delfos, 2003).
Autisme en the Big Five Austin (2005) bestudeerde in 2005 de relatie tussen autisme en dimensies van the Big Five bij universitaire studenten. Zij concludeerde dat autisme negatief correleert met extraversie en altruïsme en positief met emotionele instabiliteit. Austin plaatste echter als kantekening dat er een grote variatie in individuele verschillen aanwezig is binnen de resultaten. Om die reden kan op basis van de testresultaten geen uitspraak gedaan worden over de relatie tussen autisme en de dimensies van the Big Five. Ook Wakabayashi, Baron-Cohen en Wheelwright (2006) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen de kenmerken van autisme en de persoonlijkheidsdimensies van the Big Five. Hun onderzoek is echter omvangrijker dan het onderzoek van Austin (2005). Zij doen onderzoek naar de betreffende relatie tussen autisme en the Big Five. Autisme wordt bevraagd in 50 items die onderverdeeld zijn in de vijf schalen sociale vaardigheden, aandachtswisseling, oog voor detail, communicatie en verbeeldingsvermogen. Deze vijf schalen zijn vergeleken met de vijf dimensies binnen the Big Five. Op basis van de resultaten die verkregen zijn uit de correlaties tussen beide vragenlijsten, kan gesuggereerd worden dat er enige relatie bestaat tussen autisme en bepaalde persoonlijkheidsdimensies. Het gaat hierbij bij met name om de dimensies emotionele instabiliteit, extraversie en consciëntieusheid. Een 41
negatieve relatie tussen autisme en extraversie is niet verrassend te noemen aangezien mensen met autisme ontwijkend gedrag in het sociale contact vertonen als zij een bepaalde situatie als stressvol ervaren. Ook consciëntieusheid laat een negatieve relatie zien met autisme. Emotionele instabiliteit geeft een positieve relatie met autisme weer. Niet alle schalen van autisme geven een relatie weer met één van de dimensies. Sociale vaardigheden geeft een negatieve correlatie met extraversie, maar geeft geen correlatie weer met emotionele instabiliteit. Communicatie correleert positief met emotionele instabiliteit en geeft een negatieve correlatie met extraversie en consciëntieusheid. Verbeeldingsvermogen correleert negatief met alle dimensies behalve met emotionele instabiliteit. Om daadwerkelijk te kunnen spreken van een relatie tussen autisme en de dimensies van the Big Five is verder onderzoek noodzakelijk.
Arbeid Slechts een klein deel van de mensen met autisme heeft werk. Van alle volwassen autisten verricht 18% reguliere arbeid, heeft 13% begeleid werk en heeft 12% de sociale werkvoorziening als arbeid. Daarnaast doet 6% vrijwilligerswerk en gaat 12% naar een dagactiviteitencentrum als passende dagbesteding (Nederlandse Vereniging voor Autisme, 2008). Omdat het vinden van passend werk voor iemand met een licht verstandelijke beperking lastig is, krijgen veel mensen ondersteuning bij hun zoektocht naar passende arbeid. Deze ondersteuning gebeurt meestal door middel van jobcoaching. De ondersteuning van een jobcoach start vaak al bij de stage (Zeef, Cnossen & Sonke, 2008).
Het is voor jongeren met autisme moeilijk om vooraf te bepalen in wat voor soort beroepen zij terechtkomen. Dit zal met name afhangen van de specifieke beperkingen en capaciteiten van de betreffende jongere. Op basis van ervaring is wel duidelijk dat jongeren met autisme vaak kiezen voor beroepen waarin bijvoorbeeld veel met computers wordt gewerkt, in een archief wordt gewerkt of getekend/ontworpen moet worden. Dit zijn toch de wat meer solistische beroepen (Nederlandse Vereniging voor autisme, 2008).
2.5.2 ADHD Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) is een veel onderzochte en veelvoorkomende stoornis (Kroes, 2002; Parker, Majeski & Collin, 2004). Onderzoek naar deze stoornis dateert al vanuit het begin van de vorige eeuw toen Still (1902) een groep jongeren onderzocht die dezelfde symptomen vertoonde die vandaag de dag worden 42
geschaard onder de symptomen van ADHD (Van der Ploeg en Scholte, 1999). Strauss & Lethinen (1945) meenden vervolgens dat ADHD moest worden verklaard vanuit een kleine hersenbeschadiging, maar hiervoor werd nooit een concrete aanwijzing gevonden. Langzamerhand verschoof de focus van onderzoek naar de vraag uit welke (gedrags)onderdelen ADHD nu eigenlijk bestaat en werd de term hersenbeschadiging vervangen door ‘minimal brain dysfunction’ (Van der Ploeg en Scholte, 1999).
Definiëring ADHD Huidige wetenschappers zijn het er grofweg over eens dat ADHD een heterogene stoornis is, die gekenmerkt wordt door aandachtstekort, hyperactiviteit en impulsiviteit. Impulsiviteit wordt hierbij beschouwd als een subcategorie van hyperactiviteit (Kroes, 2002; Van der Ploeg en Scholte, 1999; Holland, Gimpel en Merrell, 1998). Aandachtstekort heeft hierbij niets te maken met verwaarlozing, maar met de moeite die een ADHD’er heeft bij het blijvend richten van zijn of haar aandacht op een bepaalde taak. Wat vaak voor verwarring zorgt, is de ultieme concentratie die wel mogelijk is bij specifieke bezigheden zoals computerspelletjes en spannende taken. Impulsiviteit wordt gekenmerkt door het ‘doen’ voor het ‘denken’. Het ontbreekt veel ADHD’ers aan innerlijke controle waardoor de normale remfunctie op gedrag niet of onvoldoende werkt. Hyperactiviteit tot slot kan zich zowel uiterlijk als innerlijk manifesteren. Bij sommigen uit het zich in moeilijk stil kunnen zitten en onophoudelijk praten, bij anderen is het ogenschijnlijk rustig, maar is er sprake van innerlijke onrust (Vereniging voor volwassenen met ADHD en aanverwante stoornissen, 2004). Er worden hieruit de volgende drie types ADHD onderscheiden, namelijk het gecombineerde type (C) die zowel een aandachtsprobleem (IA) heeft als hyperactieve–impulsieve (HI) symptomen vertoond en twee typen met elk een dominantie van één van deze twee problemen (Kroes, 2002; Gaub & Carlson, 1997).
ADHD en the Big Five De gedrags- en persoonlijkheidskenmerken van subgroepen in de samenleving worden steeds vaker gecategoriseerd aan de hand van the Big Five persoonlijkheidskenmerken. Zeker als het gaat om de integratie van een klinisch afwijking zoals ADHD met persoonlijkheidskenmerken is the Big Five de centrale theorie (Nigg et all., 2002). Zoals beschreven in paragraaf 2.3.1 bestaat deze theorie uit vijf schalen, namelijk ‘extraversie’, ‘altruïsme’, ‘openheid’, ‘consciëntieusheid’ en ‘emotionele instabiliteit’. In eerste instantie richtte het onderzoek naar persoonlijkheidskenmerken bij ADHD zich vooral op extraversie, het meest sensationele facet 43
van deze beperking (White, 1999). Ook emotionele instabiliteit is uitgebreid onderzocht aangezien emotionele instabiliteit een geaccepteerd kenmerk is van ADHD (Barkley, 1998). De overige drie schalen ‘altruïsme’, ‘openheid’ en ‘consciëntieusheid’ hebben lange tijd veel minder aandacht gekregen evenals de combinatie met de verschillende types ADHD (Parker, Majeski & Collin, 2004). Dat hiermee belangrijke informatie over het hoofd werd gezien bewijzen de meer recente onderzoeken naar persoonlijkheidskenmerken en ADHD. Nigg et all. (2002) concluderen bijvoorbeeld dat het ADHD type met een aandachtsprobleem negatief correleert met consciëntieusheid en positief correleert met emotionele instabiliteit. Het ADHD type met hyperactieve–impulsieve kenmerken correleert negatief met altruïsme (vriendelijkheid) en heeft een zwak positief verband met emotionele instabiliteit. Miller, Miller, Newcorn and Halperin (2007) komen overwegend met dezelfde resultaten echter zonder een verschil te maken tussen verschillende types ADHD. Ook vinden Miller et all. (2007) een zwakker negatief verband tussen ADHD en consciëntieusheid. Wat opvalt bij de voorgaande onderzoeken is, behalve de verschillen tussen de subtypes van ADHD, dat extraversie hierin helemaal niet voorkomt. De verklaring die Nigg et al. (2002) hiervoor geven ligt besloten in het construct van extraversie. Extraversie in the Big Five staat voor positieve emotionaliteit en een energieke benadering richting de sociale en materiële wereld. Impulsiviteit correleert niet met deze kenmerken en hoort wellicht niet als kenmerk binnen het construct extraversie (Eysenck & Eysenck, 1985). Parker, Majeski en Collin (2004) vinden echter wel een verband tussen ADHD en extraversie. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het ADHD-type met hyperactieve–impulsieve kenmerken positief correleert met extraversie en emotionele instabiliteit en negatief correleert met consciëntieusheid en altruïsme. Het ADHD-type met een aandachttekort correleert hier positief met emotionele instabiliteit en negatief met consciëntieusheid (sterker verband dan bij het andere ADHD-type) en altruïsme. ‘Openheid’ (voor nieuwe dingen) komt in geen van de bovengenoemde studies naar voren als een relevant persoonlijkheidskenmerk met betrekking tot ADHD. Alleen een studie van Anckarsäter (2006) neigt in deze richting met het gevonden verband tussen ADHD en een hoge mate van ‘op zoek gaan naar nieuwe uitdagingen’.
Kenmerken Buiten de theorie van the Big Five om wordt ADHD vaak geassocieerd met depressies, sociale problemen, aandachtsproblemen, agressie, criminaliteit, angst, een slecht zelfbeeld, externaliserend gedrag en leerproblemen (Gaub & Carlson, 1997; Rucklidge, Brown, Crawford & Kaplan, 2007; de Boo & Prins, 2006). Ook hierbij wordt onderscheid gemaakt 44
tussen de verschillende vormen van ADHD. Het gecombineerde type (C) heeft logischerwijs de meeste problemen en scoort hiermee het meest negatief op de bovengenoemde variabelen. Het ADHD type met een aandachtstekort (IA) heeft in vergelijking de andere types een aantal positieve punten. Ze scoren lager op agressie, criminaliteit en externaliserend gedrag en scoren hoger in de sociale omgang met leeftijdsgenoten. Het ADHD type met hyperactieveimpulsieve kenmerken (HI) heeft niet de positieve kenmerken van het IA type maar scoort weer hoger op andere punten. Het HI type heeft minder leerproblemen en werkt harder dan het IA en C type en is over het algemeen gelukkiger dan het C type (Gaub & Carlson, 1997).
Competenties en arbeid Wat naar voren komt uit dit onderzoek naar eigenschappen die horen bij ADHD is in eerste instantie dat er niet een blauwdruk bestaat voor de kenmerken van iemand met ADHD. Het is erg belangrijk om te weten welk type ADHD een persoon heeft en dan nog moet met enige voorzichtigheid worden gekeken naar de persoonlijkheidseigenschappen en competenties van een specifiek persoon. Het onderzoek vormt een goede basis om na te gaan welke eigenschappen een persoon met ADHD heeft, maar het zal altijd noodzakelijk blijven om per persoon een specifieke lijst van competenties en gedragingen af te gaan alvorens hierover conclusies te trekken. Dit zal erg belangrijk zijn voor bijvoorbeeld jobcoaches bij het bepalen of een jongere geschikt is voor de functie waar hij of zij in geïnteresseerd is. Dat het vinden van een goede match tussen een persoon met ADHD en een beroep erg belangrijk is, komt duidelijk naar voren uit het onderzoek van Smerd (2006). Hierin wordt met verscheidene voorbeelden aangetoond dat het vinden van een geschikte baan voor deze doelgroep een sleutel is tot succes. Over presteren van ADHD’ers binnen specifieke beroepen is niet veel bekend. Wel wordt door verschillende onderzoeken aangehaald dat consciëntieusheid een belangrijke factor is bij het slagen op school en op het werk (Nigg et all., 2002; Miller et all., 2007). Personen met ADHD scoren, zoals zojuist beschreven, over het algemeen laag op deze eigenschap. Ze hebben hiermee vaak minder zelfcontrole, onafhankelijkheid en functioneel succes dan personen zonder ADHD (Miller et all., 2007). De Nederlandse Vereniging van arbeidsdeskundigen (2008) bevestigt dit met een bericht waarin ze verwijzen naar een onderzoek van het Trimbos-instituut en de Rijksuniversiteit Groningen. Hieruit komt naar voren dat werkende mensen met ADHD per jaar 22 dagen minder werken dan mensen zonder ADHD. Dit zit hem niet zozeer in een groter aantal verzuimdagen, maar vooral in minder geleverde kwantiteit en kwaliteit. Personen met ADHD wisselen ook vaker van baan dan de gemiddelde persoon (Biederman, Faraone, Spencer, Mick, Monuteaux & Aleardi, 2006). Wat 45
echter ook wordt geconcludeerd is dat bij goede begeleiding deze problemen veel kleiner zijn. Hier ontbreekt het echter vaak aan. In het kader van de ontwikkeling van de beroepeninteresse test is dit dan ook een aanmoediging voor de begeleiders personen met ADHD (en andere licht verstandelijk beperkten). Zonder begeleiding gaat het vaak mis, maar met begeleiding is veel mogelijk. Dit is ook het pleidooi van Fischer (2007) die uitlegt waarom mensen met ADHD vaak makkelijk aan een baan komen, maar deze ook gauw weer verliezen. ADHD’ers kunnen zich slechts op een taak richten als ze emotioneel betrokken en gemotiveerd zijn (in stresssituaties kunnen ze juist erg goed functioneren). Om ze toch te helpen om ook ‘normale’ taken binnen een functie goed uit te voeren moet een strak dagschema gehandhaafd worden (met hulpmiddelen ter herinnering) met zo weinig mogelijk afleiding van geluid en beweging. Hulp van de personeelsafdeling is hierbij onmisbaar bij de banen met een regulier opleidingsniveau. In het geval van een licht verstandelijk beperkte persoon zal deze taak vooral liggen in handen van een jobcoach, in samenspraak met de personeelsafdeling van het betreffende bedrijf. Tot slot is er ook weinig bekend over beroepsvoorkeuren onder mensen met ADHD. Selke (2000) concludeert wel dat het ADHD-type met hyperactieve–impulsieve kenmerken vaak terecht komt in de fysiek actieve beroepen.
2.6 Concluderende samenvatting Betrouwbaarheid en validiteit zijn belangrijke onderdelen bij het ontwikkelen van een beroepeninteresse test en zullen daarom de leidraad vormen bij het verder uitontwikkelen van de test. Voor het creëren van normgroepen zijn in paragraaf 2.2 mogelijke determinanten van beroepskeuze besproken. Vervolgens zijn competentieprofielen per beroep en een competentielijst ontwikkeld op basis van theorie uit the Big Five, de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2006) en de gedragslijst uit de eerste fase (bijlage 6). Deze zijn van belang bij het matchen van beroepsinteresse en persoonlijke beroepsmogelijkheden van een persoon. De rol van een begeleider is hierbij noodzakelijk gezien het beperkte zelfrealisme van jongeren uit de doelgroep. Als voorbeeld van veelvoorkomende gedragsbeperkingen binnen deze doelgroep zijn ADHD en PDD-NOS verder uitgewerkt. Hierbij is een koppeling gemaakt tussen deze twee afzonderlijke gedragsbeperkingen en de daarbij behorende competentie- en beroepsbeperkingen.
46
3. Methode van onderzoek & Resultaten
In fase één van de testontwikkeling is theoretisch onderzoek gedaan naar testvormgeving, beroepskeuze modellen die bruikbaar kunnen zijn voor de doelgroep en de arbeidsmarkt voor de doelgroep. Op basis van deze onderzoeken is een beroepenmatrix ontwikkeld (bijlage 1). Deze matrix vormt de basis voor verdere ontwikkeling van de beroepeninteresse test voor de doelgroep. De matrix geeft in de kolommen de verschillende interessegebieden van een persoon weer en in de rijen de verschillende omgevingen waar door een persoon in gewerkt kan worden. Binnen de matrix ontstaan zo diverse cellen. Aan deze cellen zijn beroepen gekoppeld worden. Op deze manier geeft een hoge score in een bepaalde cel de beroepen weer die voor deze persoon aantrekkelijk zijn. Naast de beroepenmatrix is een itemlijst (bijlage 3) en een gedragslijst opgesteld (bijlage 2) (zie paragraaf 1.5.7 ‘functievoorwaarden’). De itemlijst bevat in totaal 57 items. Een item is de weergave van een bepaalde handeling in vraagvorm. Bijvoorbeeld: ”Vind je het leuk om mensen eten en drinken te geven?”. De items zijn gegenereerd op basis van de informatie die verkregen is uit interviews met experts. Per item is vervolgens gekeken welk(e) interessegebied(en) hieraan gekoppeld kan worden. In paragraaf 3.1 “studie 1” wordt de itemlijst als basis gebruikt voor de verdere inrichting en ontwikkeling van de beroepeninteresse test. In deze studie wordt vooral de inhoudsvaliditeit van de test gesterkt. In paragraaf 3.2 “studie 2” zal de validatie van de beroepenmatrix door studenten van de Universiteit van Tilburg besproken worden. Deze studie betreft een constructvalidatie door middel van terugplaatsing van de items in de beroepenmatrix. In paragraaf 3.3 “studie 3” wordt in het kort een pretest beschreven als voorbereiding op de validatie door jongeren uit de doelgroep. De inhoudsvaliditeit van de test wordt hiermee verder uitgebreid. In paragraaf 3.4 wordt vervolgens de validatie van de beroepeninteresse test door de jongeren uit de doelgroep beschreven. Hierbij worden manipulatietests uitgevoerd, wordt de itemmatrix als construct gevalideerd, wordt de betrouwbaarheid van de factoren binnen dit construct bekeken en worden eventuele normgroepen gecreëerd.
3.1 Inrichting en ontwikkeling van de beroepeninteresse test (studie 1) De opgestelde itemlijst met daaraan gekoppeld de interessegebieden (bijlage 3) en de ingevulde beroepenmatrix (bijlage 1) zijn de basis voor de verdere inrichting en ontwikkeling van de beroepeninteresse test ofwel studie 1. Met behulp van deze overzichten zijn per item 47
de daarbij behorende omgeving(en) en beroepen benoemd gebaseerd op bijlage 5 (zie bijlage 8). Bijvoorbeeld het item: ‘Vind je het leuk om achter een kassa te werken?’ past zowel binnen de omgeving ‘winkel’ als de omgeving ‘groothandel en magazijn’. Op deze manier worden de beroepen meer gespecificeerd en ontstaat er een grotere itemlijst waarbij zowel het interessegebied als de omgeving van belang is (zie bijlage 9 voor de nieuwe itemlijst). Bij de formulering is niet gekozen voor een formulering in de vorm van een vraag. Dit heeft te maken met de antwoordmogelijkheden in de beroepeninteresse test. Per foto kan gekozen worden voor ‘leuk’ of ‘niet leuk’ in plaats van ‘ja’ of ‘nee’. Op deze manier staat er een compacte omschrijvende tekst boven de foto en moet de respondent kiezen tussen ‘leuk’ of ‘niet leuk’. Dit heeft de voorkeur boven een situatie waarin boven iedere foto een vraag staat die begint met ‘vind je het leuk om…’. In dit laatste geval is de respondent gedwongen om negatief te reageren op een vraag als hij of zij het beroep niet leuk vindt. Na het opstellen van deze lijst is per item door middel van consensus gesprekken met vier deskundigen besloten welke foto’s hierbij belangrijk zijn. Hierbij is niet gelet op de totale hoeveelheid foto’s. In een later stadium kunnen bepaalde foto’s nog verwijderd worden. Vervolgens is per foto de specifieke handeling en context beschreven. Bij elke foto ligt de nadruk op de veel voorkomende handelingen binnen een beroep. Op deze manier wordt een zo realistisch mogelijk beeld van het beroep gegeven. Dit heeft geleid tot een eerste fotolijst.
Voordat een start gemaakt kan worden met het verzamelen van de diverse foto’s is een kleine pilot uitgevoerd. In deze pilot is bij een groothandel een aantal foto’s gemaakt van verschillende beroepen en handelingen. Deze foto’s zijn door de deskundigen bekeken en besproken. Het doel van deze pilot en bespreking is het opstellen van een aantal criteria waaraan de foto’s moeten voldoen, om zo vooraf een eenduidig beeld te schetsen over de kwaliteit van de foto’s. Dit heeft geleid tot een criterialijst. Naast de randvoorwaarden spreiding in sekse, leeftijd en diversiteit zijn de volgende zeven punten van belang: -
Alleen de specifieke handeling fotograferen (zo min mogelijk de persoon in beeld);
-
Fotografeer de handeling van dichtbij;
-
Zorg voor zo min mogelijk storende omgevingsfactoren;
-
Fotografeer personen zoveel mogelijk van achteren (indien mogelijk);
-
Fotografeer slechts één persoon (indien mogelijk);
-
Zorg voor goede belichting en scherpte van de foto;
-
Maak meerdere foto’s, minimaal drie, van één handeling (later kan dan gezamenlijk worden bepaald welke foto het beste is). 48
Voor het verzamelen van de foto’s zijn diverse bedrijven en instellingen benaderd. De contacten met deze bedrijven en instellingen zijn rechtsreeks of via Sterk in Werk gelegd.
Om tot een volledige beroepenlijst te kunnen komen is de door L’Ortije (2007) opgestelde beroepenlijst aangevuld met nog ontbrekende beroepen. Deze beroepen zijn geselecteerd uit de Beroepengids tot en met MBO-niveau (2007) en uit de rapportage met uitstroomgegevens van jongeren met een licht verstandelijke beperking (Uitstroomgegevens cliënten Sterk in Werk, 2004). Daarnaast is in de door L’Ortije (2007) opgestelde beroepenlijst geen rekening gehouden met streekgebonden beroepen. Aangezien de beroepeninteresse test bedoeld is voor alle jongeren met een licht verstandelijke beperking in heel Nederland is een landelijke dekking van de beroepen erg belangrijk. Om meer informatie te verkrijgen over deze streekgebonden beroepen is per regio (Noord-Oost, Midden en West Nederland) contact gezocht met een ervaringsdeskundige of jobcoach.
De criteria om een beroep uit één van bovenstaande bronnen op te nemen in de matrix zijn: -
Beroep heeft een nulkwalificatie of beroep is goed uitvoerbaar als assistentenfunctie.
-
Beroep vereist geen hoogstaande zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en inhoudelijke sociale interactie.
Deze criteria zijn opgesteld naar aanleiding van de beschrijving van de doelgroep in fase één van dit onderzoek. Beroepen waar twijfel over bestond zijn voorgelegd aan jobcoaches. De praktijk wijst dan uit of de jongeren uit de doelgroep wel of niet terechtkomen in een bepaald beroep. Hieruit kwam ook naar voren dat bepaalde beroepen - zoals assisteren bij een kapperszaak - wel mogelijk zouden zijn voor de LVB jongeren, maar dat deze jongeren hier nooit voor worden aangenomen. Dit soort van banen is vaak voorbehouden aan jongeren die de potentie hebben om de opleiding voor het betreffende vak af te ronden en na het behalen van een diploma voor hetzelfde bedrijf aan de slag kunnen. Dit is dan ook een reden om het beroep niet op te nemen in de beroepenlijst. De beroepenlijst behoort een zo realistisch mogelijk beeld te geven van de mogelijkheden voor de doelgroep. Door op deze manier te werk te gaan wordt de externe validiteit zo goed mogelijk gewaarborgd. Naar aanleiding van deze gesprekken en verdere selectie van beroepen is een aantal beroepen toegevoegd aan de beroepenlijst en is de itemlijst verder uitgebreid.
49
Tijdens het proces van verzamelen van foto’s is niet altijd de vooraf vastgestelde handeling gefotografeerd. In een aantal gevallen blijkt op locatie dat andere handelingen binnen het beroep veel frequenter voorkomen dan de handeling die vooraf is vastgesteld. Aangezien de nadruk ligt op de veel voorkomende handelingen binnen een beroep zijn deze handelingen ook in beeld gebracht. Ook hiermee wordt het realisme en daaruit volgend de externe validiteit van de test verhoogd. Vervolgens is wederom door vier deskundigen in meerdere consensusgesprekken bepaald welke foto’s het duidelijkst de beoogde handeling weergaven en het best voldeed aan de vooraf opgestelde criteria. Na de selectie van de definitieve foto’s is bij sommige foto’s een nieuw item geformuleerd. In deze nieuwe items wordt een nieuwe of alternatieve handeling geformuleerd als dit vanuit de beroepspraktijk nodig bleek. Als gevolg van de uitbreiding van de itemlijst door verdere specificatie en toegevoegde beroepen was het belangrijk om op dit punt de beroepenmatrix bij te werken. Om dit nauwkeurig te kunnen doen is een nieuwe matrix geconstrueerd (wordt vanaf dit punt naar gerefereerd als de itemmatrix) - wederom met in de kolommen interessegebieden en in de rijen omgevingen - waarbij items in plaats van beroepen in de cellen zijn geplaatst. Doordat er echter nieuwe beroepen en items zijn toegevoegd in de loop van deze studie voldeed de matrix vanuit fase één van het onderzoek niet meer (bijlage 1). De aangepaste interessegebieden luiden nu als volgt: Mensen verzorgen, bouwen, hout & metaal bewerking, groenvoorziening & onderhoud buiten, dieren verzogen, voedselbereiding, werken met textiel, administratief & personal computer, schoonmaak & onderhoud binnen, in- uit- & verpakken, laden lossen & logistiek, beveiligen & bewaken en informatie geven. De aangepaste omgevingen zijn: Hulp & ondersteuning, persoonlijke diensten, winkel, groothandel & magazijn, kantoor, transport, technisch, bouw, industrieel, dieren, groen en overig buiten (bijlage 10). Deze plaatsing van items in de matrix en verandering van de matrix zelf heeft plaatsgevonden doormiddel van individuele beoordeling van vijf experts (op basis van face validiteit) en daarop volgende consensusgesprekken. In dit proces is besloten om een aantal items in twee cellen te plaatsen waarbij een eerste en tweede keus is aangegeven. De eerste keus is hierbij aangegeven met zwart, de tweede met rood. Dit met als doel om na de uiteindelijke validatie definitief te bepalen waar het item het beste past of te besluiten dat het item blijvend in meerdere cellen voorkomt. Na het veranderen van de matrix moeten ook de beroepen opnieuw worden teruggeplaatst in de matrix. Er is echter besloten hiermee te wachten tot na de validatie van de beroepentest, zodat eventuele veranderingen meteen kunnen worden meegenomen. 50
3.2 Constructvalidatie van de beroepen- en itemmatrix door studenten (studie 2) Om tot een goede constructvalidatie van de ontwikkelde itemmatrix te komen, moeten de gemaakte foto’s en de daarbij behorende items gevalideerd worden. Dit gebeurt door middel van het terugplaatsen van de foto’s in de matrix. Er is dan sprake van constructvalidatie op basis van face validatie. Hierbij wordt gecontroleerd of bepaalde handelingen in een bepaalde context daadwerkelijk bij het interessegebied en de omgeving horen waar ze op dit moment geplaatst staan.
Respondenten Voor de validatie van de beroepen- en itemmatrix is een steekproef gehouden onder studenten. Gezien het feit dat de doelgroep van de beroepeninteresse test problemen heeft met de verwerking en interpretatie van geschreven teksten (Becker, 1973; Luckasson, 1997) is het in dit geval niet verstandig om voor de validatie van de matrix jongeren uit de doelgroep te gebruiken. Om die reden is gekozen voor een afname onder studenten. In totaal hebben 36 studenten (N=36) meegedaan aan de validatie. De deelname heeft plaatsgevonden op basis van vrijwillige inschrijving. De leeftijd van de respondenten varieert van 19 tot en met 25 jaar met als gemiddelde leeftijd 23 jaar. Van de 36 respondenten is 10% man en 90% vrouw. Wat betreft studiefase is 6% van de respondenten 1ste jaars bachelor, 17% 3de jaars bachelor, 8% 4de jaars bachelor, 61% masterstudent en 8% ‘overig’.
Instrument Het doel van de validatie is om te beoordelen of de huidige indeling van beroepshandelingen in de matrix van interessegebieden en omgevingen juist is. Hierbij is gebruik gemaakt van een power point presentatie met daarin de gemaakte foto’s van de beroepshandelingen waarbij het de taak is van de respondenten om de foto’s zelf een omgeving en een interessegebied toe te wijzen. Hiervoor kregen de respondenten een lege matrix, een legenda met de inhoudelijke betekenis van de omgevingen en interessegebieden en een antwoordformulier waarop persoonlijke informatie alsmede de keuzes per foto kunnen worden aangegeven. De lege matrix is ervoor om de respondenten inzicht te geven in de opzet van het onderzoek, ze hoefden deze echter niet in te vullen. Zij gaven per foto slechts aan bij welk(e) interessegebied(en) en welke omgeving(en) deze hoort. Hierbij was het toegestaan om meerdere interessegebieden en omgevingen te kiezen. Ook was er ruimte om per foto schriftelijk commentaar te geven op de duidelijkheid van de foto en/of de antwoordmogelijkheden. Uiteindelijk is in verband met de duur van de validatie de keuze 51
gemaakt om de totale fotocollectie op basis van even en oneven fotonummers op te splitsen in twee versies. Ook de groep respondenten is in tweeën gesplitst op basis van het tijdstip waarop ze beschikbaar waren. Tussen de kenmerken van deze twee groepen studenten zijn geen noemenswaardige verschillen te noemen in vergelijking met de kenmerken van het totaal.
Procedure Om een eenduidige manier van werken te bewerkstelligen is vooraf een antwoordformulier met een korte instructie en een protocol opgesteld. Aan het begin van de fotopresentatie hebben de studenten uitleg gekregen over het doel van het onderzoek en specifiek over het invullen van het antwoordformulier. Er is uitgelegd dat er 71 foto’s de revue zullen passeren en dat er per foto ongeveer 45 tot 60 seconden de tijd is om antwoord te geven. Vooraf kregen de respondenten een voorbeeldfoto te zien waarbij het antwoord al ingevuld kon worden op het antwoordformulier. Bij onduidelijkheden konden ten allen tijde vragen gesteld worden.
Statistische verwerking De ingevulde antwoordformulieren zijn ingevoerd in Excel. Deze dataverwerking geeft per foto een percentuele uitkomst per omgeving en per interessegebied. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat bij een bepaalde foto 60% van de respondenten scoort op de omgeving ‘x’ en 80% op de omgeving ‘y’ en 100% op het interessegebied ‘a’. Dit houdt in dat iedereen het erover eens is dat de foto alleen binnen interessegebied ‘a’ thuishoort, maar over de omgeving is niet iedereen het eens. Een bepaald percentage vindt dat de foto alleen bij omgeving ‘x’ hoort, een ander deel vindt dat het bij ‘y’ hoort en nog een deel vindt dat de foto bij beide hoort. Om de matrix te kunnen valideren worden een aantal regels in acht genomen. Uitgangpunt bij het verwerken van de resultaten is dat de huidige eerste keuze van een bepaald item in de beroepenmatrix moet corresponderen met minimaal 60% van de keuze door de respondenten. De huidige tweede en eventueel derde keuze moet met minimaal 30% van de keuze door de respondenten corresponderen. Op elke plaats in de matrix waar dit tot een eventuele verandering leidt zal een deskundig panel met behulp van consensusgesprekken inhoudelijk bepalen wat er met een bepaald item gebeurd en/of hoe de beroepen- en itemmatrix het beste aangepast kan worden. Hierbij wordt het commentaar van de respondenten meegenomen als aanwijzingen voor verbeteringen.
52
Resultaten Dit heeft tot een aantal opvallende resultaten geleid. De resultaten van de validatie zijn terug te vinden in bijlage 11. In de bijlage staat per foto aangegeven wat de eventuele probleemgebieden zijn. Hierbij zijn discussiepunten met betrekking tot de eerste itemkeus zwart van kleur en discussiepunten met betrekking tot de tweede itemkeus rood. Discussiepunten hebben hierbij tot een aantal verschillende acties geleid: Positie van een item in de matrix aanpassen, de matrix of benamingen in de matrix aanpassen en/of het vervangen van onduidelijke foto’s. De aangepaste matrix is te vinden in bijlage 12. Hieruit wordt duidelijk dat items zijn verplaatst en de formulering van sommige omgevingen en interessegebieden is veranderd. Om de interessegebieden wat concreter en/of breder te maken zijn de volgende aanpassingen gedaan: Hout- en metaalbewerking is veranderd naar ‘techniek & hout- en metaalbewerking, voedselbereiding is veranderd naar ‘werken met voedsel’ en administratief en computer is aangevuld met ‘papier’. Een voorbeeld van een item die een andere plaats heeft gekregen is het item 51 (hokken schoonspuiten in een dierenasiel). Deze stond primair bij ‘dieren verzorgen’, echter 94,4% van de respondenten vond dat dit item primair bij ‘schoonmaak en onderhoud binnen thuishoort’. Dit item is hierbij primair verplaatst naar ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ en secundair naar ‘dieren verzorgen’. Anderzijds was 0% van de studenten het eens met de keuze in de itemmatrix om ‘koffie rondbrengen’ te plaatsen onder ‘voedselbereiding’. Dit, en meerdere soortgelijke items, heeft er toe geleid dat het interessegebied ‘voedselbereiding is veranderd naar ‘werken met voedsel’. Zie bijlage 12 voor verdere aanpassingen.
3.3 Pretest validatie door de doelgroep (studie 3) Om goed voorbereid de validatie van de test door jongeren uit de doelgroep in te gaan, is besloten om eerst een kleine proefafname te doen. Met als doel de inhoudsvaliditeit van de beroepeninteresse test te verhogen zijn hierbij ook verschillende jobcoaches uitgenodigd om hun oordeel te geven over de inhoud, lay-out en duur van de test (zie volgende paragraaf voor de totstandkoming van deze digitale test) en over de inhoud van de competentielijst die is opgesteld in paragraaf 2.3.3. Een instelling in Den Bosch heeft hiervoor vier jongeren uit de doelgroep gevraagd om de pretest uit te voeren. Deze respondenten kregen hierbij elk een verkorte versie van de digitale beroepeninteresse test voorgelegd waarin slechts 15 foto’s waren opgenomen. Vooraf werd een korte introductie en uitleg gegeven over het doel en verloop van de test. De respondenten wisten dat dit slechts een pretest was en dat hun scores niet opgeslagen zouden worden. Achteraf werd per respondent gevraagd naar zijn of haar 53
mening over de test en was er ruimte voor aanvullende suggesties. De reacties die hierop volgden waren overwegend positief; de respondenten vonden de test ‘leuk’, concentratie was geen probleem bij deze korte versie en de bedoeling was helder. De jongeren merkten wel op dat ze een aantal beroepen misten, dit was echter logisch in een verkorte versie van de test. Hierbij kwam al wel naar voren dat één van de vier jongeren graag in de ICT wilde werken. Dit is een beroepstak die tot nu toe niet in de matrix is opgenomen wegens vele ICT-beroepen met een te hoog vereist opleidingsniveau. Om deze reden wordt op dit moment ook nog geen aanpassing gemaakt in de beroepenmatrix. Mocht in de volledige validatie door de doelgroep dit vaker naar voren komen, zal in overleg met jobcoaches ook een aan ICT gerelateerd beroep in de matrix worden opgenomen. Een ander punt van kritiek kwam van één van de vier jongeren die aangaf dat de beroepen ‘te simpel’ waren. De oorzaak hiervan bleek echter te liggen in het opleidingsniveau van de respondent. Ondanks meervoudige beperkingen had deze respondent geen verstandelijke beperking en viel daarmee buiten de doelgroep van deze beroepeninteresse test. Dit is dan ook een punt dat duidelijk vermeld zal moeten worden in de handleiding van deze test. Ook aan de verschillende jobcoaches is gevraagd om tijdens het maken van de test te observeren en vervolgens hun commentaar te geven. Ook hierbij waren de reacties overwegend positief op enkele opmerkingen en aanvullingen na. Het kwam bijvoorbeeld naar voren dat de jobcoaches zich zorgen maakten over de uiteindelijke duur van de test. Er is hierop besloten dat de definitieve test ten allen tijde gestopt moet kunnen worden om er op een later tijdstip mee verder te gaan. Anderzijds deden de jobcoaches suggesties voor de uiteindelijke terugrapportage waarbij korte filmpjes werden genoemd als manier om de gekozen beroepen meer tot leven te laten komen voor de jongeren. Dit veranderd in eerste instantie niets aan de ontwikkeling van de beroepeninteresse test, maar kan later eventueel meegenomen worden als aanbeveling om de test verder uit te breiden. Tot slot is aan twee jobcoaches gevraagd om de competentielijst uit paragraaf 2.3.3 voor twee willekeurige jongeren in te vullen en daarbij eventuele struikelpunten aan te geven. De conclusie die zij uiteindelijk trokken was dat het invullen in principe wel mogelijk is, mits je de LVB jongere persoonlijk goed kent. Het vergt echter enige tijd om dit goed te doen. Er is hierop besloten om de lijst ook bij de volledige validatie in te laten vullen. Deze kan eventueel worden geanalyseerd in combinatie met de beroepskeuze en/of de beperking van een LVB jongere.
54
3.4 Validatie van de test door jongeren uit de doelgroep (studie 4) De volgende stap in de validatie van de beroepeninteresse test is het voorleggen van de test aan een redelijke steekproef uit de doelgroep. Hiervoor zijn de gemaakte foto’s verwerkt in een digitale beroepeninteresse test met een lay-out aangepast op het niveau van de doelgroep.
Respondenten Om een representatieve steekproef te kunnen trekken uit de doelgroep van licht verstandelijk beperkten zijn landelijk verschillende scholen en instellingen aangeschreven met de vraag of ze wilden deelnemen aan het onderzoek. Dit zijn enerzijds scholen met moeilijk of zeer moeilijk lerende kinderen (MLK of ZMLK scholen), anderzijds instellingen die licht verstandelijk beperkte jongeren trainen en helpen bij het vinden van een geschikte baan of dagbesteding. 21 scholen c.q. instellingen hebben hier positief op gereageerd waarbij de verspreiding over Nederland er als volgt uitziet: Zeeland 1, Noord-Brabant 7, Overijssel 3, Gelderland 2, Utrecht 2, Limburg 3, Friesland 1 en Zuid-Holland 2. Hiervan zijn 16 instellingen trajectbegeleidingcentra (al dan niet inclusief een onderwijsfunctie) en zijn 6 instellingen scholen. Per school/instelling is gevraagd om ongeveer tien jongeren te werven voor het maken van de test. Uiteindelijk zijn er 202 valide cases van respondenten die de digitale beroepeninteresse test hebben gemaakt, echter van 20 respondenten is achteraf geen vragenlijst ontvangen van de jobcoach (zie procedure) . Het valideren van de beroepenmatrix wordt hiermee uitgevoerd op basis van 202 respondenten, verdere analyses m.b.t. normgroepen en controlevariabelen worden uitgevoerd op basis van 182 respondenten. Van deze 182 respondenten is 34% vrouw (62 cases) en 66% man (120 cases). De gemiddelde leeftijd van deze respondenten is 17,8 jaar. Van 157 respondenten is het IQ bekend en komt op een gemiddelde van 73,8 punten. Ook naar het type beperking is gevraagd, echter de resultaten hiervan zijn zeer moeilijk te kwantificeren i.v.m. de verscheidenheid van beperkingen en omschrijvingen.
Instrument Het doel van deze validatie is om de voorlopig vormgegeven beroepeninteresse test voor te leggen aan een steekproef uit de doelgroep om zodoende de nodige aanpassingen te kunnen doen voor de definitieve versie van de test en conclusies te trekken m.b.t. de juistheid van de beroepen- en itemmatrix. Ook is deze eerste afname nodig om normgroepen te kunnen formeren zodat de resultaten van de definitieve test zinvoller geïnterpreteerd kunnen worden. Het instrument voor deze validatie bestaat primair uit een digitale beroepeninteresse test, 55
ontwikkeld zoals beschreven in de vorige studies. Hierbij heeft iedere pagina in de test dezelfde lay-out. In het midden van de pagina wordt één van de beroepsfoto’s weergegeven. Boven deze foto staat een duidelijke omschrijving van de handeling op de foto alsmede de omgeving waarin de handeling wordt uitgevoerd. Links en rechts van de foto staat vervolgens een groen lachebekje dan wel een rood huilebalkje met daaronder de tekst ‘leuk’ en ‘niet leuk’. Voor degene die moeilijk leest, iets wat geldt voor een aanzienlijk deel van de doelgroep, wordt zowel de omschrijving als de antwoordmogelijkheden ‘leuk’ en ‘niet leuk’ voorgelezen. Het geluid kan desgewenst gedurende de test in- en uitgeschakeld worden. Onderaan de pagina is er een optie om terug te keren naar de vorige pagina, boven aan is er een optie om de testinstructie nog eens te lezen c.q. te beluisteren en een optie om de test tussendoor af te breken. Dit alles wordt aangegeven met simpele iconen. De vormgeving van de test is simpel zodat ook de ondergrens van de doelgroep met de test kan werken en de kleuren zijn helder zodat de aandacht en concentratie van de jongeren voldoende wordt gestimuleerd. Bij het voorleggen van deze test wordt gedurende de validatie gebruik gemaakt van vier verschillende testversies. Deze verschillen op twee dimensies, namelijk fotovolgorde en antwoordvolgorde. Bij versie één staat de button ‘leuk’ rechts en heeft fotovolgorde één, bij versie twee staat de button ‘leuk’ rechts en heeft fotovolgorde twee, bij versie drie staat de button ‘leuk’ links en heeft fotovolgorde één en bij versie vier staat de button ‘leuk’ links en heeft fotovolgorde twee. De fotovolgorde wordt gevarieerd, omdat bepaalde volgordes bepaalde keuzes zouden kunnen afdwingen. De antwoordvolgorde ‘leuk’ en ‘niet leuk’ of andersom zou een bepaalde response bias voor één specifieke kant kunnen afdwingen. De betrouwbaarheid van de beroepeninteresse test is gezien deze fase van de testontwikkeling uiteraard nog niet te bepalen. Wel zal bij het analyseren van de resultaten van de validatie een cronbach’s alpha worden berekend per cel in de itemmatrix. Op deze manier kan worden gekeken of de respondenten consequent scoren op beroepen die veel op elkaar lijken. Een aanvullend instrument is het invulformulier voor jobcoaches waarin de mogelijke determinanten van beroepskeuze worden bevraagd (bijlage 13) en een competentielijst (bijlage 7) is opgenomen zoals beschreven in paragraaf 2.2 en 2.3.3. Een aantal van de genoemde mogelijke determinanten van beroepskeuze zijn sekse, omgeving van de (onderwijs)instelling, IQ en de invloed van familieleden en bekenden. De competentielijst heeft negen competentiecategorieën waarvan vijf gebaseerd op the Big Five en vier extra categorieën, namelijk ‘praktische vaardigheden’, ‘fysieke gesteldheid’, ‘lerend vermogen’ en ‘overig’.
56
Procedure Aan alle scholen en instellingen die hadden aangegeven dat ze wilden meewerken aan het onderzoek is voor de start van de validatie een email gestuurd met belangrijke informatie en invulformulieren voor de jobcoaches (zie bijlage 7 en13). De informatie betrof uitleg over de ontwikkeling van de test, de duur van de digitale test, de technische voorwaarden waaronder de beroepeninteresse test op de computer functioneert en de gewaarborgde privacy van de deelnemende jongeren. Ook is uitgelegd dat de bijgevoegde invulformulieren voor de jobcoaches van de respondenten van belang zijn om de test goed te kunnen ontwikkelen. Zonder aanvullende informatie is het onmogelijk om normgroepen te creëren en verbanden te trekken tussen kenmerken van een persoon en zijn of haar beroepskeuze. Ook als bepaalde informatie niet in deze studie wordt gebruikt, kan het in een later stadium relevante inzichten opleveren. Het eerste deel, mogelijke persoonlijke determinanten van beroepskeuze, dient te worden ingevuld door de jobcoach, enkele vragen in samenspraak met de respondent. Het tweede deel, de ontwikkelde competentielijst, dient de jobcoach individueel in te vullen. Bij het uiteindelijke afnemen van de digitale test bij jongeren uit de doelgroep is er steeds voor gezorgd dat hier minimaal twee onderzoeksdeskundigen bij aanwezig waren. Op deze manier is een zorgvuldige uitleg, tijdig ingrijpen bij (technische) problemen en observatie het beste gewaarborgd. Ook waren er in de meeste gevallen één of meerdere jobcoaches bij om de doorloop van respondenten te begeleiden. Vooraf werd aan de respondenten uitleg gegeven over het doel van de test en werden instructies gegeven voor het maken van de test, dit bleek voor iedereen duidelijk. Ook werd aangegeven dat na de test nog enkele vragen gesteld zouden worden en dat ze de uitslag van de test op een later tijdstip via de jobcoach te horen zouden krijgen. De respondenten mochten zelf bepalen of ze de test met of zonder geluid door middel van een koptelefoon wilden maken. In sommige gevallen greep de betreffende jobcoach hierbij in, omdat naar zijn of haar oordeel een koptelefoon wel noodzakelijk was. Gedurende het maken van de beroepeninteresse test liep in de adresbalk een teller mee zodat de respondenten konden controleren hoe ver ze op weg waren, dit systeem werkte echter niet correct. Dit zal voor de definitieve test aangepast moeten worden gezien het feit dat deze doelgroep behoefte heeft aan duidelijkheid. Na afloop van de test werd aan iedere respondent een aantal vragen gesteld. Onder andere wat ze er van vonden, wat ze later wilden worden (ongeacht de opties in de test) en of ze nog beroepen misten in de beroepeninteresse test. In de helft van de gevallen kregen we bij de testafname de invulformulieren van de jobcoaches weer mee terug. In de overige gevallen zouden deze formulieren later nog worden opgestuurd. 57
Terugrapportage De eerste prioriteit na de validatie onder jongeren van de doelgroep was het verwezenlijken van een korte terugrapportage. Hiervoor zijn alle testresultaten in een SPSS-bestand opgeslagen. Per vraag is met een ‘0’ (niet leuk) of een ‘1’ (leuk) aangegeven welke keuze is gemaakt door de betreffende respondent. Ook de responstijd per vraag is opgeslagen, de resultaten hiervan zijn echter niet worden gebruikt, omdat deze factor sterk wordt beïnvloed door de snelheid van de computer waarop de test is gemaakt. De resultaten per respondent zijn vervolgens berekend per interessegebied en per omgeving door alle daarbij behorende itemscores op te tellen, te delen door het totaal aantal items in het interessegebied/de omgeving en die uitkomst te vermenigvuldigen met tien. Op deze manier heeft de respondent bij de terugrapportage per omgeving en per interessegebied een schaal van nul tot tien gekregen, waarbij nul totale desinteresse en tien volledige interesse aangeeft.
Tabel II: Schaalscores per interessegebied zoals weergegeven in de terugrapportage aan jongeren uit de doelgroep.
Bij de terugrapportage is de inhoudelijke betekenis uitgelegd van de omgevingen en interessegebieden en kort aangegeven welke beroepen hieronder vallen. Het is belangrijk om op te merken dat de resultaten in de terugrapportage zijn gegenereerd op basis van de itemmatrix zoals beschreven na de constructvalidatie onder studenten van de Uvt. Het is mogelijk dat na de verdere analyse van deze validatie onder jongeren van de doelgroep de 58
inhoud van de cellen in de matrix nog wijzigt! Na het berekenen van de testscores per respondent is dit teruggerapporteerd aan de jobcoaches. Tabel II laat een voorbeeld zien van de weergave van de schaalscores per interessegebied in een histogram.
Statistische verwerking De volgende stap is het analyseren van de testresultaten ter validatie van de itemmatrix. Hierbij is ervoor gekozen om per omgeving en per interessegebied een factoranalyse uit te voeren. Een factoranalyse van de gehele matrix ineens is niet mogelijk gezien de complexiteit van de matrix en de verspreiding van de items over de cellen. Eerst worden de factoranalyses per omgeving uitgevoerd, vervolgens de analyses per interessegebied. Dit weerspiegelt de verwachting dat de verschillen tussen interessegebieden groter zijn dan de verschillen tussen omgevingen. Differentiatie op omgeving is in de analyse zodoende ondergeschikt aan differentiatie op interessegebied. Criteria die gelden bij de factoranalyses zijn als volgt: Een item wordt ingedeeld bij de factor waarop dit item het hoogste laadt, in dit geval moet de factorlading in principe hoger zijn dan 0,3 om een goede samenhang met de andere items te waarborgen. Factoren die op geen enkele factor hoog genoeg scoren horen wellicht alleen in een cel of horen binnen een ander(e) interessegebied/omgeving. Voorwaarde bij deze criteria is dat uiteindelijk op inhoud wordt bepaald waar een item en/of een factor definitief geplaatst wordt. In principe wordt naar aanleiding van deze factoranalyses bepaald waar een item definitief het beste past. Hierbij is het waarschijnlijk dat bij items die tot nu toe in twee cellen stonden de tweede of soms juist de eerste keus verwijderd wordt. Anderzijds kan het voorkomen dat een item wordt verzet naar een geheel nieuwe cel. Slechts als een item evengoed lijkt te passen in meerdere cellen, zal het item in twee cellen blijven staan. Tot slot wordt per cel in de matrix een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd (mits er meerdere items binnen één cel vallen). De laatste stap in deze validatie is het ontwikkelingen van normgroepen. Het is hiervoor noodzakelijk om wederom schalen te maken per interessegebied en per omgeving, nu echter gebaseerd op de nieuwe gevalideerde matrix die zal ontstaan na de vorige stap. Vervolgens worden alle kwantificeerbare variabelen uit het invulformulier (dat is ingevuld door de jobcoaches) gekoppeld aan de testresultaten. Op deze manier worden eventuele verbanden blootgelegd en ontstaat er een basis voor het formeren van normgroepen. Er wordt hierbij gebruikt gemaakt van T-testen, ANOVA’s en variantieanalyses met als criterium een alpha van 5%. Het criterium voor het vormen van een normgroep op basis van een bepaalde factor is dat deze factor significante verschillen teweeg brengt op meer dan de helft van de 59
omgevingen en interessegebieden. Bij een uiteindelijke normgroep wordt namelijk op elke omgeving en elk interessegebied gedifferentieerd. De meeste variabelen uit het invulformulier zijn als open vragen gesteld, één variabele is echter van tevoren gecategoriseerd. Sociaal economische status is opgedeeld in ‘bovenklasse’, ‘middenklasse’ en ‘onderklasse’. Bij de variabele ‘omgeving van de onderwijsinstelling’ zijn de volgende voorbeeldopties aangegeven: ‘stedelijk’, ‘industrieel’ en ‘platteland’.
Resultaten Naar aanleiding van eigen observatie en commentaar van jongeren uit de doelgroep en jobcoaches zijn een aantal van de omschrijvingen bij de foto’s veranderd. Veelal gaat het om moeilijk woordgebruik waarbij een deel van de doelgroep niet begrijpt wat er bedoeld wordt. Woorden als receptie, textiel en repareren zijn veranderd in feest, handdoeken en maken. Soms bleek een bepaald woord helder te zijn in het zuiden van Nederland, terwijl ze in het noorden een heel ander woord gebruiken. Naar aanleiding van dit laatste is cafetaria veranderd in snackbar. Ook is besloten om een aantal foto’s opnieuw te maken als de duidelijkheid te wensen overliet, de omgeving achteraf niet correct bleek of de foto te aantrekkelijk dan wel te onaantrekkelijk bleek. Voor dit laatste is een frequentieanalyse gemaakt van het aantal keer dat een bepaalde foto als ‘leuk’ is gekozen om eventuele uitschieters op te sporen. Tabel III laat de items zien die door 11% van de respondenten of minder zijn gekozen.
Item 49 52 72 76 82 88 89 97 92
Omschrijving Geitenhokken schoonmaken op een boerderij Mesten op een boerderij Textiel wassen in een wasserij Kaften aan boeken lijmen in een drukkerij Douches schoonmaken in sporthal Buiten prullenbakken legen Buiten vuil prikken Vloeren vegen in een magazijn Werken in een slachthuis
Percentage keuze ‘leuk’ 11 % 11 % 7 % 10 % 11 % 7 % 8 % 10 % 7 %
Tabel III: Items die door 11% van de respondenten of minder zijn gekozen als ‘leuk’.
Extreme uitschieters naar boven komen niet voor, foto’s worden nooit door meer dan 55% van de respondenten gekozen. In tabel III valt op dat vooral schoonmaakwerk (buiten, op kantoor of i.v.m. dieren) er niet zo goed van af komt. ‘Buiten prullenbakken legen’ scoort het laagst met 6,9% van de respondenten die aangeeft dit werk leuk te vinden. Veel van deze lage
60
scores zijn echter niet te wijten aan de foto, maar aan de aantrekkelijkheid van het beroep zelf. Wel is bijvoorbeeld besloten een aantrekkelijker foto te maken van het stofferen van meubels en sommige foto’s die in bouwmarkten zijn genomen te verplaatsen naar een echte bouwplaats. Tot slot is geanalyseerd welke beroepen er missen in de test naar aanleiding van het commentaar van respondenten. In samenspraak met de jobcoaches is besloten welke genoemde beroepen inderdaad in de test thuishoren en welke beroepen niet in de test komen vanwege onrealistische (opleidings)eisen. In het kort gaat het om extra creatieve beroepen zoals grafisch assistent, praktische beroepen zoals taken in de wegenbouw, rietdekkerei en dakdekkerei en meer technische beroepen zoals eenvoudig IT werk. Vooral vrouwelijke respondenten gaven aan dat ze het kappersvak en beroepen in de persoonlijke verzorging misten. In overleg met de jobcoaches kwam naar voren dat het kappersvak in de meeste gevallen te hoog gegrepen is en dat ook persoonlijke verzorging vaak niet lukt. Hierop is besloten om het beroep kapper niet mee te nemen, maar wel meer foto’s te maken in de omgeving van persoonlijke verzorging. Hierbij kan gedacht worden aan schoonmaak of hand en spandiensten in een beauty centrum. Zie bijlage 14 voor de uiteindelijke beroepenlijst en bijlage 15 voor de uiteindelijke beroepenmatrix.
Om de itemmatrix te valideren zijn verschillende factoranalyses uitgevoerd zoals beschreven in de statistische verwerking van de vorige paragraaf. Het volledige aantal factoranalyses inclusief uitleg en conclusies voor de matrix is te vinden in bijlage 16. In tabel IV staan de uitkomsten van de factoranalyse van de omgeving ‘Hulp en ondersteuning’. Deze zal nu worden behandeld als voorbeeld, zodat duidelijk wordt hoe de factoranalyses per omgeving en per interessegebied zijn verwerkt in de matrix. In dit geval wordt gebruik gemaakt van de Varimax rotatie, omdat de correlaties tussen de factoren zoals te zien in tabel V grotendeels lager zijn dan 0,3. Alleen de correlatie tussen factor één en twee ligt boven de 0,3. Behalve de hoogte van een aantal factorladingen verschilt de uitkomst van de Oblimin rotatie echter niet van de Varimax rotatie. Er wordt gebruik gemaakt van de gegevens in tabel IV. De factorladingen lager dan 0,3 zijn onderdrukt, zodat de factoren duidelijker naar voren komen. Deze factoren worden nu naast de huidige itemmatrix (bijlage 12) gelegd om zonodig aanpassingen te doen. De beredenering is dan als volgt, met verwijzingen naar componenten uit tabel IV:
61
Tabel IV: Factorladingen per item binnen vier factoren in de omgeving ‘hulp en ondersteuning’.
-
Item 84 en 145 scoren samen binnen één factor (zie component vier). Ze scoren niet binnen één van de andere factoren. Item 84 en 145 staan in de huidige matrix niet bij elkaar binnen deze omgeving. Item 84 en 145 worden hiermee uit deze omgeving verwijderd en op inhoud voorlopig bij de omgeving ‘kantoor’ geplaatst (bij kantoor stonden deze items al als tweede keus, maar niet bij elkaar in één cel). Nu komen item 84 en 145 op inhoud dan wel bij elkaar binnen het interessegebied ‘techniek & houten metaalbewerking’. De factoranalyses van dit interessegebied en deze omgeving moeten dan uitwijzen of dit de juiste keuze is. Dit blijkt later het geval te zijn.
-
Een andere factor (zie component één) bestaat uit item 1 t/m 7 en item114 (item 66 en 113 scoren hier ook, maar hoger op een andere factor). Item 1 t/m 7 horen al bij elkaar
62
in één cel, item 114 staat in de huidige matrix echter als eerste keus alleen in een cel. Naar aanleiding van deze analyse wordt item 114 verwijderd uit de interessegebieden ‘werken met textiel’ en ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ en geplaatst bij de andere items uit het interessegebied ‘mensen verzorgen’. Item 1,2 en 3 worden als tweede keus verwijderd bij het interessegebied ‘werken met voedsel’. -
Een volgende factor (zie component twee) bestaat uit de items 62, 62, 64, 66 en 106. Dit heeft de consequentie dat de items 62 en 63 voorlopig worden verwijderd bij het interessegebied ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ en geplaatst bij ‘werken met voedsel’. Ze staan hier echter samen met de items 64, 66 en 106 als tweede keus. Later zal blijken dat deze items wel bij ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ horen, maar binnen een andere omgeving.
-
Tot slot vormen 83 en 113 samen een factor (zie component drie, de andere items binnen deze factor scoren hoger op een andere factor). Deze items staan samen in één cel en kunnen blijven staan.
Tabel V: Component correlatiematrix bij Oblimin rotatie
Na het uitvoeren van alle factoranalyses en de verwerking daarvan in de itemmatrix is per cel waarin meerdere items staan een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. De resultaten hiervan staan schematisch in tabel VI. De zojuist gevalideerd itemmatrix is te vinden in bijlage 17.
Cronbach’s
> 0,9
> 0,8
> 0,7
> 0,6
< 0,6
4
9
9
6
5
van de 33
van de 33
van de 33
van de 33
van de 33
alpha Aantal cellen
Tabel VI: Betrouwbaarheidsanalyse van de cellen in de itemmatrix, mits deze twee of meer items bevatten
Van de 43 gevulde cellen in de matrix zijn er 33 die twee of meer items bevatten. Hiervan zitten er 28 boven een cronbach’s alpha van 0,6, de grens voor een acceptabele betrouwbaarheid. Er zijn vijf cellen waarbij de betrouwbaarheid onder dit niveau ligt (cel 6, 10, 13, 37 en 42). De verklaring hiervoor ligt in het feit dat in deze cellen slechts twee items 63
voorkomen. De corrected item - total correlation ligt wel in alle gevallen boven de 0,3. De items in deze vijf cellen behouden hiermee hun plaats itemmatrix. De overige cellen zijn voldoende tot zeer goed betrouwbaar, echter in acht gevallen is er een lichte stijging in de cronbach’s alpha’s bij verwijdering van een bepaald item. Het gaat hierbij om de volgende items (de celnummers zijn te vinden in de gevalideerde itemmatrix in bijlage 17: Item 71 (cel 14, kleding inpakken bij een kledinggroothandel), item 24 (cel 22, post bezorgen bij mensen aan huis), item 33 (cel 24, banden plakken bij een fietsenmakerij), item 136 (cel 28, schilderen in een huis), item 61 (cel 31, broden bakken in een broodfabriek), item 137 (cel 31, werken in een slachthuis), item 72 (cel 32, textiel wassen in een wasserij), item 53 (cel 36, vissen verplaatsen in een viskwekerij) en item 47 (cel 38, planten in bakjes zetten in een kas). In de meeste van deze gevallen ligt de corrected item - total correlation wel boven de 0,3, behalve bij de items 71, 137 en 53. Item 71 (kleding inpakken bij een kledinggroothandel) blijft toch in het interessegebied ‘ in- uit- en verpakken’, omdat item 71 volgens de factoranalyse wel binnen deze factor valt (de corrected item - total correlationl ligt ook zeer dicht bij de 0,3). De optie om dit item te verschuiven naar het interessegebied ‘werken met textiel’ is minder plausibel, omdat hiermee een nieuwe cel met slechts één item gecreëerd wordt. Item 137 (werken in een slachthuis) heeft een slechte correlatie met alle items van de gehele test. Inhoudelijk past dit item echter het best bij ‘werken met voedsel’ en blijft hier een onderdeel van. Item 53 (vissen verplaatsen in een viskwekerij) scoort niet goed binnen cel 36. Waarschijnlijk zien de respondenten kippen, paarden en honden als een ander diersoort dan vissen. Item 53 blijft hier op basis van inhoud staan.
Normgroepen creëren Om vanuit de gevalideerde itemmatrix normgroepen te creëren, zijn meerdere stappen genomen. Allereerst zijn schaalscores berekend op dezelfde manier als bij de terugrapportage aan de respondenten. Deze scores op interessegebieden en omgevingen variëren van 0 tot 10, waarbij 0 totale desinteresse en 10 volledige interesse aangeeft. Vervolgens zijn er verschillende variabelen waarop de respondenten onderling van elkaar verschillen. Dit zijn naast de testversie alle variabelen die bevraagd zijn in het invulformulier voor de jobcoaches: Sekse, leeftijd, beperking, IQ, sociaal economische status, werkervaring, beroep van familieleden, wensberoep, vakgebieden onderwijsinstelling en omgeving onderwijsinstelling. Achtereenvolgens worden de resultaten van de analyses met deze onafhankelijke variabelen besproken. Dit geldt niet voor de kwalitatieve variabelen, namelijk: beperking, werkervaring, beroep familieleden en wensberoep. Dit geldt ook niet voor de resultaten van de ingevulde 64
competentielijsten. Inhoudelijke implicaties m.b.t. de getoetste variabelen komen in de conclusie en discussie aan bod.
Testversie. Er is een tweezijdige ANOVA uitgevoerd met testversie als onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Hierbij heeft de testversie een significante invloed op de testscores van het interessegebied ‘werken met voedsel’ (p=.046 < .05), het interessegebied ‘in-, uit- en verpakken’ (p=.031 < .05) en de omgeving ‘winkel’ (p=.002 < .05). De post hoc toets Scheffe wijst uit dat het hier gaat om een significant verschil tussen versie 3 en 4 waarbij de testresultaten van versie 3 significant hoger liggen dan van versie 4 bij de betreffende omgeving en interessegebieden. Sekse. Er is een tweezijdige T-test uitgevoerd met sekse als dichotome onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Hierbij heeft sekse een significante invloed op de testscores van de omgevingen ‘hulp en ondersteuning’ (p=.000 < .05), ‘persoonlijke diensten’ (p=.000 < .05), ‘winkel’ (p=.034 < .05), ‘groothandel en magazijn’ (p=.000 < .05), ‘vervoer’ (p=.000 < .05), ‘technisch’ (p=.000 < .05), ‘bouw’ (p=.000 < .05), ‘dieren’ (p=.046 < .05), ‘overig buiten’ (p=.000 < .05) en de interessegebieden ‘mensen verzorgen’ (p=.000 < .05), ‘bouwen’ (p=.000 < .05), ‘techniek, hout en metaal’ (p=.000 < .05), ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’ (p=.024 < .05), ‘dieren verzorgen’ (p=.033 < .05), ‘werken met voedsel’ (p=.009 < .05), ‘werken met textiel’ (p=.000 < .05), ‘laden, lossen en logistiek’ (p=.000 < .05), ‘beveiligen en bewaken’ (p=.000 < .05). Hierbij scoren vrouwen significant hoger op ‘mensen verzorgen’, ‘dieren verzorgen’, ‘werken met voedsel’, ‘werken met textiel’, ‘hulp en ondersteuning’, ‘persoonlijke diensten’, ‘winkel’ en ‘dieren’. Mannen scoren significant hoger op ‘bouwen’, ‘techniek, hout en metaal’, ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’, ‘laden, lossen en logistiek’, ‘beveiligen en bewaken’, ‘groothandel en magazijn’, ‘vervoer’, ‘technisch’, ‘bouw’ en ‘overig buiten’. Op kantoor, industrieel, groen (p=0.066), administratie, schoonmaak, in uit en verpakken en informatie geven/klantencontact verschillen mannen en vrouwen niet significant. Zie tabel VII voor de schaalscores van mannen en vrouwen op de verschillende interessegebieden en omgevingen. De scores moeten geïnterpreteerd worden ten opzichte van een maximale schaalscore van tien.
65
O Hulp en ondersteuning O Persoonlijke diensten O Winkel O Groothandel en magazijn O Kantoor O Vervoer O Technisch O Bouw O Industrieel O Dieren O Groen O Overig buiten I Mensen verzorgen I Bouwen I Techniek hout en metaal I Groenvoorziening en onderhoud buiten I Dieren verzorgen I Werken met voedsel I Werken met textiel I Administratie pc papier I Schoonmaak in en om gebouwen I In uit en verpakken I Laden lossen logistiek I Beveiligen en bewaken I Informatie geven en klantencontact
Sekse man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
Gemiddelde 2 5,81 3,04 4,96 2,73 3,67 3,19 1,76 2,65 2,9 4,38 1,4 3,47 1,16 4,35 1,05 2,09 1,95 2,35 3,15 2,17 1,45 1,98 0,77 2,23 6,33 4,37 0,98 4,24 1,02 1,9 1,27 2,75 3,71 3 4,11 1,08 3 2,42 3,04 1,81 2,28 2,36 2,77 4,76 1,43 3,6 1,29 2,87 2,94
P-waarde 0,000 0,000 0,034 0,000 0,514 0,000 0,000 0,000 0,664 0,046 0,066 0,000 0,000 0,000 0,000 0,024 0,033 0,009 0,000 0,134 0,115 0,319 0,000 0,000 0,870
Tabel VII: Schaalscores van mannen en vrouwen op alle interessegebieden (I) en omgevingen (O) inclusief p-waardes.
Leeftijd. Alvorens het verband tussen leeftijd en testresultaten te toetsen is een frequentieanalyse gemaakt van de verschillende leeftijden. Op basis van het totale aantal
66
respondenten is een evenredige leeftijdsverdeling gemaakt zodat elke leeftijdsgroep ongeveer evenveel respondenten bevat. Leeftijdsgroep 1 = tot 16 jaar, leeftijdsgroep 2 = 17-18 jaar, leeftijdsgroep 3 = 19 jaar en ouder. Er is een tweezijdige ANOVA uitgevoerd met leeftijdsgroep als onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Er zijn geen significante verschillen in de testresultaten gevonden op basis van de leeftijdsgroepen. IQ. Alvorens het verband tussen leeftijd en testresultaten te toetsen is een frequentieanalyse gemaakt van de verschillende IQ-scores. Op basis van het totale aantal respondenten is een evenredige verdeling gemaakt zodat elke IQ-categorie ongeveer evenveel respondenten bevat. Dit voorkomt een scheve verdeling bij het testen van de invloed van IQ op beroepsinteresse. Laag IQ = tot 68 punten, gemiddeld IQ = 69-79 punten en hoog IQ = 80 punten en hoger. Laag, gemiddeld en hoog heeft slechts betekenis ten opzichte van de doelgroep. In het kader van de beschrijving van de doelgroep in paragraaf 1.1 is het belangrijk om op te merken dat alle respondenten met een IQ hoger dan 70 ook een beperkt sociaal aanpassingvermogen hebben. Hiermee vallen alle respondenten binnen de categorie ‘licht verstandelijk beperkt’. Er is een tweezijdige ANOVA uitgevoerd met IQ-categorie als onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Hierbij heeft de IQ-categorie een significante invloed op de testscores van de omgevingen ‘dieren’ (p=.008 < .05), ‘groen’ (p=.004 < .05) en ‘overig buiten’ (p=.041 < .05), en de interessegebieden ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’ (p=.019 < .05) en ‘dieren verzorgen’ (p=.006 < .05). Bij ‘dieren’ scoort de hoogste IQ-categorie significant hoger dan de middelste IQ-categorie, bij ‘dieren verzorgen’ scoort de hoogste IQ-categorie significant hoger dan laagste en de middelste IQ-categorie, bij ‘groen’ en ‘groen voorziening en onderhoud buiten’ scoort de laagste IQ-categorie significant hoger dan de middelste IQcategorie en bij ‘overig buiten’ zijn bij de post hoc toets Scheffe geen significante verschillen meer te zien Sociaal economische status. Er is een tweezijdige ANOVA uitgevoerd met sociaal economische status als onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Hierbij heeft de sociaal economische status een significant effect op de testscore van de omgeving ‘kantoor’ (p=.030 < .05). Bij de post hoc toets Scheffe blijkt dit effect echter net niet significant (p=.057). Het bedoelde effect betreft een gemiddelde testscore op de omgeving ‘kantoor’ die bij de bovenklasse twee keer zo hoog is als de middenklasse en onderklasse. Hierbij moet vermeld worden dat de bovenklasse
67
slechts vier respondenten bevat ten opzichte van 69 respondenten in de middenklasse en 78 respondenten in de onderklasse. Omgeving van de onderwijsinstelling. In eerste instantie zijn de gegevens vanuit de invulformulieren opgedeeld in vijf categorieën, namelijk ‘dorp’, ‘platteland’, ‘industrieel’, ‘verstedelijkt’ en ‘stad’. In verband met te kleine aantallen respondenten bij sommige omgevingen (waarbij een omgeving soms één op één samenvalt met een specifieke onderwijsinstelling) is er echter voor gekozen om de categorieën te verbreden. Hierbij worden de omgevingen ‘dorp’ en ‘platteland’ samengevoegd tot ‘dorp en platteland’ en ‘stad’ en ‘verstedelijkt’ samengevoegd tot ‘stad en verstedelijkt’, ‘industrieel’ blijft bestaan als categorie. Er is een tweezijdige ANOVA uitgevoerd met de omgeving van de onderwijsinstelling als onafhankelijke variabele en de schaalscores van de interessegebieden en omgevingen als afhankelijke variabelen. Hieruit blijkt dat de omgeving van de onderwijsinstelling een significant effect heeft op de testscores van de omgevingen ‘hulp en ondersteuning’ (p=.040 < .05), ‘technisch’ (p=.001 < .05), ‘bouw’ (p=.031 < .05) en ‘overig buiten’ (p=.031 < .05) en de interessegebieden ‘mensen verzorgen’ (p=.035 < .05), ‘bouwen’ (p=.032 < .05), ‘techniek’ (p=.012 < .05) en ‘laden, lossen en logistiek’ (p=.041 < .05). Alleen bij ‘laden, lossen en logistiek’ zijn bij de post hoc test Scheffe geen significante verschillen meer te zien. Bij ‘dorp en platteland’ zijn de testscores op ‘hulp en ondersteuning’ en ‘mensen verzorgen’ significant hoger dan bij ‘industrieel’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘technisch’ significant hoger dan bij ‘dorp en platteland’ en ‘stad en verstedelijkt’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘bouw’, ‘bouwen’ en ‘techniek, hout en metaal’ significant hoger dan bij ‘dorp en platteland’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘overig buiten’ hoger dan bij ‘stad en verstedelijkt’.
Variantieanalyses Bij wijze van na controle op de hierboven gevonden effecten is per omgeving en interessegebied een variantieanalyse uitgevoerd. Hierbij gaat het alleen om de omgevingen en interessegebieden waarbij een effect van meer dan één van de onafhankelijke variabelen is aangetroffen. Deze onafhankelijke variabelen worden vervolgens tegelijkertijd meegenomen in de analyse. Op deze manier kunnen eventuele gevonden effecten die elkaar opheffen naar voren komen. Hulp en ondersteuning: Sekse blijft significant (p=.000 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.067 > .05). Winkel: Sekse blijft significant (p=.017 < .05), Versie blijft significant (p=.005 < .05). Technisch: Sekse blijft significant (p=.000 < .05), Omgeving blijft significant (p=.015 < .05). Dieren: Sekse verliest significantie (p=.059 > .05), IQ blijft 68
significant (p=.000 < .05). Overig buiten: Sekse blijft significant (p=.041 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.960 > .05). Mensen verzorgen: Sekse blijft significant (p=.000 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.076 > .05). Bouwen: Sekse blijft significant (p=.002 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.157 > .05). Techniek, hout en metaal: Sekse blijft significant (p=.000 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.059 > .05). Groenvoorziening en onderhoud buiten: Sekse verliest significantie (p=.226 > .05), IQ verliest significantie (p=.096 > .05). Dieren verzorgen: Sekse blijft significant (p=.0032< .05), IQ blijft significant (p=.003 < .05). Werken met voedsel: Sekse blijft significant (p=.005< .05), Versie blijft significant (p=.048 < .05). Laden, lossen en logistiek: Sekse blijft significant (p=.000 < .05), Omgeving verliest significantie (p=.114 > .05).
Kwalitatieve variabelen en de competentielijst De kwalitatieve variabelen en de gegevens uit de ingevulde competentielijsten worden in dit onderzoek niet verder geanalyseerd. In de conclusie en discussie wordt hier verder op in gegaan.
69
4. Conclusie en discussie
In dit hoofdstuk worden de conclusies en de discussie met betrekking tot dit onderzoek besproken. Hierbij wordt ook ingegaan op aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en de wetenschappelijke en praktische relevantie van het huidige onderzoek.
4.1 Conclusies De doelstelling van dit onderzoek was het ontwikkelen van een beroepeninteresse test voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. De huidige beroepeninteresse testen zijn niet toereikend gebleken voor deze specifieke doelgroep. Zowel het niveau van de testen als van de beroepen sluit niet goed aan. Aanvullend bij het ontwikkelen van een beroepeninteresse test was het doel van dit onderzoek om een extra informatie te geven die nodig is bij het vertalen van beroepsinteresse naar beroepskeuze. Hierbij was de doelstelling om zowel aandacht te besteden aan de mogelijkheden en competenties van een persoon met een (specifieke) beperking als aan competentieprofielen gekoppeld aan beroepen. In deze paragraaf worden de conclusies met betrekking tot deze twee doelstellingen besproken.
4.1.1 Testontwikkeling Door middel van intensief vooronderzoek, zoals beschreven in de inleiding, is het fundament gelegd voor de ontwikkeling van een beroepeninteresse test voor licht verstandelijk beperkte jongeren. In de eerste studie van dit onderzoek heeft de basis van de test c.q. de beroepenmatrix door middel van verschillende expertgesprekken en consensustechnieken een tastbare invulling gekregen. Hierbij zijn items ontwikkeld en onder strenge voorwaarden foto’s gemaakt als belangrijkste invulling van de beroepeninteresse test. Veel voorkomende handelingen binnen een beroep stonden hierbij centraal. In deze studie is vooral aandacht besteed aan de inhoudsvaliditeit van de test. Het resultaat van deze eerste studie is vervolgens voorgelegd aan een aantal studenten van de universiteit van Tilburg om het ontwikkelde construct te valideren. Hierbij zijn items teruggeplaatst in de beroepenmatrix op basis van face validiteit. Door dit te laten uitvoeren door meerdere respondenten was hier sprake van een eerste constructvalidatie door middel van face validatie. Uit deze validatie kan geconcludeerd worden dat verschillende items nog een ambigue positie in de matrix innamen en dat nog niet alle omgevingen en interessegebieden juist geformuleerd waren. De antwoorden van de respondenten evenals het begeleidend commentaar hebben gezorgd voor 70
aanpassingen en verbeteringen in de beroepen- en itemmatrix. De volgende stap in de validatie betrof een pretest onder jobcoaches en een aantal jongeren uit de doelgroep met als doel extra inhoudsvaliditeit te verkrijgen. In deze validatie ronde kwamen een aantal zaken naar voren. ICT gerelateerde beroepen werden door meerdere jongeren gemist, deze beroepen zijn echter in deze fase nog niet definitief toegevoegd. Tevens kwam naar voren dat in de handleiding van de beroepeninteresse test een duidelijke omschrijving van de doelgroep moet komen waarin ook de intelligentierange van de licht verstandelijk beperkte jongeren wordt vermeld. Het algemene niveau van de beroepen in de test is namelijk te laag voor jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie met ‘slechts’ een gedragsbeperking. Naar aanleiding van het commentaar van enkele jobcoaches is ook besloten om in de beroepeninteresse test een pauzefunctie in te bouwen om het mogelijk te maken de test in meerdere fasen te maken. Dit laatste in verband met het beperkte concentratievermogen van een deel van de doelgroep. De opgestelde competentielijst is in deze fase goedgekeurd door de jobcoaches en daarmee een onderdeel geworden van de definitieve validatie ronde. Naar aanleiding van eigen observatie, commentaar van jongeren en de frequentieanalyses zijn vervolgens een aantal wijzigingen aangebracht in de foto’s en de omschrijvingen bij foto’s. Hierbij stond de helderheid van de betekenis centraal. Uit het commentaar van respondenten kwam ook naar voren dat een aantal beroepen gemist werden in de beroepeninteresse test. In overleg met de jobcoaches is besloten welke beroepen wel en welke niet toegevoegd konden worden. Uitgangspunten hierbij waren realistische opleidingseisen, realistische beroepsmogelijkheden en de daadwerkelijk aanwezige mogelijkheden op de arbeidsmarkt.
Een belangrijke stap in de constructvalidatie van de itemmatrix was het uitvoeren van factoranalyses per omgeving en per interessegebied. De uitkomsten hiervan hebben implicaties gehad voor de plaatsing van items in de matrix, verscheidene items zijn naar een andere cel verplaatst. Hierbij is in veel gevallen de tweede keus per item vervallen waarbij het item behouden werd binnen de factor waarop het item de hoogste lading heeft. Ook is zonodig de benaming van een omgeving of interessegebied veranderd. Op een aantal opmerkelijke veranderingen zal kort worden ingegaan (exclusief het verplaatsen van items). De omgeving ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ is veranderd naar ‘schoonmaak in en om gebouwen’. Hiertoe is besloten opdat ook de items 123 (op een dak een schoorsteenvegen) en 112 (buiten op een ladder ramen zemen) binnen deze categorie zouden vallen. Deze items scoorden namelijk sterk in één factor samen met de andere schoonmaakitems. Ook is bij bepaalde items besloten ze in meerdere cellen te plaatsen c.q. te laten staan. Dit geldt voor de items 60 71
(groenten inpakken in een fabriek), 67 (voedsel inpakken in een fabriek), 119 (vlees inpakken in een fabriek) en 134 (fruit inpakken bij een fruitteler). Deze items bleken bij zowel het interessegebied ‘werken met voedsel’ als bij ‘in- uit- en verpakken’ te horen. Ook zijn de items 20 (dozen inpakken in een fabriek) en 23 (dozen verpakken bij een groothandel) in meerdere cellen geplaatst, namelijk zowel bij de omgeving ‘groothandel en magazijn’ als bij ‘industrieel’. Tot slot is naar aanleiding van de factoranalyses bij meerdere foto’s besloten om een nieuwe foto te maken. Dit betreft item 61 (broden bakken in een broodfabriek). De foto hierbij is gemaakt in een bakkerszaak en niet in een broodfabriek. Het gevolg hiervan is dat dit item niet scoort samen met andere industriële items en zodoende de factor binnen deze cel zwakker maakt. De nieuwe foto zal wel binnen de omgeving van een broodfabriek gemaakt worden. Ook verschillende foto’s die zijn gemaakt in een bouwmarkt, zoals item 16 (stenen versjouwen in een bouwmarkt), worden opnieuw gemaakt, omdat bleek dat deze werkzaamheden vaker op een bouwplaats uitgevoerd worden en dus worden geassocieerd met de omgeving ‘bouw’ in plaats van de omgeving ‘winkel’. Vervolgens is per cel een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd om de combinatie van meerdere items binnen één cel te verantwoorden. Hierbij was de betrouwbaarheid binnen vijf van de cellen onvoldoende. Dit werd echter verklaard door het feit dat hier slechts twee items per cel geplaatst waren. Op basis van de corrected item - total correlation is besloten deze cellen te behouden. In acht andere gevallen stijgt de cronbach’s alpha bij verwijdering van een specifiek item. De gevallen waarbij ook de corrected item - total correlation onder de maat is, zijn besproken. Het gaat hierbij om de items 71 (kleding inpakken bij een kledinggroothandel), 137 (werken in een slachthuis) en 53 (vissen verplaatsen in een vissenkwekerij) die op basis van inhoud toch behouden blijven in de betreffende cel van de itemmatrix.
Testversie. Met betrekking tot de testversie geven de resultaten aan dat testversie 3 significant hogere testresultaten behaald dan 4 op de interessegebieden ‘ werken met voedsel’ en ‘in- uiten verpakken’ en de omgeving ‘winkel’. De scores van testversie 1 en 2 verschillen niet significant van elkaar en van versie 3 en 4. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het beste gekozen kan worden voor testversie 1 of 2. Bij deze beide testversies zit de button ‘leuk’ rechts, maar is sprake van een andere fotovolgorde. Hieruit blijkt dat de volgorde van de foto’s geen interactie heeft met de button ‘leuk’ rechts. Voor de test wordt besloten om de button ‘niet leuk’ links te plaatsen, de button ‘leuk’ rechts te plaatsen en een willekeurige fotovolgorde te bepalen. 72
Sekse. Mannen en vrouwen blijken op alle interessegebieden en omgevingen significant te verschillen op testresultaten, behalve op de omgevingen ‘kantoor’, ‘industrieel’ en ‘groen’ en de interessegebieden ‘administratie, pc en papier’, ‘schoonmaak in en om gebouwen’, ‘in- uiten verpakken’ en ‘informatie geven en klantencontact’. Hieruit kan geconcludeerd worden dat sekse een belangrijke factor is bij beroepinteresse en beroepskeuze. Dit is in lijn met de oorspronkelijke verwachting geformuleerd in paragraaf 2.2.1 Echter voor de genoemde verbreding in het keuzepatroon van vrouwen zijn hierbij geen aanwijzingen gevonden. Leeftijd. Er zijn geen significante verschillen in de testresultaten gevonden op basis van de leeftijdsgroepen. Dit is niet in strijd met, maar een aanvulling op de gevonden literatuur over de relatie tussen leeftijd en beroepskeuze. Dat pas op latere leeftijd een definitieve beroepskeuze wordt gemaakt, houdt niet in dat verschillende leeftijdsgroepen voor verschillende beroepen kiezen. IQ. Er worden een aantal significante verschillen in testresultaten gevonden op basis van intelligentie. Bij ‘dieren’ scoort de hoogste IQ-categorie significant hoger dan de middelste IQ-categorie, bij ‘dieren verzorgen’ scoort de hoogste IQ-categorie significant hoger dan laagste en de middelste IQ-categorie, bij ‘groen’ en ‘groen voorziening en onderhoud buiten’ scoort de laagste IQ-categorie significant hoger dan de middelste IQ-categorie. De verklaring voor dit verband tussen IQ en deze beroepscategorieën ligt niet meteen voorhanden. Er kan in ieder geval geconcludeerd worden dat voor het grootste aantal omgevingen en interessegebieden geen verschillen bestaan op basis van intelligentie. Vanuit de literatuur wordt verschil op basis van intelligentie wel verwacht, dat dit in de resultaten niet duidelijk naar voren komt zou echter kunnen liggen aan de beperkte intelligentierange van de doelgroep. SES. Op basis van sociaal economische status wordt een bijna significant verschil gevonden voor de omgeving ‘kantoor’. Hierbij is de testscore op ‘kantoor’ bij de bovenklasse twee keer zo hoog als bij de middenklasse en de onderklasse. Dit effect is noemenswaardig aangezien de bovenklasse slechts door vier respondenten vertegenwoordigd wordt. Dit resultaat is ook in overeenstemming met de verwachting vanuit de literatuur dat een hoge sociaal economische status zal leiden tot een beroepskeuze met prestige en hoge sociale status. In deze beroepeninteresse test is de omgeving ‘kantoor’ het meest prestigieus. Op de overige omgevingen en interessegebieden worden geen significante verschillen gevonden in testscores. De redenering dat de bovenklasse lager scoort op minder prestigieuze beroepen gaat hiermee niet op. Dit kan echter wederom te wijten zijn aan het lage aantal respondenten in deze categorie. 73
Omgeving van de (onderwijs)instelling. Er worden een aantal significante verschillen in testresultaten gevonden op basis van de omgeving van de (onderwijs)instelling. Bij ‘dorp en platteland’ zijn de testscores op ‘hulp en ondersteuning’ en ‘mensen verzorgen’ significant hoger dan bij ‘industrieel’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘technisch’ significant hoger dan bij ‘dorp en platteland’ en ‘stad en verstedelijkt’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘bouw’, ‘bouwen’ en ‘techniek, hout en metaal’ significant hoger dan bij ‘dorp en platteland’. Bij ‘industrieel’ zijn de testscores op ‘overig buiten’ hoger dan bij ‘stad en verstedelijkt’. In de literatuur is niet duidelijk gespecificeerd welke invloed de omgeving heeft op beroepskeuze, maar wel is aangegeven dát omgeving een rol speelt. De bovengenoemde verschillen zouden mogelijk als volgt uitgelegd kunnen worden. In het dorp en op het platteland heerst vaak een wat minder individualistische cultuur dan in de meer verstedelijkte en industriële gebieden. Daarnaast is de zorgsector niet tot nauwelijks aanwezig in industriële gebieden. Hiermee zou het eerste verschil op de omgeving ‘hulp en ondersteuning’ en het interessegebied ‘mensen verzorgen’ verklaard kunnen worden. De verklaring voor de hoge testscores op meerdere interessegebieden en omgevingen bij de omgeving ‘industrieel’ zou kunnen liggen in het hoge aanbod van bepaalde arbeid in een industriële regio en in de stagemogelijkheden gedurende het toeleidingstraject richting arbeid. Variantieanalyses. Tot slot is per omgeving en interessegebied waarbij een effect van meer dan één van de onafhankelijke variabelen is aangetroffen een variantieanalyse uitgevoerd. Bij de resultaten hiervan valt op dat de factor ‘sekse’ in de meeste gevallen significant blijft. Dit geldt ook voor de factoren ‘versie’ en ‘IQ’. De factor ‘omgeving van de (onderwijs)instelling’ verliest echter in alle gevallen significantie. Over de factor ‘versie’ is al besloten dat voor versie 1 of 2 wordt gekozen. Dit heeft verder geen implicaties voor normgroepen. Wat betreft de factor ‘IQ’ moet geconcludeerd worden dat ondanks de significante resultaten op twee omgevingen en twee interessegebieden er geen sprake is van verschillende normgroepen. Er wordt niet voldaan aan het criterium van significante verschillen op meer dan de helft van de omgevingen en interessegebieden. Hiermee blijft alleen de factor ‘sekse’ over als factor voor een normgroep. De factor ‘sekse’ zorgt blijvend voor significante verschillen in testresultaten op 16 van de 25 omgevingen en interessegebieden. Mannen en vrouwen zullen daarom bij het interpreteren van de testresultaten worden vergeleken met de schaalgemiddelden van de eigen sekse.
74
Kwalitatieve variabelen en competenties uit de competentielijst De bevraagde kwalitatieve variabelen uit het invulformulier, namelijk beperking, werkervaring, beroep familieleden en wensberoep zijn niet geanalyseerd in combinatie met de resultaten van de beroepeninteresse test. Wegens een betrekkelijk klein aantal respondenten en een grote variëteit aan beschrijvingen bij de kwalitatieve variabelen is het niet mogelijk gebleken deze zinvol te kwantificeren. De resultaten van de ingevulde competentielijst waren wel kwantificeerbaar, echter een te klein aantal respondenten per beperking en het ontbreken van een ‘normale’ controlegroep maakte analyse in combinatie met de testresultaten niet zinvol.
4.1.2 Literatuuronderzoek competenties en (gedrags)beperkingen Met betrekking tot de doelstelling om extra informatie te geven die nodig is bij het vertalen van beroepsinteresse naar daadwerkelijke beroepskeuze is een literatuurstudie gedaan naar competenties en (gedrags)beperkingen. Het resultaat hiervan is een ontwikkelde competentielijst die te gebruiken is door begeleiders van licht verstandelijk beperkte jongeren om een competentieprofiel van de betreffende jongere op te stellen. Hierbij is de literatuur met betrekking tot competenties ook gebruikt voor het opstellen van competentieprofielen per beroep. In paragraaf 2.3.4 is hiervoor een opzet gegeven die verder uitgewerkt zal moeten worden voor alle beroepen in de beroepenmatrix en beroepen die eventueel nog worden toegevoegd. Tot slot is binnen de literatuurstudie ingegaan op zelfrealisme onder jongeren uit de doelgroep en zijn twee gedragsbeperkingen besproken, namelijk ADHD en autisme. Ten behoeve van deze testontwikkeling zijn ADHD en autisme gekoppeld aan competenties en beroepsmogelijkheden. Rekening houdend met een beperkt zelfrealisme van licht verstandelijk beperkten en de specifieke kenmerken die horen bij bepaalde beperkingen, is het voor een begeleider of jobcoach mogelijk om deze jongeren constructief te helpen bij hun beroepskeuze.
4.2 Discussie In de discussie zullen de beperkingen van dit onderzoek, verschillende aanbevelingen en de wetenschappelijke en praktische relevantie besproken worden.
4.2.1 Beperkingen van het onderzoek In paragraaf 2.1 zijn verschillende betrouwbaarheden en validiteitvormen besproken. Verschillende hiervan zijn gebruikt bij het ontwikkelen van de test, echter niet allemaal. 75
Degene die niet zijn gebruikt zullen hierna kort worden besproken inclusief de eventuele implicaties hiervan. Een betrouwbaarheidstest waarbij twee keer een beroepentest wordt afgenomen bij dezelfde respondenten, de test-hertest-methode of de paralleltestmethode, was niet mogelijk binnen dit onderzoek met betrekking tot de beschikbaarheid van de respondenten. Het gevolg hiervan is dat de antwoordconsistentie van de doelgroep bij deze test niet gemeten kan worden. De vraag is echter of dit bij een veranderlijk construct als beroepsinteresse van belang is. Wat wel zinvol zou kunnen zijn is het afnemen van een paralleltest waarbij respondenten op een korte termijn twee verschillende versies moeten maken. Deze twee versies laten ten opzichte van elkaar dan evenveel foto’s per cel in de matrix zien, echter niet dezelfde foto’s. Op deze manier kan de betrouwbaarheid van de gemeten constructen binnen de matrix getoetst worden. Bij de ontwikkeling van de test is wel gekeken naar de interne betrouwbaarheid van de itemmatrix door middel van de berekening van een alphacoëfficiënt per cel in de matrix. Met betrekking tot de validiteitvormen kan een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe validiteit. Als onderdelen van interne validiteit zijn inhoudsvaliditeit, constructvaliditeit en face validiteit meegenomen bij het ontwikkelen van de beroepeninteresse test, echter voorspellende validiteit en gelijktijdige validiteit zijn niet getest. Voor het meten van gelijktijdige validiteit is wel de variabele ‘wensberoep’ opgenomen in het invulformulier, deze bleek echter wegens een grote variëteit aan benamingen niet kwantificeerbaar. Een mogelijk nadeel hiervan is dat niet geanalyseerd kan worden in hoeverre het genoemde wensberoep overeenkomt met de testresultaten. Anderzijds is het voor deze doelgroep misschien juist de beroepeninteresse test op zich die het juiste beeld geeft van de daadwerkelijke beroepsinteresse. Het wensberoep zou een impulsieve ingeving kunnen zijn op basis van iets wat de respondent net gehoord of gezien heeft. Dit is aannemelijk gezien het beperkte vermogen van de doelgroep om formeel operationeel en abstract te denken. LVB jongeren blijven vaak hangen in het concreet operationeel denken c.q. het hier-en-nu denken (Ponsioen & Verstegen, 2006). Ook voorspellende validiteit is niet getest bij het ontwikkelen van de beroepeninteresse test. Er wordt daarmee niet gekeken naar de uiteindelijke beroepskeuze van de respondenten die de interessetest hebben gemaakt. Ook hierbij is het echter de vraag of dit waardevolle informatie zou opleveren voor de beroepeninteresse test. Wanneer de testresultaten namelijk niet overeenkomen met de uiteindelijke beroepskeuze van de respondent hoeft dit niet te betekenen dat de interesse onjuist is gemeten. Het is ook aannemelijk dat in dit geval de persoonlijke beroepsmogelijkheden (in verband met de competenties van de betreffende persoon) niet 76
overeenkomen met het vereiste competentieprofiel van het beroep waarin de respondent geïnteresseerd is. Tot slot is externe validiteit slechts sporadisch genoemd bij het ontwikkelen van de beroepeninteresse test. Dit is echter wel de doelstelling en de praktijk geweest bij het ontwikkelen van de gehele test. De verhouding tussen het onderzoeksmodel en de maatschappelijke werkelijkheid is juist de factor die ontbrak bij de reeds bestaande beroepeninteresse testen. Door middel van uitgebreid vooronderzoek naar de mogelijkheden van de doelgroep op de arbeidsmarkt en continue overleg met deskundige jobcoaches is daar bij de ontwikkeling van deze beroepeninteresse test wel rekening mee gehouden.
Een beperking met betrekking tot de itemmatrix is de ongebalanceerde spreiding van items binnen de matrix. Bepaalde cellen bevatten veel items, andere cellen bevatten slechts één item. Het gevolg hiervan is dat teruggerapporteerd moet worden op basis van interessegebieden en omgevingen. Terugrapporteren op celniveau is niet mogelijk omdat de keuze voor of tegen een item die alleen in een cel staat veel zwaarder weegt dan de keuze voor of tegen een item die met meerdere items in een cel staat. Toch is de mogelijkheid om op celniveau terug te rapporteren aantrekkelijker, omdat op deze wijze nog specifiekere beroepsinteresses teruggerapporteerd kunnen worden. Ook bij het terugrapporteren op basis van interessegebieden en omgevingen is het wel mogelijk om op celniveau beroepen terug te rapporteren. Dit gebeurt door de cel te nemen waarop het favoriete interessegebied kruist met de favoriete omgeving. Een nadeel hiervan is echter dat er een mogelijkheid bestaat om op deze manier in een lege cel terecht te komen. Een meer gebalanceerde itemmatrix zou daarom de voorkeur verdienen. Wat betreft de hoeveelheid beroepen die is opgenomen in de beroepenmatrix moet gezegd worden dat ondanks een intensieve zoektocht naar alle mogelijke beroepen de lijst (nog) niet uitputtend is. Vanuit het commentaar van verschillende respondenten is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat er voor vrouwelijke LVB’ers niet erg veel keus is binnen de beroepeninteresse test. Ondanks het feit dat dit ook te maken heeft met het arbeidsaanbod voor deze doelgroep is het toch de moeite waard om hier uitbreiding in te zoeken. Voor mannelijke LVB’ers is er in principe genoeg keus, maar in deze fase van het onderzoek is het nog te vroeg om van een complete beroepenlijst te spreken.
Vervolgens valt op dat de theoretische onderbouwing bij het opstellen van mogelijke determinanten van beroepsinteresse en –keuze niet specifiek is gericht op jongeren uit de doelgroep. Op deze manier moest vanuit deze algemene theorie in combinatie met de bekende 77
kenmerken van de doelgroep een vertaalslag gemaakt worden. Dit betekent dat er geen gerichte hypothesen vanuit de literatuur met betrekking tot beroepsinteresse getoetst konden worden. Een mogelijk nadeel hiervan is dat verbanden die worden gevonden minder snel als significant aangemerkt kunnen worden, omdat steeds tweezijdig getoetst wordt. De resultaten vanuit de T-testen en variantieanalyses geven echter niet het beeld dat dit een groot probleem is geweest binnen dit onderzoek. Wat verder valt op te merken is de gedateerdheid van sommige bronnen in het theoretisch kader (Gentzkow, 1936; Horinson, 1932). Echter in combinatie met meerdere recente bronnen blijkt dat er weinig is veranderd in de psychologische en maatschappelijke invloeden op beroepskeuze. Daar waar wel verandering is opgetreden, zoals gedeeltelijk het geval is bij sekse, is hierover een opmerking gemaakt. Een andere kritische noot met betrekking tot de mogelijke determinanten van beroepskeuze is dat alle kwalitatieve variabelen uiteindelijk niet zijn meegenomen in de analyses. Hierdoor is het onduidelijk gebleven wat de invloed is van de (gedrags)beperking, de werkervaring en het beroep van familieleden op de beroepsinteresse. Het gevolg hiervan is dat deze variabelen geen kans hebben gekregen om opgenomen te worden als normgroep. De werkervaring en het beroep van familieleden zijn als variabelen echter geen aannemelijke normgroepen aangezien het geen directe persoonsgebonden eigenschappen zijn. Per persoon zal de invloed van deze variabelen waarschijnlijk anders uitpakken. Alleen de (gedrags)beperking van een licht verstandelijk beperkte jongere geeft mogelijk een gerichte differentiatie binnen beroepsinteresse. Als dit alsnog zou worden onderzocht en dit is inderdaad het geval, blijft het alsnog de vraag of het zinvol is om beperking als normgroep op te nemen. Zeker als jongeren vaak blijken te kiezen voor beroepen die mogelijk zijn binnen hun specifieke (gedrags)beperking werkt het averechts om hier via normgroepen op ‘te corrigeren’.
Concluderend kan worden opgemerkt dat bij het ontwikkelen van deze beroepeninteresse test veel aandacht is besteed aan de validiteit en uiteindelijke vorm van de test en haar achterliggende constructen. Er liggen echter nog voldoende mogelijkheden om de betrouwbaarheid, validiteit en inhoud van de test en de achterliggende item- en beroepenmatrix verder uit te breiden.
4.2.2 Aanbevelingen Allereerst zullen enkele aanbevelingen volgen voor vervolgonderzoek op de langere termijn, vervolgens zal worden ingegaan op aanbevelingen voor verdere ontwikkeling van de beroepinteresse test en de terugrapportage hiervan op de korte termijn. Afsluitend volgt een 78
kort stuk met aanbevelingen gericht op de begeleiders van licht verstandelijk beperkte jongeren.
Met betrekking tot de kwalitatieve variabelen beperking, werkervaring, beroep familieleden en wensberoep is het aan te bevelen om in vervolgonderzoek deze variabelen opnieuw mee te nemen om eventueel verbanden met beroepskeuze alsnog te ontdekken. Om hierbij wel tot zinvolle analyse te kunnen komen zullen de antwoordcategorieën gestandaardiseerd moeten worden. Bij het wensberoep, de werkervaring en het beroep van familieleden zal dit inhouden dat arbeid in categorieën wordt ingedeeld die makkelijk gekoppeld kunnen worden aan de resultaten van de beroepeninteresse test. Hoe specifieker de categorieën hierbij zijn, hoe groter het aantal respondenten moet zijn om verbanden te kunnen leggen. Bij het bevragen van de (gedrags)beperking van de respondent zullen ook categorieën gemaakt moeten worden, zodat de antwoorden kwantificeerbaar en daarmee analyseerbaar worden. Ook de competentielijst die in dit onderzoek is ontwikkeld zou meegenomen kunnen worden in volgend onderzoek. Het is hierbij interessant om het verband te onderzoeken tussen competenties en specifieke (gedrags)beperkingen. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan het onderzoek over arbeidsgerichte kenmerken van jongeren met een (gedrags)beperking. De beperkingen ADHD en autisme zoals beschreven in paragraaf 2.5 zijn al veelvuldig onderzocht, er zijn echter vele beperkingen waarbij het onderzoek naar de kenmerken nog in de kinderschoenen staat. Het belang van onderzoek in deze richting is dat uiteindelijk de koppeling gemaakt kan worden tussen vele specifieke beperkingen en de daarbij behorende beroepsmogelijkheden, zodat voor LVB jongeren de kans op een goede person-job fit aanzienlijk wordt vergroot.
Ook specifiek met betrekking tot het verder ontwikkelen van de beroepeninteresse test zijn een aantal aanbevelingen te maken. Allereerst is het van belang om de beperkingen van de itemmatrix aan te pakken door te onderzoeken of bepaalde cellen onterecht leeg zijn en door bij cellen met veel items een aantal items te verwijderen en het omgekeerde geldt voor cellen met weinig items. Na deze aanpassingen zal het mogelijk zijn om op celniveau beroepen terug te rapporteren. Het is aan te bevelen om na ingebruikname van de test zowel de beroepenlijst als de gevormde normgroep regelmatig te controleren en up-to-date te houden. Normgroepen zouden hierbij jaarlijks bijgehouden kunnen worden, voor de beroeplijst zou gedacht kunnen worden aan eens in de vijf jaar. Eventuele veranderingen in de arbeidsmarkt en daarmee in beroepen zullen dan ook implicaties hebben voor de items en de foto’s in de 79
beroepeninteresse test. Ook voor de terugrapportage zijn aanbevelingen te maken. Om het mogelijk te maken om in de terugrapportage competentieprofielen te laten zien per beroep is het nodig om de opzet die is gegeven in paragraaf 2.3.4 verder uit te werken voor alle beroepen in de test. Het is bij het presenteren van de testresultaten verder van belang dat wordt teruggerapporteerd op basis van de gevormde normgroep ‘sekse’. Hierbij kunnen de gemiddelde schaalscores per cel van mannen en vrouwen worden omgezet naar een normale verdeling. Op deze wijze worden respondenten per cel in de matrix ingedeeld in ‘geen’, ‘weinig’, ‘gemiddeld’ of ‘veel’ interesse. Om te voorkomen dat jongeren die in vergelijking met anderen minder vaak of juist heel vaak voor ‘leuk’ kiezen in de test geen zinvolle testuitkomst krijgen (omdat alle gekozen beroepen in de categorie ‘weinig’ of ‘veel’ interesse uitkomen) zal ook binnen de categorieën ‘weinig’, ‘gemiddeld’ en ‘veel’ een hiërarchische volgorde van uitkomsten gegeven moeten worden. Op deze manier krijgt iedere jongere zowel de uitkomsten in vergelijking met de normgroep als in vergelijking met zijn of haar eigen scores op andere beroepen binnen de test. Dit alles moet op een heldere manier worden verwoord, eventueel met ondersteuning van figuren, zodat de terugrapportage duidelijk is voor zowel de begeleiders als de ouders van de jongeren. De gebruikte figuren moeten bruikbaar zijn in het overbrengen van de testresultaten aan de jongere zelf. Tot slot is het zeer belangrijk om deze test op de markt te brengen met zowel een uitgebreide als een korte testhandeling. De korte testhandleiding, die iedere begeleider dient te hebben gelezen voor het inzetten van de test, zal hierbij de belangrijkste aandachtspunten belichten. Het is aan te bevelen om hier onder andere zeer duidelijk in te vermelden voor welke doelgroep de test geschikt is en vooral voor welke groep de test niet geschikt is. Het gaat bij deze laatste groep bijvoorbeeld om jongeren met een gedragsbeperking die een gemiddelde tot hoge intelligentie hebben. Ook is het belangrijk om te vermelden dat begeleiders zelf verantwoordelijk zijn voor de condities waaronder jongeren de test maken. Jongeren moeten de test zonder afleiding en overlegmogelijkheden met vrienden kunnen maken en de begeleider zal moeten bepalen of de betreffende jongere al dan niet geluid nodig heeft bij het maken van de test. Dit laatste is van groot belang aangezien veel jongeren geneigd zijn alleen naar de foto te kijken en daarmee niet de specifieke handeling lezen. In veel gevallen weten zij dan niet waar het daadwerkelijk om gaat bij het betreffende item.
Een laatste aanbeveling voor de begeleiders van licht verstandelijk beperkte jongeren die deze test gaan inzetten, is om de in dit onderzoek ontwikkelde competentielijst daadwerkelijk in te gaan zetten. Als deze lijst namelijk wordt ingevuld per jongere die de beroepeninteresse test 80
maakt, kunnen na de test de competentieprofielen van de beroepen waarin interesse is meteen worden gekoppeld aan de competenties van de betreffende jongere. Alleen op deze manier kan een goede person-job fit gemaakt worden.
4.2.3 Wetenschappelijke en praktische relevantie van het onderzoek De praktische relevantie van dit onderzoek moet vooral gezocht worden in het ontwikkelen van een computergestuurde test. Drenth en Sijtsma (2006) gaan uitgebreid in op zowel de praktische als wetenschappelijke relevantie van het ontwikkelen van testen per pc. Hierbij gaat het erom dat respondenten hun antwoorden kenbaar maken via de computer, dat de respons direct wordt gecodeerd en opgeslagen en dat per direct de testresultaten en rapportage volgen. De voordelen hiervan zijn veelvuldig. Zowel de test als de normgroepen kunnen eenvoudig worden aangepast doordat testresultaten worden behouden in een database. Hiermee blijft de test up-to-date en wordt er een grote databank opgebouwd die te gebruiken is voor toekomstig onderzoek. Op deze manier leveren de testresultaten een blijvende bijdrage aan de wetenschap. De mogelijke nadelen van testen per pc zoals testangst en beperkte ervaring met computers is in dit onderzoek niet gebleken. De doelgroep betreft jonge mensen waardoor bij iedereen voldoende ervaring aanwezig is met computers. Daarnaast veroorzaken computergestuurde tests bij een aantal beperkingen juist een verhoogde kwaliteit van de testresultaten. Denk bijvoorbeeld aan jongeren met ADHD die een groter concentratievermogen hebben bij taken achter een pc. Verder zijn er grote verschillen tussen computergestuurde tests en conventionele tests (Drenth & Sijtsma, 2006). Bij een test via de computer is het vaak niet mogelijk om items over te slaan en ziet de presentatie van items er anders uit dan bij een conventionele test. In het geval van de ontwikkelde beroepeninteresse test is het voor de resultaten ook niet wenselijk dat items worden overgeslagen en wordt volop gebruik gemaakt van de mogelijkheden van een digitale test. Het tonen van 150 foto’s was in een conventionele test erg lastig geweest. Over het algemeen geldt dat voortschrijdende technologie eventuele nadelen van computergestuurd testen snel zal wegnemen.
Wat betreft de wetenschappelijke relevantie kan ook gekeken worden naar de methoden die gebruikt zijn bij het ontwikkelen van deze beroepeninteresse test, zoals de combinatie en opeenvolging van verschillende vormen van validatie en specifiek het valideren van een matrix. Wellicht kan hier bij toekomstige ontwikkeling van testen gebruik van gemaakt worden. Verder is de koppeling tussen verschillende theorieën zoals the Big Five met
81
competenties, specifieke beroepen en beperkingen een waardevolle aanvulling op bestaande literatuur.
Tot slot, zoals al genoemd bij de doelstelling van dit onderzoek, betreft de ontwikkeling van deze test ook een maatschappelijk belang. Doormiddel van de ontwikkeling van een beroepeninteresse test voor licht verstandelijk beperkten kan er een betere person-job fit gemaakt worden en is het doel van de overheid om deze groep aan het werk te krijgen een stap dichterbij gekomen. Dit houdt verbetering in voor zowel voor de jongeren zelf als voor de samenleving als geheel.
82
Literatuurlijst
American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders, fourth edition, text revision (DSM-IV-TR). Washington D.C., USA: American Psychiatric Association. Anckarsätter, H., Stahlberg, O., Larson, T., Hakansson, C., Jutblad, S., Niklasson, L., et all. (2006). The impact of ADHD and Autism spectrum disorders on temperament, character, and personality development. Am J Psychiatry, 1239-1244. Austin, E.J. (2005). Personality correlates of the broader autism phenotype as assessed by the Autism Spectrum Quotient (AQ). Personality and individual differences 38 (2), 451-460 Bakker, J. (2006). Middelbare beroepssectoren interesse analyse. EHRM Vision. Retrieved Marc 28, 2008 from http://www.ehrmvision.nl/ehrmvision/downloads/ downloadpdfMBIA.asp. Barkley, R. A. (1998). Attention-deficit hyperactivity disorder: a handbook for diagnosis and treatment. New York, NY: Guilford Press. Becker, R.L. (1973). The reading-free vocational interest inventory: Measurement of job preference in the EMR. Mental Retardation, 11(4), 11-15. Biederman, J., Faraone, S. V., Spencer, T. J., Mick, E., Monuteaux, M. C., & Aleardi, M. (2006). Functional impairments in adults with self-reports of diagnosed ADHD: A controlled study of 1001 adults in the community. Journal of Clinical Psychiatry, 67(4), 524-540. Bullens, R. A. R. (1987). Beroepskeuze in LBO-IBO: Over de ontwikkeling van een beroepeninteressentest. Lisse, Nederland: Swets & Zeitlinger. Centrum Autisme. Feiten en cijfers. Retrieved November 5, 2008 from http://www.centrumautisme.nl/templates/RichContentZonder.aspx?PageID=252 Collot d’Escury, A., Barnhard, S., & Hartsink, D. (2004). Sociale vaardigheden in perspectief: kunnen LVG-jongeren perspectief nemen. Onderzoek & Praktijk, 2 (1), 22-32. Collot d’Escury, A. (2005). Sociale vaardigheden in perspectief: kunnen LVG-jongeren perspectief nemen. Onderzoek & Praktijk 3 (2), 33-38. Collot d’Escury, A. (2007). Lopen jongeren met een lichte verstandelijke beperking meer kans om in aanraking te komen met justitie? Kind en Adolescent, 28 (3), 197-213.
83
Costa P.T., Jr., & McCrae, R.R. (2003). Personality in Adulthood: A Five-Factor Theory Perspective (2nd ed). New York, NY: Guilford Press. Costa P.T., Jr., & McCrae, R.R. (1990). Personality disorders and the five factor model of personality. Journal of Personality Disorders, 4, 362-371 Costa P.T., Jr., & McCrae, R.R. (1992). Revised NEO Personality Inventory (NEO-PR-I) and NEO Five Factor Inventory (NEO-FFI) professional manual. Odessa, FL: Psychological Assesment Resources, Inc. Costa P.T., Jr., & McCrae, R.R. (1997). Personality Trait Structure as a Human Universal. American Psychologist 52 (5), 509-516. Croon, (1997). Factoranalyse. In MTO-05-maw (2002), Causale Analyse II, Dictaatnummer 4800.2001.012. Tilburg: Katholieke Universiteit Brabant. CWI en UWV (2008). Werken. Retrieved October 1, 2008 from https://www.werk.nl/ portal/page/portal/werk_nl/werknemer/meer_weten/werktraject/ beroepen_gericht_zoeken de Bildt, A.A., & Kraijer, D.W. (2007). Pervasieve ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Kind en Adolescent, 28 (3), 171-181. de Boer, A., Feenstra, F., Dijstra, T., & Tempelman, S. (2006). Beroepengids tot en met MBO-niveau. Leeuwarden, Nederland: LDC Publicaties. de Boo, G. M., & Prins, P. M. (2006). Social incompetence in children with ADHD: possible moderators and mediators in social-skills training. Clinical Psychology Review, 27(1), 78-97. De gids voor de geestelijke gezondheidszorg (2008). Autistische stoornis. Retrieved November 5, 2008 from http://www.hulpgids.nl/index1.html Delfos, M.F. (2003). Een vreemde wereld: over autisme, het syndroom van Asperger en PDDNOS. Amsterdam: Uitgeverij SWP. De Nederlandse Vereniging van Arbeidsdeskundigen (2008). Werkende ADHD’ers minder productief. Retrieved November 2, 2008 from http://www.arbeidsdeskundigen.nl/ nieuws/achtergrondartikelen/adhd.php. de Vries, F., & Roukema, S. (2006). Storm in je hoofd: handboek PDD-NOS (7e herz. dr.). Harlingen: Flevodruk. Drenth, P.J.D., & Sijtsma, K. (2006). Testtheorie: inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen (4e, herz. dr.). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
84
Ehler, D.J., Evans, J.G. & McGhee, R.L. (1999). Extending big-five theory into childhood: a prelimanary investigation into the relationship between big-five personality traits and behavior problems in childeren. Psychology in the schools, 36 (6), 451-458. Elias, C.L. (2005). The development of perceived competence in children with mild intellectual disabilities. Dissertation, Utrecht, The Netherlands: University of Utrecht. Elias, C.L., Vermeer, A., & ’t Hart, H. (2005). Measurement of perceived competence in Dutch children with mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 49, 288-295. Evers, A. V. A. M. (1986). Interessen, gemeten en gewogen: Validering van de Amsterdamse Beroepen Interessen Vragenlijst. Lisse, Nederland: Swets & Zeitlinger. Eysenck, H. J., & Eysenck, M. W. (1985). Personality and individual differences: a natural science approach. New York, NY: Plenum. Fabriek – Van de Glind, I., & Widdershoven – Van der Wal, M. (2005). Kenmerken van jongeren met een licht verstandelijke handicap en crisishulpverlening. Onderzoek & Praktijk 3 (2), 27-32. Fischer, T. (2007). Dealing with ADHD in the workplace. Canadian HR reporter, 20(18), 35. Flitner, E. (1992). The Influences of Gender and Social Origins on School Experiences and Choice of Profession -- New French Research. Zeitschrift fur Padagogik, 38(1), 47-63. Gaub, M., & Carlson, C. L. (1997). Behavioral characteristics of DSM-IV ADHD subtypes in a school-based population. Journal of Abnormal Child Psychology, 25(2), 103-111. Gentzkow, L. (1936). School attainments, choice of profession, and success. Zeitschrift fur Angewandte Psychologie, 51, 1-64. Gerfeldt, E. (1974). Social prestige and social factors in the choice of profession and choice of occupation. Ther Ggw, 1855-1867. Goede B., Tali E., & Taal M. (2004). Jongeren met een licht verstandelijke handicap en zwakbegaafdheid aan het werk. Onderzoek & Praktijk 2 (1), 10-17. Handleiding Directions Hartley, A.L., & MacLean, W.E. (2006). A review of the reliability and validity for SII Occupational Scale scores. Journal of Vocational Behavior, 67, 365-378. Holland, J. L. (1966). The psychology of vocational choice. Waltham: Blaisdell Publishing Company. Holland, J. L. (1996). Exploring careers with a typology: What we have learned and some new directions. American Psychologist, 51 (4), 397- 406. Holland, M. L., Gimpel, G. A., & Merrell, K. W. (1998). Innovations in assessing ADHD: 85
Development, psychometric properties, and factor structure of the ADHD Symptoms Rating Scale (ADHD-SRS). Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 20(4), 307-332. Horinson, S. (1932). The role of the family and the guidance director in the choice of occupation. Bulletin de l'Institut National d'Etude du Travail et d'Orientation Professionnelle, 4, 255-259. Howard, P.J., & Howard, J.M. (2001a). The Big Five Quickstart: An Introduction to the FiveFactor Model of Personality for Human Resource Professionals. Center for Applied Cognitive Studies (CentACS). Charlotte, North Carolina. Retrieved November 12, 2008 from http://www.centacs.com/quickstart.htm. Howard, P.J. & Howard, J.M. (2001). The Owner’s Manual for Personality at Work. Austin, Texas: Bard Press. Jenkins, T. N. (1962). Basic matrix theory as an aid for maximizing the validity and reliability of tests. Journal of Psychological Studies, 13(2), 61-67. Kennis, R. P. A. (2007). De ontwikkeling van een beroepsinteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking: eisen aan testvormgeving. Masterthesis, Tilburg, Nederland: Universiteit van Tilburg. Koraalgroep, Wie zijn wij? Retrieved October 10, 2008 from http://www.koraalgroep.nl/wiezijn-wij.koraal Koster van Groos, G.A.S. (2006); Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR. Lisse: (Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie) Swets & Zeitlinger. Kroes, M. (2002). Early motor, psychosocial and behavioural characteristics of AttentionDeficit/ Hyperactivity Disorder. Maastricht, The Netherlands: Unigraphic. Kwekkeboom, M.H. & van Weert, C.M.C. (2008, augustus 28). Meedoen en gelukkig zijn: een verkennend onderzoek naar de participatie van mensen met een verstandelijke beperking of chronische psychiatrische problemen. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Retrieved October 10, 2008 from http://www.scp.nl/publicaties/boeken/ 9789037703696.shmtl Landelijk Kenniscentrum LVG (2005a). Beoordeling van beperkingen in de sociale aanpassing van LVG-jeugdigen. Retrieved September 22, 2008 from http://www.nji.nl/jeugdzorg/download/IndicatiecriteriaLVGjeugdSocAanpassingjuni2005.pdf Landelijk Kenniscentrum LVG (2005b). Indicatiecriteria LVG-jeugd met meervoudige problematiek. Retrieved September 22, 2008 from http://www.nji.nl/jeugdzorg/ 86
download/IndicatiecriteriaLVG-jeugdOkt2005.pdf Leekam, S.R., Libby, S.J., Wing, L., Gould, J., & Taylor, C. (2002). The Diagnostic Interview for Social and Communication Disorders: algorithms for ICD-10 childhood autism and Wing and Gould autistic spectrum disorder. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 43 (3), 327-342. Lightbody, P., Siann, G., Tait, L., & Walsh, D. (1997). A Fulfilling Career? Factors Which Influence Women's Choice of Profession. Educational Studies, 23(1), 25-37. L’ Ortije, A. (2007). De ontwikkeling van een beroepsinteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking: eisen aan de arbeidsmarkt. Masterthesis, Tilburg, Nederland: Universiteit van Tilburg. Luckasson, R. (1997). Mental retardation: Definition, classification, and systems of supports. Washington D.C., USA: American Association on Mental Retardation. Masi, G. & Marcheschi, M. (1998). Adolescents with borderline intellectual functioning: Psychopathological risk. Adoloscence, 33, 416-425. Miller, C. J., Miller, S. R., Newcorn, J. H., & Halperin, J. M. (2008). Personality characteristics associated with persistent ADHD in late adolescence. Journal Abnormal Child Psychology, 36, 165-173. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (2005). Kamerstuk: Relatie jeugdzorg - LVG-zorg. Retrieved October 2, 2008 from http://www.minvws.nl/ kamerstukken/djb/2005/brief-aan-de-voorziiter-van-de-tweede-kamer-inzake-relatiejeugdzorg---lvg-zorg.asp Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) (2008). Aanbiedingsbrief van minister Donner bij de Notitie Vergroting participatie jongeren met een beperking. Retrieved October 5, 2008 from http://home.szw.nl/index.cfm?set_id=131&doctype_ id=34,35,129&hoofdmenu_item_id=13825&menu_item_id=13724&rubriek_id=3918 17&rubriek_item=391899. NVA Nederlandse Vereniging voor Autisme (2008). Arbeid en autisme algemeen. Retrieved November 14, 2008 from http://www.autisme.nl/autismewerk.html?mnu=tmain 100:sovaut300&s=1&l=nl&t=1228056664) Nigg, J. T., Blaskey, L. G., Huang-Pollock, C. L., Hinshaw, S. P., John, O. P., Willcutt, E. G., et all. (2002). Big Five dimensions and ADHD symptoms: Links between personality traits and clinical symptoms. Journal of Personality and Social Psychology, 83(2), 451-469.
87
Nooij, A.T.J. (1995). Variabelen en modellen: multivariate analyse in het sociaalwetenschappelijk onderzoek. Amsterdam: Boom. Oenema, T. (2007). De ontwikkeling van een beroepsinteresse test voor mensen met een licht verstandelijke beperking: beroepskeuze theorieën en modellen. Masterthesis, Tilburg, Nederland: Universiteit van Tilburg. Parker, J. D. A., Majeski, S. A., & Collin V. T. (2004). ADHD symptoms and personality: Relationships with the five-factor model. Personality and Individual Differences, 36(4), 977-987. Ponsioen, A. & Verstegen, D. (2006). Het IQ en het sociaal aanpassingsvermogen. Onderzoek & Praktijk 4 (2), 5-12. Ramakers G.J.A., & Ponsioen, A.J.G.B. (2007). Neuropsychologische kenmerken van kinderen en adolescenten met een (licht) verstandelijke beperking: Profielen in relatie tot etiologie. Kind en Adolescent, 28 (3), 119-134. Razumnikova, O. M. (2004). Interrelation of gender stereotypes and life values as factors affecting the choice of profession. Russia: Voprosy Psikhologii. Roe, A. (1957). Early determinants of vocational choice. Journal of Counseling Psychology, 4 (3), 212-217. Rucklidge, J., Brown, D., Crawford, S., & Kaplan, B. (2007). Attributional Styles and Psychosocial Functioning of Adults with ADHD: Practice Issues and Gender Differences. Journal of Attention Disorders, 10(3), 288-298. Schoemakers-Salkinoja, I., & Timmermans, J. (2006). Werken. In S.E. Kooiker (Red.), Jeugd met beperkingen: rapportage gehandicapten 2006. (pp. 68-98). Den Haag, Nederland: Sociaal Cultureel Planbureau. Selke, J. H. (2000). Adults with ADHD in the workplace: A descriptive analysis and evaluation of the workplace and job satisfaction. Humanities and Social Sciences, 61(3-A), 959. Serruys, M. (2005). Aan de rand in het midden: probleemgedrag bij mensen met een autismespectrumstoornis en een verstandelijke beperking. Antwerpen: Garant. Sewell, W. S., & Orenstein, A. M. (1965). Community of residence and occupational choice. American Journal of Sociology, 70(5), 551-563. Sigelman, C.K., Budd, E.C., Winer, J.L., Schoenrock, C.J., & Martin, P.W. (1982). Evaluating alternative techniques of questioning mentally retarded persons. American Journal of Mental Deficiency, 86, 511-518.
88
Sigelman, C.K., Schoenrock, C.J., Spanhel, C.L., Hromas, S.G., Winer, J.L., Budd, E.C., & Martin, P.W. (1980). Surveying mentally retarded persons: Responsiveness and response validity in three samples. American Journal of Mantal Deficiency, 84, 479486. Smerd, J. (2006). Proper job fit key for workers with adult ADHD. Workforce Management, 85(12), 12. Still, G. F. (1902). Some abnormal psychical conditions in children. Lancet, 1, 1077-1082. Stodden, R.A., Ianacone, R.N., & Lazar, A.L. (1979). Occupational interests and mentally retarded people: Review and recommendations. Mental Retardation, 17, 294-298. Stolker (2008). Wat zijn competenties? Retrieved November 1, 2008 from http://123management.nl/0/040_mensen/a400_mensen_02_ competentiemanagement.html Stoll, J., Bruinsma, W., & Konijn, C. (2004). Nieuwe cliënten voor bureau Jeugdzorg?: Jeugdigen met meervoudige problemen waaronder lichte verstandelijke beperking en instrumenten voor herkenning en signalering. Publicatie NIZW. Retrieved November 5, 2008 from http://www.nji.nl/eCache/DEF/28/342.html. Stouthard, M.E.A. (1998). Validiteit. In W.P. van den Brink & G.J. Mellenbergh, Testleer en testconstructie. (pp. 271-301). Amsterdam: Boom. Strauss, A. A., & Lethinen, L. E. (1947). Psychopathology and education of the brain-injured child. Ney York: Grune & Stratton. Stuiveling, S.J., & de Brauw, W.M. (2007). Rapport Kopzorgen: Zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke handicap en/of psychi(atri)sche problemen. Rapport Algemene Rekenkamer. Den Haag: Sdu. Retrieved October 2, 2008 from http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p423_tk31245.pdf. Sube, H. (1981). Choice of Profession, Vocational Training, Occupation and Work. Fredeburg, Germany. ten Berge, J.M.F. & Siero F.W. (1994). Factoranalyse. In A. Knippenberg & F.W. Siero, Multivariate analyse: beknopte inleiding en toepassingen. (pp. 53-82). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Trimbos-instituut (2008). Hoe vaak komen autismespectrum-stoornissen voor? Retrieved November 5, 2008 from http://www.trimbos.nl/default19430.html van der Gaag, R.J. (2001). In gesprek over: autisme en verwante stoornissen. Retrived November 3, 2008 from www.nvvp.net/upload/34893/autisme.pdf.
89
van der Molen, M.J. (2005). Verbal working memory in children with mild intellectual disabilities. Dissertation, Utrecht, The Netherlands: University Utrecht. van der Molen, M.J., Van Luit, J.E.H. Jongmans, M.J. & Van der Molen, M.W. (2007). Verbal working memory in children with mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 51(2), 162-169. van der Ploeg, J., & Scholte, E. (1999). ADHD in kort bestek. Achtergronden, diagnostiek en hulpverlening. Utrecht, The Netherlands: SWP. van Meteren, W. (2007, 14 mei). Werken met handicap lastig voor jongeren. Trouw. van Nieuwenhuijzen, M. (2004). Social information processing in children with mild intellectual disabilities. Dissertation, Groningen, The Netherlands: University of Groningen. Vereniging Balans (2008). Wat is PDD-NOS? Retrieved November 11, 2008 from http://www.balansdigitaal.nl/sitemanager.asp?pid=98 Vereniging voor volwassenen met ADHD en aanverwante stoornissen (2004). Wat is ADHD. Retrieved November 2, 2008 from http://www.impulsdigitaal.nl/default.asp?UID= %7BE0F3432B-7519-4DEB-AA71-6C00E59BECA1%7D. Wakabayashi, A., Baron-Cohen, S. & Wheelwright, S. (2006). Are autistic traits an independent personality dimension? A study of the Autism-Spectrum Quotient (AQ) and the NEO-PI-R. Personality and Individual Differences 41, 873-883. White, J. D. (1999). Personality, temperament and ADHD: a review of the literature. Personality and Individual Differences, 27, 589–598. Willi, M. (1992). Professional status and motivation for the choice of profession. Study on 50 nursing students and 50 commercial apprentices. Pflege, 5(2), 133-142. Wing, L. (1997). Syndromes of autism and atypical development. In D. Cohen & F. Volkmar. Hand book of autism and pervasive developmental disorders (2nd ed.), 148-172. New York: Wiley. Woittiez, I., & Crone, F. (2005). Zorg voor verstandelijk gehandicapten: Ontwikkelingen in de vraag. Publicatie SCP. Retrieved October 1, 2008 from http://www.scp.nl/ publicaties/boeken/903770235x.shtml Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S., & Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Publicatie SCP. Retrieved October 1, 2008 from http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037702090.shtml Zeef, E., Cnossen, S., & Sonke, C. (2008). Jobcoaching op het schoolplein. Onderzoek & Praktijk 6 (1), 30-33. 90
Bijlage 1: Aangepaste beroepenmatrix na interviews Interesse Mensen verzorgen (1)
Bouwen (2)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider
- Sociale hulpverlening
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider
- Verpleging en verzorging
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider (assistent) koffiejuffrouw (assistent) voedingsassistent (assistent) helpende (aankleden mensen)
Persoonlijke diensten - Horeca - Toerisme
(assistent) medewerker kermis (assistent) decorbouwer
- Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding Zakelijk - Handel en commercieel - Secretariaat en receptie - Transport en vervoer
(assistent) spoorwegbouwer
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek - Bouwnijverheid
(assistent) machinaal houtbewerker (assistent) schilder (assistent) stratenmaker (assistent) timmerman (assistent) steigerbouwer (assistent) lijmer (assistent) grondwerker (assistent) buizenlegger (assistent) betonstaalverwerker (assistent) betonreparateur (assistent) constructie bankwerker (assistent) medewerker bouwplaats (assistent) medewerker kermis (assistent) decorbouwer (assistent) dakdekker (assistent) stukadoor (assistent) medewerker hout (assistent) metselaar
- Overige techniek Industrieel - Industrieel
(assistent) medewerker houtbewerking
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
91
Interesse Techniek (3)
Groenvoorziening (4)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding - Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging Persoonlijke diensten - Horeca - Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding
(assistent) medewerker plukker (assistent) medewerker kas (assistent) medewerker sorteerder
Zakelijk - Handel en commercieel - Secretariaat en receptie - Transport en vervoer Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
- Bouwnijverheid - Overige techniek
Industrieel - Industrieel
(assistent) automonteur (assistent) schadehersteller (assistent) fietsenmaker (assistent) autosloper (assistent) autospuiter (assistent) spakenzetter (assistent) motorvoertuigen technicus (assistent) lasser (assistent) medewerker printplaten (assistent) operator drukkerij (assistent) machinebankwerker (assistent) loodgieter (assistent) printmonteur (assistent) medewerker assemblage (assistent) medewerker printplaten (assistent) machinebediener metaal (assistent) fietsenmaker (assistent) spaken zetter (assistent) inpakker handmatig (assistent) medewerker verpakking
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) hovenier (assistent) medewerker plantsoenen (assistent) medewerker groenvoorziening / groen (assistent) medewerker kas (assistent) medewerker natuurbeheer (assistent) medewerker bosbeheer (assistent) tuinder (assistent) plukker (assistent) sorteerder (assistent) teler (assistent) agrarisch medewerker (assistent) medewerker akkerbouw (assistent) medewerker bosbouw (assistent) tuinman (assistent) medewerker plantenteelt
Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
92
Interesse Dieren (5)
Voedsel (6)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) medewerker kantine
- Sociale hulpverlening
(assistent) medewerker kantine
- Verpleging en verzorging
(assistent) dierenverzorger (assistent) medewerker asiel (assistent) medewerker kinderboerderij
Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) medewerker kantine (assistent) voedingsassistent (assistent) afwasser (assistent) keukenhulp (assistent) keukenhulp (assistent) medewerker kantine (assistent) buffetmedewerker (assistent) afwasser (assistent) medewerker fastfood (assistent) medewerker bediening (assistent) medewerker broodjeszaak (assistent) medewerker kantine
- Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding
Zakelijk - Handel en commercieel
(assistent) medewerker kantine (assistent) keukenhulp (assistent) voedingsassistent (assistent) medewerker slagerij (assistent) medewerker bakkerij (assistent) medewerker groenteboer (assistent) vis bereider (assistent) medewerker broodjeszaak (assistent) medewerker dierenwinkel
(assistent) medewerker kantine (assistent) medewerker slagerij (assistent) medewerker bakkerij (assistent) medewerker groenteboer (assistent) medewerker broodjeszaak (assistent) medewerker versafdeling supermarkt (assistent) vakkenvuller
- Secretariaat en receptie - Transport en vervoer Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
(assistent) medewerker kantine
- Bouwnijverheid - Overige techniek
(assistent) medewerker kantine
Industrieel - Industrieel
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) medewerker kantine (assistent) inpakker etenswaar (assistent) medewerker zuivelfabriek (assistent) medewerker productie (assistent) vis bereider (assistent) medewerker kinderboerderij (assistent) dierenverzorger (assistent) medewerker fokkerij
Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
93
(assistent) plukker (assistent) sorteerder (assistent) teler (assistent) tuinder (assistent) medewerker akkerbouw
Interesse Textiel (7)
Administratief & computer (8)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) medewerker administratie (assistent) medewerker binderij (assistent) medewerker repro (assistent) medewerker administratie
- Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging
(assistent) medewerker stomerij (assistent) medewerker wasserij
Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie
- Toerisme
- Uiterlijke verzorging
- Voedsel en voedselbereiding Zakelijk - Handel en commercieel
(assistent) medewerker kledingmagazijn
- Secretariaat en receptie
- Transport en vervoer
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
(assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) website bouwer
- Bouwnijverheid
- Overige techniek
Industrieel - Industrieel
(assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) postsorteerder (assistent) data entry (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) postsorteerder
(assistent) textieldrukker
(assistent) machinestikker (assistent) medewerker productie (assistent) medewerker stomerij (assistent) medewerker wasserij (assistent) naaister (assistent) inpakker textiel (assistent) medewerker verpakking
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie (assistent) repro (assistent) drukkerij (assistent) binderij (assistent) samensteller kartonnen dozen (assistent) receptioniste (assistent) telefoniste (assistent) medewerker administratie
Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
(assistent) receptioniste
94
Interesse Schoonmaak & onderhoud (9) Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
- Sociale hulpverlening
- Verpleging en verzorging
Persoonlijke diensten - Horeca
- Toerisme
- Uiterlijke verzorging
- Voedsel en voedselbereiding
Zakelijk - Handel en commercieel
Winkel & magazijn (10)
(assistent) interieurverzorger (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (assistent) conciërge (assistent) interieurverzorger (assistent) conciërge (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (assistent) interieurverzorger (assistent) medewerker stomerij (assistent) medewerker wasserij (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (assistent) afwasser (assistent) interieurverzorger hotel (assistent) huishoudelijk medewerker hotel / café (assistent) afwasser (assistent) interieurverzorger hotel (assistent) interieurverzorger camping (assistent) interieurverzorger luchthaven (assistent) interieurverzorger (assistent) medewerker sauna (assistent) medewerker beautysalon (assistent) interieurverzorger (assistent) afwasser
(assistent) medewerker winkel
(assistent) medewerker drogisterij (assistent) medewerker parfumerie (assistent) vakkenvuller (assistent) marktkoopman (assistent) medewerker slagerij (assistent) medewerker bakkerij (assistent) medewerker groentewinkel (assistent) medewerker broodjeszaak (assistent) medewerker groothandel (assistent) medewerker magazijn (assistent) medewerker supermarkt
(assistent) interieurverzorger (assistent) glazenwasser (assistent) schoonmaker interieur bedrijven, instelling
(assistent) vakkenvuller
(assistent) interieurverzorger (assistent) interieurverzorger luchthaven (assistent) classificeerder (reinigen van schepen) (assistent) interieurverzorger station
(assistent) lader /losser (assistent) orderpicker
(assistent) medewerker magazijn (assistent) marktkoopman (assistent) medewerker bouwmaterialen (assistent) medewerker winkelbedrijf (assistent) verkoper (assistent) caissière (assistent) medewerker supermarkt (assistent) medewerker verkoop bouwmaterialen/DHZ
- Secretariaat en receptie - Transport en vervoer
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek (assistent) interieurverzorger (assistent) autowasser (assistent) medewerker autowasstraat (assistent) autopoetser - Bouwnijverheid
- Overige techniek Industrieel - Industrieel Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) medewerker fietsenwinkel
(assistent) interieurverzorger
(assistent) orderpicker (assistent) medewerker magazijn (assistent) medewerker verkoop bouwmaterialen/DHZ (assistent) orderpicker
(assistent) interieurverzorger (assistent) industriële schoonmaker
(assistent) orderpicker (assistent) medewerker magazijn
(assistent) medewerker zwerfvuil (assistent) medewerker schoonmaak (assistent) vuilnisbelt recycling (assistent) reinigingsmedewerker
(assistent) medewerker natuurwinkel (assistent) medewerker groentewinkel (assistent) medewerker bloemist (assistent) medewerker tuincentra
Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
95
Interesse Vervoer & logistiek (11)
Veiligheid & bewaking (12)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding - Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) bagagist
- Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding Zakelijk - Handel en commercieel
(assistent) magazijnmedewerker
- Secretariaat en receptie - Transport en vervoer
(assistent) receptioniste (assistent) chauffeur materialen (assistent) koerier postbezorger bezorger kranten folders en tijdschriften (assistent) lader /losser (assistent) schipper (assistent) stuwadoor (assistent) medewerker magazijn
(assistent) medewerker fietsenstalling
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek - Bouwnijverheid - Overige techniek Industrieel - Industrieel
(assistent) orderpicker
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) vuilnisman
Bewaking en Veiligheid - Bewaking en Veiligheid
(assistent) stadswacht (assistent) medewerker fietsenstalling
96
Bijlage 2: Koppeling functievoorwaarden aan interessegebieden
37. Kunnen reageren op onvoorziene situaties 36. Zorg kunnen dragen voor veiligheid 35. Dienstbaar kunnen zijn 34. Zelfstandig kunnen werken 33. Overzicht kunnen houden 32. Formulieren kunnen invullen 31. Werken met wisselende tijden 30. Verantwoordelijk kunnen zijn 29. Goed kunnen tellen 28. Doorverwijzen van mensen 27. Basiskennis van computer hebben 26. Flexibel zijn
24. Product kennis hebben
25. Behulpzaam zijn
23. Collegialiteit
20. Goed kunnen verzorgen
21. Hygiënisch zijn
22. Signaleren van gedrag
19. Geduld hebben 18. Geconcentreerd kunnen werken 17. Representatief zijn 16. Precies zijn (goede motoriek hebben en nauwkeurig werken) 15. Technisch inzicht hebben 14. Handig zijn 13. Vroeg op kunnen staan 12. Tegen lange werkdagen kunnen 11. Eigen Grenzen kennen 10. Tegen een wisselende werkomgeving kunnen
6. Omgang met verschillende soorten mensen
7. Opdrachten/regels opvolgen
9. Doorzettingsvermogen
5. Respectvol zijn
1. Betrouwbaar zijn
2. Fysiek in orde zijn
3. Sociaal (emotioneel) sterk zijn
4. Omgaan met werkpieken
97
x x x x x x x x x
x x x x x x x
x x x x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x x
x
x
Textiel
x
x x
x x x
x x
x
x x
x
x
x x x x
x x x
x Administratie en computers Schoonmaak en onderhoud Winkel en magazijn Vervoer en logistiek Veiligheid en bewaking
x
x x x x x x
x x x
x x x x
Groen voorziening Dieren
x x
x x x x x
x x
Techniek
x x x x x Voedsel
x x x x x x x
x x x
x x x
x
x x x
x x x
x
x
x
x
x x x Mensen verzorgen Bouwen
Bijlage 3: Koppeling geformuleerde items aan interessegebieden
57. Vind je het leuk om als stadswacht te werken? 56. Vind je het leuk om achter de kassa te werken? 55. Vind je het leuk om bij mensen thuis schoon te maken (stoffen en stofzuigen)? 54. Vind je het leuk om ramen te wassen? 53. Vind je het leuk om post te sorteren en rond te brengen? 52. Vind je het leuk om textiel te verkopen?
x x x
51. Vind je het leuk om textiel op te vouwen?
x
50. Vind je het leuk om voedsel te bereiden?
x
49. Vind je het leuk om een slagboom te bedienen?
x
48. Vind je het leuk om op andermans fiets of scooter te letten? 47. Vind je het leuk om producten te vervoeren als bijrijder? 46. Vind je het leuk om op een heftruck te rijden? 45. Vind je het leuk om orders te verzamelen? 44. Vind je het leuk om een magazijn op te ruimen? 43. Vind je het leuk om te laden en te lossen? 42. Vind je het leuk om vakken/rekken te vullen in een winkel? 41. Vind je het leuk om buiten de omgeving schoon te houden? 40. Vind je het leuk om auto’s te wassen? 39. Vind je het leuk om in fabrieken schoon te maken? 38. Vind je het leuk om gebouwen netjes te maken? 37. Vind je het leuk om papieren te ordenen en op te ruimen? 36. Vind je het leuk om met een computer te werken (tekstverwerken ed)? 35. Vind je het leuk om te kopiëren? 34. Vind je het leuk om de telefoon aan te nemen? 33. Vind je het leuk om zittend werk te doen? 32. Vind je het leuk om textiel te reinigen? 31. Vind je het leuk om textiel in te pakken (groothandel/productie/markt)? 30. Vind je het leuk om textiel te bedrukken? 29. Vind je het leuk om textiel (bv. een laken) te naaien of te repareren? 28. Vind je het leuk om op een versafdeling van een supermarkt producten aan te vullen? 27 Vind je het leuk om voedsel te sorteren en in te pakken? 26. Vind je het leuk om voedsel op te scheppen? 25. Vind je het leuk om af te wassen/ in een spoelkeuken te werken? 24. Vind je het leuk om voedsel te wassen en te snijden? 23. Vind je het leuk om stallen van dieren schoon te maken? 22. Vind je het leuk om honden uit te laten? 21. Vind je het leuk om dieren te voederen? 20. Vind je het leuk om hokken van dieren schoon te maken? 19. Vind je het leuk om groente en fruit te plukken? 18. Vind je het leuk om onderhoudswerkzaamheden te verrichten? (bankjes verven, stoeptegel vastleggen) etc.) 17. Vind je het leuk om met planten te werken? 16. Vind je het leuk om in een kas te werken? 15. Vind je het leuk om dieren te borstelen? 14. Vind je het leuk om precies te werken?
12. Vind je het leuk om met gereedschap te werken?
13. Vind je het leuk om iets te monteren?
10. Vind je het leuk om de werkplek/ de bouwplaats netjes te houden?
11. Vind je het leuk om iets te repareren?
9. Vind je het leuk om zwaar werk te doen? 8. Vind je het leuk om buiten te werken? 7. Vind je het leuk om met je handen te werken? 6. Vind je het leuk om materialen te versjouwen? 5. Vind je het leuk om mensen informatie te geven (te helpen met vragen)? 4. Vind je het leuk om mensen te ontvangen en door te verwijzen? 3. Vind je het leuk om met mensen een praatje te maken? 2. Vind je het leuk om mensen aan te kleden? 1. Vind je het leuk om mensen eten en drinken te geven?
x x
98
x x x
x
x
x x x
x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x x
x x x x x
x x x x
x x x x x x
Schoonmaak en onderhoud Winkel en magazijn Vervoer en logistiek Veiligheid en bewaking
x x x
x x x x
x x x x x x
x x x
x x x x x x x x
x x x x
x x x Administratie en computers
x x x Mensen verzorgen Bouwen Techniek Groen voorziening Dieren Voedsel Textiel
Bijlage 4: Overzicht koppeling interessegebied, taken, beroepen en functievoorwaarden
Werkgebied mensen helpen en verzorgen Taken: De jongeren kunnen alleen de ondersteunende taken doen, zoals schoonmaken of een boterham met de mensen eten. Ook bijvoorbeeld een praatje maken. Verder kunnen ze eten opscheppen, porties maken en neerzetten. De doelgroep zal enkel indirect bezig zijn met het werkgebied, want veel taken behoren ook tot het vrijwilligerswerk. Gedragingen: Vriendelijk zijn, makkelijk contacten kunnen leggen, kunnen omgaan met werkpieken (meer een vereiste), betrouwbaarheid, respectvol en omgang met verschillende soorten mensen (ook de onaardige mensen). Beroepen: voedingsassistent, meewerkend activiteitenbegeleider, koffiedame, medewerker facilitaire/huishoudelijke dienst, conciërge, mensen aankleden, medewerker restaurant/buffetmedewerker, receptiemedewerker, verkoopmedewerker voedsel, administratief medewerkster. Vragen: 1. Vind je het leuk om mensen eten en drinken te geven? 2. Vind je het leuk om mensen aan te kleden? 3. Vind je het leuk om met mensen een praatje te maken? 4. Vind je het leuk om mensen te ontvangen en door te verwijzen? 5. Vind je het leuk om mensen informatie te geven (te helpen met vragen)? Bv. in een supermarkt) Werkgebied bouwen Taken: tillen, schilderen (schuren, plamuren, gronden), timmeren, metselen, schoonmaken/opruimen (vegen e.d.). sjouwwerk, blokken lijmen, straten maken, stukadoren, dakdekken, steigers bouwen, lassen (meters maken). Bij al deze taken zijn het voornamelijk de sjouwwerkzaamheden die geschikt zijn voor de doelgroep. Gedragingen: Fysiek sterk zijn, opdrachten opvolgen, inzicht in situaties, sociaal en emotioneel sterk zijn, kunnen doorwerken, tegen wisselende werkomgevingen kunnen. Beroepen: (assistent) medewerker kermis, (assistent) decorbouwer, (assistent) spoorwegbouwer, (assistent) machinaal houtbewerker, (assistent) schilder, (assistent) stratenmaker, (assistent) timmerman, (assistent) steigerbouwer, (assistent) lijmer, (assistent) grondwerker, (assistent) buizenlegger, (assistent) betonstaalvlechter, (assistent) betonreparateur, (assistent) constructie bankwerker, (assistent) medewerker bouwplaats, (assistent) stukadoor, (assistent) medewerker houtbewerking, (assistent) metselaar, (assistent) dakdekker en (assistent)medewerker hout. Vragen: 6. Vind je het leuk om materialen te versjouwen? 7. Vind je het leuk om met je handen te werken/ iets te maken? 8. Vind je het leuk om buiten te werken? 9. Vind je het leuk om zwaar werk te doen? 99
10. Vind je het leuk om de werkplek/ de bouwplaats netjes te houden? Werkgebied techniek Taken: sleutelen, (de)monteren, band plakken etc., printplaten maken, schuren en uitdeuken van auto’s, assemblage Gedragingen: technisch inzicht hebben, geconcentreerd kunne werken, fijne motoriek hebben (precies zijn), handig zijn en opdrachten af kunnen maken. Beroepen: (assistent) automonteur, (assistent) schadehersteller, (assistent) fietsenmaker, (assistent) autosloper, (assistent) autospuiter, (assistent) spakenzetter, (assistent) motorvoertuigen technicus, (assistent) lasser, (assistent) machinebankwerker, (assistent) medewerker printplaten, (assistent) operator drukkerij, (assistent) loodgieter, (assistent) medewerker assemblage, (assistent) machinebediener metaal, (assistent) inpakker handmatig, (assistent) medewerker verpakking en (assistent) printmonteur. Vragen: 7. Vind je het leuk om met je handen te werken/ iets te maken? 11. Vind je het leuk om iets te repareren? 12. Vind je het leuk om te sleutelen? 13. Vind je het leuk om iets te monteren? 14. Vind je het leuk om met je handen te werken? 15. Vind je het leuk om precies te werken? Werkgebied groenvoorziening Taken: papier prikken, schoffelen, harken, plukken, sorteren, onderhouden, legen van prullenbakken Gedragingen: Fysiek in orde zijn, om kunnen gaan met verschillende soorten mensen, opdrachten/regels kunnen opvolgen, doorzettingsvermogen hebben, tegen een wisselende werkomgeving kunnen, tegen lange werkdagen kunnen, vroeg op kunnen staan, precies zijn (goede motoriek hebben), representatief zijn en geconcentreerd kunnen werken. Beroepen: (assistent) medewerker plukker, (assistent) medewerker sorteerder, (assistent) hovenier, (assistent) medewerker plantsoenen, (assistent) medewerker groenvoorziening/ groen, (assistent) medewerker kas, (assistent) medewerker natuurbeheer, (assistent) medewerker bosbeheer, (assistent) tuinder, (assistent) teler, (assistent) agrarisch medewerker, (assistent) medewerker akkerbouw, (assistent) medewerker bosbouw, (assistent) tuinman, (assistent) agrarisch medewerker en (assistent) medewerker plantenteelt. Vragen: 7. Vind je het leuk om met je handen te werken/ iets te maken? 8. Vind je het leuk om buiten te werken? 16. Vind je het leuk om in een kas te werken? 17. Vind je het leuk om met planten te werken? 18. Vind je het leuk om onderhoudswerkzaamheden te verrichten? 19. Vind je het leuk om groente en fruit te plukken?
100
Werkgebied dieren Taken: schoonmaken hokken, voederen, signaleren, uitlaten en borstelen of kammen. Gedragingen: Fysiek in orde zijn, respectvol zijn, opdrachten/regels kunnen opvolgen, geduld hebben, goed kunnen verzorgen, zachtaardig zijn, hygiënisch zijn en het signaleren van gedrag. Beroepen: medewerker honden uitlaatservice, (assistent) dierenverzorger, (assistent) medewerker asiel, (assistent) medewerker kinderboerderij, (assistent) medewerker dierenwinkel en (assistent) medewerker fokkerij. Vragen: 8. Vind je het leuk om buiten te werken? 20. Vind je het leuk om hokken en stallen van dieren schoon te maken? 21. Vind je het leuk om dieren te voederen? 22. Vind je het leuk om honden uit te laten? 23. Vind je het leuk om in een winkel met dieren en dierenvoedsel te werken? Werkgebied creatieve taken Valt weg. Er zijn geen betaalde beroepen waarin de doelgroep binnen dit werkgebied in terecht kan. Werkgebied voedsel Taken: afwassen, opscheppen eten, uitstallen eten, wassen en snijden van voedsel, bakken eenvoudige producten (bv. in fastfoodketen), beleggen broodjes, rondbrengen koffie, afwassen, inpakken voedsel Gedragingen: Fysiek in orde zijn, om kunnen gaan met werkpieken, om kunnen gaan met verschillende soorten, mensen, opdrachten/regels kunnen opvolgen, tegen lange werkdagen kunnen, precies zijn (goede motoriek hebben), representatief zijn, hygiënisch zijn, collegiaal zijn en product kennis hebben. Beroepen: (assistent) keukenhulp, (assistent) buffetmedewerker, (assistent) afwasser, (assistent) medewerker fastfood, (assistent) medewerker bediening, voedingsassistent, (assistent) medewerker slagerij, (assistent) medewerker bakkerij, (assistent) medewerker groenteboer, (assistent) medewerker broodjeszaak, (assistent) medewerker kantine, (assistent) visbereider, (assistent) medewerker versafdeling supermarkt, (assistent) vakkenvuller, (assistent) inpakker etenswaar, (assistent) medewerker productie, (assistent) medewerker zuivelfabriek, (assistent) plukker, (assistent) sorteerder, (assistent) teler, (assistent) tuinder en (assistent) medewerker akkerbouw. Vragen: 19. Vind je het leuk om groente en fruit te plukken? 24. Vind je het leuk om voedsel te wassen en te snijden? 25. Vind je het leuk om af te wassen/ in een spoelkeuken te werken? 26. Vind je het leuk om voedsel op te scheppen? 101
27. Vind je het leuk om voedsel te sorteren en in te pakken? 28. Vind je het leuk om op een versafdeling van een supermarkt producten aan te vullen? Werkgebied textiel Taken: wassen en strijken van textiel, naaien en stikken van textiel, het bedrukken van textiel, werken in een kledingwinkel, kledingmagazijn en kledinggroothandel. Gedragingen: Fysiek in orde zijn, om kunnen gaan met werkpieken, om kunnen gaan met verschillende soorten mensen, opdrachten/regels kunnen opvolgen en precies zijn (goede motoriek hebben). Beroepen: (assistent) medewerker stomerij, (assistent) medewerker wasserij, (assistent) medewerker kledingmagazijn, (assistent) textieldrukker, (assistent) machinestikker, (assistent) medewerker productie, (assistent) medewerker verpakking, (assistent) inpakker textiel en (assistent) naaister. Vragen: 29. Vind je het leuk om textiel te naaien of repareren? 30. Vind je het leuk om textiel te bedrukken? 31. Vind je het leuk textiel in te pakken? 35. Vind je het leuk om textiel te reinigen? Werkgebied administratie en computers Taken: telefoon opnemen, kopieerwerkzaamheden, klanten ontvangen en doorverwijzen, papieren ordenen en opruimen, post sorteren, voorraadbeheer, en gegevens intypen. Gedragingen: gestructureerd kunnen werken, nauwkeurig en geconcentreerd kunnen werken, representatief zijn en computervaardigheden. Beroepen: (assistent) medewerker binderij, (assistent) medewerker repro, (assistent) receptioniste, (assistent) telefoniste, (assistent) medewerker administratie, (assistent) postsorteerder, (assistent) data entry, (assistent) website bouwer, (assistent) drukkerij en (assistent) samensteller kartonnen dozen. Vragen: 9. Vind je het leuk om mensen te ontvangen en door te verwijzen? 10. Vind je het leuk om mensen informatie te geven (te helpen met vragen)? 33. Vind je het leuk om zittend werk te doen? 34. Vind je het leuk om de telefoon aan te nemen? 35. Vind je het leuk om te kopiëren? 36. Vind je het leuk om met een computer te werken (tekstverwerken e.d.)? 37. Vind je het leuk om papieren te ordenen en op te ruimen? Werkgebied schoonmaak en onderhoud Taken: afstoffen, zuigen, poetsen, ramen lappen en machines schoonmaken.
102
Gedragingen: Betrouwbaar zijn, fysiek in orde zijn, opdrachten/regels kunnen opvolgen, vroeg op kunnen staan, handig zijn, precies zijn (goede motoriek hebben), representatief zijn, hygiënisch zijn, product kennis hebben, flexibel zijn en met wisselende werktijden kunnen werken. Beroepen: (assistent) conciërge, (assistent) medewerker stomerij, (assistent) medewerker wasserij, (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening, (assistent) interieurverzorger hotel, (assistent) interieurverzorger camping, (assistent) interieurverzorger luchthaven, (assistent) interieurverzorger station, (assistent) interieurverzorger, (assistent) industrieel schoonmaker, (assistent) medewerker sauna, (assistent) medewerker beautysalon, (assistent) afwasser, (assistent) glazenwasser, (assistent) autopoetser, (assistent) medewerker autowasstraat, (assistent) medewerker zwerfvuil, (assistent) medewerker schoonmaak, (assistent) vuilnisbelt recycling, (assistent) schoonmaker interieur bedrijven/ instelling, (assistent) reinigingsmedewerker, (assistent) huishoudelijk medewerker hotel/café en (assistent) classificeerder (reinigen van schepen). Vragen: 25. Vind je het leuk om af te wassen/ in een spoelkeuken te werken? 32. Vind je het leuk om textiel te reinigen? 38. Vind je het leuk om gebouwen netjes te maken? 39. Vind je het leuk om fabrieken schoon te maken? 40. Vind je het leuk om auto´s te poetsen? 41. Vind je het leuk om buiten de omgeving schoon te houden? Werkgebied uniformen Taken: Het assisteren van stadswachten, (assisteren in de) bewaking in een fietsenstalling en het bedienen van een slagboom. Gedragingen: Betrouwbaar zijn, sociaal (emotioneel) sterk zijn, om kunnen gaan met verschillende soorten mensen, opdrachten/regels kunnen opvolgen, vroeg op kunnen staan, zelfstandig kunnen werken, dienstbaar kunnen zijn, zorg kunnen dragen voor veiligheid en kunnen reageren op onvoorziene situaties. Beroepen: (assistent) receptioniste en (assistent) medewerker fietsenstalling Vragen: 48. Vind je het leuk om op andermans fiets of scooter te letten? 49. Vind je het leuk om een slagboom te bedienen? Werkgebied buiten Buiten is een te brede benaming voor een interessegebied. Groenvoorziening, bouwen en dieren vallen ook binnen deze categorie. Dit interessegebied wordt daarom niet als apart interessegebied meegenomen, maar er wordt wel gevraagd of de doelgroep het leuk vindt om buiten te werken binnen de werkgebieden groenvoorziening, bouwen en dieren.
103
Werkgebied verkoop Taken: vakken vullen, emballage, magazijnwerkzaamheden en laden en lossen. Gedragingen: Betrouwbaar zijn, fysiek in orde zijn, sociaal (emotioneel) sterk zijn, om kunnen gaan met werkpieken, om kunnen gaan met verschillende soorten mensen, opdrachten/regels kunnen opvolgen, precies zijn (goede motoriek hebben), representatief zijn, product kennis hebben, behulpzaam zijn, flexibel zijn, advies kunnen geven en goed kunnen tellen. Beroepen: (assistent) medewerker drogisterij, (assistent) medewerker parfumerie, (assistent) medewerker slagerij, (assistent) medewerker bakkerij, (assistent) medewerker broodjeszaak, (assistent) medewerker groothandel, (assistent) vakkenvuller, (assistent) marktkoopman, (assistent) medewerker bouwmaterialen/DHZ, (assistent) medewerker winkelbedrijf, (assistent) verkoper, (assistent) lader /losser, (assistent) medewerker fietsenwinkel, (assistent) orderpicker, (assistent) medewerker magazijn, (assistent) medewerker natuurwinkel, (assistent) medewerker groentewinkel, (assistent) medewerker bloemist, (assistent) medewerker tuincentra en (assistent) medewerker supermarkt. Vragen: 5. Vind je het leuk om mensen informatie te geven (te helpen met vragen)? 42. Vind je het leuk om vakken/rekken te vullen in een winkel? 43. Vind je het leuk om te laden en te lossen? 44. Vind je het leuk om een magazijn op te ruimen? 45. Vind je het leuk om orders te verzamelen? 46. Vind je het leuk om op een heftruck te rijden? Werkgebied vervoer en logistiek Taken: laden en lossen, orders picken, (bij)rijder zijn, magazijnwerk (sealen, inpakken, stapelen goederen), heftruck rijden, bezorgen van (interne) post. Gedragingen: Fysiek in orde zijn, om kunnen gaan met werkpieken, opdrachten/regels kunnen opvolgen, doorzettingsvermogen hebben, vroeg op kunnen staan, precies zijn (goede motoriek hebben), verantwoordelijk kunnen zijn, kunnen werken met wisselende tijden, formulieren kunnen invullen en overzicht kunnen houden. Beroepen: (assistent) chauffeur materialen, (assistent) koerier, (assistent) lader /losser, (assistent) schipper, (assistent) stuwadoor, (assistent) medewerker magazijn, (assistent) orderpicker en (assistent) vuilnisman. Vragen: 43. Vind je het leuk om te laden en te lossen? 44. Vind je het leuk om een magazijn op te ruimen? 45. Vind je het leuk om orders te verzamelen? 46. Vind je het leuk om op een heftruck te rijden? 47. Vind je het leuk om producten te vervoeren?
104
Bijlage 5: Beroepenmatrix met gekoppelde items Interesse Mensen verzorgen (1)
Bouwen (2)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider (3)
- Sociale hulpverlening
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider (3)
- Verpleging en verzorging
(assistent) meewerkend activiteiten begeleider (3) (assistent) koffiejuffrouw (1,2) (assistent) voedingsassistent (1) (assistent) helpende (aankleden mensen) (1,2,3)
Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) receptioniste (4,5)
- Toerisme
(assistent) medewerker kermis (6,7,8,9,10) (assistent) decorbouwer (6,7,8,9,10)
- Uiterlijke verzorging
(assistent) receptioniste (4,5)
- Voedsel en voedselbereiding
(assistent) medewerker winkel (4,5)
Zakelijk - Financiële administratie - Handel en commercieel
(assistent) medewerker winkel (4,5)
- Secretariaat en receptie
assistent) receptioniste (4,5)
- Transport en vervoer
(assistent) spoorwegbouwer (6,7,8,9,10)
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek - Bouwnijverheid
(assistent) machinaal houtbewerker (6,7,9,10) (assistent) schilder (6,7,8,9,10) (assistent) stratenmaker (6,7,8,9,10) (assistent) timmerman (6,7,8,9,10) (assistent) steigerbouwer (6,7,8,9,10) (assistent) lijmer (6,7,8,9,10) (assistent) grondwerker (6,7,8,9,10) (assistent) buizenlegger (6,7,8,9,10) (assistent) betonstaalverwerker (6,7,8,9,10) (assistent) betonreparateur (6,7,8,9,10) (assistent) constructie bankwerker (6,7,9,10) (assistent) medewerker bouwplaats (6,7,8,9,10) (assistent) medewerker kermis (6,7,8,9,10) (assistent) decorbouwer (6,7,9,10) (assistent) dakdekker (6,7,8,9,10) (assistent) stukadoor (6,7,8,9,10) (assistent) metselaar (6,7,8,9,10)
- Overige techniek Industrieel - Industrieel
(assistent) medewerker houtbewerking (6,7,9,10)
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
105
Interesse Techniek (3)
Groenvoorziening (4)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding - Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging Persoonlijke diensten - Horeca - Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding
(assistent) medewerker plukker (7,15,16,19) (assistent) medewerker kas (7,16,17,18,19) (assistent) medewerker sorteerder (7,15,16,17)
Zakelijk - Financiële administratie - Handel - Secretariaat en receptie - Transport en vervoer Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
- Bouwnijverheid - Overige techniek
(assistent) automonteur (7,11,12,13,14) (assistent) schadehersteller (7,11,12,13,14) (assistent) fietsenmaker (7,11,12,13,14) (assistent) autosloper (7,12) (assistent) autospuiter (7,14) (assistent) spakenzetter (7,11,12,13,14) (assistent) motorvoertuigen technicus (7,11,12,13,14) (assistent) lasser (7,11,14) (assistent) machinebankwerker (7,11,13,14) (assistent) medewerker printplaten (7,14) (assistent) operator drukkerij (7,14) (assistent) loodgieter (7,11,12,13,14)
Industrieel - Industrieel
(assistent) medewerker assemblage (7,12,13,14) (assistent) medewerker printplaten (7,14) (assistent) machinebediener metaal (12,14) (assistent) fietsenmaker (7,11,12,13,14) (assistent) spaken zetter (7,11,12,13,14)
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) hovenier (7,15,17,18) (assistent) medewerker plantsoenen (7,15,17,18) (assistent) medewerker groenvoorziening (7,15,17,18) (assistent) medewerker kas (7,16,17,18,19) (assistent) medewerker natuurbeheer (7,15,17,18) (assistent) medewerker bosbeheer (7,15,17,18) (assistent) tuinder (7,15,16,17,19) (assistent) plukker (7,15,16,17,19) (assistent) sorteerder (7,15,16,17) (assistent) teler (7,15,16,17) (assistent) agrarisch medewerker (7,15,17,18) (assistent) medewerker akkerbouw (7,15,17,18) (assistent) medewerker bosbouw (7,15,17,18) (assistent) tuinman (7,15,17,18)
106
Interesse Dieren (5)
Voedsel (6)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) medewerker kantine (24,25,26)
- Sociale hulpverlening
(assistent) medewerker kantine (24,25,26)
- Verpleging en verzorging
(assistent) dierenverzorger (20,21,22) (assistent) medewerker asiel (20,21,22) (assistent) medewerker kinderboerderij (20,21)
Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) voedingsassistent (28) (assistent) afwasser (25) (assistent) keukenhulp (24,25,26) (assistent) keukenhulp (24,25,26) (assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) buffetmedewerker (26) (assistent) afwasser (25) (assistent) medewerker fastfood (24,26) (assistent) medewerker bediening (26) (assistent) medewerker broodjeszaak (24,26) (assistent) medewerker kantine (24,25,26)
- Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding
Zakelijk - Financiële administratie - Handel
(assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) keukenhulp (24,25,26) (assistent) voedingsassistent (26) (assistent) medewerker slagerij (24) (assistent) medewerker bakkerij (24) (assistent) medewerker groenteboer (24) (assistent) medewerker broodjeszaak (24,25)
(assistent) medewerker dierenwinkel (20,21,23)
(assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) medewerker slagerij (24) (assistent) medewerker bakkerij (24) (assistent) medewerker groenteboer (24) (assistent) medewerker broodjeszaak (24,25,26) (assistent) medewerker versafdeling supermarkt (28)
- Secretariaat en receptie - Transport en vervoer Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
(assistent) medewerker kantine (24,25,26)
- Bouwnijverheid - Overige techniek
(assistent) medewerker kantine (24,25,26)
Industrieel - Industrieel
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) medewerker kantine (24,25,26) (assistent) inpakker (27) (assistent) medewerker productie (24,27) (assistent) medewerker kinderboerderij (20,21) (assistent) dierenverzorger (20,21,22) (assistent) medewerker fokkerij (20,21)
107
(assistent) plukker (19,27) (assistent) sorteerder (19,27) (assistent) teler (19) (assistent) tuinder (19) (assistent) medewerker akkerbouw (19)
Interesse Textiel (7)
Administratief & computer (8)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
(assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) medewerker binderij (36,37) (assistent) medewerker repro (35,36,37) (assistent) medewerker administratie (35,36,37)
- Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging
(assistent) medewerker stomerij (31,32) (assistent) medewerker wasserij (31,32)
Persoonlijke diensten - Horeca
(assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37)
- Toerisme
- Uiterlijke verzorging
- Voedsel en voedselbereiding Zakelijk - Financiële administratie
- Handel en commercieel
(assistent) medewerker kledingmagazijn (31)
- Secretariaat en receptie
- Transport en vervoer
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek
(assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) website bouwer (33,36,37)
- Bouwnijverheid
- Overige techniek
Industrieel - Industrieel
(assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) postsorteerder (37) (assistent) data entry (33,36) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) postsorteerder (37)
(assistent) textieldrukker (30)
(assistent) machinestikker (29) (assistent) medewerker productie (31) (assistent) medewerker stomerij (31,32) (assistent) medewerker wasserij (31,32) (assistent) naaister (29)
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37) (assistent) repro (35,36,37) (assistent) drukkerij (35,36,37) (assistent) binderij (36,37) (assistent) receptioniste (4,33,34,36,37) (assistent) telefoniste (4,33,34,36,37) (assistent) medewerker administratie (33,34,35,36,37)
108
Interesse Schoonmaak & onderhoud (9) Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding
- Sociale hulpverlening
- Verpleging en verzorging
Persoonlijke diensten - Horeca - Toerisme
- Uiterlijke verzorging
- Voedsel en voedselbereiding
Zakelijk - Financiële administratie - Handel en commercieel
Winkel & magazijn (10)
(assistent) interieurverzorger (38) (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (38) (assistent) conciërge (38) (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) conciërge (38) (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (38) (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) medewerker stomerij (32) (assistent) medewerker wasserij (32) (assistent) medewerker facilitaire dienstverlening (38) (assistent) afwasser (25) (assistent) interieurverzorger hotel (38) (assistent) afwasser (25) (assistent) interieurverzorger hotel (38) (assistent) interieurverzorger camping (38) (assistent) interieurverzorger luchthaven (38) (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) medewerker sauna (38) (assistent) medewerker beautysalon (38) (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) afwasser (25)
(assistent) interieurverzorger (38) (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) glazenwasser (38)
(assistent) medewerker drogisterij (42,44) (assistent) medewerker parfumerie (42,44) (assistent) vakkenvuller (42) (assistent) marktkoopman (assistent) medewerker slagerij (assistent) medewerker bakkerij (42) (assistent) medewerker groentewinkel (42) (assistent) medewerker broodjeszaak (44) (assistent) medewerker groothandel (42,43,44,46) (assistent) medewerker magazijn (42,43,44,46)
(assistent) vakkenvuller (42) (assistent) medewerker magazijn (42,43,44,46) (assistent) marktkoopman (assistent) medewerker bouwmaterialen (42,44,46) (assistent) medewerker winkelbedrijf (42,44) (assistent) verkoper (42)
- Secretariaat en receptie - Transport en vervoer
(assistent) interieurverzorger (3,38) (assistent) interieurverzorger luchthaven (3,38) (assistent) interieurverzorger station (3,38)
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek (assistent) interieurverzorger (38) (assistent) autopoetser (40) - Bouwnijverheid - Overige techniek Industrieel - Industrieel
(assistent) lader /losser (43,46) (assistent) orderpicker (45,46)
(assistent) medewerker fietsenwinkel (44)
(assistent) interieurverzorger (38)
(assistent) orderpicker (45,46) (assistent) medewerker magazijn (42,43,44,46) (assistent) orderpicker (45,46)
(assistent) interieurverzorger (38) (assistent) industriële schoonmaker (39)
(assistent) orderpicker (45,46) (assistent) medewerker magazijn (42,43,44,46)
109
Interesse Vervoer & logistiek (11)
Veiligheid & bewaking (12)
Omgeving Hulp en ondersteuning - Onderwijs en opvoeding - Sociale hulpverlening - Verpleging en verzorging Persoonlijke diensten - Horeca - Toerisme - Uiterlijke verzorging - Voedsel en voedselbereiding Zakelijk - Financiële administratie - Handel en commercieel - Secretariaat en receptie - Transport en vervoer
(assistent) receptioniste (49) (assistent) chauffeur materialen (46,47) (assistent) koerier (47) (assistent) lader /losser (43,46) (assistent) schipper (47) (assistent) stuwadoor (47) (assistent) medewerker magazijn (43,46)
Technisch - Auto- en andere vervoerstechniek - Bouwnijverheid - Overige techniek Industrieel - Industrieel
(assistent) orderpicker (45,46)
Natuur en Milieu - Natuur en Milieu
(assistent) vuilnisman (47)
110
(assistent) medewerker fietsenstalling (48) (assistent) bijrijder geld en waardentransport
Bijlage 6: Gedragslijst 1. Betrouwbaar zijn 2. Fysiek in orde zijn 3. Sociaal (emotioneel) sterk zijn 4. Omgaan met werkpieken 5. Respectvol zijn 6. Omgang met verschillende soorten mensen 7. Opdrachten/regels opvolgen 8. Doorzettingsvermogen 9. Tegen een wisselende werkomgeving kunnen 10. Eigen Grenzen kennen 11. Tegen lange werkdagen kunnen 12. Vroeg op kunnen staan 13. Handig zijn 14. Technisch inzicht hebben 15. Precies zijn (goed motoriek hebben en nauwkeurig werken) 16. Representatief zijn 17. Geconcentreerd kunnen werken 18. Geduld hebben 19. Goed kunnen verzorgen 20. Hygiënisch zijn 21. Signaleren van gedrag 22. Collegialiteit 23. Product kennis hebben 24. Behulpzaam zijn 25. Flexibel zijn 26. Basiskennis van computer hebben 27. Doorverwijzen van mensen 28. Goed kunnen tellen 29. Verantwoordelijk kunnen zijn 30. Werken met wisselende tijden 31. Formulieren kunnen invullen 32. Overzicht kunnen houden 33. Zelfstandig kunnen werken 34. Dienstbaar kunnen zijn 35. Zorg kunnen dragen voor veiligheid 36. Kunnen reageren op onvoorziene situaties
111
Bijlage 7: Competentielijst Invulinstructie: Kruis bij ieder item aan in hoeverre het (naar uw inzicht) van toepassing is op de betreffende deelnemer. E= BE= N= BO= O=
Mee eens Beetje mee eens Neutraal Beetje mee oneens Mee oneens
COMPETENTIES A. Extraversie 1. Voor jezelf op kunnen komen 2. Avonturisme 3. Initiatief kunnen nemen 4. Willen leren door vragen te stellen 6. Sociabiliteit (behoefte aan gezelligheid) 7. Enthousiast zijn 8. Informatie kunnen geven aan mensen 9. Helder en juist kunnen communiceren 10. Makkelijk contacten kunnen leggen 11. Veel praten 12. Veel energie hebben 13. Vrolijk zijn 14. Dominant zijn 15. Vriendelijk kunnen zijn
Aanwezig:
B. Altruïsme Aanwezig: 1. Eerlijk zijn tegenover anderen 2. Hulpvaardig zijn 3. Samen kunnen werken 4. Collegiaal zijn 5. Sociaal zijn/ Om kunnen gaan met verschillende soorten mensen 6. Makkelijk aan kunnen passen aan anderen 7. Loyaal zijn 8. Respect hebben voor anderen 9. Inschikkelijkheid 10. Zorgzaamheid 11. Bescheidenheid 12. Medeleven tonen 13. Vertrouwen 14. Anderen kunnen helpen 15. Aandachtig kunnen luisteren 16. Geduld hebben 17. Zich in anderen kunnen inleven 18. Dienstbaar kunnen zijn 19. Situaties aanvoelen 20. Signaleren van gedrag van anderen 21. Meegaand zijn 22. Beïnvloeden/ Overtuigen
112
E
BE
N
BO
O
E
BE
N
BO
O
C. Openheid voor nieuwe dingen 1. Creatief zijn 2. Open staan voor onbekende/nieuwe dingen 3. Nieuwsgierig zijn 4. Nieuwe ideeën kunnen bedenken 5. Interesse hebben in kunst 6. Interesse hebben in muziek 7. Interesse hebben in natuur 8. Interesse hebben in wetenschap 9. Interesse hebben in technologie 10. Interesse hebben in andere landen 11. Gevoeligheid (sympathie) 12. Fantaseren 13. Makkelijkste weg kiezen 14. Behoefte hebben aan vrijheid
E
BE
N
BO
O
D. Consciëntieusheid (ordelijkheid) Aanwezig: 1. Betrouwbaar zijn 2. Afspraken na kunnen komen 3. Opdrachten/ Regels op kunnen volgen 4. Geen verkeerde invloed toelaten 5. Doelen bereiken/ Ervoor zorgen dat de gewenste resultaten worden behaald 6. Prestatiegericht zijn/ Kwaliteit willen leveren 7. Mensen door kunnen verwijzen 8. Doorzettingsvermogen hebben 9. Eigen grenzen kennen 10. Ordelijk kunnen werken 11. Actief bezig zijn (tov ‘lui zijn’) 12. Vooruit kunnen plannen 13. Perfectionistisch zijn 14. Controleren/ Nagaan of werk volgens afspraak wordt afgeleverd 15. Volgens plan kunnen werken 16. Overzicht kunnen houden 17. Zelfstandig kunnen werken 18. Structuur aan kunnen brengen in het werk 19. Verantwoordelijk kunnen zijn 20. Nonchalant zijn 21. Nauwkeurig zijn 22. Discipline hebben 23. Ambitieus zijn
E
BE
N
BO
O
E. Emotionele instabiliteit Aanwezig: 1. Om kunnen gaan met spanning/ Stressbestendig zijn 2. Om kunnen gaan met werkpieken 3. Om kunnen gaan met deadlines 4. Kunnen reageren op onvoorziene situaties 5. Tegen een wisselende werkomgeving kunnen 6. Zich gauw zorgen maken 7. Emotioneel reageren 8. Sociaal afhankelijk zijn van anderen 9. Kalmte kunnen bewaren 10. Ongerust zijn 11. Nerveus zijn 12. Depressief zijn 13. Verlegen zijn 14. Impulsief zijn 15. Humeurig zijn
E
BE
N
BO
O
113
Aanwezig:
16. Gauw boos worden 17. Gauw gefrustreerd zijn F. Fysieke gesteldheid 1. Vroeg op kunnen staan 2. Bij slecht weer buiten willen werken 3. Zwaar werk lang vol kunnen houden 4. Het erg vinden om vies te worden 5. Tegen lange werkdagen kunnen 6. Tegen wisselende tijden kunnen 7. Goede motoriek hebben 8. Hoogtevrees hebben
Aanwezig:
E
BE
N
BO
O
G. Lerend vermogen: 1. Product kennis eigen maken 2. Basiskennis van een computer eigen maken 3. Nederlands kunnen lezen 4. Nederlands kunnen schrijven 5. Formulieren kunnen invullen 6. Goed kunnen rekenen
Aanwezig:
E
BE
N
BO
O
H. Praktische vaardigheden Aanwezig: 1. Om kunnen gaan met gereedschap 2. Om kunnen gaan met machines 3. Handig zijn 4. Technisch kunnen vormgeven 5. Zorg kunnen dragen voor veiligheid/ Aan veiligheids-voorschriften kunnen houden 6. Technisch inzicht hebben
E
BE
N
BO
O
I. Overig 1. Representatief zijn 2. Geconcentreerd kunnen werken 3. Hygiënisch zijn 4. Altijd zichzelf zijn 5. Geld belangrijk vinden 6. Statusgevoelig zijn 7. Snel kunnen werken 8. Flexibel zijn
E
BE
N
BO
O
Aanwezig:
114
Bijlage 8: Items met daarbij behorende omgeving en beroepen VRAGEN 1. Vind je het leuk om mensen eten en drinken te geven? - bij ouderen bij kinderen 2. Vind je het leuk om mensen aan te kleden? - bij ouderen - bij kinderen 3. Vind je het leuk om met mensen een praatje te maken? a. onderwijs en opvoeding b. sociale hulpverlening c. verpleging en verzorging Æ bij ouderen en bij kinderen 4. Vind je het leuk om mensen te ontvangen en door te verwijzen? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ receptioniste, telefoniste b. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste c. persoonlijke diensten: toerisme Æ medewerker winkel d. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste e. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding f. zakelijk: handel en commercie Æ medewerker winkel g. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste h. zakelijk: transport en vervoerÆ receptioniste, telefoniste i. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ receptioniste, telefoniste j. technisch: bouwnijverheidÆ receptioniste, telefoniste k. technisch: overige techniek Æ receptioniste, telefoniste l. industrieel: receptioniste, telefoniste m. natuur en milieu: receptioniste, telefoniste 5. Vind je het leuk om mensen informatie te geven(te helpen met vragen)? a. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste b. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste c. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ medewerker winkel d. zakelijk: handel en commercie Æ medewerker winkel e. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste 6. Vind je het leuk om materialen te versjouwen/ klaar te leggen? a. persoonlijke diensten: toerisme Æ decorbouwer, kermis b. zakelijk: transport en vervoerÆ spoorbouwer c. technisch: bouwnijverheidÆ zeer diverse beroepen, maar op een bouwplaats d. industrieel Æ medewerker houtbewerking 7. Vind je het leuk om met je handen te werken? a. persoonlijke diensten: toerisme Æ decorbouwer, kermis b. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ plukker, medewerker kas, sorteerder c. zakelijk: transport en vervoerÆ spoorbouwer d. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ zeer diverse beroepen e. technisch: bouwnijverheidÆ zeer diverse beroepen, maar op een bouwplaats f. technisch: overige techniek Æ zeer diverse beroepen g. industrieel Æ zeer diverse beroepen h. natuur en milieu Æ zeer diverse beroepen 8. Vind je het leuk om buiten te werken? a. persoonlijke diensten: toerisme Æ decorbouwer, kermis b. zakelijk: transport en vervoerÆ spoorbouwer c. technisch: bouwnijverheidÆ zeer diverse beroepen, maar op een bouwplaats d. industrieel Æ medewerker houtbewerking 9. Vind je het leuk om zwaar werk te doen? a. persoonlijke diensten: toerisme Æ decorbouwer, kermis b. zakelijk: transport en vervoerÆ spoorbouwer c. technisch: bouwnijverheidÆ zeer diverse beroepen, maar op een bouwplaats d. industrieel Æ medewerker houtbewerking 10. Vind je het leuk om de werkplaats/ bouwplaats netjes te houden? a. persoonlijke diensten: toerisme Æ decorbouwer, kermis
115
b. zakelijk: transport en vervoerÆ spoorbouwer c. technisch: bouwnijverheidÆ zeer diverse beroepen, maar op een bouwplaats d. industrieel Æ medewerker houtbewerking 11. Vind je het leuk om iets te repareren? a. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ automonteur, schadehersteller, fietsenmaker, spakenzetter, motorvoertuigentechnicus b. technisch: bouwnijverheidÆ lasser, machinebankwerker c. technisch: overige techniek Æ assistent loodgieter d. industrieel Æ fietsenmaker, spakenzetter 12. Vind je het leuk om met gereedschap te werken? a. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ automonteur, schadehersteller, fietsenmaker, spakenzetter, motorvoertuigentechnicus b. technisch: overige techniek Æ assistent loodgieter c. industrieel Æ fietsenmaker, spakenzetter, machinebediener metaal, assistent assemblage 13. Vind je het leuk om iets te monteren? a. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ automonteur, schadehersteller, fietsenmaker, spakenzetter, motorvoertuigentechnicus b. technisch: overige techniek Æ assistent loodgieter, assistent machinebankwerker c. industrieel Æ fietsenmaker, spakenzetter, assistent assemblage 14. Vind je het leuk om precies te werken? a. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ automonteur, schadehersteller, fietsenmaker, spakenzetter, motorvoertuigentechnicus, autospuiter b. technisch: bouwnijverheidÆ lasser, machinebankwerker c. technisch: overige techniek Æ assistent loodgieter, medewerker printplaten, assistent operator drukkerij d. industrieel Æ fietsenmaker, spakenzetter, machinebediener metaal, assistent assemblage, medewerker printplaten 15. Vind je het leuk om buiten te werken? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ plukker, sorteerder b. natuur en milieu Æ zeer diverse beroepen 16. Vind je het leuk om in een kas te werken? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ plukker, sorteerder b. natuur en milieu Æ medewerker kas, medewerker tuinder, plukker, sorteerder, teler 17. Vind je het leuk om met planten te werken? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ plukker, sorteerder, medewerker kas b. natuur en milieu Æ zeer diverse beroepen 18. Vind je het leuk om onderhoudswerkzaamheden te verrichten? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ medewerker kas b. natuur en milieu Æ zeer diverse beroepen 19. Vind je het leuk om groente en fruit te plukken? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ plukker, medewerker kas b. natuur en milieu Æ plukker, medewerker kas, medewerker tuinder 20. Vind je het leuk om hokken van dieren schoon te maken? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ dierenverzorger, medewerker asiel, medewerker kinderboerderij b. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker dierenwinkel c. natuur en milieu Æ dierenverzorger, medewerker fokkerij, medewerker kinderboerderij 21. Vind je het leuk om dieren te voederen? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ dierenverzorger, medewerker asiel, medewerker kinderboerderij b. natuur en milieu Æ dierenverzorger, medewerker fokkerij, medewerker kinderboerderij 22. Vind je het leuk om honden uit te laten? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ dierenverzorger, medewerker asiel b. natuur en milieu Æ dierenverzorger 23. Vind je het leuk om in een winkel met dieren en dierenvoedsel te werken? a. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker dierenwinkel 24. Vind je het leuk om voedsel te wassen en te snijden? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker kantine b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker kantine
116
c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker kantine f. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak, medewerker bakkerij, medewerker slagerij, medewerker groenteboer g. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kantine, assistent medewerker broodjeszaak, medewerker bakkerij, medewerker slagerij, medewerker groenteboer h. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker kantine i. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker kantine j. industrieel Æ assistent medewerker kantine, medewerker productie 25. Vind je het leuk om af te wassen/ in een spoelkeuken te werken? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker kantine b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker kantine c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, afwasser d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak, afwasser e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker kantine f. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak, afwasser g. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kantine, assistent medewerker broodjeszaak h. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker kantine i. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker kantine j. industrieel Æ assistent medewerker kantine 26. Vind je het leuk om voedsel op te scheppen? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker kantine b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker kantine c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, voedingsassistent d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak, buffetmedewerker, assistent medewerker fastfood, assistent medewerker bediening e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker kantine f. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, voedingsassistent g. zakelijk: financiële administratie Æ assistent medewerker kantine h. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kantine, assistent medewerker broodjeszaak i. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker kantine j. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker kantine k. industrieel Æ assistent medewerker kantine 27. Vind je het leuk om voedsel te sorteren en in te pakken? a. industrieel Æ medewerker productie, medewerker inpakker b. natuur en milieu Æ plukker, sorteerder 28. Vind je het leuk om op een versafdeling van een supermarkt producten aan te vullen? a. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker versafdeling supermarkt 29. Vind je het leuk om textiel te naaien of te repareren? a. industrieel Æ assistent machinestikker, assistent naaister 30. Vind je het leuk om textiel te bedrukken? a. technisch: overige techniek Æ assistent textieldrukker 31. Vind je het leuk om textiel in te pakken? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij b. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kledingmagazijn c. industrieel Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij 32. Vind je het leuk om textiel te reinigen?
117
a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij b. industrieel Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij 33. Vind je het leuk om zittend werk te doen? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker administratie b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker administratie c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie d. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie e. persoonlijke diensten: toerisme Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie g. zakelijk: handel en commercie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie h. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, medewerker data-entry i. zakelijk: transport en vervoerÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie k. technisch: bouwnijverheidÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie l. technisch: overige techniek Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, medewerker websitebouwer m. industrieel Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie n. natuur en milieu Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie 34. Vind je het leuk om de telefoon aan te nemen? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker administratie b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker administratie c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie d. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie e. persoonlijke diensten: toerisme Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie g. zakelijk: handel en commercie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie h. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie i. zakelijk: transport en vervoerÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie k. technisch: bouwnijverheidÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie l. technisch: overige techniek Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie m. industrieel Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie n. natuur en milieu Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie 35. Vind je het leuk om te kopiëren? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker administratie, assistent medewerker repro b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker administratie c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker administratie d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker administratie e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker administratie f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ assistent medewerker administratie g. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker administratie h. zakelijk: secretariaat en receptie Æ assistent medewerker administratie i. zakelijk: transport en vervoerÆ assistent medewerker administratie j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker administratie
118
k. technisch: bouwnijverheidÆ assistent medewerker administratie l. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker administratie m. industrieel Æ assistent medewerker administratie, medewerker repro/ drukkerij n. natuur en milieu Æ assistent medewerker administratie 36. Vind je het leuk om met een computer te werken? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker administratie, assistent medewerker binderij, medewerker repro b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker administratie c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie d. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie e. persoonlijke diensten: toerisme Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie g. zakelijk: handel en commercie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie h. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, medewerker data-entry i. zakelijk: transport en vervoerÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie k. technisch: bouwnijverheidÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie l. technisch: overige techniek Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, medewerker websitebouwer m. industrieel Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, assistent medewerker binderij, medewerker repro/ drukkerij n. natuur en milieu Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie 37. Vind je het leuk om papieren te ordenen en op te ruimen? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker administratie, assistent medewerker binderij, medewerker repro b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker administratie c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie d. persoonlijke diensten: horeca Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie e. persoonlijke diensten: toerisme Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie g. zakelijk: handel en commercie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie h. zakelijk: secretariaat en receptie Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, postsorteerder i. zakelijk: transport en vervoerÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, postsorteerder j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie k. technisch: bouwnijverheidÆ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie l. technisch: overige techniek Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, medewerker websitebouwer m. industrieel Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie, assistent medewerker binderij, medewerker repro/ drukkerij n. natuur en milieu Æ receptioniste, telefoniste, assistent medewerker administratie 38. Vind je het leuk om gebouwen netjes te maken? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent interieurverzorger, assistent conciërge, medewerker facilitaire dienstverlening b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent interieurverzorger, assistent conciërge, medewerker facilitaire dienstverlening
119
c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent interieurverzorger, medewerker facilitaire dienstverlening d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent interieurverzorger hotel e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent interieurverzorger hotel, luchthaven, camping f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ assistent interieurverzorger, medewerker sauna, medewerker beautysalon g. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent interieurverzorger h. zakelijk: handel en commercie Æ assistent interieurverzorger, assistent glazenwasser i. zakelijk: transport en vervoerÆ assistent interieurverzorger station, luchthaven j. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent interieurverzorger k. technisch: overige techniek Æ assistent interieurverzorger m. industrieel Æ assistent interieurverzorger 39. Vind je het leuk om in fabrieken schoon te maken? a. industrieel Æ assistent industriële interieurverzorger 40. Vind je het leuk om auto’s te wassen? a. technisch: auto- en andere vervoerstechniek Æ autopoetser 41. Vind je het leuk om buiten de omgeving schoon te houden? a. natuur en milieu Æ assistent medewerker zwerfvuil, assistent medewerker schoonmaak, medewerker recycling 42. Vind je het leuk om vakken/ rekken te vullen in een winkel? a. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ medewerker drogisterij, parfumerie b. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent vakkenvuller, assistent medewerker bakkerij, assistent medewerker groentewinkel, assistent medewerker groothandel, assistent medewerker magazijn c. zakelijk: handel en commercie Æ assistent vakkenvuller, assistent medewerker magazijn, assistent medewerker bouwmaterialen, assistent medewerker winkelbedrijf, assistent verkoper d. technisch: bouwnijverheid Æ assistent medewerker magazijn e. industrieel Æ assistent medewerker magazijn f. natuur en milieuÆ assistent medewerker natuurwinkel, assistent medewerker groentewinkel, assistent medewerker bloemist, assistent medewerker tuincentrum 43. Vind je het leuk om te laden en lossen? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker groothandel, assistent medewerker magazijn b. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker magazijn c. zakelijk: transport en vervoer Æ assistent lader/losser d. technisch: bouwnijverheid Æ assistent medewerker magazijn e. industrieel Æ assistent medewerker magazijn 44. Vind je het leuk om een magazijn om te ruimen? a. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ medewerker drogisterij, parfumerie b. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker groothandel, assistent medewerker magazijn c. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker magazijn, assistent medewerker bouwmaterialen, assistent medewerker winkelbedrijf d. technische: auto- en andere vervoerstechniek Æ assistent medewerker fietsenwinkel e. technisch: bouwnijverheid Æ assistent medewerker magazijn f. industrieel Æ assistent medewerker magazijn g. natuur en milieuÆ assistent medewerker natuurwinkel, assistent medewerker tuincentrum 45. Vind je het leuk om orders te verzamelen? a. zakelijk: transport en vervoer Æ assistent orderpicker b. technisch: bouwnijverheid Æ assistent orderpicker c. technisch: overige techniek Æ assistent orderpicker d. industrieel Æ assistent orderpicker 46. Vind je het leuk om op een heftruck te rijden? a. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker groothandel, assistent medewerker magazijn b. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker bouwmaterialen c. zakelijk: transport en vervoer Æ assistent orderpicker, assistent lader/ losser, assistent chauffeur materialen, assistent medewerker magazijn d. technisch: bouwnijverheid Æ assistent orderpicker, assistent medewerker magazijn e. technisch: overige techniek Æ assistent orderpicker
120
f. industrieel Æ assistent orderpicker, assistent medewerker magazijn 47. Vind je het leuk om producten te vervoeren als bijrijder? a. zakelijk: transport en vervoer Æ assistent koerier, assistent schipper, assistent chauffeur materialen, assistent stuwadoor b. natuur en milieu Æ medewerker vuilnis ophaaldienst 48. Vind je het leuk om andermans scooter of fiets te letten? a. zakelijk: transport en vervoer Æ assistent medewerker fietsenstalling 49. Vind je het leuk om een slagboom te bedienen? a. zakelijk: secretariaat en receptie Æ assistent receptionist 50. Vind je het leuk om voedsel te bereiden? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker kantine b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker kantine c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, voedingsassistent d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, assistent medewerker broodjeszaak, buffetmedewerker, assistent medewerker fastfood, assistent medewerker bediening e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker kantine f. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker kantine, assistent keukenhulp, voedingsassistent, assistent medewerker broodjeszaak g. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kantine, assistent medewerker broodjeszaak h. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker kantine i. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker kantine j. industrieel Æ assistent medewerker kantine 51. Vind je het leuk om textiel op te vouwen? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij b. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kledingmagazijn c. industrieel Æ assistent medewerker stomerij, assistent medewerker wasserij 52. Vind je het leuk om textiel te verkopen? a. zakelijk: handel en commercie Æ marktkoopman, assistent medewerker kledingwinkel 53. Vind je het leuk om post rond te brengen? a. zakelijk: secretariaat en receptie Æ postsorteerder b. zakelijk: transport en vervoer Æ postsorteerder 54. Vind je het leuk om ramen te wassen? a. zakelijk: handel en commercie Æ glazenwasser 55. Vind je het leuk om bij mensen thuis schoon te maken? a. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ interieurverzorger 56. Vind je het leuk om achter de kassa te werken? a. hulp en ondersteuning: onderwijs en opvoeding Æ assistent medewerker kantine b. hulp en ondersteuning: sociale hulpverlening Æ assistent medewerker kantine c. hulp en ondersteuning: verpleging en verzorging Æ assistent medewerker kantine d. persoonlijke diensten: horeca Æ assistent medewerker kantine, assistent medewerker fastfood e. persoonlijke diensten: toerisme Æ assistent medewerker kantine, caissière winkel f. persoonlijke diensten: uiterlijke verzorging Æ caissière winkel g. persoonlijke diensten: voedsel en voedselbereiding Æ assistent medewerker kantine h. zakelijk: handel en commercie Æ assistent medewerker kantine, caissière winkel i. technisch: auto- en andere vervoerstechniekenÆ assistent medewerker kantine j. technisch: overige techniek Æ assistent medewerker kantine k. industrieel Æ assistent medewerker kantine 57. Vind je het leuk om als stadswacht te werken? a. veiligheid en bewaking Æ stadswacht
121
Bijlage 9: Definitieve itemlijst Fotonummer
Bijbehorend item
1
Ouderen eten geven in een verzorgingstehuis
2
Kinderen eten geven in een kinderdagverblijf
3
Koffie rond brengen in een verzorgingstehuis
4
Kinderen aankleden in een kinderdagverblijf
5
Ouderen aankleden in een verzorgingstehuis
6
Een praatje maken met ouderen in een verzorgingstehuis
7
Met kinderen spelen in een kinderdagverblijf
8
Mensen helpen aan een balie
9
De telefoon opnemen op een kantoor
10
Mensen informatie geven in een bouwmarkt
11
Een toonbanken schoonmaken in een winkel of kantine
13
Mensen informatie geven in een tuincentrum
14
Mensen informatie geven bij een afvalstraat
15
Buizen versjouwen in een bouwmarkt
16
Stenen versjouwen in een bouwmarkt
17
Planken klaar leggen op een werkplaats
18
Fruit sorteren bij een fruitteler
19
Groenten plukken in een kas
20
Dozen inpakken in een fabriek
21 22
Autobanden verwisselen in een garage Schoffelen in een park
23
Dozen verpakken bij een groothandel
24
Post bezorgen bij mensen aan huis
25
Buiten fruit plukken
26 27
Vuilnis ophalen bij mensen aan huis Struiken snoeien in een park
28
Kippen voeren op een kinderboerderij
29
Alles in de gaten houden bij een afvalstraat
30
Buiten een gat graven
31
Vegen van een werkplaats
32
Een koplampen van een auto vervangen in een garage
33
Banden plakken bij een fietsenmaker
35
Lassen in een fabriek
36
Een regenpijp aanzetten op een bouwplaats
37
Auto’s uit elkaar halen bij een autosloperij
38
Schroefjes in draaien in een fabriek
39
Machines bedienen in een fabriek
40
Met een machine papier vouwen in een drukkerij
41
Auto’s schuren in een garage
42
Aan fietsen sleutelen bij een fietsenmaker
43
Paarden borstelen op een kinderboerderij
44
Planten water geven bij een tuincentrum
45
Een bos bloemen maken bij een bloemist
46
Straten schoon houden met een bladblazer
47
Planten in bakjes zetten in een kas
48
Cement maken op een bouwplaats
49
Geitenhokken schoonmaken op een boerderij
122
50
Hooi scheppen op een boerderij
51
Hokken schoon spuiten in een dierenasiel
52
Mesten op een boerderij
53
Vissen verplaatsen in een viskwekerij
54
Eieren sorteren bij een kippenfokkerij
55
Honden water geven in een dierenasiel
56
Een aantal honden tegelijk uitlaten
57
Groenten snijden in een keuken
58
Broodjes open snijden in een broodjeszaak
60
Groenten inpakken in een fabriek
61
Broden bakken in een broodfabriek
62
Borden schoon spuiten in een spoelkeuken
63
Een vaatwasser uitruimen in een spoelkeuken
64
Maaltijden opscheppen in een grote keuken
65
Friet in bakjes scheppen in een cafetaria
66
Mensen hun maaltijd opscheppen in een grote kantine
67
Voedsel inpakken in een fabriek
68
Groenten bijvullen in een supermarkt
69
Stof naaien op een textielwerkplaats
70
Draadjes van t-shirts knippen in een drukkerij
71
Kleding inpakken bij een kledinggroothandel
72
Textiel wassen in een wasserij
73
Met een machine theedoeken strijken in een wasserij
74
Gegevens op een computer intypen op een kantoor
75
Kopiëren op een kantoor
76
Kaften aan boeken lijmen in een drukkerij
77
Ordners verplaatsen op een kantoor
78
Papieren archiveren in een postkamer
79
Boeken opruimen in een bibliotheek
80
Prullenbakken legen op een kantoor
81
Vloeren schoonmaken op een kantoor
82
Douches schoonmaken in een sporthal
83
Vloeren schoonmaken in een ziekenhuis
84
Lampen vervangen in een groot gebouw
85
Bedden opmaken in een hotel
86
Machines schoonmaken in een fabriek
87
Auto’s wassen in een autowasstraat
88
Buiten prullenbakken legen
89
Buiten vuil prikken
90
Vakken vullen in een bouwmarkt
91
Vakken vullen in een tuincentrum
92
Vakken vullen in een supermarkt
93
Rekken vullen in een magazijn
94
Vakken vullen in een drogisterij
95
Met een palletwagen laden en lossen in een magazijn
96
Lege dozen opruimen in een magazijn
97
Vloeren vegen in een magazijn
99
Met een kar spullen verzamelen in een magazijn
100
Met een heftruck werken in een magazijn
123
101
Met een reachtruck werken in een magazijn
102
Meerijden op een vrachtwagen naar klanten
103
Kaartjes controleren in een fietsenstalling
104
Een slagboom bedienen bij een parkeerterrein
105
Frikadellen klaar maken in een cafetaria
106
In soep roeren in een keuken van een kantine
107
Broodjes smeren in een broodjeszaak
108
Handdoeken opvouwen in een wasserij
109
Kleding opvouwen in een kledingzaak
110
Post sorteren in een postkast op een kantoor
111
Post rond brengen op een kantoor
112
Buiten op een ladder ramen zemen
113
Stofzuigen in een verzorgingstehuis
114
Bedden opmaken in een ziekenhuis
115
Achter een kassa werken in een supermarkt
116
Achter een kassa werken bij een groothandel
118
Drankjes inschenken bij een receptie
119
Vlees inpakken in een fabriek
120
Auto’s bewaken in een parkeergarage
121
Muren slopen op een bouwplaats
122
Buiten een beschilderde muur schoon spuiten
123
Op een dak een schoorsteen vegen
124
Popcorn in bakjes scheppen in een bioscoop
125
Ruiten inzetten in een huis
126
Een schip vastleggen aan de wal
127
Bomen verplaatsen bij een boomkwekerij
128
Gaten boren op een houtwerkplaats
129
Een voorruit van een auto repareren in een garage
130
Nieuwe stof op stoelen vastmaken
131
Meubels verhuizen bij een verhuisbedrijf
132
Containers inladen op een schip in een haven
133
Papier inpakken in een drukkerij
134
Fruit inpakken bij een fruitteler
135
Buiten straten maken
136
Schilderen in een huis
137
Werken in een slachthuis
138
Maaltijden wegbrengen in een restaurant
139
Sloten maken in een deur van een huis
140
Pakketten bezorgen bij mensen aan huis
141
Hout zagen op een houtwerkplaats
142
Planken aan elkaar schroeven op een houtwerkplaats
143
Muren stuken in een huis
144
Tegels zetten in een huis
145
Helpen met klusjes in een groot gebouw
146
Vloeren leggen in een huis
147
Muren voegen op een bouwplaats
148
Met metaalmachines werken in een fabriek
149
Kleine onderdelen solderen in een fabriek
124
Bijlage 10: Itemmatrix Interesse
Mensen
Bouwen
verzorgen
Hout en
Groen-
Dieren
Voedsel-
Werken met
Administratie
Schoonmaak
In- uit- en
Laden, lossen
Beveiligen en
Informatie
metaal-
voorziening/
verzorgen
bereiding
textiel
en personal
en onderhoud
verpakken
en logistiek
bewaken
geven
bewerking
onderhoud
computer
binnen
8
9
10
11
12
13
buiten
Omgeving
5
4
3
2
1
7
6
A Hulp en ondersteuning 1,2,3,4,5,6,7
B Persoonlijke
1,2,3,64,66,
62,63,83,84,
106
113, 114
11,57,58,64,
diensten 138
65,66,105,106
11,62,63,82,
107,118,124
85
79
11,57,58,65,
C Winkel
66,68,105, 10,90
33,42
13,44,45,91
107,124
,
68,90,91,92,
109
115
11
69,71
116
96,97
94
10,13
D Groothandel en magazijn 17
E Kantoor
20,23,71,93,
95,99,100,
96
101
9,74,75,77, 78,110,111
80,81,84
111
F Transport
24,102,120, 126,26
131,132,140
21,32,33,35,
G Technisch
36,37,41,42, 128,129
69,70,130
40,76
48,87
15,16,17,31, H Bouw
8,9
36,121,125, 136,143,144, 146,147
139,141,142
31,48
125
133
103,104
18,54,60,61,
I Industrieel
35,38,39,
67,119,134,
148,149
137
86
108
28,43,49,50,
J Dieren
51,52,53,55, 52
56
54
49,51
19,22,25,27,
K Groen
30,44,46,47, 88,89,127
L Overig buiten
20,23,72,73, 72,73,108
19,25
16,30,36, 125,135,136,
26,122,123,
147
126,135
112
126
14,24,29
29,103,104,
132
145
14
Bijlage 11: Resultaten studentenvalidatie versie 1 en versie 2 Uitleg: Tweede nummer achter foto geeft het itemnummer weer. Dit nummer is dus te vinden in de itemlijst (bijlage 9) en de itemmatrix. Versie 1 Foto 1-143
27,8% vindt dat stuken onder 'schoonmaak en en onderhoud binnen' valt. Wij hebben dat niet.
Foto 2-1
11,1% vindt dat ouderen eten geven bij voedsel hoort terwijl wij dat als tweede keus hebben. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 3-21
50% is het eens met onze primaire keuze voor 'hout en metaal bewerken' bij band vervangen-> ligt aan benaming!
Foto 5-63
16,7% vindt dat het uitruimen van de vaatwasser hoort bij zorg en ondersteuning. Wij hebben dit wel als tweede keus.
Foto 7-103 Foto 7-103 Foto 7-103 Foto 7-103
33,3% vindt dat kaartjes aan fietsen hangen ook onder 'administratief, computer en papier' valt. Wij hebben dit niet. 22,2% vindt dat kaartjes aan fietsen hangen onder omgeving 'persoonlijke diensten' valt. Wij hebben dit niet. 22,2% vindt dat kaartjes aan fietsen hangen onder transport valt. Wij hebben dit als tweede keus. 50% is het eens met onze primaire keuze voor 'overig buiten' bij het kaartjes aan fietsen hangen.
Foto 9-3 Foto 9-3
22,2% heeft koffie rondbrengen in een bejaardentehuis bij 'persoonlijk diensten'. Wij hebben dit niet. 0% heeft koffie rondbrengen bij 'voedselbereiding'. Wij hebben dit als tweede keus. Misschien herformulering 'werken met voeding/voedsel'.
Foto 10-23 Foto 10-23
16,7 % heeft in- en verpakken in omgeving 'industrieel', terwijl dit onze primaire keus is. 94,4 % vindt dat in- en verpakken thuishoort bij 'groothandel en magazijn'. Dit is onze tweede keus.
Foto 11-43
27,8% vindt dat paarden borstelen ook bij 'overig buiten' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 12-65
0% vindt dat friet in een doosje scheppen hoort bij een winkel. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 13-85
44,4% vindt dat bedden opmaken in een hotel ook bij 'werken met textiel' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 14-105
0% vindt dat hamburgers bakken hoort bij een winkel. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 15-127
22,2% vindt dat bomen rooien ook hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
127
Foto 17-25 Foto 17-25 Foto 17-25
100% vindt plukken van groente en fruit 'groen en onderhoud buiten'. Wij hebben dit als tweede keus. 5,6% vindt plukken van groente en fruit 'voedsel bereiden'. Wij hebben dit als eerste keus. (ligt aan formulering) 38,9% vindt plukken van groente en fruit ook bij 'overig buiten' horen. Wij hebben dit niet.
Foto 18-45
66,7% vindt bloemschikken horen bij omgeving 'groen'. Wij hebben dit niet. (ook 66,7% kiest omgeving 'winkel', dat is onze eerste keus)
Foto 19-67 Foto 19-67
16,7% heeft verpakken van voedsel bij 'voedsel bereiden'. Wij hebben dit als eerste keus. 94,4% heeft verpakken van voedsel bij 'in- uit- en verpakken'. Wij hebben dit niet.
Foto 20-87
27,8% vindt dat auto's wassen ook hoort bij 'transport'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat auto's wassen ook hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
Foto 22-129 Foto 22-129
27,8% vindt dat het repareren van een vooruit ook hoort bij 'bouwen'. Wij hebben dit niet 33,3% vindt dat het repareren van een vooruit ook hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit niet.
Foto 26-69 Foto 26-69
5,6% vindt dat naaien of repareren van textiel bij 'groothandel en magazijn' hoort. Wij hebben dit als tweede keus. 55,6% vindt dat het naaien of repareren van textiel bij 'industrieel' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 27-89 Foto 27-89
27,8% vindt dat vuilprikken in de omgeving 'groen' hoort. Wij hebben dit als eerte keus. 94,4% vindt dat vuilprikken in de omgeving 'overig buiten' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 31-29
22,2% vindt dat werken in een recyclingstraat hoort bij 'informatie geven'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 33-71 Foto 33-71
50% vindt dat kleding inpakken hoort bij 'werken met textiel'. Wij hebben dit als eerste keus. 83,3% vindt dat kleding inpakken hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 34-91 Foto 34-91
16,7% vindt dat vakken en rekken vullen in een tuincentrum hoort bij 'groenvoorziening/onderhoud buiten'. Wij hebben dit als tweede keus. 33,3% vindt dat vakken en rekken vullen in een tuincentrum hoort bij de omgeving 'groen'. Wij hebben dit niet.
Foto 35-111 Foto 35-111
61,1% vindt dat post rondbrengen met een kar hoort bij 'administratie, computer en papier'. Wij hebben dit als tweede keus. 38,9% vindt dat post rondbregen met een kaar hoort bij 'laden lossen en logistiek'. Wij hebben dit als eerste keus.
128
Foto 36-133 Foto 36-133
72,2% vindt dat inpakken van papier hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 33,3% vindt dat inpakken van papier hoort bij 'technisch'. Wij hebben dit als eerste keus.
Foto 37-11 Foto 37-11
0% heeft schoonmaken van een toonbank in een voedselwinkel bij de interesse 'voedselbereiding'. Wij hebben dit als tweede keus. 0% heeft schoonmaken van een toonbank in een voedselwinkel bij 'persoonlijke diensten'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 38-31 Foto 38-31 Foto 38-31 Foto 38-31
0% vindt het aanvegen van een bouwplaats horen bij de interesse 'bouw'. Wij hebben dit als tweede keus. 88,9% plaats het aanvegen van een bouwplaats in een 'technische' omgeving. Wij hebben dit niet. (Ligt aan locatie foto!) 0% plaats dit in de omgeving 'bouwen'. Wij hebben dit als eerste keus. 50% kiest voor de omgeving 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 39-51 Foto 39-51
38,9% vindt dat een hok schoonspuiten in een asiel hooort bij 'dieren verzorgen'. Wij hebben dit als eerste keus. 94,4% vindt dat een hok schoonspuiten in een asiel hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 40-73
5,6% vindt machinaal theedoeken/servetten strijken 'in uit en verpakken'. Wij hebben dit als tweede keus. 33,3% vindt dat machinaal theedoeken strijken in een 'technische' omgeving wordt uitgevoerd. Wij hebben dit niet. 55,6% vindt dat dit in een 'industriele' omgeving thuishoort. Wij hebben dit als eerste keus.
Foto 41-93
38,9% vindt dat vakken en rekken vullen in een magazijn hoort bij 'laden lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
Foto 43-135 Foto 43-135 Foto 43-135
72,2% vindt dat straten maken onder de interesse 'bouwen' valt. Wij hebben dit als tweede keus. 44,4% vindt dat straten maken onder de interesse 'groenvoorziening en onderhoud buiten' valt. Wij hebben dit als eerste keus. 38,9% vindt dat straten maken in de omgeving 'bouw' thuishoort. Wij hebben dit niet.
Foto 44-13 Foto 44-13
5,6% vindt dat iemand voorzien van informatie in een tuincentrum hoort bij de interesse 'groenvoorziening'. Wij hebben dit als tweede keus. 38,9% vindt dat dit thuishoort in de omgeving 'groen'. Wij hebben dit niet.
Foto 45-33 Foto 45-33 Foto 45-33
50% vindt dat het plakken van een fietsband onder 'hout en metaalbewerken' hoort. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat het bij 'schoonmaak en onderhoud binnen' hoort. Wij hebben dit niet. 22,2% vindt dat het bij de omgeving 'winkel' hoort. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 46-53
38,9% vindt dat forellen verplaatsen hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
129
Foto 49-115 Foto 49-115
55,6% vindt dat kassa bedienen in de supermarkt bij 'administratief, computer en papier' hoort. Wij hebben dit als eerste keus. 44,4% vindt dat dit bij 'informatie geven' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 50-15 Foto 50-15 Foto 50-15 Foto 50-15 Foto 50-15 Foto 50-15
0% vindt dat sjouwen/klaarleggen van buizen hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat dit hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet. 88,9% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet. 33,3% vindt dat het hoort bij de omgeving 'winkel'. Wij hebben dit niet. 61,1% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 22,2% vindt dat het hoort bij de omgeving 'bouw'. Wij hebben dit als eerste keus.
Foto 51-35
11,1% vindt dat grof lassen hoort bij de omgeving 'technisch'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 55-119 Foto 55-119
22,2% vindt dat vleesverwerken in een fabriek hoort bij 'voedsel bereiden'. Wij hebben dit als eerste keus. 88,9% vindt dat het bij 'in, uit, en verpakken' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 56-17 Foto 56-17 Foto 56-17 Foto 56-17 Foto 56-17 Foto 56-17 Foto 56-17
0% vindt dat het sjouwen/klaarleggen van planken hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet. 88,9% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen en logistiek. Wij hebben dit niet. 16,7% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit als tweede keus. 83,3% vindt dat het bij de omgeving 'technisch' hoort. Wij hebben dit niet. 0% vindt dat het bij de omgeving 'bouw' hoort. Wij hebben dit als eerste keus. 55,6% vindt dat het bij de omgeving 'industrie' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 57-37
61,1% vindt dat het demonteren van een autodeur hoort bij industrie. Wij hebben dit niet.
Foto 58-57
0% vindt dat een tomaat snijden in de keuken hoort bij 'winkel'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 59-79 Foto 59-79 Foto 59-79 Foto 59-79 Foto 59-79
61,1% vindt dat opruimen van boeken in de bibliotheek hoort bij 'administratief, computer en papier'. Wij hebben dit niet. 33,3% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% heeft dit bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet. 55,6% heeft dit bij 'persoonlijk diensten'. Wij hebben dit als tweede keus. 33,3% heeft dit bij 'winkel'. Wij hebben dit niet.
130
Foto 60-99
38,9% vindt dat orders picken met een kar hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet.
Foto 62-19 Foto 62-19 Foto 62-19
77,8% vindt dat plukken van groente in een kas hoort bij 'groenvoorziening en onderhoud buiten'. Wij hebben dit als tweede keus. 5,6% vindt dat het bij 'voedselbereiding' hoort (benaming). Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat het bij 'in, uit en verpakken' hoort. Wij hebben dit niet.
Foto 63-39 Foto 63-39 Foto 63-39
5,6% vindt dat het bedienen van een metaalmachine hoort bij 'hout en metaal bewerken'. Wij hebben dit als eerste keus. 61,1% vindt dat het hoort bij 'administratief, computer en papier'. Wij hebben dit niet. 38,9% heeft dit bij 'beveiligen en bewaken'. Wij hebben dit niet.
Foto 68-147
0% vindt dat voegen in de omgeving 'overig buiten' hoort. Wij hebben dit als tweede keus.
Versie 2 Foto 2-76 Foto 2-76 Foto 2-76 Foto 2-76
38,9% vindt dat kopieren in een drukkerij hoort bij 'administratief, computer en papier'. Wij hebben dit als eerste keus. 33,3% vindt dat het hoort bij de omgeving 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 44,4% vindt dat het hoort bij de omgeving 'technisch'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% heeft het bij 'indutrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 6-8 Foto 6-8
27,8% vindt dat iemand te woord staan bij een receptie met balie hoort bij 'administratief, computer en papier'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat het hoort bij de omgeving 'hulp en ondersteuning'. Wij hebben dit niet.
Foto 8-10 Foto 8-10
27,8% vindt dat iemand voorzien van informatie bij een bouwmarkt hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als tweede keus. 50% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet.
Foto 10-14
5,6% vindt dat iemand voorzien van informatie in een recyclingstraat hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 11-84 Foto 11-84 Foto 11-84 Foto 11-84
16,7% vindt dat een lamp vervangen in een kantoor/zorginstelling hoort bij 'zorg en ondersteuning'. Wij hebben dit als tweede keus. 66,7% vindt dat het hoort bij de omgeving 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 55,6% vindt dat het hoort bij d omgeving 'kantoor'. Wij hebben dit als eerste keus. 88,9% vindt dat het hoort bij 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 12-16 Foto 12-16
44,4% vindt dat sjouwen/klaarleggen van stenen op een bouwplaats hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als eerte keus. 44,4% vindt dat het hoort bij de interesse 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
131
Foto 12-16 Foto 12-16 Foto 12-16 Foto 12-16
33,3% vindt dat het hoort bij de omgeving 'winkel'. Wij hebben dit niet. 61,1% vindt dat het hoort bij de omgeving 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 38,9% vindt dat het hoort bij de omgeving 'bouw'. Wij hebben dit als eerste keus. (foto gemaakt in bouwmarkt) 11,1% vindt dat het hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 14-18 Foto 14-18 Foto 14-18 Foto 14-18 Foto 14-18
55,6% vindt dat sorteren van fruit hoort bij 'voedselbereiding'. Wij hebben dit als eerste keus. 50% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet. 33,3% vindt dat het hoort bij 'persoonlijke diensten'. Wij hebben dit niet. (voedsel staat nu onder persoonlijke diensten) 55,6% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 11,1% vindt dat het hoort bij 'industrie'. Wij hebben dit als eerste keus.
Foto 15-88 Foto 15-88
5,6% vindt dat het legen van een prullenbak buiten (door de plantsoenendienst) hoort bij omgeving 'groen'. Wij hebben dit als eerste keus. 100% vindt dat dit hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
Foto 17-90 Foto 17-90 Foto 17-90
16,7% vindt dat vakken/rekken vullen bij de bouwmarkt hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als tweede keus. 27,8% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet. 61,1% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet.
Foto 19-92
27,8% vindt dat vakken/rekken vullen bij de supermarkt hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
Foto 20-24 Foto 20-24 Foto 20-24 Foto 20-24
27,8% vindt dat post bezorgen aan huis hoort bij 'administratie, computer en papier'. Wij hebben dit niet. 55,6% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat het hoort bij 'persoonlijke diensten'. Wij hebben dit niet. 88,9% vindt dat het hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 21-94
27,8% vindt dat vakken/rekken vullen bij de drogisterij hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
Foto 22-26 Foto 22-26 Foto 22-26
50% vindt dat ophalen van vuilnis met de vuilniswagen hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat het hoort bij 'transport'. Wij hebben dit als eerste keus. 94,4% vindt dat het hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 23-96 Foto 23-96
72,2% vindt dat dozen opruimen in een magazijn hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit als tweede keus. 22,2% vindt dat dit hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit als eerste keus.
132
Foto 25-106
11,1% vindt dat roeren in een pan soep in de keuken hoort bij de omgeving 'zorg en ondersteuning'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 26-30
22,2% vindt dat het graven van een gat hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 28-32 Foto 28-32 Foto 28-32
38,9% vindt dat het demonteren van een koplamp hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit niet. 33,1% vindt dat het hoort bij de interesse 'hout en metaal bewerken'. Wij hebben dit als eerste keus. 27,8% vindt dat het hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit niet.
Foto 29-2
5,6% vindt dat eten geven aan kinderen hoort bij 'voedselbereiding'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 30-149
44,4% vindt dat solderen in een fabriek hoort in een 'technische' omgeving. Wij hebben dit niet.
Foto 32-36
Regenpijp aan de muur zetten: Ik heb 36 uit het hokje technisch/hout en metaal bewerken gehaald.
Foto 33-108 Foto 33-108
33,3% vindt dat handoeken/kleding opvouwen in een wasserij hoort bij een 'technische' omgeving. Wij hebben dit niet. 33,3% vindt dat dit hoort bij de omgeving 'industrieel'. Wij hebben dit als eerste keus.
Foto 34-38 Foto 34-38
33,3% vindt dat serie montage in een fabriek (schroefjes indraaien) hoort bij 'bouwen'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat dit hoort bij de omgeving 'technisch'. Wij hebben dit niet.
Foto 36-40 Foto 36-40 Foto 36-40 Foto 36-40
27,8% vindt dat rillen van papier in de drukkerij hoort bij de omgeving 'winkel'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat het hoort bij 'kantoor'. Wij hebben dat niet. 55,6% vindt dat het hoort bij 'technisch'. Wij hebben dit als eerste keus. 33,3% vindt dat het hoort bij 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 37-112 Foto 37-112
94,4% vindt dat glazenwassen hoort bij 'groenvoorziening en onderhoud buiten'. Wij hebben dit niet. 11,1% vindt dat het ook hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit als eerste keus. (binnen/buiten)
Foto 38-42 Foto 38-42
27,8% vindt dat iets in elkaar schroeven bij de fietsenmaker hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit niet. 22,2% vindt dat het hoort bij 'winkel'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 40-44
44,4% vindt dat planten water geven in het tuincentrum hoort bij de omgeving 'winkel'. Wij hebben dit als eerste keus.
133
Foto 40-44
44,4% vindt dat dit hoort bij de omgeving 'groen'. Dit hebben wij als tweede keus.
Foto 41-46
66,7% vindt dat onderhoudsverzaamheden bij de plantsoenendienst horen bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
Foto 42-118
50% vindt dat drankjes inschenken in de horeca hoort bij 'hulp en ondersteuning'. Wij hebben dit niet. (gedachte: horeca,B?)
Foto 43-48
Deze moeten we opnieuw beoordelen, want de foto is veranderd! (cement scheppen)
Foto 44-128 Foto 44-128 Foto 44-128
55,6% vindt dat houtbewerken hoort bij de omgeving 'technisch'. Wij hebben dit als eerste keus. 33,3% vindt dat het hoort in de omgeving 'bouw'. Wij hebben dit niet. 72,2% vindt dat het hoort in de omgeving 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 47-52 Foto 47-52 Foto 47-52 Foto 47-52
27,8% vindt dat koeienpoep scheppen hoort bij 'dieren verzorgen'. Wij hebben dit als tweede keus. 38,9% vindt dat het hoort bij de omgeving 'dieren'. Wij hebben dit als eerste keus. 66,7% vindt dat het hoort bij de omgeving 'groen'. Wij hebben dit niet. 50% vindt dat het hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
Foto 48-130
44,4% vindt stofferen van meubels 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 49-54 Foto 49-54 Foto 49-54 Foto 49-54
16,7% vindt dat eieren sorteren hoort bij 'voedselbereiding'. Wij hebben dat als eerste keus. 66,7% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet. 38,9% vindt dat het hoort bij de omgeving 'industrie'. Wij hebben dat als eerste keus. 55,6% vindt dat het hoort bij de omgeving 'dieren'. Wij hebben dat als tweede keus.
Foto 50-56
27,8% vindt dat honden uitlaten ook hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dat niet.
Foto 53-138
50% vindt dat werkzaamheden in de bediening hoort bij 'voedsel bereiden'. Wij hebben dit niet.
Foto 54-60 Foto 54-60
44,4% vindt dat groente verwerken in de fabriek hoort bij 'voedselbereiden'. Wij hebben dit als eerste keus. 61,1% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet.
Foto 56-62
16,7% vindt dat afspuiten van borden hoort bij de omgeving 'hulp en ondersteuning'. Wij hebben dit als tweede keus.
134
Foto 57-64
11,1% vindt dat een maaltijd opscheppen in de keuken van een zorginstelling hoort bij 'hulp en ondersteuning'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 58-136 Foto 58-136 Foto 58-136
33,3% vindt dat schilderen hoort bij de interesse 'bouwen'. Wij hebben dit als eerste keus. 77,8% vindt dat dit hoort bij 'schoonmaak en onderhoud binnen'. Wij hebben dit niet. 5,6% vindt dat het hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 59-66
38,9% vindt dat een maaltijd opscheppen aan de counter hoort bij de interesse 'mensen verzogen'. Wij hebben dit niet. 16,7% vindt dat het hoort bij de omgeving 'hulp en ondersteuning'. Wij hebben dit als tweede keus. 0% vindt dat het hoort bij 'winkel'. Wij hebben dit als tweede keus. (?)
Foto 60-120
Pakeercontrole / toezicht op auto's heb ik verplaatst naar 'beveiligen en bewaken'. Stond verkeerd 50% vindt dat dit hoort bij transport. Wij hebben dit als eerste keus. 44% vindt dat dit hoort bij 'overig buiten'. Wij hebben dit niet.
Foto 61-68 Foto 61-68 Foto 61-68
5,6% vindt dat groente/zuivel bijvullen in de supermarkt hoort bij 'voedselbereiden'. Wij hebben dit als tweede keus. 33,3% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen, logistiek'. Wij hebben dit niet. 27,8% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet.
Foto 62-70 Foto 62-70
27,8% vindt dat T-shirts bedrukken hoort bij 'winkel'. Wij hebben dit niet. 38,9% vindt dat het hoort bij 'industrieel'. Wij hebben dit niet.
Foto 63-124 Foto 63-124
27,8% vindt dat mensen helpen in de bioscoop (in het winkeltje) hoort bij 'mensen verzorgen'. Wij hebben dit niet. 0% vindt dat het hoort bij de omgeving 'winkel'. Wij hebben dit als tweede keus.
Foto 67-126 Foto 67-126
11,1% vindt dat de werkzaamheden van een matroos horen bij 'groenvoorziening en onderhoud buiten'. Wij hebben dit als eerste keus. 72,2% vindt dat het hoort bij 'laden, lossen en logistiek'. Wij hebben dit niet.
Foto 68-134 Foto 68-134 Foto 68-134 Foto 68-134
33,3% vindt dat het inpakken van fruit in de kas hoort bij 'voedselbereiding'. Wij hebben dit als eerste keus. 77,8% vindt dat het hoort bij 'in, uit en verpakken'. Wij hebben dit niet. 50% vindt dat het hoort bij 'groothandel en magazijn'. Wij hebben dit niet. 38,9% vindt dat het hoort bij 'industrie'. Wij hebben dit als eerste keus.
135
Bijlage 12: Itemmatrix na studentenvalidatie Interesse
Mensen
Bouwen
verzorgen
Omgeving 2
1
Techniek &
Groen-
Dieren
Werken met
Werken met
Administratie,
Schoonmaak
In- uit- en
Laden, lossen
Beveiligen en
Informatie
Hout- en
voorziening/
verzorgen
voedsel
textiel
personal
en onderhoud
verpakken
en logistiek
bewaken
geven en
metaal -
onderhoud
computer en
binnen
bewerking
buiten
papier
3
4
5
contact 13
12
11
10
9
8
7
6
klanten-
A Hulp en ondersteuning
62,63,83,84,
1,2,3,64,66,
1,2,3,4,5,6,7, 66
106
145
113, 114,145
114
57,58,64,65, B Persoonlijke
66,105,106,
diensten
107,118,124, 3,138,66
138
C Winkel
11,62,63,82, 85
79
109
115
11
71
116
96,97
58,68,107, 10,90
33,42
13,44,45,91
124
85
,
79
68,90,91,92, 94
10,13,115
D Groothandel en magazijn 15,16,17
E Kantoor
20,23,71,93,
95,99,100,
96,99,133
101
8,9,74,75,77, 145
78,110,111
80,81,84,145
111
87
131,132,140
F Vervoer
24,102, 126,26
21,32,33,35,
G Technisch
37,41,42, 128,129,149
69,70,130
15,17,36,48, H Bouw
8,9
121,125,135, 136,143,144, 146,147
139,141,142
135
136
40,76
31,87
133
104,120
18,54,60,61,
I Industrieel
35,38,39,
67,69,119,
148,149
134,137
20,23,60,67,72 69,72,73,108
86
108,119,134
28,43,49,50,
J Dieren
51,52,53,55, 52
56
54
49,51
13,19,22,25, 27,30,44,45,
K Groen
46,47,88,89, 91,127
L Overig buiten
16,30,36,
26,46,88,89,
125,135,136,
112,122,123,
147
126,135
18,19,25,134
91,134
13
14,24,29 56
112
137
132
29,103,104
14,29,103
Bijlage 13: Algemene informatie over de respondenten
Locatie:
Datum:
Informatie over de begeleider: Naam: Functie:
Informatie over de deelnemer (in te vullen door de begeleider): Naam: (eventueel een code of gefingeerde naam ivm privacy (onthoud dan wel op welke jongere deze naam betrekking heeft), maar in ieder geval dezelfde naam als eerder aan ons is doorgegeven)
Geslacht:
Leeftijd:
jaar
Type beperking:
Typeer in enkele woorden (circa vier) de aard van de deelnemer (bijv. ongeduldig, attent, agressief, etc.):
Indien bekend het IQ van de deelnemer: (mag ook een schatting zijn, bijvoorbeeld tussen de 80 en 90)
De sociaal economische status van de deelnemer, omcirkel/onderstreep het juiste antwoord: (denk hierbij aan afkomst en de status van de ouders) Bovenklasse / Middenklasse/ Onderklasse
138
Indien van toepassing: werk en/of stage waarin de deelnemer al werkzaam is geweest:
Indien van toepassing: werk en/of stage waarin de deelnemer op dit moment werkzaam is:
In samenspraak met de deelnemer: (het gaat hierbij om de beleving van de deelnemer, niet om wat zijn of haar familie/vrienden in detail doen!)
-
Beroep van de ouders: Vader
Moeder -
Eventueel beroepen die worden uitgevoerd door familieleden, goede vrienden en directe omgeving, mits deze bekend zijn bij de deelnemer:
Informatie over de (onderwijs)instelling van de betreffende deelnemer: Vakgebieden waar aandacht aan wordt besteed binnen de (onderwijs)instelling: (denk bijvoorbeeld aan: groen, verzorging, techniek, etc)
Type omgeving waar de (onderwijs)instelling is gevestigd: (denk bijvoorbeeld aan: stedelijk, industrieel, platteland, etc)
139
Bijlage 14: Beroepenlijst
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44
Beroep
Cel in matrix
Administratief medewerker secretariaat Afwasser Agrarisch seizoenkracht land- en tuinbouw Assemblagemedewerker Assemblagetechnicus voertuigen Attractiebouwer Autodemontagetechnicus Automonteur Autospuiter Bagagist Band- en uitlaatspecialist (Assistent) Bank- en plaatwerker licht metaal Bankwerker Barkeeper Bestrijder ongedierte Betonreparateur Betonstaalvlechter Betontimmerman Bezorger kranten/folders Bijrijder Bloembinder Bouwtimmerman Bromfiets- en fietstechnicus/ fietsenmaker Caissière Carrosseriebouwer (metaal) Circusartiest Classificeerder (reinigen schepen) CNC-machinebediener Conciërge Conducteur Constructie bankwerker Constructieschilder Conventioneel forceur Conventioneel verspaner Dakdekker Datatypist Decorbouwer Dekvloerenlegger Demonstrateur Diamantbewerker Dierenverzorger Enquêteur Fietsenmaker (Assistent) Filmoperateur bioscoop
8E 9B 4K 3I 3G 2L 3G 3G 3G 13B 3G 3I 3I 6B 4L 2H 2I 2H 11F 11F 4C 2H 3G 8C 3G 13B 9F 3I 9A 13F 3I 2L 3I 3I 2H 8E 2B 2H 13C 3G 5J 13E 3G 3B
140
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93
Fotomodel/mannequin Gevelreiniger (Assistent) Glaszetter (Assistent ) Glazenwasser Grafisch assistent Havenwerker (Assistent) Heftruckchauffeur Helpende Horecaportier Hovenier (Assistent) Huishoudelijk medewerker Hulp boer Hulp particuliere huishouding Industrieschilder Inpakker handmatig Inpakker textiel Kalkzandsteenlijmer/Blokkensteller Keukenassistent Koerier auto Koffiedame Koster Kunststofbewerker Lader/losser Landbouwmachinist Lasser Lederwarenmaker Loodgieter (assistent) Machinaal houtbewerker Machinebankwerker Machinist binnenvaart Magazijnmedewerker Manicure Marktkoopman Matroos (assistent) Matroos zeevaart (assistent) Mechanisch operator Mederwerker cateringbedrijf Medewerker akkerbouw Medewerker/zaalwachter museum Medewerker asiel Medewerker autowasstraat Medewerker beautysalon Medewerker bediening horeca Medewerker beveiliging parkeergarage/parkeerterrein Medewerker beveiliging winkel Medewerker bloemen- en plantenteelt Medewerker bloemist Medewerker boorplatform Medewerker bos- en natuurbeheer
141
?? 4L 2H 4L 8G 11L 11D 1A 12B 4K 9A 6J 9A 2I 10I 10D 2H 6B 11F 1A 9B/13B 3I 11D 4K 3I 7G 3H 3I 3I 11F 10D 1B 13L 4F 4F 3I 6B 4K 12B 5J 9G 1B 6B 12F 12C 4K 4C 3G 4K
94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142
Medewerker bosbouw Medewerker bouwplaats Medewerker brood- en banketbakkerij Medewerker broodjeszaak Medewerker buffet Medewerker cafetaria/fastfood Medewerker cultuurtechniek Medewerker dier- en veehouderij Medewerker dierenfokkerij Medewerker dierenwinkel Medewerker drogisterij Medewerker drukkerij Medewerker facilitaire dienst Medewerker fietsenstalling Medewerker groenteboer Medewerker groenteteelt Medewerker Groenvoorziening Medewerker kantine Medewerker kermis Medewerker kinderboerderij Medewerker kledingmagazijn Medewerker kopieer- en printbinderij/ repro Medewerker landbouw Medewerker natuurwinkel Medewerker parfumerie Medewerker plukker Medewerker printplaten Medewerker sauna Medewerker schoenherstellerij Medewerker slachthuis Medewerker slagerij Medewerker tuincentrum Medewerker uitgifte horeca Medewerker verpakking Medewerker versafdeling supermarkt Medewerker vleesindustrie Medewerker vleeswarenindustrie Meewerkend activiteitenbegeleider (assistent) Metaalwalsbediener Metrobestuurder Metselaar Meubelstoffeerder (Assistent) Modinette/Medewerker naaiatelier Montagemedewerker hout Montagemedewerker hout Monteur elektriciteitsnetten Motorvoertuigen technicus Natuursteenbewerker Onderhoudsschilder
142
4K 2H 6I 6C 6B 6B 4K/4L 5J 5J 5C 10C 8G 9A 12L 6C 6K 4K 6B 2L 5J 7D 8G, 10G 4K 10C 10C 6K 3G 1B 7G 6I 6C 4C 6B 10D 10C 6I 6I 1A 2L 11F 2H 7G 7G 3I 3I 3L 3G 3G 2H
143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191
Operator drukkerij 3G Opperman bouw 2H Opperman/Vakman grond- weg- en waterbouw 2L Orderpicker 11D Parkeercontroleur 12F Postbode 11F Postsorteerder 8E Printplaat monteur 3I Productiemedewerker 6I Productievoorbereider (confectie-industrie) 7I Rangeerder 3L/3F Receptionist 13E Recyclingmedewerker 13L Rietdekker 2H Schaaldierenpeller 6I Schadehersteller 3G Scheepsschilder 2L Schoonmaker bedrijf/instelling 9A Schoonmaker industrieel 9I Schoorsteenveger (Assistent) 4L Servicemedewerker bioscoop/theater (Assistent ) 13B Sloper bouw 2H Slotenmaker 3H Sorteerder 6K Spakenzetter 3G Spoorlegger 2L Spoorwegbouwer 2L Stadswacht 12L Standbouwer (Assistent) 3H Steigerbouwer 2H Sterilisatieassistent 9A Stomerijmedewerker 7I Stratenmaker 2L Stukadoor 2H Tegelzetter 2H Telefonist 13E Textieldrukker (Assistent) 7G Timmerman 3H Toezichthouder bewaking 12F Vakkenvuller 10C Veilingmedewerker 11D Verhuizer (Assistent) 11F Verkoopmedewerker bouwmaterialen 2C Verkoopmedewerker computers en computerbenodigdheden 8C Verkoopmedewerker kleding 7C Verkoopmedewerker woninginrichting 7C Vis- en schaaldierenkweker 5J Visbewerker 6J Voedingsassistent 6A
143
192 193 194 195 196 197 198 199 200 201 202
Voeger Voetverzorger/Pedicure Vuilnisman/Reinigingsmedewerker Wand- en plafondmonteur Wasserijmedewerker Hardware/computer assemblage Werkplaats timmerman Zorghulp Hardware/computer reparatie Grafisch assistent (Assistent) Asfaltafwerker
2H 1B 4F 2H 7I 8E 3G 1A 8E 8G 2L
144
Bijlage 15: Beroepenmatrix Interesse
Mensen
Bouwen
verzorgen
Omgeving 2
1
A Hulp en ondersteuning
Techniek &
Groen-
Dieren
Werken met
Werken met
Administratie,
Schoonmaak
In- uit- en
Laden, lossen
Beveiligen en
Informatie
Hout- en
voorziening/
verzorgen
voedsel
textiel
personal
en onderhoud
verpakken
en logistiek
bewaken
geven en
metaal -
onderhoud
computer en
binnen
bewerking
buiten
papier
3
4
contact 12
11
10
9
13
29,55,57, 191
199
106,160,173
14,62,81, 76,86,121, 193
C Winkel
8
52,64,131,
B Persoonlijke diensten
7
6
5
klanten-
87,98,99, 37
44
185
2,65
111,126
21,91,125
53, 83
10,26,65,163
89
39
104,117,118, 103
97,108,124
187,188
24,186
128,182
D Groothandel en magazijn
51,67,146, 114
E Kantoor
60,75,127
183
1,36,149, 197,200
42,154,178
19,20,63,
F Vervoer
153
74,133,148, 78,79,194
27
184
5,7,8,9, 11,23,25, 40,43,92,120,
G Technisch
140,141,143,
70,122,135,
49,105,115,
158,167,198
136,179
201
16,18,22, 35,38,47, H Bouw
61,95,134, 142,144,156,
71,165,
164,172,176,
171,180
145
85
115
88,147,181
30
177,192,195
4,12,13, 28,31,33, I Industrieel
34,66,69,
17,58
72,73,80,
96,123,129,
137,138,150
130,151, 157
J Dieren
152,174,196
161
59
41,84,101, 102,113,189
56,190
3,54,68,
K Groen
82,90,93, 94,100,110,116
109,119,166
6,32,112, L Overig buiten
132,145,159, 168,169,175, 202
15,46,48,100 139, 153
162
50
146
107,170
77,155
Bijlage 16: Factoranalyses Factoranalyse Hulp en ondersteuning Varimax en Oblimin (zonder gedwongen aantal factoren, criterium: factorlading per item hoger dan 0,3. De hoogste factorlading voor een item bepaald in principe bij welke factor het item hoort, tenzij de inhoud van een item dit niet toelaat). Alleen de correlatie tussen factor 1 en 2 is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ 84 en 145 horen bij elkaar, maar niet bij één van de anderen. Ze worden daarom uit deze omgeving verwijderd (hierdoor komen ze in de omgeving ‘kantoor’) ‐ 114 (bedden opmaken in een ziekenhuis) lijkt bij mensen verzorgen te horen en niet bij ‘werken met textiel’. Het scoort wel op ‘schoonmaak en onderhoud binnen’, maar in mindere mate. ‐ 62,63,64, 66 en 106 lijken voorlopig in één factor te horen (werken met voedsel). Dit kan bij volgende factoranalyses van andere omgevingen/interessegebieden nog veranderen. ‐ Schoonmaak en onderhoud bestaat dan nog uit 83 en 113 ‐ Mensen verzorgen: 1,2,3,4,5,6,7 en 114 Factoranalyse Persoonlijke diensten Varimax en Oblimin ‐> Correlaties tussen de factoren hoofdzakelijk boven de 0,3, behalve factor 3. Zonder gedwongen aantal factoren. Criterium: factorlading per item hoger dan 0,3. ‐ Er komen 4 factoren uit waarvan verschillende factoren die bij ‘werken met voedsel’ horen. Daarom nogmaals een Oblimin rotatie, maar nu met de gedwongen keus uit twee factoren. ‐ Er komen nu twee duidelijke factoren uit. ‐ Werken met voedsel: 57,58,64,65,66,105,106,107,118,124 en 138. 3 scoorde ook op die factor, maar de factorlading was hoger bij mensen verzorgen. 85 (bedden opmaken in hotel) scoort op beide factoren ongeveer hetzelfde, maar past beter bij de tweede factor (schoonmaak en onderhoud binnen) qua inhoud. 138 (maaltijden wegbrengen in een restaurant) verschuift van primair ‘mensen verzorgen’ naar ‘werken met voedsel’. ‐ Schoonmaak en onderhoud binnen: 11, 62,63,79,82,85. 79 (boeken opruimen in de bibliotheek) past hier misschien niet zo goed tussen… Wij hadden dit item staan bij ‘in‐ uit‐ en verpakken’ en bij ‘administratie’. 79 heeft wel een hoge factorlading op deze factor. Toch wordt op inhoud gekozen voor de interesse ‘administratie, pc en papier’. ‐ Op basis van de inhoud van de items bepaal ik voorlopig dat 62,63,64,66 en 106 niet langer bij ‘hulp en ondersteuning’ staan, omdat ze nu een valide plaats hebben in ‘persoonlijke diensten’. De factorladingen binnen beide omgevingen laten geen grote verschillen zien. Bij de factoranalyses per interessegebied zal ik deze keuze verifiëren. Factoranalyse Winkel Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 4 en 1 en 3 is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ De factoren in de factoranalyses laten een beetje een onderverdeling zien in type winkels en niet zozeer in type interessegebieden. ‐ Uit de factoren komt wel ondersteuning voor 33 en 42 bij elkaar (techniek en hout/metaal), tot nu toe nog als tweede keus. Ook horen 68,90,91,92 en 94 in één factor (109, 115 en 124 horen hier om inhoudelijke redenen niet bij). 10 en 13 horen ook in één factor, 115 scoort met geen van beiden dus wordt uit het interessegebied ‘informatie geven en klantencontact’ geschrapt. 58, 68, 107 en 124 kunnen ook binnen één factor (werken met voedsel), ze staan momenteel echter als tweede keus. De factoranalyse per interessegebied zal uitwijzen of dit correct is Alleen item 68 wordt hier verwijderd, omdat de factorlading in een andere factor (met 90, 91, 92 en 94) veel hoger is. 11, 109 en 115 blijven aparte items om inhoudelijke redenen. 44 en 45 scoren niet samen binnen één factor, maar ze hebben een onderlinge
147
correlatie van 0,320. Dit verantwoordt dat ze om inhoudelijke redenen samen binnen één cel vallen. Verder is het afwachten wat de uitkomsten zijn van de andere factoranalyses. Factoranalyse Groothandel en magazijn Varimax en Oblimin. De correlatie tussen de drie factoren hangt dicht tegen de 0,3 aan, hiervoor kijk ik voornamelijk naar Oblimin. ‐ De factoren die eruit komen passen niet logisch binnen interessegebieden. Als we de factor waarin 15, 16, 17, 23, 95, 100 en 101 samen horen bekijken, komt dit uit op twee interessegebieden. Bouwen: 15, 16 en 17. Laden, lossen, logistiek: 95, 100 en 101. Hierbij valt op dat 99 (met een kar spullen verzamelen in een magazijn) nergens samen in een factor zit met de andere items van laden, lossen en logistiek (de andere items binnen laden, lossen en logistiek zijn allemaal met heftruck of reachtruck). Deze wordt dus uit deze factor verwijderd en verplaats naar de tweede keus ‘in, uit‐ en verpakken’. 23 scoort hoger in een andere factor. ‐ Vervolgens scoren 17, 20, 23, 71, 96, 99 en 133 in één factor. Hiervan scoren 17, 96 en 99 hoger in een andere factor, maar 99 behouden we hier om inhoudelijke redenen. We houden dan over: 20, 23, 71, 99 en 133. Item 93 hoort hier in de matrix wel bij, maar valt hier buiten de boot. Toch hoort het hier om inhoudelijke redenen bij. Hiervoor zal een nog een correlatietest worden gedaan. ‐ Vervolgens scoren 20, 93, 96, 97, 99 en 116 in één factor. Hiervan scoort 20 hoger op een andere factor en 93, 99 en 116 passen hier om inhoudelijke redenen niet bij. 96 en 97 scoren samen goed in één factor en kunnen dus bij ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ blijven. ‐ 116 blijft alleen. ‐ Correlatieanalyse met 20, 23, 71, 93, 99 en 133: Behalve met item 71 heeft item 93 met alle items een correlatie hoger dan 0,3. Item 93 blijft dus bij deze factor. Factoranalyse Kantoor Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 3, 1 en 4 en 3 en 4 is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ De factoranalyse splitst het interessegebied ‘administratie, personal computer en papier’ op in twee delen, namelijk 8, 9, 74 en 75 / 75, 77, 78, 110 en 111 (deze scheiding blijft, ook bij een gedwongen kleiner aantal factoren) Toch passen deze items inhoudelijk goed binnen deze ene cel. Alleen 8 en 9 passen qua inhoud nog beter bij interessegebied ‘informatie geven en klantencontact’. Item 8 en 9 hebben een onderlinge correlatie van 0,636, dit is een hogere correlatie dan met elke van zojuist genoemde andere items, dus deze vallen prima samen! Wat betreft de correlatie tussen de overige items: 74, 75, 77, 78, 110 en 111: Alle correlaties liggen boven de 0,3. Deze items blijven dus bij elkaar. Item 111 (post rondbrengen op een kantoor), hoort nu dus bij ‘administratie, personal computer en papier’ ipv ‘laden, lossen en logistiek’. ‐ De factoranalyse splitst ook 80 en 81 van 84 en 145. Deze twee paren hebben ook absoluut geen correlatie met elkaar (rond de 0,1) en kunnen dus niet beide onder het interessegebied ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ vallen. Item 80 en 81 horen hier duidelijk wel en blijven dus in hun cel. 84 (lampen vervangen in een groot gebouw) en 145 (helpen met klusjes in een groot gebouw) worden dus geplaatst onder een ander interessegebied, namelijk ‘techniek, hout‐ en metaalbewerking’. Het interessegebied ‘schoonmaak en onderhoud binnen’ wordt vervangen door ‘schoonmaak in en om gebouwen’ ‐> zal verderop ook logischer blijken.
148
Factoranalyse Vervoer Varimax en Oblimin. De correlatie tussen de drie factoren is bij alle combinaties hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ Uit de factoranalyse komen drie factoren. Twee hiervan zijn: 126, 131 en 132 / 24, 102 en 140. Op item 126 (een schip vastleggen aan de wal) na staan deze allemaal binnen de cel ‘laden, lossen en logistiek’ in de matrix. Bij nader inzien zou deze hier wel beter passen dan in de cel ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’. Item 126 correleert ook zeer hoog met 132 (containers inladen op een schip in een haven). Om nu te testen of deze twee factoren goed samengaan in één cel wordt een correlatieanalyse gedaan met alle bovenstaande items. Hieruit blijkt dat drie van de vijftien correlaties iets lager liggen dan 0,3 (minimaal 0,25). Dit is voorlopig acceptabel. ‐ 26, 87, 104 en 120 vormen volgens de factoranalyse wel een factor, maar passen qua inhoud niet in één interessegebied. Item 26 en 87 blijven voorlopig alleen in een cel. Item 104 en 120 blijven samen bij ‘beveiligen en bewaken’. De correlatie tussen deze twee items is 0,489. Factoranalyse Technisch Varimax en Oblimin. Alleen de correlatie tussen factor 1 en 4 is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik ook naar Oblimin. ‐ De factoranalyse laat vier factoren zien waarvan de twee grootste vrijwel identiek (21, 32, 33, 35, 37, 41, 42, 87, 128, 129 en 21, 31, 32, 33, 35, 41, 42, 128, 129, 130 en 149). De verschillen zitten in item 31, 87, 130 en 149. Item 130 scoort hoger binnen een andere factor en wordt hier dus verwijderd. Item 149 past qua inhoud wel in deze factor en blijft hier voorlopig dus staan (wel als tweede keus tov omgeving industrieel). 31 en 87 passen qua inhoud niet in deze cel van de matrix. Ze staan nu echter samen in een andere cel en scoren niet samen binnen één factor. De correlatie tussen deze twee items is 0,158. Dit is te laag, dus gaat 87 (auto’s wassen in een autowasstraat) naar de omgeving vervoer ipv de omgeving technisch. ‐ De derde factor die uit de analyse komt is item 40, 70, 76 en 133. Item 70 scoort hoger op een ander factor, dus telt hier niet meer mee. 133 (papier inpakken in een drukkerij) stond in de matrix los van 40 (met een machine papier vouwen in een drukkerij) en 76 (kaften aan boeken lijmen in een drukkerij). Gezien deze uitkomst horen deze items toch echt bij elkaar en vallen nu samen binnen de interesse ‘administratie, pc en papier’. 133 gaat dan weg bij ‘in‐ uit en verpakken’. Gezien de hoogte van de factorlading wordt 133 dan verwijderd uit de omgeving ‘groothandel en magazijn’. ‐ De laatste factor bestaat uit 31, 69, 70 en 130. Item 31 scoort hoger op een andere factor en wordt dus uit deze factor verwijderd. De drie overblijvende items staan al als één factor in de matrix en dat kan dus zo blijven. Factoranalyse Bouw Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 2 is veel hoger dan 0,3, dus ik kijk alleen naar Oblimin. ‐ Uit de factoranalyse komen twee factoren naar voren. Factor 1: 36, 48, 121, 125, 135, 136, 139, 143, 144, 146 en 147. Item 15 en 17 horen er dus niet bij. Item 139 (sloten maken in een deur van een huis) stond eigenlijk bij de interesse ‘techniek, hout en metaalbewerking’. Item 139 scoort echter niet met de items in deze cel, dus wordt verplaatst naar de interesse ‘bouwen’. Binnen deze factor scoort 139 heel goed. 135 valt voorlopig ook binnen deze cel (nu nog als tweede keus tov een andere omgeving). ‐ Binnen de tweede factor vallen 15, 17, 141 en 142. Item 15 (buizen versjouwen in een bouwmarkt) scoort hoger in de omgeving ‘groothandel en magazijn’ en blijft daar dus staan. Item 17 (planken klaarleggen op een werkplaats) scoort echter veel hoger op deze plek met
149
141 en 142 (beide in een houtwerkplaats). Item 17 verschuift daarom van interesse ‘bouwen’/omgeving ‘groothandel en magazijn’ naar interesse ‘techniek, hout en metaalbewerking’/omgeving ‘bouw’. Factoranalyse Industrieel Varimax en Oblimin. Alleen de correlatie tussen factor 1 en 3 (van de 5 factoren) is hoger dan 0,3, dus hoofdzakelijke focus op Varimax. ‐ Uit de factoranalyse komen vijf factoren, niet allemaal even duidelijk. Factor 1 bestaat uit: 20, 23, 35, 38, 39, 86, 148 en 149. Item 86 (machines schoonmaken in een fabriek) hoort hier om inhoudelijke redenen niet bij en blijft dus alleen in de cel bij interesse ‘schoonmaak en onderhoud binnen’. Items 20 en 23 horen hier ook niet (in‐ uit en verpakken). 35, 38, 39, 148 en 149 blijven dus samen in de cel bij interesse ‘techniek, hout en metaal’. ‐ Items 69, 72, 73 en 108 vormen ook samen één factor. Alleen item 69 scoort beter binnen de omgeving ‘technisch’ en wordt daarom hier verwijderd. De rest blijft in één cel staan (72, 73 en 108). Item 72 (textiel wassen in een wasserij) wordt dus als tweede keus uit de interesse ‘in uit en verpakken’ verwijderd. Item 108 wordt als tweede keus bij ‘in uit en verpakken’ verwijderd. ‐ De factoranalyse zet ook de items 18, 20, 23, 54, 60, 67, 108, 119 en 134 bij elkaar. Deze items staan in de matrix verspreid over twee cellen. In ieder geval blijft 20 (dozen inpakken in een fabriek) bij deze omgeving en gaat 23 (dozen verpakken bij een groothandel) naar groothandel en magazijn om inhoudelijke redenen (de tweede keuzes worden hierbij weggestreept). Item 20 hoort duidelijk bij de interesse ‘in uit en verpakken’. Items 18 en 54 bij de interesse ‘werken met voedsel’. De items 60, 67, 119 en 134 echter gaan over het in uit en verpakken van voedsel en kunnen dus bij beide interessegebieden. Deze items blijven dus bij beide interessegebieden staan. ‐ De laatste twee factoren hebben geen inhoudelijke overeenkomsten. Item 61 (broden bakken in een broodfabriek) en 137 (werken in een slachthuis) zijn dus nergens ingedeeld. Toch horen ze qua inhoud bij de interesse ‘werken met voedsel’. Hier blijven ze dus ook staan. Afhankelijk van de uiteindelijke items in deze cel wordt nog een correlatieanalyse uitgevoerd waarbij wordt gekeken of 61 en 137 hier echt kunnen blijven staan. Factoranalyse Dieren Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 2 (van twee factoren) is iets hoger dan 0,3, dus ik kijk naar Oblimin. ‐ Hier komen twee factoren uit die op geen enkele wijze qua inhoud te onderscheiden zijn. De celindeling blijft daarom voorlopig zoals hij is, waarbij de tweede keuzes van 51 en 52 worden verwijderd. Item 49 ‘geitenhokken schoonmaken op de boerderij’ laat ik juist bij de tweede keus staan mbt de consistentie. Nu staan namelijk zowel ‘geitenhokken schoonmaken op de boerderij’ als ‘Hokken schoon spuiten in een asiel’ bij ‘schoonmaak en onderhoud binnen’. Item 54 (eieren sorteren bij een kippenfokkerij’ blijft voorlopig alleen in een cel en staat nu bij zowel omgeving industrie als omgeving dieren. Dit wordt later nog bepaald. Factoranalyse Groen Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 4 en tussen 2 en 4 (van vier factoren) is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ Een factor volgens de analyse: 18, 19, 25, 45, 47 en 134. Item 18 (fruit sorteren bij een fruitteler) scoort hier beter dan bij de omgeving ‘industrieel’, dus daar wordt het item verwijderd. Item 134 (fruit inpakken bij een fruitteler) scoort hier net zo hoog als bij de omgeving ‘industrieel’ en staat nu dus op vier plekken! Toch wordt gekozen voor de omgeving ‘groen’, dit in consistentie met item 18. Item 134 blijft wel bij twee
150
‐ ‐
interessegebieden. Item 45 en 47 hebben te maken met planten en horen dus qua inhoud niet bij ‘werken met voedsel’. Item 18, 19, 25 en voorlopig 134 staan dus nog in één cel. 19 en 25 verdwijnen dus als tweede keus bij ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’. Item 13 en 91 (beide tuincentrum) worden niet bij een logische factor ingedeeld dus worden verwijder uit deze omgeving en staan nu definitief bij de omgeving ‘winkel’. Een ander factor bestaat uit: 22, 25, 27, 30, 44, 46, 89 en 127. Item 25 scoort hoger op een andere factor dus wordt hier verwijderd. Item 44 (planten water geven bij een tuincentrum) scoort hoger bij de omgeving ‘winkel’ en wordt dus hier verwijderd. Item 45 (bos bloemen maken bij een bloemist) scoort wel het beste hier, maar heeft een acceptabele correlatie met item 44 bij de omgeving ‘winkel’. Op inhoud blijven daarom 44 en 45 in één cel. Item 47 en 88 staan niet bij deze factor, maar in de matrix horen ze er wel bij. Item 88 en 89 gaan qua inhoud waarschijnlijk naar omgeving ‘overig buiten’ (vormen samen ook een sterke factor), maar item 47 (planten in bakjes zetten in een kas) hoort hier wel. Daarom een correlatieanalyse tussen 47 en de rest van deze cel (behalve 88 en 89): Item 47 correleert alleen slecht met item 46 (straten schoonhouden met een bladblazer). Voorlopig blijft dit zo staan. Misschien brengt de factoranalyse van het interessegebied ‘groenvoorziening en onderhoud buiten’ nog verandering. Misschien past item 46 dan beter bij omgeving ‘overig buiten’.
Factoranalyse Overig Buiten Varimax en Oblimin. De correlatie tussen factor 1 en 3 en tussen 2 en 5 (van vijf factoren) is hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik naar Oblimin. ‐ Factor 1 (bouwen): 16, 30, 36, 123, 125, 135, 136 en 147. Items 16, 30, 36, 125, 136 en 147 horen primair binnen andere omgevingen en worden hier dus verwijderd (ze correleren hier wel hoog, maar dat komt omdat veel van deze items in een andere omgeving wel bij elkaar horen). Item 135 (buiten straten maken) staat hier op zijn plek bij interesse ‘bouwen’. In de factor staat alleen nog item 123 en die staat niet in de matrix op die plek. Toch lijkt 123 (op een dak een schoorsteen vegen) te scoren op interesse ‘bouwen’ en niet op ‘groen en onderhoud buiten’. Oplossing: Item 123 wordt op basis van inhoud naar nog een ander interessegebied geplaatst, namelijk ‘schoonmaak’, in dit geval dus in en om gebouwen. Correlatieanalyse met de rest van de cel zal straks uitwijzen of dit een mogelijkheid is. ‐ Factor 2 (groen en onderhoud buiten): 26, 30, 46, 88, 89 en 122. Item 26 (vuilnis ophalen bij mensen aan huis) scoort beter binnen en andere omgeving, dus wordt hier verwijderd. Item 46 (straten schoonhouden met een bladblazer) scoort hier ongeveer net zo goed als in de omgeving groen, dus blijft voorlopig in beide staan (tot verder analyses). Item 88 en 89 worden verwijderd uit de omgeving ‘groen’, omdat ze hier beter scoren. Dan staan in de matrix, in de cel van groenvoorziening en onderhoud buiten, nog 112 (buiten op een ladder ramen zemen), 126 (een schip vastleggen aan de wal) en 135 (buiten straten maken). Item 135 is al uit deze omgeving verwijderd. Item 126 wordt hier verwijderd, omdat het bij item 132 hoort, dus in een ander interessegebied (zie analyse vervoer). Item 112 scoort eigenlijk binnen geen enkele factor en hoort hier toch bij qua inhoud. Correlatieanalyse met 112 binnen deze cel: De meeste correlaties zitten net iets onder de 0,3 (minimaal 0,24). Eventueel 112 primair naar ‘schoonmaak’. ‐ Correlatieanalyse tussen 112 en 123 om te kijken of ze samen in één cel passen: een verrassende correlatie van 0,466, dit is meer dan genoeg. ‐ Factor 3 (laden, lossen, logistiek): 24, 104, 126 en 132. Item 104 scoort beter op een andere factor dus wordt hieruit verwijderd. Item 126 en 132 scoren bij de omgeving ‘vervoer’ iets hoger dan bij deze omgeving, dus wordt 132 hier verwijderd. Item 24 blijft dan nog over voor deze cel. Item 14 en 29 staan nog als tweede keus, maar komen in deze factor niet voor. Voorlopig verwijderd.
151
‐ ‐
Factor 4 (dieren): 56 en 103, maar 103 scoort ergens anders hoger. Item 56 hoort als enige bij dieren, dit klopt qua inhoud. Factor 5: 14, 26, 29, 103, 104. Item 26 is al uit deze omgeving verwijderd. Item 14 past inhoudelijk niet bij de rest (beveiligen en bewaken) en blijft dus bij ‘informatie geven en klantencontact’. 29, 103 en 104 blijven dus bij ‘beveiligen en bewaken’. 29 en 103 worden bij info en klantencontact verwijderd.
Factoranalyse Mensen verzorgen Varimax ‐ Slechts één factor gevonden. Dit klopt met de matrix. Factoranalyse Bouwen Varimax ‐ Slechts één factor gevonden. Toch horen 15 en 16 qua inhoud niet bij de omgeving ‘bouw’, maar ‘groothandel en magazijn’. Samen hebben ze een correlatie van 0,541. ‐ Ook item 135 (buiten straten maken) valt in de matrix niet in de omgeving ‘bouw’, maar in ‘overig buiten’. Toch maken respondenten dit verschil niet gezien de zeer hoge factorlading op deze factor. Item 135 gaat nu dus primair naar de tweede keus ‘bouw’ en wordt verwijderd bij ‘overig buiten’. Dit ook, omdat item 135 anders alleen in een cel zou staan. Gezien de factoruitkomsten is dit niet nodig. Factoranalyse Techniek & Hout‐ en metaalbewerking Varimax en Oblimin. De twee factoren hebben een correlatie hoger dan 0,3, dus wordt naar Oblimin gekeken. ‐ De factoranalyse geeft twee factoren. De eerste factor bestaat uit: 21, 32, 33, 35, 37, 41, 42, 129, 141, 145. Item 141 en 145 hebben op de andere factor een hogere lading, dus horen hier niet bij. Vergeleken met de matrix valt op dat 35 (lassen in een fabriek) hier primair bij hoort. Item 35 hoort nu dus bij de omgeving ‘technisch’ ipv ‘industrieel’. In de matrix hoort item 128 (gaten boren op een houtwerkplaats) ook bij ‘technisch’, maar de factoranalyse geeft geen verband tussen 128 en de bovenstaande items. Item 128 wordt hier dus verwijderd en voorlopig geplaatst bij ‘industrieel’. Item 149 (kleine onderdelen solderen in een fabriek) komt ook niet voor in de factor en wordt dus bij ‘technisch’ verwijderd als tweede keus. Staat primair bij ‘industrieel’. ‐ De tweede factor bestaat uit: 17, 35, 38, 39, 84, 128, 141, 142, 145, 148, 149. Item 35 heeft een hogere lading op de vorige factor en valt hier dus weg. De rest van de items wordt op basis van inhoud toch in meerdere cellen opgedeeld. 17, 141 en 142 horen bij ‘techniek en hout/metaalbewerking’. 38,39,128, 148 en 149 horen bij ‘industrieel’ (35 verwijderd, 128 erbij en 149 nu definitief hier). Item 84 en 145 bij ‘kantoor’ en item ‐ Laatste dilemma: Item 33 (banden plakken bij een fietsenmaker) en 42 (aan fietsen sleutelen bij een fietsenmaker) staan samen als tweede keus bij de omgeving ‘winkel’. Beide vallen nu ook (met een niet al te hoge factorlading) binnen de factor ‘technisch’ waar ze als primaire keuze stonden. Correlatie tussen 33 en 42: 0,716. Ook als opnieuw een factoranalyse wordt uitgevoerd met gedwongen drie factoren, worden item 33 en 42 gescheiden van de rest van items in omgeving ‘technisch’. Op inhoud horen deze twee toch het meest bij de omgeving technisch. Factor Groenvoorziening en Onderhoud buiten Varimax en Oblimin. Alleen de correlatie tussen factor 1 en 3 (van de drie factoren) ligt hoger dan 0,3, dus daarvoor kijk ik ook naar Oblimin. ‐ Eerste factor: 22, 26, 27, 30, 44, 46, 52, 122 en 127. Hierin zitten een aantal items uit de omgeving ‘groen’. Item 44 (planten water geven bij een tuincentrum) heeft een hogere
152
‐
‐
lading op een andere factor en wordt dus uit deze factor verwijderd (was eerder ook al uit deze cel verwijderd en staat nu bij ‘winkel’). Item 26 (vuilnis ophalen bij mensen aan huis) en 122 (buiten een beschilderde muur schoonspuiten) kunnen qua inhoud niet bij ‘groen’. Item 122 blijft voorlopig bij ‘overig buiten’. Item 26 scoorde hoger binnen de omgeving ‘vervoer’ en blijft dus in als enig item in deze cel staan. Item 52 (mesten op een boerderij) blijft om inhoudelijke redenen bij omgeving ‘dieren’. Houden we over: 22, 27, 30, 46 en 127. In de matrix staan als tweede keus ook nog 88 en 89, deze worden nu uit de cel verwijderd. Wat opvalt is dat in de matrix ook 47 (planten in bakjes zetten in een kas) hierbij hoort, qua inhoud kan dit ook niet anders. Correlatieanalyse van item 47 met de andere vijf items: De enige problematische correlatie is met item 46 (straten schoonhouden met een bladblazer) (0,153). Om inhoudelijke redenen verschuif ik dan toch item 46 naar ‘overig buiten’. Straks volgt een correlatie analyse met de rest van de items binnen deze cel. Tweede factor: 44, 45, 47 en 127. Item 127 valt af, omdat het een grotere lading heeft op de vorige cel. Item 47 past qua inhoud beter bij ‘groen’, zie boven. Item 44 en 45 blijven over bij de omgeving ‘winkel’. Derde factor: 22, 26, 88 en 89. Item 22 en 26 vallen af, omdat ze hoger scoren op de eerste factor. Item 88 en 89 blijven dus over bij de omgeving ‘overig buiten’. Item 122 valt hier qua inhoud ook onder. Item 46 qua inhoud eigenlijk ook. Correlatieanalyse met deze vier items: Alleen de correlatie tussen 122 (buiten een beschilderde muur schoonspuiten) en 88 (buiten prullenbakken legen) is behoorlijk laag (0,202). Dit lijkt toch de meest acceptabele oplossing.
Factoranalyse Dieren Varimax en Oblimin. Correlatie tussen de twee factoren is 0,288. Er zitten geen belangrijke verschillen tussen beide rotaties. ‐ Er komen twee factoren uit die niet op inhoud in verschillende omgevingen in te delen zijn, dus de items blijven in principe in één cel. Item 56 (een aantal honden tegelijk uitlaten) stond eerst als tweede keus bij ‘overig buiten’, maar scoort goed met drie van de andere items in een factor, dus blijft ook bij omgeving ‘dieren’. Correlatieanalyse tussen de items 28, 43, 50, 53, 55, 56: De helft van de correlaties ligt onder de 0,3, dit is niet zo goed, maar qua inhoud kan het niet anders. Factoranalyse Werken met voedsel Varimax en Oblimin. Alleen de correlatie tussen factor 1 en 2 (van de vier factoren) ligt hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik ook naar Oblimin. ‐ Eerste factor: 57, 58, 61, 64, 65, 66, 105, 106, 107, 118, 124, 138. Item 61 (broden bakken in een broodfabriek) hoort hier qua inhoud niet bij. Item 105 (frikadellen klaarmaken in een cafetaria) scoort iets hoger in een andere factor samen met 137 (werken in een slachthuis), maar die factor is nietszeggend, dus 105 blijft hier. Hiermee wordt de tweede keus van 58, 107 en 124 bij omgeving ‘winkel’ opgeheven. Ze staan nu definitief bij ‘persoonlijke diensten’. ‐ Factor twee: 18, 25, 54, 60, 67, 106, 119, 124, 134. Item 25, 106 en 124 scoren hoger bij de vorige factor en vallen hier dus weg. Item 54 scoort ook in andere factoren, maar overal ongeveer gelijk, dus blijft voorlopig staan. Blijft over: 18, 54, 60, 67, 119 en 134. Op 61 en 137 na is dit wat eerder in de cel ‘industrieel’ stond. Het blijkt nu dus dat 18 en 134 (beide fruitteler) toch voornamelijk als omgeving ‘industrieel’ wordt gezien en niet als! 18 en 134 scoren beide niet met de andere items van ‘groen’ in één factor. Om consistent te blijven hoort dan ook 54 (eieren sorteren op kippenfokkerij) niet bij de omgeving ‘dieren’, item 54 scoort immers ook binnen de industriële factor. Item 18, 54 en 134 verhuizen dus weer naar de omgeving ‘industrieel’. Item 134 nog steeds bij twee interessegebieden. Item 61(broden bakken in een broodfabriek) en 137 (werken in een slachthuis) hoort qua inhoud ook thuis
153
‐
‐
bij ‘industrieel’. Correlatieanalyse met 61, 137 en de andere items van deze factor: slechte correlaties met deze beide items, maar ze kunnen niet naar een andere cel. Foto 61? Derde factor: 18, 19, 25, 54, 57, 61. Item 18, 57 en 61 scoren hoger binnen een andere factor en vallen dus weg. Item 54 scoort op meerdere factoren en hoort hier qua inhoud niet bij. Item 19 en 25 blijven dan over voor de cel ‘groen’. Deze items staan nu met z’n tweeën in deze cel. Laatste factor: betekenisloos.
Factoranalyse Werken met textiel Varimax en Oblimin. De correlatie tussen de twee factoren is hoger dan 0,3, dus kijk ik naar Oblimin. ‐ Eerste factor: 72, 73, 108 en 109. Item 109 (kleding opvouwen in een kledingzaak) hoort inhoudelijk bij ‘winkel’, de rest bij ‘industrieel’. ‐ Tweede factor: 69, 70, 130. Deze items staan gezamenlijk bij de omgeving ‘technisch’. Factoranalyse Administratie, personal computer en papier Varimax en Oblimin. Factor 1 en 2 en 1 en 3 (van de drie factoren) correleren hoger dan 0,3, hiervoor kijk ik dus naar Oblimin. ‐ Eerste factor: 74, 75, 77, 78, 79, 110 en 111. Behalve 79 (boeken opruimen in een bibliotheek) horen deze allemaal binnen de omgeving ‘kantoor’. Item 79 staat alleen in de cel bij ‘persoonlijke diensten’. ‐ Tweede factor: 115 (kassa supermarkt) en 116 (kassa groothandel). Dit is een zeer sterke factor, maar toch horen ze binnen twee verschillende omgevingen, namelijk ‘winkel’ en ‘groothandel en magazijn’. ‐ Derde factor: 40, 76, 133. Deze vallen samen binnen de omgeving ‘technisch’. Factoranalyse Schoonmaak (en onderhoud binnen) Varimax en Oblimin. Geen correlaties tussen factoren boven de 0,3, dus ik kijk naar Varimax. ‐ Factor één: 11, 62, 63, 80, 81, 82, 83, 85 en 113. Op inhoud onderscheiden we in de matrix deze factor in drie cellen: 11, 62, 63, 82 en 85 (persoonlijke diensten), 80 en 81 (kantoor) en 83 en 113 (hulp en ondersteuning). Item 11 (een toonbank schoonmaken in een winkel of kantine) verdwijnt dus als tweede keus bij ‘winkel’. ‐ Factor twee: 86, 87, 96, 112 en 123. Op inhoud gaan 112 en 123 samen binnen ‘overig buiten’. Op inhoud horen item 86, 87 en 96 elk in een andere cel. Item 86 en 87 elk alleen. Item 96 (lege dozen opruimen in een magazijn) staat samen met 97 (vloeren vegen in een magazijn) bij ‘groothandel en magazijn’, maar deze twee scoren niet samen binnen één factor. Correlatieanalyse tussen 96 en 97: 0,331, dus acceptabel. ‐ Factor drie: 31, 80, 86, 96 en 97. Item 80, 86 en 96 scoren op een andere factor hoger dus vallen hier weg. Item 31 (vegen van een werkplaats) blijft dan over met 97 (vloeren vege in een magazijn). Ze hebben zeer sterke correlatie, maar horen toch bij een andere omgeving. Item 31 blijft dus alleen bij omgeving ‘technisch’. ‐ Factor vier: 49 en 51. Deze vallen samen bij de omgeving ‘dieren’. Factoranalyse In‐ uit‐ en verpakken Varimax en Oblimin. Correlaties tussen de drie factoren groter dan of gelijk aan 0,3, dus Oblimin. ‐ Factor één (industrieel): 60, 67, 119 en 134. Dit zijn allemaal items die binnen de omgeving ‘industrieel’ vallen. In deze cel staat echter ook item 20 (dozen inpakken in een fabriek).
154
‐
Deze scoort niet in deze factor, maar hoort er inhoudelijk wel bij (scoort hoger met items uit groothandel en magazijn). Correlatieanalyse met 20 en de rest van de items: laagste correlatie met item 20 is 0,223. Item 20 blijft hier staan. Factor twee (groothandel en magazijn): 20, 23, 90, 93 en 99. Item 20 hoort hier inhoudelijk niet. Item 90 scoort hoger op een andere factor en valt hier dus weg. Blijft over: 23, 93 en 99. Deze staan ook in de matrix in deze cel. In deze cel staat echter ook item 71 (kleding inpakken bij een kledinggroothandel). Deze hoort echter binnen geen enkele factor en correleert nog hoger met winkel en industrieel dan met ‘groothandel en magazijn’. Op inhoud blijft 71 bij deze factor. Verder wordt er besloten item 20 en 23 bij beide omgevingen (industrieel en groothandel) te plaatsen op basis van inhoud. Factor drie: 68, 90, 91, 92 en 94. Dit zijn precies alle items die bij ‘winkel’ staan.
‐ Factoranalyse Laden, lossen en logistiek Varimax en Oblimin. Correlaties tussen alle drie factoren hoger dan 0,3, dus Oblimin. ‐ Factor één (groothandel en magazijn): 95, 100, 101, 102 en 131. Item 102 (meerijden op vrachtwagen naar klanten) scoort hoger op een andere factor en past hier niet, dus vervalt hier. Item 131 (meubels verhuizen bij een verhuisbedrijf) past hier inhoudelijk niet. Blijft over: 95, 100 en 101. Deze stonden al in deze cel. ‐ Factor twee/drie: 24, 102, 140/126, 131, 132. Deze twee factoren horen samen binnen één cel, namelijk bij omgeving ‘vervoer’. Item 24 (post bezorgen bij mensen aan huis) vervalt daarom als tweede keus bij ‘overig buiten’. Correlatieanalyse met deze cel, bestaande uit twee factoren: laagste correlatie is 0,243, maar de meeste zitten boven de 0,3. Deze cel is acceptabel. Factoranalyse Beveiligen en bewaken Varimax met gedwongen aantal factoren, namelijk twee. ‐ Oorspronkelijk komt er één factor uit, maar bij twee gedwongen factoren blijkt dat vooral 29 (alles in de gaten houden bij een afvalstraat) en 103 (kaartjes controleren bij een fietsenstalling) bij elkaar horen en 104 (een slagboom bedienen bij een parkeerterrein) en 120 (auto’s bewaken in een parkeergarage) bij elkaar horen. Item 29 en 103 horen dan bij ‘overig buiten’ en item 104 en 120 bij ‘vervoer’. Item 104 gaat hier dus definitief naar de tweede keus en wordt verwijderd bij ‘overig buiten’. Factoranalyse Informatie geven en klantencontact Varimax en Oblimin. De correlatie tussen de twee factoren ligt lager dan 0,3, dus ik kijk naar Varimax. ‐ Factor één: 10, 13 en 14. Deze items gaat over het informatie geven aan mensen. Om inhoudelijke redenen horen 10 en 13 bij ‘winkel’ en 14 bij ‘overig buiten’. ‐ Factor twee: 8 en 9. Deze twee staan samen in de omgeving ‘kantoor’.
155
Bijlage 17: Itemmatrix na validatie doelgroep Bouwen
Mensen
Interesse
verzorgen
Omgeving 1
(8)
2
(13)
Techniek &
Groen-
Dieren
Werken met
Werken met
Administratie,
Schoonmaak in
In- uit- en
Laden, lossen
Beveiligen en
Informatie
Hout- en
voorziening/
verzorgen
voedsel
textiel
personal
en om
verpakken
en logistiek
bewaken
geven en
metaal -
onderhoud
computer en
gebouwen
bewerking
buiten
papier
3
4
(18)
(13)
5
(6)
6
(21)
7
(7)
klantencontact
8
(12)
9
(18)
10
(14)
11
(9)
12
(4)
13
(5)
A Hulp en ondersteuning
(10)
1,2,3,4,5,6,7, 83, 113
114 57,58,64,65,
B Persoonlijke
66,105,106,
diensten
107,118,124,
(17)
11,62,63,82,
138
79
85
, C Winkel 68,90,91,92,
(11) 44,45
109
115
94
10,13
D Groothandel en magazijn (13)
116
15,16
96,97
20,23,71,93,
95, 100,
99
101
E Kantoor 74,75,77,
(12)
78,110,111
84,145
80,81
8,9
F Vervoer 24,102,126
(10) 26
G Technisch
87
21,32,33,35, 37,41,42,
(15)
129
69,70,130
36,48, H Bouw
121,125,135,
(14)
136,139,143, 144,146,147
17,141,142
156
40,76,133
31
131,132,140
104,120
18,54,60,61,
I Industrieel (19)
38,39,
67,119,
128,148,149
134,137
20,23,60,67 72,73,108
86
119,134
J Dieren 28,43,50,
(9) 52
53,55,56
49,51
K Groen (7)
22,27,30, 47,127
19,25
L Overig buiten (9)
46,88,89, 122
112,123
157
29,103
14