Business Opportunities Tracking & Tracing Tuinbouwproducten in opdracht van Tuinbouw Digitaal 17 November 2011
Frans-Peter Scheer, Joost Snels, Adrie Beulens
Rapport nr. 1239
Colofon
Titel Auteur(s) Nummer ISBN-nummer Publicatiedatum Vertrouwelijk OPD-code Goedgekeurd door
Business opportunities Tracking & Tracing tuinbouwproducten. Frans-Peter Scheer, Adrie Beulens Food & Biobased Research nummer 1239 ISBN nummer 978-94-6173-059-6 17 November 2011 Joost Snels, Cor Verdouw.
Wageningen UR Food & Biobased Research P.O. Box 17 NL-6700 AA Wageningen Tel: +31 (0)317 480 084 E-mail:
[email protected] Internet: www.wur.nl © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system of any nature, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publisher. The publisher does not accept any liability for inaccuracies in this report.
2
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Management Summary Aanleiding: Op het gebied van Auto-Identificatie zijn er veelbelovende technologische ontwikkelingen. Voorbeelden zijn Radio Frequentie Identificatie (RFID) en multidimensionale barcodes (o.a. GS1 Databar). Deze ontwikkelingen maken snelle en nauwkeurige tracking & tracing (T&T) mogelijk waardoor het continu volgen en monitoren van individuele producten binnen handbereik komt. Het is de overtuiging (o.a. topsectoren) dat met de combinatie van nieuwe technologieën en keteninformatie systemen grote voordelen te behalen zijn waardoor de concurrentiepositie van de Nederlandse Tuinbouw sterk kan worden verbeterd. Dit onderzoek analyseert deze nieuwe business mogelijkheden. De onderzoeksvraag van het project Tuinbouw Digitaal was: Wat zijn de business mogelijkheden van Tracking en Tracing van individuele tuinbouwproducten en wat zijn randvoorwaarden voor realisatie? Wat zijn de voordelen van tracking & tracing in de tuinbouw sector? Om de business mogelijkheden te verkennen beschrijft het rapport een grondige doelstellingen analyse (1e fase) waarbij doelstellingen, prestatie indicatoren en stakeholders inzichtelijk worden gemaakt. In combinatie met de vaststelling van de huidige praktijk van tracking & tracing (2e fase) kunnen knel- en verbeterpunten worden vastgesteld (3e fase). De doelen die bedrijven in tuinbouwketens met behulp T&T van nastreven nemen alsmaar toe: Defensief: Voedselveiligheid, voldoen aan wetgeving. Preventief: Kostenbesparing, derving reduceren, volle ladingen. Pro-actief: Toegevoegde waarde, rijpheid, kwaliteitsgaranties m.b.t houdbaarheid en herkomst, JIT leveringen, informatie rondom herkomst, allergenen etc. Het wenkend perspectief om aan genoemde doelen invulling te geven gaat in de richting van intelligente lading. Hierbij is de lading zelf steeds meer in staat om de dynamische productkwaliteit te registreren met sensoren, op basis daarvan autonome beslissingen te nemen en vervolgens geautomatiseerde controllers aan te sturen zonder directe hulp van de gebruiker. Dit staat ten opzichte van de huidige situatie waar de gebruiker een actieve rol inneemt voor de identificatie en status monitoring (o.a. temperatuur) van de producten in de keten. Daarbij kent de tuinbouwsector een aantal specifieke uitdagingen die van belang zijn voor de tracking & tracing (T&T): bederfelijkheid van het product en eisen van klanten vergen conditionering en snelheid in de keten/verkoop, grote volumes die niet altijd traceerbaar zijn tot op het individuele consumentenproduct. Tracking en tracing vindt meestal plaats op handelsunit (o.a. kratten), logistieke unit (o.a. pallets) en shipping unit (o.a. vrachtwagen). samenvoegen van product van meerdere telers (pakstation) en splitsen van producten (per winkelfiliaal) geeft een verhoogde fout-kans bij het samenstellen van het product en de daarbij behorende T&T identificatie. Voor tuinbouwketens is kwaliteitsinformatie in de keten een belangrijke toegevoegde waarde van T&T. We spreken daarom van kwaliteit gestuurde T&T (KTT). In onderliggend rapport ligt de nadruk op © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
3
technologieën die hierbij behulpzaam kunnen zijn en worden de randvoorwaarden (technisch, organisatorisch) beschreven om tot succesvolle toepassing in de praktijk te komen. Overzicht technologieën: Barcodes, tijd-temperatuur-indicatoren (TTI), dataloggers en radio frequentie identificatie (RFID) zijn belangrijke technieken voor T&T. De voor- en nadelen en best practices zijn per techniek beschreven alsook recente ontwikkelingen. Zo biedt de GS1 databar de mogelijkheid om aanvullende informatie (bijvoorbeeld de houdbaarheid) mee te nemen in de barcode waardoor bijvoorbeeld derving gereduceerd kan worden. Met behulp van RFID kan draadloos gecommuniceerd worden. Intelligente geminiaturiseerde tags kunnen omgevingscondities registreren (o.a. temperatuur, luchtvochtigheid). Kwaliteitsverloopmodellen vertalen omgevingscondities in productkwaliteit zodat bijsturing in de tuinbouwketen mogelijk word. Het rapport beschrijft dat een combinatie van technologieën, informatieverwerking en organisatie voor een specifieke keten nodig is voor een goedwerkend KTT systeem. Groeipad en randvoorwaarden voor implementatie van tracking en tracing in de tuinbouwsector. Er worden vier stadia in de tijd geschetst om T&T te realiseren in de tuinbouw praktijk. 1. Huidige situatie: reguliere barcodering en vaste sensoren voor conditiemeting, 2. Organisatie op item- en keten niveau: plus meerdimensionale barcodering en ketenbrede T&T, 3. RFID+ kwaliteit sturing: plus draadloze T&T en automatische ketensturing op kwaliteit, 4. Intelligente lading: autonome en dynamische kwaliteitsmonitoring op productniveau. De status anno 2011 is dat de meeste bedrijven zich in stadium 1 bevinden en enkele in stadia 2 en 3. De belangrijkste organisatorische randvoorwaarden zijn: Alle samenwerkende partijen moeten de voordelen inzien en bereid zijn tot investeringen, Redelijke verdeling van kosten en baten en onderling vertrouwen, Duidelijke afspraken rondom eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data, Procesgericht werken, keten denken, waarbij waarde toevoegen voor de eindklant centraal staat, Alle partijen moeten zich committeren aan standaarden voor tracking en tracing en deze consequent toepassen. De belangrijkste technische randvoorwaarden zijn: Bruikbaarheid van gegevens waarborgen door consequent toepassen van standaarden, Technische connectiviteit van de objecten: betrouwbaar en snel kunnen uitlezen, ook in vochtige (verse) omstandigheden, Interoperabiliteit van de bedrijfsmanagementsystemen van de ketenpartners, hierin worden de gegevens voor tracking en tracing geproduceerd en gebruikt, Beveiliging en autorisatie voor toegang tot gegevensbronnen en gebruiksrechten.
4
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Conclusies: De ‘business case’ met een duidelijk keten- en toegevoegde waarde perspectief zoals in de groeipaden kort beschreven is, is meestal nog niet duidelijk en geaccepteerd. De ICT infrastructuur die waarborgt dat keteninformatiesystemen kunnen functioneren is weliswaar beschikbaar (Frugicom, Florecom, EDIbulb) maar aan de technische- en organisatorische randvoorwaarden wordt vaak nog niet voldaan. Dit betekent dat partners in de sector er vaak nog niet echt aan toe zijn om de ‘business case’ te realiseren. Diverse studies alsook praktijkcases tonen echter wel degelijk de te behalen voordelen aan voor tracking & tracing in combinatie met het gebruik van technologieën en keteninformatiesystemen in de tuinbouwsector. Het versneld doorvoeren hiervan verdient aanbeveling om de concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouwsector te versterken. Aanbevelingen: Bedrijf Koppel dynamische kwaliteitsinformatie beter met de identificatie van producten, zodat de voordelen van kwaliteit gestuurde tracking en tracing kunnen worden gerealiseerd, Zet nieuwe technologieën niet alleen in om bestaande processen te automatiseren, maar benut vooral de mogelijkheden om procesverbeteringen door te voeren in (zoveel mogelijk schakels van) de keten, Neem strategische (meerjaren) besluiten ten aanzien van tracking en tracing. Zorg voor commitment in de top en op de werkvloer (opleidingen, overleg). Sector Ondersteun bedrijven in het gebruik van standaarden voor betrouwbaar elektronisch berichtenverkeer en technologische systemen waarbij duidelijke afspraken gelden rondom beheer, eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data. Zorg voor goed toegankelijke ‘best practices’ en aanpakken om ketenprojecten effectief, efficiënt en breed aan te pakken. Initieer praktijkpilots (voorlopers) die sectorbreed (achterban) benut kunnen worden. De aanbevolen pilots zijn tweeledig: Op de korte termijn zien wij vooral kansen voor de GS1 databar en QR-code vanwege relatief grote voordelen ten opzichte van een relatief beperkte investering. Daarbij wordt voortgebouwd op de bekende GS1 standaard, Het geringe aantal RFID-projecten in de Nederlandse verssector richten zich vooral op interne logistiek en identificatie. De komende jaren is uitbreiding gewenst van interne toepassingen naar ketenintegratie, van rolcontainer naar krat en van alleen identificatie naar koppeling met kwaliteitsmetingen. Door koploper te zijn met tracking en tracing kan de Nederlandse tuinbouwsector haar internationale concurrentiepositie nader versterken. Hiervoor heeft zij een uitstekende uitgangspositie waarbij continue innovatie noodzakelijk blijft om deze koppositie te behouden en te versterken.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
5
Inhoudsopgave 1. Beschrijving Onderzoek 1.1 Inleiding 1.2 Achtergrond 1.3 Doelstelling 1.4 Beoogde resultaten 1.5 Leeswijzer
7 7 7 8 8 8
2 Achtergrond Tracking en Tracing 2.1 Wat is Tracking & Tracing? 2.2 Onderdelen van een KTT-systeem 2.3 Fasering van een KTT-systeem 2.4 Specifieke uitdagingen voor tuinbouwketens 2.5 Perspectief
9 9 10 11 13 15
3. Tracking & Tracing in de tuinbouw sector 3.1 Doelstellingen analyse 3.2 Beschrijving van de huidige situatie 3.3 Knelpunten analyse en verbetermogelijkheden
17 17 18 20
4 Overzicht technologie voor tracking & tracing 4.1 Indeling Technologie 4.2: Beschrijving technieken met voor- en nadelen. 4.3: Recente Ontwikkelingen
22 22 23 27
5. Groeipad voor tracking en tracing in de tuinbouwsector 5.1 Beoogde baten versus beschikbare technologieën 5.2 Groeipad tracking en tracing in tuinbouwketens. 5.3 Haalbaarheid van de groeipaden
32 32 33 38
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies 6.2 Aanbevelingen
41 41 42
Bijlage 1: Bronvermelding
43
Bijlage 2: Doelstellingen analyse
44
Bijlage 3: Fasering bij de invoering van tracking en tracing.
54
Bijlage 4: Intelligente lading
55
Bijlage 5: Aladin simulatie
56
Bijlage 6: Actieve barcode
59
Bijlage 7: Interviews
60
6
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
1. Beschrijving Onderzoek 1.1 Inleiding Het project Tuinbouw Digitaal, Fase II is het vervolg op de studie die in 2009 door Wageningen UR is uitgevoerd. Uit deze studie blijkt dat de digitale informatievoorziening in de tuinbouw sterk versnipperd is en dat er behoefte is aan een overkoepelende en gezamenlijke aanpak in een meerjarenprogramma volgens een lange termijn visie. Echter, het daadwerkelijk realiseren hiervan is een ingrijpende transitie, die zelfstandig niet van de grond blijkt te komen. Dit vindt zijn oorsprong o.a. in de sectorstructuur met een grote hoeveelheid en diversiteit aan partijen en organisaties. Het project Tuinbouw Digitaal, fase II is bedoeld als kwartiermaker om deze patstelling te doorbreken. Centraal doel is om de professionaliteit van de digitale informatievoorziening in de tuinbouw een impuls te geven door te komen tot een integrale aanpak van ICT-projecten in de tuinbouw. Dit door een combinatie van enerzijds gericht onderzoek voor centrale sleutelgebieden zoals gedefinieerd in de inventarisatie en anderzijds activiteiten voor brede visievorming met het tuinbouwbedrijfsleven, het ontwikkelen van een verbindende kennisinfrastructuur en programma-management. De focus in het onderzoek ligt op relatief korte onderzoeksopdrachten voor het toepassen van beschikbare kennis op de tuinbouw, met veel aandacht voor overdracht van deze kennis in de sector. 1.2 Achtergrond Op het gebied van Auto-Identificatie zijn er veelbelovende technologische ontwikkelingen. Voorbeelden zijn RFID en multidimensionale barcodes (o.a. QR-codes en de GS1 Databar). Deze ontwikkelingen maken snelle en meer gedetailleerde Tracking & Tracing (T&T) mogelijk, waardoor het continu volgen en monitoren van individuele producten (voor wat betreft plaats en eigenschappen) binnen handbereik komt. Omdat we in de tuinbouw te maken hebben met verse producten met kwaliteitsverloop spreken we liever van kwaliteit gestuurde tracking & tracing (KTT). Voor de kwaliteitsbepaling bieden diverse technologische ontwikkelingen mogelijkheden, bijvoorbeeld sensoren die condities registreren (temperatuur, vochtigheid etc.) . Deze onderzoeksopdracht analyseert wat bedrijven daarmee op de korte en langere termijn zouden kunnen en welke nieuwe business opportunities dit voor deze bedrijven eventueel kan scheppen en onder welke voorwaarden dat kan. Onderliggend project sluit aan op de inventarisatie van het Tuinbouw Inspraak Panel (Mei 2008) die mede de basis vormde voor Tuinbouw Digitaal. Zij formuleerde de volgende doelen: Overbruggen van kloof tussen praktijk en theorie, Verbeteren rendement op ICT investering, Berichtenverkeer gaat één kant uit, terugkoppeling informatie essentieel in de acceptatie, Grotere betrokkenheid primaire sector een vereiste, Te weinig samenwerking, ketenregie meer zichtbaar maken voor betrokkenen, In de handel deelt 56% informatie met toeleveranciers en afnemers, in de teelt 42%, 68% vindt dat informatie uitwisseling geen vraagstuk is van technologie maar van acceptatie, 50% vindt dat standaardisatie van informatie uitwisseling concurrentie voordeel oplevert, 57% vindt dat gebruik moet worden gemaakt van al bestaande standaarden buiten de sector. Onderliggend project levert een belangrijke bijdrage aan doelstellingen zoals die recent door topteams geformuleerd zijn: “Nederland kan door haar centrale positie in internationale handelsstromen een voortrekkersrol spelen, en daarmee de concurrentiepositie als handelsland duurzaam versterken. Dit kan gerealiseerd worden met het creëren van een data-pijplijn in de goederenketen waar informatie © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
7
zodra die beschikbaar komt wordt opgeslagen en beschikbaar komt voor alle partijen die die informatie nodig hebben”. Topsector advies Logistiek. “Het vermijden en snel kunnen herleiden van de bron van een ziekte of plaag is van het allergrootste belang, daarom zijn onze supply chain controle systemen (kwaliteit, track & trace) altijd state-of-theart”. Topsector advies Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.
1.3 Doelstelling Het zogenaamde ‘wenkend perspectief’ van deze studie is dat het uiteindelijk bij draagt aan betere tracking & tracing van tuinbouwproducten. Hiermee worden tuinbouwketens transparanter, efficiënter en minder foutgevoelig (lagere kosten), met een kwalitatief beter product en hogere service graad voor de eindklant als gevolg. Daarnaast kan verbeterde transparantie ook het inzicht in het functioneren van de keten bij alle stakeholders verbeteren. Dit deelproject levert een bijdrage aan een verhoogde bewustwording bij de stakeholders/doelgroep van de potentie van tracking & tracing van individuele producten in de tuinbouw. Daarnaast zullen de resultaten ook moeten leiden tot het versterken van de kennis over de toepassing van (nieuwe) technologieën als RFID en de GS1 Databar in de tuinbouw. De hoofdvraag van onderliggend onderzoek luidt dan ook:
Wat zijn de business mogelijkheden van Tracking & Tracing van individuele producten in tuinbouwketens en wat zijn de randvoorwaarden ter realisatie?
1.4
Beoogde resultaten
Deelvragen waar het onderzoek zich op zal richten zijn vervolgens: Welke technologieën voor Tracking & Tracing van individuele tuinbouwproducten zijn er? Wat zijn best-practices met deze technologieën? Wat is de impact van deze technologieën op de planning, besturing en coördinatie van de keten? Wat kan het individuele tuinbouwbedrijf er mee? Wat zijn veelbelovende scenario’s voor procesverbetering door Tracking & Tracing van individuele tuinbouwproducten? Wat zijn mogelijke effecten op de prestaties van tuinbouwbedrijven? (Business Case?) Wat zijn belangrijke randvoorwaarden voor de (technische) realisatie van de scenario’s? De onderzoeksmethode betreft een deskstudie en raadpleging van experts uit de sector, technologische bedrijven, WageningenUR en afstemming met de werkgroep. 1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 1: Beschrijving van het onderzoek, Hoofdstuk 2: Achtergrond tracking & tracing systeem, definitie, onderdelen, fasering, specifieke aspecten van verse producten in tuinbouwketens en wenkend perspectief, Hoofdstuk 3: Toepassing van het ontwerp uit hoofdstuk 2 op bestaande tuinbouwketens, vaststelling van knel- en verbeterpunten, Hoofdstuk 4: Mogelijke technieken voor realisatie, Hoofdstuk 5: Ontwerp van een verbeterd T&T systeem in de tuinbouw, haalbaarheid en groeipad, Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen.
8
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
2 Achtergrond Tracking en Tracing 2.1 Wat is Tracking & Tracing? De begrippen Tracking en Tracing komen uit de logistiek van een keten. Tracking is het real-time nagaan waar producten zich bevinden, Tracing is het na kunnen gaan wat de historie van een product door de logistieke keten is geweest. Vanuit de logistiek is het belangrijk te weten welke voorraden van welk product zich waar in de keten bevinden. Uiteindelijk gaat het erom dat de winkelschappen op tijd gevuld zijn, zodat er geen nee verkoop is richting consumenten. Het voldoen aan deze eis tegen minimale kosten vereist een efficiënt en foutloos tracking en tracing systeem. In 1974 is de welbekende barcode geïntroduceerd waardoor een keten brede standaard voor product identificatie beschikbaar kwam. Per 2005 vereist de General Food Law dat iedere ketenschakel in de voedingssector zijn producten kan tracken en tracen en binnen 4 uur alle benodigde informatie beschikbaar heeft. Diverse andere aspecten vereisen dat tracking en tracing systemen steeds meer functionaliteit krijgen: Consumenten wensen steeds meer informatie over bijvoorbeeld de herkomst en productiewijze van producten. Retailers vereisen dat de toeleverende keten steeds sneller en gedetailleerde informatie kan overleggen. Bij zogenaamde “recalls” van producten is het van belang dat een “besmette” batch snel uit de schappen kan worden gehaald en de (imago) schade naar consumenten minimaal is. Voor logistieke efficiency is het belangrijk dat er minimale voorraden kunnen worden aangehouden en tegelijkertijd de schappen altijd gevuld zijn. Verse producten kennen een relatief korte houdbaarheid zodat een minimale doorlooptijd van kas tot kassa vereist is. Te hoge voorraden en variabele doorlooptijden resulteren in variabele productkwaliteit in het schap en uiteindelijk tot derving (afval) Behalve producten vertegenwoordigen de ladingdragers (karren, kratten, vrachtwagen etc.) hun eigen economische waarde. Hiervoor is het van belang te weten waar deze productiemiddelen zich bevinden en welke benuttingsgraad zij kennen. Door tal van deze ontwikkelingen worden dus steeds hogere eisen gesteld aan tracking en tracing, zowel voor de individuele ondernemer als voor de communicatie door de gehele keten heen (teelt tot winkelschap). Voor het welslagen van goede tracking en tracing systemen is het van belang dat de toegevoegde waarde van het systeem opweegt tegen de meerkosten voor realisatie. In brede zin spreken we dan over Value traceability: Value traceability is the use of tracking and tracing systems and processes to match the incoming product attributes to outgoing product requirements for the purpose of improving profitability in one or more segments of an agro-food chain. Value traceability increases profitability through increased transparency and consistency, higher customer satisfaction, and reduced costs. Specifiek voor verse producten is het van belang om het kwaliteitsverloop in de keten te kennen. Dit vanwege het voorkomen van bederf en het optimaliseren van de kwaliteit bij levering aan de consument (o.a. ready to eat). Door de kwaliteit te monitoren en zo nodig bij te sturen krijgt de consument de optimale kwaliteit tegen minimale kosten. Voor tuinbouwketens is kwaliteitsinformatie in de keten in toenemende mate een belangrijke toegevoegde waarde van tracking en tracing. We spreken daarom van Kwaliteitsgerichte Tracking en Tracing (afgekort KTT). Bij Kwaliteitsgerichte Tracking en Tracing wordt niet alleen identiteit en locatie van producten vastgelegd maar ook aan kwaliteit te relateren parameters zoals: temperatuur, tijdsduur en relatieve luchtvochtigheid. Producten die in de keten op deze wijze gevolgd worden, kunnen van een gerichter kwaliteitsoordeel worden voorzien.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
9
De registratie van gegevens en de informatie uitwisseling door de keten bieden de mogelijkheid om de keten beter te besturen en te organiseren zodat uiteindelijk beter aan de doelstellingen van een bedrijf, de keten en consumenten kan worden voldaan.
Figuur 2.1 Grove schets van schakels in een tuinbouwketen. Producten die op deze wijze gevolgd worden, kunnen op ieder moment van een gerichter kwaliteitsoordeel worden voorzien verderop in de keten. Vooral voor bederfelijke producten zoals groenten, fruit en sierteelt biedt een pro-actief kwaliteitsgericht systeem voordelen ten opzichte van een conventioneel reactief tracking en tracing systeem. Bij een reactief systeem zijn vaak grote hoeveelheden data vastgelegd waarbij deze data alleen bij calamiteiten worden geraadpleegd. Een reactief systeem is vooral een “license to produce”, een vereiste waaraan minimaal moet worden voldaan wil men überhaupt mogen leveren. Door hier enkele kwaliteitsgegevens aan toe te voegen biedt een pro-actief T&T systeem meer toegevoegde waarde: het kwaliteitsverloop van deze producten in de keten kan worden gevolgd en voorspeld. Doordat de kwaliteit door de keten beter wordt beheerst kunnen kosten worden bespaard, bijvoorbeeld omdat derving wordt voorkomen, lagere voorraden kunnen worden aangehouden en het aantal naleveringen (transport) kan worden teruggebracht. Daarnaast is de voedselveiligheid beter gewaarborgd. Tevens kan de klantservice verbeteren door specifieke kwaliteitsklassen aan specifieke afnemerseisen te kunnen koppelen. Denk hierbij aan een specifiek voor de klant te leveren kleur, rijpheid, textuur, smaak, sortering of houdbaarheid (ready to eat). De filosofie is dat pro-actieve systemen meer toegevoegde waarde leveren terwijl de (systeem)kosten niet veel hoger zijn. Hierdoor is de haalbaarheid voor praktijk implementatie van een pro-actief systeem beter dan dat van een reactief systeem. 2.2 Onderdelen van een KTT-systeem In het voor Productschap Tuinbouw uitgevoerde project KwaliTenT is een generieke aanpak ontwikkeld voor het definiëren en implementeren van een kwaliteitsgericht Tracking en Tracing systeem (KTTsysteem). Deze methode heeft de naam Foodprint gekregen. Foodprint wordt in onderliggend project als uitgangspunt genomen en daar waar relevant geactualiseerd (bronvermeldingen bijlage 1). Inhoudelijk steunt FoodPrint op twee pijlers. Ten eerste worden de doelstellingen van een T&T systeem ontleend en gekoppeld aan de doelstellingen van de organisatie of keten waar het project wordt uitgevoerd. Dit maakt het belang van de doelstellingenanalyse groot. Achterliggende gedachte is dat het naar tevredenheid uitvoeren van een T&T project alleen kan als de doelstellingen in het project in lijn zijn met de doelstellingen van de organisatie. Ten tweede onderkent FoodPrint een aantal wezenlijke onderdelen van een T&T project, te weten Technologie, Informatie, Proces en Organisatie. In onderstaand schema zijn die pijlers weergegeven. Succesvolle T&T projecten integreren deze vier onderdelen in hun ontwerp en in het uiteindelijk op te leveren KTT-systeem.
10 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Doelstellingen T&T (Waarom?)
Organisatie Proces Informatie Technologie (Welke hard- & software?)
(Welke Info? Functies?)
(Wie? Hoe?)
(Welke schakels?)
Implementatie traceerbaarheidssysteem (Hoe in te zetten)
Figuur 2.2: Onderdelen van een Kwaliteitsgericht Tracking en Tracing systeem. De onderdelen van het KTT-systeem zijn als volgt gedefinieerd: Organisatiedoelstellingen: Hetgeen wordt nagestreefd door een bedrijf of keten en waarbij Tracking en Tracing het middel is om dit doel te bereiken. Organisatie en besturing: Wie moet welke activiteiten uitvoeren en welke expertise is benodigd. Hoe worden vraag en aanbod geprognosticeerd en afgestemd. Welke verantwoordelijkheden zijn er in de keten en waar wisselen producten van eigenaar. Proces: Welke processtappen (schakels, activiteiten) zijn er in een distributie en productieketen, en hoe hangen die processen samen, Informatie: Welke informatie moet worden vastgelegd, en hoe, om tracking en tracing te kunnen realiseren. Belangrijk aandachtspunt is de integratie in de keten (interfaces en standaarden). Technologie: Welke hardware en software zijn nodig voor het realiseren van tracking en tracing. KTT-systeem: Systeem waarbij de onderdelen organisatie, proces, informatie en technologie geïntegreerd zijn zodat aan de business doelstellingen ten aanzien kwaliteitsgerichte tracking en tracing kan worden voldaan.
2.3 Fasering van een KTT-systeem In paragraaf 2.2. beschreven we de onderdelen van een KTT-systeem. In deze paragraaf beschrijven we de benodigd stappen (fasering) bij het ontwerp van een KTT-systeem volgens de Foodprint methode: 1) Doelstellingenanalyse (Zie ook bijlage 2) In deze fase worden de business- en keten doelstellingen gedefinieerd. Voorbeelden hiervan zijn a) Defensief / legal compliance: voldoen aan wetgeving en kwaliteitsstandaarden op het gebied van transparante voedselveiligheid en recallmanagement. In het geval van calamiteiten en incidenten snel bron kunnen achterhalen; b) Correctief / efficiency: bijsturen (monitoring & control) voor het juiste product op de juiste plaats op het juiste moment; c) Pro-actief / sturing precisieketen: toegevoegde waarde activiteiten, bijvoorbeeld kwaliteitsmanagement (beheersing kwaliteit in de keten, minimale derving, klant-specifiek afleveren, ready to eat, allergenen informatie etc.), logistieke optimalisatie (voorraden, doorlooptijden) en maatschappelijk verantwoord ondernemen (CO2 analyses etc.). In deze fase wordt tevens gekeken welke stakeholders betrokken zijn bij de doelstellingen. Voorbeelden hiervan zijn: Overheden en toezichthoudende instanties (vwa) Consumenten Klantgericht: retail, out-of-home Intern gerichte prestatie metingen: verwerking, handel en logistiek © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
11
Leveranciers gericht: primaire productie en grondstof leveranciers (inter)nationaal. 2) Systeemanalyse huidige situatie In deze fase wordt de huidige situatie vastgesteld voor de onderdelen van het KTT-systeem. 3) Knelpuntanalyse In deze fase worden de knelpunten vastgesteld welke zich voordoen ten opzichte van de gestelde doelstelling (fase 1) en de systeemanalyse van de huidige situatie (fase 2) 4) Systeemontwerp In deze fase wordt een ontwerp gemaakt voor het gewenste KTT-systeem en de benodigde functionaliteit. Een gebruikers scenario beschrijft "wie" met het betreffende systeem "wat" kan doen. De use casetechniek wordt gebruikt bij de bepaling van de requirements van het gedrag van dat systeem. 5) Systeembouw en haalbaarheid In deze fase wordt het ontwerp uit fase 4 in verschillende deelfasen uitgetest en op zijn haalbaarheid geëvalueerd. De deelfasen zijn: 5a) Labpilot Pilot implementatie onder lab-omstandigheden. Het KTT-systeem en de ketencondities worden zo nauwkeurig mogelijk benaderd. Een aantal scenario’s wordt met elkaar vergeleken. De labpilot geeft inzicht in de technologische werking van het KTT systeem in relatie tot een verbeterde ketensturing van de productkwaliteit (kosten/baten). De schaalgrootte van de labpilot biedt voordelen ten opzichte van de praktijkpilot waar grotere volumes en operationele eisen een groter afbreukrisico vormen. Bovendien zijn de ketencondities onder labomstandigheden beter controleerbaar. 5b) Praktijkpilot: Pilot implementatie onder praktijkomstandigheden. In deze fase worden toeleveranciers van technologieën en medewerkers uit de deelnemende (keten)bedrijven betrokken. 5c) Praktijkimplementatie: Het KTT systeem zal in detail ontworpen en geïmplementeerd worden. Opstellen van plan om de benodigde veranderingen door te voeren bij de betrokken organisaties (Denk aan leveranciers selectie, aanpassing van het informatiesysteem, interfaces, werkprocedures, opleidingen, implementatie van benodigde technologieën etc.) 5d) Operationeel gebruik Ondersteuning en onderhoud Haalbaarheid: In iedere deelfase kan het KTT-systeem beoordeeld worden op haalbaarheid voor praktijk implementatie. kwantitatief: kosten versus baten, return on investment kwalitatief: gebruiksvriendelijkheid, compatibiliteit met het bestaande systeem, benodigde opleiding/training etc. De haalbaarheidsanalyse bepaald dus steeds of het wenselijk is om een vervolgfase te kiezen. Het kan ook aanleiding geven om het ontwerp aan te passen, dan wel te kiezen voor het (tijdelijk) stopzetten van verdere implementatie stappen.
12 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
2.4 Specifieke uitdagingen voor tuinbouwketens Deze paragraaf geeft een overzicht van specifieke aandachtspunten in tuinbouwketens waarmee rekening dient te worden gehouden bij het ontwerp van een KTT-systeem, de product specifieke- (2.4.1) tuinbouw specifieke- (2.4.2) en sector specifieke aspecten (2.4.3).
2.4.1 Kwaliteit van een vers product De kwaliteit van een product zoals een consument die ervaart in het schap, wordt bepaald door een ‘optelling’ van kwaliteit door de totale keten:
Optimale ketensturing
Keten Teler Initiële kwaliteit
Ketencondities
Kwaliteitsverloopmodel
Retailer + Consument
Kwaliteitsvoorspelling
Figuur 2.3: Kwaliteit sturing in de tuinbouw keten Initiële kwaliteit Dit is de kwaliteit van het product op het moment dat het geoogst wordt. Deze wordt bepaald door zaken als sterkte van het ras, teeltmaatregelen, groeiomstandigheden, moment van oogsten en eventuele ziektes. Ketenkwaliteit Dit is de kwaliteit van de keten waar het product doorheen getransporteerd wordt vanaf het oogstmoment tot aan de consument. Deze wordt bepaald door bijvoorbeeld het aantal ketenschakels (doorlooptijd), de bewerkingen (wassen, snijden etc) de gebruikte verpakking- en transportmiddelen en de ketencondities (temperatuur, vochtigheid etc.). KTT richt zich in belangrijke mate op het verbeteren van de ketenkwaliteit. Door data over initiële en ketenkwaliteit in een kwaliteitsverloopmodel te stoppen, wordt het mogelijk om uitspraken te doen over de verwachte kwaliteit bij de consument in termen van houdbaarheid en vaasleven. Door dit inzicht in kwaliteit verloop kan de keten tussentijds worden bijgestuurd.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
13
2.4.2 Tuinbouw specifieke aspecten Product karakteristieken Tuinbouwproducten onderscheiden zich door de grote volumes van individuele producten zoals die de consument aangeboden worden. Zo worden bijvoorbeeld appels, tomaten, kiwi’s etcetera vrijwel altijd in grotere aantallen verkocht. Individuele producten vertegenwoordigen een relatief kleine economische waarde en mede daardoor vindt tracking en tracing nu nog niet op ieder individueel product plaats. De huidige tracking en tracing van tuinbouwproducten heeft meestal betrekking op kratten en pallets met vele kilogrammen van een product. Het individuele tuinbouwproduct (tomaat, appels etc) is dan niet traceerbaar. Dit in tegenstelling tot diverse consumentenproducten welke wel individueel traceerbaar zijn. De redenen hiervoor zijn de waarde van het product (consumenten elektronica) of het afbreukrisico bij verkeerd gebruik (medicijnen). Er zijn echter ontwikkelingen waardoor ook voor tuinbouwproducten tracking en tracing per product mogelijk is. Hierop wordt nader ingegaan in onderliggend document (hoofdstuk 4). Allocatie: Er is sprake van een wendbare keten, niet alleen de vraag is variabel, tevens het aanbod is variabel. Doordat producten eerder/later oogstgeschikt zijn (rijpheid) komen deze ook eerder/later op de markt beschikbaar. Vers ketens moeten dus continu een variabele vraag koppelen aan een variabel aanbod en daarmee bijzonder wendbaar zijn. Met andere woorden, er is sprake van dynamische allocatie. Dit betekent dat de toekenning van een partij (‘lot’ / ‘batch’) aan een klant in de keten steeds aangepast moet worden doordat kwaliteit in de keten veranderd. In die zin zijn vers ketens wezenlijk verschillend van bouten en moeren die “kwaliteitsvast” zijn. Convergentie/divergentie Het samenvoegen (convergentie) van individuele partijen (product-teler) tot grotere partijen (producthandel) komt vaak voor in tuinbouwketens. Zo worden producten bij meerdere telers geladen tot een volle vrachtwagens die de handel/veiling beleveren. Vanuit deze samengevoegde productstromen wordt vervolgens bij handel/veiling weer gesplitst (divergentie) om deze klant-specifiek te maken. Zo gaat er bijvoorbeeld een volle vrachtwagen met volledige productpallets naar een retail DC. Wanneer de retailer de orders winkel-specifiek maakt zal zij kratten/collis afstapelen en nieuwe combinaties van producten samenstellen op een rolcontainer die zo naar de winkelschappen gereden kunnen worden. Deze veelvoorkomende convergenties en divergenties in productstromen maken tracking en tracing in de tuinbouw lastig. Granulariteit De complexiteit van tracking en tracing in tuinbouwketens wordt ook vergroot omdat de vereiste granulariteit oftewel het niveau van T&T (product, krat, pallet, container, etc.) verschilt in de keten en per klantgroep. Sommige onverpakte AGF- en sierteelt producten worden momenteel niet voorzien van een barcode. Hierdoor is, vooral in de winkel, voorraadbeheer en traceability van batches met deze producten minder goed mogelijk (bijvoorbeeld tomaat, appels, prei, bonen etc) Hulpmiddelen: In de tuinbouw worden diverse hulpmiddelen gebruikt die een relatie hebben met de tracking en tracing van het fysieke tuinbouwproduct. Te denken valt hierbij aan gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, verpakkingen (materiaal, herkomst) en ladingdragers (kratten, pallets, vrachtauto’s). Doordat al deze hulpmiddelen hun eigen economische waarde vertegenwoordigen en doordat zij een relatie hebben tot het tuinbouwproduct dienen ook de hulpmiddelen goed traceerbaar te zijn. 14 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Initiële kwaliteit: Het is moeilijk is om de initiële kwaliteit goed te meten omdat er nu eenmaal spraken is van een natuurlijk product met biologische variatie. De juistheid van een kwaliteit voorspelling hangt daardoor vooral samen met de hoeveelheid en de kwaliteit van data. De data dient juist, volledig en tijdig te zijn om een goede voorspelling te kunnen doen.
2.4.3 Sector specifieke aspecten Wanneer we sierteelt-, bollen- en agf sector vergelijken vallen een aantal zaken op. Allereerst zijn agf producten producten die we daadwerkelijk consumeren en daarmee een directie relatie hebben met onze gezondheid evenals het genieten van smaak en dergelijke. Als gevolg hiervan is het aspect van voedselveiligheid specifiek voor agf. In het kader van toegevoegde waarde naar consumenten onderscheiden sierteelt&bollen zich meer op uiterlijke kenmerken als kleur, vorm en geur. Alle tuinbouw sectoren hebben te maken met fytosanitaire eisen met betrekking tot residue gebruik. Zoals in paragraaf 2.4.2 beschreven is er altijd spraken van diverse schakels in de keten waarbij diverse activiteiten (samenvoegen, bewerken, splitsen) plaats hebben. In paragraaf 3.2 wordt een nadere beschrijving van tuinbouwketens gegeven.
2.5 Perspectief De doelen die bedrijven in tuinbouwketens nastreven nemen alsmaar toe, bijvoorbeeld verbeterde voedselveiligheid en klantservice en lagere kosten. Deze doelen worden gestuurd door onderlinge concurrentie en maatschappelijke ontwikkelingen. Door middel van tracking en tracing kunnen vele van bovenstaande doelen gerealiseerd worden. Specifiek voor tuinbouwproducten zien we dat kwaliteit gestuurde tracking en tracing meerwaarde geeft vanwege de kwaliteits sturing in de keten. Naast concurrentiële- en maatschappelijke motieven hebben technologische ontwikkelingen een sterke invloed op de mogelijkheden om kwaliteit gestuurde tracking en tracing te realiseren: Niveau: miniaturisatie van tags en sensoren maakt toepassing op individuele producten mogelijk, Afstand: draadloze systemen en het internet maken communicatie over grote afstanden mogelijk, Tijd: krachtige computer processoren maken on-line gegevens verwerking en directe bijsturing mogelijk, Intelligentie: intelligente software maakt zelfsturing van het product mogelijk zonder tussenkomst van de mens. De ontwikkelingen gaan in de richting van intelligente lading waarbij de lading steeds meer zelf in staat is om autonome beslissingen te nemen. Figuur 2.4 en tabel 2.1 schetsen de perspectieven van intelligentie niveaus voor ladingen, zowel bekeken vanuit de gebruiker als vanuit de lading. Tabel 2.1 dient van beneden naar boven gelezen te worden om het perspectief in de toekomstige tijd te zien. Toenemende intelligentie gaat samen met toenemende autonomie op lading niveau. Tegelijkertijd beschikt de gebruiker over steeds meer intelligentie maar behoeft zelf actief steeds minder te doen, de lading gaat zelf signaleren of het binnen de vereiste kaders opereert. De gebruiker kan zich steeds meer gaan concentreren op verbeterprocessen en toegevoegde waarde activiteiten naar klanten en steeds minder op herstellen van fouten.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
15
Figuur 2.4: Intelligente lading vanuit het perspectief van de lading en de gebruiker (Zie bijlage 4 voor een uitvergrote versie). Intelligentie niveau 6.Autonome beslissingen 5.Onafhankelijk gedrag
Lading Verkeerde plek, ik wijzig mijn route Verkeerde locatie, neem deze actie
Gebruiker Evalueren gedrag van lading Geadviseerde actie uitvoeren
4.Status monitoring 3.Services
Temperatuur wijzigt, verpakking open Inhoud, betaling, vrijgave
Wat gebeurt met onze lading? Is er betaald, vrijgave verleent?
2.Context 1.Identificatie
Locatie L bewerkt door B Lading X
Waar zijn onze goederen? Wat is dit?
Tabel 2.1: Verschillende niveaus van intelligente lading. Met de beschreven systematiek in dit hoofdstuk geven we invulling aan de hoofdvraag van dit onderzoek: welke zijn de business mogelijkheden van tracking & tracing voor individuele producten in tuinbouwketens. We splitsen de hoofdvraag als volgt uit: Doelen met KTT, huidige situatie en knel- en verbeterpunten (hoofdstuk 3), Mogelijke technieken voor KTT (hoofdstuk 4), Ontwerp van een toekomstig KTT systeem (hoofdstuk 5).
16 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
3. Tracking & Tracing in de tuinbouw sector Hoofdstuk 3 past de in hoofdstuk 2 beschreven aanpak voor tracking en tracing specifiek toe op de tuinbouwsector. Vervolgens worden technologieën beschreven in hoofdstuk 4 die hierbij ingezet zouden kunnen worden. Hoofdstuk 5 ten slotte schetst diverse groeipaden voor de realisatie in de praktijk.
3.1 Doelstellingen analyse Zoals beschreven in de voorliggende hoofdstukken is de kwaliteit bepaling een belangrijke doelstelling in de tuinbouwsector. Daarbij zijn er vele doelstellingen welke middels het KTT-systeem gerealiseerd kunnen worden. Ook zijn er diverse technologische oplossingen beschikbaar. Het belang van de doelstellingenanalyse is daarom groot: Draagvlak: verbinden van bedrijfs- en ketendoelstellingen met T&T doelstellingen. Kosten/baten: toegevoegde waarde van het systeem in verhouding tot de kosten van het systeem. De doelstellingen analyse zal voor ieder bedrijf eigen afwegingen kennen. In onderliggend rapport refereren we aan doelstellingen die sector breed gelden. Vanuit het overzicht van mogelijke doelen met KTT (bijlage 2) hebben de baten van tracking en tracing vooral betrekking op: preventief bijsturen (monitoring en control). Het koppelen van product-KTT-informatie in de keten (interfaces) en benodigde functionaliteit op verschillende aggregatie niveaus, pro-actief toegevoegde waarde leveren in de vorm van kwaliteit gestuurde logistiek, defensieve doelstellingen krijgen minder focus in onderliggend project. De filosofie hierachter is beschreven in paragraaf 2.1. Defensieve doelen kunnen echter met preventieve- en pro-actieve doelstellingen wel mede gerealiseerd worden. Vanuit onderliggend project zijn de belangrijkste doelstellingen (afgeleid van TiDI, sleutelgebieden tabel 5.1 en 5.2): Uitbreiden logistieke T&T met kwaliteitsinformatie tot een KTT-systeem (9) Business Intelligence (6). Zowel middels simulatiemodules als in praktijkpilots de voordelen op bedrijfsniveau zichtbaar en kwantificeerbaar maken. Integratie van managementsystemen (ERP) in de keten (3) Verbinden en vertalen: Het is belangrijk de geïdentificeerde doelstellingen te verbinden met betrokken stakeholders en te vertalen in meetbare prestatie indicatoren. Stakeholders Doelstellingen Prestatie indicatoren. Juist omdat tracking & tracing op keten niveau afstemming vereist is het belangrijk dat de inspanning van iedere stakeholder in verhouding staat tot de resultaten. ”Maximaliseer de waarde voor diegenen die er belang bij hebben, minimaliseer de inspanning voor diegenen die er geen belang bij hebben en terugkoppeling vanvan hetdoelstellingen, (markt)resultaat naar deindicatoren toeleverende Tabelmaximaliseer 3.1 geeft eende voorbeeld overzicht prestatie en ketenschakels” stakeholders ”.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
17
Tabel 3.1 geeft een voorbeeld van mogelijke doelstellingen, prestatie indicatoren en stakeholders. Doelstelling Prestatie indicator / verbetering Stakeholder(s) Defensief Preventief
Pro-actief
Rapportage residu waarden op teler niveau Efficiënte recall op teler niveau Minimale voorraad, geen retail specifieke voorraad Minimale derving, geen wisselende THT in het schap Consumenteninfo: fair trade, mvo etc Rijpheid product bij levering ready to eat.
Voedsel Waren Autoriteit VWA Retail, handel, teelt Handel, teelt Retail, handel Biologische handelaar, retail Retail, handel, teelt
Tabel 3.1: Voorbeeld overzicht van doelstellingen, prestatie indicatoren en stakeholders. In paragraaf 3.2 gaan we de tuinbouwketen nader beschrijven waarna in paragraaf 3.3 specifieke knelen verbeterpunten vastgesteld worden.
3.2 Beschrijving van de huidige situatie In paragraaf 2.5.2 zijn sectorspecifieke aspecten beschreven. In onderliggend rapport wordt gekozen om de voedingstuinbouw keten in meer detail te beschrijven. Dit vanwege de toegevoegde waarde aspecten rondom voeding (gezondheid, smaak etc). De problematiek en kansen in de voedingstuinbouw keten zijn representatief voor de sierteelt- en bollen sector. Figuur 3.1 beschrijft de diverse ketenschakels (proces) en activiteiten (organisatie) in een voedingstuinbouw keten. In de figuur representeren driehoeken een (tussen) opslag en vierkanten een bewerking in de keten.
Planten / Oogsten Verzendklaar maken
Planten / Oogsten Verpakken Verzendklaar maken
Opslag Sorteren / verpakken Verzendklaar maken
Opslag Order pick + cross-dock Verzendklaar maken
Opslag Schap vullen Verkoop
Figuur 3.1: Belangrijkste processen en activiteiten in de voedingstuinbouw keten. (Driehoek=opslag, vierkant =bewerking.). Telers planten en oogsten hun product waarna het product van verschillende telers samenkomt op een pakstation of veiling. Hier vinden de bewerkingen keuren, sorteren, verpakken en verzendklaar maken (labellen met klant en product informatie) plaats. Sommige telers verzorgen zelf het verpakken en verzendklaar maken. Vanaf dit punt in de keten worden grote volumes van een specifiek product aangeboden aan de handel of een retail Distributie Centrum (DC). In het DC worden zendingen filiaal specifiek gemaakt tijdens zogenaamde cross-dock activiteiten.
18 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
De structuur van figuur 3.1 gebruiken we in tabel 3.2 per processtap voor de beschrijving van de bijbehorende identificatie en kwaliteitsmetingen, de gebruikte technologie en het informatiesysteem. Identificatie
Kwaliteit
Informatiesysteem
aspect
technologie
Aspect
technologie
Batchnr 1.
Barcode ID
T1, RV,
Sensoren,
Lokaal ERP:
Perceel
Partij nr.
Licht
teler
ID1 + partij.nr. + datum1
Batchnr 2.
Barcode
Keuring
Kwaliteit
Lokaal ERP
krat
krat
medewerker
ID2 + gtin + datum2 + Q1
Batchnr 3.
idem+ bar
Koeling –
TMS:
Pallet
code pallet3
sensor
ID2,3 + gtin + datum3 +Q1
Batchnr 4.
Idem + bar
Kwaliteit
WMS handelaar:
samenvoeging
Pallet
code pallet4
medewerker
ID2,4 + gtin + datum4 +Q2
Transport naar
Idem
Idem
Koeling -
TMS
sensor
ID2,4 + gtin + datum5 +Q2
Kwaliteit
WMS – retailer
medewerker
ID2,5 + gtin + datum6 +Q3
Koeling -
TMS
sensor
ID2,5 + gtin + datum7 +Q3
Ketenschakel Teelt Oogst en verpakking Transport naar verpakker/veiling Opslag en
T2
Keuring
T3
retail DC Opslag retail DC
Batchnr. 5
Idem + bar
+ splitsing filiaal
Pallet
code pallet5
Distributie naar
Idem
Idem
Keuring
T4
filiaal Opslag en verkoop filiaal
Idem
Idem
T5
Koelmeubel
Winkel => hoofdkantoor: ID 2,5 + gtin + datum8 (in) + datum 9 (verkoop) + Q4
Tabel 3.2: Processtap in de tuinbouw keten met de bijbehorende identificatie en kwaliteitsmetingen, de gebruikte technologie en het informatiesysteem. Afkortingen: ID = Identificatie batch of lot, GTIN = Global Trade Item Number (artikelcode), Q=(product)Quality, ERP = Enterprise Resource Planning, TMS = Transport Management System, WMS = Warehouse Management System.
Tabel 3.2 laat zien dat de identificatie bij opvolgende schakels in de keten verschillende identificatie codes aanneemt, als gevolg van : bewerkingen, bijvoorbeeld kratten van een pallet nemen (splitsen) en op een andere pallet/rolcontainer plaatsen (samenvoegen), granulariteit, IDentificatie op krat, pallet en vrachtwagen niveau. Het grote aantal bewerkingen met verschillende betrokkenen in de keten, de grote volumes en veel verschillende producten leidt onder praktijk omstandigheden tot fouten. Het is logischerwijs belangrijk dat de tracking&tracing en kwaliteitsbepaling door de keten op een efficiënte en foutloze wijze wordt uitgevoerd. In paragraaf 3.3 gaan we daarom nader in op de mogelijke knel- en verbeterpunten bij de realisatie hiervan.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
19
3.3 Knelpunten analyse en verbetermogelijkheden Bij de beschrijving van knel- en verbeterpunten is het van belang om vast te stellen op welk aggregatie niveau KTT aangrijpt (granulariteit). Hiervoor maken we gebruik van de indeling volgens de global traceability standard van gs1: CU: Consumer Unit, losse tomaat (krat tomaten) of consumenten verpakking (tasty tom beker), TU: Trade Unit, krat met x CU’s, LU: Logistics Unit, pallet met y TU’s, SU: shipping unit, vrachtwagen met z LU’s. Het is van belang vast te stellen dat de CU aangrijpt op producten die in de winkel bij de kassa gescand worden. Zij zijn daarmee ook zichtbaar voor consumenten. TU, LU en SU hebben betrekking op identificatie in de toeleverende keten en zijn veelal niet zichtbaar voor consumenten. Een SU bevat meerdere LU’s, een LU meerdere TU’s en een TU meerdere CU’s. De verschillende eenheden hebben aldus een onderlinge (hiërarchische) relatie met elkaar in het T&T systeem.
Figuur 3.2: Beschrijving van de appel keten op de verschillende aggregatie niveaus (Verdouw et al., afgeleid van het SCOR thread diagram). Na het KTT overzicht in tabel 3.2 beschrijft tabel 3.3 de knel/verbeterpunten op de verschillende aggregatie niveaus. Tevens zijn in tabel 3.3 de ketenschakels omgekeerd ten opzichte van tabel 3.2. omdat we (moeten) uitgaan van een vraag gestuurde keten. Dit betekent dat een knel/verbeterpunt bij de retail (consument) vereisten stelt aan (de meeste zo niet alle) voorliggende schakels en aldus teruggrijpt op vereisten bij de handel, transport en teelt. Het overzicht is tot stand gekomen vanuit een deskstudie op bestaande projecten en expert interviews (Bijlage 7). In hoofdstuk 4 geven we een overzicht van mogelijke KTT technieken die de beschreven knel- en verbeterpunten kunnen oplossen. Daarna schetst hoofdstuk 5 diverse groeipaden voor de realisatie in de praktijk.
20 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Consumer Unit
Trade Unit
Logistic Unit
Shipping Unit
Ketenschakel Opslag en verkoop filiaal
* Wisselende THT in het schap * Herkomst teler onbekend * Informatie over ingrediënten, residuen
Afzetwisseling opvangen door tussen voorraden, met wisselende doorlooptijden en variabele tht tot gevolg Menglading zodat suboptimale Temp e/o ethyleen.
Distributie naar filiaal Kratten worden afgestapelt en filiaal specifiek gemaakt. Fout bij samenstellen IDkrat + IDpallet + ID retailer
Opslag retail DC + splitsing filiaal
Retail constateert kwaliteitsproblemen en stelt handelaar aansprakelijk
Verdeling uitstroomlucht koelinstallatie geeft koudeschade aan bovenste kratten op een pallet
Transport naar retail DC
Opslag en samenvoeging bij verpakker / veiling / handelaar
Bij verpakt product, retail specifiek maken van verpakking zodat retailspecifieke voorraden moeten worden aangehouden.
Pallets van meerdere telers samenvoegen voor 1 retailer. Fout bij samenstellen IDkrat + IDpallet + ID retailer Pallet heeft ongecontroleerd buiten gestaan met te hoge/lage temperatuur. De ene planting heeft de ander ingehaald waardoor THT verschillen ontstaan
Transport naar verpakker / veiling
Oogst en verpakking
Teelt
Samenvoeging meerdere telerskratten op één pallet waardoor teler niet herleidbaar is (telerscooperaties, langzaamlopers)
Tabel 3.3 Tracking en Tracing van tomaten in de keten op verschillende aggregatie niveaus.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
21
4 Overzicht technologie voor tracking & tracing 4.1 Indeling Technologie Bij de keuze voor een bepaalde technologie binnen een T&T systeem moet onderscheid worden gemaakt in drie niveaus: Generiek niveau Welke informatieaspecten zijn van belang bij de keuze voor een bepaalde technologie? Technologie type Welke technologievormen bestaan er? Leveranciers Welke leveranciers leveren bepaalde technologieën? Naast het feit dat verschillende niveaus te benoemen zijn, kan ieder niveau uitgezet worden op twee assen. Op de horizontale as wordt het toepassingsgebied van de betreffende technologie weergegeven (zie fig. 4.1):
Fig. 4.1: Technologie piramide (Food & Biobased Research, WageningenUR) 1. Identificatie van een product of batch producten Wat is het productnummer (IDentificatie) van een batch/lot? Met behulp van het gtin (global trade item number) is ieder product uniek identificeerbaar. Dit gtin kan vervolgens gekoppeld worden aan locaties en tijdstip in de keten zodat zijn traceerbaarheid is vastgelegd. Mogelijke technieken zijn: a) Barcodering, b) RFID (Radio Frequency Identification Devices). 2. Conditie metingen Welke ketencondities heersen er, bijvoorbeeld temperatuur en luchtvochtigheid. Ketencondities geven indirect informatie over productkwaliteit. Mogelijke technieken zijn: a) Tijd-Temperatuur-Indicatoren, b) Dataloggers, c) RFID + sensoren. 3. Kwaliteit Wat is de kwaliteit van het product? Dit betreffen directe kwaliteitsbeoordelingen. a) Kwaliteitskeuringen door keurmeester, b) Kwaliteitsindicatoren op product niveau (genomics, biosensoren). Onderliggend project concentreert zich op de aspecten 1 en 2.
22 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Op de verticale as wordt het verwerkingsniveau van de technologie weergegeven (zie figuur 4.2) Identification De tag of sensor die data meet. Registratie Het registreren en opslaan van data. Data processing Het verwerken van de data. Supporting infrastructure De ondersteunende hard- en software die communicatie in de keten mogelijk maakt (interfaces).
Fig. 4.2: Technologie componenten
4.2: Beschrijving technieken met voor- en nadelen. 4.2.1 Barcodes
Figuur 4.3: Barcodering Barcodes zijn in principe door scanners visueel leesbare gestandaardiseerde etiketten. Het is zodoende eigenlijk een vervolg op de numeriek dan wel alfabetisch geschreven etiketten die niet of slechts beperkt machinaal leesbaar zijn. Standaardisatie van de barcodes kan plaats vinden tussen verschillende handelspartijen maar momenteel wordt vooral gebruikt gemaakt van de gs1 standaard (global standard, voorheen EAN-UCC, UCC= Uniform Code Council) standaard. The GTIN (Global Trade Item Number) vormt de basis voor de wereldwijde identificatie doormiddel van barcodes. De meer geavanceerde ean128 code maakt het mogelijk om ook additionele informatie zoals houdbaarheidsdatum door opname van zogenaamde Application Identifiers. De getallen 13 en 128 geven het aantal karakters aan dat gebruikt wordt in de code. Door gebruik van een zogenaamd SSCC (Serial Shipping Container Code) kunnen transport eenheden zoals een pallets of containers units wereldwijd geïdentificeerd worden gebruik makend van ean-128.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
23
4.2.2 Tijd Temperatuur Indicatoren Tijd-Temperatuur-Indicatoren (TTI’s) zijn stickers die de mogelijkheid bieden om temperatuurmisbruik zichtbaar te maken: wordt een vooraf bepaalde grenswaarde voor temperatuurmisbruik overschreden dan verkleurd de temperatuur indicator.
Figuur 4.4: Voorbeelden van Tijd Temperatuur Indicatoren (TTI). Potentiële voordelen van TTI’s TTI’s kunnen het consumentvertrouwen versterken als zichtbare en eenvoudig aanduiding van productkwaliteit; TTI’s vormen een aanvulling op en mogelijk zelfs een alternatief voor het huidige “ten minste houdbaar tot” datum-systeem. De TTI’s hebben hierbij het voordeel dat in ketens met zeer efficiënte koeling een feitelijk langere houdbaarheid wordt verkregen en de derving daarmee verminderd. Bovendien zal, als het mis gaat in de keten, de TTI de consumptie van bedorven levensmiddelen tegengaan, terwijl de THT-datum dit niet doet; TTI’s kunnen worden gebruikt om aansprakelijkheid bij temperatuurmisbruik in de keten vast te stellen; TTI’s kunnen een rol spelen in de optimalisatie van de distributieketen, vooral op het niveau van distributie centrales (alternatief voor “first in, first out” benadering); TTI’s functioneren erg goed voor producten met homogene beginkwaliteit en gevoeligheid, waarbij de kwaliteit allen af hangt van de temperatuur. TTI’s kennen relatief lage kosten (in de orde grootte van € 1,- per stuk, afhankelijk van aantallen) Nadelen van TTI Effect van temperatuur fluctuaties: Het moment waarop temperatuurmisbruik plaatsvindt, heeft invloed op het verloop van de productkwaliteit. Zo kan temperatuurmisbruik later in de keten een snellere kwaliteitsachteruitgang veroorzaken dan een misbruiksituatie aan het begin van de keten. De TTI echter reageert in beide situaties op dezelfde manier. De reactie van de TTI is immers alleen afhankelijk van de hoeveelheid warmteoverdracht. Effect van andere omgevingsfactoren: Hoe meer afhankelijk van andere factoren het bederfmechanisme van het product is, hoe kleiner de betrouwbaarheid van de TTI is. De kwaliteit van paprika’s is bijvoorbeeld ook afhankelijk van de relatieve luchtvochtigheid (RV). Echter de TTI is niet afhankelijk van de RV, dus de reactie van de TTI komt minder goed overeen met de kwaliteitsontwikkeling van het product in RVmisbruik situaties. Voor ieder product een andere TTI: Het effect van temperatuur op productkwaliteit is verschillend van product tot product. Daarnaast heeft het type verpakking effect op het verloop van de kwaliteit. De reactiesnelheid en activeringsenergie van TTI’s moeten op die van ieder afzonderlijke product – verpakking combinatie worden aangepast zodat het zichtbare effect van temperatuurmisbruik op de 24 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
TTI gelijke tred houdt met de productkwaliteit. Hierdoor zal een producent van uiteenlopende levensmiddelen ook veel verschillende TTI’s moeten inkopen, bewaren en toepassen. Bovendien vergt de keuze van de juiste TTI voor een levensmiddel serieuze tijd en aandacht. Dit resulteert in investeringen in tijd en geld en een ingewikkeldere productielogistiek.
TTI – best practices TTI’s worden vooral toegepast in de pharmaceutische industrie om temperatuur misbruik vast te stellen. Toepassing in tuinbouwketens vindt niet of nauwelijks plaats vanwege de nadelen ten opzichte van het gebruik van een datalogger. TTI’s worden wel onderzocht voor toepassing op consumentenverpakkingen om hen te informeren over temperatuurmisbruik. De huidige tti’s zijn echter nog te duur voor toepassing op iedere verpakking. Daarbij leren pilots uit het verleden dat toepassing ook leidt tot extra claims van consumenten bij retailers. In de situatie dat de consument zelf verantwoordelijk is voor het misbruik (bijvoorbeeld zijn boodschappen te lang in een warme auto laten staan) dan is dit niet aantoonbaar en draait de retailer op voor de kosten. 4.2.3 Dataloggers Een datalogger is een apparaat dat periodiek gemeten waarden opslaat in een intern geheugen. Er zijn Dataloggers voor uiteenlopende typen waarden, zoals snelheid, druk, uitlaat gassen, binnenlucht kwaliteit, licht, geluid. Voor groente, fruit en sierteelt zijn vooral de waarden temperatuur, tijd, relatieve luchtvochtigheid (en eventueel dauwpuntmeting) belangrijk. Sommige Dataloggers kunnen (op verschillende kanalen) gecombineerd meerdere typen waarden tegelijk 'loggen'.
Figuur 4.5: Voorbeelden van een datalogger Voordelen: - Dataloggers kennen relatief lage kosten (in de orde grootte van € 10 – 200 per logger), dit in vergelijking met RFID (zie volgende paragraaf), - Een Datalogger leent zich goed om voor een (eenmalige) steekproef te worden ingezet, omdat de operationele processen niet/nauwelijks behoeven te worden aangepast, in vergelijking tot RFID, - Middels speciale uitleesapparatuur is het mogelijk om meerdere dataloggers uit te lezen en deze gegevens over te brengen naar een (vaste) PC. Voordeel is dat de datalogger bij het product kan blijven en dat de medewerker niet iedere datalogger afzonderlijk mee hoeft te nemen naar de PC om de waarden uit te kunnen lezen, - De gelogde data zijn relatief eenvoudig verder te bewerken in een spreadsheetprogramma. Nadelen: - Dataloggers die met goederen worden meegestuurd naar de klant moeten worden teruggestuurd om uit te kunnen lezen en te kunnen hergebruiken. Dit proces verloopt vaak moeizaam. © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
25
Dataloggers – best practices De huidige toepassing van dataloggers is grotendeels gericht op “verzekering” van de temperatuur condities tijdens transport van handelaar naar afnemer/retailer. In het geval de afnemer kwaliteitsproblemen vaststelt kan de handelaar de temperatuur registraties overleggen samen met haar interne kwaliteit keuringen op het moment van verladen. De toepassing is vooral defensief van aard omdat de temperatuur waarden alleen geraadpleegd worden in het geval van calamiteiten. De kosten van circa 50 dollar voor het éénmalig gebruik van de logger worden voor “lief” genomen ten opzichte van de waarde die een vracht vertegenwoordigt. 4.2.4 RFID Radio Frequency (radiografische) IDentificatie, kortweg RFID genoemd, is gebaseerd op het gebruik van programmeerbare transponders. Dit zijn elektronische labels of tags met een microchip waarin informatie in digitale vorm is opgeslagen. Deze elektronische informatiedragers worden op het te identificeren object (pallet, container, vaten etc.) bevestigd en kunnen op afstand radiografisch worden 'gelezen'. Er zijn zelfs transponders met een geïntegreerde GPS-eenheid voor exacte lokalisering van objecten.
Figuur 4.6: RFID systeem Voordelen RFID ten opzichte van barcode Read-Write Mogelijkheid tot lezen en schrijven van informatie Non Line-of-sight Objecten hoeven niet zichtbaar te zijn om uitgelezen te worden. Data capacity Veel data kunnen opgeslagen worden op de tags. Dit in contrast tot de barcode waar de hoeveelheid informatie beperkt is. Re-usability and durability Tags kunnen meerdere keren hergebruikt worden. Multiple Read (Anti-collision) De mogelijkheid om gelijktijdig meerdere tags uit te lezen met behulp van anti-collision systemen. Robustness Tags hoeven niet aan de buitenkant van de verpakking te zitten en kunnen dus beter beschermd worden. Security Data kan beveiligd worden. 26 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Labour savings Toekenning en uitlezen van tags hoeft niet meer manueel maar gaat geheel automatisch. Nadelen RFID ten opzichte van barcode Metallic or other Conductive Material Environments Metalen voorwerpen kunnen de leesbaarheid van tags negatief beïnvloeden. Tags om Presence of Liquids Aanwezigheid van vloeistoffen in het product of in de omgeving kunnen de leesbaarheid van de tags negatief beïnvloeden. Susceptibility to Electromagnetic Interference (EMI) RFID systemen zijn gevoelig voor interacties met andere draadloze systemen en dienen hierop getest te worden. Multiple Data Capture Beperkingen ten aanzien van de anti-collission methodes. Human Exposure Onduidelijkheid in hoeverre RF schadelijk is voor mensen Proof of Reading Probleem dat men niet zeker is dat alle tags gelezen zijn.
RFID – best practices De praktijk is dat er een beperkt aantal RFID projecten in de vers sector in Nederland is gestart, projecten waarbij meer dan 3 schakels zijn betrokken zijn zeer schaars. De lopende projecten richten zich in eerste instantie op interne logistiek en pas in een later stadium op ketenintegratie. Vers schakel en Van plant tot klant zijn belangrijke RFID projecten in de tuinbouw sector. Operatie Chip-it: Container Centralen (CC) rolt een project uit om alle 3,5 miljoen containers (Denen) te voorzien van RFID. De insteek van CC is in eerste instantie gericht op interne processen en de kwaliteitsbeheersing van de containers. De implementatie van RFID heeft geleid tot enige kritiek en zorgen van een aantal Nederlandse CC container gebruikers die de voordelen hiervan niet zelf ervaren.
4.3: Recente Ontwikkelingen Waar paragraaf 4.2 inging op technieken welke al commercieel toegepast worden, zal paragraaf 4.3 meer ingaan op recente ontwikkelingen die hun weg naar de markt nog grotendeels moeten vinden.
4.3.1 Barcodering De laatste jaren zijn er intelligente barcodes op de markt gekomen die naast identificatie (productnummer) aanvullende informatie kunnen dragen, bijvoorbeeld gewicht, productie- en THTdatum, herkomstlocatie etc: QR-code (quick response code) ook wel datamatrix.
Figuur 4.7: QR-code
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
27
Oorspronkelijk ontworpen voor de auto industrie is de QR code nu populair geworden voor consumentengebruik vanwege zijn snelle leesbaarheid en relatief grote opslag capaciteit. Bij de QR-code is communicatie met consumenten middels smart phones mogelijk. Via de code wordt een internet pagina opgeroepen met informatie over het product (bijvoorbeeld herkomst, ingrediënten, allergenen, maatschappelijke verantwoording etc). De QR-code is voorlopig echter niet in beeld voor productscans aan de winkelkassa omdat deze niet voorbereid zijn op het lezen van QR-codes.
Figuur 4.8: QR-code met smart phone waardoor producteninfo binnen handbereik consument komt. GS1 databar, voorheen RSS (Reduced Space Symbology)
Figuur 4.9: gs1 databar De gs1 databar is een uitbreiding op de bestaande barcode en biedt diverse voordelen: Door de circa 50% kleinere afmetingen ten opzichte van bestaande barcodes zijn zij toepasbaar op individueel product niveau (bijvoorbeeld iedere appel, kiwi, etc.), De bestaande winkelkassa’s (point of sale) zijn voorbereid op het lezen van de gs1 databar waardoor de overgang van barcode naar gs1 databar relatief eenvoudig door te voeren is, Door de aanvullende informatie kunnen op product niveau beslissingen in de keten worden genomen. Denk bijvoorbeeld aan het aanbieden van rijpheidsstadia per product of het voorkomen dat producten over de THT gaan (derving) en het voorkomen dat consumenten producten over de THT datum mee naar huis nemen. Uit onderzoek is bekend dat consumenten zogenaamd “graaigedrag” vertonen, producten achter uit het schap met de langste THT-code worden gekocht en kort houdbare producten blijven achter in het schap. Doordat met de databar de instuwing en verkoop van producten niet alleen de voorraad registreert, maar tevens de -verschillende- houdbaarheden ontstaat inzicht in derving en out-of-stock. Door rekening te houden met de THT voorraad ontstaan voordelen bij voorraadbeheer, bestellen in relatie tot derving en out-of-stock en het actief afprijzen bij kort houdbare producten, Bij variabel gewicht kan bij de kassa automatisch de prijs aangepast worden bij bijvoorbeeld acties op versproducten of wanneer de uiterste THT bijna verstreken is. Het kan daarbij ook fraude met afprijsstickers voorkomen. Verder is de kassière niet meer in staat om bijvoorbeeld een duurder (biologisch) artikel af ter rekenen op de code van het goedkopere (gangbaar) artikel, Geen retailspecifieke voorraden meer. Het voordeel voor de handel is dat zij niet meer per retailer afzonderlijk voorraden van producten hoeft aan te houden. Bij de bestaande gs1 instore 23 code zit de prijs van het product opgeslagen in de code. Nu kan elke retailer op basis van artikelcode en variabel gewicht en de prijs in haar eigen kassasysteem bepalen wat de klant moet betalen, 28 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Individueel tracken en tracen van producten. Indien voor een specifiek product een recall van toepassing is kan de kassa het batchnummer blokkeren waardoor er geen geblokkeerde producten bij consumenten thuis terecht komen, De kosten en techniek verschillen nauwelijks van de bestaande EAN-13 artikelcode. Hierdoor zijn de bewezen hoge snelheid en grote nauwkeurigheid van gegevensinvoer gewaarborgd (tijd en kostenbesparing). Actieve barcode Het Zwiterse R&D bedrijf Freshpoint heeft een actieve barcode ontwikkeld. Een tijd temperatuur afhankelijk reactie veroorzaakt een optische verandering in de barcode. Dit resulteert erin dat een additioneel gedeelte van de barcode leesbaar wordt wanneer een voor gedefinieerde temperatuursom overschreden is. Het is daarna mogelijk om met standaard barcode apparatuur een elektronische uitlezing te doen. Hierdoor kan op een snelle geautomatiseerde wijze een go/no-go beslissing genomen worden op enig punt in de voedingsketen met betrekking tot temperatuur misbruik. Zie bijlage 6 voor een product overzicht. Freshpoint ontwikkelt ook labels welke de consument informeren over de uiterste houdbaarheid van producten die al zijn geopend (time-it).
4.3.2 RFID(+) RFID biedt grote voordelen op het gebied van geautomatiseerde T&T (arbeidsbesparing) vermindering fouten, voorraadverlaging, kortere doorlooptijden, hogere benutting van ladingdragers etc. De grote belofte van RFID die zich vanaf 2000 aandient is desondanks nog niet ingelost. Hiervoor zijn diverse redenen aan te wijzen. Technologisch: De uitleesbetrouwbaarheid van de eerste generatie tags liet te wensen over. De introductie van de Generatie 2 (GEN2) UHF-tags (nieuwe generatie tags) heeft een positieve invloed op het leesresultaat (beter leesresultaat in een kortere tijd). De prijs van de RFID-tags ligt nog steeds te hoog voor het individuele product met uitzondering van artikelen met een hogere marge zoals kleding en sieraden. Specifiek voor verse producten dient een goede oplossing gevonden te worden voor het aanwezige vocht in de producten omdat vocht de uitleesbetrouwbaarheid van RFID beïnvloed. Organisatorisch: De belangrijkste uitdagingen blijken vooral van organisatorische aard te zijn. De implementatie van RFID is een strategische keuze met grote consequenties. Het vergt allereerst een behoorlijke investering in systemen en mensen (opleidingen). Daarbij vergt het toepassen op ketenniveau dat er goede afspraken gemaakt zijn met alle betrokkenen, dit betreft standaarden voor informatie uitwisseling en het beheren van de “pool” van ladingdragers. Projecten: Het project “Tracking en Tracing in de agrosector op basis van RFID” geeft een brede beschrijving van RFID projecten en samenwerkingsverbanden. Om RFID te ervaren in een echte praktijksituatie met alle verschillende stappen in de keten is het RFID Experience Center in Veghel in 2005 geopend. Het toont de voordelen van RFID in de keten in combinatie met een ERP-systeem.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
29
Met RFID+ wordt bedoeld dat behalve Identificatie andere informatie middels Radio Frequentie kan worden gecommuniceerd via sensoren die in contact staan met de RFID-tag, bijvoorbeeld een temperatuur sensor. In het Europese project Pasteur worden prototypes van intelligente RFID tags ontwikkeld. De RFID tag ter grootte van een creditcard (grootte is een gevolg van de RFID antenne), met daarop een sensorchip met de volgende omgevings sensoren: temperatuur (T), relatieve luchtvochtigheid (RV), zuurstof (O2), Koolstofdioxide (CO2), ethyleen of zuurgraad in het product (PH). WageningenUR FBR heeft, samen met de andere applicatiepartners, de randvoorwaarden voor de sensorspecificaties geschetst voor toepassing in vis, vlees, groente en fruit. FBR maakt voor een aantal cases modellen/algorithmes om de data te vertalen naar informatie over kwaliteit. Daarin zijn verschillende niveaus: statistische procescontrole (voldoen waarnemingen van de omgevingscondities aan de specificaties?), generieke houdbaarheid (wat is de resterende houdbaarheid gegeven de geschiedenis) en specifieke kwaliteitsattributen (bv kleur tomaten, stevigheid avocados). Een aanvulling hierop is het meenemen van aanvullende kwaliteit gerelateerde informatie, bijvoorbeeld ras, seizoen, verpakking etc. FBR zal voor de cases bepalen welke informatie relevant is en bekijken in hoeverre die informatie bijdraagt aan een betere kwaliteitsinschatting. Een belangrijke drijfveer voor het project is kostenreductie door het combineren van verschillende metingen op een geminiaturiseerde sensorchip. Pasteur zal alleen komen tot een prototype waarmee kan worden aangetoond dat integratie en miniaturisatie mogelijk is. Op basis daarvan is nog geen kosten versus batenafschatting te maken. Het is de verwachting dat betere monitoring tot reductie van derving zal leiden doordat meer informatie m.b.t. kwaliteit beschikbaar zal zijn. In het Europese project Chill-On wordt door Freshpoint een tag ontwikkeld die Radio Frequency (RF) combineert met Tijd-Temperatuur-Indicatie (TTI). In het Europese project EURIDICE wordt het intelligent cargo concept ontwikkeld. In onderliggend project wordt gebruik gemaakt van deze visie (zie tabel 2.1 en bijlage 4) en geïntegreerd in een visie voor kwaliteit gestuurde tracking en tracing in tuinbouwketens (hoofdstuk 5).
4.3.3 Overige technologieën: MIT: De cameraclub van het MIT media lab heeft de zogenaamde bokode ontwikkeld
Figuur 4.10: Bokode De Bokode is een nieuwe informatie codeer en decodeer techniek. De voordelen ten opzichte van barcodering zijn a) de kleine afmetingen b) op grotere afstand uitleesbaar en c) uitleesbaar onder een hoek. De Bokode dient uitgelezen te worden met een camera die is gefocussed in het oneindige. De 30 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
bokode is nog niet gecommercialiseerd en de verwachte toepassing ligt op het vlak van consumenten interactie (zoals publieke displays waarbij meerdere consumenten tegelijk informatie kunnen ophalen). In potentie kan het barcodes vervangen al ligt dat niet in de verwachting. Bovendien zijn de huidige kosten circa 5 dollar per bokode (voorspelling 5 cent per bokode). NEC: NEC ontwikkelt technologie voor fingerprint-scanning en iris-scanning, zoals ze op Schiphol gebruiken. Zij testen hiermee om automatisch de herkomst van Groenten en Fruit te herkennen. Bij de teler worden een aantal foto's gemaakt van een geoogste partij meloenen. Hieruit wordt een beeld gemaakt waarmee de patronen worden vastgelegd op de schil van de meloen. Deze patronen zijn uniek aangezien klimaat, weer, grondsoort, ras etc. hier invloed op hebben. Op basis van dit principe denkt men de Traceability van een product in AGF te kunnen gaan regelen. Communicatie: De beschreven RF technologieën kunnen in een positionering systeem geïntegreerd worden waardoor hun positie te allen tijde bekend is. Hiertoe kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van Real Time Location Systems (RTLS) in distributie centra. Een andere toepassing is General Packet Radio Service (GPRS) waarmee berichten kunnen worden verzonden via het mobiele netwerk. Met gprs is het bijvoorbeeld mogelijk continu te volgen waar het product transport zich in de wereld bevind en tevens om status rapporten door te zenden met betrekking tot de productkwaliteit. Near Field Communicatie (NFC) is een alternatieve radio frequentie (13.6 MHz) ten opzichte van RFID (2.4 GHz). NFC biedt voordelen voor privacy waardoor deze toepassing vooral verwacht wordt op consumenten niveau. De nieuwe generatie iPhones is in staat met NFC te communiceren en de verwachting is dat dit voor consumenten interactie een grote vlucht gaat nemen. RFID biedt voordelen wanneer je grote hoeveelheden tags in één keer wil uitlezen en over grotere afstanden. RFID sluit in die zin beter aan bij de situatie van een distributiecentrum met vele kratten/pallets met tuinbouwproducten. De verwachting is dat toepassingen van RFID (in de keten) en NFC (consument) naast elkaar gebruikt gaan worden. Er zijn meerdere technieken beschikbaar voor communicatie (bijvoorbeeld Zigbee, tags communiceren onderling naar een centraal systeem). Dit rapport beschrijft de belangrijkste voor toepassing in tuinbouwketens.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
31
5. Groeipad voor tracking en tracing in de tuinbouwsector Dit hoofdstuk doet aanbevelingen voor het ontwerp van een verbeterd ktt systeem (paragraaf 5.1), schetst het groeipad voor (toekomstige) KTT systemen (paragraaf 5.2) en toetst de haalbaarheid daarvan (paragraaf 5.3).
5.1 Beoogde baten versus beschikbare technologieën In hoofdstuk 3 zijn de mogelijke doelen en knelpunten met tracking en tracing in kaart gebracht. Hoofdstuk 4 beschreef mogelijke technologieën om deze doelen te kunnen realiseren. Tabel 5.1 combineert doelstelling en techniek. Het geeft per doelstelling (en de bijbehorende prestatie indicator en verbetering) aan wat de geadviseerde technologie en het toepassingsniveau is. Doelstelling
prestatie indicator / verbetering
niveau / technologie
Defensief
Rapportage residu waarden op teler niveau Recall op teler niveau Voldoen aan temperatuur grenzen klant (compliance) Minimale voorraad, geen retail specifieke voorraad Minimale derving, geen wisselende THT in het schap Minimale derving, geen variatie doorlooptijden keten Volledig geautomatiseerde T&T met altijd juiste product op juiste pallet in juiste vrachtwagen. Reduceren derving bij doorbroken koelketen pallet Reduceren derving bij wisselende temperatuur in container en doorbroken koelketen Inzicht in ketenprestatie temperatuursom Consumenteninfo: ingrediënten, residuen, mvo etc. Rijpheid product bij levering ready to eat.
CU: gs1 databar CU: gs1 databar SU: datalogger CU: gs1 databar CU: gs1 databar CU: gs1 databar CU, LU: RFID
Preventief
Pro-actief
LU: RFID+ TU, LU: datalogger CU, TU: tti. CU: QR-code CU: QR-code of gs1 databar
Tabel 5.1: Overzicht van doelstellingen, prestatie indicatoren en bijbehorende technologie en toepassingsniveau (CU=consumer unit, TU=trade unit, LU=logistic unit) Uit tabel 5.1 blijkt dat vrijwel alle beschikbare technieken ingezet kunnen worden afhankelijk van de doelstellingen welke worden nagestreefd met kwaliteit gestuurde tracking en tracing. Vrijwel altijd zal de toename van functionaliteit gepaard gaan met toenemende kosten. Hier dient dus eerst een goede balans gevonden te worden tussen functionaliteit en kosten. Aspecten die hierbij van belang zijn: Granulariteit: Op welk niveau dient informatie beschikbaar te komen: de consumentenverpakking, de handelsunit of de logistieke unit? Afstand: Over welke afstand dienen KTT gegevens uitleesbaar te zijn (draadloos, zicht). Draadloze systemen maken communicatie over grote afstanden mogelijk, Tijd: Keuze voor on-line gegevens verwerking en directe bijsturing op iedere plek in de keten of batchgewijze bepaling bij ketenovergangen, (De)centraal: Worden de KTT gegevens centraal of decentraal opgeslagen en hoe vindt de communicatie in de keten plaats (standaarden, autorisaties), Automatisering: Handmatig of geautomatiseerd? Intelligentie: Keuze voor intelligente software met zelfsturing van het product versus een systeem waarbij tussenkomst van de mens vaker vereist is, Functionaliteit: Bij temperatuur registratie heeft een datalogger meer functionaliteit dan een TijdTemperatuur-Indicator (tti) en RFID+ weer meer dan een datalogger, navenant stijgen de kosten, Combinaties: De technologieën kunnen onderling communiceren waardoor haalbare combinaties gevonden kunnen worden. Zo is het anno 2011 nog niet haalbaar om iedere consumentverpakking uit te voeren met kwaliteitssensoren die draadloos communiceren. Qua kosten zullen op consumenten unit (CU) niveau goedkopere technologieën gekozen worden met navenant minder functionaliteit. Tegenovergesteld is het wel haalbaar op logistiek unit (LU) niveau om duurdere technologie met meer functionaliteit in te zetten. De verzamelde informatie van vele CU’s kan gebruikt worden bij beslissingen op LU niveau. Omgekeerd kan de functionaliteit van de LU ingezet worden om meerwaarde te bieden op CU niveau. Een voorbeeld is een LU met RFID+ die draadloos en on-line temperatuur informatie verwerkt voor alle CU’s binnen die LU. 32 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Prijs-prestatie: Het verleden heeft laten zien dat de verwachting er mag zijn dat technologische ontwikkelingen leiden tot prijsdalingen en toegenomen functionaliteit. Hierdoor kunnen technologieën die niet haalbaar zijn door kosten of onvolledige functionaliteit in de (nabije) toekomst toch toepasbaar blijken. Als gevolg van bovenstaande aspecten is er een “technologisch groeipad” te schetsen vanuit de bestaande situatie naar een visie op de toekomstige invulling van kwaliteit gestuurde tracking en tracing (KTT) voor tuinbouwketens (paragraaf 5.2). Daarna zullen we in paragraaf 5.3 nader ingaan op de potentiële voordelen en de haalbaarheid van een business case KTT.
5.2 Groeipad tracking en tracing in tuinbouwketens. In deze paragraaf schetsen we een “groeipad” vanuit de bestaande situatie naar een visie op de toekomstige invulling van kwaliteit gestuurde tracking en tracing (KTT) voor tuinbouwketens. Hierbij vullen we het geschetste perspectief uit paragraaf 2.5 nader in met de kennis uit hoofdstuk 3 en 4. Horizontaal: de ontwikkeling in de tijd, Verticaal: uitsplitsing van KTT onderdelen, o Identificatie van het productnummer (T&T) o kwaliteitsbepaling (conditiemetingen)de besturing en Organisatie van KTT voordelen. o De besturing en Organisatie van KTT voordelen
Filosofie: Het groeipad schetst 4 stadia in de tijd, vanuit de huidige situatie naar toekomstige inrichtingen van ktt in tuinbouwketens. Het is daarbij belangrijk dat keuzes gemaakt in fase 1 ook toepasbaar zijn in fase 2 en fase 3 en 4. Hierdoor kan optimaal gebruik worden gemaakt van reeds gedane investeringen en kan zowel de voorlopende ondernemer als de grote achterban “ meegroeien” met deze fasering. Terwijl zo gewerkt wordt aan een verbeterde tracking en tracing in de tuinbouwketen in de tijd is er tevens de mogelijkheid van een back-up systeem (belangrijk voor een robuuste sector).
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
33
1. Huidige situatie: Fase 1 schetst de bestaande situatie zoals we die anno 2011 veel zien. In dit stadium wordt nog niet gerefereerd aan voorlopers in de sector.
T&T Identificatie: gebruikmaken van de bestaande barcode met artikelcode op consumenten niveau (ean-13) en van de SSCC code op pallet niveau (Serial Shipping Container Code, ean-128) Condities: In de bestaande situatie wordt meestal gebruik gemaakt van vast geïnstalleerde sensoren in bijvoorbeeld gebouwen of in vrachtwagen compartimenten. Nadeel van vaste sensoren is dat zij niet “meereizen” met het product, bijvoorbeeld wanneer het product in een ongekoelde ruimte komt of op een laaddock staat. Mogelijke oplossingen hiervoor zijn tti’s en dataloggers die bij het product aangebracht worden en de gehele keten meereizen. TTI’s kunnen vaststellen in hoeverre de maximale temperatuursom niet is overschreden. Bij het gebruik van dataloggers kan bovendien de historie in de tijd opgevraagd worden om te bezien waar in de keten het probleem zich heeft voorgedaan. Bovendien bieden dataloggers de mogelijkheid om meerdere condities te meten (behalve temperatuur bijvoorbeeld ook de vochtigheid). Nadelen van tti en datalogger ten opzichte van vaste sensoren is dat deze apart uitgelezen moeten worden en niet direct met het “back office” systeem verbonden zijn. Dataloggers zijn bovendien voor meermalig gebruik. De laatste schakel in de keten moet zorgdragen voor het retourneren van de loggers naar bijvoorbeeld de handelaar. Voorbeelden om dit te faciliteren zijn, retourneren met het fust of een voorgefrankeerde envelop meesturen waarin de dataloggers teruggezonden kunnen worden. Organisatie: In de huidige situatie is de organisatie er meestal op gericht om per ketenschakel te voldoen aan de vereisten van de daarop volgende schakel (compliance). De informatie van T&T en condities worden vooral defensief ingezet (is er aan de vereisten voldaan), worden daarnaast benut om bestaande interne processen te optimaliseren (preventieve doelstellingen, kostenreducties). Benutting voor ketenoptimalisatie en toegevoegde waarde voor de klant is schaars.
34 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
2. Organisatie op item- en keten niveau: Fase 2 schetst het stadium waarin T&T aangrijpt op individueel consument niveau (daar waar dit nu nog vaak de handelsunit betreft). Daarbij is er in stadium 2 informatie uitwisseling en systeemintegratie gerealiseerd op keten niveau voor alle partijen.
T&T Identificatie: de bestaande barcode op consumenten artikelen wordt vervangen door de gs1databar. De gs1 databar bevat naast de bestaande artikelcode ook de THT-code en een telerscode. Hierdoor is het onder andere mogelijk om derving en voorraden te reduceren (zie paragraaf 4.3). Vanwege de extra informatie die de gs1-databar bevat (tht-code) ten opzichte van de bestaande barcode is deze in de figuur bij zowel T&T als bij condities ingetekend. Condities: Analoog aan groeipad 1 Organisatie: Alle gegevens over T&T en condities worden gedeeld op ketenniveau, van teler naar retailer en feedback terug naar teler en handelaar. Er is een sector brede T&T standaard en iedere schakel maakt gebruik van geautomatiseerde bedrijfssystemen (ERP, WMS, TMS). Overigens kan in deze stap worden begonnen met een aantal schakels van de keten. Dat aantal schakels kan vervolgens in de loop van tijd worden uitgebreid. De organisatie en besturing van (het deel van) de keten is ten opzichte van stadium1 meer gericht op ketenefficiency (preventief).
Randvoorwaarden voor realisatie stadium 2 Technologisch: o de gs1 databar bouwt voort op de bestaande barcode technologie. Bovendien zijn er afspraken voor het geschikt maken van alle kassasystemen bij food retailers. o Voor een sector brede T&T standaard dient er spraken te zijn van een technologische meerlagen architectuur (zie figuur 4.2) waarbij de data bruikbaar en veilig zijn en systeemintegratie is gerealiseerd voor alle partijen in de keten. Organisatorisch: Het volledige gebruik en acceptatie van een sector brede T&T standaard. Denken vanuit de keten en toegevoegde waarde voor de eindklant. Redelijke verdeling van kosten en baten over de deelnemende bedrijven.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
35
3 RFID+ kwaliteit sturing In fase 3 worden RFID en automatische ketensturing op kwaliteit geïmplementeerd.
T&T Identificatie: Op het 3e niveau gaat RFID toegepast worden waardoor tracking en tracing gegevens draadloos gecommuniceerd worden zonder tussenkomst van menselijke registraties. Het is mogelijk om te lezen alsook om gegevens bij te schrijven op de RFID-tag. RFID wordt toegepast op trade units (kratten, pallets, karren) en logistic units (vrachtauto’s). De combinatie wordt gemaakt met de bestaande barcode of gs1-databar die op consumenten unit niveau wordt toegepast. Via de RFID-tag is dan wel traceerbaar welke producten (barcodes) zich in de betreffende trade unit of logistieke unit bevinden. Het RFID systeem is verbonden met een centrale database waarin alle gegevens worden opgeslagen. Middels autorisaties is afgesproken welke ketenpartij inzicht krijgt in welke gegevens. Condities: RFID+ wordt toegepast zodat ook alle sensor informatie draadloos en on-line beschikbaar komt. De conditie informatie wordt verwerkt in kwaliteitsverloopmodellen. Organisatie: De preventieve- en defensieve doelstellingen worden volledig benut. In dit stadium worden de t&t- en conditie data meer pro-actief gebruikt. Er worden kwaliteitsverloopmodellen gebruikt om het kwaliteitsverloop te monitoren en (bij) te sturen. Hierdoor wordt kwaliteitsverlies (derving) gereduceerd en wordt meer toegevoegde waarde gecreëerd (o.a. ready to eat fruit). De investering in RFID wordt terugverdiend door arbeidsbesparing, minder fouten, lagere interne voorraden, minder out-of-stock situaties (lege schappen), hogere benuttingsgraden van ladingdragers en de genoemde kwaliteitsvoordelen. Niveau 3 kan voortbouwen en (in noodgevallen terugvallen op) de ketenbrede standaard en geautomatiseerde bedrijfssystemen van niveau 2.
Randvoorwaarden voor realisatie stadium 3 Technologisch: De uitleesbetrouwbaarheid van de tags dient optimaal (100%) te zijn, specifiek bij vers onder vochtige omstandigheden. Verdere kostendaling van de technologie door grootschalig gebruik/productie. Organisatorisch: De implementatie van RFID is een strategische keuze: o aanzienlijke investering in systemen en mensen (opleidingen). o Afspraken met alle betrokkenen rondom eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data. Redelijke verdeling kosten/baten tussen stakeholders in de keten. 36 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
4. Intelligente lading Stadium 4 schetst de situatie waarbij intelligente lading haar eigen autonome beslissingen gaat nemen.
T&T Identificatie: Door sterk verlaagde prijzen van RFID-tags komt de toegepaste RFID identificatie van niveau 3 beschikbaar op consumenten niveau. Daar waar bij groeipad 3 RFID werd toegepast op trade unit (TU) en logistic unit (LU) kan dat nu ook op consumer unit (CU). Condities: In dit stadium worden niet alleen condities gemeten maar kunnen directe kwaliteitsmetingen plaatsvinden. Bijvoorbeeld met behulp van gen-sensor technologie. Hierdoor zijn de kwaliteitsmetingen betrouwbaarder en hebben een groter voorspellende waarde voor het kwaliteitsverloop verderop in de keten. De technologie maakt het mogelijk om specifieke kwaliteit niveaus te garanderen met minimale interne spreiding. Organisatie: De lading op CU, TU en LU niveau bezit zijn eigen intelligentie om acties in gang te zetten. Indien nodig neemt het zelf contact op met zijn omgeving (de gebruikers in de keten). Alle informatie komt samen in zogenaamde “clouds”. Cloud computing maakt communicatie met alle gebruikerstechnieken mogelijk (telefoon, pc, bedrijfsinformatiesysteem, internet etc). In dit toekomst scenario wordt gedacht vanuit de (intelligente) verpakking die in autonomie opereert. Tegelijkertijd beschikt de gebruiker over steeds meer intelligentie maar behoeft zelf actief steeds minder te doen, de lading gaat zelf signaleren of het binnen de vereiste kaders opereert. De medewerker in de keten kan zich steeds meer gaan concentreren op verbeterprocessen en toegevoegde waarde activiteiten naar klanten en steeds minder op herstellen van fouten. De consument heeft de beschikking over alle kwaliteitsinformatie die voor hem van belang is. Deze informatie is on-line beschikbaar, veelal op de eigen mobiele telefoon / iPhone.
Randvoorwaarden voor realisatie stadium 4 Technologische innovaties zorgen voor optimale functionaliteit tegen minimale kosten waardoor deze grootschalig toegepast gaat worden. Organisatorisch: Stadium 4 geeft een visie weer op de verdere toekomst waarvan het nu onmogelijk is te voorzien hoe deze tot stand gaat komen.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
37
5.3 Haalbaarheid van de groeipaden Bij alle ontwerpen zal de haalbaarheid uiteindelijk doorslaggevend zijn bij het al dan niet implementeren van tracking en tracing in de praktijk. In deze paragraaf beschrijven we zowel de potentiële kostenvoordelen alsook organisatorische en technische randvoorwaarden die de haalbaarheid beïnvloeden. Potentiële voordelen tracking en tracing. Onderstaand beschrijven we een aantal cases die voordelen kwantificeren welke met KTT gerealiseerd kunnen worden: Een simulatie studie van de exportketen naar Amerika kwantificeert dat waardevermindering door kwaliteitsverlies met circa de helft kan worden teruggebracht (bijlage 5). Hierbij wordt gebruik gemaakt van sturing op resterende houdbaarheid waardoor FEFO sturing mogelijk word. FEFO staat voor First Expired First Out en is mogelijk wanneer ketencondities en kwaliteitsverloopmodellen beschikbaar zijn. FEFO sturing kan dus aanzienlijke voordelen opleveren ten opzichte van de bestaande FIFO levering waar geen rekening wordt gehouden met wisselende houdbaarheden. Derving bij retail op gesneden groenten en fruit en vlees van gemiddeld circa 5%, bij langzaam lopende artikelen kan dit oplopen tot 30%. In euro’s bedraagt de jaarlijkse geschatte derving van verse producten in de Nederlandse retail een half miljard oftewel 500 miljoen euro. De derving bij consumenten thuis wordt geschat op 1 miljard euro per jaar en in de toeleverende keten een half miljard euro. Wanneer de resterende houdbaarheid in de keten bekend is kan hiermee niet alleen derving worden gereduceerd maar ook lege schappen worden voorkomen en lagere voorraden worden aangehouden in de keten. De potentiële besparing voor de Nederlandse retail en tuinbouwsector bedraagt ook hier honderden miljoenen euro’s op jaarbasis. Boni bespaart 1 miljoen euro met de gs1 databar. Boni Supermarkt is de eerste die het intelligente systeem toepast en de verwachting is dat het bedrijf een miljoen euro gaat besparen. Boni maakte een voorzichtige schatting dat door het toepassen van de GS1 DataBar derving van de helft van de kortlopende houdbaarheidsdata kan worden voorkomen wat een besparing van circa één miljoen euro per jaar oplevert. Productinformatie moet voor de klant veel inzichtelijker. Steeds meer consumenten willen precies weten wat er in de voedingsmiddelen zit die ze kopen in de supermarkt. Het is nu aan de industrie om deze productinformatie te delen. Sinds november 2010 loopt bij de Albert Heijn vestiging in Huizen een pilot waarbij consumenten de gelegenheid krijgen producten te scannen op allergenen. Ondanks dat drie procent van de Nederlanders last heeft van een voedselallergie of -intolerantie, krijgt zo’n vijfentwintig procent van de shoppers ook daadwerkelijk te maken met het allergenenvraagstuk, bijvoorbeeld als gasten met een allergie op bezoek komen. De gezondheid sector kan met haar toepassingen rondom kwaliteit metingen als voorloper gezien worden voor de tuinbouwsector. Omdat de veiligheidseisen in de gezondheidssector nog strenger (en voordelen nog groter) zijn dan bij tuinbouwproducten kunnen investeringen in systemen eerder worden gerealiseerd. “Global market for RFID in healthcare will rise rapidly from $90 million in 2006 to $2.1 billion in 2016. Primarily, this will be because of item level tagging of drugs and Real Time Locating Systems (RTLS) for staff, patients and assets to improve efficiency, safety and availability and to reduce losses”. Een andere sector die interessante parallellen vertoont met de tuinbouw is de modesector. Modeartikelen zijn kort houdbaar en moeten vaak op korte termijn afgeprijsd worden. De absolute prijsniveaus van modeartikelen ligt wel vele malen hoger dan voor tuinbouwproducten waardoor systeem investeringen ook hier eerder terugverdiend worden. “In de Verenigde Staten verkrijgt Bloomingdales indrukwekkend accurate voorraadwaarden van 95 procent, maar in Europa doet high-end moderetailer Gerry Weber het nog beter met waarden van 99 procent, dankzij twee dingen: complete RFID-integratie in de gehele bevoorradingsketen en tweewekelijkse inventarisaties in alle winkels. Het rendement is zo groot, dat de RFID-implementatie van Gerry Weber zichzelf in slechts 24 maanden terugverdient, waardoor de winkelketen meer winst kan maken”. De mate van realisatie van bovenstaande voordelen zal afhankelijk zijn van onder andere de specifieke product-markt-combinatie versus de gekozen technologische oplossing. Om de financiële haalbaarheid 38 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
nader te specificeren adviseren wij diverse praktijkpilots te organiseren (bij voorlopers) die sectorbreed (achterban) benut kunnen worden. Organisatorische randvoorwaarden Ondanks de potentiële voordelen van systemen voor tracking en tracing moeten we constateren dat veel bedrijven moeite hebben de verbeterslagen te maken en tot daadwerkelijke implementatie te komen. Want als de business case er is, wat houdt invoering dan tegen? Onderstaande cases illustreren redenen die een snelle invoering belemmeren: Bedrijven in Nederland zijn nog niet echt bezig met supply chain integratie. Dat blijkt uit de Nationale Supply Chain Monitor. De kostenfocus waarmee verladers logistiek dienstverleners in de greep houden belemmert dat deze relatie uitgroeit tot een succesvolle integratie vanuit supply chain perspectief. Supply chain management staat nog vooral oriënterend op de agenda van bedrijven, zo blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van BLMC. De BV Nederland heeft nog een aanzienlijke stap te maken om te komen tot supply chain integratie. De functionele silo´s, het denken en handelen vanuit op zichzelf staande afdelingen is nog niet structureel doorbroken. Net zo min als dat wordt gehandeld vanuit de behoefte van klanten. "Klanten zijn vaak geen partner bij verbeterinitiatieven", aldus Jelle Vonck van BLMC die in de zomer van 2011 presenteerde. Het volledige order-, leverings en facturatieproces van C1000 zal vanaf 1 juli 2011 volledig ondersteund worden via EDI. Leveringen aan het supermarkten houden dan in dat EDI-berichten als randvoorwaarde gelden voor de leveranciers. "Dit jaar is de uitrol gestart van ons nieuwe ERPpakket, hiervoor is EDI een belangrijke randvoorwaarde. Daarom hebben we een deadline van 1 juli 2011 voor het volledig ondersteunen van het order-, leverings-, en facturatieproces via EDI", zegt Willem Jan Vreezen directeur supply chain en logistiek bij C1000. Volgens Vreezen wordt door gebruik te maken van Electronische Data uitwisseling de ketenkosten gereduceerd. "Dat is ook iets wat alle marktpartijen willen", aldus Vreezen. De belangrijkste voordelen van het elektronisch verzendbericht met het zogeheten SSCC-label zijn volgens het supermarktconcern: efficiëntere goederenontvangsten, lagere foutkans, kortere wachttijden van chauffeurs en efficiëntere inzet van het wagenpark bij onze leveranciers en logistiek dienstverleners. C1000 is volgens eigen zeggen klaar voor om samen met andere marktpartijen ketenvoordelen te realiseren met EDI. Absolute voorwaarde in dit traject is samenwerking, aldus het supermarktconcern. Daarom geeft C1000 ook iets terug aan de leveranciers, namelijk; elektronische betalingsspecificatie en lostijdgarantie bij de distributiecentra (bij vooraanmelding) van het supermarktconcern. Daarnaast neemt C1000 de melding van emballageleveringen aan Container Centralen over van de leverancier. Het feit dat anno 2011 bovenstaande bericht nog nieuws is geeft wel aan dat standaardisering van informatie uitwisseling nog geen gemeengoed is. Veel handelaren zijn al voorbereid op de gs1 databar. Volgens GS1 is 86% (voorjaar 2011) van de retail gereed om de databar bij hun kassasystemen te scannen. Daarnaast heeft de GS1 board bepaald dat per januari 2014 alle kassasystemen ook producten met een variabel gewicht moeten kunnen verwerken. Het zal vooral afhangen van de retail of zij -volledig- over willen stappen. Waarschijnlijk heeft invoering (nog) geen prioriteit, hiervoor zijn diverse redenen aan te wijzen. Bijvoorbeeld de recente focus op de overname en ombouwen van andere filialen/formules en het uniformeren/afstemmen van ERP systemen. Daarnaast heeft de onzekere economische situatie van de afgelopen jaren zeker niet meegeholpen om dergelijke introducties te financieren. Verder zijn er praktische bezwaren bij de uitvoering, bijvoorbeeld bij non-scans moeten meer gegevens (tht, wicht) ingevoerd worden dan in de bestaande situatie (artikelcode) en voordat merkartikelen volledig kunnen overschakelen moeten wel alle verkoopfilialen zijn overgeschakeld. De belangrijkste toepassing van de gs1 databar wordt op kortere termijn gezien bij voorverpakte en bewerkte agf producten. Deze praktijkvoorbeelden laten zien dat organisatorische aspecten doorslaggevend blijken te zijn voor het realiseren van de voordelen van nieuwe tracking en tracing methoden in de tuinbouwsector. De belangrijkste organisatorische randvoorwaarden zijn: Alle samenwerkende partijen moeten de voordelen inzien en bereid zijn tot investeringen. Daarbij dient er sprake te zijn van een redelijke en geaccepteerde verdeling van kosten en baten over de verschillende deelnemende partijen en onderling vertrouwen. © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
39
Zoals uit dit rapport blijkt, zijn veel voordelen van nieuwe tracking en tracing gerelateerd aan de mogelijkheden om procesverbeteringen door te voeren in de keten. Het is belangrijk dat nieuwe technologieën niet alleen ingezet worden om bestaande processen te automatiseren. Dit stelt hoge eisen aan procesgericht werken en het denken in ketens waar het toevoegen van waarde voor de eindklant centraal staat. Dit denken in processen en ketens is momenteel echter onvoldoende ingebed en de focus is te veel op kosten. Tracking en tracing wordt te veel gezien als een technisch ICTprobleem, waardoor succesvolle ketenintegratie wordt belemmert. Aan de andere kant onderschatten veel managers de technische uitdagingen die gepaard gaan met de invoering van nieuwe tracking en tracing technologieën. Er moeten vaak veel systeemaanpassingen plaatsvinden om de communicatie met de bestaande informatiesystemen voor elkaar te krijgen en om de beschikbaarheid en kwaliteit van de gegevens te garanderen. De partijen moeten zich committeren aan standaarden voor tracking en tracing en deze consequent toepassen, ook als een eigen oplossing (work around) soms op korte termijn sneller lijkt te zijn. Het gaat hierbij om standaarden voor productcodering en –classificatie, logistieke codering (ladingdragers, locaties, etc.), informatieberichten, labels, technische communicatieprotocollen, etc. Er moeten duidelijke afspraken zijn met alle betrokkenen rondom eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data. Op bedrijfsniveau dienen strategische (meerjaren) besluiten te worden genomen ten aanzien van tracking en tracing. Het betreft een continu commitment vanuit de leiding, draagvlak en training op de werkvloer en afspraken nakomen met toeleveranciers en afnemers, Technische randvoorwaarden Naast organisatorische factoren belemmeren ook technische aspecten de succesvolle invoering van nieuwe tracking en tracing methoden. De belangrijkste technische randvoorwaarden zijn: Bruikbaarheid van gegevens: de uit te wisselen gegevens voor tracking en tracing moeten bruikbaar zijn voor alle participanten. Daarvoor is het essentieel om afspraken te maken over de te gebruiken standaarden in een keten en die ook consistent te gebruiken in berichten en systemen. Technische connectiviteit van de objecten: de informatie over de traceren objecten (producten, partijen, pallets, karren, kisten, etc.) moeten betrouwbaar en snel kunnen worden uitgelezen passend bij de bedrijfsvoering. Vooral in de tuinbouw, waar vaak sprake is van vochtige omstandigheden, is dit geen vanzelfsprekendheid. Interoperabiliteit van de bedrijfsmanagementsystemen: de gegevens voor tracking en tracing worden geproduceerd en gebruikt in de informatiesystemen van de individuele ketenpartners (vooral bedrijfsmanagement of ERP systemen). Deze systemen dienen in ketenprocessen naadloos geïntegreerd met elkaar te kunnen samenwerken. Aangezien er bij vele ketenactoren vele soorten en varianten van dergelijke systemen in gebruik zijn, is systeemintegratie een belangrijke doch moeilijk te realiseren randvoorwaarde. Deze interoperabiliteit speelt zowel op het niveau van ketenpartners (die verschillende systemen kunnen gebruiken) als op het niveau van de samenwerking tussen ketenpartners. Beveiliging en autorisatie voor toegang tot gegevensbronnen en gebruiksrechten. Tracking en tracing betreft vaak vertrouwelijke informatie. Voor ketensamenwerking is het cruciaal dat alleen de bevoegde gebruikers toegang hebben tot deze informatie. Daarom is het belangrijk om te zorgen dat: o Eigendomsrechten van ketenpartners voor gegevens worden geïdentificeerd, gerespecteerd en beveiligd. Dat betekent dat er aandacht met zijn voor wie toegang krijgt en wanneer en ook naar de gebruiksdoelen en rechten bij die toegang. o Gebruiksdoelen worden vastgelegd naast de omstandigheden waaronder dat gebruik kan en moet (kunnen) plaats vinden. Daarnaast moet er in een dynamische ketensamenwerking aandacht zijn voor het aanpassen van de gebruiksdoelen. o Gebruiksrechten worden gerespecteerd. Het vertrouwen tussen ketenpartners is mede hiervan afhankelijk. Dit is geen technische kwestie maar een organisatorische, waarbij overigens de techniek behulpzaam kan zijn. Als organisatorische maatregel kunnen partijen een convenant met sancties overeenkomen waarin gedragsregels worden overeengekomen over de gebruiksrechten, het automatisch vastleggen van toegang en het gebruik van gegevens, de controle of audit mogelijkheden daarop en sancties in geval van ongeautoriseerd gebruik. Uiteraard kan het voorgaande in technische zin worden ondersteund. 40 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
6 Conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies De hoofdvraag van dit rapport was: “Wat zijn de business mogelijkheden van Tracking & Tracing van individuele producten in tuinbouwketens en wat zijn de randvoorwaarden ter realisatie?” Om deze vraag te beantwoorden is in hoofdstuk 2 eerst de achtergrond van Tracking en Tracing beschreven. Tracking is het real-time nagaan waar producten zich bevinden, Tracing is het na kunnen gaan wat de historie van een product door de logistieke keten is geweest. De doelen zijn drieledig: 1. Defensief: voldoen aan wetgeving en kwaliteitsstandaarden op het gebied van voedselveiligheid en recallmanagement, 2. Preventief bijsturen: het juiste product op de juiste plaats op het juiste moment en bijsturen bij afwijkingen, 3. Pro-actief: toegevoegde waarde activiteiten, bijvoorbeeld kwaliteitsmanagement, logistieke optimalisatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Vervolgens zijn verschillende intelligentie niveaus beschreven waarop Tracking & Tracing kan plaatsvinden, van zelf-identificatie tot het niveau waarop de lading zelf in staat is om autonome beslissingen te nemen. Hoofdstuk 3: Door de keten op te delen in schakels en aggregatie niveaus (consumer unit, trade unit, logistic unit, shipping unit) zijn specifieke knel- en verbeterpunten vastgesteld, bijvoorbeeld: 1. Defensief: bij incidenten product niet traceerbaar op telerniveau, 2. Preventief: mogelijkheden voor verlagen voorraden in de keten en vermindering derving door te kunnen sturen op houdbaarheidsdatum van individuele producten, 3. Pro-actief: rijpheid product bij levering (ready to eat) en consumentinfo (allergenen, etc) Hoofdstuk 4: Diverse technologieën bieden kansen om de gestelde doelen in de tuinbouwsector te kunnen realiseren. De technieken zijn ingedeeld naar toepassing (identificatie versus conditiemeting) en intelligentie niveau (barcodering versus RFID). Ten behoeve van identificatie van producten biedt RFID de mogelijkheid tot draadloze communicatie ten opzichte van (meerdimensionale) barcodes waar visueel uitlezen plaatsvindt. Ten behoeve van conditiemeting zijn tijd temperatuur indicatoren (tti) en dataloggers beschikbaar. RFID+ combineert de mogelijkheden van draadloze identificatie en draadloze registratie van sensor data omtrent de condities van het tuinbouw product. Hoofdstuk 5 schetst in 4 stadia een groeipad voor implementatie van tracking en tracing in de tuinbouwsector. 1. Huidige situatie: reguliere barcodering en vaste sensoren voor conditiemeting, 2. Organisatie op item- en keten niveau: plus meerdimensionale barcodering en ketenbrede t&t, 3. RFID+ kwaliteit sturing: plus draadloze t&t en automatische ketensturing op kwaliteit, 4. Intelligente lading: autonome en dynamische kwaliteitsmonitoring op productniveau. De status anno 2011 is dat de meeste bedrijven zich in stadium 1 bevinden en enkele in stadia 2 en 3. De belangrijkste organisatorische randvoorwaarden zijn: Alle samenwerkende partijen moeten de voordelen inzien en bereid zijn tot investeringen, Redelijke verdeling van kosten en baten en onderling vertrouwen, Duidelijke afspraken rondom eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data, Procesgericht werken, keten denken, centraal staat waarde toevoegen voor de eindklant, Alle partijen moeten zich committeren aan standaarden voor tracking en tracing en deze consequent toepassen.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
41
De belangrijkste technische randvoorwaarden zijn: Bruikbaarheid van gegevens waarborgen door consequent toepassen van standaarden, Technische connectiviteit van de objecten: betrouwbaar en snel kunnen uitlezen, ook in vochtige omstandigheden, Interoperabiliteit van de bedrijfsmanagementsystemen van de ketenpartners, hierin worden de gegevens voor tracking en tracing geproduceerd en gebruikt, Beveiliging en autorisatie voor toegang tot gegevensbronnen en gebruiksrechten. De ‘business case’ met een duidelijk keten- en toegevoegde waarde perspectief zoals in de groeipaden kort beschreven is, is meestal nog niet duidelijk en geaccepteerd. De ICT infrastructuur die waarborgt dat keteninformatiesystemen kunnen functioneren is weliswaar beschikbaar (Frugicom, Florecom, EDIbulb) maar aan de technische- en organisatorische randvoorwaarden wordt vaak nog niet voldaan. Dit betekent dat partners in de sector er vaak nog niet echt aan toe zijn om de ‘business case’ te realiseren. Diverse studies alsook praktijkcases tonen echter wel degelijk de te behalen voordelen aan voor tracking & tracing in combinatie met het gebruik van technologieën en keteninformatiesystemen in de tuinbouwsector. Het versneld doorvoeren hiervan verdient aanbeveling om de concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouwsector te versterken.
6.2 Aanbevelingen Bedrijf: Koppel dynamische kwaliteitsinformatie beter met de identificatie van producten, zodat de voordelen van kwaliteit gestuurde tracking en tracing kunnen worden gerealiseerd, Zet nieuwe technologieën niet alleen in om bestaande processen te automatiseren, maar benut vooral de mogelijkheden om procesverbeteringen door te voeren in (zoveel mogelijk schakels van) de keten, Neem strategische (meerjaren) besluiten ten aanzien van tracking en tracing. Zorg voor commitment in de top en op de werkvloer (opleidingen, overleg). Sector: Ondersteun bedrijven in het gebruik van standaarden voor betrouwbaar elektronisch berichtenverkeer en technologische systemen waarbij duidelijke afspraken gelden rondom beheer, eigendom, gebruiksrecht en transparantie van data. Zorg voor goed toegankelijke ‘best practices’ en aanpakken om ketenprojecten effectief, efficiënt en breed aan te pakken. Initieer praktijkpilots (voorlopers) die sectorbreed (achterban) benut kunnen worden. De aanbevolen pilots zijn tweeledig: Op de korte termijn zien wij vooral kansen voor de GS1 databar en QR-code vanwege relatief grote voordelen ten opzichte van een relatief beperkte investering. Daarbij wordt voortgebouwd op de bekende GS1 standaard, Het geringe aantal RFID-projecten in de Nederlandse verssector richten zich vooral op interne logistiek en identificatie. De komende jaren is uitbreiding gewenst van interne toepassingen naar ketenintegratie, van rolcontainer naar krat en van alleen identificatie naar koppeling met kwaliteitsmetingen. Door koploper te zijn met tracking en tracing kan de Nederlandse tuinbouwsector haar internationale concurrentiepositie nader versterken. Hiervoor heeft zij een uitstekende uitgangspositie waarbij continue innovatie noodzakelijk blijft om deze koppositie te behouden en te versterken.
42 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Bijlage 1: Bronvermelding Verloop, C.M., Verdouw, C.N., Wolfert, J, Beulens, A.J.M., Dijkxhoorn, Y, Snels, J.C.M.A., Splinter, G.M., 2009, Tuinbouw Integraal Digitaal (TID), Rapport 2009-08 LEI WageningenUR. Verdouw, C.N., Beulens, A.J.M., Trienekens, J.H., Wolfert, J, 2010, Process modelling in demanddriven supply chains: a reference model for the fruit industry, Computers and Electronics in Agriculture. Verdenius, F, Hulzebos, L, Kreft, F, Polderdijk, A, Scheer, F-P, Thors, M, Vernède, R, 2004, Foodprint, de methode voor het ontwerpen van Tracking & Tracing systemen met meerwaarde, Food&Biobased Research WageningenUR, in opdracht van Productschap Tuinbouw, KwaliTenT. Scheer, F-P, Thors, M, Vernède, R, Polderdijk, A, Verdenius, F, Hulzebos, L, Kreft, F, 2004, KWALITENT kwaliteitsgerichte Tracking & Tracing, Food&Biobased Research WageningenUR, in opdracht van Productschap Tuinbouw. Beulens, J.M., Bloemhof-Ruwaard, J.M., Snels, J.C.M.A., Maart 2010, Business Intelligence in de Sierteeltsector, WageningenUR, LDI en FBR. Te Nuijl, D, 2010, Tracking en Tracing in de agrosector op basis van RFID, Alltrace in opdracht van platform agrologistiek, FloraHolland en Frugicom. Productschap Tuinbouw, 2008, TIP Enquete 2008-08, tuinbouw inspraakpanel voor ondernemers Paganelli, P, 2009, The Intelligent Cargo Concept in the European Project EURIDICE, European Conference on transport logistics. Vollebregt, H.M., Snels, J.C.M.A., oktober 2007, FresQ-Plus – Van kas tot kassa, Food&Biobased Research WageningenUR Internet: www.gs1.nl en http://www.aim-ned.nl/index.php http://www.gs1.nl/downloads/stappenplanretailers.pdf?phpMyAdmin=hwe5xyg8xiXQ4kRxqT00znAF6y3 http://www.gs1.nl/opinie/rubriek/achtergrond/116-van-der-laan-ah-wachten-op-de-sloomste-in-de-klas-werkt-niet.html http://www.aim-ned.nl/data/mediafiles/1ff7aeb1.pdf http://www.frugicom.nl/LinkClick.aspx?fileticket=G7qLiwVuMbs%3D&tabid=1316 http://www.logistiek.nl/dossierartikelen/id785-Is_tracking_and_tracing_pass.html RFID_voor_moderetail_in__maanden_terugverdiend.html?&foto_id=13706?utm_source=Logistiek http://www.logistiek.nl/experts/id804-RFID_in_de_praktijk.html http://www.foodquality.com/details/article/842343/Track_Trace_Technology_Drives_Business_Improvements.html http://www.idtechex.com/research/articles/rapid_adoption_of_rfid_in_healthcare_00000470.asp http://www.logistiek.nl/supply-chain/traceability-b2b-integratie/nid11690-supply-chain-integratie-is-ondergeschoven-kindje.html http://www.logistiek.nl/productie/erp/nid11698-c1000-stapt-volledig-over-op-edi-.html http://www.nobel.nl/solutions/track-trace-solutions/track-trace-solution-detail.html http://www.logistiek.nl/distributie/transport-software/did13290-van-grieken-cloud-is-een-zegen-voor-de-logistiek-.html http://www.freshpoint-tti.com/productSpec.asp?id=22&name=Coolvu%20Active%20Barcode http://www.onvu.com/_en/what.asp http://www.chill-on.com/ en http://www.chill-on.com/description/what-is-traceability.html http://web.media.mit.edu/~ankit/bokode/ http://www.crunchgear.com/2011/03/08/new-mobile-tech-to-identify-origin-of-fruit/ http://www.freshdigiplaza.nl/
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
43
Bijlage 2: Doelstellingen analyse Doel De doelstellingenanalyse wordt uitgevoerd om: De algemene bedrijfsdoelstellingen van de onderneming en/of keten te beschrijven. Deze doelstellingen te relateren aan de T&T doelstellingen van de onderneming en/of keten. Hierdoor krijgt men een betere betrokkenheid van actoren uit de organisatie en wordt de kans op succes groter. De algemene, meestal wat abstracte, T&T doelstellingen te vertalen in operationele T&T doelstellingen. Hieraan moeten de opgeleverde T&T systemen uiteindelijk voldoen. Aan de hand hiervan wordt na afloop beoordeeld of het project succesvol is geweest. Input Documentatie Bestaande documentatie over de organisatie en/of de keten met betrekking tot activiteiten, verantwoordelijkheden etc. Voorbeelden zijn een business plan, een jaarplan, een jaarverslag en een organogram. Gesprekken, andere vormen Gesprekken met: de verantwoordelijke(n) voor T&T, de algemeen verantwoordelijke voor het organisatieonderdeel, marketing, logistiek, kwaliteitsmanagement. Eventueel aangevuld met mensen van de werkvloer. Aanpak De doelstellingenanalyse is onder te verdelen in vier sub-fases (zie fig. 2.1): 1. Oriëntatie Oriënterende gesprekken met medewerkers van de organisatie en/of ketenschakels. Interviews met medewerkers van de werkvloer tot en met het management. Breng ook een bezoek aan de productielocaties. 2. Bepaling missie, focus en bedrijfsdoelstellingen Bepaling van de algemene visie en bedrijfsfocus en daarvan afgeleide concrete bedrijfsdoelstellingen. Goedkeuring van de uiteindelijke doelstellingen moet plaatsvinden door directie en/of management. 3. Bepaling T&T doelstellingen Bepaling van de specifieke doelstellingen ten aanzien van T&T. Toets of bedrijfsdoelstellingen en T&T doelstellingen consistent met elkaar zijn en breng een eventuele aanpassing aan. Goedkeuring uiteindelijke doelstellingen moet plaatsvinden door directie en/of management. 4. Bepaling operationele eisen en randvoorwaarden T&T systeem. Opstellen van specifieke operationele eisen en randvoorwaarden van een T&T systeem aan de hand van de hierboven gedefinieerde algemene T&T doelstellingen. Opstellen meetbare doelen ten aanzien van traceerbaarheid. Men dient hierbij een opsplitsing te maken in de FoodPrint onderdelen organisatie, proces, informatie en technologie. Ook deze moeten uiteindelijk goedgekeurd worden door directie en/of management.
44 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Maatschappelijke trends & wet en regelgeving
Missie en bedrijfsfocus
T&T Doelstellingen Start
(waarvan realisatie
Operationele eisen en randvoorwaarden
Fig. 2.1 fasering doelstellingenanalyse De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de doelstellingen ligt in handen bij de organisatie. Door de organisatie zelf hiermee aan de slag te laten gaan, zal uiteindelijk een breder draagvlak ontstaan ten aanzien van de opgestelde doelstellingen en het gehele project. Output Waar staat ‘bedrijf’ moet gelezen worden bedrijf, of groep van bedrijven in een keten of netwerk. Worksheet DO-1
Maatschappelijke trends
Omgevingsfactoren Beschrijf voor welke maatschappelijke trends het bedrijf gevoelig is. Hoe ontwikkelen die trends zich nu, en wat is de verwachting voor de komende tijd? Trends die mogelijk relevant zijn, hebben betrekking op: Persoonlijke factoren: massa individualisering, hogere kwaliteitseisen consument; Sociale factoren: vergrijzing, juridisch (productaansprakelijkheid en toename “claim” cultuur), oorsprong product als communicatiemiddel; Politiek en economie: globalisering en liberalisering, schaalvergroting agro-distributie, schaalverfijning (aantal producten neemt toe), wettelijke eisen, dominante rol retailers, toezicht op toezicht, toename productaansprakelijkheid en claims; Industriële en technische factoren: product diversificatie, duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen, ketenomkering, hogere detectiegrenzen leiden tot meer voedselschandalen, ICT toepassingen, relevante technologische ontwikkelingen (zoals genomics, sensortechnologie).
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
45
Wet- en regelgeving
Worksheet DO-2 Visie Missie
Focus
Customer integration
Internal integration
Supplier integration
Technology & planning integration
Measurement integration
Relationship integration Doelstellingen
Strategie
Beschrijf de voor het bedrijf relevante wet- en regelgeving. Welke andere regels zijn voor het bedrijf van kracht? Welke standaarden zijn van toepassing? Wat schrijven die wetten, regels en standaarden voor, en hoe beïnvloedt dat de dagelijkse bedrijfspraktijk? Missie & Focus (bedrijfsdoelstellingen) Beschrijf de visie van het bedrijf. Welke trends worden er door het bedrijf gevolgd? Hoe vertaald deze visie zich in onderstaande missie? Beschrijf de missie van het bedrijf. Wat wil het bedrijf in de toekomst bewerkstelligen? Welke gevolgen heeft realisatie van de missie voor het dagelijks handelen in het bedrijf? Onder focus verstaan we de oriëntatie van een bedrijf op zijn omgeving. Soms is de focus terug te vinden in de missie. Meestal echter moet deze apart worden achterhaald. Vanuit de focus kunnen bedrijfsdoelen achterhaald en begrepen worden. Wordt gekenmerkt door sterke oriëntatie op de klant. De organisatie is: Gericht op de identificatie van de lange termijn behoefte en voorkeuren van huidige potentiële klanten en markten. Gericht op waarde toevoegen voor een klant, door (in extreme gevallen) het aanbieden van uniek product of unieke dienst per consument. Gericht op het opbouwen van een duurzame relatie met afnemers. Wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie op de eigen organisatie. Dit vereist: De integratie van functionele activiteiten binnen een onderneming om het gewenste customer serviceniveau te realiseren tegen lage kosten. Het herinrichten/herontwerpen van processen, producten en diensten als noodzakelijke voorwaarde voor succes. Wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie op de toeleverancier. Dit vereist: Een perfecte organisatie van de toelevering van grondstoffen, hulpstoffen en halffabrikaten en de uitwisseling van keteninformatie. Hierdoor is er sprake van één proces. Met minimale overlap van handelingen, verspillingen en verpakkingen kunnen worden gereduceerd of zelfs geheel worden vermeden. Wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie op operationele processen. Dit betreft het: Bouwen en onderhouden van informatie- en planningssystemen, die een veelheid van operationele activiteiten ondersteunen, die nodig zijn om uiteenlopende marktsegmenten te kunnen bedienen. Wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie het sturen op prestaties. Dit moet het mogelijk maken om: De performance van alle ketenpartners te monitoren De financiële resultaten te meten van een individuele onderneming. Wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie op samenwerking in de keten. Dit moet resulteren: In een gezamenlijke visie van afnemers en leveranciers met betrekking tot de doelen, die men door samenwerking wil bereiken. Welke doelen heeft het bedrijf zich gesteld in een tijdhorizon van vijf jaar? Kunnen deze doelstellingen SMART gemaakt worden? Welke strategie volgt het bedrijf om bovenstaande bedrijfsdoelstellingen te realiseren? Werkt de organisatie kostprijsgedreven, kwaliteitsgedreven, innovatiegedreven of volgens een (andere) bepaalde ideologie? Is de organisatie gericht op een bepaalde niche markt?
46 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Worksheet DO-3
T&T doelstellingen Beschrijf welke doelstellingen men wil realiseren met behulp van traceerbaarheid. Vraag bij elke doelstelling door naar de reden waarom men aan die doelstelling wil voldoen. Meestal zijn doelen op dit niveau de eerste aanleiding om over traceerbaarheid na te denken. Defensieve doelen worden door de omgeving aan een bedrijf of keten opgelegd, zonder dat het directe voordeel voor het bedrijf duidelijk is. Er aan voldoen geldt als “license to produce”, maar biedt verder geen meerwaarde. Defensieve doelen volgen typisch uit externe krachten, 1) Defensieve doelen zoals wetten en regels, standaarden of eisen van klanten. Ze zijn onder te verdelen in groepen. Voor elk van deze groepen moet worden nagegaan welke doelen voor een bedrijf van toepassing zijn, en welke gevolgen deze hebben voor het bedrijfsproces. De overheid stelt regels op voor traceerbaarheid en transparantie, waar bedrijven aan moeten voldoen. Denk aan: Nationale wetten: HACCP Wettelijke voorschriften Internationale wetten: General Food Law (http://www.trackingtracing.info/), Codex Alimentarius (http://www.minlnv.nl/codex/) Sectoren, ketenschakels en ketens spreken onderling regels en standaarden af. Denk aan: Regels en Sector voorschriften & gedragscodes: hygiënecodes standaarden http://www.fqp.nl/haccp_pagina/docs/code.htm) Nationale en internationale standaarden: SQF, EurepGap, BRC etc. Afnemers stellen eisen aan de traceerbaarheid van producten. Dit kunnen directe klanten zijn, maar ook afnemers verder in de keten, tot en met de Eisen van consument toe. Welke eisen stellen partijen in de keten? hoe hard zijn klanten die? Welke waarde heeft het om aan die eisen te voldoen? Offensieve doelen voor traceerbaarheid zijn doelen waarmee een bedrijf of keten zelf voordeel kan behalen. Ze zijn vaak gekoppeld aan de bedrijfsfocus (A-merken zijn gevoelig voor image, maar minder voor 2) Offensieve doelen kosten, private labels kijken juist erg naar kosten). Offensieve doelen zijn onder te verdelen in groepen. Voor elk van deze groepen moet worden nagegaan welke doelen voor een bedrijf van toepassing zijn, en welke gevolgen deze hebben voor het bedrijfsproces. Bij recall management moet men denken aan het terughalen van producten bij de volgende schakel, inclusief de consument, omdat er voedselveiligheidrisico bestaat voor de consument. Men kan denken aan fysieke (bijvoorbeeld glas, ijzer, etc), chemische (bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen residu) of microbiologische (bijvoorbeeld E. Coli) Recall verontreinigingen en contaminaties. Veelal wordt een recall extern management buiten het bedrijf geïnitieerd door de consument, een volgende schakel of de Voedselwaren Autoriteit (VWA). Naast het aantal recalls per jaar (frequentie) is bij een recall bepalend (1) de snelheid, (2) de nauwkeurigheid (granulariteit) en (3) betrouwbaarheid waarmee deze uitgevoerd kan worden. Bij calamiteiten management gaat het niet zozeer om recalls die van buiten het bedrijf komen, maar om zaken die intern ontdekt worden en correctie behoeven. Het gaat dus om producten die het bedrijf nog niet Calamiteiten verlaten hebben. Dit ligt veelal op het vlak van productkwaliteit maar management ook deels op het vlak van voedselveiligheid. Men kan hierbij denken aan het te lang ongekoeld laten staan van een ingrediënt. Of het feit dat de verkeerde stickers op een product voor een bepaalde klant zijn geplakt. © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
47
Transparantie
Productverantwoordelijkheid
Logistieke optimalisatie
Reduceren derving
Service
Efficient Consumer Respons
Onder transparantie moet men verstaan het inzicht dat de consument heeft in de oorsprong, productiemethode en producteigenschappen, zoals die door de keten aangeleverd worden. Men kan hierbij denken aan zaken ook wel aangeduid als maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) met de aspecten milieu, mens & maatschappij. Een concreet voorbeeld van een transparante productie methode is productie van biologische levensmiddelen. Maar ook zaken als het gebruik van Natuurstroom tijdens de productie van melk, het feit dat bepaalde producten geen allergenen of GMO bevatten, en het aangeven van de oorsprong van een product (bijvoorbeeld deze kip komt van boer Piet, parmaham) en exacte oogstdatum. Bij productverantwoordelijkheid gaat het er om dat de afnemer claims neerlegt bij de producent ten aanzien van de kwaliteitsspecificaties van het product. Claims kunnen onderverdeeld worden in terechte claims en onterechte claims, waarbij de afnemer probeert er financieel beter van te worden. De claims liggen kunnen op het vlak van de visuele kwaliteit van het product liggen (bijvoorbeeld derving van verse beperkt houdbare producten zoals fruit, groente en bloemen), maar ook op het vlak van de verpakking en voedselveiligheidsaspecten. Daarnaast kunnen er claims ontstaan doordat de verkeerde producten afgeleverd zijn, dan wel in de onjuiste hoeveelheden. Logistiek is integrale goederenstroom beheersing. In het ketenonderzoek spreken we echter liever van Supply Chain Management. Het optimaliseren van logistiek vereist het beschikbaar hebben van exacte informatie over verblijfplaats en logistieke status van producten. Een T&T infrastructuur kan hier voor zorgen. Derving is waardevermindering door verlies aan kwaliteit. Dit leidt tot afprijzen of in het ergste geval zelfs tot het weggooien van het product. Bovendien moeten dan vaak extra kosten gemaakt worden om het product af te voeren en te vernietigen. De resterende houdbaarheid is één van de belangrijkste kwaliteitsparameters. Wanneer de logistieke keten (vraag en aanbod afstemming) nu niet FIFO (First In First Out) maar op resterende THT (te houden tot) gestuurd gaat worden kan de derving gereduceerd worden. A&F heeft ervaring in projecten, waarbij de derving gehalveerd kan worden. We noemen dit besturingsprincipe FEFO (First Expired First Out). De producten met de kortste houdbaarheid, worden als eerste uitgeleverd. Een andere mogelijkheid is om producten met een korte THT te sturen naar winkelfilialen met een hoge omloopsnelheid en vice versa, zodat derving gereduceerd kan worden. Verbeterde service door minder nee verkoop (OOS=out-of-stock). Het is belangrijk dat alle producten te allen tijde beschikbaar zijn voor de consument (volle schappen), zodat zij niet misgrijpt en daarmee de afzet verminderd. Out-of-stock en derving zijn gerelateerd. Een (te) lage OOS zorgt voor (te) hoge derving. Derving teveel reduceren zorgt echter voor een hogere OOS. Voorbeeld: Biologische producten kennen in het algemeen een lagere afzet, hierdoor kennen zij relatief veel derving. Als reactie hierop kan het filiaalmanagement overgaan op het minder bestellen van biologische producten. Hierdoor neemt wel de derving af maar neemt de OOS toe, oftewel de klant grijpt vaker mis en de afzet verlaagt. Mogelijk dat klanten om deze reden ook bij een andere winkel(keten) zullen gaan winkelen. “ECR is het samenwerken van handelspartners in de supply chain, gericht op optimale behoeftebevrediging van de consument tegen minimale kosten voor de gehele keten”. Net als bij SCM tracht ECR vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. ECR zorgt
48 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Warehouse management
Productie planning
Ladingdragers en retour logistiek
Afval management Energie management
Kwaliteit differentiatie
voor een tijdige, juiste, papierloze stroom van informatie door de keten. Een belangrijk aspect hierbij is dat de (toeleverende) goederenstroom aangestuurd word door verkoopdata aan de kassa (Point Of Sale). De ketenpartijen kunnen hierdoor sneller reageren op wisselende afzet. Hierdoor ontstaan voordelen doordat lagere (veiligheids)voorraden kunnen worden aangehouden en door snellere doorlooptijden door de keten. Ook kunnen het aantal correctieritten verlaagd worden en de beladingsgraden verhoogd. In de food keten vervangen we ECR door Efficient Foodservice Respons (EFR). Met behulp van nieuwe technologieën kan de in- en uitslag van goederen steeds meer geautomatiseerd en daarmee efficiënter verlopen. De technieken noemen we Automatic Identification Devices (AID). Voorbeelden zijn: RFID zorgt voor automatische registratie van producten bij in- en uitslag en orderpicking. Hierdoor verminderen het aantal foutieve registraties en wordt tevens op arbeid(uren) bespaard; Warehousemangement systemen geven continu inzicht in de exacte voorraadhoogte en de locatie van de voorraad in het warehouse. Hierdoor kan op tijd besteld (bijgevuld) worden en hoeft niet meer gezocht te worden naar producten in het warehouse. Met meer accurate voorraadstanden verbetert het planningsproces, doordat theoretische- en werkelijke voorraad standen beter met elkaar in overeenstemming zijn. Wanneer de kwaliteit in de keten bekend is kan hier ook op gestuurd worden. Zoals hiervoor vermeld kan dan de FIFO sturing vervangen worden door FEFO (sturen op resterende houdbaarheid) zodat bijvoorbeeld derving kan worden voorkomen of doordat beter aan de klantwens wordt voldaan (rijpheid, smaak, kleur etc). Daarnaast kunnen (veiligheid) voorraden gereduceerd worden. Met het beter aansturen van de productstroom ontstaat ook een betere benutting van de ladingdragers (kratten, pallets, containers, vrachtwagens etc). Enerzijds kan de beladingsgraad verbeteren, anderzijds de omloopsnelheid. In beide gevallen nemen de kosten van de ladingdrager per vervoerd product af. Betere benutting van ladingdragers leidt op zijn beurt tot kleinere retourstromen en minder retour transport. Het reduceren van de afvalstroom. Hogere beladingsgraden, minder frequent leveren, minder derving resulteren allen in een lagere energie behoefte per eenheid product. Kwaliteitdifferentiatie betekent het verschillend behandelen van producten op basis van verschillen in kwaliteit. Dit kan gaan om het verminderen van verschil in kwaliteit (door producten ‘opportunistisch’ te behandelen op basis van verschillen in kwaliteit). Het doel is dan om producten met verschillende ingangskwaliteit, door gedifferentieerde behandelingen, om te vormen tot producten met een meer uniforme uitgangskwaliteit. Hiervoor is betrouwbare informatie over herkomst en kwaliteit in de keten van belang. Voorbeelden: Verschillend behandelen van zendingen fruit om een vergelijkbare houdbaarheid te verkrijgen. Het mengen van commodities om een homogene ingangskwaliteit te verkrijgen. Het kan er ook toe leiden dat producten met gelijke ingangskwaliteit verschillende uitgangskwaliteiten krijgen om specifieke klantwensen te bedienen. Voorbeelden: Het bedienen van verschillende markten (NL, Duitsland) uit één batch exotisch fruit.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
49
Imago
Diefstalpreventie, slack
Authentificatie
Het leveren van rijp ‘demonstratie product’ en halfrijp ‘verkoopproduct’. First Expired First Out (FEFO) koppelen aan de omloopsnelheid filiaal. Het verbeteren van het imago van producten vereist het verifieerbaar beschikbaar hebben van herkomstinformatie. Te denken valt aan diervriendelijkheid, milieu vriendelijkheid, MVO-bronnen. Een T&T gecertificeerde of anderszins geautoriseerde T&T infrastructuur vergroot de geloofwaardigheid. Voorbeelden zijn: biologisch, Max Havelaar, regionale herkomst en FSC hout. Indien het imago een economische waarde vertegenwoordigd, is traceerbaarheid van belang. Door T&T is bekend waar producten zich op welk moment bevinden. Afwijkingen tussen de theoretische- en werkelijk aanwezige voorraad kunnen door T&T getraceerd worden, zodat uitval door bijvoorbeeld diefstal en beschadigingen herleidbaar is. Als de bron van het probleem bekend is, kan de oorzaak weggenomen worden. Is het product wat het claimt te zijn? Biologisch, regionaal, GMO-vrij? Sterker nog dan bij Imago gaat het hierbij om actief gecommuniceerde kenmerken van producten. Vervalsing van items kan een probleem zijn bij vooral de duurdere A-merk producten (denk aan kleding, personal care producten) waar “look a likes” van op de markt komen. RFID biedt in tegenstelling tot de barcode de mogelijkheid om ieder item afzonderlijk een Unieke Product Code (UPC) mee te geven. Als de leverancier vooraf aan de afnemer doorgeeft welke item nummers afgeleverd worden, kan er een authentificatie controle plaatsvinden. Dit kan ook van belang zijn in verband met traceerbaarheid van de herkomst en productiewijze van voedselproducten. Authentificatie kan er dus voor zorgen dat vervalsing wordt voorkomen.
50 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Worksheet DO-4
Organisatie & besturing
Proces
Informatie
Technologie
Operationele eisen & randvoorwaarden Leidt vanuit de bedrijfsdoelstellingen en de algemene T&T doelen af welke operationele eisen en randvoorwaarden er worden gesteld aan de traceerbaarheid in het bedrijf. Gebruik hiervoor de indeling van de FoodPrint methodiek: organisatie & besturing, proces, informatie en technologie. Hoe ziet de organisatiestructuur van het bedrijf eruit? Welke bedrijfscultuur heerst er in het bedrijf of keten met betrekking tot het doorvoeren van veranderingen, kwaliteitsmanagement, innovatie etc.? Wat is het opleidingsniveau van de medewerkers die het T&T systeem moeten gaan gebruiken? Wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende afdelingen en werkteams? Hoe hoog is de werkdruk? Hoeveel investering kan men doen in het T&T systeem? Welke processen zijn aanwezig binnen het bedrijf? Welke processpecifieke divergerende en/of convergerende productstromen zijn aanwezig en kunnen niet of erg lastig veranderd worden? Betreft het een vast of een flexibel proces dan wel keten? Een vaste keten is een keten, waarin gewerkt wordt met vaste leveranciers in alle schakels van de keten. Een flexibele keten kent een wisselende samenstelling. Is er sprake van batch of continue productieprocessen? Is er sprake van keten of netwerkprocessen? Welke informatie is nodig voor de verschillende processen? Welke bronnen worden geraadpleegd om deze informatie te verkrijgen? Binnen hoeveel tijd wil men welke batch of lot grootte kunnen traceren (granulariteit)? Welke ICT systemen zijn op dit moment aanwezig binnen de organisatie? Hoe zijn deze systemen aan elkaar gekoppeld? Welke randvoorwaarden leggen de huidige ICT systemen op aan het toekomstige T&T systeem? Welke technologieën worden reeds gebruikt binnen het bedrijf of door de keten heen (bijvoorbeeld gebruik barcode of XML van pakbonnen)?
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
51
Tools Werkvormen De werkvorm die hier het meest geëigend is, is het interview. Hierbij dient men met name gebruik te maken van open vragen en vervolgens doorvragen naar onderliggende oorzaken en beweegredenen. Voor het analyseren van algemene bedrijfsdoelstellingen en T&T doelstellingen zijn schema’s voorhanden. Toelichting Fase 1: Oriëntatie Fase 1 spreekt grotendeels voor zich. Er vinden eerste oriënterende gesprekken plaats met de medewerkers van de organisatie en of ketenschakels. Het is goed om verschillende interviews te houden met medewerkers van de werkvloer tot en met het management. Eventueel kan een bezoek aan de productielocatie(s) plaats vinden. Fase 2: Bepaling missie, focus en bedrijfsdoelstellingen Rond traceerbaarheid en voedselveiligheid spelen maatschappelijke trends een belangrijke rol. Deze trends beïnvloeden direct, of indirect via de consument, de bedrijfsvoering en bedrijfsdoelen. Ten eerste zullen bedrijven onder invloed van wet- en regelgeving (denk aan de General Food Law) allerlei maatregelen moeten nemen. Daarnaast vereist het behouden van de marktpositie het inspelen op maatschappelijke trends. Maar bovenal zullen bedrijven die slim inspelen op trends in staat zijn om voordeel te behalen of te behouden. Maatschappelijke trends zullen zich vertalen in een algemene visie en bedrijfsfocus en in daarvan afgeleide concrete bedrijfsdoelstellingen. Hoe denkt een bedrijf zijn positie nu en in de toekomst veilig te stellen en hoe denkt het bedrijf zich als schakel in een keten of netwerk te profileren? Bedrijven kunnen op verschillende niveaus een samenwerking of integratie nastreven. Binnen FoodPrint is gekozen voor een reeks benaderingen, die volgens de Council of Logistics Management (1999) nodig zijn voor het realiseren van ketenbrede integratie. Deze kunnen inzicht verschaffen in hoe een bedrijf zich momenteel en in de toekomst wil positioneren. Veelal zal een bedrijf of keten niet kiezen voor één enkel focuspunt, maar altijd een combinatie van diverse benaderingen nastreven. Fase 3: T&T doelstellingen Genoemde bedrijfsdoelstellingen (foci) in worksheet DO-2 zijn voor de medewerkers van bedrijven vaak zeer abstract. Als aan T&T gedacht wordt, komen meer concrete doelstellingen naar voren, zoals recall management en logistieke optimalisatie. Deze T&T doelen kunnen per product, dan wel productgroep, of product-marktcombinatie verschillend zijn. Er bestaat een relatie tussen de algemene bedrijfdoelstellingen (foci) en de meer specifieke T&T doelstellingen (zie tabel 2.1 voor een mogelijke invulling hiervan). Verschillende algemene bedrijfsdoelstellingen kunnen geheel, dan wel gedeeltelijk, gerealiseerd worden met behulp van T&T.
52 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Recall management X X Calamiteiten management X X Transparantie X Productverantwoordelijkheid X X Logistieke optimalisatie X X Afval management X X Kwaliteitsmanagement X X Diefstalpreventie X Authentificatie X X Tabel 2.1: relatie bedrijfsdoelstellingen & traceerbaarheidsdoelen
Relation-ship
Measure-ment
Technology & planning
Supplier
Internal
T&T Doelstellingen
Customer
Focus (bedrijfsdoelstellingen)
X X X
X
X
X
X
X
Deze tabel kan als voorbeeld dienen om te controleren of de door de bedrijven genoemde bedrijfsdoelstellingen consistent zijn met genoemde traceerbaarheidsdoelen en visa versa. Meest pragmatische insteek hierbij is om te beginnen met concrete T&T doeleinden en deze vervolgens te relateren aan de bedrijfsdoelstellingen. Eventueel kan als tweede stap een verbreding plaatsvinden naar andere, aanvullende T&T doelstellingen. De invulling van deze tabel is geen vaststaand gegeven: over de invulling ervan valt te discussiëren. Tevens kan blijken dat het handig is om de doelstellingen in te delen in naar korte, middellange en lange termijn doelstellingen. Het is echter bij de inrichting van een T&T systeem belangrijk om reeds vroegtijdig het toekomstige kader te schetsen. Doet men dit niet dan bestaat de mogelijkheid dat een T&T systeem geïmplementeerd wordt, dat na enige tijd niet meer voldoet aan de aanvullende wensen. Als resultaat kunnen de verschillende bedrijfsdoelstellingen en specifieke T&T doelstellingen puntsgewijs vastgelegd worden, in respectievelijk worksheet DO-2 en DO-3. Dit document dient besproken en goedgekeurd te worden door de betrokkenen, alsmede de directie en/of management. Dit om draagvlak te krijgen en/of te houden voor de opzet van een T&T systeem. Indien nodig dient dit document aangepast te worden totdat het acceptabel is voor alle betrokkenen. Fase 4: Bepaling operationele eisen en randvoorwaarden T&T systeem Een volgende stap is om de verschillende T&T doelstellingen te vertalen naar concrete operationele eisen. Belangrijk hierbij is dat deze worden ingekaderd in de aanwezige randvoorwaarden van het te realiseren T&T systeem. Bij randvoorwaarden kan gedacht worden aan een financieel kader, maar ook het opleidingsniveau van de medewerkers of de winstmarges op producten. De verschillende concrete eisen en randvoorwaarden ten aanzien van het T&T systeem kan ingedeeld worden conform de vier onderdelen van een T&T project, zoals gedefinieerd in de FoodPrint systematiek: organisatie & besturing, proces, informatie en technologie. De concretisering van de T&T doelstellingen dient bij voorkeur te gebeuren met de SMART aanpak. SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden. In worksheet DO-4 is per onderdeel een aantal aandachtspunten weergegeven voor de bepaling van de operationele eisen en randvoorwaarden van een T&T systeem. Als uiteindelijk resultaat dienen de verschillende operationele eisen en randvoorwaarden, die gesteld worden aan het te realiseren T&T systeem puntsgewijs vastgelegd te worden. Dit document dient besproken en goedgekeurd te worden door de betrokkenen, alsmede de directie en/of het management. Dit om draagvlak te krijgen en/of te behouden voor de opzet van een T&T systeem.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
53
Bijlage 3: Fasering bij de invoering van tracking en tracing. strategische doelen
T&T doelen analyseren huidige situatie operationele eisen en randvoorwaarden O
P
I
T
D1: doelstellingen analyse D2: systeemanalyse
Inventariseren knelpunten
O
P
I
T
D3: knelpunten analyse
ontwerpen toekomstige situatie O
P
I
T
D4: systeem ontwerp
evalueren kosten en baten
O
P
I
T
D5: kosten & baten analyse
Fasering bij de invoering van een KTT-systeem volgens de Foodprint methode. O=Organisatie, P=Proces, I=Informatie, T=Technologie)
54 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Bijlage 4: Intelligente lading
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
55
Bijlage 5: Aladin simulatie ALADIN staat voor Agro Logistical Analysis and Design Instrument en is een simulatietool. Met ALADIN is het mogelijk om kwaliteitsverloop in de keten inzichtelijk te maken en bijvoorbeeld te vertalen naar het percentage derving. Binnen KwaliTenT is ALADIN toegepast op de paprika export keten van Nederland naar de USA voor zowel boot als luchttransport. Doelstellingenanalyse Doel van de analyse is om de meerwaarde van een KTT-systeem te kunnen kwantificeren middels het simulatiegereedschap Aladin. De resultaten uit de simulaties dienen inzicht te geven van de voordelen van andere besturings wijzen in een keten (kwaliteitsgericht). Analyse huidige situatie Als casus voor de simulatie is voor de export van paprika naar de USA gekozen. Redenen hiervoor zijn dat er vanuit het project Houdbaarheid en Koeling veel productkennis is van paprika, en omdat deze product-markt combinatie aansloot op de vraagstelling van 1 van de bedrijfspartners (Greenery). De exportketen naar de USA omvat zowel zee als luchttransport. Voor de keten instellingen zoals doorlooptijden maar ook omgevingscondities (temperatuur en R.V.) zijn reële instellingen genomen. De luchtketen is weergegeven in figuur 1. Teler
Luchthaven Amsterdam
Exporteur
Luchthaven New York
Importeur
Markt
Figuur 1 Luchtketen naar USA
De boot keten is weergegeven in figuur 2 Haven Rotterdam
Teler
Haven New York
Importeur
Markt
Figuur 2 Zeeketen naar USA
Voor beide ketenvarianten is de markt identiek. De markt bestaat uit twee schakels, één met een hoge doorloopsnelheid (fastmover) en één met een lage doorloopsnelheid (slowmover). Deze zijn weergegeven in figuur 3 Slowmover
Slowconsumer
Fastmover
Fastconsumer
Importeur
Figuur 3 Markt
56 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Knelpunt analyse De besturing in de huidige situatie gaat volgens het FIFO (first in first out) principe. Dit is dus gebaseerd op moment van binnenkomst van het product in een schakel. Een KTT-systeem maakt het mogelijk om een inschatting te maken van de kwaliteit van het product in de keten. Kwaliteit is in dit voorbeeld vertaald in de parameter “resterende houdbaarheid” ook wel “shelf-life”genoemd. Door producten te ordenen op houdbaarheid en niet op het moment van binnenkomst ontstaat een nieuw besturingssysteem: FEFO. FEFO staat voor First Expired First Out, dit betekent dat een product met de laagste kwaliteit (kortste houdbaarheid) het eerst de schakel verlaat. Hierdoor wordt de doorlooptijd van producten met een lage kwaliteit verhoogd. Als de kwaliteit van een product bekend is kan hierop gedifferentieerd worden. De volgende schakel ontvangt wel hetzelfde product alleen met een andere kwaliteit. Systeemontwerp Aladin is een simulatiegereedschap dat bestaat uit een aantal verschillende 'bouwstenen'. De bouwstenen zijn grofweg in vier categorieën te verdelen: productie, transport, opslag en consumptie. Met deze bouwstenen kan een keten opgebouwd worden. Elke schakel in de keten krijgt zijn eigen specifieke instelling qua conditionering, capaciteit, snelheid, etc. Ook kan worden aangegeven hoe de producten per schakel worden doorgestuurd, FIFO of FEFO. Middels kwaliteitsverloopmodellen wordt de kwaliteit van het product berekend. Systeembouw De keten en het systeem zoals hierboven beschreven zijn met Aladin gesimuleerd. Er zijn 3 scenario's per ketenvariant gesimuleerd: 1. Alles wordt FIFO doorgestuurd. 2. Vanaf de importeur worden producten volgens FEFO doorgestuurd. 3. Vanaf de importeur worden producten volgens FEFO doorgestuurd en worden producten met een hoge kwaliteit naar de slowmover gestuurd en met een lage naar de fastmover (differentiatie). Prestatieindicatoren voor de keten zijn: Reductie waardevermindering door kwaliteitsverlies. Resterende kwaliteit van het product gemeten als shelf life (resterende houdbaarheid bij schapcondities). De resultaten van reductie zijn weergegeven in tabel 1 Tabel 1 Reductie t.o.v. FIFO FEFO FEFO + differentiatie Zeeketen 37% 58% Luchtketen 67% 68% Uit tabel 1 blijkt dat zowel voor de boot- als de luchtketen aanzienlijke verbeteringen te behalen zijn wanneer ketencondities bekend zijn en op basis hiervan een differentiatie aangebracht wordt op basis van resterende houdbaarheid.
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
57
Een ander effect van de sturing is dat er een uniformere kwaliteit bij de consument geleverd word. In figuur 4 is de kwaliteitsverdeling van de volgende ketenschakels weergegeven: de verdeling van kwaliteit bij binnenkomst bij de importeur, de verdeling bij de fast- en slowconsumer met FIFO besturing en de verdeling bij de fast- en slowconsumer met FEFO besturing en differentiatie. Zonder dat de verdeling bij binnenkomst veranderd is te zien dat met FEFO en differentie een uniformere kwaliteit (minder spreiding) bij de consument te bereiken is.
Binnenkomst USA
FEFO + diff. 160 Consumenten
FIFO Consumenten 160
300
140
Fast
250 120
200
100
Slow
80
150 100
50
1
2
3
4
5
6
7
8
100
Slow
80 60
40
40
20
20 0
0
0
Fast
120
60
0
0
140
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
Shelf life
Shelf life
Shelf life
Figuur 4 Verdeling Shelf life
Conclusie: Met behulp van ALADIN is voor vele bederfelijke producten het kwaliteitsverloop door de keten te simuleren. Het is daarbij mogelijk om prestatie indicatoren inzichtelijk te maken waardoor scenario’s tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Hierdoor kan voordat met praktijkimplementatie begonnen wordt de beste besturingswijze gekozen worden waardoor grote besparingen bereikt kunnen worden.
58 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Bijlage 6: Actieve barcode
© Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
59
Bijlage 7: Interviews EOSTA, Karin Gorree
GS1, Marco van der Lee AIM Nederland, Carl Vermelis Holst Centre, Gerwin Gellinck Food&Biobased Research, Henry Boerrigter, Eelke Westra
60 © Wageningen UR Food & Biobased Research, instituut binnen de rechtspersoon Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek