Tijdschrift Toelating gesloten verpakking 2099 Antwerpen X - n° BC 6379
Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug. Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
België-Belgique P.B. 2099 Antwerpen X PB 12/39
Campuskrant erkenning: p303221
16 mei 2007 | nr 10 | 18de ja argang | w w w.kuleu ven.be/ck/
t ijdschr if t va n de k.u.leu v en
6
Nieuws DOCTORAATSSCHOLEN OPGERICHT
17
14
Diversiteit SCHEPEN MOHAMED RIDOUANI WIL MEER ALLOCHTONE STUDENTEN
Leven na Leuven PETER BROSENS, GEOGRAAF, ANTROPOLOOG EN REGISSEUR
Studenten gaan onbewust onbekwaam om met informatie
De millenniumstudent googelt, knipt en plakt Uit een recent onderzoek van de Campusbibliotheek Arenberg (CBA) blijkt niet alleen dat bachelorstudenten uit de Groep Exacte Wetenschappen de bibliotheek niet vaak bezoeken, maar ook dat ze weinig weten over plagiaat en dat de informatie voor hun papers en scripties vooral verzameld wordt via zoekmachine Google. Wetenschappelijk medewerkster Ellen Martens, die het onderzoek samen met CBA-bibliothecaris Didactiek Linda Stoop uitvoerde in het kader van een onderwijsinnovatieproject, licht de resultaten toe. “Onze jonge studenten mogen dan wel erg ICT-vaardig zijn, wat hun informatievaardigheid betreft, blijkt er nog heel wat werk aan de winkel.” Tim Willekens
H
“
et google-fenomeen doet zich niet enkel aan onze universiteit voor”, weet Martens. “Over de hele wereld worden er onderzoeken verricht om na te gaan hoe de zogenaamde millenniumstudenten, dat is de generatie studenten die rond het jaar 2000 aan universitaire studies begonnen is, omgaan met informatie. Dat die jongeren vlot overweg kunnen met computers en het internet, is algemeen bekend. Maar blijkbaar is het met hun informatievaardigheden heel wat slechter gesteld. Het is natuurlijk belangrijk dat ze beseffen dat even googelen en dan knippen en plakken geen wetenschappelijk verantwoorde manier van werken is. De CBA ziet het als leverancier van informatie als haar taak om studenten uit te leggen op welke manieren ze informatie kunnen verzamelen en hoe ze verondersteld worden met de gevonden informatie om te gaan.” “Om uit te zoeken op welke vlakken er actie nodig is, legden we een vragenlijst voor aan vijfhonderd studenten uit de eerste bachelor bio-ingenieurswetenschappen, wetenschappen, ingenieurswetenschappen en bewegings- en revalidatiewetenschappen, het doelpubliek van onze bibliotheek. Verder interviewden we een aantal docenten van de betrokken faculteiten, om ook
Verschijningsdata Campuskrant 2007
(© Rob Stevens)
Rook zonder vuur Een brandweerman begeleidt een lichtgewonde student uit een labo van het Departement Chemie, waar na een ontploffing brand is uitgebroken. Tenminste: dat was het fictieve uitgangspunt van een provinciale rampoefening die op 7 mei plaatsvond op Campus Arenberg III. Voor de universiteit was het de gelegenheid om de vierde en laatste fase van het noodplan uit te testen. Verslag en reacties op pagina 8.
met hun ervaringen en verwachtingen rekening te kunnen houden.” Plagiaat Het onderzoek leverde enkele opmerkelijke resultaten op. Ellen Martens: “Er heerst bijvoorbeeld geen bibliotheekcultuur meer. Omdat studenten via zoekmachines een schat aan informatie kunnen bereiken op websites, verplaatsen ze zich nog maar zelden naar de bibliotheek. Wanneer ze het toch doen, is dat vooral in functie van verplichte opdrachten.” Het beeld van de moderne student die blindelings zijn weg vindt in de digitale informatiewereld, blijkt toch ook niet helemaal te kloppen. Zo weten weinig studenten dat de bibliotheek ook elektronische databanken en catalogi aanbiedt op haar website. “Die bevinding is
nr. Verschijningsdatum
11 13 juni
opmerkelijk, niet enkel omdat de universiteit erg veel investeert in de elektronische databanken, maar ook — en vooral — omdat via onze catalogi en databanken een heel ander soort documenten kan worden bereikt. Het belang van artikels uit gespecialiseerde tijdschriften wordt bijvoorbeeld sterk onderschat. Studenten vertrouwen vaak blindelings op websites zoals Wikipedia en benaderen de aangeboden informatie daarbij niet altijd kritisch genoeg.” Ook wanneer studenten hun weg naar een elektronische informatiebron hebben gevonden, verloopt de zoekopdracht niet altijd even vlot. “Zo blijkt het kunnen bepalen van de juiste zoektermen niet zo vanzelfsprekend te zijn. Daarnaast weten de meeste ondervraagden bijvoorbeeld wel dat ze zoektermen kunnen combineren met AND,
1 (jg. 19) 19 september
2 (jg. 19) 17 oktober
maar de operator OR om verschillende mogelijkheden aan te geven is al heel wat minder bekend.” De problemen doen zich echter niet alleen voor tijdens de zoektocht naar informatie. Hoewel eindverhandelingen aan de K.U.Leuven vanaf volgend jaar waarschijnlijk gescreend zullen worden op plagiaat, blijkt uit het onderzoek van Martens dat veel studenten simpelweg niet weten hoe ze op een correcte manier moeten refereren. “Vijfenzeventig procent geeft een bronvermelding wanneer er stukken tekst van een andere auteur worden overgenomen, maar slechts vijfentwintig procent vindt dat ook nodig wanneer de tekst geparafraseerd wordt.” pagina 5: “Geen slechte wil”
3 (jg. 19) 14 november
4 (jg. 19) 12 december
2
Inhoud 5
Oudste spin-off viert zestigste verjaardag
6
Competentieprofiel voor doctorandi
7
Tevreden reacties na rampoefening
8
Meer steun nodig voor strijd tegen kindermishandeling
9
Gewezen Indiase kindslaven getuigen
De valkuilen van het consumentenkrediet
10
Permanente vorming
Fonds helpt brug slaan tussen kennis en kunst
11
Doctoraat over engagement in Zuid-Afrikaanse animatiefilms
11
Een kompas voor intercultureel ondernemen
Living Stone Competentiecentrum
Het denkwerk achter oorlogsvoering
12
Nieuwe publicatie Luc De Vos
De psychologische puzzelstukjes van pijn
12
16.5.2007
campuskrant
Schenking Servranckx aan K.U.Leuven
Bodemkundige Dienst
Doctoraatsscholen rekruteren internationaal
nieuws
Van 24 mei tot 2 juli loopt in de Universiteitsbibliotheek een expositie rond het oeuvre van de Vlaamse avant-garde kunstenaar Victor Servranckx. Aanleiding voor de tentoonstelling is de recente schenking van archivalia en schilderijen van Servranckx aan de K.U.Leuven uit het legaat van Mevrouw Servranckx-Turcksin. De schenking kwam tot stand door toedoen van pastoor Jos Gijsbrechts uit Kortenberg, die een huisvriend was van het echtpaar Servranckx. Gijsbrechts heeft de collectie jarenlang gekoesterd en beschikbaar gesteld voor wetenschappelijk onderzoek. De jonge Jan Hoet promoveerde op het materiaal met een verhandeling over Servranckx.
D
e tentoonstelling Victor Servranckx (1897-1965). Een veelzijdig kunstenaar wil in de eerste plaats het legaat presenteren, maar daarnaast ook nuances aanbrengen in de bestaande beeldvorming en de gebruikelijke canon bijstellen. De expo moet nieuw licht werpen op de betekenis van Servranckx voor het modernisme en de Belgische avant-garde tijdens het interbellum. Intensief onderzoek heeft immers uitgewezen dat het belang van Servranckx tot op heden sterk is onderschat. Servranckx was een pionier. De eerste non-figuratieve doeken die in ons land werden tentoongesteld waren van zijn hand. Hij beet in de jaren twintig de spits af in de Belgische beweging rond abstractie en constructivisme. Van alle gangmakers van het modernisme was hij degene die op de meest koortsachtige wijze de nieuwe mogelijkheden van de beeldende en toegepaste kunst heeft afgetast en het complexe wereldbeeld van de vorige eeuw vanuit
verschillende gezichtspunten heeft benaderd. Dit gedachtegoed vertaalt zich picturaal in een evolutie van vergaande abstrahering van figuratieve elementen naar zuiver geometrische composities. Uiteindelijk zal het figuratieve uitgangspunt helemaal verdwijnen. Tot eind 1924 bouwt hij die geometrische visie consequent uit, waarna hij zijn constructivistisch experiment afsluit. Later evolueert hij tot lyrisch abstracte werken die een kosmische surrealistische sfeer uitstralen. Het archief — brieven, artikels en andere geschriften van Servranckx — werd toevertrouwd aan het Universiteitsarchief. Enkele kunstwerken zullen een plaats krijgen in de Raadszaal van het rectoraat en in de Faculteitenkamer van de Universiteitshal. De expositie loopt tot 2 juli, Universiteitsbibliotheek, Mgr. Ladeuzeplein 21, Leuven. Openingstijden ma-do 9-20u, vr 9-17u, za 9-12u.
Interview expert Johan Vlaeyen
“Ook bij honderdste examen nog faalangst”
13
Hugo Van Rompaey: na 7 studies nu ook een doctoraat
Leven na Leuven: filmmaker Peter Brosens
14
De collega’s: Brigitta De Baets
15
Eindwerk over toegankelijkheid aula’s
16
“Diversiteit mag geen lege doos worden”
17
Schepen Mohamed Ridouani
Lerarenopleidingen Associatie op één spoor
18
Rechtgezet
19
Is lezen in het donker slecht voor je ogen?
Vragevuur Stijn Bruers
Paul Jolie benoemd als financieel directeur
‘De stad op de berg’ bekroond
Paul Jolie werd aangesteld tot financieel directeur van de universiteit. Jolie (Ukkel, 1956) studeerde toegepaste economische wetenschappen aan de K.U.Leuven en bedrijfsbeheer aan de Vlerick School voor Management in Gent. Hij werkte achtereenvolgens bij Esso, de Groep Argenta, Tenneco en BTR. In 1991 koos hij voor het onderwijs. Jolie doceerde algemeen boekhouden en bedrijfsorganisatie aan de Vlekho en werd er hoofd van het Departement Handelswetenschappen. Sinds 1999 is hij centraal administrator van de Hogeschool voor Wetenschap & Kunst. Hij leidt er de financiele diensten en staat de algemeen directeur bij in het beheer van de hogeschool. Jolie zette zich de voorbije jaren actief in voor de vorming van de Associatie K.U.Leuven, onder meer op het vlak van gezamenlijke aanbestedingsdossiers.
Het boek De stad op de berg. Een geschiedenis van de Leuvense universiteit sinds 1968 van Jo Tollebeek en Liesbet Nys (en met de medewerking van Lieve Gevers, Louis Vos en Ruben Mantels) ontvangt op 7 juni de provinciale prijs historisch onderzoek 2006. De prijsuitreiking wordt voorafgegaan door ‘Het salon van de universiteit’, drie generaties aan het woord over ‘hun’ universiteit: Frieda Van Wijck in gesprek met Emma Vorlat, Wilfried Martens en Saskia De Coster. 7 juni, 20u, Kunstencentrum STUK, Soetezaal, Naamsestraat 96, Leuven. http://www.vlaamsbrabant.be/cultuur http://www.kuleuven.be/ck/2005_06/02/ ck17-02-stadopdeberg.php
20
Lezersbrief Carrière met kinderen Met gemengde gevoelens las ik over de thesisprijs die Mieke Jansen in ontvangst mocht nemen voor haar werk over carrière en kinderen (Campuskrant jg. 18 nr. 9, pagina 13). Vooral de uitspraak ‘Wie zijn job niet belangrijk vindt, is al sneller geneigd om vroeg kinderen te krijgen dan jonge vrouwen met een positieve werkattitude’ heeft mij geraakt. Ikzelf ben 25 jaar, zit in mijn eerste HIBO-jaar (8ste jaar geneeskunde) en ben zwanger van mijn eerste kindje dat één dezer dagen zijn intrede zal nemen in deze wereld. Ik vind dit zeker géén beknotting van mijn carrière (mis-
schien was dit zo tien jaar geleden bij aanvang van de studie) mits goede organisatie. En door voor kinderen te kiezen op ‘jonge’ leeftijd (hoewel 25 jaar biologisch gezien de beste leeftijd is voor een eerste kind) sta ik zeker en vast niet negatiever tegenover mijn werk als huisarts. Ik vind de conclusie in dit artikel dus op zijn minst gezegd grof en zeker verkeerd geformuleerd! En ik zal zeker niet de enige zijn die hier zo over denkt... Dr. An Lauryssen
campuskrant
nieuws
16.5.2007
3
“ ” geciteerd
Marathons voor managers
Het L a atste Nieu ws, 23. 4.2007 —
Het Lac de Guiers in Senegal: een ontmoetingsplaats voor de bevolking, maar ook parasieten zoeken er contact. (© ingezonden)
Postdoc verbleef maand in Afrika voor onderzoek tropische ziekte
Zoet water breekt Senegalezen zuur op Een ziekte met wereldwijd meer dan 200 miljoen lijders verdient de nodige onderzoeksaandacht, zou je denken. Toch staat de parasitaire aandoening schistosomiasis (ook bilharzia genoemd) in het lijstje neglected tropical diseases van de WHO. Aan dr. Tine Huyse, FWO-bursaal op het Laboratorium voor Aquatische Ecologie en Evolutiebiologie, zal het niet liggen. Zij doet onderzoek naar de ziekte, en trok in april naar het noorden van Senegal, waar twintig jaar geleden een epidemie uitbrak die nog altijd doorwerkt bij de plaatselijke bevolking. Reiner Van Hove
D
e parasiet die verantwoordelijk is voor schistosomiasis heeft een intrigerende maar weinig appetijtelijke levenscyclus. Huyse: “De ziekte wordt veroorzaakt door wormen die in zoet water voorkomen. De larven dringen eerst een tussengastheer binnen, de zoetwaterslak. Als ze ontwikkeld zijn, verlaten de larven de slak en boren ze zich vervolgens door de huid van de mens of van andere zoogdieren. Via de longen komen de wormen in het bloedvatensysteem terecht. Het mannetje en vrouwtje paren in de lever, en nestelen zich daarna in de mesenteriale venen in de buik, of de venen rond de blaas en nieren. Vanaf dan produceren ze eitjes die zich door de wanden boren en zo in de urine of stoelgang terecht komen. Lever, longen, darmen en nieren worden zwaar aangetast, soms met de dood tot gevolg. Er is ook een kleine kans dat de eitjes ‘verdwalen’ en in het ruggenmerg of de hersenen terecht komen, waar ze ontstekingen of verlammingen kunnen veroorzaken.” Het hek van de dam In april trok Huyse voor een maand naar het noorden van Senegal. Een twintigtal jaar geleden werd daar een dam gebouwd in de Senegal-rivier, om het gebied door irrigatie beter geschikt te maken voor landbouw. Helaas bleken de slakken die deel uitmaken van de levenscyclus van de parasiet ook baat te
hebben bij die ingreep. Huyse: “De ecologische veranderingen bevorderden de groei en verspreiding van de zoetwaterslakken. Een studie had vooraf wel uitgewezen dat de kans op een epidemie miniem was omdat de parasieten niet voorkwamen in de onmiddellijke omgeving. Maar waarschijnlijk zijn er parasieten meegereisd met mensen uit het zuiden van Senegal, die naar het noorden kwamen om te profiteren van de nieuwe landbouwindustrie. Hoe dan ook: er brak een massale epidemie van schistosomiasis uit in het gebied.” Samen met twee collega’s van het Instituut voor Tropische Geneeskunde, dat de evolutie van de epidemie sinds enkele jaren opvolgt, onderzocht Huyse in twaalf dorpen telkens vijfenzeventig kinderen, om de verspreiding van de ziekte na te gaan. De geïnfecteerde kinderen werden meteen ook behandeld met Praziquantel, het enige geneesmiddel dat voorhanden is. Het verzamelen van de stalen verliep wel moeilijker dan verwacht: “Een team met plaatselijke medewerkers zou normaal gezien de scholen op de hoogte brengen van onze komst, maar dat was niet gebeurd. Bovendien bleek er ook nog een groot feest aan de gang te zijn in Senegal, en hadden de kinderen dus schoolvakantie. Maar goed, uiteindelijk lukte het ons wel hen bijeen te krijgen, en ze werkten allemaal enthousiast mee aan het onderzoek. We gaven hen twee potjes mee die ze moesten vullen met urine en stoelgang. Dat ongewone verzoek vonden ze meestal heel grappig, maar toch vertrokken ze allemaal braaf richting bosjes en kwamen even later giechelend terug. Als hun potjes leeg waren, stuurde de leraar hen terug de brousse in, onder uitbundig gelach van de anderen. Soms kwamen ze op de proppen met stoelgang die verdacht veel op geitenkeutels lijkt. Dat merk ik dan wel bij de analyse (lacht).” Ook bij het verwerken van de stalen staken enkele onverwachte problemen de kop op: “Het materiaal van het Tropisch Instituut is een tijdje blijven steken bij de douane. En een stalenkit die uit Londen moest komen, met daarin de zeven om de eitjes uit de stoelgang te filteren, is helemaal niet tot in Senegal geraakt. Om te zeven kan je desnoods ook nylonkousen gebruiken, maar die zijn in zo’n warm land natuurlijk ook niet meteen voorhanden. Gelukkig was ik bij een vorig bezoek aan Senegal een zeef vergeten, en die heb ik teruggevonden. En voor de rest was het improviseren: een gewone waterfles openknip-
pen, omdraaien en als sedimentatiefles gebruiken bijvoorbeeld.” Competitie De komende maanden gaat Huyse de stalen analyseren: “Met behulp van genetische merkers willen we een beter zicht krijgen op enkele populatie- en transmissiedynamieken van de parasieten. Dat zijn belangrijke parameters in de evolutie van onder andere virulentie en resistentie.” “De epidemie werd destijds veroorzaakt door de parasiet die de darmen aantast: Schistosoma mansoni. Maar nu stellen we vast dat die variant aan het verdwijnen is, en dat de soort die de blaas en nieren beschadigt — Schistosoma haematobium — dominant geworden is. Gemiddeld zijn nu 70 à 80 procent van de kinderen geïnfecteerd met de haematobium-soort, de besmetting met de mansoni-variant is teruggelopen van bijna 100 tot ongeveer 30 procent. Dat kan te maken hebben met een soort van competitie tussen de parasieten, en die willen we analyseren. Maar ook de tussengastheer, de slak, kan soms veranderingen verklaren. De slakkensoort die een rol speelt bij Schistosoma mansoni is bijvoorbeeld heel gevoelig voor vervuiling. Zo zou, met de slak, ook de parasiet kunnen verdwijnen in sterk vervuilde gebieden.” “De merkers geven ons verder een beeld van hoe de parasieten tussen de dorpen migreren. Door de genetische structuur van de schistosoma uit het zuiden en het noorden te vergelijken, kunnen we nagaan of het klopt dat de epidemie door migratie van mensen veroorzaakt werd. Die informatie kan dan weer helpen om epidemieën in de toekomst te vermijden.” Naast het onderzoek kan ook de sensibilisatie ter plaatse nog een extra impuls gebruiken: “De leraars en de chefs de village weten meestal wel één en ander over de ziekte, maar als we de kinderen er vragen over stellen, krijgen we zelden een juist antwoord. Er bestaan wel sensibiliseringsinitiatieven, maar die moeten duidelijk beter op elkaar afgestemd — en verder aangevuld — worden. De mensen moeten bijvoorbeeld aangemoedigd worden om de latrines en pompen te gebruiken, zodat ze niet naar de rivier moeten voor de was en plas. Maar dat is niet eenvoudig: de rivier is voor hen een ontmoetingsplaats, het sociale knooppunt van het dorp waar ze komen roddelen en spelen. En die gewoonte geven ze niet graag op.”
Bedrijfsleiders hebben vaak grote ego’s. Als ze zich fysiek willen bewijzen, dan moet dat op de zwaarst denkbare proef. (…) Jeroen Scheerder, professor sportmanagement aan de K.U.Leuven, bestudeert welke sociale klassen marathons lopen. “Het gewone joggen is sterk gedemocratiseerd. In 1979 jogde nog maar 3,8 procent van de sportieve bevolking, nu is dat al 15 procent, bij álle lagen van de bevolking.” Maar die democratiseringsgolf zet zich niet door naar de prestigieuze marathon. “Marathons blijven een statussport, voor de hogere middenklasse, de managers. Ongeschoolden of arbeiders zie je zeer zelden marathons lopen. Maar er zit beweging in: aan halve marathons nemen steeds meer bevolkingslagen deel.”
Helse opstoppingen Het L a atste Nieu ws, 23. 4.2007 —
Paus Benedictus XVI heeft in samenspraak met een internationale commissie van theologen het zogenaamde ‘voorgeborchte van de hel’ afgeschaft. Dat voorgeborchte was volgens generaties katholieken de plek waar ongedoopte kinderen terechtkwamen na hun dood. (…) Rik Torfs, professor kerkelijk recht, verklaart de koerswijziging van de paus als een aanpassing aan de hedendaagse cultuur. “Moderne katholieken geloven niet meer in het voorgeborchte. Vroeger moest een pasgeborene zo snel mogelijk worden gedoopt, uit angst dat het kind in het voorgeborchte zou terechtkomen. Maar die angst is nu verdwenen”, aldus de professor. “Bovendien gingen vroeger ook foetussen naar het voorgeborchte. Met het stijgend aantal abortussen zou dat enkel voor opstoppingen zorgen”, besluit Torfs.
Belgische bananen Het Bel ang van Limburg, 27.04.2007 —
Door de opwarming van de aarde wordt het bij ons warmer en droger. Gaan wij later tropische vruchten kunnen telen? (…) “Experts zeggen inderdaad dat het bij ons warmer wordt, maar als je het hebt over tropische planten dan zijn het niet de warmere momenten die belangrijk zijn maar wel dat het continu vrij warm is.” Dat zegt professor Swennen, diensthoofd van het labo tropische plantenteelt van de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen van de K.U.Leuven. (…) Bananen in onze achtertuin, is dat te ver gegrepen? Prof. Swennen: “Nieteetbare bananen worden nu al in volle grond geoogst. Maar eetbare? Zover zijn we nog niet. Daar is die continue temperatuur van twintig graden voor nodig. En dat zullen wij niet meer meemaken.”
Politieke uitverkoop De Morgen, 5.5.07 —
Een gevangenisstraf tot twee maanden en een boete tot 2.500 euro. Dat riskeert Antwerpenaar Igor Spanjaard omdat hij zijn stem te koop aanbiedt op eBay. “De kans op vervolging is reeel”, zegt professor publiekrecht Paul Van Orshoven (K.U.Leuven). “Als zoiets zich informeel tussen twee personen afspeelt, is de kans op vervolging miniem. Nu gebeurt het op een publiek forum.” Spanjaard vertrekt op reis naar IJsland en wil naar eigen zeggen niet meespelen in de poppenkast van de politiek. “Sowieso is de verkoop nietig”, zegt professor Van Orshoven. “Sommige zaken mogen niet verkocht worden: je leven, je ziel en je partner. Ook een volmacht mag niet.”
4
nieuws KORTNIEUWS
Red je ‘fiets’! De campusdiensten houden na 1 juni een grondige opruimactie, waarbij alle fietswrakken van de universitaire terreinen zullen worden verwijderd. Om ‘gewone’ fietsen te onderscheiden van de échte wrakken, wordt daarbij de regel gehanteerd dat een wrak een fiets is waarvan een wiel, de ketting, het stuur of het zadel ontbreekt, de wielen zo geplooid zijn dat er niet meer gereden kan worden, of waarvan de banden plat staan en verduurd zijn. Wanneer je nog ergens zo’n vehikel hebt staan en je het van de vernietiging wil redden, moet je het vóór 1 juni van de terreinen of uit de fietsenstallingen weghalen.
De Lage Landen in de renaissance Nog tot 10 juni loopt in Luxemburg, Culturele Hoofdstad van Europa, de tentoonstelling ‘Un prince de la Renaissance, PierreErnest de Mansfeld (1517-1604)’. Aan het onderzoek dat daaraan vooraf ging, werkten ook professor Krista De Jonge en Pieter Martens (Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening) mee. De expositie biedt aan de hand van Mansfeld, een van de voornaamste edellieden onder Karel V en Filips II, een interessante inkijk in de renaissancistische Nederlanden. Naast enkele Spaanse, Oostenrijkse en Belgische instellingen geeft ook de K.U.Leuven een aantal werken in bruikleen. De tentoonstelling vindt plaats in het Luxemburgse Musée National d’Histoire et d’Art, http://www.mnha.lu.
Licht uit het Oosten Professor Willy Clarysse (Oude Geschiedenis) en professor D.J. Thompson (Cambridge University) publiceerden in het Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik een perkamentblad uit Bactrië (in het huidige Afghanistan), dat een nieuw licht werpt op de chronologie van de koningen die het land van ca. 250 tot ca. 130 v.Chr. regeerden. Het document vermeldt koning Antimachos, die eerder enkel bekend was van zijn munten. Door de vondst raakte bekend dat hij dertig jaar regeerde en wel een halve eeuw vroeger dan werd aangenomen. Verder is er in het perkament sprake van de tot nu toe onbekende Griekse stad Amphipolis in Bactrië.
Virtuele bedrijfsleiders Eind april behaalde het team dat voor de K.U.Leuven deelnam aan de finale van de Global Management Challenge in het Chinese Macau de achtste plaats. Daarmee behoort het Leuvense vijftal tot de top van de meer dan duizend internationale groepen die deelnamen aan het virtuele spel, waarbij het de bedoeling is een bedrijf zo goed mogelijk te laten scoren op de beurs. Alle teamleden waren Chinese studenten die na hun ingenieursstudies hier de opleiding Master in Industrial Management volgen.
16.5.2007
campuskrant
Principe kan ook leiden tot productie van natuurlijke ontstekingsremmer bij de mens
Werking van groeibevorderaar bij productiedieren doorgrond Professor Theo Niewold van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen heeft wellicht het werkingsmechanisme verklaard van antibiotica die als groeibevorderaar worden gebruikt in dierenvoer. Het effect van antimicrobiële groeibevorderaars (AMGB’s) werd in de jaren ’50 toevallig ontdekt, toen een gistpreparaat dat overbleef bij de aanmaak van antibiotica werd verwerkt in kippenvoer. De kippen bleken daardoor sneller te groeien. Toen eenmaal vaststond dat meerdere antimicrobiële middelen voor de snellere groei zorgden, werden ze voortaan standaard in lage dosissen door kippen- en varkensvoer gemengd. Sinds 1 januari is dat binnen de Europese Unie echter verboden, van-
wege toenemende bezorgdheid over de rol die AMGB’s kunnen spelen in de verhoogde resistentie van bacteriën, ook bij de mens. Een alternatief leek niet meteen voorhanden, vooral omdat niet echt bewezen was welk werkingsmechanisme er achter het groeibevorderend effect van AMGB’s zit. Professor Niewold toonde aan dat het groeibevorderende effect te danken is aan het ontstekingsafremmende effect van AMGB’s. De dieren hebben daardoor minder last van darmontstekingen, waardoor ze hun eetlust behouden, minder last hebben van spierafbraak, minder energie verliezen en sneller groeien. Op dit moment onderzoekt Niewold
de mogelijkheden van natuurlijke stoffen die hetzelfde ontstekingsremmende effect hebben als AMGB’s. Als die stoffen binnen afzienbare tijd hun werking bewezen hebben, kan de dierindustrie hetzelfde rendement verkrijgen zonder het gebruik van antibiotica. Ook voor de geneeskunde bij de mens kan de ontdekking van dit principe belangrijke gevolgen hebben. Slopende ziektes slaan vaak dubbel toe omdat de patiënten hun eetlust verliezen, snel vermageren en verzwakken, en dus vatbaarder worden voor weer nieuwe aandoeningen. Het gebruik van natuurlijke ontstekingsremmers die de eetlust in stand houden, zou het lichaam in dat geval meer weerstand kunnen geven.
Stap vooruit in aanpak osteoporose De standaardbehandeling van osteoporose bestaat uit het toedienen van medicijnen om de versnelde botafbraak tegen te gaan. De meeste patiënten nemen bisfosfonaten, geneesmiddelen die de afbraakmechanismen in het bot remmen, zodat de botten zich kunnen herstellen. Omdat die middelen dagelijks, wekelijks of in een complex ritme worden ingenomen, geven veel patiënten binnen een jaar de behandeling op. Dr. Steven Boonen van het Osteoporosecentrum van de UZ Leuven onderzocht
een krachtig middel tegen botafbraak dat maar één keer per jaar — intraveneus — moet worden toegediend: zoledronaat. Bij vrouwen met osteoporose vermindert het de kans op heupbreuken na drie jaar met 41 procent. De kans dat een ruggenwervel inzakt, daalt zelfs met 70 procent. Het internationale onderzoek omvatte meer dan zevenduizend patiënten. De resultaten zijn gepubliceerd in het prestigieuze New England Journal of Medicine. De cijfers suggereren dat het middel minstens
even effectief is als de conventionele bisfosfonaten. Zoledronaat is eveneens een bisfosfonaat, maar werd tot nu toe niet tegen osteoporose gebruikt. Het kende zijn eerste succes in de behandeling van botproblemen bij mensen met kanker. Daarna werd het goedgekeurd voor de ziekte van Paget, die chaotische botvorming veroorzaakt. Voorlopig wordt het middel enkel nog toegediend in het kader van klinische studies. De doeltreffendheid bij mannen moet nog worden onderzocht.
Weven tegen recordsnelheid Picanol nv heeft een nieuwe generatie grijper-weefmachines gelanceerd onder de naam OptiMax. Met snelheden tot 700 omwentelingen per minuut zijn die machines op dit ogenblik de snelste op de wereldmarkt. Bij het ontwikkelen van de machine hebben onderzoekers van het Departement Werktuigkunde een belangrijke bijdrage geleverd, gebaseerd op recente onderzoeksresultaten rond het balanceren van machines,
door het berekenen van de meest optimale tegengewichten. De onderzoekers ontwikkelden een vernieuwende en erg krachtige methode die het mogelijk maakt om zeer snel de meest optimale tegengewichten te berekenen, voor machines met een willekeurige complexiteit. Eind vorig jaar publiceerden ze hun methode in het Amerikaanse Journal of Mechanical Design. Met de OptiMax-
K.U.Leuven behaalt derde plaats in internationale ICT beveiligingswedstrijd De onderzoeksgroep DistriNet (Departement Computerwetenschappen), gespecialiseerd in gedistribueerde en veilige software, heeft de derde prijs behaald in Capture-The-Flag, een internationale hacker-wedstrijd georganiseerd door de University of South Florida. Aan de wedstrijd namen twintig universitaire topteams van over heel de wereld deel. Gedurende twaalf uur bestookten de teams elkaar onafgebroken met spitsvondige aanvallen en pasten ze een arsenaal aan beveiligingsmaatregelen toe — gekende maar soms ook nieuwe technieken. Bij een dergelijke beveiligingswedstrijd krijgt elk team een aantal identieke computerprogramma´s waarin een reeks typische beveiligingsfouten zijn opgenomen. De teams moeten deze computerprogramma’s aanbieden op een intern netwerk. Via de aangebo-
den programma’s plaatsen de organisatoren gevoelige data, ook wel f lags genoemd, op de verschillende netwerken. Elk team moet zijn eigen systeem zo goed mogelijk beveiligen om te verhinderen dat deze geheime informatie door andere teams gelezen wordt. Tegelijk moet elk team ook trachten in te breken bij concurrerende teams om hun vlaggen te bemachtigen en zo punten te scoren. DistriNet bestaat uit zowel netwerkals beveiligingsspecialisten. Zij doen onderzoek naar een verbeterde beveiliging van gedistribueerde applicaties tegen diverse soorten aanvallen. Dit onderzoek en de technieken die daarbij ontwikkeld worden kunnen in een wedstrijd als deze in een realistische omgeving worden toegepast en uitgetest. http://www.cs.kuleuven.be
machine is er dus nu al een concrete toepassing. Het onderzoek kadert binnen een multidisciplinaire onderzoekslijn rond het toepassen van convexe optimalisatietechnieken in de mechanica, die wordt uitgebouwd aan het Departement Werktuigkunde. Het project wordt mee ondersteund door OPTEC, het K.U.Leuven Optimization in Engineering Center.
Project van Dienst Onderwijsondersteuning wint VIB-schoolproject ‘scientists@work’ Het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB) organiseerde voor de vierde keer Scientists@work. Daarbij worden 14-tot 18-jarigen door wetenschappers begeleid bij hun eerste stappen in het wetenschappelijk onderzoek. 121 teams — zo’n 1.300 leerlingen — dienden een eindwerk in. Tien laureaten werden door een professionele jury uitgekozen om hun project voor te stellen. Eén daarvan was het project ‘Definitie en evaluatie van dierenwelzijn op een landbouwbedrijf’, uitgevoerd door leerlingen van het Sint-Ursula-Instituut, Onze-LieveVrouw-Waver en begeleid door het Laboratorium voor Kwaliteitszorg in de dierproductie (Zoötechnisch Centrum). Het project ‘Hoe veilig is ons water?’ door het Instituut Heilig Graf, Kinrooi en begeleid door de Dienst Onderwijsondersteuning van de Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen behaalde de eerste prijs. http://www.biw.kuleuven.be/
campuskrant
nieuws
16.5.2007
Bodemkundige Dienst van België bestaat 60 jaar De Bodemkundige Dienst van België bestaat deze zomer zestig jaar en is daarmee de oudste spinoff van de K.U.Leuven. Professor Hilde Vandendriessche, hoofd van de BDB, geeft tekst en uitleg bij de werkzaamheden van de vzw die van het uitspitten van bodems haar specialiteit heeft gemaakt. Wies De Vuyst
V
oor de meeste niet-landbouwers is de Bodemkundige Dienst een nobele onbekende — tenzij ze het bijzonder betrouwbare en handige weeroverzicht op www.bdb.be al ontdekt hebben. Sinds haar ontstaan doet de BDB voornamelijk onderzoek naar de samenstelling van bodems en stelt ze adviezen op om ze te beheren, voornamelijk voor landbouwers. Daarnaast helpt de BDB ook bedrijven met milieugericht onderzoek, sportclubs met hun terreinen of particulieren met hun tuin. De Bodemkundige Dienst was destijds het eerste project waarbij onderzoek van de K.U.Leuven in een spin-off bedrijfje werd omgezet tot een praktijkgericht en commercieel product. Een stap die heel wat voeten in de aarde had. Tijdens het interbel-
lum deed professor Baeyens onderzoek naar de bodemsamenstelling in Congo. In 1937 kreeg hij voor het eerst subsidies om zijn onderzoek in België voort te zetten. Na WO II, in 1946, volgde de vraag om het onderzoek tot bij de landbouwers te brengen. De eerste universitaire landbouwconsulent was een feit. Sindsdien heeft de Bodemkundige Dienst goed geboerd. Sinds een twintigtal jaar worden zelfs tot in Frankrijk bemestingsadviezen afgeleverd. Uiteraard is het werkklimaat van de spin-off sterk veranderd sinds het ontstaan. Er zijn geen subsidies meer, naast de productiviteit van de percelen is ook de kwaliteit van het landbouwproduct van groot belang geworden en er is steeds grotere aandacht voor de milieuproblematiek. Als bedrijf is de Bodem-
kundige Dienst mee geëvolueerd, zowel in haar onderzoeksthema’s als in de benadering van de klant. Boeren krijgen een advies in mensentaal, op maat van hun bedrijf en met nuttige tips, ook op milieuvlak. In de nabije toekomst zal onder meer aandacht besteed worden aan termijnplannen voor gronden. Via een ander project zal het mogelijk worden om alle gronden in een regio met elkaar te vergelijken zodat boeren weten waar hun land zich ongeveer situeert. Op 15 juni organiseert de BDB een academische zitting over 70 jaar onderzoek en 60 jaar Bodemkundige Dienst. Op 16 juni is het publiek welkom voor een rondleiding in de laboratoria en allerlei demonstraties. Voor meer info: http://www.bdb.be
vervolg pagina 1
De millenniumstudent googelt, knipt en plakt “Toch is er wat dat betreft niet altijd sprake van slechte wil. Nieuwe studenten zijn vaak gewoon onwetend, ze zijn ‘onbewust onbekwaam’, en daar zijn verschillende redenen voor. Eén daarvan is dat velen op de middelbare school nooit geleerd hebben hoe en wanneer je precies moet refereren. Verder krijgen ze vaak cursussen en andere documenten in handen waarin ook niet of niet op de juiste manier gerefereerd wordt. Ten slotte schijnt er ook een soort psychologische barrière te zijn. Een student die bijvoorbeeld in een paper bronvermeldingen opneemt, vindt soms dat het daardoor lijkt alsof hij zelf helemaal geen werk heeft verricht.” Mensenrecht Op de Campusbibliotheek ging men aan de slag met de pijnpunten die door het onderzoek werden blootgelegd. Martens: “Hoewel er binnen de betrokken faculteiten vakken zijn waarin aandacht wordt besteed aan het opzoeken van informatie, papers schrijven en presentaties geven, ontbreekt het in de wetenschapsrichtingen misschien aan een vak heuristiek, zoals dat in verschillende opleidingen van Letteren wordt gegeven. Vanuit de CBA proberen we die leemte te vullen door behalve informatie aan te bieden, in de toekomst nog meer aandacht te besteden aan aanleren hoe die informatie gebruikt moet worden.” “Een eerste stap in dat proces zijn de bibliotheekintroducties, die nu overigens ook al bestaan. We geven nieuwe studenten een rondleiding in de bibliotheek en wijzen hen ook op de inhoud en werking van onze website. Uit het onderzoek blijkt echter dat er meer inspanningen nodig zijn. Daarom ontwikkelen we momenteel een online cursus informatievaardigheden in het kader van begeleide zelfstudie. Er zijn verschillende modules, waarin de student bijvoorbeeld wat leert over de verschillende soorten wetenschappelijke informatie, hoe je de nodige informatie vindt, hoe je ze kritisch moet beoordelen en hoe je op een juiste manier omgaat met bronvermeldingen. Elke module wordt afgesloten met een zelftest. Naast het opleidingsspecifie-
5
KORTNIEUWS Eredoctoraten Faculteit Letteren Op 16 mei verleent de K.U.Leuven op voorstel van de Faculteit Letteren drie facultaire eredoctoraten. Claire Blanche-Benveniste (°1935) is professor emeritus van de Université de Provence in Aix-Marseille en gewezen onderzoeksdirecteur van de Ecole Pratique des Hautes Etudes te Parijs. Zij heeft op een bijzondere manier bijgedragen tot het theoretische en methodologische kader van de Franse taalkunde en verrichtte onder meer pioniersonderzoek dat aantoont dat de syntaxis en de semantiek van spreektaal zowel vanuit linguïstisch als vanuit cognitief standpunt aan een eigen coherent systeem beantwoorden. Dirk Obbink (°1957) is Lecturer in Papyrology aan de University of Oxford en leidt daar het prestigieuze Oxyrhunchus papyri project. Sinds 2003 bekleedt hij de leerstoel Classical Studies and Papyrology aan de University of Michigan. Als papyroloog maakt hij door een combinatie van traditionele filologische methoden en moderne spitstechnologie zwaar beschadigde en vaak verloren gewaande teksten uit de Oudheid weer toegankelijk. Sigrid Weigel (°1950) is directeur van het Zentrum für Literatur- und Kulturforschung te Berlijn en hoogleraar aan het Institut für Literaturwissenschaft van de TU Berlin. Het Zentrum für Literaturforschung groeide onder haar leiding uit tot een internationaal gerenommeerd onderzoeksinstituut met een uitgesproken interdisciplinair karakter. In recent onderzoek spitst professor Weigel zich toe op culturele herinnering, trauma en de doorwerking van generatie op generatie van Holocaust en nationaal-socialisme. Zij gaat ook op zoek naar verschillen en gelijkenissen in het gebruik van concepten als generatie, genealogie en genetica, in de literatuur, de wetenschappen en de wetenschapsgeschiedenis. http://www.arts.kuleuven.be/ onderzoek/eredoctoraten.htm
Promotiecampagne voor verpleegkunde
ke deel, dat zich vooral richt op de faculteiten die de CBA bedient, is er een algemeen deel dat ook buiten de Groep Exacte Wetenschappen kan worden gebruikt.” “Verder willen we een verzameling modelopdrachten samenstellen. Docen-
zijn erg belangrijk in het proces van levenslang leren. Niet enkel aan de universiteit, maar ook in je verdere leven word je immers geconfronteerd met een overvloed aan informatie. Het is belangrijk die op een efficiënte manier te kunnen doorzoeken, evalueren en ge-
“We willen in de toekomst nog meer aandacht besteden aan aanleren hoe de verkregen informatie gebruikt moet worden.” ten kunnen die opdrachten dan integreren in hun vakken, zodat de studenten echt aan de slag kunnen met de kennis uit de cursus.” Ellen Martens hecht veel belang aan het project. “Informatievaardigheden
bruiken. Het Manifest van Alexandrië, dat werd opgesteld door de internationale bibliotheekfederatie IFLA, betitelt informatievaardigheden niet voor niets als een fundamenteel mensenrecht in een digitale wereld.”
Tijdens de Dag van de verpleegkunde, op 14 mei, lanceerden de UZ Leuven de promotiecampagne ‘IQ x EQ = VQ, de kracht van verpleegkunde’, in aanwezigheid van minister Frank Vandenbroucke. Omdat onvoldoende jongeren voor een opleiding verpleegkunde kiezen om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende zorgvraag, wil dit project hen opnieuw warm maken voor dit beroep, onder meer via een speciaal jongerenmagazine, Flor, een handleiding voor leerkrachten en begeleide inleefmomenten.
Student wordt Klara-amabassadeur Bart Devos, student musicologie en voorzitter Universitair Symfonisch Orkest 2006-2007 wordt op 17 mei ingelijfd in het Corps Diplomatique van Klara. Drie van deze ambassadeurs krijgen er een ‘Klarastrik’ bovenop.’ http://php.klara.be/ambassadeurs/ ambassadeurs_voting.php
6
doctoraatsscholen
D-Day in Leuven
16.5.2007
campuskrant
Op 10 mei werd de oprichting gevierd van drie doctoraatsscholen aan de K.U.Leuven – één voor elke groep. Missie: internationaal adverteren en rekruteren, de begeleiding van doctorandi optimaliseren en de competenties van jonge onderzoekers helpen uitbouwen en ontwikkelen.
Nieuwe doctoraatsscholen streven naar internationalisering
Grotere zichtbaarheid, grotere aantrekkingskracht Niet alleen in Leuven, maar in heel Europa organiseren universiteiten zich in doctoraatsscholen. “Ze zorgen voor meer visibiliteit en dus een grotere internationale aantrekkingskracht”, zegt onderzoekscoördinator professor Paul De Boeck. Lien Lammar
H
“
et oprichten van doctoraatsscholen is nieuw, maar het hing in de lucht”, zegt De Boeck. “Het kadert in een geleidelijke verandering die al langer bezig is, namelijk het meer systematisch aanpakken van doctoreren. Niet dat het vroeger zo’n chaos was. (lacht) De krachten van de humane, exacte en biomedische wetenschappen worden nu gewoon beter gebundeld en georganiseerd. Het is mooi hoe de hele universiteit mee is gestapt in dezelfde richting zonder dat er echt overtuigingskracht nodig was.” Eén van de voornaamste doelstellingen van de doctorale scholen is rekrutering, selectie en plaatsing van instromende jonge onderzoekers. “In vergelijking met het hoge onderzoeksniveau en de eveneens hoge fondsen die we krijgen, is de interne rekrutering eigenlijk onvoldoende”, legt De Boeck uit. “Extern rekruteren doen we al wel langer, maar de kwaliteit daarvan kan beter. Met de doctorale scholen zorgen we voor meer zichtbaarheid en trekken we hopelijk meer internationale kandidaten aan. Ook het plaatsen van pas afgestudeerde studenten zal op een meer georganiseerde manier verlopen. Tot nu toe hing dat uitsluitend af van de individuele contacten tussen student en potentiële promotor, maar dankzij de doctoraatsscholen zullen vacatures nu gegroepeerd en internationaal geadverteerd worden. Studenten krijgen zo de kans om breder te kijken dan één professor, en de doctoraatsschool kan mee onderhandelen over waar ze precies terecht zullen komen.” De opleiding van doctorandi is traditioneel toegespitst op onderzoek — en dat zal ook zo blijven — maar er zal meer gewerkt worden aan de capaciteiten die jonge onderzoekers nodig hebben. Een groot deel van die competenties ontwikkel je als doctorandus dankzij je dagdagelijkse onderzoeksactiviteiten, maar indien nodig kan de doctorale school bijkomende trainingen organiseren. Een speciaal ontwikkeld competentieprofiel moet daarbij helpen. Zo krijg je betere opleidingen en opvolgingen, én stoom je doctorandi klaar voor de eventuele stap naar de bedrijfswereld. Niet onbelangrijk als je kijkt naar de uitstroom. De toekomst van heel wat doctorandi ligt buiten de academische wereld. Wij willen hen daarop voorbereiden en tegelijkertijd aan de buitenwereld bekend maken wat onze onderzoekers waard zijn.” Brainforce Om onderzoek optimaal te stimuleren zijn natuurlijk middelen nodig. De Boeck verwacht dat de scholen mogen rekenen op een aantal beurzen van het Bijzonder Onderzoeksfonds. Daarnaast hoopt hij dat de doctoraatsscholen zich flexibel zullen opstellen tegenover heterogene doctoraten, om zo zoveel mogelijk talentvolle onderzoekers de kans te geven. “Ik ben zelf een pleitbezorger van heterogene doctoraten: enkele klei-
nere, toegepaste projecten samen groeperen in één doctoraat. Er zijn jonge onderzoekers die geen klassiek traject volgen, maar van het ene onderwerp op het andere springen. Als dat niveau hoog genoeg is om op te doctoreren, waarom niet? Op die manier trek je heel wat waardevolle mensen aan. Ook het Baekeland-programma van minis-
ter Moerman, dat de samenwerking — ook financieel — tussen doctorandi en bedrijven aanmoedigt, is in mijn ogen een zeer goede ontwikkeling voor het doctoraatsniveau.” Het belang van doctoreren reikt tot ver buiten de grenzen van de universiteit, benadrukt De Boeck. “Goed opgeleide doctorandi en wetenschappelijk
onderzoek van een hoog niveau zijn belangrijke vereisten voor Europa om economisch competitief te blijven. Ook op maatschappelijk gebied hebben we mensen nodig met een bepaalde expertise die problemen zelfstandig kunnen aanpakken. Als de Europese Unie hoog wil blijven scoren, dan moet het innoveren, en daar is brainforce voor nodig.”
Hoe, wat, waarom?
De voorzitters van de scholen lichten toe Arenberg Doctoraatsschool
Biomedical Doctoral School
Professor Josse de Baerdemaeker: “De weg vrijmaken voor interdisciplinair werken binnen de groep Exacte Wetenschappen is één van onze grootste doelstellingen. Soms lopen in twee verschillende departementen twee aparte doctoraten die eigenlijk dicht bij elkaar aansluiten. Bedoeling is dat die onderzoekers vlotter informatie kunnen uitwisselen en elkaar kunnen helpen. We willen onze doctorandi dichter bij elkaar brengen rond discussiefora, maar ook in trainingssessies over bijvoorbeeld efficiënte tijdsbesteding of omgaan met conflicten, die meteen ook hun competenties aanscherpen. Wat meer groepsdynamiek kan geen kwaad. Doctoreren is heel persoonlijk werk, maar geïsoleerd zitten is nergens voor nodig.” “De Doctoral School vormt een aanspreekpunt en coördinatiecentrum dat we voordien niet hadden. De belangrijkste middelen daarvoor zijn mensen. Professoren, onderzoekers en ondersteunend personeel in alle diensten zijn ons grootste kapitaal. We willen hen mobiliseren om onze doctorandi zo goed mogelijk te stimuleren en ondersteunen. We willen fantastische doctorandi die gegeerd zijn bij werkgevers binnen en buiten de universiteit, en daarvoor moeten we zowel de wetenschappelijke waarde van de doctoraten hoog houden als de competenties verbeteren van de mensen die er achter staan.”
Professoren Peter Marynen en Jan Eggermont: “Met de Biomedical Doctoral School komen we naar buiten met tien welomschreven onderzoekstopics, zoals kanker en medicijnontwikkeling. Die programma’s zijn georganiseerd over de grenzen van onderzoeksgroepen en departementen heen, en dat is een belangrijk nieuw aspect. De thema’s krijgen voorrang op de structuur, wat doctorandi de kans geeft om multidisciplinair te werken. Het bevordert ook de cohesie onder doctorandi. Door gemeenschappelijke opleidingsmomenten komen ze met elkaar in contact en verruimen ze hun blik.” “Bijdragen aan de human health staat voorop. Onze onderzoekers moeten doordrongen zijn van het medisch gebeuren. Eén van de plannen is om niet-artsen meer in contact te brengen met patiënten en de toepassingen in het ziekenhuis. De Doctoral School biedt een uitgelezen structuur om over dat soort ideeën na te denken, iets wat bijna onmogelijk is als je enkel binnen je eigen afdeling blijft.” “Dankzij de school kunnen we gemakkelijker naar buiten treden, zowel naar de industrie als naar de Europese Unie. Het vormt een sterke hefboom voor externe financiering. De doctoraatsopleiding moet een sterke merknaam worden, en dat kan alleen maar door de begeleiding van doctorandi intenser maken. Betere opvolging, minder dropouts en hoger succes.”
Doctoraatsschool Humane Wetenschappen Professor Carlos Steel: “De Doctoraatsschool is een samenwerking van de facultaire doctoraatsopleidingen, die in specifieke zaken hun autonomie bewaren. Je hebt zo’n brede waaier van tradities en onderzoekstypes dat het onverstandig zou zijn om daar één grote school van te maken. Dan krijg je een mastodontstructuur waar niemand iets aan heeft. Op het gebied van competentiebeleid, reglementen en administratie proberen we wel alles te stroomlijnen.” “Leuven wil een internationale universiteit zijn, maar we kunnen nog veel meer bereiken. Door internationalisering van de rekrutering bijvoorbeeld. Er is nog te veel inteelt. We moeten de expertise die er is in vele disciplines meer promoten om talent van buitenaf aan te trekken voor doctoraatsopleidingen. Daarnaast moeten we studenten ook beurzen kunnen aanbieden. Een nieuw systeem voor het toekennen daarvan moet hierbij helpen. De persoonsgebonden mandaten uit het Bijzonder Onderzoeksfonds zullen in de toekomst langs de drie scholen verdeeld worden. Ze zullen dan in de eerste plaats gebruikt worden om internationale studenten aan te trekken voor programma’s waarin Humane Wetenschappen een reputatie heeft.” (ll)
campuskrant
doctoraatsscholen
16.5.2007
Competentieprofiel brengt kwaliteiten van doctorandi in kaart
“Doctorandi bewust maken van hun competenties” Hoe kan je doctoraatsstudenten maximaal voorbereiden op het traject dat ze zullen afleggen? Samen met de doctoraatsscholen werd een nieuw ontwikkeld competentieprofiel voorgesteld, dat doctorandi moet helpen op de weg door en uit de universiteit. Lien Lammar
A
an tafel zitten enkele van de bezielers van het competentiemodel: Sam Michiels, vertegenwoordiger van AAP/BAP in de Academische Raad voor Exacte Wetenschappen, Ann Verlinden van de Dienst Onderzoekscoördinatie en Véronique Roedolf, diensthoofd Personeelsbeheer, rekrutering en loopbaanbeheer. “Met de matrix (zie website — red.) willen we beginnende doctorandi duidelijk zeggen: laat je niet vertellen dat je enkel en alleen specialistisch met je onderzoekstopic bezig bent”, begint Verlinden. “Natuurlijk ben je daar mee bezig, maar tijdens het hele proces verwerf je ook competenties waar sommige doctoraatsstudenten zich niet van bewust zijn. Je bouwt als onderzoeker een internationaal netwerk uit, je gaat naar conferenties, geeft presentaties,… Dat zijn allerlei vaardigheden die je als doctorandus ‘en route’ opdoet. Het profiel is een soort ontwikkelingstool voor de doctorandi zelf. Ze kunnen sleutelen aan competenties die ze zelf belangrijk vinden, met in het achterhoofd een eventuele latere carrière buiten de universiteit.” “Van een doctorandus wordt een zekere maturiteit verwacht, een toegevoegde waarde”, zegt Michiels. “Je moet niet alleen veel weten over je onderzoeksdomein, je moet ook leiding kunnen geven, strategisch denken en organiseren. Het zijn die competenties die we met het profiel in kaart brengen. We willen doctorandi van die kwaliteiten bewust maken en hen stimuleren om ze volgens hun eigen ritme te verfijnen. De dagdagelijkse activiteiten die ze als onderzoeker doen, dragen daartoe bij. Ze moeten beseffen dat het geven van oefenzittingen of het organiseren van workshops geen verloren tijd is, integendeel.” Het competentieprofiel werd geboren dankzij een intense samenwerking tussen de Personeelsdienst, de Dienst
Onderzoekscoördinatie en de vertegenwoordigers van de A/BAP in de Academische Raad. Drie partijen die elk vanuit hun eigen achtergrond de nodige expertise inbrachten. “Aan mensen uit de industrie vroegen we wat zij belangrijk vinden bij iemand met een doctoraat. Die kwaliteiten werden daarna ook intern afgetoetst. Doordat je met
“Oefenzittingen geven of workshops organiseren is geen verloren tijd voor doctorandi.” verschillende standpunten werkt, krijg je een heel genuanceerd beeld. We zijn echt vertrokken vanuit de mensen zelf. Het model is dan ook helemaal geënt op de K.U.Leuven,” zegt Roedolf. Arbeidsmarkt De competenties waarop het profiel de aandacht vestigt, zijn niet alleen noodzakelijk om het onderzoekstraject succesvol te doorlopen. Ook voor de loopbaan na de doctoraatsopleiding zijn ze nuttig. Vooral voor de overgang naar de externe arbeidsmarkt is een betere voorbereiding welkom. Verlinden: “Een doctoraat als begin van een academische carrière is niet meer zo vanzelfsprekend. Op vijftien jaar tijd is het aantal doctoraten in Vlaanderen met maar liefst 77 procent gestegen. Niet iedereen kan een universitaire loopbaan uitbouwen. Een groot aantal zal terecht komen op de externe arbeidsmarkt, waar rekruteerders natuurlijk ook hun eisen stellen.” “Bovendien is de kans klein dat je werk vindt in het domein van je docto-
raat. Wij proberen onze mensen duidelijk te maken dat ze dankzij hun doctoraatsopleiding wel degelijk kansen hebben als ze uitstromen. Het profiel is een soort van ‘self-awareness’-instrument dat hen moet helpen om de vaardigheden die ze verworven hebben, duidelijker te omschrijven. Voor de arbeidsmarkt is het meer een kwaliteitslabel dat de capaciteiten van onze mensen in de verf zet. Het zijn geen wereldvreemde onderzoekers met oogkleppen op. Dat beeld is al lang achterhaald.” “Doctorandi moeten kunnen concurreren met universitairen die al enkele jaren werkervaring hebben en reeds kansen kregen om hun competenties op het terrein uit te bouwen”, zegt Roedolf. “De arbeidsmarkt moet duidelijk weten dat ook zij heel wat te bieden hebben, ook al hebben zij een andere weg gevolgd.” Michiels beklemtoont dat het allemaal niet te betuttelend mag overkomen. “Wij gaan doctorandi niet zeggen ‘kijk, wij hebben hier iets gemaakt, nu gaat het je wel lukken’. Zo gaat het niet. De boodschap is eerder: als je aan die bepaalde competenties niet werkt, dan ga je misschien problemen krijgen. Toen minister Fientje Moerman onlangs in Leuven kwam, zei ze: ‘het hebben van een doctoraat is geen garantie’. Of je nu een doctoraatsdiploma hebt of niet, het hangt af van jezelf of je werk zal vinden. Je moet jezelf bewijzen, dat verwacht men ook van doctoraatsstudenten. Wij bieden een stukje ondersteuning, maar de verantwoordelijkheid ligt ook bij de doctorandi zelf.” Het competentieprofiel kwam er dankzij samenwerking met o.a. Lisa Boelaert, Sigrid Depoorter, Karel De Gendt, Jürgen De Staercke, Ingeborg Hoogveld, Nico Scheerlinck en alle doctorandi die rechtstreeks of onrechtstreeks input geleverd hebben. Meer informatie op http://www.kuleuven. be/personeel/competentieprofiel
De stap naar buiten Van de universitaire wereld naar de externe arbeidsmarkt: hoe moeilijk of gemakkelijk is de overgang? Ingeborg Vijgen zette de stap. Ingeborg Vijgen was zes jaar monitor in Leuven en Kortrijk, tot ze vijf jaar geleden koos voor de bedrijfswereld. Ze begon als Communication Officer in de chemiesector, werkte als Marketing & Communication Manager in een advocatenkantoor en start binnenkort als Communication Manager in een ingenieursomgeving. En dat met een doctoraat in de geschiedenis op zak. “De universiteit laat je los, en daar sta je dan. Wat kan ik, wat wil ik? Ik heb toen voor mezelf een soort van inventaris gemaakt: wat heb ik gedaan tijdens al die jaren dat bruikbaar kan zijn voor anderen? Leren schrijven, informatie verwerken, infodagen organiseren, … Allemaal kwaliteiten die nuttig zijn voor communicatiejobs.” “Met dat voor ogen ben ik beginnen zoeken. Je mag dan al wel dertig zijn, op de arbeidsmarkt word je als een beginneling beschouwd. Plots kom je in competitie met mensen van tweeëntwintig. Je hebt het gevoel dat al die jaren waarin je gepresteerd hebt niet meetellen. Maar eens je de stap gemaakt hebt, leer je op korte tijd ontzettend veel bij. Je klimt ook veel sneller op, omdat de vooroordelen over je werk aan de universiteit al vlug verdwijnen.” “In de wereld buiten de universiteit is er veel onwetendheid over wat assistenten allemaal doen. Ze denken dat ze opgesloten zitten in bibliotheken en laboratoria, terwijl bijna elke assistent onderwijs geeft of studenten begeleidt. Dat zijn zaken die vertaald kunnen worden naar competenties die werkgevers nodig hebben. Als ze die aansluiting zien, mag je vrij zeker zijn van succes. Het is goed dat de universiteit initiatieven neemt om doctorandi daar beter in te begeleiden.” (ll)
Over
masteren
(© Rob Stevens)
7
Om alle mogelijke banaba- en masteropleidingen voor te stellen die de K.U.Leuven en haar partners uit de Associatie aanbieden, werd er op 25 april een Masterbeurs georganiseerd in het Sportcentrum. Terwijl de bachelors op talrijke infostanden en infosessies gevoed werden met uitleg over opleidingen en instellingen, lieten UUR KULtUUR, het LOKOcafé en Discobar Galaxie de lichtere kant van het studentenleven aan bod komen.
8
nieuws
16.5.2007
campuskrant
“Ik vernam pas op de campus dat het een oefening was”
(© Rob Stevens)
Provinciale rampoefening op Campus Arenberg III
Leerzaam vals alarm Woensdagmiddag, kwart over twee. Een zware ontploffing in een laboratorium van het Departement Chemie veroorzaakt een felle brand. Alle aanwezigen moeten het gebouw onmiddellijk verlaten. Balans: zes gewonden, van wie twee zwaar, en één dodelijk slachtoffer. Dat was, kort samengevat, het scenario van de provinciale rampoefening die op 7 mei plaatsvond op Campus Arenberg III. Campuskrant was erbij en trok, nadat iedereen was geëvacueerd, enkele verantwoordelijken aan de mouw. Tim Vuylsteke
J
oël Vanherle van de Federale Dienst Noodplanning Vlaams-Brabant: “Het initiatief voor de oefening kwam van onze dienst. Zelf ben ik verantwoordelijk voor de provinciale rampoefeningen — de oefeningen dus waarbij de provinciale fase van het rampenplan wordt afgekondigd — die we één- tot tweemaal per jaar organiseren. Een tijdje geleden lieten we ons oog vallen op de K.U.Leuven, en al na enkele vergaderingen hebben we beslist om samen te werken. Het was dan ook een win-winsituatie: wij hadden een uitstekende locatie voor onze oefening en de veiligheidsdiensten van de universiteit konden uittesten hoe de samenwerking met de externe hulpdiensten zou verlopen.” “De oefening zelf is heel vlot gegaan. Het scenario werd zeer goed gevolgd, en alle oefendoelen werden bereikt: de coördinatie tussen brandweer, politie en medische diensten verliep zonder problemen. Daarnaast waren ook het parket en de psychosociale diensten bij de oefening betrokken. We wilden immers ook nagaan of er bij de nazorg — de registratie van de geëvacueerden, de begeleiding van de slachtoffers, de juridische afhandeling van het sterfgeval… — problemen zouden optreden. Ook voor het OCMW en het Rode Kruis was de oefening dus zeer leerzaam.” “Een grondige evaluatie komt er pas over een aantal weken, als alle waarnemers hun verslagen hebben doorgestuurd. Details over positieve en negatieve punten kan ik nu dus nog niet geven, maar ik heb de indruk dat de meeste betrokkenen tevreden waren over de oefening. Bovendien willen we de contacten die we nu gelegd hebben met de K.U.Leuven, onderhouden: we zullen informatie over interne en externe noodplannen blíjven uitwisselen. Ik wil overigens zeker de professoren en studenten die meewerkten, bedanken: naast professionele simulanten en studenten van de politieschool werd immers ook een aantal echte chemiestudenten geëvacueerd.”
Zeer zinvol Lieven Put, hoofd van de Dienst VGM (Veiligheid – Gezondheid – Milieu): “Het was inderdaad de provinciale noodplanningsdienst die met het idee voor de oefening op de proppen kwam. Eind 2006 werden we benaderd met de vraag of de K.U.Leuven wilde meewerken aan een provinciale rampoefening. Uiteraard zijn we op dat voorstel ingegaan. We moeten sowieso geregeld ons noodplan uittesten, en als een externe dienst een deel van het werk wil overnemen, dan zeggen we daar geen nee tegen! Bovendien was ons interne noodplan — gelukkig — nog nooit tot in de vierde en laatste fase geraakt, en dat was bij deze oefening wél de bedoeling.” “Joël Vanherle had met zijn dienst een aantal specifieke oefendoelen, en daar hebben wij een aantal eigen doelen tegenover geplaatst. Ten eerste wilden we, zoals gezegd, voor het eerst nagaan hoe goed de vierde fase van ons noodplan werkt. Die fase houdt onder meer het opzetten in van een informatiecentrum, dat geleid wordt door de Dienst Communicatie, en waar bijvoorbeeld ongeruste ouders terecht kunnen met vragen. Daarnaast moet er in zo’n geval ook een documentatiecentrum worden opgericht, waar alle informatie over gebouwen, aanwezige studenten enzovoort gecentraliseerd wordt.” “Een tweede doel was de evacuatie: hoe snel kon een gebouw op de Arenbergcampus volledig worden leeggemaakt? Ten derde wilden we nagaan hoe goed ons interne noodplan is afgestemd op de gemeentelijke en provinciale noodplannen — de provincie wilde net het omgekeerde testen. En ten slotte hebben we ook een aantal waarnemers geposteerd in het onthaalcentrum, waar alle geëvacueerden naartoe werden gebracht, zodat we zelf konden zien wat het opzetten van zo’n centrum precies inhoudt.” “Op basis van de eerste indrukken mogen we zeggen dat de oefening voor
de K.U.Leuven zeer zinvol was. We zijn op dit moment nog alle gegevens aan het verzamelen, maar de meeste reacties waren positief. Of dit voor herhaling vatbaar is? Zeker, maar toch niet meteen. Er komt bij dit soort oefeningen heel wat kijken. Als we op korte termijn nog oefenen, zal dat op veel kleinere schaal zijn. De komende maanden zullen we ons vooral toeleggen op het bijsturen en verder uitwerken van ons noodplan.”
Danny Van Herck, hoofd van de Campusdiensten en noodcoördinator van de K.U.Leuven, was tijdens de ramp actief op het terrein. Hoe heeft hij de oefening beleefd? “Ik vond het vooral interessant om eens een rampoefening mee te maken waarbij alle fases van ons interne noodplan werden getest. De eerste twee zijn al vaker afgekondigd, en ooit belandden we bijna in fase drie. Maar het is pas bij fase vier dat de rector en de algemeen beheerder worden opgeroepen, en dat er een documentatie- en informatiecentrum wordt opgericht, en dat is bij de oefening van vorige woensdag dus gebeurd.” “Ook voor ons is het nog veel te vroeg om te gaan evalueren en te verkondigen wat goed is en wat beter kan, maar ikzelf had een vrij goed gevoel bij de oefening. Ik denk wel dat ons noodplan goed gefunctioneerd heeft. Je kan natuurlijk nooit op alles voorbereid zijn — denk maar aan wat er vorige maand gebeurde in Virginia Tech — maar onze interne veiligheidsdiensten hebben de afgelopen jaren uitstekend werk geleverd.” Danny was vooraf niet op de hoogte gebracht van de oefening. Had dat enige invloed op zijn manier van werken, en is er sowieso een verschil tussen een oefening en een echte interventie? “Het was pas toen ik op de campus aankwam dat ik hoorde dat het een oefening was, maar ik heb mijn rol vervuld zoals bij een echte calamiteit. Het verschil met een echte ramp van die omvang is volgens mij dat er minder mensen en middelen worden ingezet en het ook sneller gaat. Zo werden er nu situaties gesimuleerd die je in het echt beter kan opvolgen, zoals bijvoorbeeld het afvoeren van de gewonden.” (tv)
De rampoefening van minuut tot minuut 14:15 Een ontploffing in een lab van het Departement Chemie (Campus Arenberg III, gebouw G) veroorzaakt een zware brand. Fase 1 van het interne noodplan wordt afgekondigd. Het gebouw wordt onmiddellijk volledig geëvacueerd. 14:28 Brandweer, medische diensten en politie komen ter plaatse. 14:33 De hulpdiensten gaan het gebouw binnen. 14:36 Er wordt overgeschakeld naar fase 2 van het interne noodplan. De dienst VGM krijgt de leiding over het incident. 14:39 Het eerste slachtoffer wordt naar buiten gebracht, en meteen daarna ook een tweede. 14:43 Fase 3 van het interne noodplan wordt afgekondigd. Rector, algemeen beheerder en andere beleidsverantwoordelijken worden in vooralarm geplaatst. 14:45 Een derde slachtoffer wordt gered. 14:48 Nog drie slachtoffers worden naar buiten gebracht. Twee van hen zijn er erg aan toe. Ondertussen wordt ook bevestigd dat er één dodelijk slachtoffer te betreuren valt. 14:53 Fase 4 van het interne noodplan wordt geactiveerd. 15:11 De rector komt aan op de plaats van de ramp. 15:32 De geëvacueerden worden onder politiebegeleiding met twee bussen naar het onthaalcentrum gebracht, waar de registratie gebeurt. 16:52 Het gebouw wordt vrijgegeven. Einde oefening.
campuskrant
maatschappij
16.5.2007
9
Peter Adriaenssens roept op tot mentaliteitswijziging
“Sluit niet langer de ogen voor kindermishandeling” “Er zijn steeds meer bewijzen dat als kind mishandeld worden leidt tot gezondheidsproblemen op langere termijn. Gelukkig zijn er ook voor het eerst cijfers die aantonen dat het fenomeen aan de beterhand is”, zegt kinderpsychiater Peter Adriaenssens, die met zijn Vertrouwenscentrum Kindermishandeling de internationale conferentie Child Abuse & Neglect — the Facts organiseerde. Toch trekt hij aan de alarmbel: emotioneel geweld tegen kinderen neemt toe, minderjarigen vergrijpen zich steeds vaker aan leeftijdsgenoten en de kinderpornomarkt explodeert. “Behalve de overheid en de kenniscentra ligt niemand wakker van het probleem.”
het gezin, en een daling met 43 procent van fysiek geweld. Jammer genoeg staat daar tegenover een duidelijke toename van emotioneel geweld. Kinderen worden verworpen omdat ze niet de verhoopte intelligentie hebben, omdat ze in de weg lopen bij een scheiding of ze worden dagelijks uren alleen gelaten. De vooruitgang wordt ook neergesabeld door de explosie van seksueel misbruik tussen minderjarigen, met onder meer het fenomeen groepsverkrachting.” In Vlaanderen lijkt het een ver-vanmijn-bedshow. “Groepsverkrachtingen komen hier in beperkte mate voor, maar het is erger dan je denkt. Uit een Gents
onderzoek waar we aan meewerkten blijkt dat één op tien adolescente meisjes al seksueel is misbruikt. Bij maar liefst de helft was dat door leeftijdsgenoten. Maar doordat kindermishandeling in België niet centraal geregistreerd wordt, weten we niet precies hoe het met onze kinderen gaat. Ook Finkelhor vindt dat we dringend moeten aansluiten bij de internationale standaarden.” Maar voor ontwikkeling is steun nodig, en daar knelt het schoentje. “Kindermishandeling is geen populair onderwerp. Als een minister een jeugdinstelling opent, is dat veel zichtbaarder dan wanneer hij in langetermijnonderzoek inves-
teert. Gelukkig toont de overheid moed en neemt ze initiatieven. Het is het publiek en de industrie waarvan elke steun ontbreekt. Zo kwam dit congres er zonder enige steun van buitenaf. Niemand identificeert zich graag met een onaangename kant van het leven maar het is hoog tijd voor een mentaliteitswijziging. Als één op tien burgers het slachtoffer zal worden van geweld, moeten we stoppen met het als iets bizars te beschouwen. Er moet ook een eind komen aan de hypocriete houding van mannen tegenover kinderporno, waardoor die industrie explodeert. We moeten het publiek oproepen hun ethiek bij te schaven.”
Katrien Steyaert
I
n Vlaanderen worden jaarlijks tot achtduizend gevallen van kindermishandeling gemeld. Ongeveer duizend daarvan worden onderzocht en opgevolgd in het Vlaams-Brabantse Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. “Ik ben erg trots op de kleine maar gedreven groep die dit zware werk al twintig jaar volhoudt”, zegt Adriaenssens. “In het eerste jaar kregen we vijfendertig meldingen, nu zitten we op ons tandvlees. Toch zijn er geen aanwijzingen dat mishandeling vroeger vaker voorkwam. Wel hebben we de bespreekbaarheid en opsporing verbeterd. De wet verbiedt ons wachtlijsten te hebben dus bij elk geval moeten we binnen de vierentwintig uur handelen. Het gevolg: snelle interventie is onze kracht, zorg op lange termijn onze zwakte. Voor doorgedreven onderzoek is helemaal geen tijd. De conferentie vormt een soort tegengif, bevruchting door nieuwe kennis geeft ons de moed om door te zetten.” Tijdens de tweedaagse werd kennis uitgewisseld, want die is de laatste jaren enorm toegenomen. “Kindermishandeling omvat niet alleen fysiek, seksueel en emotioneel geweld, maar slaat ook op de ervaringen van kinderen die getuige zijn van geweld. Dat kan even traumatiserend zijn als het aan den lijve ondervinden. Vandaag weten we meer dan ooit over de neurobiologie van trauma. Voor het eerst hebben we bewijzen dat opgroeien in traumatische omstandigheden wel degelijk de gezondheid van het kind schaadt. Zo verloopt de ontwikkeling van de hersenen minder kwalitatief. De discussie was lang pedagogisch — ‘is een kind slaan wel zo slecht?’ — maar we weten steeds beter dat er een objectieve basis is voor de problemen die zo’n kind ervaart. Zo bracht Frank Putnam tijdens het congres ontluisterende resultaten van zijn langetermijnonderzoek bij vrouwen die vroeg in hun leven misbruikt zijn. Hij kon aantonen dat ze meer risico lopen op gynaecologische kankers en dat hun hormonale systeem al van op jonge leeftijd verstoord raakt. Een kinderlichaam is ook fysiek niet bestemd voor seks.” Hypocriet Gelukkig neemt seksueel en fysiek misbruik van kinderen af. “Op spoedgevallen zien ze zelden nog een bont en blauw geslagen kind. De cijfers van David Finkelhor, een gerenommeerd Amerikaans epidemioloog, maken die trend hard. In de Verenigde Staten, Canada en Australië stelde hij de voorbije vijf jaar een stabiele daling met 49 procent vast van seksueel misbruik binnen
Voor het congres verwerkte de Belgische kunstenaar Denmark een 2000-tal dossiers van het Vertrouwenscentrum tot het kunstwerk Dynamic Archives. De vijf geopende munitiekisten, met versneden en samengeperste documenten, symboliseren zowel respect voor het beroepsgeheim als de mogelijheid van een nieuw begin. (© Rob Stevens)
Delegatie Jeanne Devos woont conferentie bij
Geen plek, geen stem, geen waardigheid Een van de groepen tijdens het congres Child Abuse & Neglect – the Facts was het gezelschap van zuster Jeanne Devos, die negentien Indiase medewerkers had meegebracht. Enkele van hen werden zelf als kind mishandeld of verwaarloosd. Jeanne Devos’ National Domestic Workers Movement (NDWM) zorgt voor opvang en opleiding van kindslaafjes in India. Hun aantal wordt op 44 miljoen geschat. “I call myself a wounded healer”, zegt Esther, een Indiase Ursulinezuster die sinds 2002 de regio van Delhi coördineert voor NDWM. “Het heeft enorm lang geduurd eer mijn wonden geheeld waren.” Het verhaal van haar jeugd is schrijnend. “Vanwege haar moeilijke jeugd was mijn moeder alcoholverslaafd. Ze verwaarloosde haar zeven kinderen. Het karige loon van mijn vader ging op aan drank zodat we soms niet één maaltijd per dag kregen. Ik weet niet hoeveel keer ik met mijn broer of zus op de rug ben gaan bedelen om eten, zo vernederend… Mijn zus was amper veertien toen ze stopte met school om als huispersoneel te gaan werken. Ze kreeg een onwettig kind en stond er alleen voor. Vroeger kon ik er niet over praten zonder te huilen.” Ook Joseph Dilraj heeft zijn hele jeugd als kindslaaf gewerkt. Na de vroege dood van zijn vader migreerde
zijn moeder en nam haar jongste zoon mee naar haar werkplek. Hoewel de man des huizes Joseph liet studeren, was het geen rimpelloze tijd. “Ik werd verwaarloosd. Vaak was er geen tijd om naar school te gaan omdat ik van deur tot deur melk moest verkopen. Omdat ik zelf migrant ben, begrijp ik de vrouwen en kinderen die vandaag van het platteland naar de stad trekken in de hoop op een beter leven. In Varanasi hebben we een crisiscentrum, crèches, een rainbow home voor jonge meisjes en we werken in de sloppenwijken.” Esther vangt kindslaafjes jonger dan veertien op. “Ze zijn het slachtoffer van fysiek, seksueel of mentaal geweld, van verwaarlozing… Zelfs moord komt vaak voor. Hun verhalen kruipen onder mijn vel. Ik kan niet veel doen, maar ik luister en ben er voor hen. Ik ben zelf erg dankbaar voor de hulp die ik gekregen heb.” Felix D’Souza is de voorzitter van NDWM. “We zijn in tweeëntwintig staten en achtentwintig talen actief en hebben meer dan driehonderd betaalde personeelsleden. Ik heb ook als kind gewerkt, samen met mijn moeder, een ongeletterde weduwe. Toen ik priester werd, wilde ik iets doen voor huisarbeiders. Ik ontmoette zuster Jeanne en kon meebouwen aan haar droom. Kindslaafjes hebben geen waardigheid, geen stem en geen plaats in de maatschappij.” De CAN-conferentie bood de Indiase
veldwerkers de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen. Joseph vindt de input verrijkend. Ook Esther is tevreden. “De statistieken vielen me soms zwaar maar de praktijkvoorbeelden waren inspirerend. Ik ben erg trots dat ik, als vrouw uit de lagere klasse, prinses Mathilde heb ontmoet”, lacht ze. Felix merkt wel het perspectiefverschil op. “Hier in het Westen wordt kindermishandeling gekoppeld aan een slechte familiale situatie of onverantwoordelijkheid van de ouders, terwijl wij armoede als de grootste oorzaak zien — het is de Indiase maatschappij die kinderen op een wrede manier uitbuit. Desondanks heb ik hier veel geleerd, nothing goes to waste. De uitwisseling in kleine groepen was ook erg vruchtbaar. Het motiveert ons dat we niet alleen zijn. Ik kan teruggaan naar India en zeggen dat de wereld inzit met het probleem.” (ks) Op 8 mei sloten de UZ Leuven een formeel samenwerkingsakkoord met het St.John Medical-ziekenhuis uit het Indische Bangalore om de medische en psychiatrische zorg voor kinderen te verbeteren. Indien u het Zuster Jeanne Devos Fonds voor Kinderrechten wil steunen, kan u een gift overmaken op rekeningnummer 432-0000011-57 van de K.U.Leuven met vermelding ‘Gift Zr. Devos - kredietnr. ELG-FOZJDV-P3610’. U ontvangt een fiscaal attest voor een gift vanaf 30 euro. http://www.jeannedevos.org
10
bijlage voor oud-studenten
16.5.2007
campuskrant
–alumnikrant – Consumentenkrediet: opgelet voor valkuilen!
“Krediet blijft een vrij complex product” Vorig jaar maakten vier op de tien meerderjarigen gebruik van minstens één consumentenkrediet. De wet voorziet een aantal maatregelen om de consument te beschermen, maar slaagt er voorlopig niet in om alle problemen en misbruiken van de baan te helpen. Kristel De Beuckeleer
P
rofessor Evelyne Terryn, lid van het Studiecentrum voor Consumentenrecht en docent aan de Campus Kortrijk, organiseert op 23 mei en op 30 mei twee studiedagen rond dit thema: “De afweging is delicaat: enerzijds kan kredietverlening zeer nuttig zijn om de economie te stimuleren, anderzijds bestaat er het gevaar van schuldoverlast. Krediet blijft bovendien een vrij complex product. Dat maakt het soms moeilijk voor de consument om met kennis van zaken te vergelijken.” Er bestaan een aantal wettelijke maatregelen om de consument te beschermen. Terryn: “De wet legt de kredietverstrekkers bijvoorbeeld een aantal informatieverplichtingen op. Zo moeten de kosten van het krediet worden voorgesteld aan de hand van een ‘jaarlijks kostenpercentage’, dat vergelijking mogelijk maakt. De consument moet ook een prospectus krijgen met objectieve informatie over het kredietproduct en de kredietgever moet hem weten te vertellen wat voor hem het beste product is.” “Daarnaast worden — op een paar uitzonderingen na — alle overeenkomsten inzake consumentenkrediet én hypothecair krediet opgenomen in een kredietcentrale van de Nationale Bank. Kredietgevers zijn verplicht om dit gegevensbestand te raadplegen voor ze krediet verlenen aan een natuurlijke persoon. Zo kunnen ze het kredietrisico juister evalueren, en vermijden
len, voorziet de wetgeving de spreiding van de commissielonen van kredietbemiddelaars: hoogstens de helft van de bemiddelaarscommissie mag al bij het sluiten van de kredietovereenkomst worden uitbetaald”, aldus Terryn. “De andere helft dient te worden gespreid. Bovendien kunnen commissielonen worden teruggevorderd indien de kredietovereenkomst niet geldig werd
afgesloten — bijvoorbeeld omdat geen rekening werd gehouden met de financiële toestand van de consument.” “Er zijn nog altijd een aantal marktspelers die misbruik maken van de soms weinig comfortabele situatie waarin bepaalde mensen zich bevinden. De wetgeving voorziet dan wel in een sterke bescherming van consumenten, maar de middelen ontbreken vaak om het
afdwingen daarvan te verzekeren. Zo bevat de wet bijvoorbeeld een strenge regeling van kredietreclame, maar in de praktijk blijkt tachtig procent niet in orde te zijn. En ook de maximale kostenpercentages die de wet voorschrijft, liggen nog altijd vrij hoog.” http://www.kuleuven.be/ permanentevorming
KORTALUMNI
Taart met noten Al tien jaar lang verenigt het Leuvens Alumni Orkest personeelsleden en oud-studenten die van musiceren houden. Voor de verschillende succesvolle projecten die het LAO de afgelopen jaren wist te realiseren, werkt het regelmatig samen met een andere dirigent. Momenteel is dat Hans Casteleyn. Het feestjaar rond de tiende verjaardag wordt op zondag 3 juni op passende wijze afgesloten met een Aperitiefconcert. Op het programma L’Arlesienne (suite nr.2) van Bizet, harpconcerto van Pierné en de Enigma Variaties van Elgar. 3 juni,11u Pieter de Somer-aula. Reserveren via http://www.lao.be of (t)0472 776 446. Voor wie interesse heeft om het orkest te vervoegen: http://www.lao.be
“De wetgeving voorziet dan wel in een sterke bescherming van consumenten, maar de middelen ontbreken vaak om het afdwingen daarvan te verzekeren.”
Praktijkopleiders huisartsgeneeskunde krijgen alumnusprijs Op 12 mei reikte Alfagen, de alumnivereniging van Geneeskunde, voor de tweede keer de prijs ‘Alumnus van het jaar’ uit. De prijscommissie, bestaande uit bestuursleden van Alfagen en van de faculteit zelf, verleent de jaarlijkse titel aan een alumnus die een modelpositie inneemt op ten minste twee van de drie gebieden onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Als opvolger van kloosterzuster Leontine, die in 1990 de eerste residentiële palliatieve eenheid in België oprichtte, werd dit jaar met ‘de praktijkopleiders huisartsgeneeskunde’ een collectieve winnaar verkozen. Prof. em. Alfons Van Orshoven, eerste organisator en bezieler van de gelauwerde beroepsopleiding voor huisartsen, ontving de prijs in naam van alle opleiders. Volgens de commissie staat hij symbool voor de beroepsernst, de maatschappelijke inzet, de degelijkheid en de spirituele levenshouding die onze universiteit kenmerken.
G KRIN WS NIEU
om een krediet toe te kennen dat de betrokkene in een toestand van overmatige schuldenlast zou kunnen doen belanden.” “De wet legt ook het koppelen van producten, bijvoorbeeld kredieten en peperdure schuldsaldoverzekeringen, sterk aan banden. Ook de verzekeringspremie moet in de kosten worden opgenomen. Verder wordt de consument beschermd tegen het te vroeg opeisen van zijn krediet: hij moet minstens twee termijnen niet hebben betaald, en minstens één maand de tijd krijgen om achterstallen recht te zetten.”
Ekonomika Alumni Reüniedag afgestudeerden 2006: barbecue en fuif, gratis voor leden van Ekonomika Alumni 30 juni, 19u, Faculteit ETEW (onder voorbehoud) Info: roeland.vanrenterghem@ ekonomika.be, (t) 0476 62 05 17 (buiten kantooruren)
Nos Iungit Academia
Misbruik Sommige kredietbemiddelaars praten de consument meerdere kredieten tegelijk aan, zonder voldoende rekening te houden met diens terugbetalingscapaciteit. Ze splitsen bijvoorbeeld een krediet op en plaatsen de deelkredieten bij verschillende kredietgevers, die individueel de totale kredietsom niet zouden hebben aanvaard. “Om dat te beteuge-
Zomeravondwandeling in Leuven met daarna maatjes en wittekes 1 juni, 19u, Sint-Michielskerk, Leuven Info: pauwels_wollants@hotmail. com, (t) 016 25 11 64 http://members.chello.be/ws35381/ NIA/index.htm (© Rob Stevens)
campuskrant
fonds roger dillemans
16.5.2007
11
Zuid-Afrikaanse kunstenares schrijft proefschrift met steun Fonds Roger Dillemans
“Audiovisuele kunst in Zuid-Afrika kanaliseert trauma’s” Kunstenaars die willen doctoreren, kunnen sinds kort een beroep doen op het Fonds Roger Dillemans, dat de besten onder hen financieel steunt om zo aan de universiteit een brug te slaan tussen kennis en kunst. “De prijs maakt me het leven een stuk makkelijker”, zegt de Zuid-Afrikaanse kunstenares Wendy Morris. Benedict Vanclooster
H
et Fonds Roger Dillemans zag het daglicht in de marge van de Bolognahervormingen, toen de uitreiking van overheidsbeurzen ingeperkt werd tot alleen de basisopleidingen. Omdat specialisatieopleidingen hoe langer hoe meer een noodzaak vormen voor een onderzoeksloopbaan of leidende functie, besloot de K.U.Leuven excellentiebeurzen te gaan uitreiken aan beloftevolle master-na-masterstudenten. Dit jaar
heeft het Fonds, genoemd naar de ererector, zijn actieradius verruimd en kent het ook prijzen toe aan kunstenaars die een doctoraat voorbereiden. Wendy Morris, die twaalf jaar geleden Zuid-Afrika vaarwel zegde om zich bij haar man in het West-Vlaamse Deerlijk te komen vestigen, maakt deel uit van de eerste groep doctorandi aan het Instituut voor Onderzoek in de Kunsten (IvOK). “Ik behaalde eerder drie diploma’s in de kunsten aan de Universiteit van Zuid-Afrika. Als doctorandus doe ik nu onderzoek naar hoe Zuid-Afrikaanse kunstenaars zich ethisch positioneren tegenover de turbulente geschiedenis van hun land.” Tot haar onderzoeksobject horen merkwaardig genoeg ook haar eigen kunstwerken. Morris: “In de eerste plaats sta ik stil bij de visuele kunst van William Kentridge, maar daarnaast ook bij mijn eigen creaties. Vroeger schilderde en tekende ik, sinds een jaar of vier ontwerp ik animatiefilms, aan de hand van houts-
kooltekeningen.” Hoewel ze niet van plan is om grote conclusies te formuleren in haar doctoraat — “Ik wil vooral de juiste vragen stellen” — kost het Wendy Morris niet veel moeite om het eigene van de ZuidAfrikaanse animatiefilm te benoemen. “Het Apartheidsregime mag dan inmiddels tot de geschiedenisboeken behoren, de audiovisuele kunst in Zuid-Afrika is nog steeds doordrongen van de politiek. Zuid-Afrikaanse kunstenaars moeten rekening houden met de gevoeligheden van hun door de geschiedenis getraumatiseerde publiek. Ze hoeven daarom niet aan zelfcensuur te doen, maar kunnen het geschiedenistrauma kanaliseren in hun werk.” Selectief geheugen De prijs van het Fonds Roger Dillemans, een bedrag van vijfduizend euro, maakt een en ander voor Morris een stuk makkelijker: “Ik kan me meer wijden aan mijn doctoraat, dat al veel deuren heeft geopend. Het helpt me om naar buiten
te treden met mijn werk als kunstenares en als onderzoekster. Dit alles kan op termijn hopelijk uitmonden in de publicatie van een boek.” Ter gelegenheid van de academische zitting van 16 mei, waarop de bijzondere prijs voor doctorandi in de kunsten wordt uitgereikt, zal Morris’ jongste animatiefilm geprojecteerd worden. “De film legt de link tussen de Duitse invasie in België tijdens WO I en de Belgische kolonisatie van Congo. Twee schijnbaar losstaande gebeurtenissen voor wie niet weet dat bijvoorbeeld heel wat van Leopold II zijn agenten in Congo later in de Groote Oorlog als helden werden toegejuicht in eigen land. WO I mogen de Belgen nooit meer vergeten. De gruwel van de kolonisatie echter lijkt in hun herinnering te worden weggemoffeld. De film is dan ook een kritiek op het selectieve nationale geheugen van België.” http://www.kuleuven.be/ fondsrogerdillemans
Living Stone: rondetafel en publicatie rond intercultureel ondernemen
“Banden verbreken na afronding project stuit zuiderlingen tegen de borst” Na iets meer dan vier maanden van dit jaar zijn alle records inzake fusies en overnames in de bedrijfswereld gesneuveld. Het totale transactiebedrag loopt voor 2007 wereldwijd al op tot 1.500 miljard euro. Lands- en cultuurgrenzen worden daarbij moeiteloos overstegen. Schijnbaar toch. “Want intercultureel ondernemen is meer dan alleen marktstrategieen ontplooien. Bedrijven moeten ook leren omgaan met de mensen ter plekke”, zegt Ignace Pollet, senior researcher aan het HIVA. Benedict Vanclooster
O
p 21 mei organiseert het Living Stone Competentiecentrum (een samenwerking tussen K.U.Leuven, Joker Toerisme en Cera) een rondetafelgesprek over intercultureel ondernemen. Onder meer Luc Bonte van
Arcelor Gent en Guido Van Roey van Cera komen een getuigenis afleggen. “Beide bedrijven staan voor enorme interculturele uitdagingen”, verklaart Pollet. “Arcelor is in de staalnijverheid een wereldspeler. KBC, waar Cera mee verbonden is, ontplooit zich hoe langer hoe meer in Oost-Europa en nam onlangs nog een Russische megabank over.” Het is een hele uitdaging om de werknemers en relaties van deze nieuwe markten in te schakelen in de multinationale onderneming. Niet evident, want op deze aardbol gaan we professioneel lang niet allemaal op dezelfde manier met elkaar om. “Het verschil tussen noorderlingen en zuiderlingen is wat dat betreft frappant”, aldus Pollet, die geïnspireerd door het cultuurmodel van de Nederlander Hofstede een kleine enquête organiseerde bij een honderdtal contactpersonen uit Afrika, LatijnsAmerika en Azië die voor hun beroep ooit met Europeanen samenwerkten. “Alleen al in de omgang met tijd blijken er grote verschillen te zijn”, zegt Pol-
let. “Europeanen zijn geneigd de agenda van een meeting vooraf nauwgezet te plannen, zodat ze efficiënt kunnen vergaderen en na afloop niet hoeven te blijven hangen. Mensen uit het zuiden daarentegen laten de dingen meer op zich afkomen. Een meeting dient in de eerste plaats om elkaar te leren kennen, ook al boeten ze dan in op productiviteit. Ze zien het als een opstap naar een intensere omgang achteraf.” “Afrikanen, Latijns-Amerikanen en Aziaten hebben het gevoel dat hun Europese partners er niet op uit zijn om hen persoonlijk te leren kennen. Scherp gesteld redeneren wij als Europeanen functionalistisch en willen we onze vrienden zelf kiezen. Een professionele samenwerking met partners uit het zuiden zal echter maar tot resultaten leiden als een vriendschappelijke band ontstaat. Dan zullen ze zich zelf ook engageren. Het stuit zuiderlingen dan ook erg tegen de borst als Europeanen alle banden opblazen zodra een project afgerond is. Al kunnen we ‘het zuiden’
uiteraard niet veralgemenen. Zin voor nuance en oog hebben voor verschillen tussen mensen hoort bij een open interculturele ingesteldheid”, aldus nog Pollet. De resultaten van de enquête worden tijdens de rondetafel van 21 mei toegelicht door professor Patrick Develtere (HIVA) en zijn ook na te lezen in de eerste Living Stone publicatie, die die avond wordt voorgesteld. Ten slotte krijgen de deelnemers ook een getuigenis van professor Willy van Eeckhoutte (UGent, sociaal recht). Hij zal terugblikken op de interculturele trainingsreizen naar Mali en India, die Bob Elsen van de Living Stone Groep organiseerde voor ondernemers. Kompas voor Intercultureel Ondernemen, 21 mei, 20u, Auditorium KBC, Brusselsesteenweg 100, 3000 Leuven, http://www.lscoop.com Develtere, P., Elsen, B. en Pollet, I., ‘Compass for Intercultural Partnerships (Introduction by K. Debackere)’, University Press Leuven, 2007, http://www.kuleuven.be/upers/
(© Rob Stevens)
Scherp gezien Ook studenten en personeelsleden met een visuele functiebeperking kunnen voortaan op een vlotte manier de informatie bereiken die ze nodig hebben. Vijf bibliotheken kregen onlangs van IBM de apparatuur die dat mogelijk moet maken. Slechtzienden zullen gebruik kunnen maken van beeldschermloupes en leesmachines, terwijl blinden geholpen worden door voorleesapparaten en zogenaamde ‘Daisy-afspelers’, apparaten die gedrukte teksten snel kunnen scannen en voorlezen. Ook voor mensen met dyslexie kan de text-to-speech-technologie nieuwe mogelijkheden bieden. De schenking past in een samenwerkingsakkoord tussen IBM en de K.U.Leuven, dat zich concentreert op gelijke kansen voor personen met functiebeperkingen.
12
onderzoek
16.5.2007
campuskrant
Nieuwe publicatie van Luc De Vos over moderne krijgsgeschiedenis
“Wie het beste nadenkt, wint de oorlog” Historicus Luc De Vos is gewoon hoogleraar aan de Koninklijke Militaire School, en buitengewoon hoogleraar aan onze Faculteit Sociale Wetenschappen. Dat maakt hem tot de gedroomde partner voor een gesprek over oorlog en strategie. Laat hij daar nu toevallig een boek over geschreven hebben. Ludo Meyvis
Z
“
o’n boek maak je om een breed publiek te onderhouden over de theorie van de krijgskunst. Er wordt immers niet altijd even correct over oorlog en oorlogvoering gepraat. Ik heb geprobeerd om daar het juiste begrippenapparaat voor aan te reiken. Verder vind je in mijn boek een schets van wat de belangrijkste militaire denkers kenmerkt, van Sun Tzu uit het China van 400 voor Christus tot recente denkbeelden over nucleaire oorlog. Meer dan de helft van het boek is gewijd aan de ontwikkeling van het westerse krijgsgebeuren, met bijzondere aandacht voor de belangrijkste veldslagen van de mid-
deleeuwen tot de Nieuwste Tijd.” “Je kunt je afvragen of het eigenlijk wel mogelijk is om over oorlog te theoretiseren. Het antwoord is heel eenvoudig: ja, dat kan heel zeker, en het heeft ook praktisch nut — al moet ik die term natuurlijk voorzichtig gebruiken. Hoe dan ook: wie het beste nadenkt, wint de oorlog. Het mooiste voorbeeld daarvan vind je in de Frans-Pruisische oorlog van 1870. De Pruisische planners hadden niet zo veel gevechtservaring, in tegenstelling tot de Franse officieren. Maar ze hadden wel een heel helder en goed doordacht plan — en de capaciteit om dat plan in realiteit om te zetten.” “Natuurlijk mag je de rationele onderbouw van de oorlog niet in mechanische termen opvatten. Er zijn heel veel irrationele imponderabilia, en het heeft geen zin om oorlog te willen voeren vanuit een rigide model. Maar rationele gevechtshandelingen kan je wel degelijk voorbereiden, of erover theoretiseren. Dat is trouwens ook wat er gebeurt in talloze think tanks.” Nooit meer oorlog? “Krijgsgeschiedenis kan je op verschillende niveaus beoefenen. Je kunt bijvoorbeeld een heel concrete veldslag analyseren. Dan heb je het vooral over de tactiek. Maar je kunt het ook over
een ruimer geheel hebben. Dan kom je op het terrein van de strategie, die op zijn beurt ingebed zit in de politiek. Dat onderscheid werkt verhelderend voor de evaluatie van krijgsverrichtingen en van wie die leidt. Zo kan je bijvoorbeeld zeggen dat Napoleon en Hitler op tactisch vlak heel goed waren, maar met
“Rationele gevechtshandelingen kan je wel degelijk voorbereiden, of erover theoretiseren.” hun strategische inschattingen liep het grondig fout. Grote strategen bereiken vaak meer dan grote tactici. Zo heeft Kohl de eenmaking van Duitsland gerealiseerd zonder dat er één gevechtshandeling heeft plaatsgevonden. Bismarck had daar drie oorlogen voor nodig.” “Als het op loutere theorie aankomt, is de grootste ongetwijfeld Carl von Clausewitz. Zijn boek Vom Kriege, eigenlijk een posthume verzameling notities en commentaren, blijft verplichte lectuur, ook al is het al bijna twee eeuwen oud. Oorlog was voor hem een tijdelijk verlengstuk van de politiek. Door beide met elkaar in verband te brengen, werd hij de grondleg-
ger van het moderne militaire denken.” “Mijn boek gaat over de klassieke oorlog van leger tegen leger. Die bestaat nog altijd. Het herverdelen van de welvaart wereldwijd kan de spanning en zo de kans op oorlog verminderen. Dat betekent echter wel dat wij als superrijken 90 procent van onze welvaart moeten afstaan.” “Naast de klassieke oorlog krijgt terreur tegenwoordig veel aandacht. We hebben nog geen manier ontwikkeld om daar op een volwassen, rationele manier mee om te gaan. We schatten het gevaar daarom onevenredig groot in. Er zijn minder doden gevallen door jarenlange, wereldwijde terreur dan op één welbepaalde oorlogsdag in Dresden… Hoe verschrikkelijk ook, terreur houdt op zichzelf relatief weinig gevaar in. Het ontwrichtende karakter ervan ontstaat precies door onze irrationele reactie en de disproportionele media-aandacht. Dàt is wat terreur doet ‘renderen’. Op de rol van de media in de oorlog ga ik trouwens dieper in in het laatste hoofdstuk van mijn boek. Terreur als zodanig valt echter buiten het bereik van de discipline van de krijgsgeschiedenis.” Luc De Vos, ‘Strategie & tactiek – Inleiding tot de moderne krijgsgeschiedenis’, Leuven, Davidsfonds, 277 p., 24,95 euro.
Johan Vlaeyen, BOF-prof en pijnexpert
Breken met pijn “Pijn is zo fascinerend omdat we er zo weinig over weten.” Professor Johan Vlaeyen (49) verricht al jaren baanbrekend onderzoek naar de psychologie van de (chronische) pijn. Hij stelde onder meer vast dat heel wat chronische rugklachten te verklaren zijn door een overschatting van het gevaar en door bewegingsvrees. Sinds januari werkt Vlaeyen als BOF-prof binnen de Onderzoekseenheid Psychologie verder aan de intrigerende puzzel van de pijn.
(© Rob Stevens)
Katrien Steyaert
I
n februari kreeg Johan Vlaeyen voor zijn onderzoek een eredoctoraat van de universiteit van Örebro, Zweden. Zijn cognitief-gedragsmatige therapie is met succes in de praktijk toegepast. “Ik raakte gegrepen door pijn toen ik na mijn studies klinische psychologie mijn vervangende dienstplicht vervulde in het psychiatrische centrum van Kortenberg. Daar behandelde ik chronische pijnpatiënten, wat de rest van mijn carrière beïnvloed heeft.” Na een jaar in de VS bij Wilbert Fordyce, de pionier van de pijnpsychologie, stond Vlaeyen een tijd lang in de praktijk. “In 1985 werd ik wetenschappelijk assistent aan de universiteit van Maastricht, waar ik nu nog één dag per week werk. Zo zette ik de stap van behande-
laar naar onderzoeker.” Sinds 1 januari maakt Vlaeyen als BOF-prof (van het bijzonder onderzoeksfonds — red.) deel uit van de Onderzoeksgroep Gezondheidspsychologie van de K.U.Leuven. Tranen Zonder pijn kunnen we niet overleven. Het is een signaal dat ons behoedt en waarschuwt. “Maar dat alarmmodel gaat niet altijd op. Ons Cartesiaanse denken is diepgeworteld: we zien de mens als een machine waar een druk op de knop op plaats a een lampje doet branden op plaats b. Die connectie is er echter niet altijd. Soms voel je geen pijn terwijl er duidelijke schade is, andere mensen hebben dan weer veel pijn zonder medisch aanwijsbare reden. Zeker bij chronische
pijn, waar ik me op toeleg, is die link onduidelijk. Er zijn ook grote variaties in pijn. Kortom, een hele puzzel.” “De opvattingen die mensen hebben over pijn bepalen in grote mate hun klachten. Mensen die geloven dat ze een groot probleem hebben, zijn extra voorzichtig, gaan vaker naar de dokter, stoppen met sport en blijven sneller thuis. Zij lopen het grootste risico om langdurig beperkt te zijn.” Een uitzending van het Canvasprogramma OverLeven in augustus 2006, waaraan Vlaeyen meewerkte, leert dat rugpijn de meest voorkomende chronische pijnklacht is. In Maastricht heeft de onderzoeker zich in die materie gespecialiseerd. “Het is een misvatting dat je bij rugpijn zo weinig mogelijk moet bewegen. Dat vermijdingsgedrag klinkt logisch — je wilt je letsel niet erger maken — maar vaak ondervind je er meer na- dan voordelen van. Je lichaam wordt zwakker, de pijn overheerst alles en je levenskwaliteit vermindert.” “Het is moeilijk, hoor. Sommige hernia’s gaan niet gepaard met pijn, andere keren kan de dokter geen oorzaak vinden maar lijdt de patiënt erg veel pijn. Hij voelt zich dan niet serieus genomen. ‘Denk je dat ik me aanstel?’, klinkt het dan. Of: ‘Heeft die dokter wel zijn best gedaan?’. Als de arts suggereert dat je omgang met pijn een rol speelt, interpreteren mensen dat vaak als zouden ze zelf verantwoordelijk zijn voor die pijn.” “Het belangrijkste uitgangspunt van onze behandeling is dat we geloven dat de patiënt pijn heeft. We inventariseren
zijn eigen overtuigingen over pijn en de activiteiten die hij vermijdt.” Anneke uit de documentaire heeft al vijftien jaar rugpijn. Fietsen of een krat in de koffer tillen zijn voor haar ondenkbaar geworden omdat ze gelooft dat haar rug dan zal knappen. “We leren haar dat pijn niet zo rechtlijnig is en dagen haar uit met wat wij gedragsexperimenten noemen.” Met tranen in de ogen kruipt Anneke op de fiets. Tot haar eigen verbazing lukt het haar probleemloos. “Mensen zien erg snel in dat ze een overschatting maken van het gevaar en onterecht bang zijn. De therapie is dan ook op maat gesneden van hun gedachten. Ze lijkt sterk op de behandeling van fobieën.” Mannen aan de haak slaan Vlaeyen verkent ook andere terreinen. “We zijn gestart met een grootschalig onderzoek naar de taakuitvoering bij mensen met werkgerelateerde hand-, arm- en schouderklachten. Die patiënten lijken het voltooien van de actie waarmee ze bezig zijn prioritair te vinden, ten koste van de aandacht die ze aan pijn geven. Vaak leggen ze zichzelf een ‘stopregel’ op, zoals ‘Ik hou er pas mee op als ik tevreden ben’. We vermoeden dat de combinatie van zo’n stopregel en een negatieve stemming tot overgebruik leidt. De behandeling, waarvoor we samenwerken met de universiteiten van Maastricht, Leeds en Örebro, wil hen daar flexibel leren mee omgaan, maar staat nog in de kinderschoenen.” pagina 13
campuskrant
studenten
16.5.2007
13
Hugo Van Rompaey: zeven universitaire studies, vijf verhandelingen en nu een doctoraat
“Ooit legde ik 28 examens af in 24 dagen” Hugo Van Rompaey (64) heeft zeven universitaire studies gevolgd en werkt momenteel aan een doctoraat in de theologie. Daarenboven kijkt hij terug op een drukke loopbaan in de politiek en de industrie. In zijn vrije tijd dirigeert hij een koor, wandelt, jogt en fietst hij en schrijft hij boeken. “En ik probeer zoveel mogelijk aandacht te geven aan mijn vrouw en kinderen. Zeker de laatste jaren is dat een prioriteit geworden.” Ines Minten
D
e reeks diploma’s begon met een licentie klassieke filologie in de jaren ’60. Na een aantal jaren in het onderwijs werd Hugo Van Rompaey PR-manager bij een groot chemisch bedrijf. Tegelijk timmerde hij aan een politieke carrière. “Van 1971 tot 1983 was ik burgemeester van Geel. Op het moment dat ik eraan begon, was ik de jongste burgemeester van het land.” Daarna volgde een periode in het parlement. “Ik heb zowel in de Kamer van Volksvertegenwoordigers gezeten als in de Senaat en het Vlaams Parlement. Ik vond het tof om de drie te kunnen meemaken.” In 1999 zei Hugo Van Rompaey de politiek vaarwel en besloot hij zich volledig toe te leggen op zijn studie filosofie. Mensenrechten “Ik krijg veel onbegrijpende blikken”, geeft Van Rompaey toe. “Vooral van leeftijdgenoten. De meesten van hen genieten ondertussen van hun pensioen.” Zodra hij zijn doctoraat heeft afgewerkt, wil hij zelf ook wat meer rust. Nu zit hij echter elke ochtend onvermoeibaar aan zijn computer. “Ik bestudeer de situatie van de Koerden in Turkije”, legt hij uit. “Aan mijn politieke ervaring heb ik een grote interesse voor de mensenrechten overgehouden. Ik ben erg verontwaardigd door de hypocrisie die veel politici met betrekking tot dat onderwerp aan de dag leggen. Politiek, zowel nationaal
pagina 12 Verder heeft Vlaeyen net een studie over het ‘complex regionaal pijnsyndroom’ aangesneden. “Daarbij lijkt het om een uit de hand gelopen en continue ontstekingsreactie te gaan. Na een banale kneuzing of een kleine operatie beginnen de voeten en handen soms pijnlijk op te zwellen. De minste aanraking doet dan pijn, waardoor de patiënt erg in zijn mogelijkheden beperkt wordt. We willen weten welke factoren die pijn in stand houden.” “Ach, er is nog zo veel te ontginnen! Zo droom ik van een onderzoek naar de contextuele invloeden bij pijn. In nietWesterse culturen zie je soms hoe jonge mannen tijdens een overgangsritueel aan haken hangen. Omdat hun sociale status daardoor erg stijgt, ervaren ze nauwelijks pijn. In onze behandeling betrekken we ook de context waarin de pijn is ontstaan, maar nog niet systematisch. Leuven is wat dat betreft een erg aantrekkelijke plek omdat men hier de rol van de context bij angststoornissen al goed onder de loep heeft genomen. Ik kijk dus uit naar een ongetwijfeld interessante samenwerking met het Centrum voor Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie. Ik blijf ook les geven. Het is een goede manier om je eigen modellen te toetsen en het dwingt je om je gedachten aan te scherpen.”
(© Rob Stevens)
als internationaal, draait puur om economie en defensie. Niemand geeft een zier om mensenrechten. De leugens die er rond verspreid worden, zijn soms gigantisch. Ik kan heel wat sprekende voorbeelden opsommen.” Met zijn doctoraat, zijn boeken en allerhande lezingen, wil Van Rompaey zijn steentje bijdragen om het tij te keren. Handjes-wuivend Toch gaan Van Rompaeys interesses nog een stuk verder. Daarvan getuigen zijn studies antropologie, kunstgeschiedenis, archeologie en godsdienstwetenschappen. “Vraag me niet welke studie me het meest geboeid heeft. In mijn ogen haken ze allemaal perfect in elkaar.” Hugo Van Rompaey schreef in de loop van de jaren vijf licentiaatsverhandelingen en legde van 1997 tot nu precies honderd examens af. “Uiteraard treedt er nu en dan verzadiging op”, geeft hij toe. “Ik ben echter realistisch: momenteel ben ik nog gezond, maar op een be-
paald ogenblik zal ik verplicht zijn het rustiger aan te doen. Het komt er dus op neer dat doctoraat zo snel mogelijk af te werken.” Ook examens vond Van Rompaey een goede zaak. “Bepaalde beroepsgroepen zouden nu en dan verplicht examens moeten afleggen”, vindt hij. “Je bescheidenheid en relativeringsvermogen varen er wel bij — iets wat met name politici goed kunnen gebruiken.” De oud-politicus geeft toe dat hij eveneens zijn portie van de ‘politieke ziekte’ gehad heeft. “Ook ik schreed bij wijze van spreken handjes-wuivend door mijn gemeente. Maar dan zat ik opeens met lood in mijn schoenen voor een prof die mijn zoon kon zijn, die er niet van uitging dat ik alle wijsheid van de wereld in pacht had, en die me dan ook niet het maximum van de punten gaf. Het heeft me volledig van mijn ziekte genezen.” Faalangst Er zijn jaren geweest dat Hugo Van Rom-
paey twee studies tegelijk volgde. “Zo heb ik ooit achtentwintig examens afgelegd in vierentwintig dagen. Het was een zware dobber, maar ik legde mezelf een keiharde studiediscipline met een hels tempo op en het lukte. Toch is de faalangst altijd gebleven. Voor elk examen braken de zenuwen me uit.” Van Rompaey is zijn vrouw en kinderen erg dankbaar: “Nadat ze me door mijn professionele en politieke bezigheden dertig jaar hebben moeten missen, probeer ik hen nu toch zoveel mogelijk aandacht te geven. Daarom verplaats ik me bijvoorbeeld met de trein. Die tijd kan ik gebruiken om te lezen, iets wat ik ook heel graag doe. Mijn vrouw zal in elk geval wel blij zijn als mijn doctoraatsverdediging eenmaal achter de rug is. Ik zal me dan nog toeleggen op lezingen, congressen, symposia en dergelijke, want ik wil nog een tijd een wezenlijke bijdrage tot het maatschappelijke debat blijven leveren. Maar het zal vanaf dan toch een pak rustiger worden.”
Doctoraat over interreligieuze dialoog
I
“Beschouw het niet als een handleiding”
n 1893 vond in Chicago een eerste voorbeeld plaats van een interreligieuze dialoog: het wereldparlement van religies. Na Wereldoorlog II wordt het belang van die dialoog benadrukt voor de relatie tussen joden en christenen. Dat belang wordt bevestigd tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. In de doctoraatsstudie Een zekere fragiliteit? Interreligieuze dialoog en de spanning tussen openheid en identiteit houdt Marianne Moyaert de interreligieuze dialoog — een dialoog tussen verschillende religies — onder de loep. Daarbij neemt ze als eerste afstand van het traditionele uitgangspunt, de heilsvraag. “De heilsvraag, de vraag of nietchristenen gered kunnen worden, impliceert drie antwoorden. Het inclusivisme zegt dat niet-christenen gered kunnen worden, het exclusivisme meent dat redding niet mogelijk is en
pluralisten geloven dat alle religies gelijkaardige heilswegen zijn. Die drie antwoorden kan je in vraag stellen. Het pluralisme bijvoorbeeld zegt in wezen dat alle religies complementair zijn en dat de andere religies nooit een bedreiging vormen voor de eigen religieuze identiteit. Voor mij impliceert die gedachte dat je als pluralist onverschillig bent voor de verschillen van de religieuze ander en zijn anders-zijn niet erkent. Pluralisme veronderstelt openheid, maar is gesloten.” De interreligieuze dialoog is vooral binnen de christelijke theologie prominent aanwezig. “God is een gesprek aangegaan met de mensen. Hij heeft hen geschapen en wil verbonden zijn met elkeen van hen. Dat impliceert dat christenen een verbondenheid moeten aangaan met de ander. Daaruit volgt het belang van een dialoog. Tegelijk maakt deze re-
denering een christen heel fragiel. God wil dat je Hem herkent in de ander. Daardoor loop je voortdurend het risico God te zien daar waar Hij niet is en omgekeerd.” De doctoraatsstudie moet niet gezien worden als een handleiding voor het voeren van een interreligieuze dialoog. Wel geeft ze een voorbeeld van hoe de dialoog anders opgevat kan worden. Belangrijk is dat de dialoog zijn religieuze karakter behoudt. “De interreligieuze dialoog moet de verschillende religies helpen in hun streven naar de erkenning van hun wederzijds bestaan. De religieuze dialoog biedt geen oplossingen, maar kan wel bijdragen tot het leefbaar maken van de wereld. De enige voorwaarde daartoe is de erkenning van het bestaan van de ander en het besef dat ook die erkenning begrensd is.” (af)
14
interview
16.5.2007
Leven na Leuven
campuskrant
Peter Brosens, geograaf, antropoloog en co-regisseur van Khadak
Wereldcinema, made in Belgium Een brandende nomadentent midden in de Mongoolse steppe, een paard met een stukje hemel rond zijn nek, een meisje bedolven onder steenkool, het zijn beelden die Khadak op je netvlies grift. De film van de Leuvenaar Peter Brosens (45) en zijn Amerikaanse vrouw Jessica Woodworth wordt over de hele wereld overladen met prijzen en superlatieven. Nu hij even op Belgische bodem is, praten we met de eigenzinnige regisseur over zijn leven en werk, die naadloos in elkaar vloeien.
Interview Katrien Steyaert (© Rob Stevens)
Dat Peter Brosens een hartelijke man is, merk je meteen. Hij geeft me een khadak, een blauwe ceremoniële sjaal die een belangrijke rol speelt in zijn eerste fictiefilm. Een stukje hemel krijgen, het ontroert me. De khadak zal me geregeld terug katapulteren naar het ongrijpbare universum van de film, die geroemd wordt om zijn poëtische beeldtaal. Daarin worstelt de jonge nomade Bagi met zijn sjamaanroeping en de bruuske overgang naar het leven in de stad. Hij ontmoet Zolzaya, een mooie steenkooldievegge die hem zonder woorden begrijpt. Er volgt een wervelende finale die zweeft tussen realiteit en fictie. Ik maak tientallen foto’s in mijn hoofd. “Als kleine jongen begon ik te fotograferen”, vertelt Brosens. “Later maakte ik met vrienden diashows met een oude Revox. Toen ik tijdens ‘De Andere Film’ in Leuven Stalker van Andrei Tarkovsky zag, heb ik enkele dagen niet kunnen spreken. ‘Waw, ik wil films maken!’ dacht ik.” Maar ouderlijke ongerustheid stak een stokje voor film- en fotografiestudies. “‘Ga eerst naar de universiteit en doe dan je zin’, klonk het. Ik kom uit een academische familie. Mijn vader is een van de pioniers van de in-vitrofertilisatie en mijn opa heeft hier — toen het STUK (waar we een glas drinken — ks) nog het Departement Scheikunde herbergde — nog lesgegeven. Ikzelf heb uiteindelijk een hele collectie diploma’s vergaard. (lacht)” Brosens studeert eerst stedelijke geografie. “De mens in de ruimte interesseert me, meer dan wat er onder de grond zit. Maar aan de Faculteit Wetenschappen is er geen aandacht voor het waarom van het menselijke handelen.” Een postgraduaat sociale en culturele antropologie was het logische gevolg. “Een hele openbaring voor mij.” Subliem Brosens tuurt intussen nieuwsgierig de wereld in. “Mijn ouders bouwden in de jaren zeventig een vriendenkring op van Zuid-Amerikaanse studenten. We gingen zelden op reis maar trokken wel
twee keer naar daar. Voor een kind is dat ongelooflijk ver en avontuurlijk. Het onderzoek voor mijn eindverhandeling situeerde zich niet toevallig in Lima, waar ik op straat een behoorlijk mondje Spaans leerde spreken. Samen met mijn rare combinatie van diploma’s bracht dat me in Guayaquil, een stad in Ecuador waar ik twee jaar gewerkt heb aan een onderzoek naar plattelandsmigratie. Daarna was het echt tijd voor film. Maar hoe moest ik daar in godsnaam aan beginnen?” Een master in visuele antropologie in Manchester wordt Brosens’ springplank. “Ik heb er vooral geleerd hoe je films niet moet maken. Ze benaderden cinema daar erg eng; het zou een registratie zijn van de realiteit zonder gebruik van filmische taal.” De regisseur in spe zocht zijn eigen weg. “In Ecuador had ik gelezen over de epidemie van zelfmoorden in sommige Andesdorpen. Dat intrigeerde me genoeg om mijn eindwerk in die regio te maken. Met een VHS-camera draaide ik in 1994 de korte films La Campana de Oro en El Camino del Tiempo.” Die laatste circuleerde op festivals, werd uitgezonden op de toenmalige BRTN en kreeg enkele prijzen. “Het is een registratie, in een bijzondere stijl, van iets dat zich toevallig afspeelde. Een oude man, die thuis was in de orale geschiedenis en mythes van de streek, kwam dronken op onze afspraak aan. Toen hij bewusteloos neerplofte na zijn performance voor de camera keek niemand daarvan op. De ouderen hebben er immers het voorrecht te drinken tot ze erbij neervallen, omdat ze zouden kunnen communiceren met de overledenen. Later begrepen de Mongolen die Zuid-Amerikaanse beelden meteen. Het sjamanisme uit Khadak is gelijkaardig. Het gaat om een dimensie die bestaat naast de drie gekende. Er is een wisselwerking mogelijk tussen de wereld die zichtbaar is en die van de geesten en voorvaders. Nee, ik geloof zelf niet in sjamanisme, maar wel in de mensen die erin geloven. Anders kan je Khadak niet maken.”
“Onze films nodigen uit tot contemplatie, ze raken niet het hart maar de ziel. Je moet erg voorzichtig zijn met die zeldzaam geworden aanpak. Sommigen verwijten ons een oppervlakkige psychologische uitdieping van de personages. ‘Inderdaad!’, denk ik dan. Dat is immers de grootste vijand van de transcendente filmstijl waar wij bij aanleunen. Tarkovsky bewees ook al dat je het sacrale niet kunt psychologiseren. Net als bijvoorbeeld Robert Bresson willen we vanuit de stijl het mysterie van het leven maximaliseren en een essentieel gevoel van verwondering oproepen. Het is makkelijk om
“We verwachten veel van ons publiek, we onderschatten het niet. Een goede film is een dialoog tussen twee zielen, die van de kijker en de filmmaker.” mooie beeldjes te schieten, maar echte esthetiek is de inherente spanning tussen en in de beelden. We laten de narratieve structuur niet varen en er is een zeker niveau van drama, maar dat wordt ‘gededramatiseerd’ om de kijker bij iets anders te brengen. Je mag Khadak gewoon een interessant verhaal vinden, maar de gelaagdheid van de prent kan je ook naar het sublieme leiden, een overweldigende esthetische ervaring.” Wie in het Mongoolse filmgedicht een sterk uitgewerkt verhaal of antwoorden zoekt, blijft op zijn honger zitten. “Net zoals wanneer je een dansvoorstelling van Anne Teresa De Keersmaeker of een tentoonstelling van Caspar David Friedrich bezoekt, moet je met een bepaalde ingesteldheid naar de bioscoop komen. Wie Khadak onvoorbereid ziet,
riskeert uit de boot te vallen. We verwachten veel van ons publiek, we onderschatten het niet. De film biedt niet meer dan raw materials voor een mogelijke persoonlijke ervaring. Een goede film is een dialoog tussen twee zielen, die van de kijker en de filmmaker.” De Amerikaan Christopher mailt de regisseurs: “It is as if I had some large scab ripped from my soul, allowing some ignored or forgotten wound to breathe, to weep and cleanse itself.” Casa Bo Ook Peter en zijn vrouw Jessica zijn twee zielen die elkaar zonder woorden begrijpen. Jessica Woodworth is een Amerikaanse journaliste die in Parijs en China televisie en documentaires maakte. In 1998 draait ze haar eerste film The Urga Song in, niet toevallig, Mongolië. Daar ontmoet ze Peter die er, net als zij, Kerstmis in zijn eentje doorbrengt. Na enkele minuten weet Jessica dat ze met hem wil trouwen. Het is de bevriende bioloog Odo Halflants die Brosens naar het land van vergezichten, gastvrijheid en weinig woorden had gelokt. “Halflants’ tijd ging naar een experimenteel project over de grijswaarden van de steppe, No further questions. Hij zocht iemand die voor de geldschieters een documentaire kon maken over de kleinschalige toepassingen van wind- en zonne-energie in het land, stel je voor! Intuïtief ging ik op het aanbod in. Wat een avontuur! Ik kocht een ticket enkele reis bij Aeroflot en had een transitvisum van 48 uur. Toen ik in het koude land aankwam, stond ik aan de grond genageld. Ik had al veel gezien in mijn leven, maar dát… Mijn eerste indrukken waren zo overweldigend dat ik niet wist waarop ik mijn cameraatje het eerst moest richten. Ik begreep er niks van en begon details te isoleren in mijn vizier. Uit die fantastische ervaring groeide in 1993 City of the Steppes, een documentaire die bizar genoeg het festival van Venetië gehaald heeft.” pagina 15
campuskrant
personeel
16.5.2007
pagina 14 Het wordt een drieluik waarmee Brosens zich als documentairemaker vestigt. “Het grootste paneel is State of Dogs, een langspeelfilm over een dode hond in Mongolië.” Hij grijnst. “Ik volgde een Europese producentenopleiding en ging in mijn naïeve enthousiasme bij iedereen leuren om geld. Het werd een gigantische coproductie. Mijn Mongoolse coregisseur grapte: ‘Peter, you’re not a filmmaker, you’re a filemaker’ toen hij de papierberg op mijn bureau zag. Maar het werd de beste documentaire die ik gedraaid heb. Om af te kicken maakte ik met twee bevriende regisseurs het kleinschalige Poets of Mongolia.” Ondertussen trouwen Peter en Jessica in Leipzig en krijgen ze een dochter. Lenka is nu vier, heeft twee paspoorten en spreekt vlot Nederlands, Engels en Frans. “Haar naam betekent licht. Cinema is niks anders dan dat. Lenka gaat zoveel mogelijk mee op reis, maar is altijd blij als ze terug thuis is.” Thuis, dat is Falaën in de Condroz. “Toen we Khadak schreven, logeerden we in een naburig dorpje. Tijdens een van onze wandelingen zagen we een fantastisch huis dat te koop stond, prachtig om met vrienden en familie te delen. In het hoogseizoen openen we er Casa Bo, onze bed & breakfast. Voor ons betekent het een financiële steun en bovendien krijgen we er interessante mensen over de vloer. De drie
gastenkamers knipogen naar de cineasten Pasolini, Almodovar en Kitano.” Films maken blijft echter een absolute prioriteit voor het koppel. “We runnen het familiebedrijfje Bo Films. De gouden regel is: hou de kosten laag.”
strand, roltrap en Italiaanse meisjes! We hebben hem en Zolzaya, twee studenten, eigenlijk toevallig ontdekt. Het zijn natuurtalenten. Onze crew was enorm enthousiast, dat moet wel als je bij 36 graden onder nul draait. Nochtans hebben we, ironisch genoeg, kilo’s extra sneeuw moeten aanvoeren in de steppe.” Hoewel Brosens en Woodworth voor Khadak voor het eerst op een filmset stonden, was de stap van docu naar fictie niet zo groot — ze hebben eigenlijk altijd al op de grens gebalanceerd. “De dictatuur van televisieformats heeft de creatieve documentaire uitgeroeid. Jessica had bovendien een moeilijke ervaring achter de rug met The Virgin Diaries, een documentaire over het delicate thema van maagdelijkheid en islam. Het was genoeg. Bij langspeelfilms schrok het strikte scenario me af, dat hebben we op de eerste draaidag van Khadak al buiten gegooid. Onze Nederlandse en Duitse partners zijn oude vrienden die ons full editorial control geven, anders was ik er al lang mee opgehouden. Ook voor het autonome Vlaams Audiovisueel Fonds niks dan lof. Laten we hopen dat de politieke configuratie ons nooit dwingt om enkel Vlaamse films met Vlaamse acteurs te maken. Dan hebben we een probleem, met onze ‘wereldcinema made in Belgium’.” Ook het volgende project van Brosens, Fragments of Grace, wordt wellicht een ‘universele nichefilm’. “We zijn volop
Vlaamse Filmkes De Gouden Leeuw van de Toekomst, de debuutprijs van honderdduizend dollar op het festival van Venetië dat het filmechtpaar en hun producenten in september wonnen, is een mooi extraatje. “Onze bescheiden film is heel kwetsbaar op de competitieve, oververzadigde Belgische markt. Ik heb het ook moeilijk met de beperkte uitbreng van de distributeur, die heeft immers een verantwoordelijkheid naar de belastingbetaler. We waren echter blij verrast met de goede respons. Het is uitzonderlijk dat een Belgische film unaniem lovend wordt onthaald door de hele Belgische pers. En dan de bekroningen, zoals de Cultuurprijs van Vlaanderen 2006 voor Film …” “In Toronto stonden we klaar voor de première toen Jessica in allerijl naar Venetië moest om de prijs in ontvangst te nemen. Sundance, Bratislava, Mar del Plata… Elke dag komt er een festivalselectie bij. Daar sturen we onze jonge acteurs naartoe, want wij willen echt verder werken. Bagi was bijvoorbeeld nog nooit buiten Mongolië geweest. In Venetië zag hij voor het eerst een vliegtuig,
15
bezig met het scenario en de casting voor dit Belgisch-Peruaanse verhaal dat me opnieuw bij zelfmoord in de Andes brengt. Who cares, zou je denken. Maar dat is de manier waarop ik naar de wereld kijk: zelfs iets heel kleins probeer ik te contextualiseren. De wraakzuchtige soort zelfmoord waarover het gaat, voert ons zelfs terug naar de politiek van de Verenigde Staten in Zuid-Amerika en hoe die de zelforganisatie en gemeenschappen tot op het bot heeft afgebroken. De protagoniste Saturnina pleegt zelfmoord omdat haar verloofde bruut is vermoord door pishtaco’s, vermeende huurlingen die het kwalitatief goede, menselijke vet van de Indianen zouden komen stelen. Het volk gelooft echt dat dat de verklaring is waarom hun levensniveau daalt terwijl dat van de rest van de wereld stijgt. Saturnina filmt haar eigen zelfmoord en doet omstandig haar visie op de wereld uit de doeken. De camera is van Max, een arts die het leven in zijn veldhospitaal voor oogoperaties filmt om zijn Belgische vriendin Grace, een uitgebluste Magnumfotografe, opnieuw zin te geven in het metier. Carl De Keyzer werkt wellicht mee om de foto’s te maken. Na dertien jaar Mongolië is het tijd voor iets anders. Over enkele dagen vertrekken we naar Peru op zoek naar een geschikte filmlocatie.” hhtp://www.khadak.com http://www.casabo.be
–personeelskrant– Sein op veilig
Doorlopende laboratoriumproeven Hoewel er verschillende voorzorgsmaatregelen gelden bij proeven buiten de diensturen, kan er nog steeds iets mislopen. In dat geval moeten de juiste personen natuurlijk over de noodzakelijke veiligheidsinformatie kunnen beschikken. Daarvoor dient het formulier ‘doorlopende laboratoriumproeven’, waarop de proefverantwoordelijken, de bijzondere risico’s en de maatregelen bij storingen moeten worden vermeld. Nadat het diensthoofd het formulier heeft ondertekend, hang je het op in de buurt van de proefopstelling en aan de toegangsdeur van het lokaal. Vergeet ook niet een kopie over te maken aan de Dienst Veiligheid, Gezondheid en Milieu, de ruimteverantwoordelijke en aan het Bewakings- en Beveiligingsbeleid. Voor meer info kan je terecht op http://www.kuleuven.ac.be/admin/lp/niv3/ pd-p08.htm of bij de dienst Veiligheid, Gezondheid en Milieu,
[email protected].
Wie is de man of vrouw
de Collega’s 34
achter die sympathieke stem die u zo vaak aan de lijn hebt?
Of wie schuilt er achter de persoon met wie u een intensieve mailrelatie onderhoudt?
In deze rubriek proberen we een gezicht te plakken op die collega met wie u zo goed samenwerkt, maar die u op straat straal voorbij zou lopen.
door Tim Vuylsteke
(© Rob Stevens)
Hilde Goossens, administratief medewerkster bij LRD, stuurde ons vorige maand naar de Jobdienst. Niet om werk te zoeken, uiteraard, maar omdat ze dienstcoördinator Brigitta De Baets (49) wat beter wilde leren kennen. Die had haar immers al vaak geholpen bij het vinden van jobstudenten voor haar afdeling, en bij het oplossen van problemen met contracten en statuten.
“De Jobdienst is het centrale aanspreekpunt voor iedereen — studenten én personeel — die vragen heeft in verband met de tewerkstelling van studenten, zowel binnen de K.U.Leuven als erbuiten. Twintig jaar geleden was dit nog een ‘eenvrouwsdienst’, nu werken hier vijf mensen voltijds. Enkele cijfers? Elk jaar proberen we meer dan achtduizend studenten aan een job te helpen. Een duizendtal vindt werk binnen de universiteit. Vorig jaar werden daarvoor tweeduizend contracten opgesteld, goed voor de helft van alle aanwervingen bij de K.U.Leuven. Al die studenten samen vertegenwoordigen trouwens — omgerekend — maar liefst tweeënnegentig voltijdse personeelsleden.” “Misschien lijkt het wat vreemd dat vijf mensen zich dagelijks buigen over iets banaals als een studentenjob, maar studententewerkstelling brengt nu eenmaal heel veel problemen met zich mee, vooral in verband met wetgeving. Elke dag krijgen we vragen over kinderbijslag, belastingen, de combina-
tie van meerdere statuten enzovoort. Bovendien bestaat een derde van ons publiek uit internationale studenten. Hun situatie is nóg complexer.” “Twee medewerkers zorgen voor de jobbemiddeling, de andere twee voor de administratie van de eigen tewerkstelling. Ikzelf probeer, als coördinator, beide cellen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en te zorgen voor een goede samenwerking met de Studentenadviesdiensten, waar onze dienst deel van uitmaakt. Ik heb natuurlijk het voordeel dat ik de hele evolutie heb meegemaakt, van de eenvrouwsdienst tot de Jobdienst zoals die nu is. Daardoor kan ik me makkelijker inleven in problemen van medewerkers.” “Als ik niet met jobs bezig ben, verken ik graag een stukje van de wereld. Daarom hebben mijn man en ik een camper gekocht, waarmee we regelmatig voor een tiental dagen op pad gaan. Het liefst reizen we naar streken die nog niet overspoeld zijn door toeristen, of anders kiezen we voor een minder
druk seizoen. Die camper zorgt er natuurlijk wel voor dat we ons moeten beperken tot Europa, maar dat is niet echt een probleem: we kennen genoeg mooie plekjes. Welke dat zijn? Wel, er wordt altijd gezegd dat je de beste bestemmingen voor jezelf moet houden, maar niettemin raad ik iedereen het Oostenrijkse Virgental aan.” Is onze volgende Collega, net als Hilde Goossens, ook een klant van de Jobdienst? “Eigenlijk wel, want ik kies voor Elke Peeters van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Als ze studenten nodig heeft, krijgt ze vaak op het laatste nippertje de nodige informatie, waardoor wij vaak op het laatste moment op zoek moeten gaan naar de juiste gegevens. Ze is echter steeds heel bereidwillig. Die studententewerkstelling is waarschijnlijk maar een piepklein deeltje van haar job, dus zou ik graag eens weten waar ze zich verder zoal mee bezighoudt.”
16
diversiteit DIVeRS ITeIT
16.5.2007
campuskrant
Studenten ingenieur-architect onderzoeken integrale toegankelijkheid aula’s
“Verder denken dan rolstoelen alleen” Les krijgen in oude gebouwen mag erg charmant lijken, maar daar denken studenten met een functiebeperking vaak anders over. Het is moeilijk de leerstof te begrijpen als je je docent nauwelijks verstaat of — erger nog — als je niet tot in de aula bent geraakt. Vier studenten ingenieur-architect maakten hun eindverhandeling over de integrale toegankelijkheid van een aantal gebouwen van onze universiteit. Wouter Verbeylen
A
nn Heylighen doceert ontwerpmethodiek aan de studenten ingenieur-architect. “Ik onderwijs hen de principes van Universal Design, waarbij je in je ontwerp rekening houdt met de diverse capaciteiten en beperkingen van ons allemaal. Samen met Gerrit Vermeir en Herman Neuckermans stelde ik vorig jaar voor het eerst een aantal thesisonderwerpen rond dat thema voor. Het resultaat van de vier studenten die toehapten is veelbelovend, en volgend jaar krijgt het zeker een vervolg.” Campuskrant ging met de studenten rond de tafel zitten om de resultaten te overlopen. Beschermd Eva Dooms en Karolien De Leye onderzochten het akoestisch comfort van auditoria. “Akoestisch comfort is zowel relevant voor slechthorenden als voor
mensen met een visuele beperking, die zich door de slechte akoestiek vaak niet kunnen oriënteren.” “We hebben eerst alle vier samen ervaringsdeskundigen bevraagd: studenten en personeelsleden met een functiebe-
“Heel wat ervaringsdeskundigen bleken klachten te hebben over de Grote Aula van het Maria-Theresiacollege (MTC). Daar was een renovatie gepland in 2009, dus hebben we ons op die aula gefocust. Uit onze metingen bleek dat
“Aanpassingen beperken zich vaak tot rolstoelgebruikers, terwijl andere groepen over het hoofd worden gezien.” perking, en ook deelnemers aan de Universiteit Derde Leeftijd die vaak van de lokalen gebruik maken. En we hebben samen met de Technische Diensten bekeken welke aula’s de volgende jaren sowieso opgeknapt zouden worden. Het zou immers weinig zin hebben alles te onderzoeken, als onze bevindingen nadien gewoon in de kast zouden belanden.”
de nagalmtijd inderdaad veel te lang was — niet alleen voor spraak, maar bijvoorbeeld ook voor muziek, vervelend voor een zaal die vaak voor culturele activiteiten wordt gebruikt.” “In een volgende fase hebben we een 3D-model gemaakt van de aula en dat hebben we dan geïmporteerd in een akoestisch simulatieprogramma. Op basis van de resultaten hebben we een zestal voorstellen tot verbetering gedaan. Dat gaat van het aanbrengen van dikkere, geluidsabsorberende stoelbekleding tot grotere ingrepen als absorptielagen aanbrengen aan muren of plafond. We hebben daarbij niet meteen rekening gehouden met de verschillende kostenplaatjes — die afweging moeten de Technische Diensten maken.” “Eén ideale oplossing bestaat trouwens niet. De uiteindelijke keuze hangt immers niet alleen af van het kostenplaatje, maar bijvoorbeeld ook van goedkeuring door Monumenten en Landschappen. De Grote Aula van MTC is beschermd, zoals heel wat oude universiteitsgebouwen trouwens, en daar moet men bij herstellingswerken rekening mee houden. Een bewerking van de koepel tegen het galmen kan ideaal lijken, maar als daardoor het beschermde reliëf van die koepel verloren gaat, is dat geen optie…” Universele gebouwen Frih Fransen en Ellen Bernaerts hebben zich in hun eindwerk geconcentreerd op de integrale toegankelijkheid van de universiteitsgebouwen. Frih ontwikkelde een evaluatiemethode waarmee de Technische Diensten de toegankelijkheid voor personen met een fysieke beperking kunnen testen, en Ellen onderzocht de toegankelijkheid van de Grote Aula, onder meer op basis van deze methode. Frih: “Eerst dacht ik dat mijn aanpak te streng was: ik heb negen auditoria op Campus Arenberg geëvalueerd en elk
(© Rob Stevens)
Drempelvrees? Tijdens de Heen-en-weer-week van 7 tot 13 mei werd er met het project ‘Rollen en bollen’ ook aandacht besteed aan duurzame mobiliteit en toegankelijkheid. Aan Alma 2 kon je niet alleen je fiets laten nakijken en graveren, je kon er ook naartoe om de beperkte bewegingsvrijheid van andersmobiele mensen eens aan den lijve te ervaren. Om te veel ongelukken tijdens het rolstoelrijden en het blindlopen te voorkomen, werden de deelnemers bijgestaan door ervaringsdeskundigen.
gebouw heeft wel een aantal slechte punten gekregen. Vaak is de aula bijvoorbeeld wel toegankelijk gemaakt voor studenten met fysieke beperkingen, maar het podium vooraan niet, zodat docenten met een handicap er niet op geraken. Soms is de aangebrachte helling te steil, en vaak ontbreken heel eenvoudige dingen: contrasterende strips op trapneuzen zijn heel handig bij een visuele beperking, maar ze zijn zelden aanwezig.” “Dat is trouwens een algemene opmerking: aanpassingen beperken zich vaak tot rolstoelgebruikers, terwijl andere groepen over het hoofd worden gezien. In mijn evaluatie heb ik dan ook verschillende soorten beperkingen willen opnemen, en de tekortkomingen per beperking gecategoriseerd. De bedoeling is dat de resultaten weldra op het internet worden geplaatst, zodat ze niet alleen nuttig zijn voor de Technische Diensten. Elke gebruiker van de lokalen kan dan vooraf nagaan of er problemen zijn en indien nodig assistentie meevragen.” Ellen: “Aan de hand van Frihs evaluatiemethode heb ik de problemen van de Grote Aula van MTC geïnventariseerd en mogelijke oplossingen voorgesteld. De kasseien en de grote trap voor de aula zijn een eerste knelpunt. De rolstoelvriendelijke toegang is er wel, maar is slecht aangegeven en dus moeilijk te vinden. Via een hellend vlak kom je midden in de aula vooraan terecht, en dat werkt heel stigmatiserend voor rolstoelgebruikers. En verder zouden, zoals Frih al zei, een aantal kleine ingrepen de zaak al een heel eind vooruithelpen: strips op trapneuzen, een goed aangebrachte trapleuning, goed meubilair — wat heeft iemand die met een laptop notities neemt aan een klein hellend tafelblad zonder pc-aansluiting?” De casestudies leren veel over wat er in de toekomst beter kan. Ann Heylighen: “De studenten hebben natuurlijk vooral gekeken naar oude gebouwen — daar ben je wel verplicht te vertrekken vanuit het oorspronkelijke ontwerp. Maar ook bij nieuwbouw wordt toegankelijkheid meestal pas bekeken als het eigenlijke ontwerp al klaar is. Geen wonder dat het dan een meerkost oplevert, en ervaren wordt als storend voor de architectuur. Een architect mag — neen, moét — daar rekening mee houden van bij het begin van het ontwerpproces.” Info:
[email protected], (t) 016 32 17 41
In Memoriam De universitaire gemeenschap neemt afscheid van De heer Sep Wolput bachelor in de sociale wetenschappen eerste jaar geboren op 14 december 1986 en overleden op 8 april 2007
Mevrouw Hilde Van Wijck directiesecretaresse aan het HIVA geboren op 1 juni 1952 en overleden op 23 april 2007
campuskrant
diversiteit
16.5.2007
B
ij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 werd Ridouani niet enkel verkozen, maar werd hij meteen ook schepen van personeelszaken, onderwijs, duurzame ontwikkeling en diversiteit. Bij de federale verkiezingen van juni staat hij op de vijfde plaats van de Leuvense sp.a-Spirit-lijst. Toch is Ridouani nog een nieuweling in de politiek. “Ik ben er eigenlijk veeleer in geduikeld. Na de verkiezingen van 2006 stond ik plots voor de keuze tussen het schepenambt en mijn baan als consultant bij Deloitte, waar ik waarschijnlijk een vrij stabiele carrière zou kunnen uitbouwen. Het was een moeilijke keuze, maar uiteindelijk heb ik toch besloten dat je de kans om dingen te kunnen realiseren in je eigen stad, niet mag laten liggen.” Hoewel zijn ouders in de jaren 70 uit Marokko emigreerden, is Mohamed Ridouani zelf immers geboren en getogen Leuvenaar. Als middelbare scholier volgde hij economie aan het Koninklijk Atheneum Redingenhof. “In die tijd een voor de hand liggende keuze”, zegt hij zelf. “Het Redingenhof stond toen, veel meer nog dan nu, bekend als een concentratieschool. Als je er niet door een doorverwijzing van een andere school belandde, deed je dat vaak omdat je kameraden er ook heen gingen.” Ook daarna bleef Ridouani in Leuven, waar hij aan de universiteit behalve handelswetenschappen ook internationale betrekkingen studeerde. Na zijn studie bracht hij als consultant veel tijd door in het buitenland. Het was vooral de vereniging Ahlan, waarvan hij voorzitter is, die hem terug naar Leuven en uiteindelijk in het stadhuis bracht. “Ahlan werd twee jaar geleden opgericht, met als doel de zelfemancipatie van allochtonen in Leuven te bevorderen. Er zijn tal van allochtone of multiculturele organisaties die mensen samen brengen, maar ik geloof dat er nood is aan verenigingen die niet terugplooien op zichzelf, maar mensen ondersteunen om zelf vooruit te geraken. Je kunt het misschien vergelijken met de arbeidersbeweging van vroeger. Met Ahlan kiezen we er bewust voor te werken rond thema’s zoals onderwijs en tewerkstelling, en steken we de hand uit naar andere organisaties, de overheid en de onderwijswereld. Ik geloof dat het nodig is op die manier breed te werken en pijnpunten op een constructieve manier aan te pakken. Het is vooral door mijn praktijkervaring met Ahlan, door echt eens ‘met de voeten in de modder te staan’, dat mijn maatschappelijke inzichten rond onderwijs en achterstelling verbreed zijn. Van daaruit ben ik in de politiek gerold, en ik ben blij dat ik nu als schepen op die ervaring kan voortbouwen.” Mohamed Ridouani heeft er geen problemen mee ‘allochtone schepen’ te zijn, maar hij benadrukt geen ‘schepen van de allochtonen’ te zijn. “Ik ben schepen van en voor elke Leuvenaar. Vlak na de verkiezingen hoorde je wel eens dat enkel de allochtone bevolking op mij had gestemd en dat ik dan waarschijnlijk ook enkel voor hen in het stadhuis zou gaan zetelen. Ik kan je gerust zeggen dat geen van beide waar is. Ik ben weliswaar een allochtone schepen, maar die extra culturele bagage en de ervaring die ik binnen Ahlan heb opgedaan, kan iedereen in Leuven dienen. Bovendien mag je niet vergeten dat ik naast diversiteit ook personeelszaken, onderwijs, milieu en duurzame ontwikkeling in mijn portefeuille heb.” Ridouani bevestigt dat hij het als politicus niet altijd even gemakkelijk heeft. “De allochtone gemeenschap is natuurlijk blij om een allochtone schepen in het college te zien. Dat schept echter ook erg hoge verwachtingen, die niet gemakkelijk in te lossen zijn.” Lege doos De stad Leuven ontving eind maart als eerste en enige stad in België het Label Gelijkheid Diversiteit van de federale overheid, samen met negen bedrijven.
17
zullen mensen waarschijnlijk trots zijn om naast hem te wonen, omdat het een man met aanzien is. Rond bijvoorbeeld Turken of Marokkanen, die ook een andere cultuur hebben, hangt echter een sfeer van kansarmoede, die ervoor zorgt dat die mensen veel minder aanvaard worden. Ze zijn vaak laaggeschoold, hebben moeilijkheden op de arbeidsmarkt, als gevolg ook een lager inkomen, slechtere huisvesting, zelfs een lagere levensverwachting. Dat heeft natuurlijk ook weer zijn invloed op de kinderen van zulke gezinnen. Het drama is dat die kansarmoede bovendien wordt geïnterpreteerd als een cultuurdeficit, dat het dus eigen is aan hun gewoontes dat ze er niet op vooruit gaan. Ik geloof dat je mensen eerst uit die sfeer van kansarmoede moet weghalen, voor je zelfs over een cultuurdeficit kunt spreken.”
(© Rob Stevens)
DIVeRS ITeIT Schepen Mohamed Ridouani wil meer allochtonen naar de universiteit krijgen
“Kansarmoede is de kern van het probleem” Leuvense schepen van diversiteit, voorzitter van de multiculturele organisatie Ahlan en kind van ouders die uit Marokko emigreerden. Mohamed Ridouani (27) weet waarover hij spreekt wanneer het om allochtonen en diversiteit gaat. Na een aantal jaar geleden aan de K.U.Leuven te zijn afgestudeerd, werkt Ridouani sinds kort weer samen met de universiteit, nu vanuit het Leuvense stadhuis. Tim Willekens “Het is een erkenning voor organisaties die rond die thema’s een goed beleid uitstippelen. Het is zeker geen vrijblijvende zaak: de stad heeft een strategisch driejarenplan opgesteld waarin concrete acties beschreven zijn die diversiteit en gelijkheid in het personeelsbestand moeten bevorderen inzake gender, allochtonen, ouderen en jongeren en mensen met een functiebeperking. Ook voldoende interne en externe communicatie rond de acties behoorde tot de vereisten.” “Ik vind dat je voorzichtig moet zijn met de term ‘diversiteit’. Steeds meer organisaties en instellingen beginnen het woord te gebruiken, maar we moeten opletten dat het daardoor niet verglijdt naar een lege doos. Echte diversiteit is immers niet evident! Het betekent een aanvaarding van het anders-zijn, en dat gaat een stuk verder dan het bieden van gelijke kansen. Ik geloof dat we op dit moment sociaal en mentaal nog niet he-
lemaal klaar zijn voor een inclusief beleid, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen allochtonen en autochtonen. Die opsplitsing is er in onze maatschappij immers nog steeds. Daarom is er nu eerst een gericht doelgroepenbeleid nodig, waarbij bepaalde groepen afgebakend en benoemd worden. We moeten inzien dat allochtonen inderdaad een vrij homogene groep vormen, vooral dan door het gemeenschappelijke kenmerk van kansarmoede. Pas wanneer de groep zelfredzaam is geworden en die kenmerken weggewerkt zijn, kan je werken aan een inclusief beleid en kan er sprake zijn van echte diversiteit.” “Er worden vaak initiatieven genomen rond multiculturaliteit, maar ik geloof dat precies kansarmoede de kern van het probleem is. Stel dat je de Japanse ambassadeur als buurman hebt. Die man heeft ook een andere cultuur, hij kleedt zich anders, gedraagt zich anders. Toch
Onderwijs als hefboom Ridouani beschouwt onderwijs daarin als een cruciale schakel. “Wist je dat momenteel meer dan vijftig procent van de allochtonen geen diploma secundair onderwijs behaalt? Om een goede kans te maken op de arbeidsmarkt en om uit de spiraal van kansarmoede te geraken, is het dan ook noodzakelijk daaraan iets te veranderen.” Eén van de pogingen daartoe is het Buddy-project, een samenwerking tussen de stad, de Leuvense secundaire scholen en de lerarenopleidingen van de K.U.Leuven, K.H.Leuven en Groep T. De aspirant-leraars geven er in een ontspannen sfeer naschoolse begeleiding aan kansarme leerlingen. “Momenteel loopt er een proefproject, de eerste resultaten zijn zeer positief. Het is een vorm van gratis begeleiding voor de ouders, de studenten doen praktijkervaring op rond diversiteit, de scholen worden ontlast, de leerlingen leren zichzelf te redden en worden daardoor gemotiveerd.” Om toekomstige leraars te informeren over kansarmoede en de specifieke problemen die allochtonen ondervinden, geeft Ridouani bij alle studenten van de academische lerarenopleiding ook een gastcollege over diversiteit. Het eerste daarvan, bij de ALO-studenten van Sociale Wetenschappen, heeft hij inmiddels achter de rug. “Ik vond het erg interessant. Tijdens het discussiemoment aan het einde kon je merken dat het onderwerp echt leeft bij de studenten.” Ook bij een ander project aan de K.U.Leuven is Ridouani nauw betrokken. “Allochtonen ondersteunen in de middelbare school is erg belangrijk, maar we moeten hen ook helpen de weg te vinden naar de universiteit. Daarom zette de Faculteit Sociale Wetenschappen samen met Ahlan een project op om de instroom van allochtone studenten te vergroten. Een subsidie van de Vlaamse Overheid maakt het ons mogelijk naar de mensen en de scholen toe te gaan om het universitaire aanbod voor te stellen en toe te lichten. Via de Leuvense integratiedienst en Ahlan proberen we de universiteit en de mensen met elkaar in contact te brengen. Begin juni is er een mini-evenement met getuigenissen gepland, en het project loopt nog tot oktober.” Ridouani is erg blij dat hij in Leuven kansen krijgt om te werken rond diversiteit. “Leuven is een erg diverse stad. Je vindt er de ideale mix van personen, organisaties en instituten om de juiste mensen rond te tafel te kunnen brengen. Wat dat betreft, zou je de stad zelfs als een soort speeltuin én voorbeeld voor de rest van Vlaanderen kunnen beschouwen. Ik hoop dat we de volgende jaren nog verschillende projecten kunnen realiseren, en dat zich voldoende medewerkers aanmelden om het Buddy-project volgend jaar echt van start te laten gaan.” Meer informatie over het Buddy-project: Kabinet Onderwijs van de stad Leuven, Rina Rabau,
[email protected], (t) 016 211 506. Vzw Ahlan, http://www.ahlanleuven.be
18
onderwijs
16.5.2007
campuskrant
Hogescholen, universiteit en centra voor volwassenenonderwijs in School of Education
Associatie geeft lerarenopleiding nieuwe impuls De ‘School of Education Associatie K.U.Leuven’ zet de drie lerarenopleidingen op één spoor: de departementen lerarenopleiding aan de hogescholen, de academische lerarenopleiding en de opleiding ‘getuigschrift pedagogische bekwaamheid’ (GPB) aan de centra voor volwassenenonderwijs (CVO). Het nieuwe decreet bepaalt dat alle leraren een opleiding van minimaal zestig studiepunten volgen. Daarom stemmen alle onderwijsverstrekkers hun programma’s nauwer op elkaar af. Ze werken aan een gemeenschappelijke mentorenopleiding en een traject voor de begeleiding van de nieuwe groep ‘leraren in opleiding’ (LIO). “We ontgroeien de fase van de vrijwillige inzet”, zegt voorzitter Wim Bergen. “Met de middelen die de overheid beschikbaar stelt, worden de medewerkers vergoed en kunnen we resultaatsverbintenissen met hen afsluiten.” Jaak Poot
“D
e lerarenopleidingen aan hogescholen en universiteit werkten al enkele jaren goed samen binnen de associatie”, vertelt Wim Bergen. “Het nieuwe decreet legt nu ook samenwerking op met de centra voor volwassenenonderwijs. Daarom schreef de Associatie K.U.Leuven alle CVO’s in Vlaanderen aan. Acht van de eenentwintig instellingen sloten zich aan bij ons netwerk.” Jan Elen startte als coördinator meteen met een ronde van Vlaanderen: “Ik bezocht alle instellingen om een inventaris te maken van de standpunten. Want plots zaten partners die nooit de intentie hadden om samen te werken, in hetzelfde netwerk. Op korte tijd kwam er een totale mentaliteitswijziging.” Concurrentie wordt wij-gevoel Ondervoorzitter Willy Brion, tevens departementshoofd lerarenopleiding van een CVO: “De CVO’s hadden aanvankelijk een heel competitieve houding tegenover de universiteit. Maar geleidelijk evolueerden we naar een wij-gevoel. We willen er samen het beste van maken. De GPB-opleidingen ondergaan de grootste aanpassing. Wij evolueren nu naar zestig studiepunten met een opsplitsing tussen dertig studiepunten theoretische vorming en dertig praktijk, terwijl wij in het verleden precies
veel energie investeerden in de volledige integratie van theorie en praktijk.” “Afstemming impliceert geen gelijkvormigheid. Er blijft natuurlijk een verschil in oriëntatie tussen de drie opleidingen”, verduidelijkt Jan Elen. “In de hogescholen verloopt de opleiding van leraren secundair en basisonderwijs volledig geïntegreerd. Aan de universiteit loopt de lerarenopleiding naast de eenjarige masteropleiding en half-geïntegreerd bij de tweejarige masters in wetenschappen (dertig van zestig studiepunten). Die lerarenopleiding sluit vakinhoudelijk op de master aan. CVO’s hebben dan weer een zeer divers publiek. Vandaar een sterk competentiegerichte aanpak. Omdat ze ook vakmensen opleiden voor het leraarsberoep, worden de gemeenschappelijke uitgangspunten anders ingekleurd.” LIO-banen De School of Education werkt met drie polen: Oost- en West-Vlaanderen, Brabant-Antwerpen-Mechelen, en Kempen-Limburg. “In elke pool stimuleren projecten intensieve samenwerking”, zegt Wim Bergen. “Bij de selectie van projecten hanteren we hoge kwaliteitsstandaarden. Dat is immers een van de bedoelingen van het decreet: scholen duidelijkheid geven over de startcompetenties die ze van een leraar mogen
verwachten.” Zo start de pool Oost- en West-Vlaanderen nu al met een gezamenlijke mentorenopleiding. Totaal nieuw worden de LIO-banen. Het decreet voorziet dat een beperkt aantal leraren in het onderwijs mag starten zonder dat ze al een bewijs van pedagogische bekwaamheid op zak hebben. Hun professionele activiteiten tellen mee voor hun lerarenopleiding. LIO-baners krijgen een tijdelijke aanstelling, geven minstens vijfhonderd lesuren op jaarbasis en worden begeleid door een mentor in de school en een centrum voor lerarenopleiding. Resultaat Het decreet legt vast dat de overheid jaarlijks 2,93 miljoen euro vrijmaakt voor de netwerken binnen de lerarenopleiding. “De Associatie K.U.Leuven vertegenwoordigt 60 tot 70 procent van de Vlaamse lerarenopleidingen, maar we weten nog niet over welk budget we beschikken”, zegt Wim Bergen. “We hopen daar nog dit academiejaar duidelijkheid over te krijgen. Nu zetten heel wat personeelsleden zich vrijblijvend in voor een werkgroep. Wij willen die inzet zo snel mogelijk integreren in hun opdracht, zodat we echte resultaatsverbintenissen kunnen afsluiten.” De associatie heeft nu al een lijst met tientallen werkgroepen en projectvoorstellen. Dat gaat van
mentorenopleiding over kwaliteitszorg, digitale leerplatformen, nascholing en taalstimulering tot wereldoriëntatie. Voorlopig merken de studenten nog weinig van de ommekeer die de School of Education voor hen in petto heeft. “Op dit ogenblik zien vooral de docenten dat er een grote beweging aankomt”, zegt coördinator Jan Elen. “Zij zijn al volop bezig om hun expertise uit te wisselen en plannen te maken voor verdere professionalisering.” Willy Brion voegt eraan toe: “Zo vonden er op ons centrum al twee personeelsvergaderingen plaats waar we het actieplan en het beleidskader toelichtten. Ook nodigden we onze docenten uit om in werkgroepen te stappen. De reacties waren positief.” Op 9 juni wordt de ‘School of Education Associatie K.U.Leuven’ officieel geïnstalleerd. “We kozen voor de Engelse term omdat die internationaal sterk ingeburgerd is”, zeggen Wim Bergen en Jan Elen. “De term maakt ook meteen duidelijk dat het niet alleen gaat om intense samenwerking rond opleidingsinhouden, maar dat we ook samenwerken aan onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Bovendien wordt zo onze ambitie onderbouwd om ook internationaal rond een aantal thema’s aan de slag te gaan.” http://www.schoolofeducation.eu
Visitaties bij Biologie en Arabistiek en Islamkunde Goed én slecht nieuws van het visitatiefront. De opleiding Biologie kreeg een positief rapport, de opleiding Arabistiek en Islamkunde daarentegen scoorde ondermaats en zag daardoor haar accreditatie de mist ingaan. Tim Vuylsteke
Het rapport van Biologie
+
Biologie Hoewel de visitatie bij biologie goed is verlopen, heeft programmadirecteur professor Jozef Vanden Broeck zijn bedenkingen: “Het bezoek van de commissie vond plaats in oktober 2005, midden in de overgang naar de nieuwe bamastructuur. Daardoor moest enerzijds een opleiding worden geëvalueerd die er over een paar jaar niet meer zou zijn, en anderzijds een nieuwe opleiding die nog in volle opbouw was. Bovendien liet de finale beslissing over de invoering van een tweejarige masteropleiding op zich wachten. Het voordeel was dan weer dat de commissie voorstellen kon doen over hoe we de masteropleiding het best konden invullen. Daar hebben we dan ook zo veel mogelijk rekening mee gehouden. Op basis van de opmerkingen en suggesties wordt inmiddels ook
de bacheloropleiding aangepast.” Arabistiek en Islamkunde Na een negatief visitatierapport kreeg de opleiding Arabistiek en Islamkunde van de Faculteit Letteren geen accreditatie van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. De opleiding kreeg een onvoldoende voor drie van de eenentwintig beoordeelde aspecten, met name voor de samenhang van het programma, de omgang met resultaten uit kwaliteitsevaluaties en het oplossen van enkele knelpunten na de vorige visitatie. Hoewel een positief visitatierapport nodig is om als opleiding erkend te worden, is er voorlopig geen probleem. De Faculteit Letteren vraagt een voorlopige erkenning aan, waardoor ze drie jaar tijd heeft om de pijnpunten weg te werken. Ook voor de huidige studenten heeft de negatieve beoordeling geen gevolgen.
Het onderwijzend personeel en het monitoraat. De academische staf bestaat uit enthousiaste biologen die over een zeer gedegen vakinhoudelijke deskundigheid beschikken. De Leuvense bacheloropleiding biedt bovendien een uitgebreide monitoraatswerking aan voor het eerste jaar. De commissie stelt vast dat het monitoraat gemotiveerde medewerkers heeft met uitstekende didactische vaardigheden en een goede vakkennis. Aan andere universiteiten is deze werking minder goed uitgebouwd.
+
De materiële voorzieningen. Die zijn zowel in Leuven als in Kortrijk goed. De commissie is vooral te spreken over de nieuwbouwplannen in Leuven, die de bereikbaarheid moeten verbeteren en het gebrek aan ruimte moeten opvangen. De bibliotheek in Leuven geeft de commissie de beoordeling ‘excellent’.
-
De coherentie van het bachelorprogramma. In de eerste bachelor worden veel ondersteunende vakken gegeven, en eerder weinig biologie. Het bachelorprogramma is mede daardoor niet volledig logisch sequentieel opgebouwd volgens de verschillende disciplines en organisatieniveaus van de biologie. Aan dat probleem is ondertussen verholpen.
-
Het major-minorsysteem. De nauwe band met enkele andere opleidingen en het major-minorsysteem bieden studenten de mogelijkheid om gemakkelijk naar een andere richting over te stappen. Omdat er echter ook ondersteuning voor een dergelijke niet-biologische finaliteit in het basisaanbod moet worden voorzien, blijft er minder ruimte over voor de ‘echte’ biologie. De Leuvense opleiding biologie moet er dus voor zorgen dat ze haar specifieke eigenheid en samenhang niet verliest. Ook daaraan is de laatste jaren reeds hard gewerkt.
valvas
16.5.2007
Doctoraten Godgeleerdheid 25 april, Marianne Moyaert, Pluralisme en interreligieuze dialoog: kritische analyse van de vooronderstellingen van pluralistische theorieën en hun impact op het karakter, de mogelijkheden en beperkingen Hoger Instituut voor Wijsbegeerte 4 mei, George Kulangara, Philosophical Ecclesiology of Kant. A Systematic Elucidation of a Moral Ideal 15 mei, Paul Heeffer, Ontologie en subjectiviteit. Sein und Zeit herlezen Rechtsgeleerdheid 23 april, Julie De Coninck, De voorwaarde in het contractenrecht 10 mei, Bernard Vanheusden, Brownfields redevelopment: naar een duurzame stadsontwikkeling? Rechtsvergelijkende analyse betreffende de sanering van sites Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen 27 april, Bram Thuysbaert, Econometric essays on the measurement of poverty 7 mei, Manu De Backer, The use of Petri net theory for business process verification 15 mei, Kobe Millet, Prenatal testosterone, personality, and economic behavior Letteren 19 april, Karen Desmet, Alle goede dingen bestaan uit drie: Een tekstuele analyse van de drievoudige structuur van de Mohistische kernhoofdstukken 8 mei, Sylvain Dieltjens, Het gebruik van de wij-vorm in Belgische tweetalige topdowncommunicatie 14 mei, Kristof Boucquet, De tonale klavierliederen van Arnold Schönberg: een historische en analytische studie 16 mei, Greet Draye, Laboratoria van de natie. Nederlandstalige literaire genootschappen in Vlaanderen over politiek, literatuur en identiteit, 1830-1914 Psychologie en Pedagogische Wetenschappen 20 april, Gert Cornelissen, Rendering sustainable consumer behavior more sustainable: Psychological Tools for Marketing Pro-Social Commitment 30 april, Sven Van Lommel, Word stress: The suprasegmental encoding in speech production Geneeskunde 23 april, Kathy Cromphout, Phosphomannomutases in mice and men: (immune)histochemical and glycohistochemical analysis 26 april, Thierry Van den Bosch, Towards an improved diagnosis of uterine pathology 27 april, Joris Arts, Mechanisms underlying success and failures of medical and endoscopic treatment for gastroesophageal reflux disease 4 mei, An Rykx, Protein kinase D: downstream effectors and role in apoptosis 8 mei, Silvia Jansen, The life-cycle of NPP2, a metastasis-enhancing lysophospholipase D 14 mei, Mieke Nuytten, Phenotyping of the NIPP1 knock-out mouse
16 mei, Jeroen Eyckmans, Periosteum Derived Progenitor Cells in Bone Tissue Engineering Wetenschappen 20 april, Joeri Van der Veken, Submanifolds of homogeneous spaces 23 april, Koen Vervaeke, Microscopic Hall sensors for magnetometry and local magnetic imaging 30 april, Freya Vercauteren, Pre- and post-onset molecular changes in cognitive disorders: whole cell and organelle proteomic studies of brain tissues in animal models of Alzheimer’s Disease and schizophrenia 9 mei, Pierre Lohohola Osomba, Synthesis of pyrrolidine- and hydrofuran-fused 5,6,11,12-tetrahydrobenzo [5,6] cyclohepta [1,2-6] indole systems and related 6-nor-(5a,6a) ringcleaved precursors with potential CNS activity 11 mei, Melanie Gérard, The impact of FK506 binding proteins on the aggregation of alpha-synuclein 14 mei, Stefan Van Baelen, A constraint-centric approach for object-oriented conceptual modelling 14 mei, Jo Alen, Synthese en evaluatie van aminopiperidinoncarboxylaatsystemen als potentiële type VI beta-turn mimetica 16 mei, Aurela Shtiza, Geogene and anthropogene signatures of main chromium species occurring next to industrial sites in Albania 16 mei, Merlijn Jocqué, Community structuring processes in temporary freshwater rockpools 16 mei, Filip Cools, Grassmann secant varieties and plane curves with total inflection points Ingenieurswetenschappen 20 april, Dirk Nuyens, Fast Construction of Good Lattice Rules 30 april, Peter Mercelis, Control of Selective Laser Sintering and Selective Laser Melting Processes 3 mei, Sören Steudel, Small Molecule Organic Thin Film Transistors and Rectifying Diodes 4 mei, Mathias De Wachter, Example Based Continuous Speech Recognition 7 mei, Riet Labie, Fysische en mechanische aspecten van UBM-lagen voor Pb-vrije flip chip soldeerconnecties 9 mei, Yves Schols, A Combined Surface/Volume Integral Equation Approach to Model Quasi-3D Structures in a Multilayered Environment 10 mei, Pieter Van Leemput, Multiscale and Equation-Fee Computing for Lattice-Boltzmann Models 14 mei, Stijn De Buck, Nieuwe oplossingen van toegevoegde realiteit ter ondersteuning van minimaal invasieve beeldgestuurde chirurgische interventies op zachtweefselstructuren 14 mei, Griet Verbeeck, Optimisation of Extremely Low Energy Residential Buildings 14 mei, Ewout Martens, High-Level Modeling and Synthesis of Analog Integrated Systems 15 mei, Michaël De Volder, Pneumatische en hydraulische
microactuatoren: een nieuwe benadering voor het bereiken van hoge kracht- en vermogendichtheid 15 mei, Gregory Pinte, Active Control of Repetitive Impact Noise 15 mei, Wenfei Wang, GaN Based High Electron Mobility Transistor Technology and Physics 16 mei, Joeri Verbiest, Design of Antennas Used on the Human Body 16 mei, Wim De Roeck, Hybrid Methodologies for the Computational Aeroacoustics Analysis of Confined Subsonic Flows Bio-ingenieurswetenschappen 19 april, Daniel Ndaka Sila, Cell Wall Structural Changes: Towards Understanding Texture Evolution of High Pressure Pretreated Thermally Processed Carrots 20 april, Dennis Smulders, Pig Behaviour and Welfare in Relation to On-farm Factors: A Combined Experimental-epidemiological Study 24 april, Bart De Waele, Reactiemechanismen van zeoliet gekatalyseerde alkene oligomerisaties 8 mei, Steven Husson, Peptidomics of Caenorhabditis elegans: Characterization of Neuropeptides and their Processing Enzymes 8 mei, Sandy Van Buggenhout, Minimizing Texture and Structure Degradation of Frozen Fruits and Vegetables: Use of Enzyme Technology and High Pressure-low Temperature Processes Benoemd of onderscheiden An Bogaerts, als doctoraatsstudent verbonden aan de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen, ontving op 29 maart een Fellowship Award ter waarde van 50.000 dollar van de European Society for Clinical and Economic Aspects of Osteoporosis and Osteoarthritis (ESCEO). Ze ontving deze prijs voor een net opgestarte studie waarin ze nagaat wat het gezondheids- en fitheidseffect is van trilplaattraining en vitamine D-supplementatie bij senioren in rusthuizen. Luc Huyse, emeritus hoogleraar aan het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC), is de laureaat van de eerste ABN AMRO Bank Prijs voor het beste nonfictieboek. Huyse won de prijs, ter waarde van 12.500 euro, met zijn boek Alles gaat voorbij, behalve het verleden, waarin hij een overzicht geeft van hoe afgerekend kan worden met een traumatisch verleden. Herman Van Coppenolle, emeritus hoogleraar aan het Departement Revalidatiewetenschappen van FaBeR, werd benoemd tot honorary professor aan de Chinese Sportuniversiteiten van Peking, Xian en Shangdon. Deze drie universiteiten willen intens met hem samenwerken in het kader van het internationaal Erasmus Mundus programma in Adapted Physical Activity dat door de K.U.Leuven gecoördineerd wordt, en in het beter voorbereiden van hun studenten inzake beweging en sport bij personen met een handicap en het stimuleren van ouderen tot meer fysieke activiteit.
REC HT
campuskrant
19
gezet door Erik Derycke
Is lezen in het donker slecht voor je ogen?
W
ie heeft er als kind nooit heimelijk een boek gelezen, onder de dekens, bij het flauwe licht van een zaklamp, terwijl het al lang slapenstijd was? Wie betrapt werd, kreeg dan vaak te horen dat zij of hij zijn ogen zou kapotmaken. Lezen in het donker is immers slecht voor de ogen. Of toch niet? We steken ons licht op bij professor Werner Spileers, diensthoofd Oogziekten van de UZ Leuven. Diens antwoord is zonnehelder: lezen bij schemerlicht is niet ‘slecht’ voor de ogen. Het is wel minder comfortabel voor de ogen en dus vermoeiender. Vandaar dat we zo snel in slaap vielen! Maar de ogen gaan er dus niet van achteruit. En hoe zit het met boekenwurmen die uren aan een stuk in lectuur verzonken zitten — is dat wel gezond? Ook hier geldt: langdurig lezen is niet slecht voor de ogen maar wel vermoeiend. Een derde waarschuwing van weleer was dat we niet met onze neus in de boeken mochten zitten. Je moest een boek op armlengte van je ogen houden. Ook hier krijgen we hetzelfde antwoord: te dicht op een boek zitten is vermoeiender, maar niet slecht voor de ogen. “Een correcte leesafstand is comfortabel,” vertelt professor Spileers. “Het jonge oog stelt zelf scherp op de juiste afstand — dat heet accommodatie. Later — na 45 jaar — wordt dat vermogen kleiner en is een leesbril de oplossing.”
[conclusie]
Van lezen in het donker word je misschien sneller moe, maar slecht voor je ogen is het niet.
world.wide.wetenschap Ludo Meyvis Campuskrant offreert u populariserende of, als we het echt niet laten kunnen, zelfs heel ernstige wetenschappelijke sites, rijp voor uw voetnoten. Gruuthuse Onlangs kocht de Koninklijke Bibliotheek uit Den Haag het Gruuthuse-manuscript, dat vele jaren deel uitmaakte van de bibliotheek van de familie van Caloen bij Brugge. Het manuscript is de enige bron voor tal van de bekendste Middelnederlandse gedichten. In plaats van het op de planken te laten verstoffen, heeft de KB er een heel toegankelijke website van gemaakt waarop het genoeglijk bladeren is. Egidius mag dan wel de dood gekozen hebben, hij leeft. http://www.kb.nl/galerie/gruuthuse/index.html Meer links en vorige afleveringen vindt u terug op onze website: http://www.kuleuven.be/ck/
20
de buitenkant
16.5.2007
campuskrant
Vragevuur
in BEELD
Stijn Bruers (26), doctoraalstudent natuurkunde/ecologie en auteur van het boek ‘Universele liefde’
“Alle levensvormen zijn intrinsiek waardevol”
(© Rob Stevens)
Tastmateriaal Spitstechnologie in een kinderhand, het was mogelijk op de opendeurdagen van de departementen Metaalkunde en Toegepaste Materiaalkunde (MTM) en Chemische Ingenieurstechnieken (CIT). Op 4 mei werden wetenschappers en partners uit de industrie en de overheid verwelkomd, de volgende dag mocht ook het grote publiek een kijkje nemen in de wondere wereld van nanomaterialen, elektrochemie en reserveorganen.
(© Rob Stevens)
Bike &
Rain
Slecht weer tijdens Bike & Run is eigenlijk alleen slecht nieuws voor Campuskrant-lezers, die een flauwe woordspeling in de titel bij de foto te slikken krijgen. De sporters zelf trekken zich duidelijk niets aan van een druppeltje meer of een graadje minder: de organisatoren mochten voor de vijfde editie alweer een recordopkomst noteren. Op 9 mei verschenen 386 fiets- en looplustigen aan de start van het parcours dat Leuven met Louvain-la-Neuve verbindt.
colofon campuskrant C a mpusk r a nt Maandelijks tijdschrift van de K.U.Leuven R edactie Ine Van Houdenhove (hoofdredacteur), Ludo Meyvis, Reiner Van Hove, Wouter Verbeylen Redactieadres Oude Markt 13, 3000 Leuven (t) 016 32 40 18 (f) 016 32 40 14
[email protected]
Adreswijzigingen (personeel en externen) Inge Verbruggen, (t) 016 32 40 15
[email protected] Adreswijzigingen (oud-studenten) Erik Gobin, (t) 016 32 40 02
[email protected] Losse medewerkers Kristel De Beuckeleer, Erik Derycke, Wies De Vuyst, Ann Fransen, Lien Lammar, Ines Minten, Jaak Poot, Katrien Steyaert, Benedict Vanclooster, Tim Vuylsteke, Tim Willekens
- Wat wilde u worden toen u klein was? ‘Zoals dat waarschijnlijk bij vele mensen gaat, heb ook ik achtereenvolgens verschillende droomberoepen gehad. Toen ik als kind met vrienden ‘legertje’ speelde, wou ik soldaat worden. Als op tv een tijdje later een goede politieserie liep, stond ik dan weer in bewondering voor de detectives. Er is ook een periode geweest dat ik astronaut wilde worden, en uiteindelijk natuurlijk wetenschapper.’ - Wat zou u doen als u meer tijd had? ‘Ik zou meer actie willen voeren voor de natuur. Nu ben ik al actief in verschillende organisaties zoals onder meer Greenpeace, Aardewerk en Sea Shepherd, maar ik zou nog meer tijd willen investeren in het promoten van datgene waarin ik echt geloof. Dat gaat dan zowel over directe acties als over vorming en sensibilisering door het geven van lezingen.’ - Wanneer werd u voor het laatst ontroerd? ‘Een tijdje geleden woonde ik een musical bij die door mijn zus en vele vrienden werd gemaakt en opgevoerd. Het stuk was zowel amusant als erg pakkend. Dat ik vele bekenden op het toneel zag verschijnen, had daar uiteraard veel mee te maken.’ - Welk boek/toneelstuk/film heeft een diepe indruk op u gemaakt? ‘Allereerst natuurlijk mijn eigen boek, Universele Liefde, naar een ecologische, spirituele levenskunst. Het vormt een soort samenvatting van alles waar ik achter sta, van mijn eigen visie op ecologie. Ook de werken van de Noorse ecofilosoof Arne Næss, die in dezelfde lijn liggen, spreken me aan. Wat films betreft, heb ik erg genoten van Schindler’s List. Vooral de scène aan het einde, waar Oskar Schindler gekweld wordt door schuldgevoelens omdat hij zich realiseert dat hij nóg meer had kunnen doen, vind ik sterk. Het is een heel herkenbaar thema, ontroerend in scène gebracht. De film Gandhi vind ik ook goed, vooral dan omdat Gandhi’s persoonlijkheid me erg fascineert.’ - Wat is het mooiste compliment dat u ooit gegeven hebt? ‘Ik vind het mooi tegen vrienden, ouders of andere familieleden te kunnen zeggen dat je écht trots op hen bent.’ - Welke rol speelt muziek in uw leven? ‘Een zeer belangrijke rol. Wat ik belangrijk vind, is de rijkdom van muziek, van donkere gothic tot spirituele gospel. Muziek kan ontroeren of spiritueel zijn, maar me ook net meer energie geven. Ik houd vooral van singer-songwriters zoals Bruce Springsteen. De manier waarop je je kan inleven in de tragische situaties waarover hij zingt, geeft zijn nummers een extra diepgang. Hij heeft het vaak over de gewone arbeider, de simpele mens die vecht tegen onrecht en onderdrukking. Die thema’s spreken me erg aan.’ - Waarin gelooft u? ‘Ik geloof in biocentrisme. Dat betekent dat alle levende wezens intrinsiek waardevol zijn, niet enkel de mens of zelfs niet enkel mensen en dieren. Uit onvrede met het dierenleed ben ik zelf vegetariër, maar sommige mensen die in biocentrisme geloven, eten wel nog af en toe vlees. Die filosofie zie je bijvoorbeeld bij veel indianen, die weliswaar jagen, maar met respect voor de prooi. Ze eten vlees omdat ze geloven dat de natuur zo in elkaar zit: A wordt gegeten door B. Dat respect voor evenwicht en voor de natuur vind je echter niet in de vleesindustrie van onze westerse wereld, die echt een enorme ecologische impact heeft.’ - Wat vindt u het mooiste plekje in Leuven en waarom? ‘Mag het ook een plekje in Heverlee zijn? Het Kasteelpark van Arenberg vind ik echt de moeite waard. De vijvers met kikkers, eenden en ganzen, de vervallen watermolen, de knotwilgen… Die omgeving kan me echt tot rust brengen, ze roept een soort nostalgie bij me op.’ - Welke vraag wilt u schrappen? ‘Wat vindt u het mooiste plekje in Leuven en waarom?’ - Welke nieuwe vraag wilt u erin? ‘Welke daad in uw leven vindt u het waardevolst?’ Stijn Bruers publiceerde onlangs een boek over eerbied en respect voor álle leven, en de vreugdevolle verbondenheid die daaruit voortkomt. ‘Universele Liefde, naar een ecologische, spirituele levenskunst’ is uitgegeven bij Boekscout, telt 136 pagina’s en kost 14,95 euro. http://www.boekscout.nl/html/bruers.html Vormgeving Catapult Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen Fotografie Rob Stevens Cartoons Joris Snaet Drukwerk Verheyen Graphics, Deurne Oplage 33.500 ex.
Reclameregie Wouter Verbeylen, (t) 016 32 41 46
[email protected] Verantwoordelijke uitgever Ronny Vandenbroele, Oude Markt 13, 3000 Leuven Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming van de redactie. Het volgende nummer verschijnt op 13 juni. Suggesties zijn welkom op het redactieadres. Campuskrant op internet: www.kuleuven.be/ck/
(© Rob Stevens)
Interview Tim Willekens