Businesscase Innovatieve schoonmaaksystemen
Hanneke JJ Knibbe, Nico E Knibbe, LOCOmotion, Brinkerpad 29, 6721 WJ Bennekom.
onderzoek naar kwaliteit van zorg en werk
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
1
Dit is een uitgave van Stichting RegioPlus/Platform Zorginnovatie, Zoetermeer, 2007. Auteurs J.J. Knibbe, N.E. Knibbe, LOCOmotion Bennekom Deze publicatie is te vinden op www.ergocoaches.nl. Voor vragen kunt u contact opnemen met
[email protected]. Disclaimer Deze uitgave is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Noch de schrijvers, noch de uitgever stellen zich echter aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van eventuele onjuistheden en/of onvolkomenheden in deze uitgave.
© 2007, Stichting RegioPlus/Platform Zorginnovatie, Zoetermeer Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Het copyright van de business cases en de daarin opgenomen materialen en tabellen berust bij Stichting RegioPlus/Platform Zorginnovatie. Overname van materialen, teksten of tekstgedeeltes is uitsluitend toegestaan na toestemming van de projectleiding. Verzoeken tot overname van kopij dienen schriftelijk te worden gericht aan het bestuur van Stichting RegioPlus/Platform Zorginnovatie, onder vermelding van het medium, de oplage en de doelgroep.
Stichting RegioPlus/Platform Zorginnovatie Ierlandlaan 29 2713 HG Zoetermeer.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
2
Nederlanders stonden lang bekend om hun schoonheidsmanie. Zeker in de zeventiende eeuw, toen Jan Steen expres zijn rommelige 'huishoudens van Jan Steen' schilderde, was een schoon huis erg belangrijk. Maar hoe kreeg iemand het huis precies schoon in die tijd? Huisvrouwen kregen geen tips op een beurs, maar uit een boek: De ervarene en verstandige Hollandsche huyshoudster. Hierin las de vrouw des huizes wat er allemaal moest gebeuren. Op maandag en dinsdag werden de ontvangstkamer en de slaapkamers schoongemaakt. Op donderdag werd alles geschrobd en op vrijdag waren de keuken en de kelder aan de beurt. In het weekeinde stonden geen speciale klussen op het programma, behalve dan de stoep en de hal. Die werden namelijk iedere dag geboend.
Bron: www.anno.nl Foto: www.anno.nl van Mevr. van den Berg, Amsterdam, 1952.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
3
Voorwoord De laatste tien jaar zijn diverse innovaties beschikbaar gekomen om schoonmaakwerk makkelijker, sneller en ergonomisch meer verantwoord te maken. Behalve in de professionele schoonmaakbranche hebben deze ontwikkelingen ook in de gezondheidszorg tot forse veranderingen van het schoonmaakproces geleid, al is dat proces in de gezondheidszorg nog steeds gaande.
Er werden en worden forse claims gedaan over de effecten van deze nieuwe schoonmaakmethodes. Het is de vraag of dit ook voor wat betreft het werken in de zorg voordelen oplevert. Dat is de kernvraag in deze businesscase, waarin we op basis van reeds aanwezig materiaal aangevuld met praktijkervaringen komen tot uitspraken.
We danken de deelnemers aan de eerdere onderzoeken en de personen die hun medewerking gaven als contactpersonen voor hun medewerking en steun. We spreken de hoop uit dat de informatie een positieve bijdrage zal leveren aan de discussie over en de inzet van deze methodes in de praktijk van de gezondheidszorg.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
4
1.
Inleiding en vraagstelling
1.1.
Introductie
Het Platform Zorginnovatie is in 2006 opgericht om de innovatieve kracht van de sector te versterken. Het
Platform
richt
zich
primair
op
de
thema's
arbeidsproductiviteit,
innovatie
en
arbeidsomstandigheden. Initiatiefnemer is de Stichting RegioPlus, waarin de verschillende regionale organisaties actief op het gebied van arbeidsmarkt en personeelsvoorziening in de sector zorg & welzijn samenwerken. Het Platform Zorginnovatie en de Stichting RegioPlus laten onderzoeken uitvoeren om concrete en voor de praktijk bruikbare businesscases op te stellen. Deze projecten worden uitgevoerd mede in opdracht van de Ministeries van SZW en VWS. De projecten richten zich enerzijds op de aanpak van fysieke belasting en agressie in de zorg en anderzijds op de toepassing van innovaties op deze terreinen, met als uiteindelijk oogmerk ook de arbeidsproductiviteit in de zorg te vergroten. De kwaliteit van zorg voor cliënten moet daarbij niet in het gedrang komen en bij voorkeur verbeterd worden. Vernieuwende inzichten en technieken moeten op bruikbaarheid, haalbaarheid en inzetbaarheid worden beoordeeld en kansrijke of waardevolle innovaties moeten breed uitgedragen worden in het werkveld. In deze rapportage vindt u de resultaten voor het onderwerp innovatieve schoonmaaksystemen in de zorg.
1.2.
Innovatieve schoonmaaksystemen: inzage in kosten en baten
De laatste tien jaar zijn diverse innovaties beschikbaar gekomen om schoonmaakwerk makkelijker, sneller en ergonomisch meer verantwoord te maken. Het gaat dan enerzijds om allerlei technische en mechanische aanpassingen in de werkmaterialen zelf. Zo wordt er meer en meer gewerkt met ergonomisch doordachte stelen, handvatten en technisch betere en lichtere stofzuigers. Elk jaar weer zijn er weer innovaties op dit gebied te vinden: het is in feite een voortdurende doorontwikkeling. Er zijn echter ook vrij fundamentele veranderingen in het schoonmaakconcept zelf. Het meest uitgesproken voorbeeld daarvan is de zogenaamde microvezeltechnologie. De inzet hiervan heeft geleid tot een werkelijk andere benadering van het schoonmaakproces en de logistiek daaromheen. In deze businesscase stellen we vooral deze innovatie centraal.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
5
Voor zorgorganisaties is het zodoende belangrijk om inzicht te hebben in de financiële aspecten van de gehele of gedeeltelijke overgang naar moderne schoonmaaktechnieken. In deze businesscase zullen de voor- en nadelen van de overgang naar innovatieve schoonmaakmethodes in de zorg op een rij worden gezet rekening houdend met de specifieke kenmerken van de inzet in zorgorganisaties.
1.3.
Onderzoeksvragen
Het doel van het onderzoek en van de businesscase is om, vanuit verschillende invalshoeken, de volgende vragen te beantwoorden: 1.
Wat zijn de effecten van deze innovatie voor de mate waarin gebruikers (zorgverleners, en mogelijk ook mantelzorgers) fysiek worden belast in vergelijking met reguliere systemen?
2.
Wat zijn de effecten van de innovatie voor de mate van zelfredzaamheid en de kwaliteit van zorg?1
3.
Met welke factoren moet bij de invoering rekening gehouden worden (inclusief de wijze van financiering)?
4.
Hoe kunnen de kosten en baten van de innovatie inzichtelijk gemaakt worden in de vorm van een businesscase?
Voor deze businesscase kunnen we putten uit een aantal onderzoeken uit binnen- en buitenland. In ons land is er vooral door TNO Arbeid in samenwerking met de leverancier van het CarePro systeem onderzoek uitgevoerd. Daarnaast is gebruik gemaakt van andere bronnen aangevuld met (telefonische) interviews, observaties en (werkplek)bezoeken, zoals die vanaf 2002 zijn uitgevoerd op dit themagebied. In een aparte bijlage bij deze reeks van businesscases vindt u in algemene zin een verantwoording van de bronnen en de gevolgde werkwijze (Knibbe et al, 2006). Vooraf zij opgemerkt dat de verwachting was dat deze businesscase eenvoudig voort zou kunnen bouwen op de al gepubliceerde materialen op dit gebied en eenvoudig en kort zou kunnen zijn. Gaandeweg is echter duidelijk geworden dat er een duidelijke verschuiving is opgetreden in het denken over en de praktijkervaring met deze methodes, waardoor deze businesscase minder eenvoudig uitpakt dan aanvankelijk werd verwacht.
Leeswijzer
1
Deze vraag is voor dit onderwerp minder relevant dan voor de overige businesscase, maar we handhaven hem om een identiek format voor alle businesscases te blijven hanteren.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
6
Na een korte inhoudelijke introductie, bespreken we de businesscase (H.3) en sluiten we af (H.4.) met algemene conclusies.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
7
2.
Innovatieve schoonmaaksystemen
2.1.
Inleiding: innovatief schoonmaken
Het begrip innovatief schoonmaken is een zeer breed begrip en in feite een zich steeds verder uitbreidend begrip. Schoonmaaksystemen en principes vernieuwen zich voortdurend. Dat maakt het lastig om het onderwerp af te maken voor het doel van het opstellen van een businesscase. Jongenelen et al. (2002) maakten een vrij uitgebreid overzicht van nieuwe producten, waarbij ze enkele criteria hanteerden om ze te beoordelen. Toch zijn er sindsdien weer nieuwe producten op de markt gekomen. Voor het doel van deze businesscase maken we toch een grove indeling met elkaar deels overlappende categorieën. Daarbij gebruiken we vooral de effecten die de innovaties hebben of vermoedelijke hebben op fysieke belasting van zorgverleners en arbeidsproductiviteit of efficiëntie. Allereerst is er de groep vernieuwingen die duidelijke ergonomische verbeteringen zijn zonder dat er direct een efficiëntie voordeel te behalen valt. Te denken is dan aan een betere handvat aan een wisser, een betere stofzuigerslang. Deze innovaties kunnen leiden tot een afname van fysieke belasting en kunnen via dat kanaal bijdragen aan een lager verzuim, minder arbeidsuitval en een beter imago van het beroep. Ten tweede de groep die geen ergonomische verbetering vormt, maar een manier om sneller klaar te zijn. In die groep vallen bijvoorbeeld de stofzuigers met zeer krachtige motor, waardoor er meer vierkante meters in dezelfde tijd gestofzuigd kunnen worden. Ten derde de groep die in deze businesscase centraal staat. Het gaat hier om producten die zowel een ergonomische verbetering zijn, als een middel vormen om de arbeidsproductiviteit te verbeteren. In deze groep vallen de microvezelsystemen2. Het gaat hier om speciale vezels die een sterk reinigend vermogen hebben, waardoor er met veel minder kracht, sneller schoongemaakt kan worden. Ook de daaraan verwante methodes om met sprays klamvochtig te reinigen vallen in deze groep. Daarmee wordt ook het gebruik van water en dus ook het sjouwen met emmers beperkt.
2.2.
Gebruik in de praktijk
Het aantal gebruikers van deze verbeteringen neemt gestaag toe, al blijft er hier en daar aarzeling en een zekere weerstand bestaan. Dat laatste geldt vooral voor het microvezelconcept, hoewel dit 2
Een microvezel is een kunstmatige vezel die dunner is dan alle natuurlijke vezels. De vezel is bovendien hoekiger en anders van samenstelling, waardoor het olieachtig vuil sterk bindt. Doordat de vezels zo dun zijn passen ze beter in poriën van het materiaal. Bovendien zitten er simpelweg meer vezels per gram doek, dus raken er meer het oppervlak, en is er meer vezeloppervlak om vuil te binden. Tussen de vezels bestaan nauwe poriën, die water en vuil vasthouden door capillaire werking (Brandsma et al., 2006)
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
8
concept inmiddels in toenemende mate zelfs al beschikbaar is op de gewone consumentenmarkt. Zaken als de HEMA en Blokker verkopen deze producten. Toch blijven veel zorgorganisaties nog werken met gewone, conventionele schoonmaaksystemen met een sopje-en-een-doekje . Precieze aantallen ontbreken, maar bij de monitoringsonderzoeken uitgevoerd als afronding van een aantal arboconvenanten blijkt dat zo n 80% van de zorgverleners regelmatig met sop werkt, waarbij rond de 30-50% aangeeft dagelijks te wringen. Er blijft zodoende een duidelijk marge voor verbetering aanwezig. Wat wel opvalt is dat het echte dagelijkse schoonmaakwerk in instellingen in toenemende mate wordt uitbesteed aan professionele schoonmaakbedrijven. Zij gebruik deze materialen al en vormen dus geen doel van deze businesscase. Het volume aan handelingen dat verbeterd kan worden door de inzet van professionele schoonmaakmateriaal door personen in dienst van zorginstellingen wordt daardoor duidelijk beperkt. In de thuiszorg ligt dat fundamenteel anders. Daar wordt immers ondersteuning bij huishoudelijke werkzaamheden en begeleiding bij zelfzorgtekorten aangeboden. Er is daar al vanuit het in 1999 afgesloten Arboconvenant veel nadruk gelegd op het gaan werken met professionele materialen (zie ook Knibbe et al., 2003). In feite vormt de Interieurbox, uiteindelijk onder de naam CarePro tas op de markt gebracht een product waarvan de ontwikkeling mede vanuit dit convenant is gefinancierd. Deze CarePro tas is een redelijk volledig schoonmaaksysteem dat meegenomen kan worden naar de client: zonodig op de fiets (zie foto s). Het is ontwikkeld door het bedrijfsleven in samenwerking met TNO arbeid en met financiering vanuit het thuiszorgconvenant. Het bestaat uit een speciale tas, waarin een set deels demontabele schoonmaakmaterialen zijn verwerkt. Het totale gewicht van de tas is ongeveer 2 kg. De set wordt door de zorgverlener zelf wordt meegenomen naar de cliënt. Zo kan de medewerker altijd met goed materiaal werken en kunnen vervelende discussies met de cliënt (deels) worden voorkomen. Het systeem wordt momenteel ondermeer in de thuiszorg en in bungalowparken toegepast.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
9
Op dit moment staat de huishoudelijke zorg door alle veranderingen in de financiering van de thuiszorg sterk onder druk. Het is daardoor onduidelijk wat voor gevolgen dit zal hebben voor de inzet van deze materialen in de thuiszorg. We krijgen bij navraag de indruk dat dit in elk geval geen stimulerende en eerder een remmende invloed heeft op de neiging om met innovatieve methodes aan de slag te gaan.
2.3.
Aarzeling om over te stappen: voor of nadelen ?
Wordt het wel schoon? Bij de soms kennelijke aarzeling om (volledig) over te stappen intramuraal en extramuraal spelen allerlei factoren een rol. Zo zou het imago van de nieuwe wijze van schoonmaken nog steeds niet goed zijn ('wordt het wel echt schoon' en 'het ruikt niet zo lekker fris als met een sopje'). Ook heeft men in de zorg niet alleen te maken met de mening van de zorg- of hulpverlener, maar zeker ook met de mening van de cliënt. In de thuiszorg wordt er immers schoongemaakt bij de cliënt thuis en het gaat, vanuit het perspectief van de cliënt, in principe om een tijdelijke oplossing voor een aantal (zelfzorg)tekorten of ondersteuning bij handelingen die men niet zelf kan uitvoeren. De weerstand tegen het gebruik door het ontbreken van sopjes en lekkere luchtjes is vrij specifiek voor de zorg en speelt veel minder in het bedrijfsleven. In het bedrijfsleven wordt het schoonmaken immers veelal als activiteit uitbesteed en meer als doel op zich gezien. De wijze waarop een schoonmaakbedrijf schoonmaakt ziet men als primaire verantwoordelijkheid van dat bedrijf: als het maar schoon wordt. De introductie is daar snel en makkelijk verlopen en de microvezeltechniek is daar de standaard geworden.
Instructie kost veel tijd De instructie kost vrij veel tijd en meer tijd dan aanvankelijk werd ingeschat. De behoefte aan training en follow-up zou onderschat zijn en maken dat de materialen niet optimaal ingezet worden. Precieze gegevens hierover zijn echter niet bekend, al wijst onderzoek consistent in die richting (Brandsma et al., 2006). Allereerst zal er instructie gegeven moeten worden over de nieuwe werkwijze. De voordelen komen immers pas daadwerkelijk tot zijn recht als men de materialen ook optimaal inzet en de werktechnieken wijken af van de klassieke schoonmaakmethodes. De voorbeelden van een onjuiste invoering spreken tot de verbeelding. Zo zijn voorbeelden gesignaleerd van het lekker met een emmertje met sop dweilen met een microvezeldoekje.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
10
Daarnaast zal er zeker in het begin veelal weerstand overwonnen moeten worden of gewoontes doorbroken moeten worden om de invoering verder goed te laten verlopen. Voor velen is het een ingrijpende verandering van werkwijze die niet onderschat moet worden en tijd en begeleiding vergt. In de zorg komt daar, zoals aangegeven, nog een extra element bij. Niet alleen de werknemer maar ook de cliënt moet de nieuwe werkwijze zien zitten en ervan overtuigd zijn dat het ook minstens zo schoon is als voorheen. Het schoonhouden en op de juiste wijze gebruiksklaar houden van de materialen vergt ook extra instructie. Wanneer er gewerkt wordt met potentieel gevaarlijke stoffen zoals cytostatica of in een qua schoonmaakwerkzaamheden bijzondere situatie werkt (bijvoorbeeld een OK) dan worden andere en soms extra eisen gesteld aan schoonmaakwerkzaamheden. Ook dit vergt extra training en instructie.
Financiële drempels Voor de thuiszorg was en is de financiering van de materialen een knelpunt. Normaliter maakt de thuiszorgmedewerker immers gebruik van de materialen die de cliënt in huis heeft. Er wordt bij de zorgstart daartoe een intake gedaan met de Arbocheck. Dan wordt nagegaan aan een aantal basale ergonomische kenmerken wordt voldaan (Klaassen et al., 2003). Zonodig worden dan aanvullende eisen gesteld aan schoonmaakmaterialen: zoals een betere slang aan de stofzuiger of een nieuwe zeem. In dit geval betekent het echter dat er nieuw en ander materiaal aangeschaft moet worden. Cliënten kunnen zich daartegen verzetten en vinden dat zij inspraak hebben in de wijze van schoonmaken. Naar aanleiding van dit soort implementatiedrempels zijn diverse financiële constructies ontstaan. Enerzijds zijn er organisaties die van de cliënt verlangen dat hij of zij deze materialen, of in elk geval een basisset in huis hebben en die ook zelf betalen. Soms wordt een basisset tegen inkoopsprijs aangeboden. Een andere optie is een gedeelde aanschaf, waarbij de thuiszorg een deel van de kosten betaalt en de cliënt een deel. Tenslotte zijn er organisaties die de schoonmaaksets zelf samenstellen en meegeven aan de thuiszorgmedewerkers. Deze sets worden dan soms geheel door de thuiszorg gefinancierd of er wordt een klein bedrag bij de cliënt in rekening gebracht of de cliënt krijgt ze in bruikleen. Een minder vaak voorkomende optie die we ook in enkele organisaties en dan vooral thuiszorgorganisaties zijn tegengekomen, is dat een thuiszorgmedewerker die kampt met problemen aan het bewegingsapparaat (vb. iets als carpaal tunnelsyndroom) en daardoor beperkt inzetbaar is, weer opnieuw aan het werk kan, wanneer hij of zij gebruik wordt gemaakt van deze schoonmaakmaterialen. De set wordt dan op individuele basis aan die persoon gekoppeld. In feite verbetert dit dan de kansen van zo n persoon om weer aan de slag te gaan. Er wordt dan meestal
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
11
uitgegaan van een uitgebreide en individuele instructie die varieert van 2-8 uur per persoon en het inzetten van een interieurbox van ongeveer
100,- (voor de basisversie) tot
400,- voor een luxere en
meer volledige versie. Daar komen dan de verbruikskosten van de schoonmaakmaterialen vanzelfsprekend bij. De instructie kan intern verzorgd worden, door een collega of een Ergocoach. Daarnaast zijn er voorbeelden bekend waarbij deze instructie gefinancierd wordt als onderdeel van een reïntegratietraject. In dat geval komen de kosten niet of minder voor rekening van de organisatie, maar worden extern gefinancierd.
Zelfzorg stimuleren Een ander aspect dat specifiek voor de zorg speelt is dat het stimuleren tot zelfzorg daar van groot belang is. Het gaat daar immers in principe om ondersteuning bij zelfzorgtekorten en het bevorderen dat clienten deze zorg weer zelf op kunnen pakken. Dat geldt niet alleen voor de lichamelijke zelfzorg, maar zeker ook met betrekking tot huishoudelijke werkzaamheden. Het zelf weer kunnen schoonmaken kan betekenen dat er juist een voorkeur is voor schoonmaaktechnieken die de cliënt kent en graag gebruikt. Het overschakelen naar een andere methode kan dit proces in de weg staan. Gevoelsmatig kan dit dus een barrière vormen. Toch zijn er ook voordelen op dit punt te melden. Zo geeft Van Leussen (Thuiszorg Eindhoven, 2003) aan dat de materialen zo licht werken dat sommige cliënten in de thuiszorg zich er weer zelf mee kunnen redden.
Logistiek Zeker in bijzondere woonvormen, verzorgingshuizen en de thuiszorg, vergt de logistiek aandacht. Welke producten worden ingezet (uit het beschikbare scala), wie neemt ze mee, hoe worden ze onderhouden/schoongemaakt en wie zorgt ervoor dat ze weer klaarliggen.
Milieuoverwegingen Tenslotte zijn ook de milieuoverwegingen van belang. Enkele nieuwe schoonmaakmiddelen zouden agressieve en mogelijk belastende vetoplossers bevatten en ook het weggooien van eenmalig gebruikte doekjes zou potentiële gebruikers afschrikken.
Voordelen Aan de andere kant zijn er duidelijke voordelen van innovatieve schoonmaakmethodes op het gebied van arbeidsomstandigheden (met name fysieke belasting) en de duur dat mensen werken met chemisch belastende schadelijke schoonmaakmiddelen. Gebruik van hoogwaardige materialen bij de uitvoering van huishoudelijke zorg levert eveneens een bijdrage aan professionalisering en imagoverbetering van de sector.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
12
2.4.
Wat is er bekend over de effectiviteit
Bij de introductie van vooral de microvezelsystemen bestond de stellige indruk dat dit een zeer effectieve schoonmaakmethode was die op allerlei vlakken (ergonomie, milieu, arbeidsproductiviteit) tot grote voordelen zou leiden. De laatste jaren zijn daar vraagtekens bij geplaatst. In dat kader valt vooral het rapport op dat in augustus 2006 werd uitgebracht door de Vereniging Schoonmaak Research (VSR) (Brandsma et al., 2006). Dit is een onafhankelijk platform voor alle marktpartijen in de schoonmaakbranche dat daarmee een zeer helder en tevens kritisch rapport uitbracht. In de inleiding wordt vermeld dat het er niet om gaat partijen of beroepsgroepen aan de schandpaal te nagelen, maar om aan te geven hoe het wel zit . Daarmee wordt in feite aangegeven dat er na het aanvankelijk enorm positieve gevoel over de nieuwe methodes een tegenbeweging is ingezet, waarbij de nieuwe technologie weliswaar een duidelijke en niet meer weg te denken plaats heeft ingenomen in de schoonmaakwereld, maar ook dat men veel genuanceerder over de te verwachten effecten moeten zijn. Ook in de buitenlandse literatuur is deze verschuiving zichtbaar. Gezien dit gedegen rapport dat eveneens goed uitgewerkte suggesties bevat voor de introductie van nieuwe technologie in schoonmaakprocessen en de organisatie daaromheen verwijzen we nadrukkelijk naar dit rapport (Brandsma et al., 2006). We lichten nu puntsgewijs enkele kernconclusies uit dit rapport en vatten die vrij letterlijk samen, onder verwijzing naar het origineel. Dat geldt alleen de punten voor zover die van belang zijn voor de uitwerking van de businesscase in hoofdstuk 3.
1.
Er zit veel kwaliteitsverschil in de materialen. Zo werden (en worden waarschijnlijk nog steeds) werkdoeken verkocht als microvezeldoeken zonder dat er ook maar één microvezel in zit.
2.
Een microvezelsysteem bestaat niet alleen uit de materialen met microvezels en hulpmaterialen, maar ook uit de instructies voor het gebruik en het wassen daarvan; de logistiek (of infrastructuur) voor het inzamelen, wassen en verspreiden; en de controle op het gebruik, het wassen en de opslag. Niet vergeten mag worden dat ook bij traditionele schoonmaaksystemen, de sopmethode en de sproeimethode, instructie en controle noodzakelijk is, evenals de procedures rond wassen en de daarbij horende logistiek. Nieuw aan het microvezelsysteem is dat alle materialen na gebruik gewassen moeten worden en dat
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
13
er geen sop of reinigingsmiddel wordt gebruikt. Omdat het verschil met traditionele methoden relatief groot is, wordt de noodzaak voor instructie en controle weliswaar meer gevoeld, maar het verschil in de noodzaak tot instructie is minder groot dan dit doet vermoeden.
3.
Goede microvezeldoeken verwijderen vuil en vlekken vollediger en sneller dan traditionele materialen. Voorwaarden zijn dat de doeken met de juiste klamvochtigheid worden gebruikt en op tijd worden verwisseld. Voor vloermaterialen is nader onderzoek nodig. Voorbeelden: vergeleken met oliegeïmpregneerde doeken laten microvezeldoeken half zo veel stof liggen; betere stofverwijdering in een grootwinkelbedrijf (93% van de oppervlakken); lastige vlekken verdwijnen in een kwart tot de helft van de tijd vergeleken met een traditionele klamvochtige doek; fijn stof wordt volledig van harde oppervlakken verwijderd zonder dat er veel wordt opgewerveld bij normaal gebruik; als de doek te nat is, dan gaat de reinigende werking deels verloren.
4.
Microvezelsystemen kunnen leiden tot een aanzienlijke verbetering van de productiviteit, maar dat komt waarschijnlijk niet alleen door de methode. De aandacht bij de invoering en de mooie nieuwe materialen heeft een sterk motiverende werking op het personeel. Dat effect kan na enige tijd weer wegebben. In alle schoonmaaksystemen is het mogelijk betere resultaten te behalen door goede begeleiding en coaching van de schoonmakers. Wat de precieze winst is die in bepaalde situaties te behalen is, hangt af van het gebouw en het gebruik daarvan, van de huidige systematiek, en van de manier waarop het microvezelsysteem wordt ingevoerd. Daar zijn dus geen algemene uitspraken over te doen.
5.
De duurzaamheid van de materialen hangt af van de kwaliteit van de doeken, het gebruik en het wasproces. Er zijn situaties bekend waarin zeven jaar dagelijks gewerkt wordt met originele doeken, maar een doek kan ook na één keer verkeerd drogen onbruikbaar zijn.
6.
De microvezelmethode verwijdert bacteriën minstens zo goed, zo niet beter, dan traditionele methodes. Maar het resultaat is nog steeds een
huishoudelijk
schoon oppervlak,
microvezelmaterialen kunnen desinfectantia niet vervangen. In laboratoriumsituaties worden bacteriën zeer effectief verwijderd door klamvochtige microvezeldoeken. In de praktijk gaat
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
14
het slechter, omdat echte materialen minder glad zijn en moeilijker bereikbaar. Bij toiletreiniging bleef er nog één op de tien bacteriën achter, waar de sopmethode alleen bacteriën leek te verplaatsen. De soms gelezen bewering dat de bacteriën kapotgemaakt worden door de microvezels is nergens onderbouwd en lijkt niet erg waarschijnlijk. Kruisbesmetting is te voorkomen door per kamer of andere logische taakeenheid van doek of sop te verwisselen. Slechte uitvoering van een microvezelsysteem kan tot onhygiënische toestanden leiden, zowel voor de schoonmaker als voor de schoon te maken ruimte. Daarom zijn er duidelijke regels nodig: . Was natte doeken (gebruikt of niet) dagelijks volgens voorschrift Scheid schone en vuile was. Gebruik aparte wasmanden met aparte kleuren voor de vuile en de gewassen doeken, en sla die bij voorkeur in aparte ruimtes op. Was doeken en moppen apart. Ventileer de ruimte waarin de doeken worden opgeslagen en gewassen. De luchtvochtigheid mag in normale gevallen niet meer dan 70% zijn, liefst minder dan 60%. Als de buitentemperatuur dat toelaat, mag het niet warmer zijn dan 27°C, liefst 25°C. Minimumtemperatuur is 19°C. Dit in ver band met de arbeidsomstandigheden voor het personeel. Personeel moet de handen wassen NA het laden van de machines en VOOR het uithalen van de was (als de doeken vochtig worden opgeslagen). Liefst met 70% alcoholzeep. Alternatief is het dragen van handschoenen bij het laden en het uithalen.
7.
Als materialen die vrijwel uitsluitend uit microvezel bestaan nat worden, zijn ze nauwelijks meer over de vloer te duwen. Dat moet vermeden worden, om overbelasting van rug en schouders (en sterk dalende productiviteit) te voorkomen.
8.
Het gebruik van microvezelsystemen is af te raden: bij een groot vuilaanbod, bij natte of industriële vervuiling. bij regelmatig gebruik door derden (bijvoorbeeld in de zorg) waar instructie en controle lastig te realiseren is. als de faciliteiten voor wassen en opslag niet te realiseren zijn op zeer ruwe harde vloeren werken microvezelvlakmoppen onvoldoende, al worden er materialen ontwikkeld die dit probleem oplossen. Aandachtspunt is altijd de logistiek van het transport voor schone en vuile doeken, die lastig te verwezenlijk is in sleutelpanden, terreinen met kleine woongroepen en
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
15
uitgestrekte objecten. Dit is op te lossen met een mobiele schoonmaakset, die eenvoudig mee te nemen is op een fiets.
9.
Thuis wassen wordt sterk geraden omdat er geen controle is op de manier van wassen en de kans is groot dat een ongeschikt of teveel wasmiddel wordt gebruikt. In de gezondheidszorg is er ook een gevaar op het verspreiden van vuil (bijvoorbeeld zeer giftige cytostatica, geneesmiddelen voor chemotherapie) en besmettelijke ziekten. Ook het fout en heet drogen kan de doeken snel beschadigen
10.
De introductie van microvezelmaterialen heeft zonder meer een positieve invloed op de motivatie. De vernieuwde materialen, de
professionele uitstraling , inclusief alle
hulpmiddelen, het feit dat de materialen lichter en sneller werken en het zichtbaar schoner wordt, werkt motiverend op het personeel. Dat effect ebt wel weg, omdat er gewenning optreedt. Ook de extra instructie en aandacht vanuit het (middel)management werkt motiverend, maar kan ook zonder microvezels uitstekend worden bereikt. Vanwege het ontbreken van reinigingsmiddel en geur roept het microvezelsystemen soms weerstand op bij de klant (in thuiszorg), eindgebruiker (in kantoor en zorginstelling) en de schoonmakers zelf. Een training, bij voorkeur door collega s, blijkt veel van deze weerstand weg te kunnen nemen.
11.
Een daling van het aantal lichamelijke klachten en het verzuim door invoering van een microvezelsysteem is weliswaar te verwachten, maar bewijzen zijn er niet.
12.
Het is de vraag of het microvezelsysteem beter voor het milieu is en of het het water- en energieverbruik beperkt. Een vergelijking van milieueffecten van microvezelsystemen met de bestaande schoonmaaksystemen levert voor iedere situatie een andere balans op. Bij het wassen wordt veel water en energie verbruikt, net als voor het transport van het wasgoed. Daarnaast wordt voor de productie van microvezels veel energie gebruikt, waarbij wel opgermkert wordt dat microvezels vermoedelijk langer meegaan dan gewone doeken.
13.
De overgang naar een microvezelsysteem heeft ingrijpende logistieke gevolgen. Dagelijks moeten alle doeken en moppen die vochtig zijn (of ze nu gebruikt zijn of niet) worden verzameld, gewassen en verdeeld over de taken. Dit is extra werk, voor de voorvrouw of objectleidster, vaak buiten de tijd dat de schoonmakers actief zijn. Er zijn dus gevolgen voor
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
16
werktijden en voor roosters. Bovendien zijn extra faciliteiten nodig voor het wassen, het opslaan en het transport van de materialen, zoals wasmachines, geventileerde ruimtes, waszakken, en karren.
14.
Training is essentieel. De werkwijze met microvezelmaterialen wijkt zoveel af van de schoonmaak thuis dat training noodzakelijk is voor al het personeel dat er niet eerder mee heeft gewerkt. Regelmatige instructie blijft nodig en werkt motiverend. Schoonmakers waarderen training en de kans om te oefenen ook als twee van de vier belangrijkste onderdelen bij het invoeren van een totaalconcept in de thuiszorg. Zonder training geloven ze er niet zo in dat het schoon zal worden met microvezelmaterialen. De instructie laten verzorgen door medewerkers zelf spreekt erg aan, bleek in de thuiszorg.
15.
Kwaliteitscontrole achteraf is niet voldoende om het volledige potentieel uit een microvezelsysteem te halen. Daarvoor is ook procescontrole nodig: vooraf kijken of aan alle voorwaarden voor een goed gebruik van het microvezelsysteem is voldaan. Overigens geldt dit voor alle schoonmaaksystemen.
16.
De bedrijfsmatige, financiële gevolgen zijn fors. Er zijn investeringen nodig in materialen, in faciliteiten en in mensen. Neem bij het maken van een calculatie de volgende posten mee. Investeringen - doeken en moppen. - hulpmaterialen; - wasmachine; - wasdroger; - wasnetten en/of manden; - waskarren; - aanpassen ventilatie; - aanleg van krachtstroom; - aanpassen water- en luchtafvoer; - training van middenkader; - training van schoonmaakpersoneel. Lopende kosten - uren voor het innemen, verzamelen en transporteren van wasgoed; - uren voor het laden en uithalen van de wasmachine (en wasdroger);
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
17
- uren voor het verdelen van de gewassen materialen over de taken; - efficiencyverbetering schoonmaaktaken; - herinstructies; - procescontroles; - productcontroles; - elektra en water (indien voor eigen rekening); - wasmiddel.
2.5.
Conclusie
Voor zorgorganisaties is het zodoende belangrijk om inzicht te hebben in de financiële aspecten van de gehele of gedeeltelijke overgang naar moderne schoonmaaktechnieken. We zullen in het volgende hoofdstuk de beschikbare gegevens in de businesscase plaatsen, waarbij we de meer recente terughoudendheid over de effecten en claims nadrukkelijk mee zullen nemen.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
18
3.
De Businesscase
Zoals verwacht zijn er enkele kwalitatief goede en Nederlandse rekenmodules gevonden of opzetten daarvoor. Daarbij ontstaat er zicht op de kosten en baten van de inzet van deze schoonmaaksystemen. De verschillen tussen deze modules worden vooral bepaald door de aard van de producten die in deze modules zijn verwerkt. Zo heeft TNO Arbeid een module ontwikkeld die gebaseerd is op de producten van een leverancier van het microvezelsysteem en aanverwante hulpmiddelen: het CarePro systeem (http://www.arbeidtools.nl/team50/careprosystem/index.php).
Hoewel
deze
beperking
tot
een
leverancier als ongewenst gezien kan worden, gaat het hier wel degelijk om een module die duidelijk inzicht geeft in de mogelijkheden om al dan niet tot kostenbesparingen te komen middels dit type systemen. Daarnaast is er een kostenbatenmodel voor microvezelmoppen ontwikkeld die merkneutraal is. Ook deze module is door TNO Arbeid ontwikkeld en gebruiken we hier. Tenslotte blijkt dat vooral enkele thuiszorgorganisaties zelf aan de slag zijn gegaan met meestel vrij beperkte zelf ontwikkelde modules. Voorbeelden daarvan zijn berekeningen van het effect om medewerkers die fysieke problemen hebben op individuele basis te laten werken met een set van microvezelmaterialen of ander professioneel schoonmaakmateriaal.
Samengevat kunnen we deze bestaande modules goed gebruiken voor onze businesscase en zijn we er dan ook niet toe overgegaan om een nieuwe versie te ontwikkelen. We vervolgen nu met de inschatting van de baten en de kosten in de Nederlandse situatie. Wel tekenen we aan dat de meer recente inzichten een bescheidener inschatting van de effecten veroorzaken. De onderstaande tekst moet bij voorkeur in samenhang met de rekenmodules gelezen worden.
3.1.
De Baten
Allereerst worden de baten ingeschat. We bespreken ze nu en nemen de uiteindelijke posten op in tabel 1. Tevoren merken we wel op dat de hier beschreven financiële baten vanzelfsprekend niet als zodanig in geld te vertalen zijn, maar vooral de ruimte weergeven die in de organisatie geboden kan worden wanneer men op deze wijze en met de voorgestelde soorten producten gaat werken. Het hangt af van de wijze waarop de organisatie met deze ruimte omgaat of deze tijd in financiële zin vertaald wordt of dat deze bijvoorbeeld opnieuw geïnvesteerd wordt.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
19
3.1.1. Verzuim
De rekenmodule rond de inzet van de microvezelmop stelt dat TNO ervan uit gaat dat het verzuim daardoor met 15% zal dalen. Stel dat er een verzuim is van 9% dan zal dit een daling opleveren van 1,35% naar 7,65%. Dit is veel grotere daling dan in de overige businesscases uit deze serie is geschat, maar ofwel geen effect op verzuim is geconstateerd of een beperkt effect (tot .5%punt). Het is weliswaar zo dat onderzoek laat zien dat er sprake is van een reductie van de blootstelling aan fysieke belasting, maar deze is zeker niet omvangrijk te noemen (Reijneveld en Bronkhorst, 2004). We zien dat weerspiegeld in figuur 1. waar weliswaar dalingen te zien zijn, maar deze zijn niet omvangrijk te noemen. Ook bij de nameting blijft er sprake van ongunstige werkhouding. Daarnaast laten de meer recente resultaten toch ook een minder rooskleurig beeld hierover zien. In het recente rapport van de VSR (Brandsma, 2006) wordt aangegeven dat er geen effect op verzuim of op klachten aan het bewegingsapparaat is aangetoond. Wel zou er een effect zijn op de motivatie van medewerkers, door het gemak en de professionele uitstraling. Dit effect zou echter weer wegebben na verloop van tijd, omdat er gewenning optreedt: men weet dan niet beter meer. Net als bij de andere businesscases verwachten we bovendien dat dit effect, als er al sprake is van een effect, pas na een zekere periode (1-2 jaar) zich zal manifesteren, zoals dat in het algemeen geldt voor dit type preventieve interventies (zie achtergrond informatie Knibbe et al., 2006). We hebben daarom de neiging om deze gegevens voorzichtiger in te schatten dan in de modules nu is gedaan.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
20
Figuur 1. Werkhoudingen voor en na introductie van het CarePro-systeem (bron: TNO, Reijneveld en Brinkhorst, 2004).
Zoals zichtbaar is in figuur 2 leidt dit tot een besparing op verzuim en arbeidsongeschiktheid van rond de 50.000 euro per jaar voor een organisatie met 200 medewerkers.
Figuur
2.
Rekenblad
CarePro
rekenmodule
TNO
Arbeid
(2007
download
van
http://www.arbeidtools.nl/team50/careprosystem)
3.1.2. Financieel effect van sneller werken
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
21
Hier is de invloed van het sneller kunnen werken met microvezelsystemen opgenomen. TNO gaat uit van rond de 15% tijdswinst en laat die direct ten goede komen aan de tijd voor de cliënt. Zodoende worden daar geen financiële besparingen zichtbaar gemaakt. Wanneer we dit wel zichtbaar maken, zonder een uitspraak te doen over waar die tijd aan besteed of ten goede zal komen, dan komen we voor het aantal werkuren per jaar van 210.000 uren in ons voorbeeld op een besparing van 315.000 euro uit. De vraag is of deze besparing van 15% reëel is of niet. Metingen van TNO zelf laten zien dat daar een verschil is tussen de subjectieve beleving van die tijd (zeer positief) en de objectieve metingen. Ze meten voor 4 van de 6 onderzochte taken een besparing van gemiddeld 14%, terwijl voor het schoonmaken van de badkamer er geen tijdsverschil te meten was en het moppen van de vloer juist langer duurde (zie figuur 3). Overigens laat de andere rekenmodule die TNO opstelde rond de microvezel mop duidelijk minder tijdsbesparing zien. In het rapport van Brandsma et al. (2006) wordt aangegeven dat het zeker reëel is om tijdbesparing te verwachten in het schoonmaakproces zelf, maar dat in elk geval een deel van dit effect is terug te voeren op de toegenomen motivatie van het personeel bij de introductie zelf. Zij signaleren het gevaar dat als de aandacht van het management afneemt ook de productie weer afneemt. Daarnaast benadrukken ze dat bij alle schoonmaaksystemen een toename in de productie te verwachten is met een goede coaching en begeleiding. Daarnaast neemt de tijd die nodig voor de logistiek en organisatie eromheen toe, waardoor het niet duidelijk is wat het uiteindelijk effect is. Brandsma et al. geven aan dat er geen algemene uitspraken over te geven zijn. Deze resultaten, gekoppeld aan de terughoudendheid over de claims rond tijdsbesparing, maakt dat we ook op dit punt terughoudender zijn dan de rekenmodule nu laat zien.
Figuur 3. Tijdsduur met en zonder gebruik CareProsysteem in de thuiszorg
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
22
Bron: TNO Arbeid Reijneveld en Bronkhorst, 2004.
3.2.
De Kosten
3.2.1. Implementatiekosten
In figuur 2 zijn ook de kosten zichtbaar. Allereerst is voorlichting en training van groot belang voor het optimaal gebruiken van de nieuwe schoonmaakmethode. Deze post is in de bestaande rekenmodules in wisselende mate (er is enige keuzevrijheid), maar vrij beperkt opgenomen. De meer recente onderzoeksliteratuur benadrukt dat deze post omvangrijker is dan aanvankelijk meestal ingeschat wordt. De post bestaat vooral uit een deel van de vervangingskosten voor uitvoerenden en een post voor de instructeur. Daarnaast gaan we er vanuit dat de invoering complex zal zijn en niet zomaar even tussendoor gedaan kan worden. Hiervoor is geen post opgenomen in de bestaande rekenmodules.
3.2.2. De materiaalkosten
Deze kosten zijn niet eenvoudig te schatten. De module gaat uit van de aanschaf van de CareProtas in een basisvorm of in meer uitgebreide vorm. De kosten variëren dan van rond de
100,- -
400,-. In de
praktijk worden soms eigen pakketten samengesteld. We wezen daar al op bij de verschillende wijzen waarop de financiering wordt geregeld: deels cliënt, deels organisatie bijvoorbeeld. Een pakket dat door de zorgverlener meegenomen wordt van cliënt naar cliënt is in principe mogelijk, maar dan zal het materiaal zelf ook meer gewassen moeten worden en het niet duidelijk wie die kosten draagt. Een pakket in bruikleen bij de cliënt is logistiek makkelijker, maar betekent dat er meer pakketten nodig zijn. Ook het vervoersgemak speelt daarbij een rol. Zo zijn er organisaties die de telescoopstang juist niet in het pakket opnemen omdat dit onhandig is op de fiets. Anderen geven deze stang juist weer wel mee. Er zijn dus geen algemene uitspraken over deze kosten te geven.
3.3.
De Kwalitatieve Kosten en Baten
Vervolgens stappen we over naar de meer kwalitatieve baten. Door TNO en in de verdere literatuur is daar ook een overzicht van gemaakt dat we hier grotendeels integraal overnemen. De overzichten
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
23
geven aan dat dergelijke immateriële voordelen gesignaleerd worden, maar precies inzicht in de mate waarin dat het geval is ontbreekt voor een groot deel. Het lijkt er in elk geval wel op dat (zie tabel 3) dat de aanpak zowel vanuit het cliëntperspectief, als het zorgverlenerperspectief, goed scoort (TNO Arbeid, CarePro, 2007 gedownload). Opvallend in deze overzichten is wel dat de ervaren nadelen vanuit client- en zorgverlenersperspectief niet genoemd worden. In onze, zij het beperkte, praktijkcontacten werden deze wel genoemd als barrière voor de invoering. Daarnaast zou ook het kostenaspect ervaren worden als duidelijke drempel.
Tabel 3. De kwalitatieve aspecten in beeld gebracht (toelichting zie tekst, bron TNO Arbeid, CarePro) Gezondheid Fysieke belasting wordt lager: Minder krachtuitoefening, minder rekken, minder bukken, minder tillen (geen zware emmers), minder knijpen/ grijpen/ wringen tijdens werk. Ziekte verzuim wordt minder. Reïntegratie Wao-ers wordt hoger. Prestaties Efficiëntie huishoudwerk neemt toe. Efficiëntie komt ten goede aan betere zorg, meer aandacht voor cliënt. Sommige cliënten zijn in staat met de mini duster te helpen: betrokkenheid en beter contact. Zelfredzaamheid in totaal wordt nauwelijks gestimuleerd. Groter wervingsmogelijkheden: professionalisering van het vak door specifiek eigen tools maakt imago beter en daarmee de aantrekkelijkheid van het beroep. Motivatie neemt toe. Arbeidsparticipatie Omdat het werk fysiek minder zwaar is, hoeft het niet beperkt te worden tot de sterkeren en kunnen meer mensen dit werk doen. Waarden en normen Gezondheid staat bij ons hoog in het vaandel. Milieu: reinigen met veel minder schoonmaakmiddelen.
3.4.
De afweging van kosten en baten
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
24
Uiteindelijk leiden beide zijden van de businesscase (kosten en baten) tot een totaaloverzicht opgenomen in figuur 2. Daarin is voor alle opties een batig eindsaldo te zien: ook al verschillen de opties in de mate van instructie die gegeven wordt. Wel zijn de initiële investeringskosten niet verwerkt in dit batig saldo. Doen we dit wel, dan komen alle drie uit op een negatief saldo voor het eerste jaar.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
25
4.
Conclusies
4.1.
Beperkingen
Deze
businesscase
is
gebaseerd
op
onderzoeksliteratuur,
onderzoeken
uitgevoerd
onder
gestandaardiseerde omstandigheden, productinformatie van leveranciers, gesprekken met leveranciers, cliënten, managers en zorgverleners en praktijkdocumentatie zoals lesbrieven. Niet alle aspecten zijn voldoende onderzocht in de onderzoeksliteratuur en ook is het tijdsbestek beschikbaar voor deze businesscase beperkt. Verwacht werd dat hiermee een snel en duidelijk antwoord gegeven kon worden op de effectiviteit van innovatieve schoonmaaksystemen. Na onze studie lijkt dat een veel te snelle conclusie. Recent onderzoek is immers beduidend kritischer over de verwachte effecten dan de positieve verwachtingen van enkele jaren geleden.
4.2.
Het kwantitatieve deel
We constateren dat de baten vooral te herleiden zijn tot de reductie in verzuim en de wijze waarop dit opgevangen wordt. In hoofdstuk 2 en 3 zagen we echter dat deze aannames over verzuimreductie in recenter onderzoek beduidend minder hard zijn dan aanvankelijk werd verwacht. De verwachte tijdsbesparing is in de rekenmodule optimistisch ingeschat, maar wordt niet in financiële zin vertaald. In principe is er wel enige tijdsbesparing te verwachten, al is deze minder omvangrijk dan nu in de module staat vermeld. Voor de uitkomst van de businesscase is dat nu niet van belang omdat de module deze niet als financiële besparing opneemt. De kosten zijn ook optimistisch ingeschat in de bestaande rekenmodules. Dat geldt dan vooral voor de implementatiekosten. Het implementatietraject: instructie, organisatie en logistiek, lijken op basis van recent onderzoek toch complexer dan aanvankelijk verwacht. De materiaalkosten variëren sterk afhankelijk van de wijze van financiering en de branche, maar lijken wel reëel ingeschat te zijn.
4.3.
Het kwalitatieve deel
Het kwalitatieve deel van de businesscase laat zien dat er in zeer beperkte mate voor cliënten zelf ( beneficiëntie ), maar vooral voor medewerkers ( kwaliteit van werk ) sprake is van een positieve waardering.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
26
4.4.
Eindconclusie
We concluderen dan ook dat de bestaande rekenmodules aanmerkelijk optimistischer zijn over de verwachte effecten en de benodigde investeringen dan op grond van recent onderzoek verwacht mag worden. Dat geldt dan met name voor de effecten op verzuim (lager dan verwacht en pas na verloop van tijd merkbaar), tijdsbesparing (lager dan verwacht) en het benodigde implementatietraject (complexer en intensiever dan verwacht). De kwalitatieve baten lijken reëel ingeschat, waarbij vooral de effecten op de motivatie van personeel en het professionele imago sterk lijken te zijn. Voor de zorg komt daar bij dat met deze materialen de cliënt in enkele gevallen in staat is om zelf weer de werkzaamheden te doen.
Voor onze businesscase concluderen we dan ook dat het uit kwalitatief oogpunt en lichter werken de moeite waard is om deze systemen in te voeren, maar dat over de verwachte financiële effecten weinig met zekerheid is te melden en dat terughoudendheid gepast is.
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
27
Literatuur Professionalization of home care services T +31 (0)23 5549393 F +31 (0)23 5549394
User tests of the CarePro system in a home care Servicessettng Reijneveld, C.N., en R.E. Brinkhorst, E.A.P. Koningsveld N. Schoenmaker
Ergonomische criteria voor stofzuigers en handbediende schrob- en zuigmachines A. Leegwater
Datum 12 december 2003 Auteurs E.A.P. Koningsveld N. Schoenmaker A. Leegwater Alle
MICROVEZEL ABC Antwoorden op Beweringen en Claims over microvezelsystemen Frank Brandsma René Buijs Anton Duisterwinkel Peter Hartog Henk Linde Ron van der Meijden Ton Nijgh Bouke Smallenbroek Paul Terpstra
VSR-onderzoek SM53, Evaluatie microvezeldoekjes, A.E. Duisterwinkel, IR-TNO, Delft, oktober 1997 VSR-onderzoek SM56, Evaluatie microvezeldoekjes: aanvulling op onderzoek SM53, A.E. Duisterwinkel, TNO Reinigingstechnieken, Delft, januari 1998 VSR-onderzoek SM60, Vloerreiniging met microvezels: een technische beoordeling, A.E. Duisterwinkel, TNO Reinigingstechnieken, Delft, februari 1999 VSR-onderzoek SM65, Metingen aan het opwervelen van Fijn Stof tijdens stofverwijdering bij interieurreiniging, A.E. Duisterwinkel, TNO TPD, juni 2002 VSR-onderzoek Toiletonderzoek, Inge van Kessel, Paul Terpstra, SOHIT, Wageningen, 2006 Kusumaningrum HD, Paltinaite R, Koomen AJ, Hazeleger WC, Rombouts FM, Beumer RR. Tolerance of Salmonella Enteritidis and Staphylococcus aureus to surface cleaning and household bleach., J Food Prot. 2003 Dec;66(12):2289-95. C Griffith, G Moore An evaluation of the cleaning properties of a microfibre cloth AJIC Abstract ID 52069, June 20 2005 SK Nilsen, P Blom, J Rydock, J Nersveen and KI Fostervold, An intervention study of the relationships between indoor air-related health problems, productivity and cleanliness in an office setting, Proceeding Indoor Air 2002, 472-477 Steinar K. Nilsen, Inger Dahl, Ole Jürgensen, Thomas Schneider, Micro-fibre and ultra-micro-fibre cloths, their physical characteristics, cleaning effect, abrasion on
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
28
surfaces, friction, and wear resistance, Building and Environment 37 (2002) 1373 1378 C.A.J.M. Ballemans, H.E.M. Blok, J. Swennenhuisy, A. Troelstra and E.M. Mascini, Dry cleaning or wet mopping: comparison of bacterial colony counts in the hospital environment, Journal of Hospital Infection (2003) 53: 150-158 C.A.J.M. Ballemans, H.E.M. Blok, J. Swennenhuisy, A. Troelstra and E.M. Mascini, Sopdoek of microvezel?, VHIG THIP 23, febr 2004 Weber DJ, Sickbert-Bennett E, Gergen MF, Rutala WA. Efficacy of selected hand hygiene agents used to remove Bacillus atrophaeus (a surrogate of Bacillus anthracis) from contaminated hands. JAMA. 2003 Mar 12;289(10):1274-7. C.N. Reijneveld, R.E. Bronkhorst, Professionalisering van de huishoudzorg Gebruikerstesten nieuwe set materialen Interieurbox Thuiszorg, TNO-rapport R0313990/018-40167, 24 juni 2003, TNO Arbeid, Hoofddorp Torsten Textor, Thomas Bahners, Eckard Schollmeyer, Evaluating wiping materials used in cleanrooms and other controlled environments, WFK 41 Int. Deter. Conf. pp 289-298 Klaaske van Leussen, Professionele schoonmaakmethoden: microvezelsystemen, Stichting Thuiszorg Eindhoven, mei 2003 catalogus/arbeid/fysiek_belasting/microvezeldoek/microvezeldoek.htm, Thea Daha, Microvezeldoekjes (THIP 2004-4), WIP, versie van 29 november 2005, www.wip.nl, geopend op 12 december 2005 Bert Wieringa, Hoe schoon is schoon? Schoonmaakprocedure na toediening van cytostatica, presentatie op symposium van de NVA, april 2005. www.arbeidshygiene.nl, symposium 2005, geopend op 12 december 2005 Pieter van Leijen, Co Verspaget, John Bound, Microfibre cleaning systems: productivity case study, St Richard s Hospital, Chichester, Atir, Juli 2003 Laboratory test to evaluatie the capacity of ACT cloths to reduce the bacterial contamination, ACT, Zweden, 24 augustus 1997, vertaald door JohnsonDiversey. NN, Microvezels in schoonmaakmaterialen, presentatie, JohnsonDiversey, Utrecht, 2 dec. 2003 Lone Sarosi, Whipps Cross letter to JohnsonDiversey, Rob Biersma, Microvezeldoekje reinigt beter, NRC NN Reinigen van microvezelproducten, PS 4 (3), 2005, p 21-23 NN, Blootstelling aan huidirriterende omstandigheden in de schoonmaaksector, 13 september 2005, NECOD in opdracht van de RAS Anne-Helene Arild (Ed.), Ragnhild Brusdal, Jan Tore Halvorsen Gunnarsen, Inge van Kessel, Paul Terpstra, An Investigation of domestic Laundry in Europe Habits, hygiene and functional performance, SIFO, Oslo, Noorwegen, maart 2003 NN, Plan van aanpak arboconvenant Schoonmaak- en Glazenwassersbranche,
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
29
april 2003 www.zowerkjeprettiger.nl (zie downloads) onder verantwoordelijkheid van de RAS,
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
30
Bijl HOE GEBRUIK IK MICROVEZELMATERIALEN? Het is natuurlijk de taak van de leveranciers om een gebruiksvoorschrift mee te geven dat helemaal past op de materialen die zij leveren. Hieronder volgt een lijst met aandachtpunten die in zo n voorschrift aan de orde moeten komen. Ontbreekt een goed voorschrift, dan is dit algemene overzicht een goed uitgangspunt. Invoering Maak een plan van aanpak. Leg vast wie verantwoordelijk is voor - Inkoop; - wasmachine, wasmachineaansluiting, verbruik elektra en water, luchtverversing (ventilatie); - opslagruimte voor vuile en schone doeken; - uitgifte en inname van doeken en voorraadbeheer; - transport van de vuile en schone doeken; - instructie van het personeel; - proces- en productcontrole. Voorbereiding - Schaf voldoende materialen aan, ook hulpmiddelen zoals wasnetten en zonodig bevochtigingsmateriaal; - Regel alle faciliteiten (zie 5.9); - Koop en installeer wasmachines. Leg vast welke wasprogramma s moeten worden gebruikt; - In het geval dat de doeken droog worden opgeslagen: koop en installeer een wasdroger. Leg vast welk droogprogramma moet worden gebruikt. Check dat de droger nergens en nooit warmer wordt dan 95°C; - Was alle materialen eenmaal voor gebruik; - Maak een werkrooster voor alle schoonmaaktaken, en voor de logistieke taken (verzamelen, wassen, drogen, opslaan en verspreiden van de materialen); - Train het personeel (meestal heeft de leverancier hier mogelijkheden voor, ook de SVS kan uitkomst bieden); - Maak een trainingsprogramma en checklist voor nieuw (en tijdelijk) personeel. Laat als het kan het personeel (een deel van) de training verzorgen; - Organiseer proces- en productcontroles (zie 8.3); - Organiseer herinstructies, aan de hand van de uitkomsten van de procescontrole (waaruit blijkt wat er het meeste fout gaat); - Verwijder alle reinigingsmiddelen en hulpmiddelen die niet in het systeem thuishoren volledig uit het object; Schoonmaken (klamvochtig) - Gebruik de materialen op de door de leverancier aanbevolen klamvochtigheid. Als de doeken vochtig bewaard mogen worden, kan het handig zijn de gewassen doeken alleen te centrifugeren en direct te gebruiken. Worden de doeken gedroogd (gezondheidszorg, gewassen in wasserijen of in grote panden), dan moeten de doeken ter plekke vochtig worden gemaakt. De Microvezel ABC Vereniging Schoonmaak Research 13 / 41 © VSR 2006 / versie 2 / augustus 2006 leverancier moet daar een advies in kunnen geven. Vermijd het met de hand uitwringen van doeken en moppen te allen tijde. - Bescherm je handen door regelmatig handen wassen, drogen en insmeren met een dunne laag zalf of vettige crème. Zie verder 6.1. - Draag goed sluitende waterdichte handschoenen met daaronder katoenen handschoenen als er meer dan tien minuten met microvezeldoeken of elke andere natte handmatige reinigingsmethode wordt gewerkt. Zie 6.1. - Vouw de doeken twee of drie keer, zodat iedere doek acht (of zestien) werkvlakken heeft. Wissel van vlak als het oppervlak te droog of te vuil wordt, zoals dat blijkt uit een onvoldoende reinigingsresultaat. - Gebruik de doek vlak, niet als een prop. Leg er de hele hand op. - Pak een schone doek zoals dat opgegeven is in de taakomschrijving, bijvoorbeeld o Per sanitaire ruimte één doek (handschoenen dragen) o Per kamer (gezondheidszorg) één doek
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
31
- Doe vuile materialen in het daarvoor bestemde wasnet. - Werk van schoon naar vuil. - Voeg geen reinigingsmiddel toe (behalve bij periodiek onderhoud). - Spoel de doeken of moppen niet uit in een emmer. - Laat de doek of mop het werk doen, pas geen extra kracht toe. Hardnekkige vlekken eerst natmaken en aan het eind van de taak voor die ruimte opnieuw schoonmaken. Eventueel handpad toepassen. - Gebruik een wegwerpdoekje om vocht of grof vuil op te nemen. - Gebruik geen chloor of waterstofperoxide in combinatie met microvezelmaterialen, die kunnen daar niet tegen. - Als er specifiek om de toevoeging van geurstoffen wordt gevraagd om het schoon te laten ruiken , pas dan bij voorkeur een spuitbus toe, zodat mensen die last hebben van geurstoffen gespaard kunnen blijven. - Laat je materiaalwagen of werkkar nooit onbeheerd achter. De materialen zijn ook bij de gebruikers van de ruimte populair. - Na de taak: doe alle doeken in wasnetten, knoop ze dicht en breng ze naar de verzamelruimte. Schoonmaken (droog) - Zorg dat droge stofwismoppen nooit nat worden tijdens gebruik. - Stofwis droge vloeren volgens het schoonmaakprogramma. - Stofzuig en/of borstel ze na afloop. - Verpak de stofwismoppen in wasnetten en laat ze wassen. Wassen en drogen - Volg het wasvoorschrift dat de leverancier heeft opgegeven (per soort materiaal) - Overlaad de wasmachine niet (zie handleiding van de machine) - Was soort bij soort; tip is om verschillend wasgoed (doeken, vochtige en droge moppen) te verzamelen in wasnetten met verschillende kleuren. - Het wasmiddel mag geen vetzure zeep, quads, wasverzachter, zeoliet of bleekmiddel bevatten en niet hoog-alkalisch zijn. - Doseer volgens voorschift (voor sterk vervuilde was), maar overdoseer niet Microvezel ABC Vereniging Schoonmaak Research 14 / 41 © VSR 2006 / versie 2 / augustus 2006 - Bij huishoudwasmachines: stel het meest intensieve wasprogramma in. Als er een optie is voor extra spoelbeurten, schakel die dan in. Stel de wastemperatuur in op 70°C (wat in de praktijk neerkomt op ongeveer 60°C) . - Centrifugeer op het door de leverancier opgegeven aantal toeren voor de aangegeven tijd. Wordt er nadien gedroogd, centrifugeer dan op het maximale toerental. - Droog nooit heter dan 95°C. - Was je handen na het beladen van de wasmachine en voor het uithalen (behalve als de materialen gedroogd worden).age
LOCOmotion, knibbe & knibbe, 2007
32