BSO TWEEDE GRAAD
OPTIE VERZORGING -VOEDING
VAKKEN
HUISHOUDKUNDE 8 U. / WEEK PRAKTIJK HUISHOUDKUNDE 12 U. / WEEK
INHOUDSTAFEL 1.
Lessentabel
2
2.
Profiel
3
3.
Beginsituatie
4
4.
Doelstellingen
5
5.
Pedagogisch-didactische wenken en middelen
7
6.
Leerinhouden en leerplandoelstellingen
11
6.1. 6.1.1. 6.1.2. 6.1.3.
PV huishoudkunde Zorg voor de voeding Zorg voor de woon- en leefomgeving Zorg voor het welzijn
11 11 26 38
6.2. 6.2.1. 6.2.2. 6.2.3.
TV huishoudkunde Zorg voor de voeding Zorg voor de woon- en leefomgeving Zorg voor het welzijn
48 48 56 62
7.
Evaluatie
78
7.1. 7.2.
Dagelijks werk Examens
78 79
8.
Minimale materiële vereisten
80
8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Zorg voor de voeding Zorg voor de woon- en leefomgeving Zorg voor het welzijn Algemeen
80 81 82 82
9.
Bibliografie
83
9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
Boeken Periodieke publicaties Softwarepakketten Videobanden
83 85 85 85
10.
Nuttige adressen
86
1
1 Lessentabel Wekelijkse lessentabel: 36 uur
Basisvorming: 11 uur 1ste lj. 2 2 1 2 1 1 1 1 6
2de lj. 2 2 1 2 1 1 1 1 6
AV AV AV AV TV AV AV AV AV
Plastische opvoeding (leerplannr. 93236)
2
2
AV
Praktijk huishoudkunde zorg voor de voeding zorg voor de woon- en leefomgeving zorg voor het welzijn
6 4 2
6 4 2
PV PV PV
Huishoudkunde zorg voor de voeding zorg voor de woon- en leefomgeving zorg voor het welzijn
2 3 3
2 3 3
TV TV TV
N.-C. zedenleer/godsdienst Nederlands Wiskunde Lichamelijke opvoeding Toegepaste informatica Aardrijkskunde Geschiedenis Natuurwetenschappen of: Project algemene vakken
Basisoptie “personenzorg”: 22 uur
Complementair gedeelte: 3 uur
2
2 Profiel Op het einde van de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs, dienen de leerlingen van de studierichting “personenzorg” in staat te zijn om zelfstandig een gewoon huishouden te runnen en mantelzorg te verlenen. Dit betekent dat de leerlingen op een vlotte manier voor volgende huishoudelijke taken kunnen zorgen: • • • •
de voeding; de woon- en leefomgeving (inclusief het onderhoud van kleding); het welzijn; de omgang met en de onderlinge relaties tussen de gezinsleden en de sociale omgeving.
Om deze doelstelling te bereiken, dienen we een zo groot mogelijke coördinatie en integratie van de technische en de praktische vakken na te streven. De relatie tussen deze vakken is er dan ook een van ondersteunende aard. De technische vakken worden functioneel gegeven, namelijk om het “hoe en waarom” van een praktijkoefening te verklaren. Men werkt immers vanuit de praktijk naar de theorie toe.
Het vak plastische opvoeding wordt in functie van de huishoudelijke praktijk behandeld. Daarbij worden ruimtelijke waarneming, kleur, vorm en materiaaleffect tastbaar en visueel ontwikkeld. Eigenschappen zoals creativiteit en esthetica zijn elementen die zowel de sfeer als het leefpatroon binnen een gezin gunstig beïnvloeden.
Opvoedkunde wordt geïntegreerd in zorg voor het welzijn. Het heeft tot doel na te gaan hoe men op de juiste manier met zichzelf en anderen omgaat binnen specifieke zorgsituaties. In die zin wordt vooral aandacht besteed aan het handelen, aan het oefenen in het omgaan met elkaar. De nadruk wordt gelegd op het verwerven en vergroten van de sociale vaardigheden.
3
3 Beginsituatie Tot het eerste leerjaar van de tweede graad worden toegelaten: • de regelmatige leerlingen die het tweede leerjaar van de eerste graad of het beroepsvoorbereidend leerjaar met vrucht hebben beëindigd of zij die houder zijn van een getuigschrift van de eerste graad van het secundair onderwijs, behaald via de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap; • de leerlingen die uiterlijk op 31 december volgend op de aanvang van het schooljaar de leeftijd van 16 jaar bereiken, onder de volgende voorwaarde: gunstig advies van de toelatingsklassenraad.
Bij de leerlingen die de beroepenvelden "Voeding - Verzorging" of die in het tweede leerjaar van de eerste graad de basisoptie "Sociale en Technische Wetenschappen" gevolgd hebben, is er reeds een elementaire basiskennis i.v.m. huishoudkunde aanwezig.
Daarnaast dienen we rekening te houden met leerlingen die een andere vooropleiding genoten hebben. Toch vertonen de leerlingen binnen deze heterogene groep een gemeenschappelijk kenmerk, namelijk een sterke gerichtheid naar en interesse voor praktijkgericht onderwijs.
4
4 Doelstellingen 4.1 Algemene doelstellingen De leerinhouden van TV en PV huishoudkunde beogen een volwaardige bijdrage tot de totale persoonlijkheidsontplooiing van de leerlingen. De drie componenten van de persoonlijkheidsvorming worden evenwichtig opgenomen en uitgewerkt, namelijk: - de psychomotorische component; - de dynamisch-affectieve component; - de cognitieve component. Zelfredzaamheid stimuleren: handelen, aanvoelen en denken worden georiënteerd op het zelfstandig uitvoeren van het huishouden. Hiertoe streven we bij de leerlingen geleidelijk aan volgende algemene doelen na: • belangstelling opbrengen en bereidheid tonen om “huishoudelijke” zorgsituaties aan te pakken, namelijk: zelfzorg (het zorgen voor zichzelf, voor zijn eigen geluk en gezondheid), zelfredzaamheid (het vermogen om te leven zonder professionele hulpverlening) en mantelzorg (aanvullende, niet-beroepsmatige hulpverlening aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden); • bereidheid tonen en bekwaamheid bezitten om tijdens de zorgsituaties probleemoplossend te denken en te handelen; • voorrang verlenen aan preventieve en gezondheidsstimulerende keuzen; • aan de dag leggen van een gezonde nieuwsgierigheid zoals vakinformatie kunnen selecteren, ordenen en kritisch beoordelen en integreren; • leren omgaan met zichzelf en anderen om tot een evenwichtig functioneren te komen binnen zorgsituaties; • op een gemotiveerde wijze een studiekeuze voor de derde graad maken, met name verzorging, groepskoken, organisatiehulp, …
4.2 Vakdoelstellingen De algemene doelen worden via volgende vakdoelstellingen nagestreefd, die systematisch en progressief in de opbouw van kennis, vaardigheden en attitudes worden omgezet: kennis • de behoefte aan elke voedingsstof analyseren en motiveren; • door inzicht in de behoefte aan gezondheidsbevorderende voeding komen;
verschillende
voedingsstoffen
tot
een
• inzien dat “omgangskunde” een fundamenteel onderdeel is van de zorg voor het welzijn; • inzien dat "voedingsgewoonten" een sociale en maatschappelijke dimensie inhouden; • vakterminologie m.b.t. de verschillende zorgdomeinen beheersen en gebruiken; • begrippen in verband met grondstoffen en grondstofkeuze beheersen;
5
• inzicht hebben in basistechnieken, bereidingen en praktische toepassingen; • eenvoudige informatie kunnen ordenen; • gewoonten m.b.t. het welzijn, de woon- en leefomgeving herkennen en op hun waarde beoordelen. vaardigheden • veilig, hygiënisch, ergonomisch en goed georganiseerd werken; • fouten opsporen en voorkomen; • regels van de omgangskunde en de etiquette beheersen en toepassen; • als consument verantwoord verbruiksartikelen kiezen, kopen, gebruiken en verbruiken; • elementaire zorgtechnieken organiseren en verantwoord uitvoeren, rekening houdend met de gebruikte grondstoffen en hun afwerking; • basistechnieken i.v.m. voedselbehandeling toepassen. attitudes • rationeel omspringen met tijd, geld, water, grondstoffen en energie; • milieubewust handelen; • kwaliteitsbewust handelen; • kwaliteitszorg nastreven; • informatie raadplegen en kritisch interpreteren; • spontaan het materieel onderhouden; • consequent de juiste werkwijze toepassen; • verantwoordelijkheid tot systematische zorg en verzorging opnemen; • op een creatieve en empatische wijze inspelen op omgevings- en menselijke factoren, namelijk diverse vormen en toestanden van materiaal, materieel, gedrag, omgangskunde, …
6
5 Pedagogisch-didactische wenken en middelen Uitgangspunt De wijze waarop de leerinhouden in het BSO worden aangebracht (namelijk uitdrukkelijk gerelateerd aan de praktijk), is van fundamenteel belang. Om aan te sluiten bij het profiel van een doorsnee beroepsleerling, dienen we ons voldoende bewust te zijn van de typische kenmerken van deze leerlingengroep, namelijk: - concrete en praktische gerichtheid; - grote affectieve en emotionele ingesteldheid en spontaniteit. Dergelijke leerlingen veronderstellen een specifieke pedagogische aanpak. • Leerlinggericht i.p.v. leerstofgericht werken in herkenbare situaties. De leerlingen moeten “positieve ervaringen” kunnen opdoen opdat zij tot “echt leren” zouden komen. • Stapsgewijs leren zorgen. Nieuwe technieken en vaardigheden worden geleidelijk aangeleerd o.m. via demonstratie en geleide oefening. • Op een geleidelijke en progressieve wijze, van eenvoudige tot meer complexe zorgsituaties, leren denken en handelen om tenslotte vaardigheid en tempo m.b.t. routinetaken te verwerven. • Via groepsdynamische processen sociale vaardigheden ontwikkelen met het oog op een zo breed mogelijke persoonlijkheidsontplooiing van de leerling. Dit vormt niet enkel de basis voor zelfzorg maar eveneens voor mantelzorg. Langs een breed scala van ervaringen komt de leerling tenslotte tot een doordacht en functioneel optreden in een normale huishoudelijke situatie.
Organisatie Bovenstaand uitgangspunt vereist zowel van het lerarenteam als van de schoolorganisatie een bewuste en flexibele organisatie van het onderwijsleerproces. • Het technische vak vormt één geheel met het praktijkvak. Daarom worden beide onderdelen door dezelfde leerkracht gegeven. • De realisatie van het leerplan vereist een volledige afstemming van TV huishoudkunde op PV huishoudkunde. Daarom is het onontbeerlijk om beide vakken in het lessenrooster in volgende “lessenblokken” aan te bieden: - zorg voor de voeding: 2 lessenblokken van 4 lesuren; - zorg voor de woon- en leefomgeving: 1 lessenblok van 4 lesuren en 1 lessenblok van 3 lesuren; - zorg voor het welzijn: 1 lessenblok van 2 lesuren en 1 lessenblok van 3 lesuren. Op die wijze kunnen TV en PV huishoudkunde op een soepele en harmonieuze wijze in elkaar vloeien en uitmonden in “zorgsituaties”. • Bij de opmaak van het jaarplan wordt rekening gehouden met volgende elementen: - het reële lessenrooster, t.t.z. de wijze waarop de lesuren TV en PV in het rooster voorkomen (zie hoger); - de mogelijke samenzetting van het 1ste en 2de leerjaar; - de beschikbare uitrusting en infrastructuur (o.m. de aanwezigheid van een internaat). Een jaarplan is immers een planningsdocument dat de leerinhouden verdeelt over het aantal lesweken (28), inzonderheid over een aantal “zorgsituaties” die de huishoudelijke realiteit benaderen. Het is geenszins de bedoeling om de volgorde van de leerinhouden zoals
7
aangegeven in dit leerplan op een identieke manier in het jaarplan over te nemen en vervolgens in analoge lesonderwerpen om te zetten. De leerinhouden van TV en PV worden door de betrokken leerkracht tot een samenhangend geheel in elkaar geschoven. Het is eveneens wenselijk om twee lesweken voor onvoorziene omstandigheden voor te behouden. Deze kunnen desgevallend voor uitbreiding of verdieping van de leerinhouden worden aangewend. • Op geregelde en bij het begin van het schooljaar vastgelegde tijdstippen, worden vakgroepvergaderingen georganiseerd. Tijdens deze vergaderingen kunnen o.m. volgende items aan bod komen: - opmaken van de jaarplannen; - vastleggen van prioriteiten bij het concretiseren van het leerplan; - organiseren van binnenklasdifferentiatie; - gebruikmaken van uniforme vakterminologie; - bepalen van inhoud en structuur van de leerlingencursus; - maken van afspraken m.b.t. de mapindeling; - integreren van attitudinale aspecten; - organiseren van individuele remediëring bij leerachterstanden; - bepalen van evaluatiecriteria en hun onderlinge verhouding; - inrichten en gebruiken van de vaklokalen; - deelnemen aan vakoverschrijdende projecten, wedstrijden, … De gemaakte afspraken worden vastgelegd in een bondig verslag en door alle betrokkenen opgevolgd.
Opbouw van leerinhouden en doelstellingen 1 zorg voor de voeding • In het eerste leerjaar worden eenvoudige gerechten en naar het einde van het schooljaar toe maaltijden op basis van elementaire basistechnieken bereid met inheemse producten die voor een voedingsstof representatief zijn. De begrippen in “V.G.V.M.” en werkorganisatie worden geïntroduceerd en geïmplementeerd in de praktijkoefeningen. Daarnaast gaat de aandacht uit naar het algemeen begrippenkader en de instrumenten die in functie van het gebruik van gezonde voeding gehanteerd kunnen worden. • In het tweede leerjaar ligt de klemtoon op de bereiding van eenvoudige feestmaaltijden en streekgerechten op basis van gekende en nieuwe basistechnieken met zowel inheemse als uitheemse voedingsmiddelen. Kwaliteitszorg op basis van product- en procesevaluatie zijn constant in de zorgoefeningen aanwezig. De voedingsstoffen en de voedingsmiddelen worden geanalyseerd: enerzijds in functie van de praktijkoefeningen en anderzijds om een fundamenteler inzicht in gezondheid en gezonde voeding te verwerven. 2 zorg voor de woon- en leefomgeving • In het eerste leerjaar brengen we een algemeen begrippenkader aan en gaan we in op de analyse van veelvoorkomende en -gebruikte materialen en hulpmiddelen. Het geheel wordt in zorgoefeningen uitgewerkt en/of toegepast. Deze zorgoefeningen zijn zowel op het onderhoud in ruime betekenis als op decoratie gericht. • In het tweede leerjaar worden volgende aspecten belicht: budgetteren, huren/kopen/verbouwen met aandacht voor sociale premies. Minder frequent gebruikte en delicate materialen en hulpmiddelen worden naast algemene elementen uit de woon- en leefomgeving geanalyseerd. Deze zorgelementen worden eveneens in praktische zorgoefeningen omgezet.
8
3 zorg voor het welzijn • In het eerste leerjaar brengen we ook een algemeen begrippenkader aan m.b.t. gezondheid en gezondheidszorg. De persoonlijke zorg - vanwaar de transfer naar zorg voor anderen wordt gemaakt - komt uitgebreid aan bod. Daarbij zijn de praktijkoefeningen enerzijds gericht op persoonlijke zorg en hygiëne, anderzijds op het concretiseren van sociale vaardigheden zoals tafeletiquette, gedrag tijdens uitstappen en bezoeken, … • In het tweede leerjaar gaan we dieper in op zelfkennis en communicatie. Ook de algemene en de specifieke hygiëne en gezondheid worden behandeld, steeds met aandacht voor de beschikbare sociale voorzieningen. Het geheel sluit aan bij praktische zorgoefeningen uit de realiteit. Het wordt aanbevolen om doorheen het schooljaar één of meer doorlopende werkstukken te voorzien die van leerling tot leerling kunnen verschillen. De bedoeling is de onderwijstijd maximaal te benutten; m.a.w. tijdens o.m. dode lesmomenten kunnen de leerlingen aan het doorlopend werkstuk verder werken ongeacht de zorgsituatie die wordt uitgewerkt.
Rol van de leraar De voorbeeldfunctie van de leraar is een belangrijke didactische ondersteuning. Hij zal nauwkeurigheid nastreven, zin voor veiligheid en hygiëne tonen, een verzorgde taal gebruiken en correct optreden. De leraar is als het ware de vakman die zijn kennis en vaardigheden in optimale omstandigheden wil doorgeven aan de leerlingen. Wanneer hij vanuit een positieve houding met hen samenwerkt, zal zijn voorbeeldgedrag nog sterker op hen inwerken. Het werk van de leerlingen (individueel of in groep) vereist voldoende aandacht. Niet enkel het bekomen resultaat is belangrijk maar ook de inzet, het doorzettingsvermogen, de zin voor detail en samenwerking. De leraar zal zich bijgevolg niet vastpinnen op deelaspecten, maar een evaluatie uitvoeren die betrekking heeft op “het globale”. Afhankelijk van de situatie dienen fouten individueel of klassikaal besproken te worden, bij voorkeur onder de vorm van positieve feedback. Remediëringsopdrachten maken integraal deel uit van de opleiding en vorming.
Didactische werkvormen Het is van fundamenteel belang om vanuit de praktijk naar de theorie te werken. De praktijk is hoofdzakelijk gericht op het zich eigen maken van basistechnieken en het trainen ervan. Telkens wordt de nadruk gelegd op de verschillende werkwijzen, het gebruik van het juiste materiaal en materieel. Het onderhoud van het materieel, de apparatuur en de omgeving wordt systematisch aangepakt en via gedifferentieerde opdrachten herhaald en ingeoefend. De moeilijkheidsgraad van de zorgsituaties en de oefeningen wordt geleidelijk en stelselmatig verhoogd. In functie van de zorgsituatie wisselen volgende didactische werkvormen elkaar af: - brainstorming; - uitleg geven; - demonstratie; - proefondervindelijke studie; - vergelijkende studie; - observatie; - kringgesprek; - eenvoudige gevalsstudie; - rollenspel; - pedagogisch-didactische uitstappen; - individuele en groepsopdrachten; -…
9
Pedagogisch-diadactische uitstappen dienen wat de organisatie betreft telkens grondig voorbereid te worden. De doelstellingen en de opdrachten moeten steeds duidelijk wisselen, zo niet gaat het effect verloren en biedt deze werkvorm geen meerwaarde. Dergelijke uitstappen lenen zich tenslotte uitstekend tot het oefenen van een aantal sociale vaardigheden. De leraar dient constant uit de vele soorten werkvormen de meest relevante keuze te maken. Hierbij kan hij zich door een aantal factoren laten leiden: - de aard van de doelstellingen; - het beoogde leerproces; - de vertrouwdheid van de leerlingen met een bepaalde werkvorm; - de bekwaamheid van de leerkracht m.b.t. een bepaalde werkvorm; - de materiële voorwaarden; - de financiële middelen; - de organisatorische voorwaarden; -… De werkvormen kunnen op een continuüm geplaatst worden van sterk leraargestuurd naar sterk leerlinggestuurd. Beide accenten kunnen doorheen het schooljaar in eenzelfde klas aan bod komen. In het eerste geval gaat het om breed uitgewerkte opdrachten waarbij de leraar eveneens kansen biedt tot zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Aan het andere uiterste liggen activiteiten waarbij de leerlingen verregaand zelf plannen, uitvoeren en evalueren. Omdat we een zo groot mogelijke zelfstandigheid bij de leerlingen beogen, verdient het laatste echter onze voorkeur. Met het oog op het leggen van verbanden, het formuleren van besluiten, het duiden van inzichten, … worden deze werkvormen steeds door individuele of klassikale besprekingen gevolgd.
Media Het gebruik van media is noodzakelijk ter ondersteuning van het onderwijsleerproces. We denken hierbij o.m. aan: - didactische wandplaten en posters; - video’s; - dia’s; - afbeeldingen en foto’s; - cd-rom; - transparanten (o.m. met schema’s uit de vakliteratuur); - multimedia; -… Een passende keuze en een goed gebruik van media maakt deel uit van de professionaliteit van leraren; de onderwijskwaliteit kan ermee vergroot worden. Ook bij de keuze van de media zal met een aantal factoren rekening worden gehouden: - de aangepastheid aan de doelstellingen; - de relevantie voor de leerinhoud; - de flexibiliteit bij voorbereiding en gebruik; - de organisatorische voorwaarden; -… Media worden niet zonder meer ingeschakeld in het onderwijsleerproces, maar wel met het oog op de mogelijkheid tot verwerkingsactiviteiten van de leerlingen.
Werken voor derden Huishoudelijke routinetaken zoals wassen, strijken, koken, … dienen veelvuldig te worden ingeoefend opdat de leerlingen voldoende vaardigheid en tempo zouden verwerven. Het geniet hierbij de voorkeur dat de leerlingen een beroep doen op of gebruikmaken van persoonlijk materiaal, materieel, … Indien echter zou blijken dat de mogelijkheden van de leerlingen te gering zijn (zowel financieel als materieel), kan een beroep op derden gedaan worden. Hiervoor geldt de officiële regelgeving “werken
10
voor derden” die in beginsel in elke school aanwezig is. De boekhouding hiervan kan in het kader van de leerinhoud “budgetteren” onder toezicht van de leerkracht worden uitgevoerd.
11
6 Leerinhouden en leerplandoelstellingen 6.1 PV huishoudkunde 6.1.1 Zorg voor de voeding 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I “V.G.V.M.” EN WERKORGANISATIE TOEGEPAST IN DE KEUKEN
1 Veiligheid 1.1 Onthaal in de keuken 1.2 Veiligheidsvoorschriften 1.3 Veiligheidsmaatregelen 1.3.1 Algemeen 1.3.2 Voorkomen van: - brand - verbranding - elektrocutie 1.4 Toepassing in de keuken 1.4.1 Materieel: - juiste benaming - gebruik - schikking (inventaris) 1.4.2 Apparatuur: - soorten - gebruik - plaats
Zich in de keuken veilig voelen. Het belang van veiligheidsvoorschriften inzien. Veiligheidsmaatregelen treffen. Ongevallen voorkomen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Vooraf 1. Relatie leggen met het welzijn op het werk en dit in het kader van ARAB, AREI, CODEX e.a. 2. Begripsvorming is nodig als basis en uitgangspunt om een transfer naar de concrete praktijkoefeningen te kunnen maken. 3. Dit item verdient iedere les de nodige aandacht, het loopt als een constante doorheen de opleiding. Behandelen in coördinatie met “zorg voor het welzijn”.
De vaste plaats van het materieel en de apparaten respecteren. In functie van de bewerking het gepaste materieel of apparaat gebruiken.
Situatieontleding.
12
2 Hygiëne 2.1 Persoonlijke hygiëne 2.2 Keukenhygiëne 2.3 Voedselhygiëne 3 Ergonomie 3.1.Begrip 3.2 Principes 3.3.Toepassingen in de keuken: - houding - werkhoogte - bijsturing 4 Milieu 4.1.Bronnen van afval 4.2 Milieubesparend handelen 4.2.1 Zuinig omgaan met water, energie en verpakking 4.3 Afval sorteren • soorten afval (huishoudelijk) • sorteermogelijkheden
Vertrouwd zijn met de hygiëne in de keuken. Spontaan de dagelijkse persoonlijke hygiëne toepassen. Voedsel hygiënisch behandelen. Materiaal hygiënisch opbergen
Behandelen in coördinatie met zorg voor het welzijn. Videofilm: Hygiëne in de keuken (Nr. 461 -14’)
De principes m.b.t. “ergonomisch handelen” kennen. Bijsturing doen om op een “ergonomische manier” in de keuken te werken.
De noodzaak van een gezond leefmilieu inzien. De lasten voor het milieu benoemen. Verspilling van grondstoffen voorkomen. Elementen voor een compostbak schematisch weergeven Afval selectief sorteren. Op een spontane manier milieusparend handelen. Het begrip sorteren kunnen aanwenden in de keuken. Zelfcomposteren aanmoedigen.
Brainstorming i.v.m. praktisch haalbare bijsturingsmogelijkheden.
Behandelen in coördinatie met zorg voor het welzijn. Kringgesprek: belang van een gezond leefmilieu.
13
II BEGRIPPENKADER EN INFORMATIEMIDDELEN I.V.M. VOEDSELBEHANDELING
1 Begrippenkader 1.1 Basistechniek 1.1.1 Begrip 1.1.2 Soorten 1.1.3 Toepassing 1.2 Basisprincipe 1.2.1 Begrip 1.2.2 Soorten 1.3 Basisbereiding 1.3.1 Begrip 1.3.2 Soorten
2 Informatiemiddelen 2.1.Schriftelijke bronnen: - losse recepten - kookboeken 2.2 Auditieve bronnen: - mond aan mond - radio 2.3 Audiovisuele bronnen: - videorecepten 3 Etikettering
Enkele basistechnieken opnoemen.
Punt 1, 2.1. en 2.3. in relatie tot elkaar behandelen. Steeds de correcte terminologie gebruiken.
Op de basisprincipes wordt beperkt ingegaan. Het verschil tussen een basistechniek en een basisbereiding weten. Weten dat van een basisbereiding een variatie van gerechten bereid wordt.
Recepten op hun waarde beoordelen. Een courant kookboek gebruiken.
Door de leerlingen een receptenboek laten aanleggen.
Een mondeling recept inschatten en beoordelen. Een nieuw recept aan de hand van een “videoreportage” bereiden.
Van begeleid gebruik naar zelfstandig gebruik van de informatiemiddelen.
Belangstelling opwekken om spontaan een verpakking te lezen en er de belangrijkste elementen uithalen. Bereidingswijzen op de verpakking volgen en interpreteren.
14
III TAFELZORG
1 Tafeldekken 1.1 Benodigdheden 1.2 Richtlijnen
Een verzorgde tafel voor een brood- en warme maaltijd dekken.
2 Tafelafwerking en -versiering 2.1 Benodigdheden 2.2 Richtlijnen
Voor eenvoudige gelegenheden een tafel voor een brood- en warme maaltijd afwerken/ versieren.
3 Tafeldienst 3.1 Op- en afdienen 3.2 Opruimen
Op een verantwoorde en hoffelijke manier de tafel op- en afdienen. Op een efficiënte manier de eetruimte/keuken opruimen.
IV ZORGOEFENINGEN I.V.M. VOEDING
1 Fruit en fruitgerechten 1.1 Uitgangspunten: - belang van fruit in de voeding - mogelijkheden 1.2 Basistechnieken: - schillen en pellen - persen - snijden - leeghalen en vullen 1.3 Gebruiken van tafelfruit 1.4 Bereiden van o.m.: - vruchtensap - vruchtensla - appelmoes - appelbeignets 1.5 Analyse en werkorganisatie:
Fruit onder diverse vormen gebruiken.
Fruit volgens de tafeletiquette eten
Vooraf 1. De tafeldienst wordt correct aangeleerd en verdient een blijvende aandacht. Dit gebeurt onder de vorm van bijsturing/verbreding, volgens de vorderingen in de leerinhouden en de beschikbare mogelijkheden. 2. Werken met beurtrolsysteem: elke les een verantwoordelijke aanduiden.
Documentatie door de leerlingen laten aanleggen.
Vooraf “Analyse en werkorganisatie” komen elke les aan bod. 1. Materiaal: situering (of herhaling) van de leerinhoud TV. 2. Materieel: nieuw gereedschap en/of nieuwe apparatuur worden telkens besproken. 3. De timing en volgorde van het werk worden grondig behandeld. De basistechnieken worden aangeleerd via demonstratie. In coördinatie met “tafeletiquette”.
Fruitgerechten bereiden. Kookboek gebruiken. Persoonlijk receptenboekje aanleggen.
15
- materiaal - materieel - timing en volgorde
2 Groenten 2.1 Rauwkost: - basistechnieken 2.2 Bereide groenten: - basistechnieken
Verschil in voedingswaarde tussen rauwkost en bereide groenten aanduiden.
Voedende waarde van rauwkost en bereide groenten vergelijken.
Enkele soorten rauwkost opnoemen en het gebruik ervan aangeven. Geschikte rauwkost als broodbeleg kiezen en verwerken. Het belang van bereide groenten in een gezond voedingspatroon inzien. Groenten raspen en fijnmaken. Rauwkost en salades bereiden.
2.3 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde 3 De soepen 3.1 Uitgangspunten: - belang - indeling - soorten 3.2 Basistechnieken: - reinigen - wassen - snijden van groenten - koken
Het belang van soepen in de voeding kennen. Weten dat soepen op verschillende manieren bereid kunnen worden en hiervan voorbeelden geven.
Vergelijkende studie i.v.m. voedende waarde (voedingsplanner), smaak en prijs van verse, diepvries en ingeblikte soep.
De basistechnieken i.v.m. het gebruiksklaar maken van groenten uitvoeren.
Van demonstratie naar zelfstandig werk.
16
- pureren - blancheren en invriezen 3.3 Basisbereiding van: - doorgestoken soep - niet-doorgestoken soep 3.4 Bereiden van soepen 3.5 Invriezen van soepgroenten 3.6 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
4 Broodmaaltijden 4.1 Uitgangspunten: - belang van brood in de voeding - soorten broodmaaltijden 4.2 Basistechnieken: - brood bakken - brood roosteren - brood beleggen 4.3 Bereiden van o.m.: - ontbijt - vieruurtje - picknick 4.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
5 Eiergerechten 5.1 Uitgangspunten: - voordelen - nadelen 5.2 Basistechnieken: - koken - binden
De basisbereiding van de verschillende soorten soepen maken. Enkele veelgebruikte soepen bereiden. Soepgroenten invriezen.
Demonstratie: brooddeegbereiding. Documentatie aanleggen. Voor diverse gelegenheden en op een gevarieerde manier een broodmaaltijd bereiden.
Inzien dat eiergerechten een goedkope bron van eiwitten zijn. De technieken “koken en binden” beheersen.
Demonstratie.
17
5.3 Bereiden van o.m.: - zacht en hard gekookte eieren - eierflan
Een variatie van eiergerechten bereiden.
5.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde 6 Melkbereidingen 6.1 Uitgangspunten: - belang - soort i.f.v. het gebruik 6.2 Basistechnieken: - koken van melk - yoghurtcultuur - shaken 6.3 Bereiden van o.m.: - yoghurt en afleidingen - milkshakes - puddingen 6.4.Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
7 Aardappelbereidingen 7.1 Uitgangspunten: - variëteit i.f.v. de bereiding - keuze van de bereiding i.f.v. maaltijd - voorzorgen voor behoud van mineralen en vitaminen 7.2 Basistechnieken: - schillen - borstelen, wassen, spoelen - koken - fruiten
In functie van het gebruik de meest geschikte melksoort kiezen. Weten dat melk snel overkookt en de technieken kennen om hierop in te spelen.
Demonstratie.
Eenvoudige melkbereidingen zelfstandig kunnen maken.
Kookboek raadplegen.
In functie van de bereiding de meest geschikte aardappelvariëteit kiezen. De aardappelbereiding afstemmen op de hoofdschotel. Aardappelen op een economisch verantwoorde wijze schillen.
Demonstratie.
18
7.3 Bereiden van o.m.: - aardappelen in de pel - aardappelpuree - frieten 7.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
8 Rijstgerechten 8.1 Uitgangspunten: - soort i.f.v. de bereiding 8.2 Basistechnieken: - koken 8.3 Bereiden van o.m.: - zoete gerechten: rijstpap, ... - hartige gerechten: rijstkroketten, risotto, … 8.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
9 Suiker in gerechten 9.1 Uitgangspunten: - soort i.f.v. de bereiding 9.2 Basistechnieken: - oplossen - karameliseren - kneden - vormen 9.3 Bereiden van o.m.: - siropen - marsepein - speculaas 9.4 Analyse en werkorganisatie:
Eenvoudige aardappelbereidingen zelfstandig kunnen maken.
Demonstratie. Eenvoudige rijstgerechten bereiden. Videorecept uitvoeren.
Demonstratie. Via opzoekwerk in tijdschriften toepassingen uitproberen. Lekkere, originele en verzorgde versnaperingen bereiden. Creativiteit stimuleren: vrij werk van de leerlingen.
19
- materiaal - materieel - timing en volgorde
10 Vleesbereidingen 10.1 Uitgangspunten: - soort i.f.v. de bereiding - hoeveelheid per persoon 10.2 Basistechnieken: - braden - bakken - stoven - roosteren 10.3 Bereiden van vlees en vleesvervangende produkten. 10.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en volgorde
Demonstratie. De gepaste basistechniek aanwenden naargelang de aard van het vleesstuk.
Kookboek raadplegen. Verschillende vleesstukken op diverse manieren bereiden. Zelfstandig een recept kunnen uitvoeren.
Zelfstandig werken.
20
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I KWALITEITSBEWUST HANDELEN IN DE KEUKEN
1 Kwaliteit 1.1 Algemeen begrip 1.2 Productkwaliteit 1.3 Proceskwaliteit 1.4 Integrale kwaliteit: kwaliteitszorg
2 Voedsel behandelen op een kwaliteitsvolle manier 2.1 Taakafbakening: - wat? - wanneer? - hoeveel? 2.2 Taakvoorbereiding: - splitsen - analyseren - beredeneren 2.3 Taakuitvoering: - aankopen - bereidingswijze - afwerking 2.4 Taakevaluatie: - productevaluatie - procesevaluatie
Kwaliteitsbewust zijn (weten aan welke vereisten een product moet voldoen. De betekenis van “kwaliteit” verwoorden. Het verschil tussen product- en proceskwaliteit aantonen. De elementen van integrale kwaliteit die leiden tot kwaliteitszorg toepassen. Aandacht hebben voor bio-producten.
Een gerecht op basis van het principe van “kwaliteitszorg” bereiden. Kwaliteitsbewust zijn (tijdens het aankopen en het bereiden van een product, rekening houden met de specifieke vereisten die op een verpakking vermeld staan om de kwaliteit te verzekeren).
PEDAGODGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Vooraf 1. Dit item wordt stapsgewijs bijgebracht, op een eenvoudige manier en geïllustreerd met tal van voorbeelden uit de praktijk. 2. De praktische toepassing nl. aandacht voor “kwaliteitszorg”, loopt als een constante doorheen alle zorgdomeinen van het leerplan.
Loopt als een constante doorheen de zorgoefeningen i.v.m. voeding.
Kwaliteitsvolle producten aankopen.
21
II TAFELZORG
1 Tafeldekken 1.1 Brunch 1.2 Buffet 1.3 Eenvoudige feestmaaltijd
Een aangepaste tafel voor de diverse maaltijden dekken. Het belang van gezellig “tafelen” inzien.
2 Tafeletiquette
Bestek op een correcte wijze vast houden en gebruiken. Servet gebruiken.
3 Tafeldienst 3.1 Op- en afdienen 3.2 Opruimen
III
WERKORGANISATIE TOEGEPAST IN DE KEUKEN
Zelfstandig een tafeldienst uitvoeren.
Uitbreiding naar een eenvoudige receptie.
Organisatieplan: de verschillende werkzaamheden op elkaar afstemmen en efficiënt uitvoeren.
Het eigen werk controleren, evalueren en bijsturen.
IV ZORGOEFENINGEN I.V.M.VOEDING
1 Water 1.1 Uitgangspunten: - belang - smaakcombinaties 1.2 Basistechnieken: - mengen - shaken 1.3 Bereiden van o.m.: - alcoholvrije aperitieven - ijslolly’s - sorbets 1.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel
Uitbreiding van de leerstof van het 1ste leerjaar. Hieraan de nodige aandacht in elke les schenken.
Noodzaak inzien van een goede vochtbalans. Smaakcombinaties toelichten. De basistechnieken kunnen toepassen.
Verfrissende en dorstlessende dranken en gerechten maken. Oog hebben voor mooie kleur en smaakcombinaties van aperitieven.
Vooraf “Analyse en werkorganisatie” komen elke les aan bod (zie ook punt I). 1. Materiaal: leerinhoud TV als ondersteuning. 2. Materieel: nieuw gereedschap en/of nieuwe apparatuur worden telkens besproken. 3. De timing en volgorde van het werk worden grondig behandeld. 4. Evaluatie: zowel de product- als de procesevaluatie komen elke les aan bod. Waar mogelijk en nodig wordt bijgestuurd. De bedoeling bestaat erin om tot kwaliteitszorg te komen. Basistechnieken worden aangeleerd via demonstratie. Het belang van aangepaste glazen benadrukken: aangepast glaswerk als “finishing touch”.
22
- timing en planning - evaluatie
2 Tuinkruiden en specerijen 2.1Uitgangspunten: - alternatief voor zout - combinatiemogelijkheden 2.2 Basistechnieken: - hakken/malen - trekken - drogen 2.3 Bereiden van o.m.: - kruidenomelet - kruidendrank 2.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en planning - evaluatie
3. Gerechten met deegwaren 3.1 Uitgangspunten: - variëteiten 3.2 Basistechnieken: - koken (al dente) 3.3 Bereiden van o.m.: - deegwaren met ham en kaassaus - deegwaren met tomatensaus 3.4. Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en planning - evaluatie 4 Gerechten met kaas 4.1 Uitgangspunten:
Het verschil in smaak en gebruik tussen verse en gedroogde tuinkruiden duidelijk maken. De culinaire waarde van kruiden aangeven.
In samenspraak met zorg voor de woon- en leefomgeving (aanleggen kruidentuin).
Aantonen dat juist gebruik van kruiden een heilzame werking kan uitoefenen, terwijl onoordeelkundig gebruik juist schade aan de gezondheid kan toebrengen.
Streven naar zelfevaluatie. Bijsturing van de leerling door een opmerking te laten formuleren die hij of zij toevoegt aan een recept.
Deegwaren als sportvoeding toelichten.
Het rijke gamma aan deegwaren in bereidingen verwerken. Gerechten met kruiden verrijken.
Aandacht voor de kooktijd van de verschillende deegwaren. Het belang van “al dente” koken bijbrengen. Eventueel zelf deegwaren maken.
Een variatie aan kaassoorten weten te selecteren bij
Demonstratie van nieuwe basistechnieken.
23
- keuze i.f.v. gebruik 4.2 Basistechnieken: - snijden - gratineren 4.3 Bereiden van o.m.: - kaasplank - gegratineerde schotel 4.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en planning - evaluatie 5 Vleeswarenbereidingen 5.1 Uitgangspunten: - benaming i.f.v. de herkomst 5.2 Basistechnieken: - malen - snijden 5.3 Bereiden van o.m.: - vleespaté - vleessalade - koude vleesschotels 5.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en planning - evaluatie 6 Gevogeltebereidingen 6.1 Uitgangspunten: - gebruiksmogelijkheden 6.2 Basistechnieken: - versnijden - bouillon trekken - grilleren 6.3 Bereiden van o.m.: - kip aan ‘t spit
het samenstellen van een kaasplank. Verpakking juist kunnen aflezen.
Kookboek gebruiken.
Kazen op de juiste manier versnijden en presenteren.
Een vleesschotel samenstellen en schikken.
Extra nadruk leggen op de voedselhygiëne.
Vleeswaren op een verantwoorde wijze kunnen bewaren.
Verschillende garneringen uitproberen. Zelfbereide en gekochte vleessalade vergelijken.
De vakterminologie van de delen van gevogelte begrijpen. De delen van het gevogelte op de juiste manier versnijden zowel voor als na de bereiding. Feestsoepen kunnen bereiden en afwerken
Demonstratie ven basistechnieken. Zelfstandig werk van de leerlingen aanmoedigen: gerecht uit kookboek bereiden.
Een verscheidenheid aan gerechten met gevogelte bereiden.
24
- waterzooi - koninginnenhapje 6.4 Analyse en werkorganisatie: - materiaal - materieel - timing en planning - evaluatie 7 Wildbereidingen 7.1 Uitgangspunten: - wildkalender 7.2 Basistechnieken: - marineren 7.3 Bereiden van o.m.: - gemarineerd gebraad (alternatief) 7.4 Analyse en werkorganisatie: 8 Visbereidingen 8.1 Uitgangspunten: - versheidskenmerken - soort i.f.v. de bereiding 8.2 Basistechnieken: - reinigen, wassen, verdelen - pocheren - paneren en bakken - roosteren - wokken 8.3 Bereiden van o.m.: - magere vissoorten - vette vissoorten - visschotels (met verse vis, gerookte vis, visconserven) 8.4 Analyse en werkorganisatie: 9 Gerechten van schelp- en schaaldieren 9.1 Uitgangspunten: - versheidskenmerken - kalender m.b.t. gebruik
De basistechnieken met eigen woorden uitleggen en toepassen in verschillende wildbereidingen. Eenvoudige wildbereidingen of alternatieven bereiden.
Een vissoort kiezen in functie van de basistechniek en de bereiding.
Demonstratie van de basistechnieken. Rund- en varkensvlees marineren als alternatief. Via tijdschriften, kookboeken en videorecepten passende toepassingen uitproberen.
De grote verscheidenheid aan vissoorten biedt een rijke variatie aan visbereidingen. Erop wijzen dat vis een evenwaardig vervangingsmiddel voor vlees is. Demonstratie van basistechnieken.
Zelfstandig werk van de leerlingen aanmoedigen: gerechten met behulp van video bereiden. Een gevarieerde koude visschotel samenstellen. Opdienen met aangepaste garneringen en een juiste combinatie met andere voedingsmiddelen. Gebruik van viscouverts.
Inzien dat kennis van de versheidskenmerken een voedselvergiftiging kan voorkomen. De versheid van schelp- en schaaldieren inschatten.
25
9.2 Basistechnieken: - reinigen - koken - pellen 9.3 Bereiden van eenvoudige schaal- en schelpdieren.
Demonstratie van de basistechnieken. Schaal- en schelpdieren bereiden.
9.4 Analyse en werkorganisatie: Openstaan voor uitheemse gerechten. 10 Uitheemse gerechten 10.1 Uitgangspunten: - internationalisering van de keuken 10.2 Basistechnieken: - stomen - roerbakken - fruiten in olie 10.3 Bereiden van o.m.: - Chinese fondue - vleesfondue - Thaise wok 10.4 Analyse en werkorganisatie:
Enkele uitheemse gerechten bereiden.
Bezoek aan Turks, Thais, Chinees restaurant.
De waarde van de bereidingswijze volgens het land van herkomst bijbrengen. Experimenteren met gerechten en buitenlands producten in eigen keuken. Documentatie van uitheemse gerechten aanleggen.
26
6.1.2 Zorg voor de woon- en leefomgeving 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I “V.G.V.M.” EN WERKORGANISATIE TOEGEPAST IN DE WOON- EN LEEFOMGEVING
1 Veiligheid 1.1 Veilig handelen 2 Gezondheid 2.1 Hygiënisch handelen 2.2 Ergonomisch handelen 3 Verfraaiing 3.1 Decoratief werken 4 Milieu 4.1 Milieusparend handelen 5 Werkorganisatie 5.1 Georganiseerd werken
Het belang van voorschriften inzien in functie van veiligheid, gezondheid, milieu en ergonomie bij het uitvoeren van opdrachten en toepassingen. Veiligheidsmaatregelen kunnen treffen in de woonen leefomgeving. Weten dat algemene en persoonlijke hygiëne noodzakelijk zijn voor de gezondheid. Het begrip ergonomie kennen en toepassen. Op een spontane manier milieusparend handelen door verspilling van grondstoffen en producten tegen te gaan. Afval selectief kunnen sorteren uit respect voor het leefmilieu. De principes van een goede werkorganisatie toepassen bij het onderhouden en verwerken van materialen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Dit item (V.G.V.M.) en werkorganisatie komt voor in volgende vakgebieden: - zorg voor de voeding; - zorg voor de woon- en leefomgeving. De veiligheid, gezondheid, verfraaiing en milieu zijn overal noodzakelijk en daarom kan het item worden herhaald met telkens de specifieke richtlijnen. Vooraf wordt de relatie gelegd met preventie en bescherming en richtlijnen in professionele situaties.
Behandelen in coördinatie met zorg voor de voeding. Krantenknipsels verzamelen. Actualiteit volgen i.v.m. milieuproblematiek. Komt elke les aan bod.
27
II Analyse en gebruik van hulpmiddelen 1 Producten 1.1 Water: - indeling volgens hardheid - mogelijke oplossingen m.b.t. hard water - energiebesparende en milieuvriendelijke tips - ontkalken van een huishoudelijk toestel 1.2 Wasmiddelen: - soorten volgens uitzicht - soorten volgens aard van de was - dosering en gebruik 1.3 Stijfsel: - handelsvormen - doel - gebruik van stijfsel 1.4 Specifieke middelen voor reiniging en onderhoud: - reinigingsmiddelen - onderhoudsmiddelen - gecombineerde middelen - desinfectiemiddelen - veiligheidsaspecten 2 Materieel 2.1 Sponzen en zemen 2.2 Schuurmaterieel 2.3 Synthetische doeken 3 Apparaten 3.1 De wasmachine: - gebruik - programmeren
Documentatiemap aanleggen. Dit deel wordt geïmplementeerd in functie van materialen en technieken bij elke zorgoefening. Het verschil tussen hard en zacht water inzien en de gevolgen van hard water kunnen oplossen. Proefondervindelijk waarnemen in overleg met wetenschappen. Waterhardheid van eigen leidingwater nagaan en bespreken. Toestellen doeltreffend ontkalken. Werken met gewone azijn en handelsproducten. Informatie op verpakkingsmateriaal lezen en interpreteren. Verschillende soorten wasmiddelen indelen volgens uitzicht en aard. Wasmiddelen gebruiken in functie van het textiel en de vuilheidsgraad.
Kennismaking met productaanbod o.m. door consumentenvoorlichting. Visuele voorstelling van allerlei wasmiddelen.
De voornaamste stijfselsoorten tonen. Het doel van stijfsel verklaren in functie van het gebruik. Verschillende stijfselsoorten bereiden en gebruiken. Enkele veelgebruikte reiniging –en onderhoudsmiddelen opnoemen voor diverse materialen.
Resultaten vergelijken Bezoek aan grootwarenhuis of drogisterij. De voorkeur geven aan milieusparende en multifunctionele producten.
Veiligheid in acht nemen bij gebruik en opslaan van schoonmaak en desinfectiemiddelen.
Een doe - het – zelfgids raadplegen. Voornaamste soorten kennen en gebruiken voor diverse materialen.
De verschillende apparaten doorlopend gebruiken. Was,- strijk en – droogapparatuur veilig, -
28
-
aankoop
3.2 De droogtrommel: - soorten - gebruik - aankoop 3.3 Het strijkmaterieel: - soorten - gebruik - aankoop 3.3 De naaimachine: - soorten - gebruik - aankoop
ergonomisch en energiebewust gebruiken. De relatie prijs - kwaliteit van de apparatuur inzien.
De soorten droogtrommels herkennen en een verantwoorde keuze maken. Een droogtrommel efficiënt gebruiken( niet geschikt voor alle textiel!). De soorten strijkapparaten herkennen en een verantwoorde keuze maken in functie van grootte gezin en budget. Strijkapparaten juist gebruiken. De soorten naaimachines herkennen en een verantwoorde keuze maken in functie van gebruik en budget. Een naaimachine doeltreffend gebruiken.
ZORGOEFENINGEN I.V.M. MATERIALEN EN TECHNIEKEN IN WOON –EN LEEFOMGEVING
III
1 Glas 1.1 Reinigen 1.1.1 Onderhoud van de vaat: - manueel - machinaal 1.1.2 Grondig onderhoud van: - thermos - ramen
Strijkresultaten vergelijken.
Op een juiste manier de vaat reinigen, zowel manueel als machinaal. Aangepaste, milieuvriendelijke producten kiezen bij het onderhoud van glas. Glazen voorwerpen correct onderhouden.
Vooraf De toepassingen i.v.m. de decoratieve werkvormen worden gekozen in functie van hun relevantie en rekening houdend met de actualiteit. Eén werkstukje per onderwerp volstaat; gecombineerde toepassingen behoren eveneens tot de mogelijkheden. Bij elke zorgoefening de begrippen materialen – hulpmiddelen – technieken aanbrengen en demonstreren.
29
- spiegels - vazen - siervoorwerpen in glas 1.1.3 Milieuraadgevingen 1.2 Decoratieve werkvormen 1.2.1 Technieken: - schilderen op glas - graveren
Belang inzien van sorteren en milieusparend omgaan met verpakkingsmateriaal. Versieringen op glas uitvoeren. Nieuwe technieken toepassen. Eventueel gebruik maken van verloren verpakking.
Volgens de mogelijkheden van de leerlingen en van de school.
Op een juiste manier keramiek reinigen en / of onderhouden met aangepaste producten.
Eventueel bezoek aan pottenbakkerij.
Inzien dat sfeermakers bijdragen tot de gezelligheid in de woning.
Technieken demonstreren.
Verschillende technieken op keramiek uitvoeren en een origineel werkstuk of mooie sfeermaker bekomen. Gebroken voorwerpen lijmen. Beschadigde voorwerpen bijkleuren om alzo een kritisch consumentengedrag te stimuleren.
Creativiteit van de leerlingen stimuleren. In coördinatie met plastische opvoeding.
3 Hout 3.1 Reinigen 3.1.1 Grondig onderhoud van: - onbedekt hout: siervoorwerpen - bedekt hout: meubelen, deuren, vensters, kasten, … 3.1.2 Boenen van meubelen
Het belang inzien om onbedekt en bedekt hout op de juiste manier en met aangepaste producten grondig te reinigen.
Bezoek aan een houtafdeling, eventueel in de school zelf.
3.2 Decoratieve werkvormen 3.2.1 Technieken: - schuren
Nieuwe technieken op een veilige manier uitvoeren met aangepast gereedschap. Een eenvoudige, kleine oefening met hout tot een
2 Keramiek 2.1 Reinigen 2.1.1 Onderhoud van keukenbenodigdheden uit aardewerk, keramiek, porselein, … 2.1.2 Onderhoud van vloeren 2.1.2 Onderhoud van sanitair 2.2 Decoratieve werkvormen 2.2.1 Technieken: - keramiek beschilderen - boetseren 2.3 Herstellen: - lijmen van stukjes keramiek - bijkleuren
Techniek van boenen kunnen uitvoeren.
Technieken demonstreren.
30
- vijlen - figuurzagen, zagen - verbinden: spijkers, schroeven - kleven - beitsen - verven - vernissen 4 Metalen 4.1 Reinigen 4.1.1 Grondig onderhoud van metalen, metaalbedekkingen en legeringen: - kookpotten en bakpannen - bakplaten en bakvormen - bestek, opdienschotels - fiets, auto - wasbakken en kranen, … 4.1.2 Grondig onderhoud van edele metalen: - juwelen - siervoorwerpen
goed afgewerkt product brengen.
Meubelen opfrissen met als doel te recycleren en de afvalberg te verminderen.
In functie van het metaal het aangepaste onderhoudsproduct kiezen en adequaat gebruiken.
Volgens de interesse en de mogelijkheden van de leerlingen. Vergelijkende productstudie: - prijs - resultaat
Metaal en metaaldraad kunnen verwerken rekening houdend met veiligheidsvoorschriften.
Gebruik maken van boeken i.v.m. decoratietechnieken.
4.2 Decoratieve werkvormen 4.2.1 Technieken: - metaal plooien - snijden - bewerken
5 Papier 5.1 Decoratieve werkvormen 5.1.1 Technieken: - vouwen - knippen - inpakken - schilderen, sjabloneren, tamponneren - embossing - origami
Creatief werken met papier als uiting van persoonlijke expressie. Kritisch een afgewerkt geheel kunnen evalueren. Wenskaarten, briefpapier ontwerpen, uitwerken, afwerken en versturen. Een geschenk op een originele manier inpakken om hieraan een meerwaarde te geven.
Basistechnieken om papier te verwerken demonstreren. Allerhande papiersoorten verwerken. Seizoengebonden en met thema’s werken: lente, winter, Kerstmis, Valentijn, Pasen, … In coördinatie met plastische opvoeding. Aandacht schenken aan diverse vormen o.m. fles, groot, klein,
31
6 Rubber 6.1 Reinigen Grondig onderhoud van: - speelgoed in rubber - afsluitringen in rubber: wasmachine, koelkast, diepvries, … 6.2 Decoratieve werkvormen 6.2.1 Technieken: - knippen - kleven 7 Plastiek – kunstrubber 7.1 Reinigen Grondig onderhoud van: - speelgoed - tuinmeubelen - keukenmaterieel - raambekleding
Het belang inzien om rubberen dichtingen (koelkast, diepvries, …) regelmatig te onderhouden.
Technieken m.b.t. rubber toepassen en eigen creativiteit stimuleren.
Plastiek onderhouden met aangepaste producten en krasvrij maken.
Gipsfiguurtjes gieten met bestaande rubberen vormpjes.
Productvergelijking.
Demonstratie van nieuwe technieken. 7.2 Decoratieve werkvormen 7.2.1 Technieken: - versnijden - lijmen 8 Katoen 8.1 Reinigen 8.1.1 Wassen van wit en gekleurd katoen met de wasmachine 8.1.2 Opvouwen van spons, interlock, … 8.1.3 Strijken van wit en gekleurd katoen: - tafellinnen - bedlinnen - onder- en bovenkledij 8.2 Decoratieve werkvormen 8.2.1 Technieken: - sjabloneren
Wit en gekleurd katoen wassen, opvouwen en strijken. Het nut inzien van een onderhoudsetiket en het kunnen interpreteren. Was, - droog –en strijkapparatuur veilig, ergonomisch en energiebewust gebruiken volgens de gebruiksaanwijziging die steeds bij de hand moet zijn. Verschillende technieken op katoen toepassen.
Demonstratie van de verschillende basistechnieken.
Brochures, modebladen raadplegen. Modebewust handelen.
32
- appliceren - patchwork - haken, knopen, vlechten - verven - borduren - doorstoppen 9 Linnen – Halflinnen 9.1. Reinigen 9.1.1 Wassen van linnen en halflinnen: - handdoeken - tafelkleedjes - bovenkledij 9.1.2 Strijken van linnen en halflinnen
Afwisseling brengen. Inschakelen als doorlopend werkstuk.
Linnen en halflinnen op de juist manier kunnen onderhouden rekening houdend met de eigenschappen. Inzien dat men nauwkeurigheid moet betrachten bij het strijken van tafellinnen en kleding.
Het strijken van de moeilijke delen demonstreren.
10 Synthetische vezels 10.1 Reinigen van textiel 10.1.1 Wassen, vouwen en strijken van synthetisch textiel
Op de juiste manier synthetisch textiel onderhouden gebruik makend van de juiste producten en technieken.
Etikettering bespreken.
10.2 Afwerkingen 10.2.1 Technieken: - waterdicht maken - chemisch reinigen
Belang inzien van waterdicht maken van textiel. Inzien dat men soms de voorkeur moet geven aan chemisch reinigen.
10.3 Decoratieve werkvormen 10.3.1 Technieken: - meten - knippen - versieren
Een bezoek brengen aan een zaak gespecialiseerd in chemisch reinigen.
Handvaardigheidstechnieken toepassen.
33
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I KWALITEITSBEWUST HANDELEN IN DE WOON- EN LEEFOMGEVING
1 Kwaliteit 1.1 Algemeen begrip 1.2 Productkwaliteit 1.3 Proceskwaliteit 1.4 Integrale kwaliteit 2 Kwaliteitszorg 2.1 Procesbeheersing 2.2 Normen 2.3 Beoordelingstechnieken 2.4 Actieplan 3 Kwaliteitsvol handelen 3.1 Afbakening: - wat? - wanneer? - hoeveel? 3.2 Voorbereiding: - splitsen - analyseren - beredeneren 3.3 Uitvoering: - aankopen - uitvoeringstechnieken - afwerking 3.4 Evaluatie: - productevaluatie - procesevaluatie
De betekenis van “kwaliteit” verwoorden. Het verschil tussen product- en proceskwaliteit aantonen. De elementen van integrale kwaliteit kennen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Vooraf 1. Dit item wordt stapsgewijs bijgebracht, op een eenvoudige manier en geïllustreerd met tal van voorbeelden uit de praktijk. 2. De praktische toepassing nl. aandacht voor “kwaliteitszorg”, loopt als een constante doorheen alle zorgdomeinen van het leerplan.
Kwaliteitszorg nastreven in woon- en leefomgeving.
Een grondstof of apparaat op basis van het principe van “kwaliteitszorg” onderhouden. Een decoratieve werkvorm volgens het uitgewerkt plan voltooien.
Publicaties i.v.m. IKZ raadplegen Video tonen.
34
35
II Analyse van de hulpmiddelen 1 Producten 1.1 Onderhoudsproducten ( vloerzeep, schuurmid- Enkele veelgebruikte onderhoudsproducten aangeven. delen, ….): - soorten - eigenschappen - gebruik
Dit item wordt geïmplementeerd bij het uitvoeren van de praktische opdrachten en decoratieve werkvormen. Onderhouds –en doe-het-zelfgidsen raadplegen.
1.2 Ontvlekkingsmiddelen ( trichloorethyleen, aceton, …): - soorten - eigenschappen - gebruik
In functie van de aard van een vlek het juiste ontvlekkingsproduct correct kunnen gebruiken en veilig opbergen.
Proefondervindelijk aantonen.
1.3 Afwerkingproducten ( verf, vernis, beits, boenwas, …): - soorten - eigenschappen - gebruik
Specifieke afwerkingproducten en hun oplosmiddelen correct kunnen gebruiken en veilig opbergen.
Tijdschriften i.v.m. interieur raadplegen. Catalogus van allerlei soorten behangpapier, verf en vernis inkijken.
1.4 Oplosmiddelen (white spirit, terpentijn, …): - soorten - eigenschappen - gebruik
In functie van het gebruikte product het meest geschikte oplosmiddel correct gebruiken en veilig opbergen.
Bezoek een speciaalzaak.
In functie van het gebruik het juiste onderhoudsmaterieel bepalen.
Vergelijkende studie betreft prijs – kwaliteit.
De voornaamste eisen van degelijk verf –en behangersmaterieel en van specifieke apparaten aanduiden i.f.v. gebruik.
Bezoek aan speciaalzaak. Consumentenvoorlichting.
2 Materieel 2.1 Onderhoudsmaterieel ( borstel, vloerwissers, emmer, …) - soorten - gebruik 2.2 Verf –en behangersmaterieel( borstel, verfrol,..) - soorten - gebruik 3 Apparaten
36
Stofzuiger – stoomreiniger – andere vloerreinigers: - soorten i.f.v. gebruik - veiligheid - ergonomie
Vloerreinigers herkennen en juist kunnen gebruiken. Apparaten i.v.m. onderhoud verantwoord kunnen kiezen en veilig en ergonomisch gebruiken.
Nagaan hoe de vloerreiniging op school gebeurt.
Natuursteen onderhouden met de juiste onderhoudsproducten.
Het resultaat van verschillende onderhoudsproducten vergelijken.
Documentatie tonen.
III ZORGOEFENINGEN I.V.M. MATERIALEN, TECHNIEKEN EN HULPMIDDELEN
1 Natuursteen Onderhouden van marmer, arduin, graniet, leisteen, …
2 Parket - laminaat Onderhouden van parket- en laminaatvloeren
3 Kurk 3.1 Reinigen: - onderhouden van kurk o.m. vloeren, tafelsets, tafelbeschermer, … 3.2 Beschermen
Parket en laminaat doeltreffend reinigen met geschikte producten op de juiste wijze.
Bezoek aan een handelszaak i.v.m. de soorten vloeren is aangewezen.
Kurk reinigen en verwerken.
3.3 Decoratieve werkvormen: - kurktegels verwerken - kleine kurken(wijnfles) verwerken 4 Leder - Kunstleder 4.1 Reinigen: - grondig onderhoud van leder en kunstleder o.m. schoenen, handtas, boekentas, … 4.2 Decoratieve werkvormen 4.2.1 Technieken: - versnijden
Leder of kunstleder onderhouden met aangepaste onderhoudsproducten en inzien dat gepaste schoonmaakbeurten de levensduur van lederen voorwerpen verlengd.
Demonstratie m.b.t.: - aanbrengen van het product - opwrijven
Decoratieve werkvormen met leder uitvoeren om eigen creativiteit te ontwikkelen.
Kleine werkstukjes vervaardigen.
37
- samenvoegen - versieren
5 Wol – Gemengde wol 5.1 Onderhouden: - handwas - machinewas: wolprogramma - textiel opfrissen – persen 5.2 Decoratieve werkvormen 5.2.1 Technieken: - breien - vervilten – werken met vilt
Wol of gemengde wol reinigen rekening houdend met de specifieke eigenschappen.
Demonstratie: handwas van wol.
Verschillende technieken uitvoeren met wol en eigen creativiteit stimuleren.
Brochures, boeken raadplegen.
Breiwerk als doorlopend werkstuk. 6 Zijde – Kunstzijde 6.1 Reinigen: - wassen - chemisch reinigen - strijken bv. kledingstuk: o.a. sjaal; bloes, das, … 6.2 Decoratieve werkvormen 6.2.1 Technieken: - schilderen - zijdevezels verwerken
Zijde en kunstzijde met de juiste techniek en wasmiddelen onderhouden.
Demonstratie: handwas van zijde.
Kleine werkstukjes uitvoeren en inspelen op trends.
Demonstratieles en groepswerk.
Kamerplanten, snijbloemen en kruiden kunnen verzorgen.
Wijzen op giftige planten, bloemen en struiken.
IV BLOEMEN EN PLANTEN
1 Kamerplanten 1.1 Soorten 1.2 Aankoop i.f.v. standplaats 1.3 Verzorgingsfactoren: water – licht - meststof 2 Snijbloemen
38
2.1 Soorten volgens seizoen 2.2 Schikken 2.3 Verzorgen 2.4 Drogen 3 Kruiden 3.1 Zaaien 3.2 Uitplanten 3.3 Verzorgen 3.4 Oogsten 3.5 Drogen
Trendgericht decoratieve werkstukjes maken.
Verschillende materialen combineren.
Seizoengebonden werken.
Voornaamste kruiden herkennen.
In samenspraak met zorg voor de voeding.
V De woning in zijn geheel Syntheselessen Organiseren en uitvoeren van: - eenvoudige onderhoudsbeurt - grondige onderhoudsbeurt van de verschillende woonruimten.
Verschil kennen tussen de verschillende onderhoudsbeurten en deze kunnen organiseren en uitboeren.
Altijd ergonomisch werken met oog voor hygiëne, veiligheid en milieu.
Woonruimten decoreren
Creativiteit stimuleren en inspelen op de woontrends. Sfeervolle decoraties kunnen maken voor typische feesten: kerstmis, Pasen, Valentijntjesdag, …..
Creativiteit bevorderen door raadpleging van tijdschriften, boeken.
39
6.1.3 Zorg voor het welzijn 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I ALGEMENE BEGRIPPEN I.V.M. ZORG VOOR HET WELZIJN TOEPASSEN
1 Wie ben ik? 2 Wie ben ik: - in het gezin? - op school? - bij vrienden? 3 Omgaan met anderen 3.1 Groeten 3.2 Voorstellen 3.3 Afscheid nemen
Bereidheid en actieve inzet vertonen om over eigen gedrag en houding na te denken en van gedachten te wisselen. Invloeden van anderen, typische leeftijdsverschijnselen, het eigen zelfbeeld en zelfaanvaarding begrijpen. Voorbeelden geven van invloeden van anderen en van typische leeftijdsverschijnselen. Een positief zelfbeeld ontwikkelen. Leven met anderen in gemeenschap.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Vooraf De praktijkoefeningen beogen “gezondheidsbevorderende maatregelen” in de ruimste betekenis. Vanuit concrete situaties en probleemstellingen: - kringgesprekken organiseren; - vragenlijsten opstellen en invullen; - problemen bespreekbaar maken; - uitstappen organiseren. Steeds rekening houden met de sociale en culturele achtergrond van de leerlingen. Rollenspel.
II.ZIEKTE
1 Op ziekenbezoek gaan. 2 Ziekenkamer – inrichting. 3 Onsmetten ruimten en voorwerpen.
Gepaste ontsmettingsmiddelen kunnen kiezen en correct gebruiken.
EHBO ruimte en kastjes periodiek onderhouden.
Belang inzien van correcte houding aan te nemen bij het uitvoeren van huishoudelijke taken.
Steunen op de delen en de functies van het geraamte.
III PERSOONLIJKE ZORG
1 Lichaamshouding 1.1.1. Ergonomische houdingen bij staan, liggen, zitten en huishoudelijke taken.
40
1.1.2. Rugsparend werken.
Goede houdingen aannemen.
1.1.3. Letsels EHBO - ontwrichtingen en breuken - immobiliseren
Accuraat de nodige hulp bieden en verbanden juist aanleggen.
1.1.4. Spieren EHBO - onderhuidse weefselkwetsuren - verstuikingen, kneuzingen - spier en peesscheuren
Verschillende manieren van koelen kunnen uitvoeren. Vinger, arm en beenverband kunnen aanleggen met aangepast verband.
Eventueel EHBO oefeningen uitvoeren, inspelend op het schoolgebeuren (speelplaats, les L.O.,… ) Audiovisuele middelen ter illustratie en ondersteuning. Gastspreker uitnodigen.
Documentatie aanleggen. Bezoek aan handelsbeurs.
1.2 Veilig, gezond, comfortabel slapen 1.2.1 Het slaapritueel voorbereiden: - baby’s - kinderen - adolescenten - volwassenen 1.2.2 Inrichting slaapkamer
Een veilige, gezonde en comfortabele slaapkamer inrichten, aangepast aan de verschillende leeftijdsgroepen.
1.3 Biologisch ritme 1.3.1 Opstellen van een evenwichtig werkschema 1.3.2 Onregelmatige werkuren 1.3.3 Invoer zomer- en winteruur
Eigen studeerschema kunnen opstellen. De problemen van ons biologisch ritme i.v.m. onregelmatige uren inschatten.
1.4 Ontspanning 1.4.1 Voorbeelden uitwerken van gezonde ontspanningsmogelijkheden: - gezelschapsspel maken en spelen - wandelen (sport) - organiseren van wandeltocht • pick –nick • zoektocht • spelactiviteit
Oefeningen i.v.m. heffen en tillen inlassen. Overleggen met de lessen lichamelijke opvoeding
Leren omgaan met winnen en verliezen. Eenvoudige ontspanningsmogelijkheden uitwerken.
Interview opstellen en afnemen van een werkgever met onregelmatige werkuren. Bibliotheek bezoeken: boeken ontlenen i.v.m. het vak. Beluisteren van verschillende muziekgenres. Sportmanifestaties bijwonen. Fitnesscentrum, beautyfarm bezoeken. Groepswerk eventueel in samenwerking met kleuterschool. Aan consumentenvoorlichting doen via het raadplegen van reclamefolders.
41
2 Algemene lichaamsverzorging 2.1 De huid 2.1.1 Huidreiniging: - soorten baden - soorten producten 2.1.2 Huidverzorging: - voeden - deodorants - parfumeren 2.1.3 EHBO – snij- en schaafwonden. 2.2 Zonnebaden: - verzorging en bescherming voor, tijdens en na het zonnebaden - duurtijd: kinderen - volwassenen 2.3. Gelaatsverzorging 2.3.1 Reinigen: - producten - materieel 2.3.2 Verzorgen (eenvoudige gelaatsverzorging): - producten - materieel 2.3.3 Opmaken (eenvoudige maquillage): - producten - materieel
Eigen huidtype reinigen en verzorgen met aangepaste producten. Een verantwoorde keuze maken uit het assortiment producten. Op een verantwoorde manier producten aankopen (rekening houden met prijs - kwaliteit). Op een verantwoorde manier producten gebruiken, hygiënisch opbergen en bewaren. Geschikte beschermingsfactor kiezen engebruiken in functie van het eigen huidtype. Zonneschema opstellen in functie van huidtype.
Raadgevingen op de verpakkingen lezen.
Aandacht voor zonnecosmetia.
Linken aan huidaandoeningen. Documentatie aanleggen. Door het raadplegen van reclamefolders aan consumentenvoorlichting doen. Eventueel beroep doen op schoonheidsspecialiste.
Eigen gelaat kunnen reinigen, verzorgen en opmaken.
2.4 Mondhygiëne 2.4.1 Mondverzorging: - tandenpoetsen: • tandenborstel • tandpasta - tandzijde - mondspoelingen 2.4.2 Grondig onderhoud van tandenborstel, beker en toiletzakje
Een aangepaste keuze maken i.v.m. soorten tandenborstels, tandpasta’s, hulpmiddelen.
2.5 Handverzorging
Hand- en nagelverzorging toepassen met
Aan consumentenvoorlichting doen.
Tandenborstel, beker en toiletzakje grondig onderhouden met kalkoplossende middelen.
42
2.5.1 Reinigen: - producten - materieel 2.5.2 Verzorgen: - producten - materieel 2.5.3 Opmaken: - producten - materieel 2.5.4 Hygiëne (wassen – drogen) 2.6 Voetverzorging 2.6.1 Reinigen: - producten - materieel 2.6.2 Verzorgen: - producten: • gewone: voettalk, voetcrème • specifiek voor schimmel, wratten, kloven, zweetvoeten, … - materieel 2.6.3 Opmaken: - producten - materieel
2.7 Haarverzorging 2.7.1 Wassen: - reinigingsproducten 2.7.2 Verzorgen: - verzorgingsproducten 2.7.3 Drogen: - materieel 2.7.4 Opmaken: - producten (lak, gel, …) 2.7.5 Grondig onderhoud van kam en borstel
aangepaste producten en geschikt materieel.
Relatie inzien tussen hygiëne en voedsel.
Toetsen aan de schoolsituatie – link naar EEG – richtlijn HACCP.
Eenvoudige voet- en nagelverzorging toepassen met specifieke producten en materieel.
Pedicure uitnodigen.
Een verantwoorde keuze maken uit producten en materieel.
Documentatie aanleggen.
Producten en materieel veilig gebruiken.
Bezoek aan een kapper.
43
2.7.6 Preventief behandelen van hoofdluizen 2.7.7 Ontharen/epileren: - van benen en oksels: • producten • apparaten - van wenkbrauwen 2.8.Zintuigen 2.8.1 De ogen: - het zicht praktisch uittesten - oogbad - vuiltje verwijderen - onderhoud van bril, zonnebril, lenzen 2.8.2 De oren: - oorreiniging 2.8.3 De neus: - snuiten: juiste methode aanleren - Eucalyptusdampen inhaleren - neusspoelingen met fysiologisch water - misbruik van neusdruppels en neusspray
IV
Een verantwoorde keuze maken uit het assortiment. Geschikte producten gebruiken, hygiënisch opbergen en bewaren.
In samenwerking met CLB.
Verband uitdrukken tussen gezonde ogen en aangepaste verlichting.
In samenwerking met zorg voor de woon- en leefomgeving en CLB.
Beroep doen op schoonheidsspecialiste.
Op een juiste manier brillen en lenzen onderhouden.
Correcte oorreiniging toepassen ter voorkoming van oorstoppen.
Wijzen op het gevaar van blijvend gehoorletsel door scherpe voorwerpen, harde en hoge geluiden. Wijzen op het gevaar van oorstokjes.
De juiste techniek van het snuiten toepassen.
Wijzen op techniek.
Apotheker raadplegen.
ADEMHALING
Welke ademhaling passen we toe?
Vreemde elementen vermijden in te ademen en lucht voorbereiden.
Belang van sporten die het longvolume ontwikkelen begrijpen. Ademhalingsbeweging inoefenen. Kunstmatige ademhaling toepassen.
Gastspreker uitnodigen. Coördinator Rode Kruis i.v.m. EHBO 02/3495561
Mogelijkheden om lucht te bevochtigen , te zuiveren en te ventileren toepassen.
V UITSCHEIDINGSSTELSEL
Incontinentie - volwassenen
Belang van hygiënische maatregelen inzien en bespreekbaar maken.
Demonstratie van incontinentiemateriaal.
44
VI
bedlegerigen
SPIJSVERTERINGSSTELSEL
Stoornissen behandeling van enkele veel voorkomende spijsverteringsstoornissen. VII
Gerechten kunnen aanpassen ter behandeling van een aandoening. Aan de hand van de Belgische voedingsmiddelentabel het gepaste dieet samenstellen
Groepswerk en/of demonstratie ter eerste kennismaking.
VEILIGHEID EN PREVENTIE
Brandwonden - indeling - EHBO Brandbeveiliging - brandwerend deken - blusapparaat
Accuraat inschatten van de ernst en hierop alert reageren met de gepaste middelen.
Evacuatiewegen bij mogelijke brand bespreken Bezoek aan brandwondencentrum en/of brandweer. Audiovisuele middelen ter ondersteuning
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
I COMMUNICATIE EN COMMUNICATIETECHNIEKEN
COMMUNICATIE
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Vooraf Om goed te kunnen anticiperen op de instroom van nieuwe leerlingen wordt de omgangskunde in het hoofdstuk communicatie beknopt
45
herhaald. TV en PV zijn niet van elkaar te scheiden, ze vloeien in elkaar over. 1 Omgaan met zichzelf 1.1 Zelfkennis: - objectief - subjectief 1.2 Gedrag
2 Omgaan met anderen 1.2 Aanvaarding van anderen 1.3 Respect voor anderen
Inzien dat zelfkennis en aanvaarding leiden tot de vorming van een evenwichtig individu.
Zelfbeschrijving Maken van een beeldcollage Wederzijdse ondervraging Observatie - oefeningen inlassen en evalueren.
Leef –en omgangssituaties simuleren en er op een gepaste sociaal maatschappelijke manier leren mee omgaan.
Rollenspel gebruiken.
lichaamstaal leren interpreteren.
Aan de hand van waarnemingsoefeningen
4 Sociale vaardigheden 4.1 Communiceren 4.2 Luisteren 4.3 Assertiviteit
sociale vaardigheden aanleren.
Aan de hand van rollenspel of spreekbeurten
5 Bezoeken 5.1 Normen en regels
De normen en regels kennen en kunnen toepassen.
COMMUNICATIETECHNIEKEN
Verschillende communicatietechnieken kunnen toepassen aangepast aan de situatie.
Bezoek organiseren aan een bejaardenhuis of kinderdagverblijf. Een gastspreker ontvangen. Enquête opstellen en verwerken op school in verband met een onderwerp uit hun eigen interesseveld: o.a. zakgeld, agressief gedrag, assertiviteit, vrije tijd, gezonde levensstijl, uitgaan, vrienden maken,…. . In coördinatie met algemene vakken.
3 Lichaamtaal 3.1 Waarnemingsoefeningen 3.2Observatie – oefeningen
1 Schriftelijk 1.1 Brieven en kaartjes schrijven 1.1.1 Persoonsgebonden gebeurtenissen (bv. verjaardag, geboorte, huwelijk, ziekte, overlijden, …): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 1.1.2 Zakelijke informatie
46
(bv. aanvraag documentatie, subsidie…, opzeg huurcontract, telefoonaansluiting, …): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 1.2 Faxen (bv. videoaanvraag, bestelling, …): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 1.3 Werken met tekstverwerker (computergestuurd bv. nota, brief , … intikken, email): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 1.4 Werken op internet - E-maillen (bv. menu’s opvragen, vakliteratuur raadplegen..): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 2 Mondeling 2.1 Dialoog voeren: - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 2.2 Kringgesprek voeren (bv. pro en contra t.o.v. een actueel probleem,…): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - toepassing 2.3 Telefoneren (bv. afspraken maken, inlichtingen inwinnen, …): - gebruik - gebruiksaanwijzingen - mogelijkheden van de telefoondienst
Moderne communicatieapparatuur gebruiken om identificatiegegevens en persoonlijke gegevens in een concrete situatie voor te stellen zoals vakantiejob – kinderoppas - ……
Faxtoestel e.d. van het schoolsecretariaat gebruiken. In coördinatie met toegepaste informatica.
Een e-mail kunnen ontvangen en versturen.
Een geschikte luisterhouding aannemen. Een gesprek voeren met aandacht voor taal en houding.
Rollenspel met video-opname. Simulatie-oefeningen.
Op een vlotte manier leren telefoneren. Zicht hebben op de producten en diensten m.b.t. het telefoonnet.
Telefoontarieven bestuderen. Volgens de mogelijkheden van de school of de omgeving, de producten en diensten leren gebruiken.
47
II ZWANGERSCHAP - BEVALLING
1 Specifieke formulieren aanvragen en invullen: - geboortepremie - ziekenfonds
Rekening houdend met de complexiteit van de zwangerschap, de bevalling en de geboorte de noodzakelijke voorbereidingen en maatregelen treffen.
Bezoek aan bevallingskamer en materniteit. Bevalling op video bekijken. Gezond menu voor een zwangere vrouw uitwerken.
2 Babykamer klaarmaken 3 Verblijf in materniteit voorbereiden 4 Verpakking voor geboortesuiker maken 5 Geboortekaartje
Geboortesuiker op een aantrekkelijke en voordelige manier verpakken. Geboortekaartje ontwerpen en realiseren.
III DE BABY
1 Verzorgen van de pasgeborene: - badje geven - verluieren - melkvoeding bereiden 2. Omgang met de pasgeborene/baby - vasthouden van de baby - liggen en toedekken - babymassage 3. Spel en speelgoed
De baby en zijn omgeving verzorgen.
In coördinatie met zorg voor de voeding en zorg voor de woon- en leefomgeving.
Ongeremd en zelfzeker met een baby omgaan.
Gebruikmaken van een babypop.
Verantwoorde keuze in het brede aanbod bepalen. Speelgoed onderhouden en ontsmetten.
Eventueel een bezoek brengen aan het speelgoed museum te Mechelen.
De huisapotheek optimaliseren. Reisapotheek samenstellen.
Toepassen op de schoolapotheek.
IV EHBO
1 Samenstellen van huisapotheek 1.1.Inhoud controleren: - ontsmettingsmiddelen - verbanden - materieel 1.2 Inhoud optimaliseren:
48
- lijst opstellen 1.3 Onderhoud: - reinigen van kastje, … 2 Geneesmiddelengebruik 2.1 Ordenen van geneesmiddelen 2.2 Bijsluiters lezen 2.3 Verwijderen van vervallen geneesmiddelen 3 Verzorgen van wonden en bloedingen 3.1 Herkennen 3.2 Materieel
Een bijsluiter lezen en begrijpen.
Eenvoudige wonden verzorgen. Bloedingen kunnen stelpen.
4 Aanleggen van verbanden 4.1 Materieel Verbanden aanbrengen. 4.2 Technieken 4.3 Toepassingen: - snelverband - pleisterverband - doekverband - zwachtelverband - knevelverband 5 Onderhouden van verbanden 5.1 Machinewas 5.2 Handwas
Simulatie-oefeningen. Bezoek aan een bloedtransfusiecentrum.
Het Rode Kruis handboek voor helpers raadplegen.
Verbanden onderhouden.
49
6.2 TV huishoudkunde 6.2.1 Zorg voor de voeding 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Het begrip “voedingsmiddel” uitleggen. De voedingsmiddelen op basis van herkomst indelen. Voedingsmiddelen rangschikken volgens herkomst.
Visualiseren: voedingsmiddelen aan de hand van prenten en verpakkingen indelen.
I ALGEMENE BEGRIPPEN I.V.M. VOEDING
1 Voedingsmiddel 1.1 Begrip 1.2 Indeling 1.2.1 Herkomst: - plantaardig - dierlijk 1.2.2 Voorkomen: - onbewerkt - bewerkt - bereid 2 Voedingsstof 2.1 Begrip
Groepswerk: een collage maken.
Het verschil tussen een onbewerkt voedingsmiddel en een bewerkt voedingsmiddel aangeven.
Het begrip voedingsstof omschrijven.
50
2.2 Soorten 2.3 Indeling volgens voedingswaarde: - bouwstoffen - brandstoffen - beschermende stoffen
De soorten voedingsstoffen opnoemen. De voedingsstoffen naar hun functie indelen. Voedingsstoffen afleiden uit de samenstelling van voedingsmiddelen op etiketten.
3. Voeding en gezondheid 3.1 Factoren die gezondheid bepalen: 3.1.1 Variatie 3.1.2 Gematigdheid 3.1.3 Evenwicht
Het begrip “gezondheid” in functie van de voeding toelichten: variatie, gematigdheid en evenwicht. De kwalitatieve behoeften van het organisme aantonen.
Kringgesprek: vanuit de leefwereld van de leerlingen vertrekken om het begrip “gezondheid” te duiden. Visuele voorstelling m.b.t. de samenstelling van het lichaam gebruiken.
3.2 Voedingsfouten
Inzicht hebben in “voedingsfouten”.
Onderwijsleergesprek over de voedingsbehoeften: verbanden leggen o.m. met geslacht, leeftijd, arbeid, … Brainstormen over de voedingsgewoonten van de leerlingen: voedingsfouten afleiden.
II HULPMIDDELEN
1 Voedingsmiddelentabel 1.1 Doel 1.2 Gebruik
2 Voedingsmodellen 2.1 Doel 2.2 Soorten: - voedingsdriehoek - maaltijdschijf
3 Voedingsplanner 3.1 Doel 3.2 Mogelijkheden (functionele delen)
Weten dat er hulpmiddelen kunnen gebruikt worden om meer inzicht in de voeding te verwerven. De Belgische voedingsmiddelentabel gebruiken.
Weten dat een voedingsmodel een hulpmiddel is om een gezonde voeding samen te stellen. De voedingsmodellen begrijpen en kunnen toepassen.
Deze leerinhouden moeten praktisch worden aangepakt. De bedoeling is de hulpmiddelen te leren gebruiken, zodat ze als een constante tijdens de lessen kunnen aangewend worden. De voorkeur wordt gegeven aan de voedingsdriehoek; andere modellen worden slechts aangeraakt.
Weten dat de voedingsplanner een softwarepakket is om de voeding te beheren. De mogelijkheden van de voedingsplanner opnoemen.
51
3.3 Gebruik
III ANALYSE VAN DE VOEDINGSMIDDELEN
1 Water als voedingsmiddel 1.1 Soorten 1.2 Samenstelling 1.3 Aankoop
2 Fruit (inheems) 2.1 Soorten 2.2 Samenstelling en voedende waarde 2.3 Aankoop en bewaren
3. Groenten (inheems) 3.1 Soorten 3.2 Samenstelling en voedende waarde
Met de voedingsplanner kunnen werken.
Een belangrijke doelstelling die bij de analyse van onderstaande voedingsmiddelen steeds wordt nagestreefd; Leerlingen bezitten voldoende kennis over voedingsmiddelen om - ze oordeelkundig te bereiden en te verbruiken rekening houdend met de gezondheidsregels; - ze op een verantwoorde wijze aan te kopen rekening houdend met de prijs en de kwaliteit; - ze deskundig te bewaren - te oordelen of een voedingsmiddel al dan niet vervallen is, of ze kunnen deze informatie opzoeken.
Een verantwoorde keuze maken uit het assortiment “waters”. De elementen op het etiket kunnen verklaren. Milieubewust aankopen.
De voornaamste fruitsoorten herkennen. Het belang van dagelijks gebruik van fruit inzien. Fruit op basis van prijs en kwaliteit kopen.
Een aantal groenten herkennen in functie van latere bereidingen. Het verschil duidelijk maken tussen rauwkost en gekookte groenten i.v.m. voedingswaarde.
Vergelijkende studie op basis van gegevens op het etiket en uit consumententijdschriften.
Kringgesprek over gewoonten en ervaringen van de leerlingen m.b.t. fruit. Fruitkalender gebruiken. Documentatie aanleggen. Folders gebruiken. Bezoek brengen aan een fruitwinkel. Fruit laten proeven.
Aansluiten bij parate kennis.
52
3.3 Aankoop en bewaren
4. Brood 4.1. Soorten
De nodige groenten in een dagrantsoen verdelen. Rekening houdend met het marktaanbod, groenten prijsbewust aankopen.
Groentekalender gebruiken. Recepten bijhouden en rangschikken in receptenmap. Folders raadplegen.
Uit het assortiment van brood een verantwoorde keuze maken. Inzien dat de voedende waarde van brood erg kan verschillen. Brood op de goede manier bewaren.
Bezoek aan een bakkerij.
Doorsnede van een kippenei schematisch, ordelijk tekenen. Het gebruik van eieren in functie van de gezondheid toelichten. De aanduidingen op de verpakking interpreteren. Rekening houdend met de kwaliteitscategorie en de gewichtsklasse verse eieren op een verantwoorde manier aankopen.
Productkennis: informatie op verpakkingen ontleden. Aandacht schenken aan bio-producten.
Informatie via verpakkingsmateriaal verzamelen.
6.3 Aankoop en bewaren
De samenstelling van de verschillende melksoorten kunnen opzoeken en vergelijken. Het belang van het dagelijks gebruik van melk of melkproducten inzien.
7 Aardappel 7.1 Herkomst 7.2 Soorten 7.3 Samenstelling en voedende waarde 7.4 Aankoop en bewaren
Een aardappel plantkundig omschrijven. In functie van de bereiding de gepaste soort kiezen. Het belang van aardappelen in de voeding inzien. Het nut van bewaaraardappelen inzien.
8 Rijst 8.1. Soorten 8.2. Samenstelling en voedende waarde 8.3. Aankoop en bewaren
Soorten rijst kiezen in functie van de bereiding. De voedende waarde kunnen afleiden uit de samenstelling.
4.2. Samenstelling en voedende waarde 4.3. Aankoop en bewaren 5 Ei 5.1 Delen van een ei 5.2 Samenstelling en voedende waarde 5.3 Aankoop en bewaren
6 Melk 6.1 Soorten 6.2.Samenstelling en voedende waarde
Vergelijkende prijsstudie: - broodprijzen onderling - broodprijs versus distributievorm
Via strookdiagrammen de samenstelling en voedende waarde van melk en melkproducten vergelijken. Videofilm van de melkunie bekijken of een bezoek brengen aan een melkhoeve of een zuivelbedrijf. Deelnemen aan de MELKDAG. Aan de hand van een leestekst en vragen de herkomst van de aardappel afleiden. Productkennis: natuuraardappelen met diverse variëteiten bereiden, resultaten vergelijken en praktische besluiten trekken. Informatie verzamelen via verpakkingsmateriaal.
53
Verzameling van rijststalen aanleggen. 9 Suiker 9.1 Soorten 9.2 Samenstelling en voedende waarde 9.3 Aankoop en bewaren
10 Vlees 10.1 Soorten 10.2 Samenstelling en voedende waarde
10.3 Aankoop en bewaren
De verschillende handelsvormen van suiker herkennen. Uit de samenstelling de voedende waarde kunnen afleiden. Inzien dat suiker beperkt moet gebruikt worden.
Informatie verzamelen via verpakkingsmateriaal.
In functie van de bereiding een verantwoorde vleeskeuze maken. Aan de hand van strookdiagrammen de voedingswaarde afleiden. Het fundamenteel belang van de juiste bewaartechnieken van vlees kunnen verklaren. De taak van het I.V.K. verwoorden.
Aandacht besteden aan ‘vermalsing’. Aandacht besteden aan vervangproducten.
Aan de hand van een leestekst of videoband enkele stoffen vreemd aan het dier opsommen.
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISHE WENKEN
I ANALYSE VAN DE VOEDINGSSTOFFEN
1 Water als bouwstof
Het belang van waterevenwicht voor het lichaam inzien. Dagelijks 1,5 liter water drinken. Uitdrogingsverschijnselen opsommen. Het belang van veel drinken begrijpen.
Brainstormen: waterverlies en wateropname.
2 Mineralen als bouwstof
Het voorkomen en de rol van de voornaamste mineralen aangeven. Maatregelen kennen om mineralen maximaal in voedingsmiddelen te behouden.
Verpakkingen gebruiken van voedingsmiddelen / producten die met mineralen verrijkt zijn: bv. melk met calcium, tandpasta met fluor, … Waarschuwen voor overdreven gebruik van mineralencomplexen.
3 Eiwitten als bouwstof
Weten dat eiwitten zowel van plantaardige als van dierlijke oorsprong kunnen zijn. Het verschil tussen volwaardige en onvolwaardige
Werken met de voedingsmiddelentabel. Afhankelijk van het niveau van de leerlingen, werken met een equivalentietabel i.v.m. de keuze
54
4 Vetten als brandstof
eiwitten verklaren. Eiwitbronnen op een gevarieerde wijze gebruiken. Gevolgen van een te kort/te veel aan eiwitten in de voeding beschrijven.
van eiwitten in functie van het gezinsbudget.
Voor de verschillende vetzuren telkens één belangrijke taak aanduiden. Weten dat vetten de belangrijkste leverancier van energie zijn. Inzien dat de voeding veel verdoken vetten bevat. Voedingsmiddelen rijk aan verschillende vetzuren opsommen. Het verband inzien tussen de factor opname van energie en lichaamsgewicht.
Werken met de voedingsplanner in coördinatie met toegepaste informatica.
5 Verteerbare koolhydraten als brandstof Weten dat koolhydraten onder diverse vormen voorkomen. Het verschil tussen suiker en zetmeel i.v.m. het leveren van energie verklaren. Inzien dat koolhydraten een belangrijke leverancier van energie zijn. De voornaamste voedingsmiddelen opnoemen die rijk aan koolhydraten zijn. 6 Voedingsvezels als bron voor een gezonde voeding
7 Vitaminen als beschermende stof
De noodzaak van voedingsvezels kennen. Voedingsmiddelen rijk aan vezels opnoemen. De gevolgen van een tekort aan vezels uitleggen.
Inzien dat iedere vitamine voor het lichaam een specifieke rol heeft. Het verband inzien tussen een gevarieerde, verse voeding en de opname van voldoende vitaminen. Vitamines naargelang oplosbaarheid indelen.
Werken met de voedingsplanner in coördinatie met toegepaste informatica.
Informatiefolders bespreken. Groepswerk: collage maken over “voedingsvezels”.
Werken met de voedingsmiddelentabel. Waarschuwen voor de risico’s van autonoom gebruik van vitaminepreparaten.
55
II ANALYSE VAN DE VOEDINGSMIDDELEN
1. Kruiden en specerijen 1.1 Soorten 1.2 Samenstelling en voedende waarde 1.3 Aankoop en bewaren
2 Deegwaren 2.1 Soorten 2.2 Samenstelling en voedende waarde 2.3 Aankoop en bewaren
3 Kaas 3.1 Soorten 3.2 Samenstelling en voedende waarde 3.3 Aankoop en bewaren
4 Gevogelte 4.1 Soorten 4.2 Samenstelling en voedende waarde 4.3 Aankoop en bewaren
Aansporen tot een kritisch consumentengedrag. Inzien dat kruiden en specerijen het gebruik van zout in de voeding kunnen vervangen. Weten dat kruiden aan de voeding een belangrijke meerwaarde geven. Kruiden in functie van het gerecht op een verantwoorde wijze kiezen.
Deegwaren omschrijven. De juiste soort kopen in functie van het gerecht.. Inzien dat deegwaren een voorname bron van koolhydraten en vezels zijn.
Behandelen in coördinatie met zorg voor het woon- en leefmilieu en zorg voor het welzijn. Documentatie aanleggen.
Kennismaking met het marktaanbod.
Inzien dat het aanbod van de verschillende kaassoorten tot ruime gebruiksmogelijkheden leidt. De voedende waarde en de verteerbaarheid omschrijven.
Bezoek aan een kaaswinkel of de zuivelafdeling in een grootwarenhuis. Vergelijking maken van het aanbod.
Enkele soorten gevogelte opnoemen. Inzien dat gevogelte evenwaardig is aan vlees en veel variatie in het gebruik biedt.
Bezoek aan een speciaalzaak van gevogelte of de afdeling gevogelte in het grootwarenhuis. Reclamefolders bespreken.
5 Wild
56
5.1 Soorten 5.2 Samenstelling en voedende waarde 5.3. Aankoop en bewaren
6 Vis 6.1 Soorten 6.2 Samenstelling en voedende waarde 6.3 Aankoop en bewaren
7 Schaal- en schelpdieren 7.1 Soorten 7.2 Samenstelling en voedende waarde 7.3 Aankoop en bewaren
8 Vetstoffen 8.1 Bespreking van de voornaamste vetstoffen 8.1.1 Boter 8.1.2 Margarine 8.1.3 Oliën 8.2.1 Soorten 8.2.2 Samenstelling en voedende waarde 8.2.3 Aankoop en bewaren
Met voorbeelden aantonen dat er veder- en haarwild bestaat. Inzien dat wild geen meerwaarde heeft aan voedingsstoffen en duurder is dan gewone vleessoorten.
Visuele voorstelling: posters, natuurboeken, … Samenstelling vergelijken met gewone vleessoorten. Bezoek brengen aan een speciaalzaak.
Enkele vette en magere vissoorten opnoemen. Inzien dat vis een belangrijke bron van eiwitten en mineralen is. Vis op versheid beoordelen. De werking van meervoudige onverzadigde vetten die zitten in de vetzuren van vis omschrijven.
Gebruikmaken van visueel materiaal i.v.m. vissoorten. Viskalender gebruiken.
De voornaamste soorten herkennen en benoemen. Inzien dat schaal- en schelpdieren geen meerwaarde hebben in de voeding. Bij de aankoop een verantwoorde en prijsbewuste keuze maken.
Samenstelling vergelijken met vis (cf. Belgische voedingsmiddelentabel). Gebruik maken van visueel materiaal. Documentatiemapje aanleggen.
Het marktaanbod van vetstoffen kritisch kunnen beoordelen.
Documentatiemapje aanleggen en bespreken.
Samenstelling lezen en beoordelen aan de hand van een schema ( minder dan 40% meervoudig verzadigde vetzuren – meer dan 40% meervoudig verzadigde vetzuren) Inzien dat het gebruik van onverzadigde vetzuren bijdraagt tot het voorkomen van hart- en vaatziekten.
57
58
6.2.2 Zorg voor de woon- en leefomgeving 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. ALGEMENE BEGRIPPEN I.V.M. WOON- EN LEEFOMGEVING
1. Wonen 1.1 Begrip 1.2 Woonmogelijkheden 1.3 Indeling ruimtes: - elementaire ruimtes • huishoudtechnische ruimtes • woon- en leefruimtes • sanitair • verkeersruimtes - supplementaire ruimtes 2. Leven 2.1. Begrip 2.2. Aspecten: - gezondheid - voeding - sociaal contact
Het begrip “wonen” verwoorden en begrijpen. De ruimtes in de woning indelen in elementaire en supplementaire ruimtes. Woonmogelijkheden kiezen in functie van gezinssituaties.
Vertrekken vanuit de leefomgeving van de leerlingen. Eventueel bezoek aan bouwwerf – bouwbeurs… Video
Het begrip “leven” uitleggen. De verschillende leefaspecten kennen.
In samenspraak met zorg voor het welzijn.
II ANALYSE VAN DE MATERIALEN GEBRUIKT IN DE WOONEN LEEFOMGEVING
1 Glas 1.1 Herkomst
59
1.2 Soorten 1.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik 1.4 Milieuraadgevingen
2 Keramiek 2.1 Herkomst 2.2 Soorten 2.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik
3 Hout 3.1 Herkomst 3.2 Soorten 3.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik
4 Metalen – Metaalbedekkingen – Legeringen 4.1 Herkomst 4.2 Soorten: - niet edele - edele - zeldzame 4.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik
5 Rubber - kunstrubber 5.1 Herkomst 5.2 Soorten 5.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik
6 Plastiek 6.1 Herkomst 6.2 Soorten 6.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik 6.4 Milieuraadgevingen
De soorten glas met hun voornaamste eigenschappen in functie van het gebruik kennen. Belang van selectief sorteren van glas.
De soorten keramiek herkennen met hun voornaamste eigenschappen i.f.v. gebruik kennen. Richtlijnen voor de aankoop van een servies kennen.
Bij elk materiaal wordt er een steekkaart aangelegd met: staaltje of prent, etiket, toepassing, afwerking, …
Glas selectief sorteren: de glasbak. In samenwerking met zorg voor het welzijn.
Uitgaan van voorwerpen uit de leefomgeving. Enkele houtsoorten herkennen. De voornaamste eigenschappen van hout kennen en weten te waarderen in functie van gebruik.
Van de meest gebruikte metalen hun voornaamste eigenschappen in functie tot het gebruik en het onderhoud kennen.
Visuele voorstelling: eigenschappen en kenmerken op basis van houtstalen of gebruiksvoorwerpen behandelen.
Metalen tonen als didactisch materiaal. Documentatiemap aanleggen en gebruiken bij de bespreking. De voornaamste eigenschappen van rubber aangeven in functie van huishoudelijk gebruik.
Visuele voorstelling van rubber en kunstrubber. Plastiek herkennen en de specifieke eigenschappen aangeven in functie van gebruik. Belang van selectief sorteren inzien.
60
7 Papier 7.1 Herkomst 7.2 Soorten 7.3. Eigenschappen i.f.v. gebruik 7.4 Milieuraadgevingen
Uitgaan van voorwerpen uit de leefwereld van de leerlingen. Enkele veelgebruikte papiersoorten in functie van hun eigenschappen en gebruik kennen. Belang van selectief sorteren inzien.
8 Katoen 8.1 Herkomst 8.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik 8.3 Etikettering 8.4 Veredelen
9 Linnen - Halflinnen 9.1 Herkomst 9.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik 9.3 Etikettering 9.4 Veredelen
10. De synthetische vezels 10.1. Soorten 10.2. Algemene eigenschappen 10.4. Etikettering
De relatie inzien tussen eigenschappen, gebruik en onderhoud. Katoen herkennen aan het symbool en het etiket. Weten waarom veredelingsprocessen worden toegepast op katoen.
De relatie inzien tussen eigenschappen, gebruik en onderhoud. Linnen en halflinnen herkennen aan de hand van het symbool en het etiket. Weten waarom veredelingsprocessen worden toegepast op linnen en halflinnen.
Aan de hand van het etiket de soorten synthetische vezels benoemen.
Visuele voorstelling van papiersoorten. Behangpapier kan verder uitgewerkt worden in het 2de leerjaar.
Laten aanvoelen van verschillende stoffen in katoen: spons, flanel, jeans, … Etiketten ontleden. Inspelen op de actualiteit o.m. textielverwerking in de derde wereld.
Eventueel bezoek aan het vlasmuseum te Kortrijk.
Etiketten van verschillende kledingstukken ontleden. Synthetische stoffen laten aanvoelen.
61
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Zie ook “werken voor derden” op pagina 10. Simulatie-oefeningen maken.
I. CONSUMENT EN BUDGET
1. Inkomsten 1.1 Vaste 1.2 Toevallige 2. Budgetteren 2.1 Begrip 2.2 Noodzaak van evenwichtig huishoudbudget 2.3 Betaalmiddelen 3 Consument 3.1 Rechten 3.2 Plichten 3.3 Reclame 3.4 Bescherming
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Voorbeelden geven van verschillende soorten inkomsten.
Relatie leggen met “zakgeld”.
De uitgaven binnen een leefsituatie kunnen rangschikken van levensnoodzakelijke tot onvoorziene en het belang inzien van een kasboek.
Huishoudfiches zijn te verkrijgen bij de financiële instellingen.
Kritisch consumentengedrag stimuleren om een verantwoord koopgedrag te ontwikkelen.
De afdeling budgetbeheer bij de sociale dienst bezoeken of raadplegen. Gevalsstudie over “waarden en normen”: verantwoordelijkheid opnemen. Consumentengidsen raadplegen.
II. ANALYSE VAN DE MATERIALEN
1. Natuursteen (marmer, arduin, graniet, leisteen, …) 1.1 Herkomst 1.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik
Enkele veelgebruikte natuurstenen herkennen en hun gebruik in en rond de woning verantwoorden.
Documentatie aanleggen en gebruiken. Eventueel studiebezoek aan: - een steenhouwerij - een natuursteenbedrijf
2. Parket - Laminaat 2.1 Herkomst 2.2 Soorten
Parket en laminaat herkennen. In functie van de mogelijkheden en budget een
Bezoek aan bouwbeurs, doe-het-zelfzaak of speciaalzaak.
62
2.3 Eigenschappen i.f.v. gebruik
verantwoorde keuze maken.
3. Kurk 3.1 Herkomst 3.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik
Enkele doeltreffende eigenschappen van kurk verwoorden en het gebruik afleiden.
Kurkstalen en afbeeldingen i.v.m. het gebruik tonen.
4. Leder - Kunstleder 4.1. Herkomst 4.2. Soorten 4.3. Eigenschappen i.f.v. gebruik 4.4. Etiket / symbool
De verschilpunten herkennen tussen leder en kunstleder en het prijsverschil kunnen verklaren Enkele doeltreffende eigenschappen van leder woorden en het gebruik afleiden.
Eigenschappen proefondervindelijk aantonen. Vertrekken vanuit voorwerpen die de leerlingen gebruiken. Bezoek aan lederzaak of leerlooierij.
Wol en gemengde wol herkennen aan de hand van het symbool, het etiket en de eigenschappen.
De voornaamste eigenschappen proefondervindelijk aantonen.
5. Wol – Gemengde wol 5.1 Herkomst 5.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik 5.3 Etikettering 5.4 Symbool 5.5 Veredelen 6. Zijde – Kunstzijde 6.1 Herkomst 6.2 Eigenschappen i.f.v. gebruik 6.3 Bewerkingen
Het belang inzien waarom er veredelingsprocessen op wol worden toegepast.
Zijde en kunstzijde kunnen herkennen aan het etiket. De eigenschappen van zijde / kunstzijde herkennen in functie van het gebruik.
Documentatie aanleggen. Proefondervindelijke studie.
Specifieke eisen gesteld aan verlichting, verwarming, verluchting, isolatie en afvalverwijdering weergeven en verantwoorden.
Folders gebruiken. Brochures raadplegen.
Budget – energiebewuste keuze maken i.v.m. verlichting, verwarming, verluchting, isolatie.
Verlichtingsbronnen vergelijken.
III ANALYSE VAN DE ELEMENTEN IN DE WOON- EN LEEFRUIMTE
1. Verlichting 1.1. Begrip: - natuurlijk licht - kunstlicht: - soorten i.f.v. gebruik 1.2. Veiligheid gesteld aan een goede verlichting
63
2. Verwarming 2.1. Begrip: - soorten volgens energiebron 2.2. Veiligheid gesteld aan een efficiënte verwarming 3. Verluchting 3.1. Begrip: - soorten i.f.v. gebruik 3.2. Veiligheid gesteld aan een optimale verluchting 4. Isolatie 4.1. Begrip: - soorten i.f.v. gebruik 4.2. Eisen van een degelijke isolatie 5. Afvalverwijdering 5.1. Begrip 5.2 Mogelijkheden: selectief afval sorteren in verschillende ruimten
Het belang van een efficiënte verwarming verwoorden.
Verwarmingsbronnen en –toestellen vergelijken. Documentatie aanleggen.
Soorten verluchting aanduiden met hun voor- en nadelen. De noodzaak van spontaan en regelmatig verluchten inzien.
De eisen van degelijk isolatiemateriaal kennen.
Doe-het-zelfcatalogus gebruiken.
De noodzaak van selectief sorteren inzien.
Milieukalender raadplegen. In samenspraak met zorg voor de voeding en zorg voor het welzijn.
IV. DE WONING IN ZIJN GEHEEL
1 Huren – kopen 1.1 Begrip 1.2 Voor- en nadelen 1.3 Formaliteiten 2 Bouwen/verbouwen 2.1 Begrip 2.2 Voor- en nadelen 2.3 Architect 2.4 Formaliteiten
De begrippen “huren, kopen, bouwen” verwoorden en hun voor- en nadelen opsommen.
Documentatie aanleggen en bespreken i.v.m. advertenties, verkoopaffiches, bouwformules, …
Eigen keuze kunnen verdedigen. Bezoek aan immobiliënkantoor. Internet raadplegen. Bouwplan kunnen lezen. Gespecialiseerde tijdschriften raadplegen. Video-opname van informatief tv-programma bekijken en bespreken.
64
3 Sociale voorzieningen 3.1 Sociale lening 3.2 Bouwpremie 3.3 Saneringspremie
Verschillende sociale voorzieningen omschrijven. De leerinhouden moeten geregeld geactualiseerd worden op basis van de geldende wetgeving.
6.2.3. Zorg voor het welzijn 1ste leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Vooraf TV en PV van deze zorgsituatie hangen zeer nauw samen.
I. ALGEMENE BEGRIPPEN I.V.M. ZORG VOOR HET WELZIJN
1. Gezondheid 1.1. Begrip 1.2. Beïnvloedende factoren 1.3. Facetten 1.3.1. Lichamelijke zorg: - begrip - belang - soorten: • uitwendig • inwendig - voorwaarden 1.3.2. Geestelijke zorg: - begrip - facetten: • rust • slaap • ontspanning 1.3.3. Sociale zorg: - begrip
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
• Het begrip gezondheid uitleggen en omschrijven. • Factoren die de gezondheid beïnvloeden met eigen woorden kunnen omschrijven.
• De facetten rust, slaap en ontspanning herkennen. • Het verschil tussen rust, slaap en ontspanning met voorbeelden omschrijven.
• Zichzelf kennen en aanvaarden.
Kringgesprek vanuit de leefwereld van de leerlingen om het begrip gezondheid in al zijn facetten bij te brengen.
Brainstorming: voorbeelden kunnen aangevuld worden door de leraar.
Eventueel gebruikmaken van de vragenlijsten en werkbladen uit LEEFSLEUTELS.
65
- zelfkennis: • lichamelijke kenmerken • gevoelskenmerken (zelfvertrouwen) • karakter en persoonlijkheid (omgaan met anderen) - conflicten voorkomen door: • zelfaanvaarding: positief en negatief • aanvaarding van anderen
2. Gezondheidszorg 2.1. Begrip
• Bekommerd zijn om de medemens.
• Het begrip gezondheidszorg kennen. • Voorbeelden geven van de behoefte aan gezondheidszorg van ieder mens. • Relativeren van het door de media vooropgestelde gezondheidsideaal. Kringgesprek.
2.2. Indeling zorgproces: - preventief - curatief 2.3. Soorten: - zelfzorg - mantelzorg - beroepszorg
3. Ziekten 3.1 Bepaling 3.2 Ziekteoorzaken 3.3 Indeling - acute ziekten - chronische ziekten - kinderziekten - besmettelijke ziekten - erfelijke ziekten
• Het verschil tussen preventieve en curatieve gezondheidszorg met eigen woorden omschrijven. • Het verband uitdrukken tussen zelfzorg en gezondheid. • Het ontwikkelen van zelfzorg motiveren. • Omschrijven wat mantelzorg en beroepszorg omvatten.
• Kunnen verwoorden wat ziekten zijn. • Enkele oorzaken van ziekten opnoemen. • De indeling van de ziekten kennen en met voorbeelden kunnen illustreren. • Praktische wenken geven om ziekten te voorkomen. Informatief benaderen
66
- beroepsziekten 3.4 Praktische wenken i.v.m. ziekten
• Praktische tips geven om ziekten te voorkomen. Zelfactiviteit bevorderen
II. PERSOONLIJKE ZORG
1. Lichaamshouding 1.1. Begrip goede houding 1.2. Geraamte - functie - delen - gewrichten - bouw en ontwikkeling 1.3. Letsels - verstuiking - ontwrichting - beenbreuk 1.4. Rust en slaap 1.4.1. Rust: - begrip - behoefte
• Het begrip goede houding uitleggen.
Linken naar ARAB/CODEX – Welzijnwet ERGONOMIE Steunen op de functies van het geraamte.
• De functies van het geraamte toelichten. • Het verband uitdrukken tussen verkeerde lichaamshouding en lichamelijke klachten (ruglijders). • De verschijnselen en behandeling van de letsels aan het geraamte kennen
Beroep doen op een kinesist of de leerkracht lichamelijke opvoeding.
• Met voorbeelden het begrip rust omschrijven. Voorbeelden en ervaringen uit de leefwereld van de leerlingen gebruiken.
1.4.2. Slaap: - begrip - behoefte - slaapbevorderende factoren - slaapstoornissen:
• Het begrip slaap omschrijven. • De essentie aangeven van voldoende rust en slaap en in verband brengen met de algemene gezondheidstoestand.
Informatiefolders raadplegen. Bijsluiter geneesmiddelen lezen.
67
• • • •
ziekte - pijn geneesmiddelengebruik stress vermoeidheid
1.5. Bioritme 1.5.1. Begrip 1.5.2. Indeling: - fysiek - emotioneel - intellectueel 1.5.3. Oorzaken van ontregeling 1.6. Ontspanning: 1.6.1. Begrip 1.6.2. Behoefte 1.6.3. Ontspanningsvormen: - invloed van sport en spel op: • ademhaling • bloedsomloop • conditie - lenigheid • weerstand • spierkracht - sociaal aspect van sport en spel: • individuele sport • groepssport • competitiesport • sportrages - invloed van audiovisuele ontspanningsvormen - invloed van multimedia - invloed van muziek en lectuur - invloed van creatieve ontspanningsvormen: • ontwikkeling persoonlijkheid
• Slaapbevorderende en slaapremmende factoren herkennen en oplossingen zoeken voor problemen. • Voorbeelden geven van de gevolgen van onvoldoende slaap en verstoorde nachtrust op de algemene gezondheidstoestand. • Met eigen woorden het begrip bioritme omschrijven. • Voorbeelden geven van factoren die het biologisch ritme van de mens verstoren. • Met eigen woorden en met voorbeelden het begrip ontspanning en ontspanningsvormen omschrijven. • Verband uitdrukken tussen een goede ontspanningsvorm en de algemene gezondheidstoestand. • Verband uitdrukken tussen een zittend en te weinig actief leefpatroon en beschavingsziekten. • Voor- en nadelen van individuele, groeps- en competitiesport herkennen en kritisch beoordelen. • Leren omgaan met winnen - verliezen. • Voor- en nadelen van audiovisuele ontspanningsvormen kritisch beoordelen. • Met eigen woorden de gevolgen van overdreven tv- en computergebruik omschrijven. • Verbanden leggen tussen muziekkeuze, leeftijd en sociale achtergrond. • Elkaars muziekkeuze leren waarderen. • Voorbeelden gaven van creatieve ontspanningsvormen.
Kringgesprek op basis van ervaringen van de leerlingen m.b.t. ontspanningsvormen. Didactische plaat van grote en kleine bloedsomloop gebruiken om de relatie tussen ademhaling en bloedsomloop beter te begrijpen.
In coördinatie met de lessen lichamelijke opvoeding.
Brainstormen over overdreven (verslavend) tv- en computergebruik. Programmabladen i.v.m. tv en radio raadplegen. In coördinatie met de lessen Nederlands.
68
• sociaal • esthetisch 2. De spieren 2.1 Functies 2.2 Bouw 2.3 Eigenschappen 2.4 Werking 2.5 Soorten 3. Algemene lichaamszorg 3.1. De huid 3.1.1. Bouw 3.1.2. Functies 3.1.3. Huidtypes 3.2. Zonnebaden 3.2.1. Gunstige invloed van de zon op het lichaam: 3.2.2. Gevaren: - brandwonden - huidveroudering - verhoogd risico huidkanker 3.2.3. Veilig zonnebaden 3.3. Gelaatsverzorging 3.3.1. Doel van reinigen en verzorgen 3.3.2. Opmaak in functie van: - persoonlijke kenmerken - kledij - gelegenheid 3.3.3. Acné: - begrip - extra verzorging
3.4. Mondhygiëne 3.4.1. Het gebit:
Gebruik van de school- en klasbibliotheek. In coördinatie met de lessen zorg voor de woonen leefomgeving en plastische opvoeding. • De functies van een spier kennen. • Enkele grote spieren kunnen opnoemen.
• De delen van de huid aanduiden en omschrijven. • De functies van de huid omschrijven. • De verschillende huidtypes herkennen.
Eventueel bezoek aan een fitness centrum.
Didactische plaat van de huid gebruiken.
• De gunstige en gevaarlijke invloeden van de zon op het lichaam omschrijven. • Verband uitdrukken tussen de toename van huidkanker en onverantwoord zonnebaden.
Eventueel vragenlijsten uit de publicatie van de Kankerliga gebruiken.
• Regels i.v.m. veilig zonnebaden uitvoeren. • De essentie van het reinigen en verzorgen van het gelaat aangeven. • Het verband uitdrukken tussen een aangepaste opmaak en een goed voorkomen in alle omstandigheden.
Informatie folders bespreken.
• Het verband uitdrukken tussen aangepaste gelaatsverzorging en voorkomen van acné.
• De delen van de tand aanduiden en
69
- bouw van de tand - functies 3.4.2. Oorzaken van tandbederf 3.4.3. Tandbederf voorkomen: - gezonde voeding - tandverzorging - raadpleging tandarts 3.4.4. Gevolgen van slechte mondverzorging
3.5. Handverzorging 3.5.1. Belang van hand- en nagelhygiëne 3.5.2. Belang van hand- en nagelverzorging
3.6. Voetverzorging 3.6.1. Belang van voet- en nagelhygiëne 3.6.2. Belang van voet- en nagelverzorging 3.6.3. Voorkomen van voetkwalen 3.6.4. Keuze van het schoeisel in functie van: - persoon (juiste maat) - gelegenheid - seizoen 3.7. Haarverzorging 3.7.1. De haren: - bouw - types 3.7.2. Belang van haarreiniging: - dagelijks - grondig 3.7.3. Belang van haarverzorging 3.7.4. Voorkomen van haarkwalen: - schilfers - hoofdluizen
• • • •
omschrijven ter ondersteuning van het begrip tandbederf. De functies van het gebit uitleggen. De oorzaken van tandbederf omschrijven. Het verband uitdrukken tussen voorkomen van tandbederf en gezonde voeding. De essentie aangeven van dagelijkse tandverzorging en regelmatig tandartsbezoek.
• De essentie aangeven van het regelmatig reinigen en verzorgen van de handen en nagels. • Het verband aantonen tussen een verzorgd voorkomen en hand- en nagelverzorging. • De essentie aangeven van het regelmatig reinigen en verzorgen van de voeten en nagels. • Het verband uitdrukken tussen niet-aangepaste voetverzorging en verkeerd schoeisel en lichamelijke klachten.
Didactische plaat aanwenden.
Informatiefolders bespreken.
Informatiefolders bespreken. Link leggen naar de Europese Rchtlijn van 01.01.1996 inzake levensmiddelenhygiëne door het nemen van preventieve maatregelen.
Informatiefolders bespreken.
• De delen van het haar aanduiden en omschrijven. • De verschillende haartypes herkennen. • De essentie aangeven van het regelmatig reinigen en verzorgen van de haren. Informatiefolders bespreken. In samenwerking met PMS.
70
3.7.5. Ontharing: - waarom? - producten: voor- en nadelen - apparaten: voor- en nadelen 3.8. Zintuigen 3.8.1. De ogen: - bouw - beeldvorming - beschermingsmaatregelen: • veiligheidsbril • zonnebril - belang van een goede verlichting - oogafwijkingen: • bijziend • verziend 3.8.2 De oren: - bouw - geluidsvorming - geluidssterkte - geluidsoverlast - extra bescherming: • oordoppen • oorkleppen - oorstoppen 3.8.3 De neus: - bouw - neushygiëne: • snuiten • niezen • neuspeuteren - neusverkoudheid: • wat? • algemene hygiëne • misbruik neusdruppels/neusspray 3.9 Het ademhalingsstelsel:
• De functie van lichaamsbeharing omschrijven.
• De delen van het oog aanduiden en omschrijven ter ondersteuning van het begrip beeldvorming. • Het verband aantonen tussen extra bescherming en efficiënte verlichting en het voorkomen van oogafwijkingen. • De begrippen bijziend en verziend begrijpen. • De delen van het oor aanduiden en omschrijven ter ondersteuning van het begrip geluids-vorming. • De begrippen geluidssterkte en geluidsoverlast met eigen woorden uitleggen. • Het verband aantonen tussen aangepaste geluidssterkte en extra bescherming en het voorkomen van oorafwijkingen. • De delen van de neus aanduiden en omschrijven ter ondersteuning van de neushygiëne. • De essentie aangeven van een regelmatige neushygiëne.
Kringgesprek: pro en contra van lichaamsbeharing bespreken.
Didactische wandplaten van het oog, het oor en de neus aanwenden. Link leggen naar de PBM’s – Welzijnswet.
Link leggen naar de PBM’s – Welzijnswet.
• Het begrip neusverkoudheid omschrijven. • Het verband aantonen tussen algemene hygiëne en voorkomen van besmetting.
• De noodzaak van zuurstof inzien. • Verloop van in- en uitademen inzien.
71
-
Waarom is ademen noodzakelijk? De weg van de in- en uitgeademmde lucht. Organen neus keel luchtpijp en –takken longen Werking Stoornissen van de luchtwegen
4.Het uitscheidingsstelsel: 4.1 Rol 4.2 Organen 4.3 Werking 4.2 Stoornissen 4.3 Hygiëne 5. Het spijsverteringsstelsel: 5.1 Rol 5.2 Organen 5.3 Werking 5.4 Stoornissen
6. Veiligheid en preventie 6.1. Begrip: - veiligheid - preventie 6.2. Ongevallenpreventie 6.2.1. Veiligheid in en rondom de woning: - keuken - badkamer - berging -kelder - garage - tuin - slaapkamer - woonkamer - sport-, speel- en ontspanningsruimte
Bijsluiter neusdruppels/neusspray lezen. • Weten wanneer CPR wordt toegediend.
Medewerker van Het Rode Kruis uitnodigen.
• Het belang van een goed werkend uitscheidingsstelsel kunnen inschatten. • De relatie inzien tussen een goed functionerend uitscheidingsstelsel en hygiëne. Informatief benaderen. • Het belang van een goed werkend spijsverteringsstelsel inzien en verwoorden. • De belangrijkste symptomen van veel voorkomende stoornissen opsommen. Informatief benaderen. Werken met eenvoudige gevalsituaties. • De begrippen veiligheid en preventie verklaren door voorbeelden.
• Via voorbeelden de essentie van preventief handelen ter voorkoming van ongevallen aantonen. • Risicofactoren herkennen. • Tekortkomingen weten aan te vullen.
Bezoek aan hulpcentrum bv. Veiligheidsinstituut te Antwerpen.
In samenspraak met zorg voor de woon- en leefomgeving.
• Inzien dat gebruik van vluchtige stoffen zeer gevaarlijk is bij het aanmaken van een
72
6.3. Brandpreventie - in huis - in tuin (barbecue)
barbecue.
Videofilm over brandwonden veroorzaakt door vluchtige stoffen.
73
2de leerjaar
LEERINHOUDEN
LEERPLANDOELSTELLINGEN
I. ALGEMENE BEGRIPPEN I.V.M. COMMUNICATIE EN COMMUNICATIETECHNIEKEN
1. Omgaan met zichzelf 1.1. Identificatie: - objectieve identificatiegegevens; - subjectieve identificatiegegevens.
• Het onderscheid kunnen illustreren aan de hand van voorbeelden.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
Uitbreiding van leerinhouden van het 1ste leerjaar: de aangebrachte kennis moet functioneel en op eigen leefwereld gericht zijn. -
• Eigen mogelijkheden ontdekken en verbreden 1.2. Zelfkennis naar eigen mogelijkheden: - zelfvertrouwen. 1.3. Zelfkennis naar eigen waarden: - karakter; - persoonlijkheid.
1.4. Gedrag 1.4.1. Begrip 1.4.2. Indeling: - uiterlijk waarneembare aspecten; - uiterlijk niet waarneembare aspecten. 1.4.3. Gedragsbepaling: - persoonlijke factoren; - situatiefactoren. 1.4.4. Gedrag in relatie met de ontwikkelingsfase van de adolescent.
• Waarnemingselementen herkennen en ordenen. • Enkele bouwstenen van de persoonlijkheid kunnen opnoemen. • Streven naar een zelfstandige, eerlijke, tactvolle en positief ingestelde persoonlijkheid.
-
objectieve: gegevens van de identiteitskaart laten noteren. Foto observeren en gestalte en kledij beschrijven. Opsporingsbericht laten construeren. subjectieve: vragenlijst laten rondgaan met o.m. lievelingsvoedsel, hobby’s, toekomstplannen.
• Belangstelling voor individueel gedrag. • Verbanden kunnen leggen tussen conflicten en gedrag. • Typische gedragsverschijnselen kunnen aantonen. • Streven naar een bewustwording van verantwoord gedrag. • Relaties kunnen leggen met leeftijdgenoten en anderen.
Zoveel mogelijk vertrekken vanuit de ervaringswereld van de leerling.
74
1.5. Zelfbeeld 1.5.1. Realistisch zelfbeeld: - zelfontleding; - zelfkritiek; - zelfaanvaarding. 1.5.2. Positief zelfbeeld creëren.
2. Omgaan met anderen en de leefwereld. 2.1. Respect voor anderen: 2.1.1. Aanvaarden van de eigenheid van anderen; 2.1.2. Belang van het anders zijn van de andere; 2.2.3. Gevolgen van respect voor anderen.
• Het beeld van zichzelf kritisch kunnen benaderen en de betekenis hiervan kunnen formuleren. • Verantwoordelijkheid kunnen nemen. • Belang van waardering door anderen onderkennen.
•
Belangstelling kunnen tonen in relatie met de andere.
•
Voorbeelden kunnen geven waarin respect getoond wordt of gestimuleerd. De gunstige gevolgen van respect kunnen aanduiden.
•
2.2. Respect voor het materiële en de natuur. 2.3. Tederheid: 2.3.1. Noodzaak van tederheid; 2.3.2. Waarom wordt er zo weinig tederheid getoond.
3. Lichaamstaal 3.1. Begrip. 3.2. Soorten lichaamsgebaren: - embleemgebaren; - gebaren die spanning en zenuwachtigheid laten zien;
• • • •
•
Situaties opnoemen waarin de mens zich sterk verbonden voelt met de natuur. De noodzaak illustreren aan de hand van concrete voorbeelden. In eenvoudige situaties dit gedrag onderkennen. Gevoelens leren formuleren.
Voorbeelden analyseren van onverantwoord gedrag analyseren naar fouten en de nodige zelfkritiek hieraan koppelen.
Vertrekken vanuit de ervarings- en belevingswereld van de leerling. vb: - een gebeurtenis in de klas. - een videofragment.
Waarnemingselementen herkennen en inschatten. Rollenspel. Video-opnames ontleden.
75
-
seksegebonden gebaren; gebaren die genegenheid en vriendschap uitdrukken; mimiek/gelaatsuitdrukking; aanraken/nabijheidsgedrag.
4. Sociale vaardigheden 4.1. Communicatie 4.1.1. Begrip. 4.1.2. Soorten communicatie: - éénzijdig/tweezijdig; - verbaal/non-verbaal. 4.1.3. Communicatievaardigheid. 4.1.4. Communicatiestoornissen. 4.1.5. Communicatiearmoede 4.2. Luisteren 4.2.1. Begripsomschrijving. 4.2.2. Belang van goed luisteren. 4.2.3. Kenmerken van goed en slecht luisteren. 4.2.4. Luistervaardigheid.
4.3. Assertiviteit 4.3.1. Begrippen: - assertief gedrag; - agressief gedrag.
5. Bezoeken 5.1. Op bezoek gaan 5.1.1. Gelegenheden 5.1.2. Uitnodigingen: - schriftelijk - telefonisch
• • •
Het belang inzien van de indruk die je op iemand maakt. De eerste indruk over iemand bepalen. Zich bewust zijn van mogelijke vooroordelen en hierop correct anticiperen.
Werken met gevalsstudies en rollenspel.
• • • • •
Luisterbereidheid tonen. Vergelijken van opgevangen informatie. Veel voorkomende fouten kunnen opnoemen. Tips geven om goed te luisteren. Oefeningen in luistertechnieken toepassen.
Leefsleutels toepassen.
•
Bereidheid tot reflectie en kritische ingesteldheid stimuleren.
•
Omgangssituaties formuleren of men te maken heeft met assertief of agressief gedrag.
In oefensituaties assertief reageren. Debat organiseren. Videobeelden analyseren.
•
Zich weten te gedragen bij een bezoek in diverse omstandigheden.
Kringgesprek. Groepswerk: uitnodigingen beantwoorden.
76
5.1.3. Algemene omgangsvormen: - tijdstip - houding - taal - kledij 5.1.4. Geschenken : - aanbieden wat/wie - kiezen - geven - ontvangen (ruilen) - bedanken 5.2. Bezoek ontvangen 5.2.1. Gelegenheden 5.2.2. Uitnodigingen: - schriftelijk - telefonisch 5.2.3. Algemene omgangsvormen: - genodigde/onverwachte gast - begroeten - voorstellen - afscheid nemen
Video-opname of gedeelte uit film, reportage, … ontleden en bespreken. •
Een passend geschenk uitkiezen en aanbieden in functie van de gelegenheid en het budget.. Bezoek aan specifieke winkel of brochures raadplegen.
•
Gedragsuitingen soepel en beheerst aanwenden in verschillende situaties en rollen. Rollenspel.
II. SPECIFIEKE HYGIËNE EN GEZONDHEID 1. De stofwisseling 1.1 Rol 1.2 Werking
• •
Weten wat de stofwisseling betekent. Op een eenvoudige manier de stofwisseling kunnen uitleggen.
2. Het zenuwstelsel 2.2 De zenuw(cellen) - soorten - werking
• •
De functie van het zenuwstelsel inzien. Weten wat zeunw(cellen) zijn.
3. Besmettelijke ziekten 3.1. Begrip 3.2. Oorzaken 3.3. Soorten
• Het begrip en de oorzaken van besmettelijke ziekten omschrijven.
Synoniemen gebruiken (energiewisseling, metabolisme).
Visueel materiaal gebruiken.
Medische encyclopedie raadplegen.
77
3.4. Symptomen 3.5. Verloop 3.6. Ziekenkamer (slaapkamer ombuigen naar ziekenkamer): - aanpassing slaap - temperatuur - verluchting - dagelijks onderhoud 3.7. Verzorging van de zieke: - dagelijks toilet - voeding - vochtopname - toedienen geneesmiddel - rust en slaap 4. Het bloed 4.1 Samenstelling 4.2 Taken 4.3 Stoornissen
5. De bloedsomloop 5.1 Rol 5.2 Organen - hart - bloedvaten - bloed - lymfe 5.3 Werking 5.4 Stoornissen
• Het belang inzien van de juiste behandeling en verzorging van de zieke.
• Inzicht hebben in de samenstelling van het bloed. • De taken van het bloed kennen. • De voornaamste bloedstoornissen kunnen opnoemen. • • • • • •
De rol van de bloedsomloop inzien. Het verschil tussen aders en slagaders kennen. De werking van het hart begrijpen. Weten wat ‘lymfe’ is. De bloedsomloop op een eenvoudige manier kunnen toelichten. Inzicht hebben in de voornaaste stoornissen van de bloedsomloop.
Visuele voorstelling gebruiken. Afhankelijk van de interesse van de leerlingen kunnen analysegegevens gebruikt worden. Eenvoudig benaderen.
Visuele middelen gebruiken. Aders en slagaders op een schema van de bloedsomloop aanduiden (roodblauw). De werking van het hart eenvoudig benaderen. De eigenschappen van de menselijke bloedsomloop aanhalen om de werking te verduidelijken: - dubbel (grote en kleine); - volledig gescheiden (zuurstofrijk – arm); - gesloten.
6. Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)
78
6.1. Begrip 6.2. Soorten 6.3. Voorkomen: condoom
7. Geslachtsorganen 7.1. Vrouwelijke geslachtsorganen: - uitwendig - inwendig 7.2. Mannelijke geslachtsorganen: idem 8. Endocriene klieren en hormonen 8.1 Definitie van: - endocriene klieren - hormonen 8.2 Voornaamste endocriene klieren. 8.3 Functie 9. Voorbehoedmiddelen 9.1. Begrip 9.2. Soorten: 9.2.1 Biologische middelen 9.2.2 Barrière middelen 9.2.3 Hormonale middelen 9.2.4 Chirurgische anticonceptie 10. Cellen en weefsels 10.1. De cellen: - bouwstenen van het lichaam - levensduur en splitsing - anatomie van de cel 10.2. De weefsels. 11. Bevruchting 11.1. Wat: - innesteling - moederkoek/vruchtvliezen - navelstreng
• Het begrip en de soorten SOA omschrijven. • Noodzaak inzien van preventief handelen.
• Inzicht hebben in de geslachtsorganen van man en vrouw.
•
Weten wat endocriene klieren en hormonen zijn.
Gebruikmaken van visueel materiaal Vakoverschrijdend werken: wetenschappen godsdienst/N.-C. zedenleer.
Verder werken met de kennis opgedaan in het 1ste leerjaar van de 2de graad personenzorg.
De voornaamste endocriene klieren op een schematische voorstelling van het lichaam aanduiden. Gevalsstudies gebruiken.
• De noodzaak inzien van de juiste voorbehoedmiddelen. • Eigen mening vormen m.b.t. soorten voorbehoedmiddelen.
Eventueel beroep doen op gespecialiseerde organisaties, bv. het aidsteam. PMS raadplegen.
Verbanden leggen met de voedingsstoffen. • • •
De rol van lichaamscellen kunnen verwoorden. Weten hoe cellen zich splitsen. De hoofdbestanddelen van een cel kunnen opnoemen.
Visueel materiaal gebruiken.
Vakoverschrijdend werken.
79
-
gebruik bevruchtingsstimulerende hormonen
11.2. Verloop van de zwangerschap: - ontwikkeling van de vrucht - gynaecologisch onderzoek (functie/doel) - lichaamshygiëne van de zwangere vrouw: • prenatale oefeningen • arbeid/rust/ontspanning/kledij - sociale tegemoetkomingen: - geboortepremie - zwangerschapsverlof 12. Bevalling: - verloop: • ontsluitingsfase • geboorte • nageboorte - thuis bevallen of in het ziekenhuis - epiduraal – keizersnede - herstel na bevalling 13. De baby 13.1. Voornaamste kenmerken pasgeborene: - algemeen uitzicht (hoofd, lengte, gewicht, huid, navel, reflexen, …) - miskraam, prematuur 13.2. Omgang 13.3. Verzorging: - badje - uitzet - preventieve gezondheidszorg (inentingen)
III.
• Begrip bevruchting omschrijven.
• De complexiteit van zwangerschap en bevalling inzien. • Het belang inzien van een goede voorbereiding en nazorg. • Het verloop en de evolutie van de zwangerschap verwoorden. • Belang inzien van een aangepaste begeleiding en gezonde levenswijze tijdens de zwangerschap.
• De voornaamste kenmerken van een pasgeborene omschrijven.
Video en cd-rom gebruiken.
Bezoek aan een bevallingskamer in het ziekenhuis. Gevalsstudie.
Brochures van Kind en Gezin raadplegen. Bezoek brengen aan de materniteit of Kind en Gezin raadplegen.
• Het belang van affectie inzien. • Verband aantonen tussen een juiste verzorging en de gezondheid. • Respecteren van inentingsschema.
Verzorging aanleren in PV.
• Het bestaan van sociale voorzieningen kennen.
Folders raadplegen.
Eigen inentingsschema raadplegen.
SOCIALE VOORZIENINGEN
1. Ziekenfonds
80
2. OCMW 3. Opvangcentra voor: - ongehuwde moeders - mishandeling - jeugdzorg - daklozen …
• In functie van een bepaald probleem de meest geschikte sociale voorziening raadplegen.
Indien mogelijk een sociale voorziening bezoeken. Inspelen op lokale mogelijkheden. Lijst aanleggen met adressen en telefoonnummers.
4. Centrum voor levens- en gezinsvragen (CLGV) 5. Crisiscentrum 6. Tele-onthaal
81
7. Evaluatie De waarde van het onderwijsleerproces wordt bepaald door de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. Evaluatie heeft dan ook vooral te maken met de vraag: “Zijn de nagestreefde doelstellingen feitelijk gerealiseerd?”. De gegevens die we via de evaluatie verkrijgen moeten ertoe bijdragen dat we ons een beeld kunnen vormen van de leerlingen als groep en van de leerling als individu. We willen weten in welke mate de leerlingen de vooropgestelde leerinhouden reeds verworven hebben. Bij vastgestelde hiaten of tekorten dienen we maatregelen te treffen. De evaluatiegegevens zullen ons dus ook aanknopingspunten moeten verschaffen om ons didactisch handelen in de juiste richting bij te sturen. Zelfs als de doelstellingen bereikt zijn, is het toch noodzakelijk om even stil te staan bij de wijze waarop het onderwijsleerproces gestalte kreeg en dit met de bedoeling het didactisch handelen naar de toekomst te optimaliseren. Volgende vragen kunnen o.m. richtinggevend zijn bij het evalueren: - in welke mate werden de doelstellingen bereikt? - waren de doelstellingen goed afgestemd op de beginsituatie van de leerlingen? - waren de didactische werkvormen geschikt? - ondersteunden de media de verwerkingsactiviteiten van de leerlingen? - kregen de leerlingen voldoende kansen tot het stellen van vragen, het formuleren van bedenkingen, het maken van opdrachten, het geven van feedback, … -…
7.1. Dagelijks werk Het dagelijks werk wordt permanent en procesmatig geëvalueerd. Hierbij worden zowel functionele kennis, vaardigheden als attitudes beoordeeld. Deze beoordeling moet gezien worden als een element van het leerproces. De leerlingen moeten kunnen leren uit de evaluatie. Daarom moeten zij, afhankelijk van de situatie individueel of klassikaal, over het bereikte kennisniveau en de kwaliteit van hun werk en gedragingen ingelicht worden. Feedback in positieve en bemoedigende termen geformuleerd, is echt noodzakelijk. Evaluatie van doe-activiteiten houdt een oordeel in over het proces en het product. Bij de procesevaluatie bekijken we op geregelde tijdstippen en via momentopnamen de vorderingen en de attitudes tijdens een realisatie/creatie of dienstverlening. Bij de productevaluatie nemen we het product of de gepresteerde dienst onder de loep. Het dagelijks werk kan (afhankelijk van de aard van de doelstellingen) geëvalueerd worden via: - algemene observaties in de klas; - klas- en huistaken; - occasionele beurten, zowel mondeling als schriftelijk; - herhalingsbeurten over grotere leerstofgehelen. Bij de evaluatie houden we ook rekening met: - taakaanvaarding; - taakuitvoering; - motivatie en inzet; - cursus en documentatiemap. Tenslotte willen we ook wijzen op gegevens verkregen via zelfevaluatie door de leerlingen. Ze kunnen ons, naast de gegevens verkregen via eerder traditionele evaluatieprocedures, belangrijke informatie opleveren.
82
7.2. Examens Voor TV worden de examens schriftelijk afgenomen. De vragen hebben betrekking op praktische situaties en omgangsvormen. De gehanteerde vraagstijl wordt op voorhand ingeoefend via toetsen die het dagelijks werk evalueren. Ieder schooljaar wordt een wisselende variatie in examenvragen aangeboden; een puntenverdeling en een modelantwoord worden eveneens voorzien. “Theorie om de theorie” past niet in het profiel en de doelstellingen van de studierichting. Voor PV is de evaluatie gebaseerd op oefeningen, deeltaken en opdrachten die aansluiten bij reeds verworven kennis en vaardigheden. Deze evaluatie gebeurt voorafgaandelijk aan de schriftelijke examens en heeft zowel betrekking op het proces als op het product. Leerlingen die spontaan, actief en op een stijgende kwalitatieve manier aan de activiteiten deelnemen, voldoen aan de gestelde verwachtingen en krijgen bijgevolg een gunstige evaluatie.
83
8. Minimale materiële uitrusting 8.1. Zorg voor de voeding 8.1.1. Basismaterieel per keukenblok - snelkookpan - kookpannen (1 stel van 3 maten) - braadpan - sauspan - garde - mixer (revolvermodel) - spatel - broodmes - vleesmes - bestek (vork, mes, lepel) - deeglepel - pollepel - snijplank - keukenwekker - digitale weegschaal - bloemzeef - puntzeef - vergiet - vuurvaste schotels - rasp - maatbeker - deegkommen - onderlegger - nootmuskaatrasp - plat penseel - deegrol - platte borden - diepe borden - blikopener - schaar
1 1 1 2 2 1 2 1 1 6 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 1 2 2 1 1 1 6 6 1 1
8.1.2. Basismaterieel per leerling - aardappelmesje - dunschiller - roerlepel
1 1 1
8.1.3. Basismaterieel per klas - olie-, azijn- en mosterdstel - snij-, schaaf- en haktoestel - koelkast - pepermolen - peper- en zoutvat - gevogelteschaar - fonduetoestel - wok - frituurketel - krokettoestel
1 1 1 4 4 1 1 1 4 1
84
2 1 1 1 2 2 4 1 1 2 2 2 2 4 2 2 1 1 1 1 1 3 12 2
- frietsnijder - koffiezetapparaat - elektrisch mes - keukenrobot - slacentrifuge - wafelijzers - opdienschotels - microgolfoven - bergkasten: eetgerief voorraad - bakovens: gas elektrisch - kookplaat: gas elektrisch - taartvorm - cakevorm - springvorm - spuitzak met hulzen - kurkentrekker - appelboor - branddeken - tafelkleed - servetten - molton
8.2. Zorg voor de woon- en leefomgeving - wasautomaat - centrifuge - droogkast - strijkrol - mouwplank - stoomstrijkijzer (per leerling) - ergonomische strijkplank met stoel - sprenkelbus - droogrek - wasknijpers - wasmanden - kleerborstel - bergkast
1 1 1 1 6 1 1 6 2 60 2 2 2
- stofzuiger met onderdelen - boenborstel - handborstel - schoenborstel - tapijtborstel - schuurborstel - veegborstel - zwabber - vloerwisser - ragebol - stofdoeken - dweilen - poetsdoeken - vaatdoeken - spons: natuurlijk kunstmatig - zeemvel: natuurlijk kunstmatig
1 4 4 8 4 2 2 2 2 1 6 6 6 6 4 4 4 4
85
- emmers - plastiek bekkens - verfkwast (verschillende diktes) - verniskwast - plamuurmes - verfrol - handschuurmachine - figuurzaag - houtzaag - schuurblokjes - schroevendraaiers
6 6 12 6 1 2 1 1 1 4 6
- naaimachines (per 2 leerlingen) - kartelschaar - schaar (per leerling) - meetlat (per leerling) - pen voor embossing (per leerling) - graveerstiften - lijmpistool - hobbymes - holpijptang - leerschaar - universele tang - houten hamer
1 2 1 1 1 4 2 4 2 2 2 1
- harkje - plantenstokje - plantenschopje - snoeischaar - plantengieter
2 2 2 2 2
8.3. Zorg voor het welzijn - babypop - babybed - babybedlinnen - babybad - spiegel groot - spiegel klein - mini-apotheek - rekverband (diverse breedtes) per leerling
1 1 1 set 1 1 6 1 1
8.4. Algemeen - computer en tekstverwerker - overheadprojector - videorecorder en monitor
1 1 1
86
Noot: de aantallen zijn richtinggevend.
9. Bibliografie 9.1. Boeken BELGISCHE BOERENBOND, Landelijk wonen, Leuven. BOSCH, H.J.E., Veilig wassen, Die Keure Educatief, Brugge, 1978. BRAMS, A., Kookblaadjes, Standaard, Antwerpen. COKELAERE, M., Gezondheidsleer: beter voorkomen dan genezen, Aurelia books, Sint-MartensLatem. COKELAERE, M., Personenzorg I, Aurelia Pedagogica, Sint-Martens-Latem, 1988. COKELAERE, M., Personenzorg II, Aurelia Pedagogica, Sint-Martens-Latem, 1989. COKELAERE, M., Mantelzorg I, Aurelia Pedagogica, Sint-Martens-Latem, 1989. COKELAERE, M., Mantelzorg II, Aurelia Pedagogica, Sint-Martens-Latem, 1990. COKELAERE, M., Anatomie - EHBO, Aurelia Pedagogica, Sint-Martens-Latem, 1985. COMPEERS, J., DEKEYSER, F. en SEGERS, H., Voedingsleer, De Sikkel, Oostmalle, 1991. COMPEERS, J., DEKEYSER, F. en SEGERS, H., Dieetleer, De Sikkel, Oostmalle, 1992. COPRODUCTIE VDAB - BRT - UIA - VCK, IKZ - kwaliteit van a tot z (+ video), VDAB, KEIZERSLAAN 11, 1000 Brussel. DE CRAECKER, G., e.a., Textieltechnologie, Plantijn, Antwerpen. DEN HARTOG, C., HAUTVAST, J.G.A.J. en DEN HARTOG, A.P., Nieuwe voedingsleer, Het Spectrum, Antwerpen/Utrecht. DE RIJCKE, L., Algemene en milieuhygiëne, Aurelia books, Sint-Martens-Latem. D’HOUS, E., HERTELEER, M., VANDAMME, A., VANNESTE, J. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - BSO, Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent. ETITEX, Textiel abc voor aankoop en onderhoud, 1040 Brussel, 1989. FAGEL, M.F. en AUDATE, V., Voedselveiligheid, ABOS Dienst Communicatie, Brussel, 1997. FORTIER, K., Aan een zijden draadje, Meerhout, 1991. In dezelfde serie: "De wereld op zak". - Met je mond vol tanden. - Plastiek maak je van olie. - Waarom drinken alle kinderen melk? - Het avontuur van de aardappel. - Het verhaal van de geboorte. - Natuurlijk, verse groenten en fruit. - Papier maak je van bomen. - Suiker en soorten.
87
- Glashelder. - Rijst eet je met stokjes. - Heerlijk warm, schapewol. - Broodje gezond. - Met een korreltje zout. GOOVVAERTS, H. en LENS, V., Omgangskunde, Uitgeverij ACCO, Leuven. HALDERMANS, M. en KOCKAERTS, G., Materialenwijzer wassen, strijken, schoonmaken, Plantijn, Antwerpen, 1981. HERTELEER, M., VANDAMME, A. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - TSO (deel 1 en 2), Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent, 1997. IJZERMAN, R.K., Huishoudkunde anders - Kleine huishouding - Praktijkboek 1, Thieme, Meerhout. KVLV, Ons kookboek, Leuven. KVLV, Ons bakboek, Standaard, Antwerpen, 1996. MC GEE, H., Eten en koken - wetenschap en overlevering in de keuken, Bert Bakker, Amsterdam, 1996. MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID, Ergonomie, aanpak, methodologie, toepassing, Belliardstraat 51, 1040 Brussel. MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID, Veiligheid, Belliardstraat 51, 1040 Brussel. MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID, Vorming-informatie-organen voor VGV, Belliardstraat 51, 1040 Brussel. MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID, Vorming en informatie in veiligheid, gezondheid en ergonomie. Deel 1: de aanpak, Belliardstraat 51, 1040 Brussel. NATIONAAL VERBOND VAN SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN, GVO-dienst, Ken jij de giftige kamer- en tuinplanten? Begeleidende informatiemap, Brussel. NATIONAAL VERBOND VAN SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN, GVO-dienst, Wees lief voor je eigen lichaam. Begeleidende informatiemap, Brussel. NATIONAAL VERBOND VAN SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN, GVO-dienst, Je huis … een veilige thuis? Begeleidende informatiemap, Brussel. PEETERS, M.T., Opvoedkunde/Omgangskunde, Deel 1 Sociale vaardigheden, partners in het zorgproces, Deel 2 De ontwikkeling van de mens, Uitgeverij ACCO, Leuven, 1995. PRODUCTIEHUIS IMPRESSANT, Lekker brood: het hoe, wat en waarom van brood, Clairs, Hasselt, 1997. PROVINCIAAL VEILIGHEIDSINSTITUUT ANTWERPEN, Welzijn op het werk, 1999 RODE KRUIS VLAANDEREN, Handboek voor Helpers, 1995. s.n., Van harte: wenskaarten voor alle gelegenheden, Uitgeverij La Rivière creative, uitgevers Baarn. TAMPAX EDUCATIEVE DIENST, Voor jou, omdat je verandert, Ternat, 1992. TETRA PAK SCHOOLINFO, De Themadagen van Tetra Pak (met ontwikkelingsdoelen en eindtermen), 1700 Dilbeek, 1997. THYS, L., Uw bioritme positief gebruikt, Biorithm Research, Muggenstraat 47/3, 3500 Hasselt.
88
VAN DEN BRINK, C.M.J.M., Consumptieve Techniek - Warenkennis, Thieme, Meerhout. VAN DEN BRINK, C.M.J.M., Consumptieve Techniek - Theorie koken, Thieme, Meerhout. VANDOORNE, R., Een huis om in te wonen. Deel 1-2-3, Aurelia Books, Sint-Martens-Latem. VANHULLE, A. en VANDAELE, W., VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ, Waterige bladen, lesbladen over water, Inos Graphic Design, 1996. VAN WAES, C., Technologie van de voedingsmiddelen, Plantijn, Deurne. VERHOEF, A., Omgangskunde, Meerhout, 1995. V.Z.W. NUBEL, Belgische voedingsmiddelentabel, 1010 Brussel, Vesaliusgebouw lok. 407,1995. V.Z.W. ZIEKENZORG CM, Kreaplezier op eenvoudige manier, Wetstraat 121 1040 Brussel. UITGAVEN VAN DE VERBRUIKERSUNIE V.Z.W. TEST AANKOOP, Hollandstraat 13 1060 Brussel. - Eet-wijzer. - Lexicon van de gebruikelijke geneesmiddelen. - Kennen, kiezen, kopen met Test aankoop. - Mijn kook- en keukengids. - Voeding en gezondheid. - Tuinieren met Test aankoop. - Fit en gezond het helejaar rond. - Vergif en vervuiling. - Mooi van top tot teen. - Eerste hulp. - Het gezinsbudget. - Het huishoudelijk onderhoud van A tot Z. - Woninginrichting.
9.2. Periodieke publicaties De eetbrief. Nieuwsbrief over gezond en lekker eten, U.Z. Gent, Uitgeverij NV Biblio, Brasschaatsteenweg 308 Kalmhout. Nice, nutrinews, Wetenschapstraat 23/25, bus 7, 1040 Brussel. Test aankoop, Hollandstraat 13, 1060 Brussel.
9.3. Softwarepakketten JONGERENBEWEGING VAN DE SOCIALISTISCHE MUTUALITEIT (MJA), Punch drie, De eetflop, De eerste hulp flop, De drugflop, Sint-Jansstraat 32 1000 Brussel. V.Z.W. NUBEL, Voedingsplanner, R.A.C. Vesaliusgebouw 1010 Brussel.
9.4. Videobanden BRTN uitgave, Over m'n lijf, Zwanger. COLRUYT, Videorecepten van, reeks 1 - 9, Receptenkaarten met microgolftips en wijnadvies. COPRODUCTIE VDAB - BRT - UIA - VCK, Video IKZ - kwaliteit van a tot z, VDAB, KEIZERSLAAN 11, 1000 Brussel. KIND EN GEZIN, De ontwikkeling van de baby, 1060 Brussel.
89
NILSSON, L., Het wonder van het leven, de bevruchting. NOORTGAT AUDIOVISUAL, De geschiedenis van de aardappel, Azalealaan 40 1851 Grimbergen Humbeek.
10. Nuttige adressen Belgisch Comité voor de Etikettering van Textielwaren, Etitex v.z.w., Lange Leemstraat 137, 2018 Antwerpen. Centrum voor Natuurbeschermingseducatie (CVN), Ommeganckstraat 66, Brussel. Internationaal Katoeninstituut, Handelsstraat 10, 1010 Brussel. Internationaal Wolsecretariaat, Rogiercentrum 18/4, 1210 Brussel. Kind en gezin, Hallepoortstraat 27, 1060 Brussel. Koördinatie Veiligheid in Privésfeer (KVIP), Antwerpen. Milupa, Tollaan 79 - 81, 1940 St.-Stevens-Woluwe. Nestlé, Birminghamstraat 121, 1070 Brussel. Nubel v.z.w. Rijksadministratief Centrum Esplanade, Pachecolaan 19, 1010 Brussel. O.I.V.O. (Onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisaties), Ridderstraat 18, 1050 Brussel. Olijfolie van de Europese Gemeenschap - Informatiecentrum, Koningsstraat 269, 1210 Brussel. OVAM , De Deckerestraat 22-26, 2700 Mechelen. Provinciaal Veiligheidsinstituut Antwerpen, Jesustraat 26 - 28, 2000 Antwerpen. Test Aankoop, Hollandstraat 13, 1060 Brussel. Tetra verpakking - Dienst schoolinfo, Postbus 77, 1700 Dilbeek. Vereniging Textieletikettering voor Was - en Strijkbehandeling (VTWS), Kalfjeslaan 2, 2623 AA Delft Nederland. Vlaams Instituut voor gezondheidspromotie v.z.w. (PROGES), Schildknechtstraat 9, 1020 Brussel. V.L.A.M., Leuvenseplein 4, 1000 Brussel. Vlaamse kankerliga, Koningsstraat 217, 1210 Brussel. Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Alfons Van de Maelestraat 96, 9320 Erembodegem. Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (VMW), Belliardstraat 73, 1040 Brussel. Vlasbureau, Montoyerstraat 24, 1040 Brussel. VRT - Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, August Reyerslaan 52, 1043 Brussel.
90
91