Bejegening van jongeren met een licht verstandelijke beperking
Dr. P. Embregts en Drs. N.van Erve Radboud Universiteit Nijmegen (Orthopedagogiek) in samenwerking met de Belversthoeve
Inhoudsopgave
1. Inleiding ......................................................................................................................... 3 1.1 De Belvertshoeve ........................................................................................................ 3 1.2 Licht verstandelijk beperkte jongeren .......................................................................... 3 1.3 Belang van bejegening ................................................................................................ 4 1.4 Belang van training van begeleiders .......................................................................... 6 1.5 De context van het bejegeningsproject ....................................................................... 7
2. Methode van onderzoek: Explicitering bejegening (A) .................................................. 9 2.1 Deelnemers en locatie................................................................................................. 9 2.2 Instrumenten en procedures ....................................................................................... 10
3. Resultaten: Explicitering bejegening (A) ....................................................................... 11
4. Methoden van onderzoek: Effecten training (B) ............................................................ 13 4.1 Deelnemers en locatie................................................................................................. 13 4.2 De training ................................................................................................................... 13 4.3 Scoring ........................................................................................................................ 14 4.4 Experimenteel design .................................................................................................. 14 4.5 Tevredenheid begeleiders ........................................................................................... 14
5. Resultaten: Effecten training (B) ................................................................................... 15 5.1 Overdrachtsituaties ..................................................................................................... 15 5.2 Avondeet-situaties .......................................................................................................18 5.3 Tevredenheid begeleiders ........................................................................................... 20
6. Conclusie....................................................................................................................... 22
Literatuurlijst ...................................................................................................................... 26 Bijlage 1: Overzicht alle genoemde aspecten ................................................................... 30 Bijlage 2: Overzicht van de belangrijkste aspecten volgens gastouders ........................... 35 Bijlage 3: Uitgewerkt overzicht .......................................................................................... 36
Bijlage 4: Observatieformulieren ...................................................................................... 40 Bijlage 5: Tevredenheidsvragenlijst................................................................................... 47
2
1. Inleiding
1.1 De Belvertshoeve Het zorghotel De Belvertshoeve is een woon- en werkvoorziening die een aanbod biedt aan jongeren met een lichte verstandelijke beperking (LVB) die eventueel ook psychosociale, psychiatrische en/of gedragsproblemen hebben, en binnen de reguliere hulpverlening vastlopen. De Belvertshoeve zorghotel bestaat uit appartementen voor begeleid wonen, een werkplek voor bewoners en een woning voor de gastouders en hun gezin. Een combinatie van wonen en werken op het terrein is mogelijk, maar ook wonen op het terrein en werken buiten De Belvertshoeve of juist dagbesteding/werken bij De Belvertshoeve en elders wonen. Er wordt gewerkt vanuit een trajectbenadering; de jongeren krijgen een eigen mentor, die samen met hen een leertraject uitzet op basis van mogelijkheden van de jongeren, de onderwijs- en werkachtergrond, de sociale omstandigheden en het toekomstperspectief. De Belvertshoeve
heeft
horecawerkzaamheden
de
volgende
(keuken
en
mogelijkheden bediening)
binnen
werk-
en
dagbesteding:
klussen/onderhoudswerkzaamheden,
bosbouwwerkzaamheden en dierenverzorging, en in de schoonmaakwerkzaamheden (verzorging van kamers). Naast de medewerkers die de dagbesteding begeleiden, begeleiden groepsleiders het wonen van de jongeren op de Belvertshoeve en werken ze aan het zelfstandig wonen van de jongere. De Belvertshoeve vindt de bejegening van haar cliënten belangrijk. Doelstelling van dit onderzoek is bijdragen aan het expliciteren van de gewenste bejegening binnen de Belvertshoeve en begeleiders effectief trainen in hun manier van bejegenen.
1.2 Licht verstandelijk beperkte jongeren In Nederland wordt het aantal personen met een verstandelijke beperking geschat op 1 á 2 % van de totale bevolking (Embregts, 2006). De populatie mensen met een LVB vormt de grootste groep. Jongeren met een LVB vormen een speciale groep binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Er is een aantal formele indicatiecriteria. Deze sluiten aan op de definitie die in 1995 door de Nederlandse Vereniging voor Gehandicaptenzorg is geformuleerd:
“Licht verstandelijk gehandicapte jongeren zijn
personen tot circa 21 jaar die in hun ontwikkeling zijn belemmerd en die zich op grond van hun intellectueel functioneren én beperkte sociale redzaamheid niet (zonder hulp)kunnen handhaven in één of meer reguliere maatschappelijke verbanden (gezin, school, werk, groep, leeftijdgenoten, buurt). Met speciale hulp hebben zij een redelijke kans op een zekere
3
mate
van
zelfstandigheid
als
volwassene.”
(Nederlandse
Vereniging
voor
Gehandicaptenzorg, 1995, p.14). Het zijn jongeren die gekenmerkt worden door een lager dan gemiddeld intellectueel functioneren (IQ vaak tussen 55 en 85) en een beperkte sociale redzaamheid (Luckasson et al., 2002). Ze hebben vaak beperkingen op het gebied van de conceptuele, sociale en praktische vaardigheden, beperkingen in het aanpassingsvermogen (Didden, 2006) en in het functioneren in interactie met de omgeving (Lever, 2006).
Gedrags- en psychische
problemen komen vaak voor bij kinderen en jongeren met een LVB (Emerson, 2003; Wallander, Dekker, & Koot, 2003; Dickson, Emerson & Hatton, 2005). Wanneer er sprake is van dergelijke meervoudige problematiek, dan resulteert dit vaak in complexe en urgente hulpvragen. De problemen spelen zich dan af op het grensvlak van psychiatrie, jeugdzorg, justitie en gehandicaptenzorg. De hulpvraag kan vaak niet binnen het bestaande zorgaanbod beantwoordt worden. Embregts en Van Poelgeest (2004) concluderen op basis van onderzoek dat deze groep vaker moeilijk hanteerbaar gedrag (agressie, niet houden aan regels en sociale problemen) en psychiatrische problematiek vertoont. Daarnaast hebben de jongeren vaker een risicovol onderwijsverleden, geen (passende) dagbesteding en komen ze vaker uit een conflictueuze omgeving waar sprake is van mishandeling en verwaarlozing en/of pedagogische onmacht van ouders.
1.3 Belang van bejegening De manier waarop cliënten bejegend worden speelt een belangrijke rol binnen de hulpverlening. Volgens het Groot Woordenboek der Nederlandse taal betekent bejegenen ‘zich op een bepaalde wijze jegens iemand of iets gedragen’ (Van Dale, 2005). In de zorg slaat dit begrip op de manier waarop de hulpverlener met zijn cliënt omgaat, los van allerlei technische interventies. Hiervoor is in de zorg altijd al aandacht geweest, maar de laatste tijd lijkt die aandacht nog meer toegenomen. Deze toename heeft te maken met een tweetal aspecten. Ten eerste past de toenemende aandacht bij de tendens om het machtsverschil tussen hulpverlener en cliënt te verkleinen. Bij deze emancipatie van de cliënt (Brinkman, 2001) zijn empowerment en cliëntenparticipatie belangrijke begrippen. Empowerment betekent dat de hulpverlener de cliënt stimuleert actief mee te werken aan het hulpverleningsproces
(Vandenmeulenbroecke
&
Nys,
2001;
Verzaal,
2002).
Cliëntenparticipatie houdt in dat de hulpverlenende instelling de cliënt zowel betrekt bij de vormgeving van het eigen hulpverleningsproces als bij de beleidsvoering binnen de instelling (Brinkman, 2001). Dergelijke ontwikkelingen hebben gevolgen voor de rol van de
4
hulpverlener. Een goede bejegening wordt gezien als een uiting van de verbeterde en meer gelijkwaardige positie van de cliënt ten opzicht van de hulpverlener. Daarnaast wordt bejegening meer en meer gezien als een belangrijke algemene werkzame factor in de zorg. Onderzoek heeft laten zien dat een goede werkrelatie een op zichzelf staande bijdrage levert aan het resultaat van de geboden hulp (Martin, Gaske & Davis, 2000; Trijsburg, 2002; Van Yperen, 2004; Green, 2006). De werkrelatie wordt beschouwd als een algemeen werkzame factor die naast de specifiek werkzame factoren het uiteindelijk resultaat van de hulp bepalen. Onderzoek naar werkzame factoren toont zelfs aan dat de specifieke technieken een kleiner aandeel hebben dan de relatie met de cliënt heeft. Hoewel de schattingen over de exacte verhouding in de werking van specifieke en algemeen werkzame factoren uiteen lopen, kan zonder meer gesteld worden dat de persoon van de hulpverlener een grotere invloed heeft op de uitkomst van behandeling dan welke specifieke behandeling dan ook ( Wampold, 2001; Norcross, 2002; Van der Steege, 2003; Van der Laan, 2006; Duncan, 2006). Aandacht voor de manier waarop hulpverleners of begeleiders met hun cliënten omgaan is dus van groot belang. Een goede bejegening is een voorwaarde voor het opbouwen van een goede werkrelatie (Liber, Van der Leeden, Sauter & Treffers,
1997)
en
een
juiste
bejegening
draagt
bij
een
gunstig
ervaren
hulpverleningsresultaat (Van Erve, Poiesz & Veerman, 2005). Vanuit die invalshoek wordt bejegening als een noodzakelijk voorwaarde voor effectieve zorg gezien. Ondanks de toenemende aandacht voor bejegening ontbreekt een goed gefundeerde en beargumenteerde invulling van dit begrip. Carl Rogers (1965) geeft in zijn cliëntgerichte benadering een duidelijke visie op hoe een hulpverlener zich zou moeten gedragen. Hierin zijn echtheid, acceptatie en empathie belangrijke voorwaarden voor een effectieve hulpverlening. Deze aanduidingen voor een juiste bejegening zijn echter nog vrij algemeen. Ackerman en Hilsenroth (2003) bieden een meer concrete invalshoek. Zij concluderen na een meta-analyse van de literatuur dat hulpverleners die flexibel, ervaren, eerlijk, respectvol, betrouwbaar, zeker, geïnteresseerd, alert, vriendelijk, warm en open zijn een kwalitatief goede werkrelatie weten te vestigen. Leijssen (2006) schetst ook een aantal kenmerken van succesvolle hulpverleners, die van belang zijn bij het ontwikkelen van een werkrelatie. Zij noemt onder andere een goede luisterhouding, humor en tenslotte zelfonthulling en het uitstralen van authenticiteit. Binnen de geestelijke gezondheidszorg heeft ook een verdere concretisering van het begrip bejegening plaatsgevonden (Kragten, 1998). Voorbeelden van aspecten die zijn voortgekomen uit onder andere gesprekken met (ex)cliënten zijn het nakomen van afspraken, het tonen van aandacht en respect, zorgen voor gelijkwaardigheid en het hanteren van begrijpelijke taal.
5
Onderzoek van Van Erve, Poiesz en Veerman (2005) naar een goede cliëntbejegening in de jeugdzorg heeft geresulteerd in een overzicht van 24 aspecten. Die aspecten zijn weer onder te verdelen in acht algemene categorieën, te weten: de hulpverlener (1) is duidelijk, (2) toont zijn betrokkenheid, (3) staat naast, in plaats van boven de cliënt, (4) is betrouwbaar, (5) sluit aan bij de cliënt, (6) heeft respect voor de cliënt, (7) zorgt voor een goed contact en (8) geeft positieve feedback. Tabel 1.1 geeft een compleet overzicht. Aan de hand van deze indeling is de B-toets (van Bejegening) ontwikkeld om de kwaliteit van de bejegening te meten (Van Erve, Poiesz & Veerman, 2007).
Tabel 1.1. Categorieën en aspecten van bejegening Categorie Wees duidelijk
Aspect Handel transparant Geef goede informatie Hanteer heldere taal Koppel regelmatig terug Wees eerlijk Evalueer regelmatig
Toon betrokkenheid
Toon interesse Toon inzet Wees beschikbaar Wees bereikbaar
Sta naast de cliënt
Zorg voor gelijkwaardigheid Werk samen Activeer de cliënt Leg de regie bij de cliënt
Wees betrouwbaar
Kom afspraken na Waarborg de privacy
Sluit aan bij de cliënt
Ga uit van de hulpvraag van de cliënt Ga uit van de mogelijkheden van de cliënt
Heb respect
Accepteer de persoon zoals hij is Neem de cliënt serieus
Zorg voor een goed contact
Wees mens Zorg voor een goede sfeer
Geef positieve feedback
Geef op een positieve manier aanwijzingen Geef complimenten
6
1.4 Belang van training van begeleiders Het handelen van begeleiders van mensen met een LVB is van invloed op de effectiviteit van de geboden hulpverlening (o.a. Jenkins, rose & Lovell, 1997), meer specifiek op het gedrag en de ontwikkeling van cliënten (o.a Hastings, 2002). Zoals in § 1.3 reeds uitgebreid is beschreven is bejegening een belangrijk aspect in het handelen van begeleiders. Voor het trainen van begeleiders is derhalve veel aandacht (o.a. Reid, Parsons, Lattimore, Towery, & Reade, 2005; Jahr, 1998). Met behulp van onderzoek zijn verschillende effectieve procedures ontwikkeld (Sturmey, 1998). Het geven van feedback blijkt een veelgebruikte en effectieve trainingsmethode (Jahr, 1998). Feedback kan leiden tot een groter zelfbewustzijn, tot besef van hoe anderen een individu waarnemen en is een waardevol en belangrijk middel om gedrag te sturen en te bekrachtigen (London, 1995). Vooral feedback op iemands functioneren (o.a.Noell, Duhon, Gatti & Connell, 2002) en feedback on-the-job (Arco & du Toit, 2006) zijn effectief gebleken en zorgen voor een gegeneraliseerd en duurzaam resultaat (Smith, Parker, Taubaum, & Lovaas, 1992). Feedback kan op verschillende manieren gegeven worden. Een aantal studies heeft aangetoond dat het gebruik maken van video-feedback een effectieve vorm is om begeleiders te trainen (o.a Embregts 2002a, 2002b, 2003, 2004).
1.5 De context van het bejegeningsproject De Belvertshoeve is zowel een zorgorganisatie als een commerciële horecabedrijf. De organisatie kent dus een dubbele doelstelling die zorgvuldig moet worden onderscheiden maar die niet is te scheiden. Immers juist in het commerciële bedrijf is het mogelijk om een werk en ontwikkelomgeving voor de jongeren te scheppen die voldoet aan de eisen die ook buiten de Belvertshoeve worden gesteld. Dit is een belangrijk gegeven bij het realiseren van de missie van de Belvertshoeve: zo optimaal mogelijke maatschappelijke integratie. Meer specifiek is deze missie 3 jaar geleden bij de start van de Belvertshoeve als volgt beschreven: We willen minimaal 30 jongeren met een licht verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek tussen 15 en 25 jaar een veilige en respectvolle omgeving bieden waarin ze binnen een periode van gemiddeld 2 jaar hun woon, leer en werkervaringen kunnen ontwikkelen met als doel een zo volwaardig mogelijke plek in de samenleving. Naarmate de organisatie uitgroeide werd het noodzakelijk deze visie te operationaliseren, waarbij
onderscheid
gemaakt
kan
worden
in
organisatorische,
methodische,
personeelstechnische en materiele gebieden. Bij aanvang bestond de Belvertshoeve uit twee directieleden en een aantal begeleiders; dit bleek al snel onvoldoende te zijn als
7
organisatiestructuur voor de groeiende organisatie. Er werd een afdelingsstructuur ingevoerd met 2 hoofden (woonbegeleidingen leerwerktrajecten), een administratie en een horecaafdeling. Ook bleek een ondersteunende staf noodzakelijk (orthopedagoge, P en O functionaris, ingehuurde deskundigen vanuit het Centrum voor Consultatie en Expertise). De bezetting van het horecabedrijf werd sterk uitgebreid (chef kok, gastvrouw professionele bediening).
In
materiele
nieuwbouwprojecten
zin
zowel
in
is de
gewerkt
aan
de
woonvoorziening
voorbereidingen als
in
de
voor
diverse
ontwikkeling
van
leerwerkplaatsen. Een belangrijk aandachtspunt was, tot slot, het realiseren van feitelijke arbeidsplaatsen en de certificering ervan. Met behulp van Europese subsidies is de Belvertshoeve gestart met het opzetten van een arbeidsontwikkeltraject (het Equal project Belvertshoeve) en is een individueel trajectbegeleider aangesteld. Om alle ontwikkelingen vorm te geven, wordt getracht de processen in hun samenhang te plaatsen. Binnen de Belvertshoeve wordt nagegaan wat men moet doen in de verschillende
onderdelen
van
het
primaire
proces
(aanmelding;
intake;
maken
begeleidingsplan; begeleiding in fasen; nazorg) en wie wanneer verantwoordelijk is voor welk onderdeel van een proces. Dit primaire proces wordt in samenhang gezien met de ondersteunende
processen
(financiële
processen,
planning,
verantwoording,
kwaliteitsbeheer). Beleidsmatig heeft dit geresulteerd in een meerjarenbeleidsplan 20072010 en een jaaractiviteiten plan 2007. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden werden beschreven ten behoeve van werving en selectie van personeel, maar ook met het oog op het kwalificeren van personeel voor de aanpak van de Belvertshoeve. Personeelbeleid heeft professionele aandacht gekregen door de aanstelling van een part time personeelsfunctionaris. Het bleek evenwel moeilijk om de werkwijze en m.n. de bejegening door de initiatiefnemers, de 2 gastouders (directieleden), over te dragen aan het toenemend aantal personeelsleden. Daarom startte, in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen het project bejegening waarmee we een drietal vragen willen beantwoorden: 1. Wat is de gewenste vorm van bejegening uitgaande van de visie 2. Wat is een werkzame training van begeleiders ten aanzien van deze bejegening 3. Wat is het effect van een dergelijke training aan begeleiders
8
2. Methode van onderzoek: Explicitering bejegening (A)
Om op de onderzoeksvragen antwoord te kunnen geven, is het onderzoek in twee delen uitgevoerd. In beide delen is een gedegen literatuurstudie uitgevoerd, waarvan een beknopte weergave in hoofdstuk 1 is beschreven. Het eerste deel van het onderzoek (A) richt zich op het in kaart brengen en expliciteren van de (gewenste) bejegening aan de hand diepteinterviews. Dit geeft aanknopingspunten voor de op te zetten training in deel 2. Het tweede deel (B) bestrijkt het ontwikkelen en uitvoeren van de training en het verrichten van een effectmeting ten bate van die training.
2.1 Deelnemers en locatie Deel A van het onderzoek wordt uitgevoerd onder de gastouders, de medewerkers en de jongeren van de Belvertshoeve. Op de Belvertshoeve werken verschillende medewerkers in verschillende functies. In dit onderzoeksdeel zijn alle medewerkers betrokken die direct contact hebben met de jongeren en hen hulp en zorg verlenen. De jongeren zijn geselecteerd op basis van verbale mogelijkheden en bereidheid tot medewerking. Uiteindelijk zijn acht jongeren door de teamleider benaderd met de vraag of ze mee willen werken aan het interview; vier van hen hebben hun medewerking verleend. In tabel 1 worden de deelnemers in aantallen weergegeven.
Tabel 1 Deelnemers diepte-interviews Deelnemer
Aantal
Gastouder 1
1
Gastouder 2
1
Begeleiders wonen
8
Begeleiders dagbesteding
6
Jongeren
4
Teamleider
1
Totaal
21
9
2.2 Instrumenten en procedures Om de visie van de gastouders, de begeleiders en de jongeren ten aanzien van de gewenste bejegening in kaart te brengen is gekozen voor een semi-gestructureerd diepte-interview (’t Hart, Boeije & Hox, 2005). In alle interviews is steeds één beginvraag gesteld, namelijk “wat vind je belangrijk in de bejegening, in de manier waarop je met de jongeren omgaat”. Daarbij is de onderzoeker zo min mogelijk sturend geweest. Wanneer een dergelijke open vraag onvoldoende bleek om een gesprek op gang te brengen, is door middel van meer gesloten vragen het gesprek gestructureerd. Een voorbeeld van een dergelijke vraag is in de gesprekken met de jongeren, “Wat vind je fijn aan de manier waarop begeleiders met je omgaan” of “Wat vind je minder fijn aan de manier waarop begeleiders met je omgaan”.
10
3. Resultaten: Explicitering bejegening (A)
De interviews hebben geresulteerd in een overzicht van 105 aspecten (zie bijlage 1 en 2). De gastouders vertonen onderling sterke overeenstemming. De medewerkers vertonen eveneens overeenstemming in de genoemde aspecten, zowel onderling als met de gastouders. De manier van regelgeving wordt door alle geïnterviewden genoemd. Verder blijkt dat de aspecten die gaan over het bieden van duidelijkheid, structuur en 1 lijn door de gastouders op plaats twee in hun top worden geplaatst, ook alle woonbegeleiders, en door 5 á 6 van de 7 begeleiders dagbesteding en 3 van de 4 jongeren vinden deze aspecten erg belangrijk. Hier is dus grote overeenstemming over. Over de aspecten die te maken hebben met eerlijkheid en het direct bespreken en benoemen van zaken zijn alle betrokkenen het eveneens redelijk eens. Naast overeenkomsten, zijn er echter ook duidelijke verschillen. Voorbeelden hiervan zijn in hoeverre je naast of juist boven de jongeren moet staan, de concrete uitvoering van duidelijkheid bieden, het benaderen van jongeren alsof het een eigen kind is, consequent zijn en uitleg geven waarom. Er zijn ook aspecten die wel door begeleiding en of jongeren worden genoemd, maar niet door gastouders en vice versa. Aspecten die door gastouders bijvoorbeeld niet genoemd zijn, is consequent zijn, het geven van complimenten,uitleg geven waarom en vertrouwen geven. Het bieden van een vertrouwde leefomgeving wordt daarentegen enkel door gastouders genoemd, dit vinden zij toch een heel belangrijk aspect. Het creëren van een veilig gevoel en zorgen dat jongeren zich prettig voelen wordt op een begeleider dagbesteding na, enkel door gastouders genoemd. Naast het wel of niet noemen van sommige aspecten blijkt ook dat soms over de concrete uitvoering van een aspect anders wordt gedacht. Voorbeelden hiervan is de manier waarop je jongeren duidelijkheid biedt en de manier waarop je uiting geeft aan gelijkwaardigheid, houdt dit bijvoorbeeld naast of boven de jongere staan in. Er is dus duidelijk sprake van een discrepantie tussen de visie van de gastouders en de medewerkers aangaande deze specifieke aspecten; deze zaken zullen dus aandacht behoeven in de training. Aangezien 105 aspecten een erg groot aantal is, heeft een nadere selectie plaatsgevonden waarbij de visie van de gastouders als uitgangspunt geldt. Beide gastouders blijken 27 aspecten genoemd te hebben. Vervolgens hebben de gastouders aangegeven welke van deze 27 aspecten zij het belangrijkst vinden. Dit heeft geresulteerd in het overzicht in tabel 2, tevens de basis voor de training in deel B van het onderzoek.
11
Tabel 2 Overzicht belangrijkste aspecten volgens de gastouders (N=27) Volgorde Aspect 1 Creëren van gevoel van veiligheid Bieden vertrouwde leefomgeving Bieden van thuisbasis Zorgen dat jongeren zich op hun gemak en prettig voelen Omgaan zoals je zelf ook behandelt wil worden Kijken naar de betekenis van het gedrag van de jongere 2
Bieden van structuur Bieden van duidelijkheid De manier van regelgeving Hanteren normale omgangsnormen/fatsoensnormen Hanteren van 1 lijn in het team
3
Accepteren van de persoon Bieden van eerlijkheid/openheid Hanteren heldere, reële verwachtingen Bespreekbaar maken van zaken Direct benoemen van zaken
4
Kijken naar eigen aandeel, zelfreflectie Manier van aanspreken Samen/meewerken Manier waarop je kijkt
5
Gevoel van “onze” jongeren Zo benaderen alsof eigen kind is Jongere is nooit een gelijke Vragen ipv opdracht geven Vragen wat er is, als een jongere niet lekker in vel zit Klaar staan
Verdere uitwerking Na afloop van de training is dit overzicht op verzoek van de gastouders nader uitgewerkt. De aspecten zijn met behulp van de gastouders en de orthopedagoog verder toegelicht en aangevuld. Dit uitgewerkte overzicht dient als leidraad voor de huidige en toekomstige medewerkers. Zie bijlage 3.
12
4. Methode van onderzoek: Effecten training (B)
In deel B van het onderzoek richten we ons op het ontwikkelen en evalueren (d.m.v. een effectmeting) van de training. Het overzicht uit deel A overzicht van de gewenste bejegening volgens de gastouders vormt de basis voor deze training.
4.1 Deelnemers en locatie Aan de video-feedbacktraining hebben vier begeleiders (1 man en drie vrouwen) deelgenomen. Vijf woonbegeleiders zijn gevraagd deel te nemen aan de training. Deze selectie heeft plaatsgevonden door de gastouders en de teamleider op basis van uiteenlopende overwegingen, waaronder bijvoorbeeld organisatorische. Eén van de vijf medewerkers is tijdens de gewenningsperiode gestopt met deelname aan de training.
4.2 De training 1. Voorbereidingsfase In de voorbereidingsfase zijn opnames gemaakt van voor de begeleider kenmerkende situaties (WOSO, 2004). Om video-feedback effectief in te zetten, is het van belang om de begeleiders en de jongeren te laten wennen aan de aanwezigheid van de camera. Daarom is met het maken van opnames twee maanden voor aanvang van de training gestart. Opnames zijn gemaakt door middel van een digitale camera die op een statief staat in een hoek van de kamer. 2. Trainingsfase (verbale & videofeedback) De training bestaat uit het geven van individuele feedback op opnames die van de vier begeleiders zijn gemaakt. Deze zijn gemaakt tijdens het avondeten en de overdracht door de slaapdienst ’s ochtends. Naar aanleiding van de eerste opnames is met de gastouders en in een teamvergadering besproken hoe de eetsituatie en de overdrachtsituatie zou moeten verlopen. Dit heeft geresulteerd in een aantal afspraken waar de begeleiders zich aan moeten houden. Met de vier begeleiders zijn vervolgens vier individuele trainingsessies tijdens werktijd gehouden. De onderzoeker (tevens orthopedagoog) gaf de begeleiders feedback op hun eigen opnames. Om te bewerkstelligen dat deze manier van werken en feedback geven een meer structureel onderdeel van de organisatie wordt, zijn de feedbacksessies bijgewoond door een medewerker van de Belvertshoeve.
13
4.3 Scoring Om de gedrag van begeleiders te beoordelen en van juiste feedback te voorzien, is gebruik gemaakt van de aspecten die de gastouders van belang achten (tabel 2) en van de afspraken die tijdens de teamvergaderingen zijn gemaakt. De onderzoeker heeft per situatie (avondeten en overdracht) een observatieformulier ontwikkeld (zie bijlage 4). De videoopnames worden tijdens de verschillende fasen van de training beoordeeld. Tijdens een overdracht is gelet op: Voorbereiding, gang van zaken, de informatie die gegeven en de regievoering. Bij het avondeten wordt de voorbereiding, het verloop van het eten en de rust en gezelligheid beoordeeld. Daarnaast worden tijdens avondeten de door de gastouders genoemde aspecten beoordeeld. Hierdoor kan gescoord worden in hoeverre er verbetering optreedt in het feitelijke handelen van de begeleider.
4.4 Experimenteel design Er wordt gebruik gemaakt van een multiple baseline design (MBD) over subjecten. Om na te gaan in hoeverre de training effectief is, starten de deelnemers steeds ongeveer twee weken na elkaar. Dit is om effecten ook rechtmatig toe te kunnen schrijven aan de training en niet aan andere factoren die een rol kunnen spelen. Interne validiteit wordt ook met een MBD gewaarborgd.
4.5 Tevredenheid begeleiders Een belangrijke voorwaarde om te komen tot een effectieve training is de mate waarin deelnemers tevreden zijn over de training, de procedures, de doelen en de resultaten (o.a. Reid & Parsons, 1996). Dit wordt in kaart gebracht door elke begeleider na afloop van zijn training een korte tevredenheidvragenlijst in te laten vullen (zie bijlage 5).
14
5. Resultaten: Effecten training (B) Binnen de videotraining staan de overdracht en het avondeten centraal als situaties om begeleiders feedback te geven over a) de voorbereiding en nakomen van gemaakte afspraken en b) de bejegening van cliënten. In de training is aan beiden aandacht besteed.
5.1 Overdrachtsituaties Om de overdracht te optimaliseren, is een nieuw overdrachtssysteem in gebruik genomen en is er met het team een duidelijke visie geformuleerd ten aanzien van een adequate overdracht met daaraan gekoppeld een aantal afspraken. Alle begeleiders van de Belvertshoeve hebben deze instructie gekregen. Daarnaast worden vier begeleiders getraind met behulp van videofeedback. De training richt zich op de voorbereiding, de uitvoering van de overdracht en de kwaliteit van de informatie die wordt overgedragen (“script”). Tevens is de wijze waarop de begeleider de regie voert een aandachtspunt voor feedback (zie ook bijlage 4, deel A). Naast deze meer “technische” aspecten over het organiseren van een overdracht, richt de feedback zich ook op de door de gastouders genoemde bejegeningsaspecten. Hier kan gedacht worden aan de wijze waarop begeleiders over jongeren praten en –indien er sprake is van een incident- in hoeverre kijken ze naar de betekenis van het gedrag.
In figuur 1 wordt het gemiddeld percentage van adequate handelingen van de 4 begeleiders weergegeven voorafgaand, gedurende en na afloop van de training. Onder voormeting worden de opnames weergegeven waarin begeleiders nog geen instructie en geen feedback hebben ontvangen. Vervolgens krijgen de begeleiders instructie, de opnames die gemaakt zijn na deze instructie, maar nog voorafgaand aan de feedback worden weergegeven onder training. Tenslotte hebben de begeleiders de opnames bekeken en hebben ze feedback hierop gekregen. Opnames volgend op deze feedback vallen onder nameting.
15
Script overdracht 100 90 80 70 60
Voormeting
50
Training
40
Nameting
30 20 10 0 Voorbereiding
gang van zaken
informatie
percentage adequate handelingen
Figuur 1. Gemiddeld percentage adequate handelingen van begeleiders tijdens de overdracht
In figuur 1 is te zien dat er verbetering is opgetreden bij de begeleiders in de manier waarop ze ’s ochtends de overdracht uitvoeren. Dit geldt voor zowel de voorbereiding, als voor de gang van zaken en de informatie die verstrekt wordt. De manier waarop de begeleiders zich voorbereiden op de overdracht verliep voor aanvang van de training en de instructie al goed (88, 3%). Zaken die hierbij minder verliepen, waren vooral het klaarzetten van kopjes en dergelijke waardoor mensen niet meer van alles hoefden te pakken tijdens de overdracht. Het voornaamste onderdeel wat minder goed uitgevoerd wordt, is het gedegen inhoudelijk voorbereiden ten aanzien van de te geven informatie aan collega’s. Na instructie is een lichte daling te zien in de kwaliteit van voorbereiding (82.5%), begeleiders voeren de items ongeveer hetzelfde uit als voor instructie. Na het geven van de feedback op de opnames is een verbetering waarneembaar (93,3%). In de categorie “gang van zaken” is een stijgende lijn waarneembaar: na de training verloopt 58,3% zoals gewenst. Grootste aandachtspunt hierbij is de mate waarin begeleiders te veel uitweiden over onderwerpen. Daarnaast worden er niet altijd concrete en duidelijke afspraken gemaakt ten aanzien van het vervolg. In de informatie die overgedragen wordt, is de grootste verbetering te zien. Deze verbetering heeft veelal te maken met het overdrachtsformulier dat tijdens de instructie in gebruik is genomen. Aandachtspunten zijn de veelheid van informatie en de inschatting van welke informatie van belang is. Uit anecdotische informatie blijkt dat men soms nog onvoldoende ingaat op de betekenis van gedrag van jongeren en het handelen hierop afstemt.
16
Regievoering tijdens overdracht 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0
Voormeting
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
Training Nameting
regie
Figuur 2. Mate van regievoering
Een belangrijk aspect is de manier waarop de begeleider de regie voert tijdens de overdracht. De manier waarop de begeleider de regie voert is beoordeeld op een vijfpuntsschaal. Een score < 3 is onvoldoende, een score gelijk aan 3 is neutraal en een score > 4 betekent dat een begeleider goed de regie voert. Figuur 2 geeft de gemiddelde score weer. Hierbij moet opgemerkt worden dat er individuele verschillen zijn tussen de vier begeleiders. Voor aanvang van de training was de mate van regievoering door de vier begeleiders gemiddeld onvoldoende. Door middel van de instructie en feedback is de regievoering verbeterd (voldoende).
17
5.2 Avondeet-situaties Ook ten aanzien van het avondeten waren verbeteracties ten aanzien van de voorbereiding en het verloop van de maaltijd gewenst. Hierbij werd gedacht aan het op tijd aanwezig zijn, op tijd starten met eten, wachten op elkaar met eten en het zich houden aan regels en afspraken. Verder vinden de gastouders en de begeleiders het belangrijk dat het avondeten ook een sociaal groepsmoment vormt. In de teamvergadering is de visie van het team besproken wat betreft het doel en het gewenste verloop van het avondeten. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de groep aan één tafel eet in plaats van aparte tafels. Men acht het van belang dat het eten rustig, maar ook gezellig en sociaal verloopt (zie bijlage 4, deel B). Feedback is gegeven over a) deze meer organisatorische aspecten van het avondeten en b) de door de gastouders genoemde bejegeningsaspecten (zie ook bijlage 4, deel B). Onderstaande figuren 3, 4 en 5 geven het effect weer van de instructie en de feedbacktraining op het handelen van de begeleiders gedurende het avondeten.
Script avondeten 100 90 80 70 60
Voormeting
50
Training
40
Nameting
30 20 10 0 voorbereiding
verloop
percentage adequate handelingen
Figuur 3. Gemiddeld percentage adequate handelingen van begeleiders tijdens het avondeten
Zoals uit figuur 3 blijkt is het verloop van het avondeten op beide punten verbeterd. Door middel van de instructie is reeds een verbetering opgetreden, die door middel van video feedback verder geoptimaliseerd is. Het aan 1 tafel eten wordt als de grootste verbetering gezien: de begeleiders geven zelf aan dit als veel prettiger te ervaren. Dit heeft onder andere te maken met het overzicht, de nabijheid die de begeleider kan bieden, en de plaats aan tafel
18
die een begeleider kan kiezen. Daarnaast draagt het gezamenlijk eten aan 1 tafel bij aan de sfeer en gezelligheid. De voorbereiding voor het avondeten verliep voor de training minder dan 50% adequaat: begeleiders waren vaak niet op tijd beneden, starten te laat en kozen vaak niet bewust of geen goede plaats aan tafel. Bovendien gingen begeleiders tijdens het eten vaak van tafel om spullen te pakken omdat de tafel niet goed gedekt bleek. Door de begeleiders hierop te instrueren, trad reeds snel een duidelijke verbetering op. Door het bekijken van de video opnames werd vervolgens inzichtelijk waarom een goede voorbereiding belangrijk is. Na de feedback is de voorbereiding sterk verbeterd (100%). Ook ten aanzien van het verloop van het eten is door middel van de instructie en de video feedback verbetering opgetreden. De verbetering na de instructie hangt vooral samen met de aanscherping, aanhalen van de reeds afgesproken regels en het bespreken van de visie op het eten. Door middel van de feedback en het bekijken van de opnames is veelal gekeken naar de wijze waarop ze jongeren aanspreken. Aandachtspunt blijft het geven van een algemeen signaal waarna iedereen start met eten.
Rust en gezelligheid tijdens eten 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0
Voormeting
2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
Training Nameting
rust gezellig
Figuur 4. De mate van rust en gezelligheid tijdens het avondeten
Binnen het team is besproken dat het eten vooral een sociaal groepsmoment is met veel leermomenten. De manier waarop de begeleider ervoor zorgt dat het rustig maar ook gezellig verloopt is beoordeeld op een vijfpuntsschaal. Een score < 3 is onvoldoende, een score gelijk aan 3 is neutraal en een score > 4 betekent dat een begeleider dit goed doet. Hierin is een duidelijke vooruitgang te zien, zowel na instructie als na de feedbacksessies. Lastige aspecten zijn het verdelen van aandacht tussen de meer aandachtvragende jongeren en de rustigere jongeren.
19
Aspecten 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
Voormeting Training
ge m
ac h
ee
le
ve
rw
ee rli jk
en
tin
op
ge n
en
jj en
en
ce pt er ac
or m
en sn
kh ei
ui d
he ld
er e
re
st ru c
tu u
rd
lf ze s
zo al
om ga a
n
el ij
k oo
g. op et ti pr
fa ts o
be . ..
d
m ak ge
d, uw
ve rtr o
be te ke
ni s
ge d
ve
ra
g
ilig
Nameting
Figuur 5. Mate waarin de bejegeningaspecten worden toegepast
Bovenstaande figuur 5 toont de wijze waarop begeleiders uiting geven aan de bejegeningaspecten die van belang worden geacht. Dit is ook beoordeeld op een vijfpuntsschaal. Een score < 3 is onvoldoende, een score gelijk aan 3 is neutraal en een score > 4 betekent dat een begeleider dit goed doet. Begeleiders laten gemiddeld genomen vooruitgang zien op deze aspecten. De mate waarin begeleiders voldoende duidelijkheid en structuur bieden, is voorafgaand aan de training onvoldoende. Door de training is een grote verbetering opgetreden. Over het algemeen bieden de begeleiders de jongeren na afloop voldoende duidelijkheid en structuur. Ten aanzien van de mate waarin begeleiders rekening houden met de betekenis van bepaald gedrag van jongeren in hun eigen handelen is helaas geen toename waarneembaar. Het hanteren van fatsoensnormen is evenmin verbeterd, hetgeen vooral samenhangt met het taalgebruik van de jongeren. Alle andere aspecten zijn verbeterd.
5.3 Tevredenheid begeleiders Deze gegevens dienen voorzichtig geïnterpreteerd te worden, aangezien er slechts door twee van de vier begeleiders een vragenlijst is ingevuld. Deze twee begeleiders geven aan dat hoewel de aanwezigheid van de camera door de meeste jongeren en begeleiders niet geaccepteerd wordt, ze tevreden zijn over de training. Het gemiddelde totaalcijfer dat de training krijgt is een 6.5. De begeleiders geven aan dat het gedrag adequaat in beeld is gebracht, vaardigheden zijn toegenomen, in het bijzonder in de omgang met de jongeren en in het bewuster bejegenen van jongeren. Hoewel deze manier van feedback krijgen
20
confronterend gevonden wordt, ervaren beide begeleiders het tevens als prettig en geeft het duidelijke handvaten voor het avondeten en de overdracht. Men zou graag een vervolg zien, met name groepsgewijze teamfeedback aan de hand van videobeelden. Daarnaast geeft men aan graag de situaties van overdracht en eetsituatie uit te breiden naar bijvoorbeeld het voeren van mentorgesprekken.
21
6. Conclusie
De Belvertshoeve wil jongeren een veilige en respectvolle omgeving bieden waarin ze een zo optimaal mogelijke maatschappelijke integratie kunnen bereiken. Deze visie wordt uitgewerkt in organisatorische, methodische, personeelstechnische en materiele gebieden. Dit onderzoeksproject heeft zich gericht op het personeeltechnische gebied. Met name het overdragen van de manier waarop de gastouders de jongeren bejegenen naar een toenemend aantal personeelsleden blijkt moeilijk te zijn. In samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen is daarom allereerst nagegaan wat de gewenste vorm van bejegening is en ten tweede hoe vervolgens een werkzame training opgezet kan worden. Concreet is nagegaan of het handelen van de begeleiders verbeterd is door deelname aan een videofeedback training.
Gewenste bejegening Aan de hand van 21 diepte-interviews is de gewenste bejegening in kaart gebracht en verder geëxpliciteerd. Deze interviews zijn gehouden met de gastouders, vier jongeren en met alle medewerkers die direct contact hebben met de jongeren en hen hulp en zorg verlenen. Uit de interviews komt naar voren dat de gastouders onderling sterke overeenstemming vertonen. Ook de medewerkers vertonen zowel onderling als met de gastouders overeenstemming.
Aspecten en thema’s die vaak genoemd zijn, zijn de manier van
regelgeving, het bieden van duidelijkheid, het bieden van structuur, eerlijkheid en het hanteren van één lijn. Deze thema’s komen ook bij de jongeren duidelijk naar voren. Naast overeenkomsten, zijn er echter ook verschillen. Sommige aspecten worden wel door medewerkers en/of jongeren genoemd maar niet door de gastouders en vice versa. Gastouders leggen bijvoorbeeld minder nadruk op consequent zijn, het geven van complimenten, uitleg en vertrouwen geven. Het bieden van een vertrouwde leefomgeving, het creëren van een veilig gevoel en zorgen dat jongeren zich prettig voelen wordt daarentegen alleen door de gastouders genoemd. Daarnaast blijkt dat soms over de concrete uitvoering van een aspect anders wordt gedacht, bijvoorbeeld de manier waarop je jongeren duidelijkheid biedt en de manier waarop je uiting geeft aan gelijkwaardigheid. De interviews hebben geresulteerd in een overzicht van 105 aspecten die door de geïnterviewden in meer of mindere mate genoemd zijn. Een nadere selectie door de gastouders heeft plaatsgevonden om dit aantal te beperken maar ook om ze beter aan te laten sluiten op de visie van de gastouders. De gastouders hebben een prioritering gemaakt van de 27 aspecten die door hen beiden zijn genoemd. Belangrijk zijn: de begeleider 1) kijkt naar de betekenis van het gedrag van de jongere 2) zorgt voor een veilige en vertrouwde
22
omgeving 3) zorgt voor een prettig en gemakkelijk gevoel van de jongeren 4) gaat met de jongere om zoals hij zelf ook behandeld zou willen worden 5) biedt voldoende structuur en duidelijkheid 6) hanteert fatsoensnormen 7) accepteert de jongere 8) is eerlijk en open en 9) hanteert heldere en reële verwachtingen. Dit overzicht vormde de basis voor de training in het tweede deel van het onderzoek. Na afloop van de training is dit overzicht op verzoek van de gastouders nader uitgewerkt. De aspecten zijn met behulp van de gastouders en de orthopedagoog verder toegelicht en aangevuld. Dit uitgewerkte overzicht dient als leidraad voor de huidige en toekomstige medewerkers. De aspecten die in de Belvertshoeve genoemd worden komen grotendeels overeen met eerder onderzoek naar bejegeningsaspecten. Zo hebben Van Erve, Poiesz en Veerman (2005) onderzoek uitgevoerd onder normaal begaafde cliënten. Het feit dat er 105 aspecten in dit onderzoek worden genoemd toont aan dat er binnen een dergelijke zorginstelling veel verschillende bejegeningsaspecten van belang zijn, maar ook dat de meningen hierover uiteen kunnen lopen. Het verschil tussen de verschillende geïnterviewden kan mogelijk samenhangen met personeelswisselingen waardoor een gezamenlijk gedeelde visie niet tot stand komt. Bovendien bleek bij nabespreking dat aspecten die begeleiders zelf niet genoemd hadden, wel degelijk van belang werden geacht.
Training De gewenste bejegening zoals hierboven beschreven was richtinggevend voor de interventie richting begeleiders. In het tweede deel is een training ontwikkeld en uitgevoerd. Tevens is door middel van observatie nagegaan of deze training effectief is, Vier begeleiders (1 man en drie vrouwen)
hebben aan een videofeedback training deelgenomen. Binnen de
videotraining stonden de situaties van de overdracht en het avondeten centraal bij het geven van feedback aan begeleiders over a) de voorbereiding en het nakomen van gemaakte afspraken en b) de bejegening van cliënten. Uit de resultaten komt naar voren dat er verbetering is opgetreden bij de begeleiders in de manier waarop ze ’s ochtends de overdracht uitvoeren. Dit geldt voor zowel de voorbereiding, als voor de gang van zaken en de informatie die verstrekt wordt. De grootste verbetering is te zien in de informatie die overgedragen wordt. Deze verbetering heeft veelal te maken met het overdrachtsformulier dat tijdens de instructie in gebruik is genomen. Aandachtspunten zijn de mate waarin begeleiders te veel uitweiden over onderwerpen, het maken van concrete en duidelijke afspraken ten aanzien van het vervolg, de veelheid van informatie en de inschatting welke informatie van belang is. Ook de manier waarop de begeleider de regie voert is door de instructie en de feedback verbeterd van gemiddeld
23
onvoldoende naar voldoende. Hierbij moet opgemerkt worden dat er uiteraard individuele verschillen bestaan tussen de vier begeleiders. De resultaten tonen tevens aan dat het avondeten door middel van de instructie is verbeterd en verder geoptimaliseerd door de video feedback. Het aan één tafel eten wordt als de grootste verbetering gezien. De voorbereiding voor het avondeten verliep voor de training niet adequaat (o.a op tijd aan tafel, op tijd starten, niet rondlopen om spullen te pakken en geschikte plaats aan tafel kiezen). Door de begeleiders te instrueren trad snel een duidelijke verbetering op. Na de feedback is de voorbereiding sterk verbeterd. Ook het verloop van het eten is door middel van de instructie en de videofeedback verbeterd. De verbetering na de instructie hangt vooral samen met de aanscherping, het aanhalen van de reeds afgesproken regels en het bespreken van de visie op het eten. Door middel van de feedback en het bekijken van de opnames is veelal gekeken naar de wijze waarop begeleiders de jongeren aanspreken. De Belvertshoeve wil graag dat het eten een sociaal groepsmoment is. Door de training is de mate waarin het eten rustig, maar ook gezellig verloopt verbeterd. De uitdaging voor begeleiders blijft het verdelen van de aandacht tussen de meer aandachtvragende jongeren en de jongeren die dit minder doen. Op de aspecten die door de gastouders van belang worden geacht (zie resultaten) laten de begeleiders gemiddeld vooruitgang zien. Vooral in het bieden van voldoende duidelijkheid en structuur is een grote verbetering zichtbaar. Rekening houden met de betekenis van gedrag is evenwel niet verbeterd. De conclusie is gerechtvaardigd dat de training heeft geleid tot verbetering in het handelen van de vier begeleiders. Deze bevindingen worden ondersteund door eerder onderzoek van Embregts (2002a, 2002b, 2003, 2004). In deze studies is aangetoond dat videofeedback een effectieve vorm is om begeleiders te trainen. Een belangrijke voorwaarde om te komen tot een effectieve training is daarnaast de mate waarin deelnemers tevreden zijn over de training, de procedures, de doelen en de resultaten. Twee van de vier begeleiders hebben een tevredenheidsvragenlijst ingevuld. Zij geven aan dat ze tevreden zijn over de training, ondanks de geringe acceptatie van de camera door zowel jongeren als personeel en het feit dat deze vorm van feedback als confronterend wordt ervaren. Begeleiders rapporteren een toename in vaardigheden en in bewustwording in de manier waarop ze bejegenen. Wel zou men graag een vervolg zien, met name door groepsgewijze teamfeedback aan de hand van videobeelden. Daarnaast geeft men aan graag de situaties van overdracht en eetsituatie uit te breiden naar bijvoorbeeld het voeren van mentorgesprekken.
Kanttekeningen
24
De resultaten van dit onderzoek dienen met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Wij zien dit onderzoek als een explorerende studie naar een werkbare training die in de toekomst vaker ingezet kan gaan worden binnen de Belvertshoeve. Het is een kleinschalig onderzoek, waaraan vier begeleiders deel hebben genomen waardoor generalisatie van de resultaten beperkt is. De resultaten zijn daarnaast gebaseerd op een beperkt aantal opnames; hierin hebben overwegend praktische redenen een rol gespeeld. Ten tijde van dit onderzoek was er veel onrust bij personeel en jongeren aangaande de aanwezigheid van de camera. Tot slot, hebben er geen follow-up metingen plaats gevonden; het is niet bekend in hoeverre er een blijvende gedragsverandering heeft opgetreden.
Concluderend kunnen we stellen dat de videofeedback als methodiek binnen de Belvertshoeve effectief is gebleken om bejegening van jongeren door begeleiders kwalitatief te verbeteren. Het is van belang in de toekomst te werken aan de voorwaarden, waaronder de onrust ten aanzien van de camera en structurele inbedding. Begeleiders geven aan gemotiveerd te zijn om als team feedback te ontvangen. Daarnaast kan het overzicht zoals dit verder uitgewerkt is door gastouders en orthopedagoge een belangrijke plaats innemen in het handelen van begeleiders en in de begeleiding en werving van nieuw personeel.
25
Literatuurlijst
Ackerman, S.J., & Hilsenroth, M.J. (2003). A review of therapist characteristics and techniques positively impacting the therapeutic alliance. Clinical Psychology Review, 23, 1-33. Arco, L. & du Toit, E. (2006) Effects of adding on the-job feedback to conventional analog staff training in a nursing home. Behavior Modification, 30 (5), 713-735. Brinkman, F. (2001). Optimaliseren van cliëntenparticipatie. Houten/ Diegem: Bohn stafleu van Loghum. Dickson, K., Emerson, E. & Hatton, C. (2005). Self-reported anti-social behaviour: prevalence and risk factors amongst adolescents with and without intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 49, 820-826. Didden, R. (2006). Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en lichte verstandelijke beperking : een inleiding. In R. Didden (red.)., In perspectief. Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en licht verstandelijke beperking (pp 3-20). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Duncan, B.L. (2006). Common factors and the uncommon heroism of youth. Amsterdam: Congresbundel Jeugdzorg in onderzoek: algemeen werkzame factoren: Plenaire lezing tijdens congres Jeugdzorg in onderzoek, gehouden op 27 januari 2006, p 38-56. Embregts, P.J.C.M. (2002a). Effects of video feedback on social behaviour of youth with mild mental retardation and staff responses. International Journal of Disability, Development and Education, 49, 105-116. Embregts, P.J.C.M. (2002b). Effect of Resident and Direct-care staff training on responding during social interactions. Research in Developmental Disabilities, 23, 353-366. Embregts, P.J.C.M. (2003). Using self-management, video feedback and graphic feedback to improve social behaviour of youth with mild mental retardation. Education and Training in Developmental Disabilities, 38(3), 282-294. Embregts, P.J.C.M. (2004). Effects of video feedback on social behaviour of youth with mild intellectual disabilities (MID). Journal of Intellectual Disability Research, 48, 291-320. Embregts, P.J.C.M. (2006). Toepassing van procedures van zelfmanagement bij jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking. In perspectief. Gedragsproblemen, psychiatrische stoornissen en licht verstandelijke beperking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Embregts, P.J.C.M. & Poelgeest, J. van (2004). Over grenzen. Een onderzoek naar
26
risicofactoren voor plaatsingsproblematiek. Een publicatie in samenwerking met het NIZWjeugd. Veldhoven: CCE. Emerson, E. (2003). Prevalence of psychiatric disorders in children and adolescents with and without intellectual disability. Journal of Intellectual Disability Research, 47, 51-58. Erve, van N., Poiesz, M. & Veerman, J.W. (2005). Bejegening van cliënten in de jeugdzorg. Kind en Adolescent, 26 (2).227-238. Erve, van N., Poiesz, M. & Veerman, J.W. (2007). Bejegening in de jeugdzorg. Handleiding B-toets. Nijmegen: Praktikon. Hastings R. P. (2002) Parental stress and behaviour problems in children with developmental disability. Journal of Intellectual Disability Research, 27, 149–160. Green, J. (2006). Annotation: The therapeutic alliance- a significant but neglected variable in child mental health treatment studies. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 425436. Hart, ‘t, H., Boeije, H. & Hox, J. (2005). Onderzoeksmethoden. Boom, onderwijs. Jenkins, R., Rose, J. & Lovell, C. (1997). Psychological well-being of staff working with people who have challenging behaviour. Journal of Intellectual Disability Research, 6, 502511. Jahr, E. (1998). Current issues in staff training. Research in Developmental Disabilities, 19 (1), 73-87. Laan, van der, P.H. (2006). Jeugdzorg werkt! Over wat jeugdzorg doeltreffend en effectief maakt. Amsterdam: Congresbundel Jeugdzorg in onderzoek: algemeen werkzame factoren: Plenaire lezing tijdens congres Jeugdzorg in onderzoek, gehouden op 27 januari 2006, p 19-37. Kragten, R. (1998). Bejegening in de G.G.Z.. Cliënten in de geestelijke gezondheidszorg aan het woord over bejegening. Utrecht, uitgave cliëntenraad Willem Arntsz Huis, onderdeel van Altrecht. Leijssen, M. Kenmerken van succesvolle hulpverleners. Antenne, 24 (2), 14-19. Lever, M.S. (2006). Mee in de hel en voor de duivel niet bang. Onderzoek naar de manier waarop ouders die moeilijk leren in goed lopende zaken de begeleiding door de gezinsvoogd ervaren. Deventer: Meesterproef Master of Arts Health Care & Social Work, Saxion Hoge scholen. Liber, J.M., Leeden, van der, A.J.M., Sauter, F. & Treffers, P.D.A. (2007). Therapeutische alliantie: de TPOCS-ANL.Een observatie-codeersysteem voor het beoordelen van de band tussen cliënt en therapeut bij kinderpsychotherapie. Kind en Adolescent, 28, 20-31. London, M. (1995). Giving feedback: Source-centered antecedents and consequences of
27
constructive en destructive feedback. Human Resource Management Review, 5 (3), 159188. Luckasson, R., Borthwick-Duffy, S., Buntinx, W., Coulter, D., Craig, P., Reeve, A., Schalock, R., Snell, M., Spitalnik, D., Spreat, S., & Tassé, M. (2002). Mental retardation: Definition, classification and systems of supports (10th ed.). Washington, DC: American Association on Mental Retardation. Martin, D.J., Garske, J.P., & Davis, M.K. (2000). Relation of the therapeutic alliance with outcome and other variables. A meta-analytic review. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68, 438-450. Nederlandse Vereniging voor Gehandicaptenzorg (NVGz). (1995). Vorm en kleur. Utrecht. Norcross, J.C. (2002). Psychotherapy relationships that work : therapist contributions and responsiveness to patients. Oxford: Oxford University Press. Noell, G.H., Duhon, G.J., Gatti, S.L. & Connell, J.E. (2002). Consultation, follow-up, and implementation of behavior management interventions in general education. School Psychology Review, 31, 217-234. Reid, D.H. & Parsons, M.B. (1996). A comparison of staff acceptability of immediate versus delayed verbal feedback in staff training. Journal of Organizational Behavior Management, 16(2), 35-47. Reid, H.D., Parsons, M.B., Lattimore, L.P., Towery, D.L. & Reade, K.K. (2005). Improving staff performance through clinician application of outcome management. Research in Developmental Disabilities, 26, 101-116. Rogers, C. (1965). Client-centered therapy. Its current practice, implications and theory. Boston: Houghton Mifflin. Smith, T., Parker, T., Taubaum, M. & Lovaas, O.I. (1992). Transfer of staff training from workshops to group homes: A failure to generalize across settings. Research in Developmental Disabilities, 13, 57-71. Steege, van der, M. (2003). Gewoon goed hulpverlenen. Over de cliënt central, vraaggericht werken en cliëntenparticipatie in de jeugdzorg. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Sturmey, P. (1998). History and contribution of organizational behaviour management to services for persons with developmental disabilities. Journal of Organizational Behavior Management, 18 (2-3), 7-32. Trijsburg, R.W. (2002). Interventies en interacties in de psychotherapie. Universiteit van Amsterdam: Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Amsterdam. Vandenmeulenbroecke, L., & Nys, K. (2001). Het concept van empowerment op het domein
28
van de gezins- en opvoedingsondersteuning en de pedagogische hulpverlening. Pedagogisch Tijdschrift, 26, 3-17. Van Dale, (2005). Van Dale Groot Woordenboek Hedendaags Nederlands. Utrecht: Van Dale Lexicografie. Verzaal, H. (2002). Empowerment in de jeugdzorg: onderzoek naar empowermentbevorderend gedrag van hulpverleners.
Academisch Proefschrift, Universiteit van
Amsterdam: Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Amsterdam. Wallander, J.L., Dekker, M.C., & Koot, H.M. (2003). Psychopathology in children and adolescents with intellectuele disability: Measurement, prevelende, cours, and risk. International Review of Research in Mental Retardation, volume 26. WOSO, Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs ( 2004). Bekwaam & Speciaal. Generiek competentieprofiel speciale onderwijszorg. Apeldoorn: Garant. Yperen, T. van (2004). Praktijkontwikkeling, onderzoek en beleid. Instrumenten voor een effectievere jeugdzorg. Kind en Adolescent, 25, 4-17.
29
Bijlage 1. Overzicht alle genoemde aspecten (volgorde op basis van meest genoemd in totaal) Volgorde Aspect Gastouders Groepsleiding Activiteitenleiding Subtotaal van belang Medewerker ( N = 2) ( N = 9) ( N = 7) s ( N = 18) 1 Manier regelgeving 2 (100%) 9 (100%) 7 (100%) 18 (100%) 2 Duidelijkheid 2 (100%) 9 (100%) 6 (86%) 17 (71%) 3 1 lijn team 2 (100%) 9 (100%) 5 (71%) 16 (89%) 4 Zaken bespreekbaar maken 2 (100%) 7 (78%) 7 (100%) 16 (89%) 5 Benoemen 2 (100%) 7 (78%) 6 (86%) 15 (83%) 6 Heldere, reële 2 (100%) 7 (78%) 4 (57%) 13 (72%) verwachtingen Consequent zijn 0 (0%) 8 (89%) 4 (57%) 12 (66%) 7 Humor 1 (50%) 4 (44%) 6 (86%) 11 (61%) Manier van aanspreken 2 (100%) 4 (44%) 4 (57%) 10 (56%) 8 Kijken betekenis gedrag 2 (100%) 5 (56%) 5 (71%) 12 (66%) Eerlijkheid/Openheid 2 (100%) 6 (67%) 3 (43%) 11 (61%) 9 Respect 1 (50%) 7 (78%) 3 (43%) 11 (61%) Verdiepen in mens 1 (50%) 6 (67%) 3 (43%) 10 (56%) tegenover je Accepteren van de persoon 2 (100%) 4 (44%) 4 (57%) 10 (56%) 10 Normale omgangsnormen 2 (100%) 5 (56%) 2 (29%) 9 (50%) Interesse 1 (50%) 6 (67%) 2 (29%) 9 (50%) Klaar staan 2 (100%) 2 (22%) 5 (71%) 9 (50%) 11 Gelijkwaardig/naast de jj 1 (50%) 3 (33%) 2 (29%) 6 (33%) Uitgaan van het positieve 1 (50%) 5 (56%) 3 (43%) 9 (50%) Uitleg waarom 0 (0%) 5 (56%) 2 (29%) 7 (39%) 12 Samenwerken 2 (100%) 4 (44%) 3 (43%) 9 (50%) Op gemak laten voelen 2 (100%) 2 (22%) 5 (71%) 9 (50%) Structuur 2 (100%) 4 (44%) 2 (29%) 8 (44%) Tijd nemen voor jj 1 (50%) 3 (33%) 4 (57%) 8 (44%) Complimenteren 0 (0%) 5 (56%) 3 (43%) 8 (44%) Vertrouwen geven 0 (0%) 4 (44%) 3 (43%) 7 (39%) Vragen ipv opdracht geven 2 (100%) 3 (33%) 2 (29%) 7 (39%)
Jongeren
Totaal
( N = 4)
( N = 22)
4 (100%) 3 (75%) 3 (75%) 2 (50%) 1 (25%) 2 (50%)
22 (100%) 20 (91%) 19 (86%) 18 (82%) 16 (73%) 15 (68%)
3 (75%) 3 (75%) 4 (100%) 1 (25%) 2 (50%) 1 (25%) 2 (50%)
15 (68%) 14 (64%) 14 (64%) 13 (59%) 13 (59%) 12 (55%) 12 (55%)
2 (50%) 2 (50%) 2 (50%) 2 (50%) 4 (100%) 1 (25%) 3 (75%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 2 (50%) 2 (50%)
12 (55%) 11 (50%) 11 (50%) 11 (50%) 10 (45%) 10 (45%) 10 (45%) 9 (41%) 9 (41%) 9 (41%) 9 (41%) 9 (41%) 9 (41%) 9 (41%)
30
Volgorde van belang
13
14
15
Aspect
Rustig praten/stem niet verheffen Kijken naar mening jj Maken van individuele afspraken Bereid echt te luisteren Niet overal bovenop zitten Vragen wat er is als jj niet lekker in vel zit Informele gesprekken Jj mee laten denken Inleven in jj Omgaan zoals je zelf ook behandelt wilt worden Respecteren als jj niet wil praten Eigen fouten toegeven Bieden van thuisbasis Jj nooit een gelijke Verantwoordelijkheid geven Jezelf zijn Belonen (ipv sancties) Over alles kunnen praten Jj inspraak geven Nakomen van afspraken Iedereen een kans Uitgaan van mogelijkheden Jj fouten durven laten maken Uitgaan van doelen jj
Jongeren
Totaal
( N = 4)
( N = 22)
2 (50%)
8 (36%)
5 (28%) 5 (28%)
3 (75%) 3 (75%)
8 (36%) 8 (36%)
2 (29%) 1 (14%) 3 (43%)
5 (28%) 4 (22%) 7 (39%)
3 (75%) 4 (100%) 0 (0%)
8 (36%) 8 (36%) 7 (32%)
4 (44%) 4 (44%) 2 (22%) 3 (33%)
3 (43%) 1 (14%) 3 (43%) 1 (14%)
7 (39%) 6 (33%) 6 (33%) 6 (33%)
0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%)
7 (32%) 7 (32%) 7 (32%) 7 (32%)
0 (0%)
3 (33%)
3 (43%)
6 (33%)
1 (25%)
7 (32%)
0 (0%) 2 (100%) 2 (100%) 1 (50%) 1 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (50%) 1 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
5 (56%) 1 (11%) 2 (22%) 1 (11%) 2 (22%) 4 (44%) 0 (0%) 1 (11%) 2 (22%) 2 (22%) 3 (33%) 2 (22%)
1 (14%) 2 (29%) 2 (29%) 3 (43%) 2 (29%) 1 (14%) 3 (43%) 1 (14%) 0 (0%) 3 (43%) 2 (29%) 1 (14%)
6 (33%) 5 (28%) 6 (33%) 5 (28%) 5 (28%) 5 (28%) 3 (17%) 3 (17%) 3 (17%) 5 (28%) 5 (28%) 3 (17%)
1 (25%) 2 (50%) 0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 3 (75%) 3 (75%) 3 (75%) 1 (25%) 1 (25%) 3 (75%)
7 (32%) 7 (32%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%) 6 (27%)
1 (50%)
3 (33%)
1 (14%)
5 (28%)
1 (25%)
6 (27%)
Gastouders
Groepsleiding Activiteitenleiding
5 (71%)
Subtotaal Medewerker s ( N = 18) 6 (33%)
( N = 2)
( N = 9)
( N = 7)
0 (0%)
1 (11%)
1 (50%) 1 (50%)
2 (22%) 3 (33%)
2 (29%) 1 (14%)
0 (0%) 0 (0%) 2 (100%)
3 (33%) 3 (33%) 2 (22%)
0 (0%) 1 (50%) 1 (50%) 2 (100%)
31
Volgorde van belang
16
17
18
Aspect
Zelfreflectie, kijken eigen aandeel Persoonlijke zaken vertellen Aansluiten bij beleving jj Niet persoon maar gedrag afkeuren Veel contact momenten Voorbeeldfunctie (gl houdt zich ook aan afspraken) Zorg voor goed contact Begripvol Gevoel van “onze”jj Zaken voorstructureren Betrokkenheid tonen Nabijheid Sturende coachende rol Jj zelf activeren Uitgaan interesses en wensen jj Serieus nemen Gevoel van veiligheid Manier waarop je kijkt Prettig voelen Oogcontact Terugkoppelen Vriendelijk zijn Zo benaderen alsof eigen kind is Natuurlijk overwicht Voorspelbaarheid
Jongeren
Totaal
( N = 4)
( N = 22)
0 (0%)
5 (23%)
4 (22%) 3 (17%) 3 (17%)
1 (25%) 2 (50%) 2 (50%)
5 (23%) 5 (23%) 5 (23%)
0 (0%) 1 (14%)
3 (17%) 3 (17%)
2 (50%) 2 (50%)
5 (23%) 5 (23%)
2 (22%) 1 (11%) 0 (0%) 1 (11%) 1 (11%) 2 (22%) 3 (33%) 3 (33%) 1 (11%)
1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 2 (29%) 1 (14%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
3 (17%) 2 (11%) 3 (17%) 3 (17%) 3 (17%) 2 (11%) 3 (17%) 3 (17%) 1 (6%)
2 (50%) 3 (75%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 2 (50%) 1 (25%) 1 (25%) 3 (75%)
5 (23%) 5 (23%) 4 (18%) 4 (18%) 4 (18%) 4 (18%) 4 (18%) 4 (18%) 4 (18%)
0 (0%) 2 (100%) 2 (100%) 2 (100%) 0 (0%) 1 (50%) 0 (0%) 2 (100%)
2 (22%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (11%) 0 (0%)
0 (0%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 3 (43%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%)
2 (11%) 3 (17%) 3 (17%) 3 (17%) 3 (17%) 2 (11%) 2 (11%) 3 (17%)
2 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 0 (0%)
4 (18%) 3 (14%) 3 (14%) 3 (14%) 3 (14%) 3 (14%) 3 (14%) 3 (14%)
1 (50%) 0 (0%)
1 (11%) 0 (0%)
1 (14%) 1 (14%)
3 (17%) 1 (6%)
0 (0%) 2 (50%)
3 (14%) 3 (14%)
Gastouders
Groepsleiding Activiteitenleiding
1 (14%)
Subtotaal Medewerker s ( N = 18) 5 (28%)
( N = 2)
( N = 9)
( N = 7)
2 (100%)
2 (22%)
0 (0%) 1 (50%) 1 (50%)
4 (44%) 1 (11%) 2 (22%)
0 (0%) 1 (14%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%)
3 (33%) 2 (22%)
0 (0%) 0 (0%) 2 (100%) 0 (0%) 1 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
32
Volgorde van belang
19
20
Aspect
Jj moeten altijd weten waar gl is Jj gehoord laten voelen Bieden vertrouwde leefomgeving Spiegelen, terugkaatsen Standvastig Vertrouwenspersoon Inzicht geven in gedrag jj Mens zijn Niet teruggrijpen op fouten Regie bij jj Ruimte initiatief jj Taalgebruik Niet uitgaan van info dossier Groep niet straffen voor gedrag individu Jj belangrijk gevoel geven Onvoorspelbaar zijn Discipline Bewust negeren Voor schut zetten Geduld Knuffelen Niet te veel info/opdrachten in 1 keer Niet te vrij Doorvragen Jj uitnodigen tot contact
Jongeren
Totaal
( N = 4)
( N = 22)
2 (50%)
3 (14%)
3 (17%) 2 (11%)
0 (0%) 0 (0%)
3 (14%) 2 (9%)
2 (29%) 1 (14%) 2 (29%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (14%)
2 (11%) 2 (11%) 2 (11%) 2 (11%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%) 1 (25%)
2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%) 2 (9%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
2 (50%)
2 (9%)
1 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%) 1 (14%)
1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%) 1 (6%)
1 (25%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
2 (9%) 1 (5%) 1 (5%) 1 (5%) 1 (5%) 1 (5%) 1 (5%) 1 (5%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
1 (11%) 1 (11%) 1 (11%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
1 (6%) 1 (6%) 1 (6%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
1 (5%) 1 (5%) 1 (5%)
Gastouders
Groepsleiding Activiteitenleiding
0 (0%)
Subtotaal Medewerker s ( N = 18) 1 (6%)
( N = 2)
( N = 9)
( N = 7)
0 (0%)
1 (11%)
1 (50%) 2 (100%)
2 (22%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (50%) 1 (50%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 1 (11%) 0 (0%) 2 (22%) 0 (0%) 0 (0%) 1 (11%) 1 (11%) 1 (11%) 0 (0%)
0 (0%)
33
Volgorde van belang
Aspect
Regelmatig zaken terug bespreken Privacy waarborgen Echt contact maken, bv naam noemen Klik met iemand
Jongeren
Totaal
( N = 4)
( N = 22)
0 (0%)
Subtotaal Medewerker s ( N = 18) 1 (6%)
0 (0%)
1 (5%)
0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%)
0 (0%) 0 (0%)
1 (25%) 1 (25%)
1 (5%) 1 (5%)
0 (0%)
0 (0%)
0 (0%)
1 (25%)
1 (5%)
Gastouders
Groepsleiding Activiteitenleiding
( N = 2)
( N = 9)
( N = 7)
0 (0%)
1 (11%)
0 (0%) 0 (0%) 0 (0%)
34
1
2
3
4
5
Bijlage 2 Overzicht belangrijkste aspecten volgens de gastouders met aantallen Jongeren Activiteiten- Subtotaal Aspect Gastouders GroepsMedewerkers leiding leiding ( N = 4) ( N = 18) ( N = 7) ( N = 9) ( N = 2) Kijken betekenis 2 (100%) 5 (56%) 5 (71%) 12 (66%) 1 (25%) gedrag Op gemak laten voelen 2 (100%) 2 (22%) 5 (71%) 9 (50%) 0 (0%) Bieden van thuisbasis 2 (100%) 1 (11%) 2 (29%) 5 (28%) 2 (50%) Omgaan zoals je zelf 2 (100%) 3 (33%) 1 (14%) 6 (33%) 1 (25%) ook behandelt wil worden Creëren van gevoel 2 (100%) 0 (0%) 1 (14%) 3 (17%) 0 (0%) van veiligheid Zorgen dat jongeren 2 (100%) 0 (0%) 1 (14%) 3 (17%) 0 (0%) zich prettig voelen Bieden vertrouwde 2 (100%) 0 (0%) 0 (0%) 2 (11%) 0 (0%) leefomgeving Manier regelgeving 2 (100%) 9 (100%) 7 (100%) 18 (100%) 4 (100%) Duidelijkheid 2 (100%) 9 (100%) 6 (86%) 17 (71%) 3 (75%) 1 lijn team 2 (100%) 9 (100%) 5 (71%) 16 (89%) 3 (75%) Normale 2 (100%) 5 (56%) 2 (29%) 9 (50%) 2 (50%) omgangsnormen Bieden van structuur 2 (100%) 4 (44%) 2 (29%) 8 (44%) 1 (25%) Zaken bespreekbaar 2 (100%) 7 (78%) 7 (100%) 16 (89%) 2 (50%) maken Benoemen 2 (100%) 7 (78%) 6 (86%) 15 (83%) 1 (25%) Heldere, reële 2 (100%) 7 (78%) 4 (57%) 13 (72%) 2 (50%) verwachtingen Eerlijkheid/Openheid 2 (100%) 6 (67%) 3 (43%) 11 (61%) 2 (50%) Accepteren van de 2 (100%) 4 (44%) 4 (57%) 10 (56%) 2 (50%) persoon Manier van aanspreken 2 (100%) 4 (44%) 4 (57%) 10 (56%) 4 (100%) Samenwerken/meewer 2 (100%) 4 (44%) 3 (43%) 9 (50%) 0 (0%) ken Kijken naar eigen 2 (100%) 2 (29%) 1 (14%) 5 (28%) 0 (0%) aandeel/zelfreflectie Manier waarop je kijkt 2 (100%) 0 (0%) 1 (14%) 3 (17%) 0 (0%) Klaar staan 2 (100%) 2 (22%) 5 (71%) 9 (50%) 2 (50%) Vragen ipv opdracht 2 (100%) 3 (33%) 2 (29%) 7 (39%) 2 (50%) geven Vragen wat er is als jj 2 (100%) 2 (22%) 3 (43%) 7 (39%) 0 (0%) niet lekker in vel zit Jj is nooit een gelijke 2 (100%) 2 (22%) 2 (29%) 6 (33%) 0 (0%) Gevoel van 2 (100%) 0 (0%) 1 (14%) 3 (17%) 1 (25%) “ onze” jongeren Zo benaderen alsof je 2 (100%) 0 (0%) 1 (14%) 3 (17%) 0 (0%) eigen kind is
Totaal ( N = 22) 13 (59%) 9 (41%) 7 (32%) 7 (32%)
3 (14%) 3 (14%) 2 (9%) 22 (100%) 20 (91%) 19 (86%) 11 (50%) 8 (36%) 18 (82%) 16 (73%) 15 (68%) 13 (59%) 12 (55%) 14 (64%) 9 (41%) 5 (23%) 3 (14%) 11 (50%) 9 (41%) 7 (32%) 6 (27%) 4 (18%) 3 (14%)
Bijlage 3. Uitgewerkt overzicht Inleven in jongeren, zorgen dat je beeld hebt Het allerbelangrijkste binnen de Belvertshoeve is het verdiepen in de jongeren, als groepsleider moet je weten wat voor persoon je tegenover je hebt. Dit houdt onder andere in dat je je verdiept in iemands dossier, dit houdt in dat je met de jongere zelf veelvuldig in gesprek gaat om over zijn perspectief te praten. Dit betekent ook dat je inzicht moet hebben in de doelgroep op de Belvertshoeve. Lastige hieraan is dat er op de Belvertshoeve jongeren wonen en werken met allerlei problematieken en achtergronden. Toch is het belangrijk om vanuit deze kennis goed te kunnen handelen. Inzicht in de LVG problematiek is hierbij cruciaal, hierbij speelt het waken voor overschatting een zeer grote rol. Zeker aangezien deze jongeren vaak heel goed zijn in camoufleren waar ze minder goed in zijn. Dit is de basis, waarbij vervolgens de aspecten zoals ze hieronder beschreven staan een verdere uitwerking zijn van wat belangrijk is voor het werken met de jongeren van de Belvertshoeve. Pas wanneer de begeleider een goed en reëel beeld van de jongere heeft, kan hij op de juiste manier concrete invulling geven aan onderstaande aspecten. Deze aspecten zijn wel onderdeel van een basishouding van een begeleider. Elk aspect hieronder moet gezien worden binnen de gehele context en beeld van een jongere zoals net beschreven. Deze aspecten zullen in de dagelijkse praktijk sterk samenhangen bij het handelen in situaties.
Methodisch handelen Bij het werken met deze jongeren is het belangrijk om methodisch te werken, binnen de Belvertshoeve is reeds gekozen om te werken met een fasesysteem zoals beschreven in het competentiegericht werken. Jongeren werken in bepaalde fases, hierbij is het belangrijk om in de eerste fase te beginnen en vervolgens in kaart te brengen wat een jongere wel en niet kan. Ook moet gecontroleerd worden hoe ver een jongere daadwerkelijk is. Een begeleider kan hierbij niet puur uitgaan van wat een jongere aangeeft of wat een begeleider zelf denkt. Naast het werken in fases, is ook het werken met individuele doelen een belangrijk onderdeel van methodisch werken. Met behulp van persoonlijke plannen wordt doelgericht gewerkt en dit wordt regelmatig geëvalueerd. Het gefaseerd werken en werken met persoonlijke plannen is uitgewerkt en zal daarom hier niet verder worden toegelicht.
Kijken naar betekenis gedrag; De begeleider leeft zich in in de jongere, hij gaat na waarom de jongere zich zo gedraagt als hij doet. Hierbij moet ervoor gewaakt worden dat een begeleider te veel redeneert vanuit wat hij zelf zou denken, doen of voelen in een vergelijkbare situatie. Deze jongeren zijn nu
36
eenmaal niet te vergelijken met de begeleiders, ze zitten niet voor niks op de Belvertshoeve en zijn beperkt. Dit neemt niet weg dat het inleven in jongeren erg belangrijk is, maar waak hierbij voor te veel redeneren vanuit je eigen perspectief. Ook reageren vanuit emoties en gedachten die bepaald gedrag bij de begeleider zelf oproept is menselijk, maar niet altijd de meest adequate manier van reageren. Het is zaak om als begeleider goed na te gaan waarom een jongere bepaald gedrag vertoont, negatief gedrag maar zeker ook positief gedrag. Dit leidt ertoe dat er op een adequate manier gereageerd kan worden op vertoonde gedrag. Hiervoor is opnieuw het beeld van een jongere dat een begeleider moet hebben, cruciaal. Verder is het belangrijk om dit met collega’s goed door te spreken en concrete afspraken te maken hoe je vervolgens handelt tav bepaald gedrag. Een voorbeeld hiervan: -Een jongere die druk en storend gedrag gaat vertonen op momenten dat de situatie voor hem niet duidelijk is. Het is dan belangrijk om niet alleen te reageren op het moeilijke, dwarse gedrag van de jongere, maar ook na te gaan waar het doorkomt en hier je handelen op af te stemmen.
Veilig, vertrouwd gevoel en thuisbasis; De begeleider zorgt ervoor dat de jongere zich veilig voelt. De omgeving dient hiertoe vertrouwd te zijn en moet voor de jongere echt een warme plek zijn waar hij zich thuis kan voelen. De begeleider spreekt bijvoorbeeld met bewoordingen waaruit veel respect spreekt en doet dit hartelijk en welgemeend. Dit kan per jongere op zeer verschillende manieren tot uiting komen, opnieuw sterk afhankelijk van de individuele jongere. Voorbeeld” - Bij iemand met hechtingsproblemen doe je dit niet door te dichtbij te komen, door te veel te zitten op het opbouwen van een relatie, maar dan benader je iemand neutraal-affectief, “zakelijk”. - Bij een jongere die hier voor het eerst op de fiets ergens naar toe moet, die hier normaal zelfstandig toe in staat is, maar niet bekend is in de omgeving. Een begeleider moet hier alert op zijn en samen met de jongere kijken of hij de weg weet, of het nodig is bv om de eerste keer mee te fietsen etc.
Prettig en gemakkelijk gevoel; De begeleider probeert ervoor te zorgen dat de jongere zich prettig en fijn voelt. De jongere moet zich op zijn gemak voelen bij de begeleider en in bepaalde situaties. Het kan zijn dat een begeleider hier actief in is en dit kan hij op verschillende manieren proberen te
37
bewerkstelligen. Ook hier geldt net als bij het aanbieden van een veilige, vertrouwde leefomgeving, dit per jongere anders zal zijn. Bovendien betekent dit niet dat alle gedrag van een jongere geaccepteerd moet worden, of dat iemand niet aangesproken dient te worden. Tenslotte geldt ook hier dat een begeleider moet waken om te veel uit te gaan bij wat hij zelf prettig vindt.
Omgang zoals jezelf ook behandelt wilt worden; De begeleider gaat met de jongere om zoals hij dit zelf ook op prijs zou stellen, hij doet geen dingen die hij zelf ook niet prettig vindt. De begeleider handelt volgens het algemene idee dat je een ander behandeld zoals je zelf ook behandeld wilt worden. Hier kunnen allerlei zaken onder vallen, bijvoorbeeld of iemand naar je luistert als je iets aan het vertellen bent. Een actieve luisterhouding waarbij de begeleider aandacht heeft voor de jongere is dan een goed voorbeeld. Dit lijkt tegenstrijdig met bovenstaande waarin duidelijk geformuleerd wordt dat een begeleider niet te veel vanuit zijn eigen perspectief moet redeneren, maar hier wordt meer gerefereerd aan algemene normen en waarden die ook in de maatschappij nodig zijn.
Voldoende structuur en duidelijkheid; De begeleider biedt de jongere voldoende structuur en duidelijkheid. De mate waarin, zal per jongere kunnen verschillen. De begeleider stemt dit goed af op de behoefte van de individuele jongere. Duidelijkheid kan onder andere geboden worden door het hanteren van heldere en begrijpelijke taal, maar ook in het vormgeven en structuren van situaties of duidelijk antwoord geven en situaties overzichtelijk maken voor de jongere. Ook het consequent, betrouwbaar en voorspelbaar zijn van de begeleiders is hierin cruciaal.
Fatsoensnormen; De begeleider hanteert zelf fatsoensnormen, heeft hierin een voorbeeldfunctie. De begeleider zorgt ervoor dat de jongeren zich hier ook aan houden en spreekt hen duidelijk maar rustig aan wanneer jongere zich onfatsoenlijk gedragen. Hierbij kan vooral gedacht worden aan taalgebruik van jongeren, waaronder schelden en vloeken, maar ook de manier van praten over andere personen of bijvoorbeeld luisteren naar een ander, een ander aankijken als die tegen je praat etc. Voorbeeld Een jongere die vaak en snel een grote mond geeft, dit moet door groepsleiding besproken met deze jongere worden. Dit wordt niet geaccepteerd, tegelijkertijd speelt hier dan weer mee dat van de begeleider wordt verwacht dat hij nagaat waarom deze jongere zo vaak een
38
grote mond geeft. Is dit vanuit bijvoorbeeld onzekerheid omdat deze jongere zo voortdurend bevestigd wil zien dat hij er ondanks de grote mond toch geaccepteerd zal blijven?
Accepteren van de jongere; De begeleider accepteert de jongere zoals hij is, dus ook hier is het dan van belang om te weten hoe de jongere in elkaar zitten. De begeleider neemt de jongere als persoon serieus in wat hij zegt of doet. Hij maakt hierover geen grapjes bijvoorbeeld die vervelend zijn voor de jongere, of waar ongeloof of ridiculisering doorklinkt. Dit wil niet zeggen dat er geen grapjes gemaakt kunnen worden. De begeleider geeft ook geen (negatief) oordeel over de jongere. Met acceptatie wordt niet bedoeld dat ieder gedrag of initiatief van de jongere moet worden toegejuicht of getolereerd. Ongewenst gedrag moet niet geaccepteerd worden, maar dan moet het gedrag en niet de jongere als persoon afgewezen worden.
Openheid en eerlijkheid; De begeleider is open en eerlijk, dit houdt onder andere in dat hij zaken direct benoemt naar jongere toe op een prettige manier. De begeleider maakt zaken bespreekbaar en benoemt zaken, ook indien dit leidt tot een conflict of boosheid bij een jongere. Aan jongeren uitleg geven waarom is hier een zeer belangrijk onderdeel van. Openheid en eerlijkheid betekent dat een begeleider zich soms ook kwetsbaar durft en kan opstellen, zonder de balans tussen nabijheid en afstand te verstoren.
Heldere en reële verwachtingen; De begeleider maakt duidelijk aan de jongere wat hij verwacht, dit door ervoor te zorgen dat de situatie duidelijk en overzichtelijk is, doordat de regels en afspraken helder zijn. Dit doet de begeleider vooral door duidelijk te maken, vooral door dit letterlijk uit te spreken wat hij verwacht van een jongere ten aanzien van zijn gedrag en houding in een bepaalde situatie. Hierbij speelt het eerder genoemde risico op overschatting, dat alom aanwezig is bij deze doelgroep
mee.
Vaak
worden
deze
jongeren
overschat
wat
kan
leiden
tot
(gedrags)problemen. De begeleider zorgt ervoor dat hij weet wat de problematiek van de jongere is, en wat de (on)mogelijkheden zijn, alleen dan kunnen er ook reële en haalbare eisen aan jongeren gesteld worden.
39
Bijlage 4. Observatieformulieren
A Observatie overdracht Het is de bedoeling dat je de opname van de overdracht eenmaal bekijkt, dit is ongeveer een half uur opname. Dan vul je het onderstaande scoringsformulier in.
Scoringsformulier: Naam begeleider: ___________________
Datum overdracht:_________
I Scoor in hoeverre de begeleider de volgende handelingen doet of niet Indien je het niet goed kunt beoordelen, kruis dan ja aan
Voorbereiding: De begeleider heeft koffie/thee/kopjes/suiker etc klaar staan
ja / nee
De begeleider heeft de medicatie v/d jongeren gegeven
ja / nee
De begeleider heeft taxigeld beneden klaar liggen
ja / nee
De begeleider is goed voorbereid ten aanzien
ja / nee
van de te geven informatie (hoeft bv niet steeds in agenda te bladeren, of weet vaak niet hoe het zit) De begeleider draagt er zorg voor dat er een collega bij de jongeren
ja / nee
gaat zitten Gang van zaken tijdens overdracht: De begeleider heeft een goede positie aan tafel: aan kop
ja / nee
De begeleider zorgt dat er niet te lang over onderwerpen
ja / nee
wordt uitgeweid De begeleider maakt duidelijke en concrete afspraken
ja / nee
De begeleider start op tijd met de overdracht
ja / nee
Informatie overdracht: De begeleider volgt het overdrachtsformulier (zie bijlage)
ja / nee
De begeleider geeft voldoende informatie
ja / nee
De begeleider is goed op de hoogte van alle zaken, afspraken etc
ja / nee
De begeleider spreekt af wat de tafelindeling bij de lunch is
ja / nee
II Beoordeling regievoering Als je de gehele opname beoordeelt, hoe vind je dan dat de begeleider de regie voert. De begeleider voert goed de regie tijdens deze overdracht:
40
1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal
4) Beetje eens 5) Volledig eens
41
B Observatie avondeten: I script avondeten
Het avondeten verloopt volgens een aantal vaste afspraken:
-
De begeleider is tijdig beneden (17.15)
-
De begeleider zorgt ervoor dat alle spullen op tafel staan, dat de tafel goed gedekt is (kan zijn door ervoor te zorgen dat de jongere die tafelbeurt heeft hierin goed aan te sturen/controleren)
-
Medicatie moet voor eten gegeven zijn aan de jongeren in de zaal waarin de begeleider zelf eet
-
Er wordt zo min mogelijk gelopen onder het eten, jongeren lopen niet
-
Jongeren hebben geen vaste plek
-
De begeleider zorgt ervoor dat hij een goede plek uitkiest, dit kan per keer verschillen.
-
Om 17.30 wordt er begonnen met eten
-
De jongeren moeten dan ook aan tafel zitten, zij moeten op tijd zijn. De regel is dat als ze te laat zijn, ze op hun kamer moeten eten.
-
Het is fatsoenlijk om op elkaar te wachten met eten, er wordt pas begonnen met eten als de begeleider het signaal geeft “smakelijk eten”.
-
Het is de bedoeling dat het eten rustig verloopt, maar het is ook een moment waarop er gezellig gekletst kan worden. Indien nodig, neemt een begeleider hier initiatief toe.
42
Scoringsformulier: Naam begeleider: ___________________
Datum avondeten:_________
Geef aan de hand van de opname aan in hoeverre de begeleider zich houdt aan deze afspraken
Voorbereiding De tafel is goed gedekt, er hoeft niks meer tijdens het eten gepakt te worden
ja / nee
De begeleider zit tijdig aan tafel
ja / nee
De begeleider kiest een goede plek uit om te gaan zitten
ja / nee
Verloop eten De begeleider begint op tijd met eten, 17.30
ja / nee
De begeleider geeft een algemeen duidelijk signaal waarop iedereen
ja / nee
begint te eten: namelijk door “smakelijk eten” te zeggen De begeleider houdt de jongeren aan de regels en afspraken jongeren hebben geen pet op aan tafel
ja / nee
jongeren zitten op tijd aan tafel
ja / nee
jongeren mogen niet mee-eten als ze te laat zijn
ja / nee
jongeren wachten met eten op elkaar en op signaal
ja / nee
jongeren blijven zitten, lopen niet rond
ja / nee
…… evt andere zaken die voorkomen op opname
ja / nee
De begeleider spreekt de jongeren op een goede en duidelijke manier aan
ja / nee
De begeleider zorgt ervoor dat de jongeren pas van tafel gaan als iedereen
ja / nee
klaar is
Rust en gezellig Als je de gehele opname beoordeelt, geef aan in hoeverre jij vindt dat de begeleider erin slaagt om het eten zowel rustig maar toch ook gezellig en sociaal te laten verlopen: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
43
B Observatie avondeten II aspecten handelen begeleiders
Het is de bedoeling dat de begeleider een aantal accenten legt in de manier waarop hij omgaat met de jongeren. Zie bijlage voor een toelichting van de aspecten. Kijk de opname gedurende 15 minuten, en let hierbij op de begeleider in combinatie met één bepaalde jongere. Dit wordt vooraf aangegeven, het kan zijn dat je gevraagd wordt op dezelfde opname meerdere malen te bekijken en te beoordelen. Dan gaat het steeds om een andere jongere.
Scoringsformulier:
Naam begeleider: ___________________
Datum avondeten:_________
Welke jongere: _____________________
Geef aan in hoeverre je vindt dat de begeleider onderstaande aspecten toepast: Indien je het niet goed kunt beoordelen, kruis dan neutraal aan.
De begeleider kijkt naar de betekenis van het gedrag van de jongere: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider geeft de jongere een veilig gevoel, biedt een thuisbasis, een vertrouwde leefomgeving: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider probeert de jongere zich prettig en op zijn gemak te laten voelen: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider gaat om met de jongere zoals hij/zij zelf ook behandeld zou willen worden: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider biedt voldoende structuur en duidelijkheid: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider hanteert fatsoensnormen:
44
1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal
4) Beetje eens 5) Volledig eens
45
De begeleider accepteert de jongere: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider is eerlijk en open: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
De begeleider hanteert heldere en reële verwachtingen: 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
46
B Observatie avondeten III Toelichting aspecten:
Kijken naar betekenis gedrag; De begeleider leeft zich in in de jongere, hij gaat na waarom de jongere zich zo gedraagt als hij doet.
Veilig, vertrouwd gevoel en thuisbasis; De begeleider zorgt ervoor dat de jongere zich veilig voelt. De omgeving dient hiertoe vertrouwd te zijn en moet voor de jongere echt een warme plek zijn waar hij zich thuis kan voelen. De begeleider is bijvoorbeeld warm, en spreekt met bewoordingen waaruit veel gevoel spreekt en doet dit hartelijk en welgemeend. Deze categorie kan soms lastig te beoordelen zijn, dan geef je aan in hoeverre je het idee hebt dat de jongere zich veilig, vertrouwd en thuis voelt, ook als hier geen directe handelingen toe door de begeleider worden ondernomen.
Prettig en gemakkelijk gevoel; De begeleider probeert ervoor te zorgen dat de jongere zich prettig en fijn voelt. De jongere moet zich op zijn gemak voelen bij de begeleider en in bepaalde situaties. Het kan zijn dat een begeleider hier actief in is en dit kan hij op verschillende manieren proberen te bewerkstelligen. Deze categorie kan soms ook lastig te beoordelen zijn, dan geef je aan in hoeverre je het idee hebt dat de jongere zich prettig en op zijn gemak voelt, ook als hier geen directe handelingen toe door de begeleider worden ondernomen.
Omgang zoals jezelf ook behandelt wilt worden; De begeleider gaat met de jongere om zoals hij dit zelf ook op prijs zou stellen, hij doet geen dingen die hij zelf ook niet prettig vindt. De begeleider handelt volgens het algemene idee dat je een ander behandelt zoals je zelf ook behandelt wilt worden. Hier kunnen allerlei zaken onder vallen, bijvoorbeeld of iemand naar je luistert als je iets aan het vertellen bent. Een actieve luisterhouding waarbij de begeleider aandacht heeft voor de jongere is dan een goed voorbeeld.
Voldoende structuur en duidelijkheid; De begeleider biedt de jongere voldoende structuur en duidelijkheid. De mate waarin het voldoende is, zal per jongere kunnen verschillen. De begeleider stemt dit dan ook goed af op
47
de behoefte van de individuele jongere. Duidelijkheid kan onder andere geboden worden door het hanteren van heldere en begrijpelijke taal, maar ook in het vormgeven en structuren van situaties of duidelijk antwoord geven en situaties overzichtelijk maken voor de jongere.
Fatsoensnormen; De begeleider hanteert zelf fatsoensnormen, heeft hierin een voorbeeldfunctie. De begeleider zorgt ervoor dat de jongeren zich hier ook aan houden en spreekt hen duidelijk maar rustig aan wanneer jongere zich onfatsoenlijk gedragen. Hierbij kan vooral gedacht worden aan taalgebruik van jongeren, waaronder schelden en vloeken, maar ook de manier van praten over andere personen of bijvoorbeeld luisteren naar een ander, een ander aankijken als die tegen je praat etc.
Accepteren van de jongere; De begeleider neemt de jongere zoals hij is. De begeleider neemt de jongere als persoon serieus in wat hij zegt of doet. Hij maakt hierover geen grapjes bijvoorbeeld die vervelend zijn voor de jongere, of waar ongeloof of ridiculisering doorklinkt. Dit wil niet zeggen dat r geen grapjes gemaakt kunnen worden. De begeleider geeft ook geen (negatief) oordeel over de jongere. Met acceptatie wordt niet bedoelt dat ieder gedrag of initiatief van de jongere moet worden toegejuicht of getolereerd. Ongewenst gedrag moet niet geaccepteerd worden, maar dan moet het gedrag en niet de jongere als persoon afgewezen worden.
Openheid en eerlijkheid; De begeleider is open en eerlijk, dit houdt onder andere in dat hij zaken direct benoemt naar jongere toe op een prettige manier. De begeleider maakt zaken bespreekbaar.
Heldere en reële verwachtingen; De begeleider maakt duidelijk aan de jongere wat hij verwacht, dit door ervoor te zorgen dat de situatie duidelijk en overzichtelijk is, doordat de regels en afspraken helder zijn. Dit doet de begeleider vooral door duidelijk te maken, vooral door dit letterlijk uit te spreken wat hij verwacht van een jongere ten aanzien van zijn gedrag en houding in een bepaalde situatie.
48
Bijlage 5. Tevredenheidvragenlijst
Deze vragenlijst gaat over de video-feedbacksessies die je ontvangen hebt. Ik wil graag jouw mening horen over deze training.
In totaal worden er 18. vragen over de video-feedbacksessies gesteld. Er zijn geen goede of foute antwoorden, het gaat om jouw mening. Er wordt steeds een zin genoemd en het is de bedoeling dat je aangeeft in hoeverre jij het daar mee eens bent. Denk hierbij niet te lang na, het gaat om je eerste spontane reactie.
1 De aanwezigheid van de camera op de Belvertshoeve is geaccepteerd door het personeel 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
2
De aanwezigheid van de camera op de Belvertshoeve is door de jongeren
geaccepteerd 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
3 Ik heb de aanwezigheid van de camera op de Belvertshoeve geaccepteerd 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
4 De video-feedbacksessies zijn geaccepteerd 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
5 Mijn gedrag als begeleider is op een adequate manier in beeld gebracht 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
6 Mijn vaardigheden zijn toegenomen na deze training 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
7 Ik vertoon meer adequaat gedrag in de omgang met de jongeren 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
8 Ik bejegen de jongeren bewuster 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
49
9 Ik ben tevreden over de video-feedbacktraining. 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
10 Ik vind deze manier van feedback krijgen prettig 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
11 Ik ervaar deze manier van feedback krijgen als confronterend 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
12 De training voldoet aan mijn verwachtingen 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
13 Ik heb meer handvaten gekregen om de overdracht goed vorm te geven 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
14 Ik heb meer handvaten gekregen om het avondeten goed te laten verlopen 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
15 De inspanning die van mij verwacht wordt, vind ik voldoende 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
16 Ik ervaar voldoende veiligheid op de Belvertshoeve om met dit bezig te zijn 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
17 Ik heb het idee dat andere collega’s die geen feedback ontvangen er ook iets aan hebben 1) Volledig oneens 2) Beetje oneens 3) Neutraal 4) Beetje eens 5) Volledig eens
18 Mijn eindoordeel over de video-feedbacktraining is 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
50