BS Health Consultancy
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht Onderzoek naar de invloed en werkwijze van arbocuratieve zorg
In opdracht pdracht van het Ministerie van SZW / Directie Arbeidsomstandigheden, 8 mei 2008
Inhoud Samenvatting en conclusies .................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 1: Achtergrond en aanpak ................................................................................................... 10 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding en opdrachtformulering .......................................................................................... 10 Onderzoeksaanpak en verantwoording .................................................................................... 10 Scope van het onderzoek en gehanteerde definities................................................................ 12 Opbouw rapport ........................................................................................................................ 13
Hoofdstuk 2: Geïdentificeerde (kosten)effectieve (arbo)curatieve interventiestrategieën ................. 16 2.1 Algemeen.................................................................................................................................. 16 2.2 Indeling van de geïnventariseerde interventiestrategieën ...................................................... 16 2.3 Bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemers ................................................. 18 2.4. Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg............................................................... 19 2.4.1 Diagnostiek en prognostiek ...................................................................................................... 20 2.4.2 Begeleiden en behandelen ....................................................................................................... 21 2.4.2.1 Begeleiden en behandelen van fysieke klachten ..................................................................... 21 2.4.2.2. Begeleiden en behandelen van psychische problemen ........................................................... 26 2.4.2.3. Begeleiden en behandelen van specifieke aandoeningen ....................................................... 31 2.5 Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg ............................................... 32 2.6 Samenvatting en voorlopige conclusies ................................................................................... 35
Hoofdstuk 3: Toepassing in Nederland ................................................................................................. 38 3.1 3.2 3.3 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3. 3.3.4. 3.4 3.5
Algemeen.................................................................................................................................. 38 Richtlijnen ................................................................................................................................. 38 Mate van toepassing van vier (kosten)-effectieve interventies ............................................... 39 Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten ................................................................ 40 Activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen .................................... 42 Interventie bij patiënten met een hartinfarct .......................................................................... 44 Return-to-work coördinator ..................................................................................................... 45 Factoren van invloed op toepassing in de praktijk ................................................................... 45 Voorlopige conclusie/samenvatting ......................................................................................... 47
Hoofdstuk 4: Mate van onderbenutting ............................................................................................... 50 4.1 Algemeen.................................................................................................................................. 50 4.2 Onderbenutting toepassing in de praktijk................................................................................ 50 4.2.1. Onderbenutting bij interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” ................................. 50 4.2.2. Onderbenutting bij interventies “verwachtingen managen t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” en “het werken met een return-to-work coördinator” ......................................... 53 Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
2
Hoofdstuk 5: Kennisleemten wetenschappelijk onderzoek ................................................................. 55 5.1 5.2. 5.3.
Oorzaken verzuim en instroom WIA ......................................................................................... 55 Behoeften vanuit de praktijk ..................................................................................................... 56 Conclusie ................................................................................................................................... 60
Bijlage 1: Toelichting financieel model.................................................................................................. 64 Bijlage 2: Samenstelling klankbordgroep en gesprekspartners ............................................................ 66 Bijlage 3: Overzicht templates Ministerie van SZW .............................................................................. 68 Bijlage 4: Overzicht wetenschappelijke onderzoeken........................................................................... 74 Bijlage 5: Geraadpleegde bronnen ........................................................................................................ 80
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
3
Samenvatting en conclusies De Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verkennen nut en noodzaak van een meerjarig kennisinvesteringsprogramma op het gebied van participatie en gezondheid. Voordat een wetenschappelijk kennisinvesteringsprogramma wordt gestart, is behoefte aan inzicht in welke kennis er al beschikbaar is, welke kennis onderbenut wordt en waar de belangrijkste kennisleemten zitten. Voor het aandachtsgebied betreffende de invloed van (arbo)curatieve zorg (werkwijze) op gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, productiviteit en maatschappelijk rendement is Atos Consulting gevraagd een verkenning uit te voeren. Atos Consulting heeft het onderzoek laten uitvoeren door BS Health Consultancy. Literatuurverkenning Uit de inventarisatie van de reeds uitgevoerde wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat er vele nationale en internationale studies zijn gedaan naar de effectiviteit van interventiestrategieën ten behoeve van (lage) rugklachten. Ook zijn er wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de effecten van interventies op het herstel van functioneren in het werk bij psychische problemen. In de afgelopen jaren zijn in Nederland vele pilots en wetenschappelijke onderzoeken verricht naar de samenwerking tussen de bedrijfsgeneeskunde en de curatieve zorg, met name tussen bedrijfsartsen en huisartsen. De samenwerking blijkt onder andere door verschillende financieringssystemen en focuspunten (bedrijfsarts op werkhervatting en huisarts op genezing) lastig tot stand te komen. De inzet van multidisciplinaire teams met een professional die zich specifiek richt op terugkeer-naarwerk, lijkt meer effectief en realiseerbaar. Internationaal zijn geen wetenschappelijke onderzoeken gevonden over de samenwerking tussen de bedrijfsarts en de huisarts. De reden hiervoor is dat de scheiding in Nederland tussen enerzijds medische behandeling, en anderzijds de begeleiding van het ziekteverzuim, uniek in de wereld is. Uit de vele bestudeerde en geanalyseerde wetenschappelijke studies blijken uiteindelijk ten tijde van het samenstellen van voorliggend rapport - 4 arbocuratieve interventiestrategieën wetenschappelijk te zijn bewezen en onderbouwd, dat wil zeggen dat er gewerkt is met een controlegroep werknemers om het effect van de interventie aan te tonen. Het betreft de volgende interventies, die ‘evidence based’ zijn aangetoond: Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten; Activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten; Verwachtingen managen t.a.v. de aandoening en de terugkeer naar werk bij patiënten die voor de eerste keer een hartinfarct hebben gehad; ‘Return-to-work coördinator’: functionaris bij revalidatiecentra die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk. De effectiviteit van de eerste twee genoemde interventies zijn in verschillende (Nederlandse) wetenschappelijke studies aangetoond. De effectiviteit van de interventie ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’ is door middel van onder andere Nederlands wetenschappelijk onderzoek bewezen. De interventiegroep keerde gemiddeld Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
4
30 dagen eerder terug naar werk bij een investering van € 19 per dag. In geval van de inzet van de interventie ‘activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten’ keert de werknemer gemiddeld 21 dagen eerder terug. De derde interventiestrategie is alleen in een Nieuw-Zeelandse wetenschappelijke studie onderzocht. Aangetoond is dat werknemers gemiddeld 15 dagen eerder terugkeren naar werk. De effectiviteit van de vierde interventiestrategie is in een wetenschappelijke studie onder Nederlandse en Belgische revalidatiecentra aangetoond. Het effect betrof een toename van 30% van het aantal werknemers die terugkeerden naar werk. Toepassing en onderbenutting Op basis van een viertal vragenlijsten (enquête) onder ziekenhuizen, revalidatiecentra, arbodiensten en bedrijfsartsen is bepaald in welke mate de vier wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategieën in Nederland worden toegepast. De wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” wordt volgens de bedrijfsartsen en arbodiensten regelmatig toegepast bij werknemers met lage a-specifieke rugklachten en prognostische ongunstige factoren. De interventie wordt relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Voor de sectoren Bouw, Handel, Vervoer en Horeca wordt deze interventie in relatief mindere mate toegepast ten opzichte van de andere sectoren. De mate van toepassing van de wetenschappelijk effectief bewezen interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten” is groter dan bij de interventiestrategie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten”. Volgens bedrijfsartsen en arbodiensten zelf wordt deze interventie meestal toegepast. De interventie wordt, evenals bij de interventie ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’, relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Voor de sectoren Openbaar Bestuur en Bouw wordt “activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten” in relatief mindere mate toegepast ten opzichte van de andere sectoren. Ten aanzien van de wetenschappelijk effectief bewezen interventie “managen van verwachting t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” geven alle deelgenomen ziekenhuizen aan een informatiemodule in groepsverband of per individu aan te bieden aan patiënten die een hartinfarct hebben gehad. Ongeveer tweederde van de deelgenomen ziekenhuizen geeft aan specifiek aandacht te besteden aan werkhervatting. Dit vindt plaats doordat werkhervatting als één van de doelstellingen in het (individuele) actieplan wordt opgenomen of dat in gesprekken met de maatschappelijk werker of psycholoog werkhervatting wordt besproken. Er is geen specifieke functionaris in het multidisciplinaire team die zich primair richt op werkhervatting. Dit in tegenstelling tot de wetenschappelijk effectief bewezen interventie van “return-to-work coördinator” bij revalidatiecentra, die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk. Alle deelgenomen revalidatiecentra geven aan dat zij een specifiek programma hebben om een goede terugkeer naar werk van de patiënt te bespoedigen. Bij een kleine 40% van de revalidatiecentra is een functionaris werkzaam die specifiek wordt ingezet om werknemers te begeleiden bij het hervatten van werk. Ook een aantal van de Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
5
deelgenomen ziekenhuizen geeft aan de behoefte te zien aan een integrale aanpak met een specifieke coach voor het begeleiden van patiënten bij het terugkeren naar werk. Behoeften vanuit de praktijk Vervolgens is in het onderzoek gekeken naar de oorzaken van het huidige ziekteverzuim en WIA-instroom en de behoeften vanuit de praktijk volgens geïnterviewden en de respondenten van de verschillende vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat ruim de helft van het aantal werknemers de laatste keer hebben verzuimd als gevolg van klachten aan buik, maag of darmen, griep of verkoudheid of hoofdpijn. Wanneer deze veelal kortdurende verzuimredenen buiten beschouwing worden gelaten wordt het grootste deel van het verzuim veroorzaakt door klachten aan het bewegingsapparaat. Ongeveer 12% van de werknemers verzuimt vanwege rugklachten, 7% vanwege klachten aan de bovenste ledematen en 5% als gevolg van klachten aan de onderste ledematen. Circa 8% van de werknemers die verzuimen geeft als oorzaak psychische klachten, overspannenheid of vermoeidheid aan en 3% klachten aan luchtwegen. Circa 1% van de werknemers verzuimt vanwege hart- en vaatziekten. Een groot deel (36%) van de WIA uitkeringen in 2006 werden veroorzaakt door psychische klachten. Klachten aan het bewegingsapparaat is bij 20% van de WIA uitkeringen de diagnosehoofdgroep. Hart- en vaatstelsel, nieuwvormingen en zenuwstelsel vormen ook een aanzienlijk deel in het aantal WIA-uitkeringen. Met name de bedrijfsartsen hebben in de uitgezette on-line vragenlijst een aantal aandachtsgebieden benoemd waar kennisinvestering gewenst is. En wel met name t.a.v. de volgende vijf aspecten:
Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg, mede vanuit een multidisciplinaire benadering Chronische aandoeningen, specifiek wordt kanker, hartinfarct, diabetes en aandoeningen aan de luchtwegen genoemd Ouderenbeleid c.q. leeftijdsbewustbeleid om werknemers langdurig inzetbaar te houden Aandacht voor de contractvorm met de arbodienst/bedrijfsarts die werkgevers kiezen, omdat de contractvorm in belangrijke mate bepalend is of de bedrijfsarts de interventie kan en mag uitvoeren. Zelfredzaamheid van de kernpartijen werkgever en/of werknemers vergroten
Aanbevelingen kennisinvesteringsprogramma Op basis van de literatuurverkenning, de analyse van de mate van toepassing en onderbenutting van de wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategieën en de behoeften vanuit de praktijk kunnen de volgende gesignaleerde leemten (onderbenutting) worden opgenomen in het beoogde meerjarige kennisinvesteringsprogramma. Daarbij wordt enerzijds onderscheid gemaakt naar “Quick wins” voor de korte termijn en input voor het onderzoeksprogramma voor de langere termijn. Anderzijds wordt verschil gemaakt in onderzoekssuggesties en procesverbeterpunten. In bijlage 3 van dit rapport worden deze punten in tabelvorm gepresenteerd.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
6
1.1
1.2
2.1
Suggesties “ Quick wins” kort lopende onderzoeken Evaluatieonderzoek van reeds bestaande “spontane” praktijkvoorbeelden op het gebied van de samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg en het uitdragen van deze resultaten. Analyse en openbare publicatie van de (UWV-)gegevens over de beoordelingen ten aanzien van het uitgevoerde re-integratieproces door de verzekeringsartsen, als ondersteuning van de verbetering van het re-integratieproces in de toekomst. Directe vastlegging (effectief aangetoonde) resultaten van de onderzoeken die momenteel worden uitgevoerd, in richtlijnen en uitdragen naar de beroepsbeoefenaren. Bijvoorbeeld bij de onderzoeken naar ‘participatieve werkaanpassing bij psychische klachten’, ‘transmuraal bedrijfsgezondheidszorg voor lage rugklachten’, ‘trainingsprogramma voor werknemers met een chronische aandoening’ en ‘re-integratie na hartinfarct’. Suggesties “Quick wins” procesverbeterpunten Toepassing van effectief bewezen interventies ook mogelijk maken bij kleine werkgevers (< 99), bijvoorbeeld in samenwerking met branche-organisaties. Door zowel het ontbreken van en het soort contractering met arbodiensten is sprake van onderbenutting van de effectief bewezen interventiestrategieën bij kleine werkgevers. Hier ligt een belangrijke taak voor branche-organisaties en/of MKB-Nederland. Het door arbodiensten/bedrijfsartsen meer inzetten van de interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” bij de sectoren Industrie, Bouw, Vervoer, Zorg, Landbouw & Visserij, dan nu in de praktijk het geval is. Het door arbodiensten/bedrijfsartsen meer inzetten van de interventie “activerende begeleiding bij psychische problemen” bij de sectoren Industrie, Openbaar Bestuur, Onderwijs en Zorg en Landbouw & Visserij, dan nu het geval is. In meerdere mate werken met multidisciplinaire teams en meer aandacht voor de factor arbeid in de curatieve zorg Kennisleemten wetenschappelijk onderzoek voor de langere termijn Wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën ten behoeve van klachten aan bovenste en onderste ledematen, dat wil zeggen onder andere armen en benen. Wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën ten behoeve van werken met (chronische) aandoeningen zoals kanker, diabetes en COPD. Wetenschappelijk bewezen effectief leeftijdsbewust beleid bij werkgevers en sectoren om (oudere) werknemers langdurig inzetbaar te houden (relatie met ‘Verkenning 6’ van het overkoepelend thema ‘Participatie en Gezondheid’). Meer wetenschappelijk onderzoek naar het werken met, en de effectiviteit van multidisciplinaire teams in de praktijk. Onderzoek in de praktijk naar de zelfredzaamheid werkgevers en werknemers om gezamenlijk problemen op te lossen en de leidinggevende nadrukkelijker te betrekken bij de begeleiding en vroegsignalering. Ondanks weinig wetenschappelijk onderzoek tot nu toe zijn er wel vele praktijkvoorbeelden waarbij werkgevers en werknemers actief bezig zijn met een snelle terugkeer bij ziekte en de verbetering van de participatie en productiviteit van werknemers.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
7
2.2 Suggesties procesverbeterpunten langere termijn
Verbetering van de informatie-uitwisseling tussen bedrijfsartsen en zorgverleners uit de 1e, 2e en 3e lijn met behulp van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Herinrichten van de terugkijkfunctie op het re-integratieproces.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
8
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
9
Hoofdstuk 1: Achtergrond en aanpak 1.1 Aanleiding en opdrachtformulering De Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verkennen nut en noodzaak van een meerjarig kennisinvesteringsprogramma op het gebied van participatie en gezondheid. Voordat een wetenschappelijk kennisinvesteringsprogramma wordt gestart, is behoefte aan inzicht in welke kennis er al beschikbaar is, welke kennis onderbenut wordt en waar de belangrijkste kennisleemten zitten. Binnen het thema participatie en gezondheid worden een zestal aandachtsgebieden c.q. ‘Verkenningen’ onderscheiden. Voor het aandachtsgebied betreffende de invloed van (arbo)curatieve zorg (werkwijze) op gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, productiviteit en maatschappelijk rendement is Atos Consulting opdrachtnemer. De verkenning is uitgevoerd door BS Health Consultancy. Dit aandachtsgebied is onderverdeeld in vier samenhangende deelgebieden: 1.
Literatuurverkenning Wat zijn volgens (inter)nationale literatuur en onderzoeksprogramma’s wetenschappelijk bewezen effectieve arbocuratieve interventiestrategieën?
2.
Toepassing Welke van de geïdentificeerde wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën worden reeds toegepast in Nederland, in welke sectoren en door welke type werkgevers (klein, middelgroot en groot)?
3.
Onderbenutting Waar zit een onderbenutting in de toepassing van de wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën volgens de (inter)nationale literatuur?
4.
Kennisinvesteringsprogramma Welke van de gesignaleerde leemten (onderbenutting) moeten worden opgenomen in het beoogde meerjarige kennisinvesteringsprogramma?
1.2 Onderzoeksaanpak en verantwoording De onderzoeksaanpak om de onderzoeksvragen te beantwoorden bestaat uit vier fasen, zoals weergegeven in Figuur 1. 1
2 Literatuurverkenning
4
3 Toepassing in ..... Nederland
Analyse ..... onderbenutting
Rapportage & ..... aanbevelingen
Figuur 1: Onderzoeksaanpak in vier fasen
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
10
De eerste fase richt zich op het identificeren van wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën volgens (inter)nationale literatuur en onderzoeksprogramma’s. Om deze interventiestrategieën in kaart te kunnen brengen zijn allereerst interviews (9) afgenomen bij sleutelfiguren die een goed overzicht hebben van het effect van (arbo)curatieve zorg op participatie en gezondheid, zie bijlage 2. Vervolgens is onder andere aan de hand van databanken zoals PubMed, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en Cochrane collaboration verdere research gedaan naar wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategieën. Ook is (telefonisch) contact geweest met verschillende internationale instituten zoals het Finnish Institute of Occupational Health, de European Agency for Safety and Health at Work en het National Institute of Disability Management and Research (NIDMAR) in Canada. Nadat een concept overzicht van de effectief bewezen interventiestrategieën was opgesteld is deze voorgelegd aan verschillende (wetenschappelijke) deskundigen ter controle op juistheid en volledigheid. De tweede fase van het onderzoek richt zich op het vaststellen in welke sector (markt- en overheidssector) en bij welke type werkgevers (klein, middelgroot, groot) de wetenschappelijk effectief bewezen geïdentificeerde interventiestrategieën reeds worden toegepast. Voor deze fase zijn een viertal vragenlijsten (enquête) opgesteld en verspreid onder ziekenhuizen, revalidatiecentra, arbodiensten en bedrijfsartsen. Voor deze laatste doelgroep heeft afstemming plaatsgehad met de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB). De NVAB heeft een e-mail verstuurd naar haar leden met een link naar de opgestelde online-vragenlijst. Vervolgens is in de derde fase de onderbenutting van de wetenschappelijk effectief bewezen geïdentificeerde interventiestrategieën vastgesteld. Deze onderbenutting is bepaald door de potentiële toegevoegde waarde volgens de literatuur te analyseren in combinatie met de toepassing in de praktijk. Daarbij is onderscheid gemaakt naar sector (markt- en overheidssector) en type werkgever (klein, middelgroot, groot). Voor het verkrijgen van inzicht in de potentiële toegevoegde waarde is een financieel model opgesteld, zie bijlage 1. Voorts zijn aan de hand van een analyse van de behoeften vanuit de praktijk en de oorzaken van verzuim en WIA-instroom de kennisleemten met betrekking tot (wetenschappelijk) onderzoek bepaald. Tot slot is voorliggende eindrapportage opgesteld. Synthese van de resultaten van de voorgaande fasen heeft geleid tot aanbevelingen ten aanzien van welke van de gesignaleerde leemten (onderbenutting) – als bouwstenen - opgenomen zouden moeten worden in het beoogde meerjarige kennisinvesteringsprogramma. Na afronding van elke fase heeft een terugkoppelingsbijeenkomst plaatsgehad met de voor dit onderzoek ingestelde klankbordgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken ministeries, zie bijlage 2.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
11
1.3 Scope van het onderzoek en gehanteerde definities Het onderzoek heeft betrekking op de werkwijze en waarde van arbocuratieve zorg. De definitie van arbocuratieve zorg was eind jaren ‘90 in enge zin de afstemming tussen de curatieve zorg en de bedrijfsgeneeskunde. Daarbij ging het met name om de afstemming tussen de huisarts en bedrijfsarts. Door verschillende ontwikkelingen in de markt zoals de invoering van de Wet Verbetering Poortwachter (WVP) en Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting Bij Ziekte (WVLBZ) zijn meer verantwoordelijkheden bij werkgevers en werknemers komen te liggen. Maar ook door de huidige krapte op de arbeidsmarkt is arbeidsparticipatie en vitaliteit van werknemers van groter belang geworden voor werkgevers. Arbocuratieve zorg is in de huidige tijdsgeest en in dit onderzoek breder dan alleen de afstemming tussen huisarts en bedrijfsarts1. De definitie van arbocuratieve zorg die in dit onderzoek wordt gehanteerd is: “de zorg voor een werknemer met een aandoening, al dan niet veroorzaakt door het werk, maar die in alle gevallen het functioneren op het werk nadelig beïnvloedt”. Zoals de definitie aangeeft is arbocuratieve gericht op een werknemer met een aandoening (chronisch of tijdelijk). Primaire preventie betreft activiteiten die gericht zijn op het voorkomen dat een bepaald gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval ontstaat. Om deze reden valt primaire preventie buiten de scope van dit onderzoek. Primaire preventie is onderdeel van het aandachtsgebied ‘De invloed van leefstijl en (sub)cultuur op gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, productiviteit en maatschappelijk rendement’ ‘Verkenning 3’ van het overkoepelende thema “Participatie en Gezondheid’ van de drie genoemde Ministeries SZW, VWS en BZK. De zogenoemde secundaire en tertiaire preventie valt wel binnen de scope van dit aandachtsgebied (‘Verkenning 5’). Bij secundaire preventie worden ziekten of afwijkingen in een vroeg stadium opgespoord. Bij tertiaire preventie worden complicaties en ziekteverergering voorkomen. Eén van de doelstellingen van dit onderzoek is het identificeren van wetenschappelijk effectief bewezen arbocuratieve interventiestrategieën. Onder een interventiestrategie wordt in dit onderzoek verstaan: “het bewust ingrijpen in een proces om gewenst(e) effect(en) te bewerkstelligen” Als onderdeel van het onderzoek vindt een literatuurverkenning plaats naar wetenschappelijke onderzoeken op het terrein van arbocuratieve interventiestrategieën. In het vervolg van dit onderzoek worden 4 typen onderzoeken t.a.v. een interventiestrategie onderscheiden: 1. Wetenschappelijk effectief bewezen Een interventiestrategie is wetenschappelijk effectief bewezen wanneer met behulp van een controlegroep is aangetoond dat de interventie significante toegevoegde waarde biedt op het gebied van gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, productiviteit en/of maatschappelijk rendement. Te typeren als een ‘evidence based’ arbocuratieve interventiestrategie.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
12
2. Wetenschappelijk onderzoek De effectiviteit van de interventiestrategie is niet dan wel onvoldoende significant aangetoond. 3. ‘Lopend’ wetenschappelijk onderzoek Deze wetenschappelijk onderzoeken zijn nog niet afgerond c.q. de resultaten zijn nog niet publiekelijk gemaakt. De resultaten van deze onderzoeken zijn derhalve niet meegenomen in de analyse en uiteindelijke synthese. 4. Praktijkonderzoek Het effect van direct in de praktijk toegepaste interventiestrategieën is niet wetenschappelijk- dat wil zeggen aan de hand van een controlegroep – aangetoond. Tot slot wordt in dit rapport veelvuldig onderscheid gemaakt naar de omvang van de werkgevers. Hiervoor zijn de volgende definities aangehouden Kleine werkgevers: organisaties met maximaal 99 werknemers Middelgrote werkgevers: organisaties met 100 tot en met 499 werknemers Grote werkgevers: organisaties met 500 of meer werknemers Op verzoek van de klankbordgroep is getracht een nadere onderverdeling te maken van de groep kleine werkgevers naar de drie subgroepen: 1 tot en met 4 werknemers, 5 tot en met 9 werknemers en 10 tot en met 99 werknemers. Helaas bleek het gedurende het onderzoek niet mogelijk deze indeling te hanteren. De response c.q. vertegenwoordiging van die bedrijfsartsen die voor dit type werkgever werkzaam zijn, bleek te laag te zijn om verantwoorde uitspraken te kunnen doen over de toepassing van de wetenschappelijk effectief bewezen geïdentificeerde interventiestrategieën. In dit rapport zal dan ook de eerder genoemde onderverdeling naar kleine, middelgrote en grote werkgevers worden aangehouden.
1.4 Leeswijzer en opbouw rapport Leeswijzer In dit rapport worden per hoofdstuk, als ondersteuning aan de tekst, verschillende figuren gepresenteerd. De legenda van deze figuren wordt gevormd door het gebruik van kleuren. De kleuren hebben derhalve een toelichtende functie in de figuur. Zo zijn de wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategieën (‘evidence based’) in de samenvattende overzichten van wetenschappelijke onderzoeken in donker grijs aangegeven. Om de toegankelijkheid van de figuren te vergroten wordt aanbevolen het rapport ‘in kleur’ te lezen. Opbouw
Het onderzoeksrapport is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de geïdentificeerde effectieve interventiestrategieën volgens (inter)nationale literatuur en onderzoeksprogramma’s beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de toepassing van de wetenschapplijk effectief bewezen geïdentificeerde interventiestrategieën Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
13
in de Nederlandse praktijk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar sector (markt – en overheidssector) en type werkgevers (klein, middelgroot, groot). Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de onderbenutting van de wetenschappelijk effectief bewezen geïdentificeerde interventiestrategieën vastgesteld door de potentiële toegevoegde waarde volgens de literatuur te combineren met de toepassing in de praktijk. In hoofdstuk 5 worden de kennisleemten met betrekking tot (wetenschappelijk) onderzoek bepaald aan de hand van de oorzaken van verzuim en WIA-instroom en de behoeften vanuit de praktijk. Samenvatting en conclusie is aan het begin van dit rapport neergelegd. Bijlagen, waarnaar wordt verwezen in dit rapport maken onderdeel uit van het onderzoek. Bijlage 3 omvat de voornaamste resultaten van dit verkennende onderzoek, neergelegd in de door het Ministerie van SZW aangeleverde templates.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
14
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
15
Hoofdstuk 2: Geïdentificeerde effectieve (arbo)curatieve interventiestrategieën 2.1
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de arbocuratieve interventiestrategieën beschreven die aan de hand van wetenschappelijk onderzoek zijn geanalyseerd. Daarbij wordt aangegeven of de onderzochte interventiestrategieën wetenschappelijk bewezen effectief (zgn. ‘evidence based’) zijn en wat de toegevoegde waarden zijn in termen van bijvoorbeeld gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, productiviteit of maatschappelijk rendement. De arbocuratieve interventiestrategieën zijn gecategoriseerd. In de eerste paragraaf wordt ingegaan op deze indeling waarna de interventiestrategieën per categorie worden besproken. Iedere paragraaf wordt afgesloten met een kort overzicht van de (wetenschappelijk) onderzochte arbocuratieve interventiestrategieën.
2.2 Indeling van de geïnventariseerde wetenschappelijke interventiestrategieën Bij ziekte van een werknemer kunnen verscheidende actoren betrokken zijn. De kernpartijen betreffen werkgever en werknemer. Mede als gevolg van verschillende wetswijzigingen zoals Wet Verbetering Poortwachter (WVP), Wet Verlenging Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte (WVLBZ) en de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is de verantwoordelijkheid voor re-integratie bij verzuim meer bij werkgevers en werknemers komen te liggen. Behalve de werkgever en werknemer kunnen ook andere actoren een bijdrage leveren aan het optimaal inzetten c.q. het herstellen van een werknemer met een aandoening, zoals de bedrijfsarts, huisarts en/of medisch specialist (reguliere zorg) of niet-reguliere zorgverleners welke niet automatisch in aanmerking komen voor vergoeding door de zorgverzekeraar, zoals in Figuur 2 weergegeven.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
16
(Financiële) relatie
Arbodienst
Bedrijfsarts Bedrijfsgeneeskunde
Werkgever
Werknemer
Niet-reguliere zorg
Reguliere zorg
Curatieve zorg
Zorgverzekeraar
Figuur 2: (Financiële) relaties en de belangrijkste actoren op het gebied van arbocuratieve zorg
De geïnventariseerde onderzoeken zijn onderverdeeld naar de verschillende genoemde actoren die een bijdrage kunnen leveren aan inzet en herstel van de werknemer met een aandoening. Hierna wordt deze indeling besproken. 1. Bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemer Bij dit onderdeel wordt ingegaan op welke (wetenschappelijke) onderzoeken zijn gedaan op het gebied van (arbocuratieve) interventiestrategieën die door werkgevers en werknemers zelf kunnen worden uitgevoerd. 2. Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg Dit onderdeel gaat in op de effectieve bijdrage van bedrijfsartsen, huisartsen, medisch specialisten en andere zorgverleners aan de inzet c.q. het herstel van een werknemer met een aandoening. Dit onderdeel is gesplitst in twee aspecten: • •
Diagnostiek & Prognostiek Behandeling & Begeleiding Dit laatste aspect is vervolgens weer onderverdeeld in behandeling & begeleiding van fysieke klachten, psychische problemen en enkele specifieke aandoeningen.
3. Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg Het onderdeel samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg omvat de (wetenschappelijke) onderzoeken ten aanzien van de effectiviteit van de samenwerking tussen bedrijfsartsen en huisartsen, fysiotherapeuten en psychologen ( 1e-lijn), maar ook tussen bedrijfsartsen en medisch specialisten (2e-lijn) of andere zorgverleners, zoals revalidatiecentra (3e-lijn).
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
17
2.3
Bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemers
Onderzoeken inzake zelfsturing werknemer- en werkgever nog beperkt Het aantal wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van effectieve arbocuratieve interventies, welke worden uitgevoerd door de kernactoren werkgever en werknemer, is beperkt. Zoals in Figuur 3 weergegeven, zijn drie onderzoeken verricht ten aanzien van ‘participatieve werkaanpassing’. Deze interventie betreft op hoofdlijnen een stapsgewijze aanpak om werknemer en werkgever, onder begeleiding, te laten komen tot een plan van aanpak voor werkaanpassingen die tijdige terugkeer naar werk mogelijk maakt. Het traject bestaat onder andere uit werkplekbezoek, het inventariseren van knelpunten met beide partijen apart, gezamenlijke inventarisatie en besluitvorming over werkaanpassingen en het schrijven van een plan van aanpak2. Deze aanpak is onderzocht ten aanzien van lage rugklachten, psychische klachten, RSI, chronische vermoeidheid en whiplash. De effectiviteit van de interventie bij lage rugklachten is door middel van wetenschappelijk onderzoek bewezen (evidence based). De interventiegroep keerde gemiddeld 30 dagen eerder terug naar werk bij een investering van € 19 per dag3. De effectmeting ten aanzien van psychische klachten loopt momenteel nog, zodoende zijn nog geen resultaten beschikbaar. Op het gebied van RSI, chronische vermoeidheid en whiplash is in 2006 in het kader van het STECR Aladdin Programma getracht een protocol ‘participatie werkaanpassing’ te ontwikkelen4. Echter, als gevolg van te lage deelname door bedrijfsartsen bleek het niet mogelijk om het wetenschappelijke onderzoek uit te voeren. Op het moment van voorliggend verkennend onderzoek was sprake van twee lopende onderzoeken op het gebied van de verbetering van de positie en de zelfredzaamheid van werknemers5. Zo wordt in een promotie-onderzoek de ontwikkeling en evaluatie van een training voor werknemers met een chronische aandoening uitgevoerd. In een ander onderzoek is een online-instrument ontwikkeld waarmee een werknemer zijn of haar rug en/of nekklachten grotendeels zelfstandig kan aanpakken. Weliswaar onder begeleiding van een bedrijfsarts. Momenteel vindt een evaluatie-onderzoek plaats naar de effectiviteit van deze zogenoemde ‘online-arbozorg’. Tot slot dient bij dit onderdeel te worden vermeld, dat door Rijksuniversiteit Groningen onderzoek is gedaan naar de beleving van werknemers gedurende het re-integratieproces. Dit betrof niet zozeer een wetenschappelijk effectmeting naar een interventiestrategie, maar het onderzoek biedt wel inzicht in de determinanten van de oordeelsvorming van werknemers over de arbodienstverlening bij re-integratie6. Samenvattend zijn er relatief weinig wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de bijdrage en zelfredzaamheid van werkgevers en werknemers. Echter, er zijn wel vele praktijkvoorbeelden waarbij werkgevers en werknemers actief bezig zijn met een snelle terugkeer bij ziekte en de verbetering van de participatie en productiviteit van werknemers. Zoals het Loopbaantraject Bouw & Infra, waarbij medewerkers in de bouwnijverheid een loopbaan- en omscholingstraject kunnen volgen en een volledig transitieproces naar nieuw werk. Het traject beoogt voortijdige uitstroom van medewerkers als gevolg van arbeidsongeschiktheid en onvoldoende carrièreperspectief te voorkomen. Een ander voorbeeld is Drukkerij Wedding die in haar personeelsbeleid geen Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
18
onderscheid maakt tussen werknemers die al dan niet arbeidsgehandicapt zijn. Voor Drukkerij Wedding heeft elke werknemer zijn sterke en zwakke kanten. Door deze filosofie zijn zij zeer succesvol gebleken in het aannemen van werknemers met een arbeidshandicap en het in dienst houden van werknemers die dreigen uit te vallen. De behaalde resultaten van deze praktijkvoorbeelden zijn echter niet wetenschappelijk onderzocht met behulp van een controlegroep. Het in de Verenigde Staten en Canada ontwikkelde concept van ‘Disability Management’ is leidend geweest bij genoemde praktijkvoorbeelden. ‘Disability Management’ richt zich op secundaire en tertiaire preventie. Het beoogt de inzetbaarheid van mensen met gemanifesteerde arbeidshandicaps in het arbeidsproces te behouden en te verbeteren. Wetenschappelijke onderzoeken
Onderzoeker (Organisatie)
Toelichting interventie
Gebied
Effect bewezen
Participatieve Werkaanpassing bij lage rugklachten
Anema e.a. (VUmc/EMGO instituut) (2006)
Arbo-adviseur initieert vroeg in het verzuim gesprekken met de zieke medewerker en leidinggevende om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de knelpunten
Fysiek
Ja
Reductie van gemiddeld 30 dagen bij terugkeer naar werk; met een investering van € 19 per dag.
Participatieve Werkaanpassing bij psychische klachten
Anema e.a. (VUmc/EMGO instituut) (loopt nog)
Arbo-adviseur initieert vroeg in het verzuim gesprekken met de zieke medewerker en leidinggevende om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de knelpunten
Psychisch
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Participatieve Werkaanpassing bij RSI, chronische vermoeidheid en Whiplash
Blatter e.a. (TNO kwaliteit van Leven) (2006)
Arbo-adviseur initieert vroeg in het verzuim gesprekken met de zieke medewerker en leidinggevende om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de knelpunten
Fysiek
Nee
Door te lage deelname, onderzoek gestopt
Chronisch ziek en aan het werk blijven
De Boek e.a. (Coronel Instituut) (loopt nog)
Werknemers met een chronische aandoening participeren in een groepstrainingsprogramma om problemen op te lossen waar ze in hun werk tegenaan lopen en welke gerelateerd zijn aan hun chronische aandoening
Beide
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Verzuim onder de duim: activerende arbozorg online
Van der Beek e.a. (VUmc/EMGO instituut) (loopt nog)
Online beschikbaar instrument waarmee een werknemer zijn of haar rug en/of nekklachten grotendeels zelf standig kan aanpakken, onder begeleiding van een bedrijf sarts.
Fysiek
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Determinanten van het werk-nemersoordeel over de inzet van de arbodienst bij reintegratie
Post e.a. (Rijksuniversiteit Groningen) (2006)
Geen interventie; onderzoek naar de beleving van werknemers van het reintegratieproces
Beide
Nee
Geen ef f ectmeting
Figuur 3: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemers
2.4.
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg
Deze paragraaf gaat in op de wetenschappelijk bewezen effectieve bijdrage van bedrijfsartsen, huisartsen, medisch specialisten en andere zorgverleners aan de inzet c.q. het herstel van een werknemer met een aandoening. Hierbij is een onderverdeling gemaakt naar de aspecten Diagnostiek & Prognostiek en Behandeling & Begeleiding. Dit laatste aspect wordt vervolgens weer onderverdeeld in Behandeling & Begeleiding van fysieke klachten, psychische problemen en de specifieke aandoeningen, hartfalen, allergie en kanker.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
19
2.4.1 Diagnostiek en prognostiek Zoals de Gezondheidsraad in haar advies 'Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid', aangeeft is wetenschappelijk onderzoek naar de termijn waarop bij verschillende aandoeningen (functioneel) herstel te verwachten is, nauwelijks voorhanden7. Door de veelheid van mogelijke voorspellende factoren en de lastige meetbaarheid van vele ervan, vormt de diagnostiek en prognostiek (van de verzuimduur) een moeilijk begaanbaar onderzoeksterrein. Diagnostisch model voor lage rugklachten en allergie Zoals Figuur 4 weergeeft zijn er twee ontwikkelde instrumenten op dit gebied bekend. Voor lage rugklachten is een predictieregel ontworpen om patiënten te identificeren die een hoog risico lopen op het ontwikkelen van werkverzuim langer dan 6 maanden. De wetenschappelijke resultaten van het toepassen van deze predictieregel waren redelijk8. Ook voor werknemers in de Nederlandse meelverwerkende bedrijven, bakkerijen en grondstoffenindustrie is een diagnostisch model ontwikkeld. Het diagnostisch model heeft als doel werknemers met allergische beroepsziekten die blootgesteld zijn aan meelstof en enzymen vroegtijdig op te sporen. Dit gemakkelijk toe te passen model bleek na onderzoek redelijk accuraat t.a.v. de diagnose9. Net als de predictieregel voor lage rugklachten, is het effect van het wetenschappelijk effectief bewezen instrument niet verder uitgedrukt in reductie van verzuimdagen. Een aantal praktijkvoorbeelden, zoals EMCare (een arbeidspolikliniek voor werknemers met aandoeningen aan het houdings- en bewegingsapparaat) en Diagnose Centrum Arnhem zijn gericht op een betere logistiek van diagnostiek waardoor met name goede en snellere diagnoses worden gesteld. Wetenschappelijke onderzoeken
Onderzoeker (Organisatie)
Toelichting interventie
Verzuimpredictieregel bij lage rugklachten
Heymans e.a. (Vumc/EMGO) (2007)
Ontwikkelde predictieregel om patienten te identif iceren die een hoog risico lopen op het ontwikkelen van werkverzuim langer dan 6 maanden door lage rugpijn
Diagnostisch model voor het opsporen van gesensibiliseerde werknemers
Suarthana e.a. (Institute f or Risk Assessment Sciences – IRAS (UU)) (2006)
Het diagnostisch model heef t als doel werknemers in de Nederlandse meelverwerkende bedrijven, bakkerijen en grondstoffenindustrie met allergische beroepsziekten die blootgesteld zijn aan meelstof en enzymen vroegtijdig op te sporen.
Gebied
Effect bewezen
Fysiek
Redelijk accuraat, niet uitgedrukt in verzuimreductie
De resultaten na toepassing van de regel waren redelijk (niet uitgedrukt in reductie van verzuimdagen)
Allergie
Redelijk accuraat, niet uitgedrukt in verzuimreductie
Dit model bleek na onderzoek redelijk diagnostiek accuraat en gevalideerd (niet uitgedrukt in reductie van verzuimdagen)
Figuur 4: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van diagnostiek en prognostiek
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
20
2.4.2 Begeleiden en behandelen In deze paragraaf zullen eerst de wetenschappelijke onderzoeken naar (effectieve) interventiestrategieën ten aanzien van de behandeling en begeleiding van fysieke klachten worden besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de behandeling en begeleiding van psychische problemen en tot slot de specifiek genoemde aandoeningen. 2.4.2.1 Begeleiden en behandelen van fysieke klachten De European Agency for Safety and Health at Work heeft in 2007 een wetenschappelijk onderzoek uitgebracht naar onder andere effectief bewezen interventies op het gebied van werkgerelateerde klachten aan het bewegingsapparaat10. In Nederland en andere landen blijkt veel wetenschappelijk onderzoek te zijn gedaan. Met name de effecten voor lage rugklachten zijn onderzocht (zie Figuur 5 ). In deze paragraaf zal kort bij de effecten van de verschillende interventies worden stilgestaan , uitgesplitst naar rugklachten, klachten aan bovenste ledematen en klachten aan onderste ledematen. Interventiestrategieën voor rugklachten 1. Aangepast Werk Een mogelijke interventiestrategie voor rugklachten is aangepast werk. ‘Tijdelijk aangepast werk’ is een effectieve interventie, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek. Randvoorwaarde is wel dat dit gebeurt onder goed bedrijfsmanagement11. Uit onderzoek van het Erasmus MC blijkt ook dat aangepast werk als enig advies door een bedrijfsarts de snelheid van terugkeer naar werk niet beïnvloedt12. In een Canadees onderzoek13 is aangetoond dat werknemers die verzuimen ten gevolge van lage rugklachten 2,41 maal sneller terugkeren naar werk wanneer zij met behulp van een ‘totale interventie’ (werkplekinterventie en klinische interventie) worden behandeld. De effectiviteit van de werkplekinterventie was daarin als onderdeel het grootst (1,91 van de 2,41). Naar aanleiding van dit Canadese onderzoek is ook door VUmc/EMGO instituut een dergelijk onderzoek in Nederland uitgevoerd. Hieruit bleek dat de werkplekinterventie alleenstaand – dat wil zeggen niet in combinatie met de klinische interventie- het meest effectief was3. Deze werkplekinterventie is, zoals in paragraaf 2.3 over ‘de bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemers’ aangegeven, een participatieve werkaanpassing. De interventie betreft op hoofdlijnen een stapsgewijze aanpak om werknemer en werkgever, onder begeleiding, te laten komen tot een plan van aanpak voor werkaanpassingen die tijdige terugkeer naar werk mogelijk maakt. 2. Lumbale hulpmiddelen Het inzetten van lumbale hulpmiddelen zoals ruggordels en corsetten, is een andere mogelijke interventiestrategie. Uit onderzoek van Jellema e.a. naar 13 studies die op dit gebied zijn gedaan, lijken lumbale hulpmiddelen niet effectief als secundaire preventie14.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
21
3. Oefentherapie Oefentherapie is een veel gebruikte behandelstrategie voor lage rugklachten. Het bestaat uit het uitvoeren van fysieke oefeningen en wordt veelal gecombineerd met andere interventies. Er zijn vele wetenschappelijke onderzoeken gedaan op dit gebied. Zo blijkt uit een onderzoek van Hayden naar 61 randomized, controlled trials met 6.390 patiënten dat oefentherapie effectief is voor patiënten met subacute of chronische lage rugklachten15. Ook is er in deze studie enig bewijs van de effectiviteit van zogenoemde ‘graded-activity programmes’ bij subacute lage rugklachten. In een recente randomised controlled trial van VUmc/EMGO kon de effectiviteit van een ‘graded activity program’, daarentegen niet wetenschappelijk worden aangetoond3 16. Doordat in de vele onderzoeken sprake is van heterogeniteit, wordt gesteld dat het nog onzeker in welke vorm, en onder welke condities, oefentherapie moet worden toegepast. De conclusie van Staal in zijn studie was dan ook dat er nog verder wetenschappelijk onderzoek moet worden gedaan naar de factoren voor een succesvolle oefentherapie interventie17 op basis van het principe van ‘graded-activity’. Het ‘evidence based’ karakter van oefentherapie ontbreekt derhalve nog onder welke condities en omstandigheden deze interventie dient te worden uitgevoerd. 4. Rugscholen Er is een grote variatie in type, inhoud en intensiteit van rugscholen. De traditionele rugschool is in 1969 geïntroduceerd en bevat informatie over de anatomie van de rug, biomechanica, optimale houding, ergonomie en rugoefeningen, in 4 groepsessies van 45 minuten. De grote verscheidenheid heeft geleid tot conflicterende bewijzen18. In een onderzoek van Heymans naar 19 randomized controlled trials met 3.584 patiënten blijkt een matig bewijs, dat rugscholen bij terugkerende en chronische lage rugklachten de pijn verminderen, het functioneren verbeteren en terugkeer naar werk versnellen19. In een recent onderzoek heeft Heymans rugscholen ingedeeld naar hoge en lage intensiteit rugscholen. Uit dit onderzoek blijkt dat lage intensiteit rugscholen effectiever zijn dan reguliere zorg (net niet significant P = 0.06) en dat hoge intensiteit rugscholen niet effectiever zijn dan reguliere zorg (niet significant P = 0.83)20. Dit betekent dat de meerwaarde van hoge intensiteit rugscholen boven reguliere zorg niet wetenschappelijk is aangetoond. De meerwaarde van lage intensiteit rugscholen boven reguliere zorg is niet wetenschappelijk significant aangetoond. 5. Gedragstherapie Een andere interventiestrategie voor rugklachten is gedragstherapie. Bij deze therapie is de behandeling niet in de eerste plaats gericht op het verminderen van de aandoening maar op de verlaging van de handicap door gedragsaanpassing. In een onderzoek van Van Tulder wordt bewijs geleverd dat de behandeling van chronische lage rugklachten een matig positief effect heeft op pijnintensiteit en een klein positief effect op algemeen functioneren en gedragsuitingen21. Vaak wordt gedragstherapie uitgevoerd in combinatie met andere interventies. Echter, er is nog niet onomstreden vastgesteld dat dit effect heeft 21 22. Door Van den Hout is onderzocht of probleemoplossende therapie een toegevoegde waarde had bij ‘behavioral graded acitivity’. Resultaat van het onderzoek was, dat bij werknemers die behandeld werden volgens het principe van ‘behavioral graded activity’ en probleemoplossende therapie (Graded Activity Problem Solving = GAPS) de terugkeer naar werk significant sneller was dan bij de werknemers in de controlegroep. Deze controlegroep Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
22
werd behandeld volgens het principe van ‘behavioral graded activity en groepseducatie’ (GAGE)23. Ofwel, voor werknemers die behandeld werden volgens de GAPS was de terugkeer naar werk significant korter. 6. Multidisciplinaire aanpak Veel van de interventies die worden toegepast bij rugklachten zijn multidisciplinair. Een multidisciplinaire aanpak is veelal gebaseerd op het ‘bio-psyche-sociaal model’. Deze interventies bestaat uit zowel fysieke oefeningen (bio), als gedragstherapie (psyche), als werkplekinterventie (social). Guzman heeft in zijn studie 10 onderzoeken naar muldisciplinaire bio-psyche-sociale interventies meegenomen (totale onderzoekspopulatie 1.964 patiënten24). Resultaat van zijn studie was dat er matig bewijs (niet significant) was dat intensieve multidisciplinaire bio-psyche-sociale revalidatie pijn vermindert en functioneren verbetert. Ook het Coronel instituut heeft een internationale evaluatie uitgevoerd van 22 ‘return-towork’ behandelingsprogramma’s voor werknemers die verzuimen wegens klachten aan het bewegingsapparaat (Finland, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Canada, United States en United Kingdom25). De meeste kwalitatieve studies (64%) betroffen lage rugklachten. De behandelingsprogramma’s zijn geëvalueerd op componenten, zoals psychologisch, fysiek, sociaal en werk. Van de behandelingen resulteerden 32% in een snellere terugkeer naar werk ten opzichte van de controlegroep. Geen van de interventies rapporteerden negatieve bevindingen. De verschillende componenten lijken belangrijk voor een effectieve behandeling, maar door de heterogeniteit is het niet mogelijk geweest een consistent beeld te geven van de effectiviteit van de verschillende componenten. Ook hier geldt dat het ‘evidence based’ karakter van de multidisciplinaire aanpak nog onvoldoende wetenschappelijk is aangetoond.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
23
Wetenschappelijke onderzoeken Invloed van aangepast werk op terugkeer naar werk voor werknemers die verzuimen door klachten aan het bewegingsapparaat A population-based randomized clinical trial on back pain management Multidisciplinair revalideren van lage rugklachten: Graded activity of werkplekinterventie of beide? (N.a.v. Canadees onderzoek)
Onderzoeker (Organisatie)
Van Duijn e.a. (Erasmus MC) (2005)
Loisel e.a. (Canada) (1997)
Toelichting interventie Aangepast werk als interventie betrof 3 criteria: werkzaamheden werden uitgevoerd tijdens de ziekteperiode, dit werk was een substantiële reductie in werkzaamheden of werkuren en het was geadviseerd door een bedrijf sarts Werknemers die langer dan 4 weken verzuimen t.g.v. lage rugklachten werden in vier groepen interventies verdeeld: reguliere zorg, klinische interventie, werkplekinterventie en totale interventie (zowel klinisch als werkplek)
Gebied
Fysiek
Fysiek
Effect bewezen
Nee
Aangepast werk als enige advies door een bedrijf sarts beïnvloed de snelheid van terugkeer naar werk niet.
Ja
De totale interventiegroep was 2,41 maal sneller teruggekeerd naar werk dan de groep met reguliere zorg. De ef f ectiviteit van 1,91 was toe te schrijven aan de werkplekinterventie
Werkplekinterventie of tewel participatieve werkaanpassing (na 2 weken), klinische interventie (na 8 weken graded activity programma) of beide
Fysiek
Ja
Werkplekinterventie / participatieve werkaanpassing is ef f ectief (gemiddeld 30 dagen eerder terug naar werk met een investering van € 19 per dag); Graded activity is niet ef f ectief net als beide interventies samen
Jellema e.a. (VUmc/EMGO) (2001)
Lumbale hulpmiddelen worden inge-zet in het behandelen van lage rug-pijn. Voorbeelden van hulpmiddelen zijn ruggordels en corsetten.
Fysiek
Nee
Lumbale hulpmiddelen lijken niet ef f ectief in secundaire preventie.
Ef f ectiviteit van bewegings/oef entherapie ten aanzien van rugpijn
Hayden e.a. (Canada) (2005)
Hayden onderzocht de ef f ectiviteit van oef entherapie bij 61 randomized, controlled trials met 6.390 patiënten. Oef entherapie bestaat uit het uitvoeren van f ysieke oef eningen en maakt vaak onderdeel uit van return- to-work interventies.
Fysiek
Nee
Oef entherapie lijkt ef f ectief voor patiënten met subacute of chronische lage rugklachten. Ook is er in deze studie enig bewijs van de ef f ectiviteit van graded-activity programma’s bij subacute lage rugklachten
Rugscholen voor nietspecif ieke lage rugklachten
Heymans e.a. (VUmc/EMGO) (2004)
Onderzoek naar de uitkomsten van 19 studies (RCTs) naar de ef f ectiviteit van rugscholen
Fysiek
Nee
Matig bewijs dat rugscholen pijn verminderen, het f unctioneren verbeteren en terugkeer naar werk versnellen bij terugkerende en chronische lage rugklachten
Heymans e.a. (Vumc/EMGO) (2006)
Randomized controlled trial naar de kostenef f ectiviteit van hoge-intensieve en lage-intensieve rugscholen met reguliere zorg
Nee
Lage intensiteit rugscholen zijn ef f ectiever dan reguliere zorg (net niet signif icant P = 0.06) en dat hoge intensiteit rugscholen niet ef f ectiever zijn dan reguliere zorg (niet signif icant P = 0.83)
Van Tulder e.a. (VUmc/EMGO) (2000)
De behandeling van chronische lage rugpijn is niet in de eerste plaats gericht op het verminderen van de ziekte, maar op de verlaging van de handicap door middel van gedragsaanpassing
Nee
Behandeling van chronische lage rugklachten heef t een matig positief effect op pijnintensiteit en een klein positief ef fect op algemeen f unctioneren en gedragsuitingen. Als toevoeging op een andere behandeling heef t het geen positief ef fect.
Ja
Fysieke conditieprogramma’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect kan voor een reductie van verzuimdagen zorgen van gemiddeld 45 dagen. Echter niet onomstreden vastgesteld dat gedragstherapie ef f ectief is (zie o.a. onderzoek Tulder)
Ja
Voor werknemers die behandeld werden volgens GAPS was de periode van terugkeer naar werk signif icant korter. Echter niet onomstreden vastgesteld dat gedragstherapie ef f ectief is (zie o.a. onderzoek Tulder)
Nee
Matig bewijs dat intensieve multidisciplinaire biopsychosociale revalidatie pijn vermindert en f unctioneren verbetert
Nee
32% van de behandelingen resulteerde in een snellere terugkeer naar werk t.o.v. de controlegroep. Geen van de interventies rapporteerde negatieve bevindingen. Er is echter geen consistentie aangetoond t.a.v. de ef f ectiviteit van de componenten
Lumbar Supports f or Prevention and Treatment of Low Back Pain
De kostenef f ectiviteit van rugscholen in de bedrijf szorg
Gedragstherapie behandeling van chronische lage rugpijn
Fysieke conditieprogramma’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect
Anema e.a. (VUmc/EMGO) (2006)
Schonstein e.a. (New Zeeland) (2003)
Onderzoek naar de uitkomst van 18 RCTs naar de ef f ectiviteit van f ysieke conditieprogramma’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect
Secundaire preventie van arbeidsgerelateerde klachten ten aanzien van lage rugklachten: Werkt probleemoplossende therapie?
Van den Hout e.a. (Universiteit van Maastricht) (2003)
Een groep werknemers werd behandeld volgens behavioral graded activity en probleemoplossende therapie (GAPS) en de controle groep werd behandeld volgens behavioral graded activity en groepseducatie (GAGE)
Multidisiciplinary rehabilitation f or chronic low back pain
Guzmán e.a. (Canada) (2001)
Onderzoek naar de uitkomsten van 10 studies met 12 RCTs om het ef f ect te meten van multdisicplinaire biopsychosociale interventies
Evaluatie van de ef f ectiviteit van 22 return-to-work behandelingsprogramma ’s voor werknemers die verzuimen wegens klachten aan het bewegingsapparaat
Meijer e.a. (Coronel instituut) (2005)
De behandelingsprogramma’s zijn geevalueerd op componenten kennis, psychosociaal, fysiek, sociaal en werk
Fysiek
Fysiek
Fysiek
Fysiek
Fysiek
Fysiek
Figuur 5: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van begeleiden en behandelen van lage rugklachten Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
24
Interventiestrategieën voor klachten aan bovenste ledenmaten (schouder, nek, arm en hand) In tegenstelling tot lage rugklachten zijn op het gebied van de bovenste ledenmaten, zoals schouder, arm en hand, niet zoveel (inter)nationale interventiestudies gedaan10, zie Figuur 6. Ook de kwaliteit van de wel uitgevoerde studies is veelal beperkt26. Er zijn indicatoren dat sommige technische of mechanische interventies op de werkplek wellicht effectief zijn, maar het wetenschappelijk bewijs is beperkt. In een recent onderzoek van Boocock is geconcludeerd dat er enig (niet significant) bewijs is voor positieve gezondheidseffecten door aanpassingen aan de werkomgeving, zoals goed licht, kantoorindeling of software applicaties, voor werknemers met nekklachten27. De effectiviteit van het gebruik van een specifiek keyboard voor werknemers met klachten aan de bovenste ledenmaten is nog niet significant aangetoond. Een onderzoek van Verhagen28 concludeert dat er beperkt bewijs is voor effectiviteit, en sluit hierbij aan bij het genoemde onderzoek van Boocock. De voordelen van interventies voor werknemers op kantoor zoals stoelen en bureaus konden in een ander onderzoek van Verhagen niet wetenschappelijk worden aangetoond29. Ditzelfde geldt ook voor het onderzoek van Boocock. Psychosociale interventies zijn in het algemeen gericht op de verandering van de psychosociale werkkarakteristieken of de organisatiecultuur. Op basis van onderzoek van Pransky30 en Boocock27 kan worden geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat psychosociale interventies effectief zijn. Ook ten aanzien van bewegingstherapie is te weinig wetenschappelijk bewijs van de effectiviteit. Bewegingstherapie bestaat uit het doen van fysieke oefeningen, al dan niet onder begeleiding van een fysiotherapeut. Onderzoeken van Verhagen28 en Boocock27 concluderen dat er te weinig wetenschappelijk bewijs is ten aanzien van het effect van bewegingstherapie voor klachten aan de bovenste ledematen. De effecten van de multidisciplinaire benadering van nek en bovenste ledematen lijken veelbelovend, doordat mogelijke risicofactoren zowel van fysiek, psychosociaal als persoonlijke oorsprong kunnen zijn. Echter, het wetenschappelijk bewijs is ook bij deze interventie (nog) beperkt. Karjalainen heeft beperkt bewijs gevonden voor de effectiviteit van een multidisciplinaire bio-psycho-sociaal revalidatie programma voor nek- en schouderklachten onder volwassen werknemers. Het programma bestond uit fysieke, psychosociale, gedrags- en educatieve interventies en werd uitgevoerd door diverse professionals van verschillende disciplines31.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
25
Wetenschappelijke onderzoeken
Onderzoeker (Organisatie)
Toelichting interventie
Gebied
Effect bewezen
Nee
Er is enig bewijs voor positieve gezondheidsef f ecten door aanpassingen aan de werkomgeving. Er is beperkt bewijs voor de eff ectiviteit van het gebruik van een specif ieke keyboard . De voordelen van interventies t.a.v. stoelen en bureaus kon niet worden aangetoond. Er is onvoldoende bewijs dat psychosociale interventies ef f ectief zijn. Er is gelimiteerd bewijs t.a.v. het ef f ect van bewegingstherapie voor klachten aan de bovenste ledematen
Nee
Er is beperkt bewijs dat het gebruik van bepaalde keyboards voor mensen met carpal tunnel syndroom ef f ectief is. Er is gelimiteerd bewijs t.a.v. het ef f ect van bewegingstherapie voor klachten aan de bovenste ledematen
Fysiek
Nee
Er is beperkt bewijs dat het gebruik van bepaalde keyboards ef f ectief is. De voordelen ten aanzien van ergonomische interventies op de werkplek (zoals nieuwe stoelen en bureaus) kunnen niet worden aangetoond.
Onderzoek naar de uitkomsten van studies tussen 1990 en 2001 m.b.t. het ef f ect van stress reductie interventies op work-related musculoskeletal disorders (WRMD)
Fysiek
Nee
Er is geen sterk bewijs dat de interventies positieve ef f ecten hadden op stress. Enkele studies lieten enige vermindering van de WRMD- symptomen zien.
Onderzoek naar de uitkomst van twee studies ten aanzien van multidisciplinary biopsychosocial revalidatieprogramma’s voor nek en schouderpijn
Fysiek
Nee
Er is beperkt wetenschappelijk bewijs voor de ef f ectiviteit van multidisciplinaire interventies.
Interventions f or the prevention and management of neck/upper extremity musculoskeletal conditions
Boocock e.a. (New Zeeland) (2007)
Onderzoek naar uitkomsten van 31 studies naar de ef f ectiviteit van interventies bij klachten aan nek en bovenste ledenmaten
Interventies bij klachten aan arm, nek en/of schouder
Verhagen e.a. (Erasmus MC) (2007)
Onderzoek naar uitkomsten van 26 studies naar de ef f ectiviteit van interventies bij klachten aan arm, nek en/of schouder (CANS)
Interventies bij workrelated musculoskeletal disorders (WRMD)
Verhagen e.a. (Erasmus MC) (2004)
Onderzoek naar de uitkomsten van 15 studies naar de ef f ectiviteit bij workrelated musculoskeletal disorders (WRMD)
Stress and work-related upper extremity disorders: implications f or prevention and management
Pransky e.a. (United States) (2002)
Multidisciplinary biopsychosocial rehabilitation f or neck and shoulder pain among working age adults
Karjalainen e.a. (Finland) (2003)
Fysiek
Fysiek
Figuur 6: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van begeleiden en behandelen van klachten aan bovenste ledenmaten
Interventiestrategieën voor klachten aan onderste ledematen (been, heup en voet) Er bestaat zover bekend geen Nederlandse of internationale literatuur over de wetenschappelijk bewezen effectiviteit van werkgerelateerde interventies ten behoeve van de terugkeer van werknemers met klachten aan de onderste ledenmaten, zoals been, heup en voet10.
2.4.2.2. Begeleiden en behandelen van psychische problemen Zoals Blonk heeft aangegeven in zijn rede bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar ‘Arbeidsparticipatie en psychische klachten: in het bijzonder activering en reintegratie’ worden met name primaire preventieve studies gedaan naar psychische klachten en in beperktere mate secundaire preventieve studies32. 1. Activerende begeleiding Eén van de eerste wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van secundair preventieve studies is het onderzoek van Van der Klink geweest naar het effect van een activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten door bedrijfsartsen33. Bij deze interventie is niet het niveau van klachten leidend in de begeleiding, maar de tijd die werknemers thuis zitten (tijdscontigent en niet klachtencontigent handelen). Met andere woorden, vanaf een bepaald tijdstip wordt aangestuurd op partiële en volledige Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
26
werkhervatting. Uitkomsten van dit onderzoek waren dat de daling in klachten bij beide begeleidingsvormen even groot waren, terwijl werknemers die de activerende begeleiding kregen sneller weer volledig aan het werk waren. Ook het terugvalpercentage was lager. Activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten blijkt derhalve effectief te zijn. Een activerende begeleiding bij depressie blijkt ook effectief te zijn volgens wetenschappelijk onderzoek van Schene in 200334 en een vervolg hierop in 200735. De interventie betreft de toevoeging van de module ‘een intensief re-integratietraject’, naast de reguliere behandeling. De interventie had, conform de andere hiervoor genoemde onderzoeken, géén effect op klachtherstel, maar wel op werkhervatting. Van de werknemers uit de interventiegroep hervatten 67% het werk binnen een jaar. In de controlegroep was dat 47%. De toevoeging van de module is volgens het onderzoek35 kosteneffectief ten opzichte van alleen de reguliere behandeling. Een andere onderzoek betreft de studie van Nieuwenhuijsen c.s. naar de relatie tussen kwaliteit van bedrijfsgeneeskundig handelen en werkhervatting bij werknemers met psychische klachten. De resultaten van dit onderzoek waren, conform het onderzoek van Van der Klink, dat hoe beter bedrijfsartsen conform de richtlijn (tijdscontigent i.p.v. klachtencontigent) handelen, des te sneller werknemers weer terug naar het werk gaan36. Ook toonde het onderzoek dat de richtlijnen in de praktijk niet altijd werden gevolgd en dat er voldoende verbeteringsmogelijkheden zijn ten aanzien van het re-integratieproces van werknemers37. Ten tijde van het schrijven van dit rapport liep ook een dergelijke studie, waarbij de effecten van de Nederlandse nationale richtlijnen voor bedrijfsartsen op het omgaan met problemen op het gebied van geestelijke gezondheid werden onderzocht38. De resultaten van dit lopende onderzoek zijn nog niet bekend. Door Blonk is de effectiviteit van een ‘gecombineerde begeleiding’ onderzocht, waarbij de interventie zowel gericht is op de werksituatie als op het individu. Deze gecombineerde aanpak werd afgezet ten opzichte van een begeleidingsvorm op basis van cognitieve gedragstherapie en ‘care-as-usual’. Uit het onderzoek komt naar voren dat de gecombineerde interventie meer effectief is in het reduceren van arbeidsongeschiktheid dan een begeleidingsvorm op basis van cognitieve gedragstherapie en ‘care-as-usual’. De uitkomsten van de cognitieve gedragstherapie verschilde niet ten opzichte van ‘care-asusual’. De daling in klachten waren in de verschillende drie begeleidingsgroepen gelijk39. Op basis van de hiervoor genoemde onderzoeken is ‘activerende begeleiding bij psychische klachten’ effectief gebleken (evidence based). 2. Cognitieve gedragstherapie Alléén begeleiding (cognitieve gedragstherapie) is niet aantoonbaar effectief. Zoals onder andere blijkt uit onderzoek van Huibers et al. In deze studie werd onderzocht of werknemers die langdurig verzuimen door ernstige psychische vermoeidheidsklachten baat hebben bij cognitieve gedragstherapie (CGT), uitgevoerd door huisartsen. Resultaat van het onderzoek was dat werknemers uit de interventie- en controlegroep even snel herstelden van hun klachten en hervatten het werk in eenzelfde tempo40. Ook een onderzoek uit Noorwegen toont geen significant verschil in termen van snelheid van terugkeer naar werk en kwaliteit van leven (gezondheidsgerelateerd) bij 8 wekelijkse oplossingsgerichte sessies Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
27
ten opzichte van de reguliere aanpak41. In een onderzoek uit Engeland was het effect van de CGT-interventie wel positiever dan de controlegroep, maar het was geen significant verschil. De interventie betrof een 8 weken durende cognitieve behandeling therapie “Beating the Blues” op de computer voor werknemers met recente stress gerelateerde klachten ten opzichte van de reguliere zorg42. 3. Individual Placement and Support (IPS) Individual Placement and Support (IPS) is een arbeidsrehabilitatieprogramma dat begin jaren negentig in de Verenigde Staten is ontwikkeld. Het is een arbeidsintegratieprogramma voor mensen met ernstige psychische stoornissen waarbij betaald werk centraal staat. Er wordt snel gezocht naar een baan, en indien noodzakelijk wordt langdurige ondersteuning geboden. Effectonderzoeken in de Verenigde Staten laten zien dat veel meer mensen met ernstige psychiatrische problematiek betaald werk vinden, dan met gebruikelijke arbeidsrehabilitatie het geval is. Op basis van 13 studies, waarvan 9 RCT’s (randomized controlled trials), is aangetoond dat tussen de 40% en 60% van mensen met ernstige psychiatrische problematiek betaald werk vinden ten opzichte van 20% met gebruikelijke arbeidsrehabilitatie43. Er is nog geen wetenschappelijk bewijs geleverd dat IPS in de Europese context ook effectief is. Daarom is in zes Europese landen, waaronder Nederland, een Randomized Controlled Trial (RCT) genaamd ‘Eqolise’ van start gegaan44. In Nederland is in vier regio’s IPS geïmplementeerd. Ondanks de verschillen tussen de Verenigde Staten en Nederland lijkt IPS goede kansen te hebben in Nederland, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan45. Zo moeten GGZ-instellingen die IPS willen invoeren voldoende tijd nemen om de financiering en adequaat projectmanagement te organiseren. Momenteel wordt door het Trimbos Instituut een vervolgstudie uitgevoerd n.a.v. het implementatietraject naar de kosten-effectiviteit van het IPS model5. Het ‘evidence based’ karakter van IPS is in Europa nog niet aangetoond. Op het gebied van psychische klachten lopen op dit moment nog drie andere wetenschappelijke onderzoeken5. Het Coronel instituut onderzoekt de effectiviteit van een interventiemethodiek door de bedrijfsarts. Hierin gaat een werknemer, die terugkeert van verzuim als gevolg van psychische klachten, eerder de confrontatie aan met de vervelendste kanten van het werk. Daarnaast wordt door het Trimbos Instituut een effectmeting verricht naar psychiatrische consulten, die ingebed zijn in een nascholingstraject voor bedrijfsartsen voor werknemers met ziekteverzuim als gevolg van psychiatrische problematiek. Tot slot onderzoekt het Trimbos Instituut momenteel de effectiviteit van een ‘collaboratieve care’, dat wil zeggen een aanpak van depressie met somatische comorbiditeit, in een bedrijfsgeneeskundige setting. Samengevat zijn verschillende wetenschappelijke studies gedaan naar secundaire preventieve ten aanzien van psychische klachten, zie Figuur 7. De onderzoeken laten zien dat terugkeer-naar-werk een belangrijk onderdeel is van de begeleiding. Bij een activerende begeleiding is niet zozeer sprake van snellere daling van de klachten, maar werknemers zijn wel sneller (volledig) aan het werk. Een goed praktijkvoorbeeld ten aanzien van het terugdringen van langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van psychische klachten, is een initiatief van postorderbedrijf TNT en de (niet reguliere) zorgaanbieder HSK. TNT en HSK hebben gezamenlijk een integrale aanpak ontwikkeld waarbij alle actoren een actieve rol spelen Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
28
zowel werknemer, leidinggevende, bedrijfsarts als behandelaar. De leidinggevenden volgden onder andere workshops waarin werd aangegeven hoe leidinggevenden signalen van klachten kunnen herkennen en welke stappen ze daarna kunnen zetten. De behaalde resultaten van dit praktijkvoorbeeld zijn echter niet wetenschappelijk onderzocht met behulp van een controlegroep.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
29
Wetenschappelijke onderzoeken
Ef f ect van een door bedrijf sartsen uitgevoerde activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten
Onderzoeker (Organisatie)
Van der Klink e.a. (Universiteit van Groningen) (2003)
Toelichting interventie Bij deze interventie is niet het niveau van de klachten leidend in de begelei-ding, maar de tijd die werknemers thuis zitten. (Tijdscontingent en niet klachtencontigent). Kortom, vanaf een bepaald tijdstip wordt aangestuurd op partiële en volledige werkhervatting
Gebied
Psychisch
Effect bewezen
Ja
De daling in klachten was in beide begeleidingsvormen even groot, terwijl werknemers die de activerende begeleiding kregen sneller volledig aan het werk waren
Relatie tussen kwaliteit van bedrijf sgeneeskundig handelen en werkhervatting bij werknemers met psychische klachten
Nieuwenhuijsen e.a, (Coronel) (2003)
Ef f ect wanneer bedrijf sartsen de richtlijn volgen (tijdscontigent i.p.v. klachtencontigent) op de werkhervatting van de werknemers
Psychisch
Ja
Conf orm onderzoek Klink, hoe meer bedrijf sartsen conf orm de richtlijn handelen des te sneller gaan werknemers terug naar het werk, terwijl dit geen negatieve invloed heef t op de daling van de klachten.
De ef f ecten van de Nederlandse nationale richtlijnen voor bedrijf sartsen op het omgaan met problemen op het gebied van geestelijke gezondheid
Van der Beek e.a. (Vumc / EMGO) (Loopt nog)
De interventie bestaat uit behandeling door bedrijf sartsen volgens de richtlijnen voor werknemers met problemen op gebied van geestelijke gezondheid. De richtlijn promoot een meer actieve rol van bedrijf sartsen als case and care manager die de teruggang naar werk f aciliteren
Psychisch
NB
Resultaten nog niet beschikbaar
Ef f ectiviteitsmeting van twee interventies voor zelf standig ondernemers die uitgevallen zijn wegens stress gerelateerde aandoeningen
Blonk e.a. (TNO) (2003)
De gecombineerde begeleiding waarbij de interventie zowel gericht is op de werksitu-atie als op het individu is ef f ectiever dan cognitieve gedragstherapie en geen begeleiding
Psychisch
Ja
De gecombineerde begeleiding is ef fectiever in het reduce-ren van arbeidsongeschiktheid
Ef f ectiviteit van behandeling met een belangrijk activeringsaspect bij werknemers met depressie
Schene e.a. (AMC) (2003/2007)
Interventie bestaande uit een diagnose f ase met werkhistorie en werk re-integratieplan. Daarnaast therapeutische f ase met individuele en groepsessies. T.o.v. de gewone behandeling (bestaande uit medicijnen en poliklinische behandeling)
Psychisch
Ja
Signif icant ef fect. De interventie heef t geen verbetering t.a.v. depressie uitkomsten, maar verbetert wel het ziekteverzuim zonder toename van stress. Meer kosten-ef fectief dan alleen gewone behandeling
Ef f ectiviteit kortdurende psychosociale interventie bij langdurige vermoeidheid.
Huibers e.a. (Universiteit van Maastricht ) (2004)
Kortdurende psychosociale interventie die door huisartsen worden verricht bij werknemers met langdurige vermoeidheid
Psychisch
Nee
Niet significant ef f ectief
Solution-f ocused intervention f or sick listed emplyees with psychological problems or muscle skeletal pain
Nystuen e.a. (Noorwegen) (2003)
Ef f ectiviteitsmeting van acht wekelijkse oplossingsgerichte sessies t.o.v. de reguliere aanpak. Ef f ectiviteit is gemeten in termen van snelheid terug naar werk en kwaliteit van leven (gezondheidsgerelateerd)
Fysiek en Psychisch
Nee
Niet significant ef f ectief
Computerize Cognitive behavioural therapy at work
Grime e.a. (United Kingdom) (2004)
Evaluatie van het ef f ect van een 8 weken durende cognitieve behandeling therapie “Beating the Blues” op de computer voor werknemers met recente stress gerelateerde klachten t.o.v. reguliere zorg
Psychisch
Nee
Het ef f ect van de therapie was positiever, maar het was geen significant verschil
Arbeidsintegratieprogramma voor mensen met ernstige psychische stoornissen: Individual Placement and Support (IPS)
Bond (Verenigde Staten) (2004 )
Bij IPS staat betaald werk centraal, er wordt snel gezocht naar een baan, zo nodig wordt langdurige ondersteuning geboden
Psychisch
Ja
Ef f ectiviteit aangetoond in de VS maar nog niet in Europa (zie onderstaand onderzoek Trimbos Instituut)
De implementatie van Indivdual Placement and Support in Nederland
Giesen e.a. (Trimbos-Instituut) (2005)
Het IPS model vanuit de VS is op vier locaties in Nederland geïmplementeerd
Psychisch
Nee
Geen van de locaties heeft IPS volledig modelgetrouw toegepast, al waren 2 locaties daar zeer dichtbij. 18% van de patiënten is aan een reguliere baan geholpen
Kosten-ef f ectiviteit van het Individuele Plaatsing & Steun (IPS) model voor mensen met ernstige psychiatrische problematiek
Wiersma e.a. (Trimbos-Instituut) (Loopt nog)
Vervolgonderzoek na het implementatieonderzoek naar de kosten-ef f ectiviteit van het IPS model
Psychisch
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Ef f ectiviteit begeleiding bedrijf sarts waarin exposure nadrukkelijk wordt ingebracht in de opbouwf ase
Van der Klink e.a. (Coronel) (Loopt nog)
Interventiemethodiek waardoor een werknemer die terugkeert van verzuim na psychische klachten eerder de conf rontatie aangaat met de naarste kanten van het werk
Psychisch
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Psychiatrische consulten ingebed in een nascholingstraject aan bedrijf sartsen voor werknemers met ziekteverzuim door psychiatrische problematiek
Van der FeltzCornelis e.a. (Trimbos Instituut) (Loopt nog)
Ef f ect van de combinatie van psychische consulten en training aan de bedrijf sarts voor werknemers die langer dan 6 weken ziekteverzuim hebben
Psychisch
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Ef f ectiviteit van een collaboratieve care aanpak van depressie en depressie met somatische co-morbiditeit
Van der FeltzCornelis e.a.(Trimbos Instituut) (Loopt nog)
Gerandomiseerde trial naar de kostenef f ectiviteit van een collaboratieve aanpak van depressie en depressie met somatische co-morbiditeit in de bedrijf sgeneeskundige setting
Psychsich
NB
Onderzoek loop nog; resultaten zijn nog niet bekend
Figuur 7: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van begeleiden en behandelen van psychische problemen
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
30
2.4.2.3. Begeleiden en behandelen van specifieke aandoeningen Hartfalen In 1992 heeft Stanford University een interventie bij patiënten met een hartinfarct onderzocht bestaande uit een tredmolentest, een counseling gesprek en een consultatiebrief van de cardioloog aan de huisarts46. Het onderzoek resulteerde in géén verschil in de terugkeer naar werk tussen de interventiegroep en de controlegroep in het algemeen. Patiënten zonder ischemische hartklachten keerde wel sneller terug naar werk met de interventie dan patiënten in de controlegroep, zie ook Figuur 8. Een recenter onderzoek (2002) uit New Zeeland toont aan dat patiënten beter revalideren en significant sneller terugkeren naar werk wanneer tijdens het verblijf in het ziekenhuis een interventie plaatsvindt om de verwachtingen van patiënten ten aanzien van de aandoeningen de terugkeer naar werk te managen47. De wetenschappelijke interventie betreft een aantal sessies waarin o.a. uitleg wordt gegeven over de aandoening, oorzaken van de aandoening en samen met de patiënt wordt gekeken naar risicofactoren en hoe deze in de toekomst te minimaliseren (eventueel vastgelegd in actieplan). Het effect van ‘het managen van verwachting t.a.v. hartinfarct en terugkeer-naar-werk is wetenschappelijk aangetoond, en daarmee evidence based. Ook in Nederland wordt momenteel door het Coronel instituut wetenschappelijk onderzoek gedaan aangaande revalidatie na een hartinfarct. Allergie Een ander onderzoek die momenteel wordt uitgevoerd, maar dan op het gebied van allergie, is een studie door het VUmc/EMGO instituut. In deze studie wordt de kosteneffectiviteit van transmurale zorg voor handeczeem door een multidisciplinair centrum gericht op coördinatie, optimale instructie en behandeling geanalyseerd ten opzichte van de gebruikelijke zorg door de dermatoloog5. Kanker In de praktijk worden verschillende interventies ten aanzien van chronische aandoeningen uitgevoerd die nog niet volgens wetenschappelijk onderzoek effectief bewezen zijn. Een voorbeeld is de polikliniek Mens en Arbeid van het AMC waar reeds een programma beschikbaar is voor werkhervatting bij kanker.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
31
Wetenschappelijke onderzoeken
Onderzoeker (Organisatie)
Toelichting interventie
Gebied
Effect bewezen
Retrurn to work af ter uncomplicated myocardial infarction: a trial of practice guidelines in the community
Pilote e.a. (United States) (1992)
Interventie bij patiënten met een hartinf arct bestaande uit een tredmolentest, een counseling gesprek en een consultatiebrief van de cardioloog aan de huisarts
Hartfalen
Nee
Geen verschil in de terugkeer naar werk in het algemeen. Patiënten zonder ischemische hartklachten keerde wel sneller terug naar werk met de interventie dan patiënten in de controlegroep
Changing illness perceptions af ter Myocardial Infarction
Petrie e.a. (New Zeeland) (2002)
Tijdens het verblijf in het ziekenhuis vindt een interventie plaats om de verwachtingen van patiënten ten aanzien van de aandoening en terugkeer naar werk te managen
Hartfalen
Ja
Patiënten keren signif icant sneller terug naar werk
Revalidatie na een hartinf arct
Slebus e.a. (Coronel Instituut) (loopt nog)
Momenteel wordt door het Coronel instituut een onderzoek verricht aangaande revalidatie na een hartinf arct
Hartfalen
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Transmurale zorg voor handeczeem
Anema e.a. (Vumc/EMGO) (loopt nog)
Onderzoek of transmurale zorg voor handeczeem door een multidisciplinair centrum gericht op coördinatie, optimale instructie en behandeling kosteneff ectief is in vergelijking met gebruikelijke zorg door de dermatoloog
Allergie
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Figuur 8: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van begeleiden en behandelen van overige aandoeningen
2.5
Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg
Gescheiden systemen In de afgelopen jaren zijn in Nederland vele initiatieven geanalyseerd en onderzoeken verricht naar de samenwerking tussen de bedrijfsgeneeskunde en de curatieve zorg, met name tussen bedrijfsartsen en huisartsen, zie Figuur 9. In het buitenland zijn echter geen wetenschappelijke onderzoeken gevonden over de samenwerking tussen de bedrijfsarts en de huisarts. De reden die hiervoor wordt aangegeven is dat de scheiding in Nederland tussen medische behandeling enerzijds en de begeleiding van het ziekteverzuim anderzijds uniek in de wereld is48. Nederland kent twee strikt gescheiden segmenten van de gezondheidszorg; één gericht op arbeidsre-integratie met de bedrijfsarts als centraal persoon en een ander gericht op de behandeling met de huisarts als centraal persoon. In andere landen zoals Finland, Duitsland en Amerika worden de functies van huis- en bedrijfsarts veelal door één persoon uitgevoerd. Internationaal In Finland houden bedrijfsartsen zich tevens bezig met curatieve taken. Weliswaar behoort de legitimering van ziekteverzuim tot de taak van de bedrijfsarts, maar deze legitimering speelt een veel kleinere rol dan in andere landen het geval is, omdat de werkgever bij kortdurend verzuim meestal geen medische verklaring verlangt. Er zijn in Finland ook huisartsen die parttime als bedrijfsarts werken. In Duitsland is een bedrijfsarts niet voor alle werkgevers verplicht. Als gevolg hiervan heeft een aanzienlijk deel van de Duitse werknemers geen bedrijfsarts. Zowel de behandeling van arbeidsrelevante klachten als de verzuimbegeleiding van zieke werknemers c.q. de Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
32
legitimering van ziekteverzuim zijn verantwoordelijkheden van de huisarts. De bedrijfsarts komt pas in beeld als er sprake is van een beroepsziekte of een bedrijfsongeval. Net als in Finland houden bedrijfsartsen in Amerika zich tevens bezig met curatieve taken. Veel bedrijfsartsen zijn ook als huisarts werkzaam. Er bestaat geen officieel beroepsprofiel van de bedrijfsarts. Iedere arts is het toegestaan om bedrijfsgeneeskundige zorg aan te bieden. Een aanzienlijk aantal huisartsen is betrokken bij de bedrijfscuratieve zorg. Samenwerkingspilots bedrijfsarts - huisarts Om de samenwerking tussen huisarts en bedrijfsarts te verbeteren zijn in 2001 in 14 regio’s in Nederland zogenoemde samenwerkingsprojecten opgezet met een looptijd van 1 of 2 jaar. De projecten werden uitgevoerd onder het motto “Samen werkt beter bij Arbocuratieve zorg”. De activiteiten van de projecten liepen uiteen van, bijvoorbeeld gezamenlijke nascholing en ministages, tot het ontwikkelen van samenwerkingsprotocollen en communicatieformulieren. Om na te gaan in hoeverre de projecten hadden geleid tot de beoogde verbeteringen voerde TNO Arbeid samen met het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Klachten Bewegingsapparaat en het Coronel instituut een landelijke evaluatie uit. Deze evaluatie was het eerste onderzoek dat op gestandaardiseerde wijze de landelijke effecten onderzocht van interventies ter bevordering van arbocuratieve samenwerking. Resultaat van de evaluatie was dat er weinig veranderingen waren in de kwaliteit van sociaal-medische begeleiding en de tevredenheid bij patiënten met arbeidsverzuim, na de samenwerkingsprojecten voor huis- en bedrijfsartsen49. Evenals uit het onderzoek van het UMC Sint Radboud50 naar één van de veertien projecten, bleek ook uit de landelijke evaluatie van alle projecten, dat de huisartsen bij meer patiënten contact opnamen met de bedrijfsarts als zij na hun probleemverheldering nog aanvullende informatie nodig hadden. Desalniettemin is het aantal huisartsen en bedrijfsartsen dat contact met elkaar opneemt over een gemeenschappelijke patiënt nog altijd gering. Na het geëvalueerde project door UMC Sint Radboud werd ook duidelijk dat de spontane voortgang van het initiëren van contact tussen huisarts en bedrijfsarts absoluut niet vanzelfsprekend was. Ook de resultaten van een wetenschappelijk onderzoek van het Erasmus MC laten geen significant positief effect zien van een gezamenlijke training voor huisartsen en bedrijfsartsen op het verbeteren van de samenwerking51. Het doel van deze training was om de samenwerking te verbeteren voor patiënten met ziekteverzuim vanwege lage rugklachten (LRK). De interventie liet geen positief effect zien op de duur van het verzuim. Door het NIVEL is onderzoek verricht naar ervaringen met arbocuratieve samenwerking onder 650 mensen met een chronische aandoening in de leeftijd van 15-64 jaar, die betaald werk verrichten, dan wel de afgelopen vijf jaar gestopt zijn met werken52. Bij één op de zes chronisch zieken die in de periode 1998-2002 contact hebben gehad met de bedrijfsarts, heeft de bedrijfsarts overleg gevoerd met de huisarts. Slechts de helft van de chronisch zieken verwacht dat arbocuratieve samenwerking zal leiden tot snellere werkhervatting of het voorkomen van uitval in de WAO. Wel denkt men dat arbocuratieve samenwerking gunstig is voor het inzicht en de adviezen van de bedrijfsarts.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
33
Leidraad en richtlijnen Door TNO is in 2002 de ‘Leidraad voor huisarts en bedrijfsarts bij de sociaal-medische begeleiding van arbeidsverzuim’ ontwikkeld. Het is een gezamenlijke uitgave van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV)53. De leidraad geeft aanwijzingen voor het handelen van de huisarts en bedrijfsarts bij (samenwerking bij) de sociaal medische begeleiding. Echter, wat het effect is op het ziekteverzuim of gezondheid wanneer deze leidraad wordt gevolgd, is niet gemeten. In 2005 is ook door TNO de ‘Richtlijn arbeidsanamnese voor medisch specialisten ontwikkeld’54. Het betrof het opstellen van een set vragen omtrent arbeid & gezondheid en arbocuratieve afstemming voor medisch specialisten onder andere op basis van literatuuronderzoek en een praktijktoets. Ook bij deze richtlijn heeft geen effectmeting plaatsgevonden. Overigens is bij deze richtlijn nog een consensusvorming tussen medisch specialist en bedrijfsarts nodig, teneinde draagvlak te creëren onder medisch specialisten voor het gebruik van de vragenlijst. Het resultaat van het in 2006 door het Ministerie van VWS gestarte programma “Kennisbeleid Kwaliteit Curatieve Zorg” moet hieraan bijdragen. In dit programma worden richtlijnen ontwikkeld voor samenwerking tussen curatieve en arbocuratieve disciplines. Op voorspraak van het Ministerie van SZW wordt de ‘factor arbeid’ en het beoordelen van arbeidsmogelijkheden in de ontwikkeling van de multidisciplinaire richtlijnen meegenomen. In 2009 worden de resultaten bekend. Geen sprake van structurele samenwerking bedrijfsarts - huisarts Uit het literatuuronderzoek blijkt dat vele pilots zijn opgezet om de samenwerking tussen huisartsen en bedrijfsartsen te verbeteren. Tot structurele samenwerking heeft dit (nog) niet geleid. Knelpunten, zoals de financiering van de bedrijfsarts, de verschillende focus bedrijfsarts is gericht op werkhervatting; huisarts is gericht op genezing- maken dat samenwerking lastig tot stand komt. Toch zijn er verschillende “spontane” praktijkvoorbeelden die laten zien dat een betere samenwerking mogelijk is. Een voorbeeld is ICARA van de Sint-Maartenskliniek waarbij de bedrijfsarts in zijn rol wordt ondersteund door de 2e lijn door middel van een loketfunctie en scholingsactiviteiten. Ook zijn er diverse gezondheidscentra waarbij de bedrijfsarts is geïntegreerd in een eerstelijnsvoorziening, bijvoorbeeld in de gezondheidscentra zoals opgezet door zorgverzekeraar Menzis. Revalidatiecentra De effectiviteit van het werken in een multidisciplinair team met specifieke aandacht voor de terugkeer naar werk, bijvoorbeeld door een zogenoemde “Return-toworkcoördinator/consultant” aan het team toe te voegen, is aangetoond in een wetenschappelijk onderzoek in acht revalidatiecentra in Nederland en België55. Het resultaat was een toename van 30% van het aantal werknemers die terugkeerden naar werk en een toename van 50% in aantal werknemers die verwachtte terug te keren naar werk, na een lange revalidatieperiode. Momenteel wordt ook een wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door VUmc/EMGO instituut naar transmuraal bedrijfsgezondheidszorg voor lage rugklachten5. Bij dit onderzoek wordt de werknemer behandeld door een multidisciplinair Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
34
team bestaande uit een bedrijfsarts, fysiotherapeut en een bezigheidstherapeut. Resultaten van dit onderzoek waren ten tijde van het opstellen van dit onderzoeksrapport nog niet bekend, maar de maatstaven zullen naast verzuimduur, mate van pijn ook directe en indirecte kosten betreffen. De effectiviteit van het inzetten van een zogenoemde ‘return-towork-coördinator’ is wetenschappelijk aangetoond, en daarmee evidence based.
Wetenschappelijke onderzoeken Evaluatie van samenwerkingsprojecte n tussen huisartsen en bedrijf sartsen in 14 regio’s
Evaluatie project klachten aan het bewegingsapparaat
Begeleiding van zieke werknemers met lage rugklachten
Onderzoeker (Organisatie)
Toelichting interventie
Van Amstel e.a. (TNO) (2005)
De activiteiten ten aanzien van de verbetering van de samenwerking liep uiteen van bijv. gezamenlijke nascholing en ministages tot het ontwikkelen van samenwerkingsprotollen
Rouppe an der Voort e.a. (UMC St Radboud) (2005)
Eén van de 14 samenwerkingsprojecten op het gebied van chronische pijn aan het bewegingsapparaat. Het belangrijkste onderdeel van het project bestond uit het implementeren van een samenwerkingsprotocol met een communicatief ormulier
Faber e.a. (Erasmus MC) (2005)
Gebied
Effect bewezen
Nee
Weinig verandering in kwalit5eit van sociaalmedische begeleiding en tevredenheid bij patiënten met arbeidsverzuim
Fysiek
Nee
Het project resulteerde bij de huisartsen in een toename van initiatief tot overleg met de bedrijf sarts. Na afloop werd duidelijk dat de spontane voorgang van het initiëren van contact absoluut niet vanzelf sprekend was
In een samenwerkingsproject is o.a. door middel van gezamenlijke training getracht de samenwerking tussen bedrijfsartsen en huisartsen te verbeteren.
Fysiek
Nee
Geen significant ef fect t.a.v. verzuimduur werknemers
Fysiek en psychisch
Leidraad voor huisarts en bedrijfsarts bij de sociaal-medische begeleiding van arbeidsverzuim
Anema e.a. (TNO) (2002)
De leidraad geeft aanwijzingen voor het handelen van de huisarts en bedrijf sarts bij (samenwerking bij) de sociaal medische begeleiding
Fysiek en psychisch
Nee
Geen eff ectmeting
Ontwikkelen van algemene arbeidsanamnese voor medisch specialisten
Kremer en Buijs (TNO) (2005)
Ontwikkeling van een set vragen omtrent arbeid & gezondheid en arbocuratieve afstemming voor medisch specialisten
Fysiek en psychisch
Nee
Geen eff ectmeting
Early work-related Interventions in a Medical Rehabilitation Setting
Van Lierop en Nijhuis (Institute for rehabilitation Research en Universiteit van Maastricht) (2006)
Onderzoek in revalidatiecentra naar de eff ectiviteit van het werken in een multidisciplinair team met specif ieke aandacht voor de terugkeer naar werk, bijvoorbeeld door een “Return to work coördinator of consultant” aan het team toe te voegen
Fysiek en psychisch
Ja
Toename van 30% van het aantal werknemers die terugkeerde naar werk en een toename van 50% in aantal werknemers die verwachtte terug te keren naar werk na een lange revalidatieperiode
Transmuraal bedrijf sgezondheidszor g voor lage rugklachten
Anema e.a. (VUMC/EMGO en TNO) (loopt nog)
Werknemers die verzuimen wegens lage rugklachten worden behandeld door een multidisciplinair team
Fysiek
NB
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Figuur 9: Wetenschappelijke onderzoeken op het gebied van samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg
2.6
Samenvatting en voorlopige conclusies
Er wordt relatief veel wetenschappelijk onderzoek gedaan op het gebied van arbocuratieve interventiestrategieën in Nederland, Canada, United Kingdom, United States, Nieuw-Zeeland en de Scandinavische landen (Zweden, Finland en Noorwegen). De scheiding in Nederland tussen medische behandeling enerzijds, en de begeleiding van het ziekteverzuim anderzijds is uniek in de wereld. Er zijn (tot nu toe) alleen in Nederland literatuuronderzoeken gevonden over de samenwerking tussen de bedrijfsgeneeskunde en de arbocuratieve zorg. Verbetering van de samenwerking tussen huisartsen en bedrijfsartsen is reeds vele jaren in pilots geprobeerd, doch blijkt door verschillende drempels, zoals verschillende focuspunten (bedrijfsarts op werkhervatting en huisarts op genezing), lastig structureel tot stand te komen. Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
35
Er zijn vele internationale en nationale wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar fysieke klachten. Met name de effecten van interventies voor lage rugklachten zijn onderzocht. Het aantal effectiviteitsmetingen op het gebied van klachten aan bovenste en onderste ledematen is echter beperkt. Ook zijn er wetenschappelijke onderzoeken gedaan naar de effecten van interventies op het herstel van functioneren in het werk bij psychische klachten. Mede als gevolg van verschillende wetswijzigingen is de verantwoordelijkheid voor reintegratie bij verzuim meer bij werkgevers en werknemers komen te liggen. De bijdrage en zelfredzaamheid van de kernactoren werkgever en werknemer is in wetenschappelijke onderzoeken veelal nog onderbelicht. Er zijn wel praktijkvoorbeelden van werkgevers en werknemers die het zogenoemde ‘Disability Management-concept’ uit de Verenigde Staten en Canada omarmen. De resultaten van deze practices zijn echter niet wetenschappelijk met een controlegroep onderbouwd. Uit de vele bestudeerde en geanalyseerde wetenschappelijke studies blijken uiteindelijk ten tijde van het samenstellen van voorliggend rapport - 4 arbocuratieve interventiestrategieën wetenschappelijk te zijn bewezen en onderbouwd, dat wil zeggen gewerkt is met een controlegroep werknemers om het effect van de interventie aan te tonen. Het betreft de volgende interventies, waarvan is aangetoond dat deze ‘evidence based’ zijn: Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten; Activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten; Verwachtingen managen t.a.v. de aandoening en de terugkeer naar werk bij patiënten die voor de eerste keer een hartinfarct hebben gehad; ‘Return-to-work coördinator’: functionaris bij revalidatiecentra die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk. De effectiviteit van de eerste twee genoemde interventies zijn in verschillende (Nederlandse) wetenschappelijke studies aangetoond. De derde interventiestrategie is alleen in een Nieuw-Zeelandse wetenschappelijke studie onderzocht en aangetoond. De effectiviteit van de vierde interventiestrategie is in een wetenschappelijke studie onder revalidatiecentra in Nederland en België aangetoond. Uit de inventarisatie van de wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat de bereidheid aan deelname in sommige gevallen beperkt is. Dit is ook geconstateerd in een aantal onderzoeken, die in het kader van STECR Aladdin Programma uit 2005-2007 zijn uitgevoerd. Een door de Ministeries van SZW en VWS gesubsidieerd ‘Stimuleringsprogramma Research & Development Arbeid en Gezondheid’ dat moest voorzien in een duurzame samenwerking en structurele versterking van de kennisinfrastructuur op het terrein van arbeid en gezondheid. Uit de voor dit onderzoek gehouden interviews en bestudeerde literatuur blijkt, dat door tegemoet te komen aan praktische wensen in de praktijk bij gedragen kan worden aan voldoende deelname aan wetenschappelijk onderzoek in de bedrijfsgezondheidszorg. Het Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
36
gaat dan om: aansluiten bij onderzoeksvragen uit de praktijk, aansluiten bij procedures in de praktijk om extra werkdruk te voorkomen, aantal onderzoekshandelingen voor bedrijfsartsen en ondersteunend personeel te beperken en tegemoet komen aan wensen van bedrijfsartsen, werkgevers en werknemers56.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
37
Hoofdstuk 3: Toepassing in Nederland 3.1
Algemeen
Nadat de effectiviteit van een 4-tal arbocuratieve interventiestrategieën in wetenschappelijk onderzoek is aangetoond (‘evidence based’), dienen deze interventiestrategieën wel in de praktijk te worden toegepast. Zorgverleners werken veelal met richtlijnen die door hun beroepsvereniging is vastgesteld. De Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) ontwikkelt bijvoorbeeld de richtlijnen voor bedrijfsartsen. De effectief bewezen interventiestrategieën zullen dus in de richtlijnen moeten worden neergelegd. Vervolgens zullen de beroepsbeoefenaren de opgestelde richtlijnen in de praktijk moeten toepassen, zoals weergegeven in Figuur 10. 1 Wetenschappelijk onderzoek naar effectieve interventies
3
2 Vastleggen in richtlijnen
Uitvoeren van de richtlijnen
Figuur 10: Stroomschema wetenschappelijk onderzoek en toepassing in de praktijk
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de vier in hoofdstuk 2 genoemde interventiestrategieën, die volgens wetenschappelijk onderzoeken hun effect hebben bewezen. Er wordt bekeken of deze interventiestrategieën ook daadwerkelijk in de praktijk worden toegepast c.q. ingezet. Allereerst zal worden ingegaan op de vastlegging in de richtlijnen waarna vervolgens zal worden aangegeven in welke mate de interventiestrategieën door de beroepsbeoefenaren in de praktijk worden toegepast. Tot slot wordt ingegaan op enkele factoren die van invloed zijn op de daadwerkelijke toepassing, gebruik van de richtlijnen in de praktijk.
3.2
Richtlijnen
Bedrijfsartsen Bij de interventie ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’ en de ‘activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten’ is de bedrijfsarts een belangrijke actor. Zoals in de voorgaande paragraaf aangegeven ontwikkelt de NVAB richtlijnen voor bedrijfsartsen. De NVAB heeft momenteel 10 richtlijnen ontwikkeld waaronder de richtlijnen “Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met rugklachten” 57 en “Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische problemen”58. De interventiestrategie participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten is meegenomen in de richtlijn “Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met rugklachten” en ook de interventiestrategie activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten is opgenomen in de richtlijn van de NVAB “Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische problemen”.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
38
Cardiologen De derde interventiestrategie betreffende ‘het managen van de verwachtingen ten aanzien van de aandoening en de terugkeer naar werk bij patiënten die voor de eerste keer een hartinfarct’ hebben gehad, is de cardioloog een belangrijke actor. De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) heeft in 2004 gezamenlijk met de Nederlandse Hartstichting de richtlijn Hartrevalidatie 2004 ontwikkeld59. In deze richtlijn worden voorwaarden beschreven en de wijze waarop hartrevalidatie dient te worden uitgevoerd. Het hartrevalidatieprogramma volgens de richtlijn, is erop gericht om de onderliggende oorzaak van de ziekte gunstig te beïnvloeden en de patiënt in een zo vroeg mogelijk stadium in de best mogelijke fysieke, psychische en sociale conditie te brengen en/of te houden. Om revalidatie ‘op maat’ te kunnen bieden, moet voor iedere patiënt worden vastgesteld of revalidatie geïndiceerd is en welke doelen men wil bereiken. Afhankelijk van de doelen die men wil bereiken, wordt een programma op maat samengesteld voor de patiënt. Eén van deze doelstellingen die in de richtlijn wordt aangeven, is werkhervatting. Het is volgens de richtlijn aan te bevelen om vanaf het begin van de hartrevalidatie aandacht te besteden aan werkhervatting. De interventie betreffende het managen van de verwachtingen van de aandoening en de terugkeer naar werk, is neergelegd in de ‘Richtlijn Hartrevalidatie 2004’. Revalidatie-artsen Revalidatie Nederland is de overkoepelende branchevereniging voor alle revalidatiecentra in Nederland en houdt zich niet zozeer bezig met het ontwikkelen van richtlijnen. De Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen (VRA) is de landelijke wetenschappelijke vereniging van revalidatieartsen die wel betrokken is bij de ontwikkeling, het creëren van draagvlak en de implementatie van richtlijnen. De richtlijnen die in de revalidatiegeneeskunde worden gehanteerd zijn niet alleen door de VRA ontwikkeld. De meeste van deze richtlijnen zijn ontwikkeld met en door andere wetenschappelijke verenigingen en met deskundige ondersteuning van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Opvallend is dat, de ‘interventie in revalidatiecentra waarbij een functionaris specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk’ niet is opgenomen in één van de richtlijnen die worden gehanteerd in de revalidatiegeneeskunde. Waardoor de toepassing wellicht minder zal zijn dan wanneer dit wel het geval zou zijn geweest.
3.3
Mate van toepassing van de vier (effectief bewezen interventies
Uitgezette enquête De mate van toepassing van de vier wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategieën is onderzocht aan de hand van een enquête, bestaande uit een viertal vragenlijsten. Voor de interventiestrategieën aangaande ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’ en ‘activerende begeleiding bij werknemers’ is een online-vragenlijst uitgezet onder de leden van de NVAB. In totaal hebben 284 bedrijfsartsen de onlinevragenlijst ingevuld (circa 14% van het ledenbestand van de NVAB die de vragenlijst Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
39
toegestuurd heeft gekregen). Daarnaast is ook door 10 verschillende arbodiensten een overall vragenlijst ingevuld (22% van de verzonden vragenlijsten). Ten aanzien van de sector Landbouw en Visserij is het helaas niet mogelijk gebleken om uitspraken te doen over de mate van toepassing in de praktijk. Geen van de bedrijfsartsen en arbodiensten die meegewerkt hebben aan het invullen van de vragenlijsten is werkzaam in/voor de sector Landbouw & Visserij. Voor de effect bewezen interventiestrategie met betrekking tot ‘het managen van verwachtingen bij patiënten die voor de eerste keer een hartinfarct’ hebben gehad t.a.v. de aandoening en de terugkeer naar werk is een korte vragenlijst naar de verschillende ziekenhuizen in Nederland gestuurd. In totaal hebben 22 ziekenhuizen de vragenlijst ingevuld teruggestuurd. In totaal zijn er 93 ziekenhuisorganisaties in Nederland. Tot slot is voor de effectief bewezen interventiestrategie met betrekking tot ‘het inzetten van een return-to-work coördinator’ een vragenlijst gestuurd naar de verschillende revalidatiecentra in Nederland. In totaal hebben 8 van de 23 revalidatiecentra de vragenlijst ingevuld teruggestuurd. In de volgende vier paragrafen zullen de resultaten ten aanzien van de mate van toepassing c.q. het gebruik van de vier effectief bewezen interventiestrategieën apart worden besproken. Intermezzo De hierna te bespreken resultaten van de uitgezette enquête hebben betrekking op het aantal deelgenomen respondenten (de onderzoekspopulatie). Voorts wordt opgemerkt, dat de resultaten wellicht positiever zullen zijn dan de werkelijkheid. De vragen t.a.v. de toepassing van richtlijnen onder de bedrijfsartsen kunnen een sociaal wenselijk antwoord hebben uitgelokt. Dat de toepassing wellicht lager zal liggen dan de enquêteresultaten zullen aangeven, leert ons het onderzoek van Nieuwenhuijsen c.s. In 2003 toonde dit onderzoek aan, dat de richtlijnen in de praktijk niet altijd werden gevolgd door bedrijfsartsen en dat er voldoende verbeteringsmogelijkheden zijn ten aanzien re-integratieproces van werknemers36. Ook uit een panelstudie, waarin veelvoorkomende casuïstiek werd voorgelegd aan bedrijfsartsen en verzekeringsartsen bleken vele verbeteringen mogelijk ten aanzien van verzuimbegeleiding en het volgen van richtlijnen60. Ondanks deze kanttekening bij de interpretatie van de resultaten van de on-line enquête onder bedrijfsartsen, is voldoende inzicht verkregen in mate van toepassing tussen de sectoren (markt- en overheidssector) en type werkgevers (groot, middelgroot en klein). Waarbij opgemerkt, dat het voor de sectoren Cultuur, Horeca, Handel en Bouw het lastiger bleek te zijn om de mate van toepassing te bepalen. Betreffende bedrijfsartsen bleken namelijk ook werkzaam te zijn voor andere sectoren, waardoor de mate van toepassing bij deze sectoren minder zuiver kon worden bepaald. 3.3.1. Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten Bij de effectief bewezen interventie ‘participatieve werkaanpassing’ wordt aangegeven ,dat bedrijfsartsen regelmatig deze interventie toepassen bij werknemers met lage a-specifieke rugklachten en prognostische ongunstige factoren. In Figuur 11 is aangegeven dat 13% van Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
40
de deelgenomen bedrijfsartsen altijd ‘participatieve werkaanpassing’ toepast wanneer dit volgens de richtlijnen is voorgeschreven, 31% meestal, 32% regelmatig, 16% soms en 8% nooit. De interventie wordt relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Bij kleine werkgevers met minder dan 100 werknemers geeft slechts 7% van de deelgenomen bedrijfsartsen aan deze interventie altijd toe te passen en 25% van de bedrijfsartsen zegt deze regelmatig toe te passen wanneer de richtlijn dit voorschrijft. Bij grote werkgevers met meer dan 500 werknemers liggen deze percentages hoger op 13% en 41%.
Totaal
13%
Grote werkgevers (500+ werknemers)
13%
Middelgrote werkgevers (100-500 werknemers)
Kleine werkgevers (tot 100 werknemers)
11%
7%
31%
41%
25%
16%
25%
26%
0% Bron: analyse BS Health Consultancy
32%
36%
12%
21%
24%
38%
50% Altijd ( 95-100%)
Meestal (70-95%)
8%
9%
6%
6%
100% Regelmatig (30-70%)
Soms (5-30%)
Nooit (0-5%)
Figuur 11: mate van toepassing interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” gesplitst naar omvang werkgever
In Figuur 12 is de mate van toepassing per sector weergegeven. Opvallend is dat bij de sector Industrie relatief veel bedrijfsartsen (26%) aangeeft ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’ altijd toe te passen wanneer de richtlijn dit voorschrijft, maar anderzijds ook 13% van de deelgenomen bedrijfsartsen aangeeft de interventie nooit toe te passen. Een andere opvallende sector is Vervoer waar 21% van de deelgenomen bedrijfsartsen zegt ‘participatieve werkaanpassing’ nooit toe te passen bij werknemers met lage rugklachten. Bij de sectoren Handel en Bouw geeft relatief weinig bedrijfsartsen (29% versus 35%) aan de interventie meestal of altijd toe te passen. In de sectoren Financiële Dienstverlening en Onderwijs wordt de interventie relatief goed toegepast volgens de geënquêteerde bedrijfsartsen en arbodiensten.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
41
Totaal
13%
Gezondheids- en welzijnszorg
11%
Onderwijs
32%
34%
30%
13%
Openbaar bestuur
8%
Fin. Dienstverlening
8%
Vervoer
31%
6%
Bouw*
8%
23%
13%
6% 25%
30%
5%
23%
44% 27%
0% Bron: analyse BS Health Consultancy
21% 13%
44%
25%
17%
40%
50% Altijd ( 95-100%)
Meestal (70-95%)
8% 15%
7%
23%
3%
10% 8%
24% 25%
19%
13%
27%
31%
15%
8% 9%
39% 50%
26%
Horeca*
17%
25%
37%
17%
8%
38%
42%
Industrie
Cultuur*
16%
38%
10%
Zak. Dienstverlening
Handel*
31%
4% 8%
100% Regelmatig (30-70%)
Soms (5-30%)
Nooit (0-5%)
Figuur 12: mate van toepassing interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” gesplitst naar sector
3.3.2. Activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen De effectief bewezen interventiestrategie betreffende ‘activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen’ wordt volgens de geënquêteerde bedrijfsartsen en arbodiensten meestal toegepast. Zoals in Figuur 13 is weergegeven geeft 28% van de bedrijfsartsen aan activerende begeleiding altijd toe te passen bij werknemers met psychische problemen, 50% meestal, 18% regelmatig en slechts 3% soms en 1% nooit. De mate van toepassing van deze interventie is groter dan bij de interventiestrategie ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’. De interventie wordt, evenals bij de interventie participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten, relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Bij kleine werkgevers met minder dan 100 werknemers geeft 20% van de deelgenomen bedrijfsartsen aan deze interventie altijd toe te passen. Bij grote werkgevers met meer dan 500 werknemers wordt de interventie in 32% van de gevallen altijd toegepast volgens de deelgenomen bedrijfsartsen.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
42
28%
Totaal
Grote werkgevers (500+ werknemers)
50%
32%
Middelgrote werkgevers (100-500 werknemers)
48%
24%
Kleine werkgevers (tot 100 werknemers)
18%
23%
51%
0%
3% 1%
16%
51%
20%
3% 1%
21%
2%
8%
50% Altijd ( 95-100%)
Bron: analyse BS Health Consultancy
Meestal (70-95%)
100% Regelmatig (30-70%)
Soms (5-30%)
Nooit (0-5%)
Figuur 13: mate van toepassing interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” gesplitst naar omvang werkgever
In Figuur 14 is de mate van toepassing van ‘activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen’ gesplitst naar sector. Opvallend is dat bij de sector Openbaar Bestuur slechts 17% van de bedrijfsartsen aangeeft de interventie altijd toe te passen. Ook in de sector Bouw wordt activerende begeleiding relatief minder vaak toegepast bij werknemers met psychische problemen. Sectoren waarin bedrijfsartsen activerende begeleiding relatief vaak toepassen zijn Onderwijs, Vervoer en Cultuur.
Totaal
28%
Gezondheids- en welzijnszorg
33%
Onderwijs Openbaar bestuur Zak. Dienstverlening
22%
8% 1% 9%
19%
38%
23% 41%
28%
49%
38%
21% 19%
44%
30%
45%
27%
4%
19% 25%
50%
21%
4%
6% 2% 6%
46%
21%
54%
0% Bron: analyse BS Health Consultancy
13%
63% 31%
Horeca*
3% 1%
53% 60%
Cultuur*
Bouw*
45%
17%
Vervoer
Handel*
18%
38%
Fin. Dienstverlening
Industrie
50%
21%
0%
50% Altijd ( 95-100%)
Meestal (70-95%)
2% 4%
100% Regelmatig (30-70%)
Soms (5-30%)
Nooit (0-5%)
Figuur 14: mate van toepassing interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” gesplitst naar sector
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
43
3.3.3. Interventie bij patiënten met een hartinfarct Alle deelgenomen ziekenhuizen (totaal 22) geven aan een informatiemodule in groepsverband of per individu aan te bieden aan patiënten die een hartinfarct hebben gehad. Daarbij wordt uitleg gegeven over de aandoening, leefregels en medicatie. Ook wordt door alle ziekenhuizen aangegeven dat zij ingaan op risicofactoren en de beïnvloeding hiervan. Veel ziekenhuizen bieden verschillende leefstijltrainingen aan zoals stressmanagement, stoppen met roken en goede voeding. Deze laatste activiteiten worden met name gevolgd tijdens de poliklinische hartrevalidatie. De activiteiten tijdens de klinische opname zijn bij sommige ziekenhuizen beperkt en vindt de informatieverstrekking met name plaats bij de poliklinische hartrevalidatie. Enkele ziekenhuizen geven juist aan tijdens de klinische opname al te beginnen met het revalidatieprogramma, door bijvoorbeeld het tonen van een zelf ontwikkelde informatiefilm, gesprekken met een geroutineerd verpleegkundige en arts (assistent) cardiologie en/of het volgen van fysiotherapie. Ongeveer tweederde van de deelgenomen ziekenhuizen geeft aan specifiek aandacht te besteden aan werkhervatting, zie Figuur 15. Dit vindt plaats doordat werkhervatting als één van de doelstellingen in het (individuele) actieplan wordt opgenomen of dat in gesprekken met de maatschappelijk werker of psycholoog werkhervatting wordt besproken en eventueel wordt gevolgd door gerichte interventies. In het poliklinische hartrevalidatieprogramma wordt veelal gewerkt met multidisciplinaire teams bestaande onder andere uit een ‘nurse practitioner’, cardiologie, psycholoog, fysiotherapeut, diëtiste en maatschappelijk werker. Er is geen specifieke functionaris in het multidisciplinaire team die zich primair richt op werkhervatting. Het is veelal de maatschappelijk werker die het aspect werkhervatting bespreekt. Een aantal van de deelgenomen ziekenhuizen geeft aan de behoefte te zien aan een integrale aanpak met een specifieke coach voor de patiënt die hem/haar bij het terugkeren naar werk zal begeleiden.
Programma niet specifiek gericht op werkhervatting 32% Programma inclusief werkhervatting 68%
Bron: analyse BS Health Consultancy
Figuur 15: mate van toepassing interventie “managen van verwachting t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk”
Het hartrevalidatieprogramma wordt aan alle patiënten, werkende en niet-werkende, aangeboden. Alleen bij werkende patiënten wordt ingegaan op werkhervatting. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt in welke sector of bij welke soort werkgever (groot, middelgroot of klein) de patiënt werkzaam is.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
44
3.3.4. Return-to-work coördinator Alle deelgenomen revalidatiecentra geven aan, dat zij een specifiek programma hebben om een goede terugkeer naar werk van de patiënt te bespoedigen. Bij een kleine 40% van de deelgenomen revalidatiecentra is een functionaris werkzaam die specifiek ingezet wordt om werknemers die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk, zie Figuur 16. Deze functionaris kan “return-to-work coördinator” worden genoemd, maar sommige centra hanteren andere termen als ‘arbeidsconsulent’ of ‘case manager arbeid’. Bij de andere 60% van de revalidatiecentra is werkhervatting wel geïntegreerd in het programma, maar worden de taken door het multidisciplinaire team gezamenlijk opgepakt dan wel in meerdere mate door de maatschappelijk werker. Bij het aanbieden van het werkhervattingsprogramma wordt bij de revalidatiecentra geen onderscheid gemaakt tussen werknemers die in specifieke sectoren werkzaam zijn of bij kleine of juist grote werkgevers in dienst zijn. Op dit moment zijn 13 van de 23 revalidatiecentra, die Nederland rijk is, aangesloten bij “Vroege Interventie”. Dit is een landelijke netwerk van arbeidsrevalidatie voor mensen met ziekteverzuim door klachten aan het bewegingsapparaat. “Vroege interventie” is een inhoudelijk samenwerkingsverband waarbij ervaringen en deskundigheid worden uitgewisseld.
Return-to-work coordinator 38% Werkhervattingsprogramma maar geen retrun-to-work coordinator 62%
Bron: analyse BS Health Consultancy
Figuur 16: mate van toepassing interventie “return-to-work coördinator”
3.4
Factoren van invloed op toepassing in de praktijk
Er zijn verschillende factoren aan te wijzen die van invloed zijn op de daadwerkelijke toepassing, benutting van de effectief bewezen arbocuratieve interventies in de praktijk. De volgende nader toe te lichten factoren worden onderscheiden: ‘bekendheid met de richtlijn(en)’, ‘contractvorm/vergoeding van de toepassing’ en ‘controle-mechanisme op de toepassing’
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
45
Bekendheid met de richtlijn(en) Eén van de factoren is dat de bedrijfsartsen op de hoogte dienen te zijn van de interventiestrategieën om deze te kunnen toepassen. In de richtlijnen van de beroepsbeoefenaren dienen de effectieve interventiestrategieën te worden opgenomen en deze richtlijnen zullen vervolgens moeten worden uitgedragen en onder de aandacht moeten worden gebracht. Zoals in paragraaf 3.2 is aangegeven zijn de eerste drie bewezen interventiestrategieën meegenomen in de richtlijnen. Het werken met een ‘return-to-work coördinator’ is echter niet opgenomen in richtlijnen voor revalidatie-artsen/centra. Contractvorm/vergoeding van de toepassing Wanneer bedrijfsartsen en arbodiensten aangeven wel op de hoogte te zijn en kennis te hebben van de richtlijnen, kan de contractvorm/vergoeding van de richtlijnen bij specifieke werknemers een belemmering zijn. De bereidheid en mogelijkheid van werkgevers om contracten te sluiten met arbodiensten/bedrijfsartsen leidt tot verschillen in de behandeling van klachten van werknemers. Zo hebben grote multinationals veelal een specifiek gezondheidsbeleid voor hun werknemers en de middelen om arbocuratieve interventies te betalen. Bij kleine werkgevers is dit in veel mindere mate het geval. Zij hebben veelal zogenoemde ‘tientjes-contracten’ met arbodiensten gesloten, hetgeen de toepassingsmogelijkheden van interventies aanzienlijk beperkt. Hierdoor kan een spanningsveld ontstaan voor de bedrijfsarts, tussen enerzijds zijn professionele opvatting en anderzijds de ruimte die zijn contract met de werkgever hem biedt. Waarbij opgemerkt dat de contractvorm een vrije keuze van de werkgever zelf is. Bovendien blijken arbocuratieve interventies veelal (nog) niet c.q. ten dele te worden gedekt in aanvullende verzekeringen van zorgverzekeraars. De verdergaande collectivisering van de zorgverzekeringsmarkt lijkt hierin verandering te brengen. Zorgverzekeraars proberen zich steeds meer te onderscheiden naar werkgeverscollectiviteiten, door in aparte zogenoemde ‘bedrijfszorgmodules’ bovenop de basisverzekering, dan wel in aanvullende verzekeringen, diverse arbocuratieve interventies op te nemen. Dit proberen zij met name door middel van het aanbieden van vitaliteitsprogramma’s en snelle arbocuratieve zorg. Ook via de verzuimverzekeraar kunnen dergelijke verstrekkingen worden vergoed. Verzuimverzekeraars stellen ten aanzien van preventiebeleid vaak ook eisen aan werkgevers. Zij hebben namelijk ook een (financieel) belang bij het voorkomen van ziekte en uitval. Ten aanzien van de financiering door verzekeraars van kennisprogramma’s op het gebied van gezondheidsbeleid zijn praktijkvoorbeelden. Zo financiert zorgverzekeraar Delta Lloyd, Vitaal- in-Praktijk (VIP). Een project dat uitgevoerd wordt door het VU/medisch centrum en TNO Kwaliteit van Leven. Het project heeft tot doel wetenschappelijke kennis over factoren die duurzame inzetbaarheid beïnvloeden te genereren en effectieve vitaliteitsprogramma’s te ontwikkelen. Ook hier geldt dat grote werkgeverscollectiviteiten meer eisen aan zorgverzekeraars kunnen stellen ten aanzien van (het vergoeden van) vitaliteitsprogramma’s en snelle arbocuratieve zorg dan kleine werkgevers. Kleine werkgeverscollectiviteiten omvatten immers minder potentieel verzekerden. Op brancheniveau kunnen kleine werkgevers wel interessant zijn voor zorgverzekeraars. Voor kleine bedrijven geldt echter
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
46
dat zij doorgaans een verzuimverzekering hebben afgesloten en via deze weg toegang hebben tot snelle arbocuratieve zorg. Belangrijke randvoorwaarde voor werkgevers en (zorg)verzekeraars om arbocuratieve interventies te vergoeden of kennisprogramma’s te financieren is de toegevoegde waarde uitgedrukt in kwantiteiten (een business case). Het is dan ook, enerzijds belangrijk dat bij het (wetenschappelijk) onderzoek naar de interventiestrategie de opbrengsten (toegevoegde waarde) en ook de kosten worden gekwantificeerd in een ‘business case’. Anderzijds dient in het (wetenschappelijk) onderzoek wèl die interventie geanalyseerd te worden waar de praktijk behoefte aan heeft. Zo heeft zorgverzekeraar Delta Lloyd behoefte aan effectieve vitaliteitsprogramma’s en blijkt dan ook bereid te zijn om (wetenschappelijk) onderzoek hiernaar te financieren. Controle-mechanisme op de toepassing Tot slot heeft ook de mate van, en het moment waarop controle wordt uitgevoerd invloed op de toepassing van de richtlijnen in de praktijk. Vooralsnog is het zo, dat de verzekeringsarts in opdracht van het UWV achteraf na 2 jaar ‘terugkijkt’ op het reintegratietraject, zoals weergegeven in Figuur 17 (‘de terugkijk-functie’ van de verzekeringsarts). Na twee jaar verzuim wordt beoordeeld of er voldoende is gedaan om de werknemer weer aan het werk te helpen en of bijvoorbeeld de bedrijfsarts zich aan de richtlijnen heeft gehouden. Bij monde van de Nederlandse Vereniging Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) en een aantal van de aan de enquête deelgenomen bedrijfsartsen is expliciet aangegeven dat deze periode als te lang wordt ervaren en dat een herinrichting van de terugkijkfunctie op zijn plaats is. In dit kader wordt ook opgemerkt, dat de gegevens over de uitgevoerde evaluaties van de re-integratietrajecten door de verzekeringsartsen van het UWV, tot nu toe niet openbaar gepubliceerd worden. Inzicht in de redenen waarom WIA-aanvragen niet worden toegekend en oorzaken waarom het re-integratietraject niet optimaal is verlopen zouden ook ondersteunend kunnen zijn bij het verbeteren van het re-integratieproces in de toekomst. 1 Wetenschappelijk onderzoek naar effectieve interventies
3
2 Vastleggen in richtlijnen
4 Uitvoeren van de richtlijnen
Controle/terugkijkfunctie UWV
Figuur 17: Stroomschema wetenschappelijk onderzoek, toepassing in de praktijk en controle
3.5
Voorlopige conclusie/samenvatting
Drie van de vier bewezen effectieve interventiestrategieën (evidence based) zijn in richtlijnen van de beroepsbeoefenaren vastgelegd. “Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten” komen terug in de NVAB-richtlijnen voor bedrijfsartsen. Het “managen van verwachtingen ten aanzien van de aandoening en de terugkeer naar werk bij patiënten die een hartinfarct
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
47
hebben gehad” is vastgelegd in de richtlijn Hartrevalidatie 2004 welke is ontwikkeld door de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) en de Nederlandse Hartstichting. Het werken met een “return-to-work coördinator” oftewel functionaris die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk is niet opgenomen in één van de richtlijnen die worden gehanteerd in de revalidatiegeneeskunde. De wetenschappelijk effectief bewezen interventiestrategie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” wordt volgens de bedrijfsartsen en arbodiensten regelmatig toegepast bij werknemers met lage a-specifieke rugklachten en prognostische ongunstige factoren. De interventie wordt relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Voor de sectoren Bouw, Handel, Vervoer en Horeca wordt deze interventie in relatief mindere mate toegepast ten opzichte van de andere sectoren. De mate van toepassing van de wetenschappelijk effectief bewezen interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten” is groter dan bij de interventiestrategie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten”. Volgens bedrijfsartsen en arbodiensten zelf wordt deze interventie meestal toegepast. De interventie wordt, evenals bij de interventie ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’, relatief vaker toegepast door grote werkgevers met 500 en meer werknemers en neemt af naarmate de omvang van de werkgever kleiner wordt. Voor de sectoren Openbaar Bestuur en Bouw wordt “activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten” in relatief mindere mate toegepast ten opzichte van de andere sectoren. Ten aanzien van de wetenschappelijk effectief bewezen interventie “managen van verwachting t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” geven alle deelgenomen ziekenhuizen aan een informatiemodule in groepsverband of per individu aan te bieden aan patiënten die een hartinfarct hebben gehad. Ongeveer tweederde van de deelgenomen ziekenhuizen geeft aan specifiek aandacht te besteden aan werkhervatting. Dit vindt plaats doordat werkhervatting als één van de doelstellingen in het (individuele) actieplan wordt opgenomen of dat in gesprekken met de maatschappelijk werker of psycholoog werkhervatting wordt besproken. Er is geen specifieke functionaris in het multidisciplinaire team die zich primair richt op werkhervatting. Dit in tegenstelling tot de wetenschappelijk effectief bewezen interventie van “return-to-work coördinator” bij revalidatiecentra, die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk. Alle deelgenomen revalidatiecentra geven aan dat zij een specifiek programma hebben om een goede terugkeer naar werk van de patiënt te bespoedigen. Bij een kleine 40% van de revalidatiecentra is een functionaris werkzaam die specifiek wordt ingezet om werknemers te begeleiden bij het hervatten van werk. Ook een aantal van de deelgenomen ziekenhuizen geeft aan de behoefte te zien aan een integrale aanpak met een specifieke coach voor het begeleiden van patiënten bij het terugkeren naar werk. Bedrijfsartsen en arbodiensten geven aan door de gekozen contractvorm van de werkgever het soms niet mogelijk is om de richtlijnen bij specifieke werknemers toe te passen. Hierdoor kunnen zij in een spanningsveld met hun eigen professionele beroepsethiek terecht komen. De werkgever is veelal de partij die de kosten van de interventie moet dragen. Ook in deze Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
48
geldt dat het een eigen keuze, verantwoordelijkheid van de werkgever is om het verzuimrisico te verzekeren, dan wel eigen risicodrager te zijn. In dat laatste geval draait de werkgever geheel zelf voor de kosten op van de interventies. De bereidheid en wijze van invulling van werkgevers inzake contracten met arbodiensten/bedrijfsartsen, leidt in de praktijk tot verschillen in de behandeling van klachten van werknemers. Arbocuratieve interventies worden nog maar op (zeer) beperkte schaal gedekt in aanvullende werkgeverspolissen door zorgverzekeraars. Verzuimverzekeraars dekken in de regel wel ten dele de (snelle) arbocuatieve interventie. Belangrijke randvoorwaarde voor werkgevers en zorg- en verzuimverzekeraars om arbocuratieve interventies te vergoeden of kennisprogramma’s te financieren is inzicht in de toegevoegde waarde, uitgedrukt in kwantiteiten (kosten versus opbrengsten). Ook de mate van, en het moment waarop controle wordt uitgevoerd, heeft invloed op de toepassing van de richtlijnen in de praktijk. Vooralsnog wordt door de verzekeringsarts, in opdracht van het UWV, achteraf na 2 jaar teruggekeken op het re-integratietraject. Een aantal geënquêteerde bedrijfsartsen heeft expliciet aangegeven dat deze periode als te lang wordt ervaren. Ofschoon zij zelf onderdeel van het proces zijn, en derhalve in staat moeten zijn nu al bij te sturen, verwachten zij toch meer van een derde onafhankelijke partij.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
49
Hoofdstuk 4: Mate van onderbenutting 4.1
Algemeen
Nadat in hoofdstuk 2 de wetenschappelijk bewezen effectieve interventiestrategieën zijn geïdentificeerd en in hoofdstuk 3 de mate van toepassing, benutting van deze interventiestrategieën in de praktijk is bepaald, wordt in dit hoofdstuk de onderbenutting geanalyseerd.
4.2
Onderbenutting toepassing in de praktijk
In hoofdstuk 3 is de mate van toepassing van vier effectief bewezen interventiestrategieën in de praktijk besproken. In het eerste deel van deze paragraaf wordt ingegaan op de relatieve onderbenutting van de interventiestrategieën “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”. Voor het bepalen van de kwantitatieve onderbenutting –uitgedrukt in verzuimreductie- naar de verschillende sectoren is een financieel model opgesteld (zie bijlage 1). In het tweede deel van deze paragraaf wordt de onderbenutting van de interventiestrategieën “verwachtingen managen t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” en “het werken met een return-towork coördinator” besproken. 4.2.1. Onderbenutting bij interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” Om de mate van onderbenutting van de interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” te kunnen bepalen is inzicht nodig in de mate waarin lage rugklachten en psychische problemen in sectoren voorkomen. In Figuur 18 is het relatieve voorkomen van rugklachten en psychische problemen per sector afgezet. In de sectoren Bouw, Industrie en Landbouw & Visserij komen rugklachten relatief veel voor. In de sectoren Onderwijs en Cultuur komen psychische klachten juist relatief veel voor. 200
Psychische problemen Rugklachten
150
100
50
0 Landbouw en Industrie Bouwnijverheid* Handel* visserij
Basispunt = 100
Horeca*
Vervoer
Fin. Dienst- Zak. Dienstverlening verlening
Opbaar bestuur
Onderwijs
Zorg
Cultuur*
Bron: Nationale enquête Arbeidsomstandigheden 2006; analyse BS Health Consultancy
Figuur 18: relatief voorkomen van rugklachten en psychische problemen per sector
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
50
Relatieve onderbenutting Vervolgens is het relatieve voorkomen van rugklachten en psychische problemen afgezet tegen de mate waarin de interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”, volgens de bedrijfsartsen en arbodiensten worden toegepast per sector (zoals beschreven in hoofdstuk 3).
Relatief toepassing interventie
Bij de sectoren die in Figuur 19 in het ‘donker grijze vlak’ liggen, komen de klachten relatief veel voor, maar de effectief bewezen interventies worden bij deze sectoren niet in relatief meerdere mate toegepast. Voor de sectoren Bouwnijverheid, Industrie en Vervoer blijkt ten aanzien van de interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” de relatief grootste onderbenutting. Voor de sectoren Openbaar Bestuur, Cultuur en Onderwijs is ten aanzien van de interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” de relatief grootste onderbenutting.
180
Psychische problemen Rugklachten
Fin. DienstOnderwijs verlening
130
Cultuur*
Fin. DienstVervoer Industrie verlening Horeca* Hand el*
100 Bouwnijverheid
Horeca
80
Handel
Openbaar Cultuur bestuur
Onderwijs
Bouwnijverheid
30
30 Basispunt = 100
80
100
130
180
Relatief voorkomen klachten
Bron: Nationale enquête Arbeidsomstandigheden 2006; analyse BS Health Consultancy
Figuur 19: relatief voorkomen van klachten versus de relatieve toepassing per sector van de 2 interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”
Kwantitatieve onderbenutting Naast de relatieve onderbenutting is de onderbenutting ook in kwantitatieve zin uitgedrukt. Hierbij is, in tegenstelling tot de relatieve onderbenutting, het aantal werknemers werkzaam in de sector ook een belangrijke factor, die de onderbenutting in verzuimdagen bepaald. Immers een sector met veel werknemers heeft een hoger potentieel te besparen aantal verzuimdagen dan een sector met weinig werknemers. In Figuur 20 is de huidige benutting en de onderbenutting per interventie in verzuimdagen aangegeven gesplitst naar de verschillende sectoren. Deze (onder)benutting in dagen moet niet absoluut worden beschouwd, maar indicatief. Bij de berekeningen zijn de volgende Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
51
factoren meegenomen: ‘de mate van voorkomen van de klachten in de sector’; ‘het aantal werkzame personen in de sector’; ‘de mate waarin de interventie momenteel reeds wordt toegepast’; en ‘de reductie van het aantal verzuimdagen wanneer de interventie wordt toegepast’. Deze laatste factor is gebaseerd op hetgeen de wetenschappelijke onderzoeken aangegeven als mogelijke verzuimreductie bij toepassing van de interventie. Respectievelijk voor de interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” een gemiddelde reductie van 30 en 21 verzuimdagen. Opgemerkt wordt dat bij lage rugklachten niet alle verzuimende werknemers met als reden lage rugklachten zijn meegenomen. In de berekeningen zijn alleen werknemers meegenomen die door lage rugklachten meer dan 4 weken verzuimen61. Zoals in Figuur 20 is aangegeven is bij de sectoren Industrie, Zorg en Handel ten aanzien van de interventie “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” de relatief grootste onderbenutting in aantal verzuimdagen. Ook ten aanzien van de interventie “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen is bij deze drie sectoren en ook bij de sector zakelijke dienstverlening de relatief grootste onderbenutting in aantal verzuimdagen.
Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten
Activerende begeleiding bij psychische problemen
Toepassing Onderbenutting
Toepassing Onderbenutting
Industrie Bouwnijverheid* Handel* Horeca* Vervoer Fin. dienstverlening Zak. dienstverlening Openbaar bestuur Onderwijs Zorg Cultuur*
2.000.000
1.600.000
1.200.000
800.000
400.000
Winst verzuimdagen
0
0
400.000
800.000
1.200.000
1.600.000
2.000.000
Winst verzuimdagen
Bron: Nationale enquête Arbeidsom standigheden 2006; CBS; Wetenschappelijke effectmeting beide interventiestrategieën; analyse BS Health Consultancy
Figuur 20: Benutting en onderbenutting in verzuimdagen per sector van de 2 interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”
Tot slot is per sector in Figuur 21 samengevat weergegeven in welke mate sprake is van onderbenutting (zowel in relatieve als kwantitatieve zin) voor de interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”. De rode kleur bol geeft aan dat er in (relatief) grote mate sprake is van onderbenutting en de groene bol geeft aan dat er in mindere mate sprake is van onderbenutting. Bij een oranje kleur bol is de onderbenutting gemiddeld.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
52
Industrie
Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten
Relatief
Activerende begeleiding bij psychische problemen
Relatief
Bouw
Handel
Horeca
Vervoer
Fin. dienstverl
Zak. dienstverl
Openbaar bestuur
Onderwijs
Zorg
Cultuur
In dagen
In dagen
Sterke mate onderbenutting
Gem. mate onderbenutting
Beperkte mate onderbenutting
Bron: analyse BS Health Consultancy
Figuur 21: Samenvatting mate van onderbenutting per sector relatief en in dagen voor 2 interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen”
In hoofdstuk 3 is naar voren gekomen dat de interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” in mindere mate worden toegepast bij kleine werkgevers. Dit heeft onder meer te maken met de gekozen contractvorm tussen werkgever en arbodienst/bedrijfsarts. Over het algemeen hebben kleinere werkgevers beperktere middelen om interventies, die niet worden gefinancierd door de zorgverzekeraar zelf te bekostigen. Waarbij opgemerkt dat een werkgever dit risico ook bij een verzuimverzekeraar kan onderbrengen. In plaats van zelf als risicodrager op te treden. Voorts blijkt uit onderzoek dat kleine werkgevers in mindere mate gebruik maken van een arbodienst62. Met name (zeer) kleine werkgevers met minder dan 5 werknemers hebben relatief vaak geen arbodienst. Dit is waarschijnlijk ook één van de redenen waarom er relatief minder bedrijfsartsen en arbodiensten, die meegewerkt hebben aan het invullen van de vragenlijsten, werkzaam zijn bij dit type werkgevers. Tevens is dit een verklaring waarom ook geen bedrijfsartsen en arbodiensten die de vragenlijsten hebben ingevuld werkzaam zijn in de sector Landbouw & Visserij. Deze sector bestaat immers met name uit kleinere werkgevers. De onderbenutting van de effectief bewezen interventies bij kleine werkgevers toont aan dat deze groep werkgevers een gebied is waar de komende jaren in geïnvesteerd zou moeten worden. Mede door het expliciet wijzen op de verantwoordelijkheid die zij hebben richting hun werknemers. Ondanks de lastige bereikbaarheid van deze groep werkgevers doordat ze juist relatief weinig gebruik maken van arbodiensten. Dit maakt het noodzakelijk om ook op andere wijzen deze groep te bereiken, bijvoorbeeld via branche-organisaties of MKBNederland. 4.2.2. Onderbenutting bij interventies “verwachtingen managen t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” en “het werken met een return-to-work coördinator” Ten aanzien van de interventies “verwachtingen managen t.a.v. hartinfarct en de terugkeer naar werk” en “het werken met een return-to-work coördinator” wordt geen onderscheid gemaakt naar sector of grootte van werkgever. Uit de resultaten van de vragenlijsten blijkt dat alle deelgenomen ziekenhuizen een informatiemodule aanbieden en dat bij ongeveer Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
53
tweederde van de ziekenhuizen werkhervatting ter sprake komt bij de revalidatie na een hartinfarct. Bij revalidatiecentra wordt een specifiek programma aangeboden om een goede terugkeer naar werk van de patiënt te bespoedigen. Ongeveer 40% van de deelgenomen revalidatiecentra heeft aangegeven te werken met een zogenoemde “return-to-work coördinator” oftewel een functionaris die specifiek wordt ingezet om patiënten die langdurig ziek zijn (geweest) te begeleiden bij het hervatten van werk. Ook ziekenhuizen geven aan de behoefte te zien aan een integrale aanpak met een specifiek coach voor de patiënt die hem begeleidt bij het terugkeren naar werk. Onderzoek naar de “return-to-work coördinator” heeft bij revalidatiecentra de toegevoegde waarde aangetoond van het toevoegen van een functionaris aan een multidisciplinair team die zich specifiek bezig houdt met het begeleiden van patiënten bij het hervatten van werk. Momenteel wordt ook een onderzoek uitgevoerd naar transmuraal bedrijfsgezondheidszorg voor lage rugklachten5. Bij dit onderzoek wordt in de curatieve zorg gewerkt met een multidisciplinair team bestaande uit een fysiotherapeut, een bezigheidstherapeut en een bedrijfsarts die de werknemer begeleidt bij het terugkeren naar werk. Wanneer de resultaten van dit onderzoek ook positief zijn, is het werken in de curatieve sector met multidisciplinaire teams, waarbij een functionaris wordt aangesteld die als coach voor de patiënt optreedt en hem begeleidt bij de terugkeer naar werk, een gebied waarin de komende jaren in moet worden geïnvesteerd.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
54
Hoofdstuk 5: Kennisleemten wetenschappelijk onderzoek In dit hoofdstuk worden de kennisleemten met betrekking tot (wetenschappelijk) onderzoek bepaald aan de hand van de oorzaken van verzuim en WIA-instroom en de behoeften vanuit de praktijk.
5.1
Oorzaken verzuim en instroom WIA
Vanaf 2002 is sprake van een daling van het ziekteverzuim. Het gemiddelde ziekteverzuim bedroeg in 2002 5,3% en in 2006 4%63. Uit onderzoek blijkt dat ruim de helft van het aantal werknemers de laatste keer hebben verzuimd als gevolg van klachten aan buik, maag of darmen, griep of verkoudheid of hoofdpijn. Wanneer deze veelal kortdurende verzuimredenen buiten beschouwing worden gelaten wordt het grootste deel van het verzuim veroorzaakt door klachten aan het bewegingsapparaat, zie Figuur 2264. Ongeveer 12% van de werknemers verzuimt vanwege rugklachten, 7% vanwege klachten aan de bovenste ledematen en 5% als gevolg van klachten aan de onderste ledematen. Ongeveer 8% van de werknemers die verzuimen geeft als oorzaak psychische klachten, overspannenheid of vermoeidheid aan en 3% klachten aan luchtwegen. Circa 1% van de werknemers verzuimt vanwege hart- en vaatziekten. Klachten in verband met zwangerschap, klachten aan oren of ogen en huidklachten vormen elk ook 1%. Werknemers die langdurig ziek zijn krijgen na twee jaar ziekte een WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) uitkering van het UWV. De WIA is de opvolger van de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering). De WIA geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. Degenen die voor die datum al arbeidsongeschikt waren, blijven onder de WAO vallen. Wel is het zo dat deze populatie is hergekeurd volgens de WIA-normen. De diagnosehoofdgroepen van de WIA uitkeringen in 2006 worden in Figuur 22 weergegeven65. Hieruit blijkt dat psychische klachten een groot deel (36%) van de langdurige arbeidsongeschiktheid veroorzaakt. Het verzuim door psychische klachten is veelal langdurig. Dit in tegenstelling tot klachten aan het bewegingsapparaat. Het aandeel van klachten aan het bewegingsapparaat bij het verzuim van werknemers is immers groter dan het aandeel bij de WIA-uitkeringen. Bij psychische stoornissen geldt het tegenovergestelde. Hart- en vaatstelsel, nieuwvormingen en zenuwstelsel vormen ook een aanzienlijk deel in het aantal WIA-uitkeringen.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
55
Oorzaken verzuimende werknemers (2006)
WIA uitkeringen naar diagnosehoofdgroep (2006)
excl. Buik, maag of darmen, griep of verkoudheid of hoofdpijn
Overig 9%
Overig 19%
Bew egingsapparaat 19%
Rugklachten 12% Huidklachten 1% Klachten oren of ogen 1% Klachten ivm zw angerschap 1%
Zenuw stelsel 7%
Klachten hart- en vaatziekten 1% Klachten luchtw egen 3%
Klachten bovenste ledematen 7%
Psychische klachten 8%
Nieuw vormingen 8%
Hart- en vaatstelsel 10%
Psychische stoornissen 36%
Klachten onderste ledematen 5%
Bron: Nationale enquête Arbeidsomstandigheden 2006; UWV; analyse BS Health Consultancy
Figuur 22: Oorzaken verzuimende werknemers en WIA uitkeringen naar diagnosehoofdgroepen (2006)
5.2.
Behoeften vanuit de praktijk
In de verschillende vragenlijsten en interviews is gevraagd naar de behoeften vanuit de praktijk waarin de komende jaren moet worden geïnvesteerd op het gebied van arbocuratieve zorg. Met name de bedrijfsartsen hebben de behoeften vanuit de praktijk expliciet aan kunnen geven, zie Figuur 25. Samenwerking Van de 284 deelgenomen bedrijfsartsen noemt 52 arbocuratieve samenwerking als gebied waarin de komende jaren moet worden geïnvesteerd. Van deze bedrijfsartsen geven 9 personen aan dat zij dat vanuit een multidisciplinaire benadering wensen. Niet alleen samen met de huisartsen, maar ook bijvoorbeeld in samenwerking met fysiotherapeuten en psychologen. Ook geven een achttal bedrijfsartsen aan met name behoefte te hebben aan de verbetering van de samenwerking met de medisch specialist (2e lijn) en in mindere mate met de huisarts. De andere bedrijfsartsen gaan met name in op verbeteringsmogelijkheden ten aanzien van communicatie en informatieverstrekking. Een aantal bedrijfsartsen noemt hierbij expliciet het Elektronische Patiënten Dossier (EPD) als mogelijkheid voor betere informatie-uitwisseling. Chronische aandoeningen Een gebied dat ook door veel bedrijfsartsen wordt genoemd zijn de chronische aandoeningen. Naar verwachting zal het aantal chronische aandoeningen de komende jaren sterk gaan stijgen, weergegeven in Figuur 23. Chronische aandoeningen in het algemeen of specifieke chronische aandoeningen is door 38 bedrijfsartsen aangegeven als gebied waarin de komende jaren in geïnvesteerd moet worden ten aanzien kennis. Kanker wordt door 12 bedrijfsartsen expliciet aangegeven, hartinfarct of hartfalen door 8 bedrijfsartsen, 6 Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
56
bedrijfsartsen noemt diabetes en aandoeningen aan de luchtwegen wordt door 5 bedrijfsartsen aangegeven.
Toename ziekte/aandoening 2005-2025
80% Prostaatkanker
60% Longkanker Dikkedarm- en endeldarmkanker
Gezichtsstoornissen Coronaire hartziekten
Hartfalen Artrose
40%
Dementie
Beroerte
COPD
Osteporose
Diabetes mellitus
20% Borstkanker
0% 0
200.000
Bron: RIVM; analyse BS Health Consultancy
400.000
600.000
800.000
Aantal mensen met ziekte/aandoening 66
Figuur 23: ontwikkeling snelst stijgende ziekte/aandoeningen tot 2025
Ouderen-/leeftijdsbewust-beleid Ouderenbeleid c.q. leeftijdsbewust-beleid is het derde kennisgebied waarin volgens de bedrijfsartsen de komende jaren in geïnvesteerd moet worden. Een aandachtsgebied dat overigens ook in ‘Verkenning 6’ van het overkoepelende thema ‘ Participatie en Gezondheid’ wordt meegenomen. De gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking neemt toe als gevolg van de ontgroening en vergrijzing. Het aandeel werknemers met een leeftijd tussen 46 en 64 zal de komende jaren verder stijgen van 38% in 2007 naar 41% in 2012, zie Figuur 24. Deze toename vraagt volgens de bedrijfsartsen een leeftijdsbewust beleid. Daarbij gaat het om werknemers langdurig inzetbaar te houden en het beïnvloeden van de levensstijl, ook met het oog op ouderdomskwalen en ziektes. Volgens de bedrijfsartsen moet meer aandacht worden besteed aan levensfasebeleidsontwikkeling. Dit geldt met name in sectoren waar de arbeidsbelasting in de loop van een carrière niet op een passende wijze wordt bijgesteld. De krapte op de arbeidsmarkt en het ontbreken aan voldoende nieuwe instroom maakt investering op dit gebied nog noodzakelijker.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
57
15-24 jaar
Aandeel in percentage
100
6
8
22
23
25-34 jaar
13 25
75 27 50
32
25
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
14
27
28
28
28
25
23
22
13
13
12
12
1996
2001
2007
2012
0
Bron: CWI; analyse BS Health Consultancy 67
Figuur 24: ontwikkeling opbouw Nederlandse beroepsbevolking naar leeftijd
Contractvorm Zoals reeds in het voorgaande hoofdstuk is beschreven is de contractvorm met de werkgever in belangrijke mate bepalend of de bedrijfsarts de interventie kan en mag uitvoeren. Een groot deel van de deelgenomen bedrijfsartsen ervaart het als een spanningsveld met zijn beroepsopvatting, dat de bereidheid en gekozen contractvorm van de werkgever uiteindelijk bepalend is of de interventie voor de werknemer kan worden uitgevoerd. Ofschoon dit niet zozeer een gebied is voor wetenschappelijk onderzoek, noemen we het hier wel, omdat veel van de deelgenomen bedrijfsartsen hiervoor expliciet aandacht vragen. Zelfredzaamheid werkgevers en/of –nemers Zoals aan het begin van dit rapport (hoofdstuk 2) reeds is aangegeven betreffen de kernpartijen werkgever en werknemer. Mede als gevolg van verschillende wetswijzigingen is de verantwoordelijkheid voor re-integratie bij verzuim meer bij werkgevers en werknemers komen te liggen. Ook volgens 20 van de deelgenomen bedrijfsartsen moet juist meer door partijen in de zelfredzaamheid van werkgevers en/of werknemers worden geïnvesteerd. Daarbij wordt door deze groep bedrijfsartsen aangeven dat werkgever en werknemer gezamenlijk de problemen moeten proberen aan te pakken, bijvoorbeeld door middel van participatieve werkaanpassing. Niet alleen voor rugklachten maar ook voor psychische klachten. De leidinggevende zal volgens deze bedrijfsartsen nadrukkelijker betrokken moeten zijn bij de begeleiding en meer aandacht moeten hebben voor voegsignalering. De werknemer zal zoveel mogelijk moeten proberen de contractuele afspraken met de werkgever na te komen. Primaire preventie Primaire preventie valt niet binnen de scope van dit onderzoek (onderdeel van ‘Verkenning 3’) , maar het is echter wel een actueel onderwerp. Als gevolg van het historisch relatief laag ziekteverzuim en de krapte op de arbeidsmarkt verschuift de aandacht steeds meer naar preventie en vitaliteit. Volgens 18 bedrijfsartsen moet meer aandacht worden besteed aan Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
58
preventie, vitaliteit van alle werknemers en het opzetten van verschillende gezondheidsprogramma’s. Psychische klachten Ondanks dat de interventiestrategie ‘activerende begeleiding’ bij werknemers met psychische problemen volgens de bedrijfsartsen meestal wordt toegepast, is psychische klachten een gebied waar volgens 17 bedrijfsartsen nog veel winst is te behalen en onnodig langdurig verzuim voorkomt. De bedrijfsartsen geven aan dat er behoefte is aan preventie, (vroeg)signalering/diagnosticeren en vroeg curatieve behandeling. Daarnaast wordt aangegeven dat het aanbod in de reguliere zorg op dit gebied veelal tekort schiet waardoor uitgeweken moet worden naar niet-reguliere zorg die door de werkgever moet worden gefinancierd. Houdings- en bewegingsapparaat Het houdings- en bewegingsapparaat wordt door 14 bedrijfsartsen genoemd als gebied waarin de komende jaren in moet worden geïnvesteerd. Daarbij worden niet zozeer rugklachten genoemd, maar juist klachten aan de bovenste en onderste ledematen. Vijf bedrijfsartsen geven expliciet aan dat er meer geïnvesteerd moet worden op het gebied van nek, schouder en armklachten. Ook in de literatuurverkenning kwam naar voren dat ten aanzien van de bovenste en onderste ledematen in veel mindere mate wetenschappelijk onderzoek is verricht dan voor (lage) rugklachten. Slecht objectiveerbare klachten Ook slecht objectiveerbare klachten is volgens 13 bedrijfsartsen een gebied waarin de komende jaren moet worden geïnvesteerd ten aanzien van kennisvergaring. Volgens de bedrijfsartsen is onder andere behoefte aan de wijze van begeleiding ten aanzien van moeilijk objectiveerbare klachten zoals CVS, fibromyalgieën, whiplash, maar ook de wijze van begeleiding bij werknemers met een combinatie van twee of meer aandoeningen. Evidence Volgens enkele bedrijfsartsen is het belangrijk dat ‘evicence’ wordt ontwikkeld om de richtlijnen te onderbouwen en inzicht te verkrijgen welke interventies wel en niet werken. Verschillende bedrijfsartsen geven aan juist behoefte te hebben aan evaluatie-onderzoeken naar de vele interventies die er momenteel reeds worden aangeboden. Ook geven een aantal bedrijfsartsen aan dat de implementatie belangrijk is. Evidence-based interventies en richtlijnen moeten onder de aandacht worden gebracht, ook bij de curatieve sector. Belasting werk - privé Tot slot wordt ook de belasting werk en privé, (chronische) vermoeidheid en arbeidsconflicten genoemd door bedrijfsartsen als gebied waarin de komende jaren in geïnvesteerd moet worden ten aanzien van kennis.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
59
Samenwerken
52
Chronische aandoeningen
38
Ouderenbeleid
27 22
Contractvorm Zelfredzaamheid wg en/of wn
20
Preventie/vitaliteit
18
Psychische klachten
17
Bewegingsapparaat (geen rugklachten)
14
Slecht objectiveerbare klachten
13
Evidence
10 9
Richlijnen implementeren Belasting werk & prive
9
(Chronische) vermoeidheid
7
Arbeidsconflicten
7
0
10
20
30
40
50
60
Bron: analyse BS Health Consultancy
Figuur 25: behoefte kennisinvestering arbocuratieve zorg volgens geënquêteerden bedrijfsartsen, uitgedrukt in aantallen bedrijfsartsen die het onderwerp heeft benoemd
5.3.
Conclusie
In deze afsluitende paragraaf is geanalyseerd waar sprake is van onderbenutting of kennisleemten van wetenschappelijk onderzoek en op welk gebied toekomstig onderzoek de meeste toegevoegde waarde biedt. Dit is gedaan aan de hand van de eerder gevolgde indeling (zie hoofdstuk 2): bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemer, bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg en de samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg. 1. Bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemer Wetenschappelijk onderzoek tot nu toe: De bijdrage en zelfredzaamheid van de kernactoren werkgever en werknemers is in wetenschappelijke onderzoeken vaak nog onderbelicht. Er is wel onderzoek uitgevoerd naar ‘participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten’ en momenteel vindt een studie plaats naar ‘participatieve werkaanpassing bij psychische klachten’. Ook vinden momenteel onderzoeken plaats naar een trainingsprogramma voor werknemers met een chronische ziekte en een online-instrument voor werknemers met rug- en of nekklachten. Voorts zijn er goede praktijkvoorbeelden van werkgevers en werknemers die het ‘Disability Management concept’ uit de Verenigde Staten en Canada omarmen. Behoefte in de toekomst: Praktijkvoorbeelden evalueren en resultaten uitdragen naar werkgevers en werknemers om de toegevoegde waarde aan te tonen om gezamenlijk problemen aan te pakken. Bij positieve resultaten van het lopende onderzoek naar ‘participatieve werkaanpassing bij psychische problemen’, deze aanpak direct opnemen in de richtlijnen van beroepsbeoefenaren en de uitkomsten onder de aandacht brengen. Ook is er een specifieke behoefte dat leidinggevenden nadrukkelijker betrokken worden bij de begeleiding en meer aandacht hebben voor
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
60
vroegsignalering. Ook hier geldt dat er reeds goede praktijkvoorbeelden bestaan en dat deze na evaluatie breder kunnen worden uitgedragen. 2. Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg Wetenschappelijk onderzoek tot nu toe: vele nationale en internationale onderzoeken naar interventies t.b.v. lage rugklachten. Ook zijn er onderzoeken gedaan naar interventies t.b.v. psychische problemen. In het buitenland zijn een aantal onderzoeken gedaan naar hartinfarct en momenteel wordt ook in Nederland een onderzoek uitgevoerd naar revalidatie na een hartinfarct. Daarnaast wordt momenteel een studie verricht naar transmurale zorg voor handeczeem. Behoefte in de toekomst: onderzoek naar interventies t.b.v. klachten aan bovenste en onderste ledematen en niet zozeer meer rugklachten. Onderzoek naar werk en (chronische) aandoeningen zoals kanker, hartinfarct, diabetes en COPD. Daarbij wordt opgemerkt, dat reeds in Nederland onderzoek wordt gedaan naar revalidatie na hartinfarct en dat voor werknemers een training wordt ontwikkeld ten aanzien van werken met een chronische aandoening. Ook is er behoefte aan onderzoek naar leeftijdsbewust-beleid bij werkgevers en sectoren om (oudere) werknemers langdurig inzetbaar te houden. Ten aanzien van dit onderdeel geldt ook dat voor het uitvoeren van (wetenschappelijk) onderzoek eerst aansluiting moet worden gezocht bij bestaande initiatieven in de praktijk. Zo is in de polikliniek Mens en Arbeid van het AMC reeds een programma beschikbaar voor werkhervatting bij kanker. Ten aanzien van psychische problemen is, naast de reeds genoemde vroegsignalering en het participatief aanpakken van problemen bij het onderdeel ‘bijdrage en zelfredzaamheid van werkgever en werknemer’, behoefte aan het meer en beter uitvoeren van behandelprotocollen met aandacht voor de factor arbeid door de curatieve sector, waaronder psychologen. Zodoende hoeft dan niet langer worden uitgeweken naar niet-reguliere zorg doordat reguliere zorg tekort schiet. 3. Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg Wetenschappelijk onderzoek tot nu toe: Er zijn met name vele pilots uitgevoerd ter verbetering van de samenwerking tussen huisartsen en bedrijfsartsen. Deze samenwerking blijkt door verschillende (financierings)drempels lastig structureel tot stand te komen. Er is een (Nederlands) onderzoek uitgevoerd naar het werken met een “return-to-work coördinator” in multidisciplinaire teams bij revalidatiecentra. Momenteel wordt ook een onderzoek uitgevoerd in de curatieve zorg naar het werken met een multidisciplinair team bestaande uit een fysiotherapeut, een bezigheidstherapeut en een bedrijfsarts die de werknemer begeleidt bij het terugkeren naar werk. Het lijkt dat het werken met multidisciplinaire teams met een professional die zich specifiek richt op terugkeer naar werk meer effectief en realiseerbaar is. Behoefte in de toekomst: verder onderzoek naar het werken met en de effectiviteit van multidisciplinaire teams in de praktijk, ook in de tweede lijn. Daarnaast is behoefte aan verbetering van de informatie-uitwisseling, bijvoorbeeld met behulp van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Onderzoek naar de mogelijkheden en voorwaarden voor de toegankelijkheid van bedrijfsartsen in het EPD is gewenst. Uit de praktijk blijkt dat de verbetering van de samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en arbocuratieve zorg zich niet zozeer leent voor pilotstudies of Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
61
tijdelijke financiering. Financiering kan beter worden ingezet om goede praktijkvoorbeelden die “spontaan” zijn ontstaan te evalueren en deze resultaten uit te dragen. Voorbeelden van praktijkvoorbeelden zijn ICARA of gezondheidscentra waarin de bedrijfsarts is geïntegreerd.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
62
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
63
Bijlage 1: Toelichting financieel model Om de mate van onderbenutting van de interventies “participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten” en “activerende begeleiding bij werknemers met psychische problemen” per sector te kunnen bepalen is een financieel model opgesteld. In het financiële model is enerzijds het potentieel berekend wanneer alle werkgevers in de sectoren de twee bewezen effectieve interventiestrategieën zouden toepassen. Daarbij is onder andere gekeken naar het aantal werkzame werknemers in de sector, het relatieve voorkomen van lage rugklachten of psychische problemen in de sector en toegevoegde waarde per interventie volgens wetenschappelijk onderzoek. Vervolgens is de mate van toepassing (volgens de resultaten van de vragenlijsten van bedrijfsartsen en arbodiensten) afgezet tegen de potentiële winst om de relatieve en absolute onderbenutting te bepalen. Bij de relatieve onderbenutting is het voorkomen van lage rugklachten of psychische problemen per sector afgezet tegen de mate van toepassing van de interventiestrategie in die sector. Bij de kwantitatieve onderbenutting is het potentieel uitgedrukt in mogelijke reductie van verzuimdagen. Daarbij zijn ook het aantal werknemers werkzaam in de sector en de gemiddelde reductie in verzuimdagen per interventie meegenomen in de berekeningen.
Figuur 26: illustratie financieel model
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
64
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
65
Bijlage 2: Samenstelling klankbordgroep en gesprekspartners
Samenstelling Klankbordgroep Organisatie
Contactpersoon
Ministerie van BZK
De heer A. Stet
Ministerie van SZW
De heer M. Einderhand
Ministerie van SZW
Mevrouw N. Ringe
Ministerie van SZW
Mevrouw D. Schiet
Ministerie van VWS
Mevrouw Y. de Nas (agendalid)
Ministerie van VWS
De heer C. M. Vos
Gesprekspartners Organisatie
Contactpersoon
ArboNed/Keurcompany
De heer A. Gouw en de heer R. Willems
Coronel Instituut
Mevrouw M. Frings-Dresen
Erasmus Medisch Centrum
De heer A. Burdorf
Maastricht Universitair Medisch Centrum
De heer F. Nijhuis
NVAB
De heer J. Manders en de heer K. van Vliet
NVVG
De heer W. de Boer
TNO kwaliteit van leven
De heer P. Buys
VUmc/EMGO instituut
De heer H. Anema
AMC/Arbo-polikliniek
De heer T. Rejda (consultant arbeidsomstandigheden)
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
66
Bijlage 3: Overzicht templates Ministerie van SZW Overzicht bewezen effectieve maatregelen Instrument
Succesfactoren
Doelgroep (leeftijd, opleidingsniveau etc)
Participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten
Arbo-adviseur initieert vroeg in het verzuim gesprekken met de zieke werknemer en leidinggevende om gezamenlijk oplossingen te zoeken voor de knelpunten Niet het niveau van de klachten is leidend in de begeleiding maar de tijd die werknemers thuis zitten (tijdscontigent i.p.v. klachtencontigent handelen) Tijdens het verblijf in het ziekenhuis uitleg, kijken naar risicofactoren en managen terugkeer naar werk Functionaris die specifiek aandacht heeft voor de terugkeer naar werk
Werknemers met lage rugklachten
Activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten
Verwachtingen managen t.a.v. aandoening en terugkeer naar werk bij hartinfarct Return-to-work coördinator
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Effect op: 1. verzuim 2. gezondheid 3. aan verzuim gerelateerde kosten 4. anders, te weten………. 1. Verzuim; reductie gemiddeld 30 dagen eerder terug naar werk
Concrete toepasbaarheid
Werknemers met psychische klachten
1. Sneller volledig aan het werk. Gemiddeld 21 dagen
Toepassing door o.a. bedrijfsartsen/ arbodiensten
Werknemers die voor de eerste keer een hartinfarct hebben gehad
1. Significant snellere terugkeer naar werk. Gemiddeld 15 dagen. 4. Betere revalidatie 1. Toename van 30% van het aantal werknemers die terugkeerde naar werk
Toepassing door ziekenhuizen/cardiologen en andere leden van behandelteam Toepasbaar bij revalidatiecentra
Patiënten die revalideren in een revalidatiecentrum (onderzoek specifiek op MS en niet aangeboren hersenletsel)
68
Toepassing door o.a. bedrijfsartsen/ arbodiensten, werkgevers en werknemers
Overzicht kennisleemtes voor input onderzoeken van het onderzoeksprogramma voor de lange(re) termijn Omschrijving kennisleemtes: Subthema’s
Kennisvragen (breed geformuleerd)
Beleidsmatige relevantie (need to know?)
Klachten aan bovenste en onderste ledematen
Effectieve interventiestrategieën
(Chronische) aandoeningen zoals kanker, diabetes en COPD
Effectieve interventiestrategieën
Ouderenbeleid/leeftijds -bewust personeelsbeleid Zelfredzaamheid werkgevers en werknemers
Effectief leeftijdsbewustbeleid bij werkgevers en sectoren Gezamenlijk problemen oplossen en leidinggevende nadrukkelijker betrekken
Multidisciplinaire teams
Effectiviteit met werken in multidisciplinaire teams
Relatief weinig onderzoek/geen effectief bewezen interventiestrategieën maar wel aandeel in ziekteverzuim Relatief weinig onderzoek/bewezen interventiestrategieën maar wel sterk toenemende groep De beroepsbevolking vergrijst; krapte op de arbeidsmarkt Verantwoordelijkheid voor re-integratie is meer bij werkgevers en werknemers komen te liggen Verzuim/klachten hebben veelal verschillende oorzaken en terugkeer naar werk vraagt specifieke aandacht
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Betrokken actoren • werkgevers • verzekeraars • werknemers • overheid • koepel van bedrijfsartsen • overige nl. …. Bedrijfsartsen, werkgevers en werknemers
Onderzoeksopzet/ methodiek/zo mogelijk looptijd
Te verwachten concrete opbrengsten: - nieuwe kennis over effectiviteit - concrete toepassingsmogelijkheden voor bedrijven /overheid
Ontwikkeling en effectmeting . Zoveel mogelijk aansluiten bij huidige praktijk
Nieuwe kennis en toepassing effectieve interventiestrategieën; leidt tot o.a. verhoging productiviteit
Bedrijfsartsen, werkgevers en werknemers
Ontwikkeling en effectmeting. Zoveel mogelijk aansluiten bij huidige praktijk
Werkgevers en branche-organisaties
Evaluatie praktijkvoorbeelden en uitdragen van resultaten Effectmeting van praktijktoepassingen
Nieuwe kennis en toepassing effectieve interventiestrategieën; leidt tot o.a. verhoging productiviteit Verhoging productiviteit; oudere werknemers langer inzetbaar Verhoging van zelfredzaamheid van werkgevers en werknemers, hetgeen leidt tot verhoging productiviteit Betere behandeling en snellere terugkeer naar werk
Werkgevers en werknemers
Werknemer, bedrijfsgeneeskunde en arbocuratieve zorg
69
Effectmeting van praktijktoepassing
Omschrijving kennisleemtes: Subthema’s
Kennisvragen (breed geformuleerd)
Beleidsmatige relevantie (need to know?)
Verbetering informatieuitwisseling
Onderzoek naar de mogelijkheden en voorwaarden voor de toegankelijkheid van EPD’s door bedrijfsartsen Controle reintegratieproces eerder dan de huidige 2 jaar
Slechts marginaal contact tussen bedrijfsarts en huisarts wanneer dit wel is geïndiceerd Na twee jaar is het niet meer mogelijk om het proces bij te sturen
Controle op reintegratieproces
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Betrokken actoren • werkgevers • verzekeraars • werknemers • overheid • koepel van bedrijfsartsen • overige nl. …. Bedrijfsgeneeskunde en arbocuratieve zorg
Onderzoeksopzet/ methodiek/zo mogelijk looptijd
Te verwachten concrete opbrengsten: - nieuwe kennis over effectiviteit - concrete toepassingsmogelijkheden voor bedrijven /overheid
Haalbaarheidsstudie naar tijdigheid en randvoorwaarden
Overheid
Haalbaarheidsstudie
Betere informatieuitwisseling hetgeen effect heeft op behandeling en begeleiding Verbetering reintegratieproces;
70
Suggesties “Quick wins” kort lopende onderzoeken Omschrijving Onderzoek
Vraagstelling
Methodiek/databronnen
Effectiviteit /effect op gezondheid werknemers, herintreders en/of arbeidsongeschikten
Toepassing kleine werkgever
Hoe kan worden bewerkstelligd dat meer kleine werkgevers effectief bewezen interventiestrategieën gaan toepassen In meerdere mate toepassing bij de sectoren industrie, bouw, vervoer, zorg en landbouw en visserij
Interviews en praktijkstudies. Business Case
Effect met name op vermindering ziekteverzuim
Aandacht vragen voor participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten bij bedrijfsartsen, werkgevers, werknemers en brancheorganisaties Aandacht vragen voor activerende begeleiding bij psychische problemen bij bedrijfsartsen, psychologen werkgevers, werknemers en brancheorganisaties I.s.m. koepelorganisatie zorgverleners stimuleren
Effect met name op vermindering ziekteverzuim
Hogere mate van toepassing van effectieve interventiestrategie
Effect met name op vermindering ziekteverzuim
Hogere mate van toepassing van effectieve interventiestrategie
Effect op samenwerking en vermindering ziekteverzuim
Betere afstemming tussen zorgverleners en specifieke aandacht voor terugkeer naar werk
Toepassing participatieve werkaanpassing bij lage rugklachten
Toepassing activerende begeleiding bij psychische problemen
In meerdere mate toepassing bij de sectoren industrie, openbaar bestuur, onderwijs, zorg en landbouw en visserij
Multidisciplinaire teams en factor arbeid in de praktijk toegepast
Stimulering werken met multidisciplinaire teams en aandacht voor factor arbeid in curatieve zorg
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
71
Te verwachten concrete opbrengsten: - nieuwe kennis over effectiviteit - concrete toepassingsmogelijkheden voor bedrijven /overheid Hogere mate van toepassing van effectieve interventiestrategieën
Omschrijving Onderzoek
Vraagstelling
Methodiek/databronnen
Effectiviteit /effect op gezondheid werknemers, herintreders en/of arbeidsongeschikten
Samenwerking bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg in de praktijk
Wat zijn resultaten van “spontane” praktijkvoorbeelden t.a.v. samenwerking bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg? Wat zijn de resultaten van de beoordelingen van verzekeringsartsen van het UWV na 2 jaar ziekte voor openbare publicatie? Worden resultaten van nieuwe onderzoeken direct uitgedragen en vastgelegd?
Evaluatieonderzoek praktijkvoorbeelden
Effect op samenwerking bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg en daarmee de behandeling en begeleiding van de werknemer Ondersteunend aan verbetering reintegratieproces werknemer
Beoordelingen van reintegratieproces door verzekeringsartsen
Vastlegging resultaten nieuwe onderzoeken
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Analyse gegevens UWV
Monitoren onderzoeken die momenteel worden uitgevoerd
Afhankelijk van resultaten onderzoek, maar mogelijk verzuimreductie, gezondheidsbevordering etc.
72
Te verwachten concrete opbrengsten: - nieuwe kennis over effectiviteit - concrete toepassingsmogelijkheden voor bedrijven /overheid Uitdragen van best practices en daarmee praktijk stimuleren
Kennis t.a.v. mogelijke verbeterpunten reintegratieproces
Kennis en directe toepassing van effectieve interventiestrategieën
Bijlage 4: Overzicht wetenschappelijke onderzoeken Bijdrage en zelfredzaamheid werkgever en werknemer
Interventie
Referentie
Land
Participatieve Werkaanpassing bij lage rugklachten
Anema e.a. (VUmc/EMGO instituut) (2006)
Participatieve Werkaanpassing bij psychische klachten
Anema e.a. (VUmc/EMGO instituut) (loopt nog)
Doelgroep
Gebruikte data
Methodiek
Resultaten
Nederland
Werknemers die verzuimen voor een periode tussen 2 en 6 weken a.g.v. lage rugklachten
196 werknemers
Randomised Controlled Trial
De werkplek interventie groep keerde gemiddeld 30 dagen eerder terug naar werk met een investering van € 19 per dag
Nederland
Werknemers met pschyische klachten
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Randomised Controlled Trial
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Doelstelling was in totaal 60 werknemers; slechts 5 personen werden gevonden
Vragenlijst aan interventiegroep; geen Randomised Controlled Trial
Door te lage deelname, onderzoek gestopt
Participatieve Werkaanpassing bij RSI, chronische vermoeidheid en Whiplash
Blatter e.a. (TNO kwaliteit van Leven) (2006)
Nederland
Werknemers die verzuimen met arm- nek of schouderklachten, chronische vermoeidheidsklac hten of whiplashletsel
Werknemers met een chronische aandoening partici-peren in een groepstrainingsprogramma
De Boek e.a. (Coronel Instituut) (loopt nog)
Nederland
Werknemers met een chronische aandoening
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Online arbozorg instrument
Post e.a. (Rijksuniversiteit Groningen) (2006)
Nederland
Werknemers van de NS die 3 weken verzuimen vanwege 1specif ieke rug- of nekklachten
64 werknemers interventiegroep en 64 werknemers controlegroep
Randomised Controlled Trial
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg: diagnostiek & prognostiek Interventie
Verzuimpredictieregel bij lage rugklachten
Diagnostisch model voor het opsporen van gesensibiliseerde werknemers
Referentie
Heymans e.a. (Vumc/EMGO) (2007)
Suarthana e.a. (Institute f or Risk Assessment Sciences – IRAS (UU)) (2006)
Land
Nederland
Nederland
Doelgroep
Werknemers met lage rugklachten
Werknemers in de Nederlandse meelverwerkende bedrijven, bakkerijen en grondstoffenindus trie
Gebruikte data
Methodiek
Resultaten
628 patiënten met verzuim door aspecif ieke lage rugklachten
In dit prospectieve cohortonderzoek werden gegevens samengevoegd van drie verschillende gerandomiseerde controlled trials
De prestatie van de predictieregel liet zien dat de index voor discriminatie (c-index) en kalibratie (slope) respectievelijk 0,63 en 0,90 waren. De testeigenschappen van de regel voor verschillende af kapwaarden van risico-scores voor sensitiviteit, specificiteit, positief en negatief voorspellende waarden waren redelijk (niet uitgedrukt in reductie van verzuimdagen)
Cross-sectional studie
Het diagnostische model liet een goed schaalverdeling zien (p=0,7) en onderscheidend vermogen (AUC 0.73; 95% CI 0.67 to 0.80). Interne validiteit was redelijk (correctie f actor van 0.85; corrected AUC of 0.70) Externe validiteit liet goede schaalverdeling zien (p=0.9) en onderscheidend vermogen (AUC 0.73; 95% CI 0.675to 0.80). (niet uitgedrukt in reductie van verzuimdagen)
391 bakkers
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg: behandeling & begeleiding rugklachten Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
74
Interventie Invloed van aangepast werk op terugkeer naar werk voor werknemers die verzuimen door klachten aan het bewegingsapparaat
A population-based randomized clinical trial on back pain management
Multidisciplinair revalideren van lage rugklachten: Graded activity of werkplekinterventie of beide? (N.a.v. Canadees onderzoek)
Lumbar Supports f or Prevention and Treatment of Low Back Pain
Ef f ectiviteit van bewegings/oef entherapie ten aanzien van rugpijn
Rugscholen voor nietspecif ieke lage rugklachten
De kostenef f ectiviteit van rugscholen in de bedrijf szorg
Referentie
Van Duijn e.a. (Erasmus MC) (2005)
Loisel e.a. (Canada) (1997)
Anema e.a. (VUmc/EMGO) (2006)
Jellema e.a. (VUmc/EMGO) (2001)
Hayden e.a. (Canada) (2005)
Heymans e.a. (VUmc/EMGO) (2004)
Heymans e.a. (Vumc/EMGO) (2006)
Land
Nederland
Canada
Doelgroep
Werknemers die 2 tot 6 weken verzuimen door klachten aan het bewegingsapparaat
Verzuimende werknemers voor meer dan 4 weken door rugpijn
Gebruikte data
164 patiënten
161 patiënten
Methodiek
Resultaten
Prospective studie met 12 maanden f ollowup
Aangepast werk als enige advies door een bedrijf sarts beïnvloed de snelheid van terugkeer naar werk niet.
Randomised clinical trial
De totale interventiegroep was 2,41 maal sneller teruggekeerd naar werk dan de groep met reguliere zorg. De ef f ectiviteit van 1,91 was toe te schrijven aan de werkplekinterventie
Nederland
Werknemers die verzuimen voor een periode tussen 2 en 6 weken a.g.v. lage rugklachten
196 patiënten
Randomised Controlled Trial
Werkplekinterventie / participatieve werkaanpassing is ef fectief (gemiddeld 30 dagen eerder terug naar werk met een investering van € 19 per dag); Graded activity is niet ef f ectief net als beide interventies samen
Nederland
Werknemers met nietspecif ieke lage rugklachten
5 randomized en 2 non-randomized preventive trials en 6 ranomized therapeutic trials
Systematische literatuurstudie
Lumbale hulpmiddelen lijken niet ef f ectief in secundaire preventie.
Systematische literatuurstudie
Oef entherapie lijkt ef f ectief voor patiënten met subacute of chronische lage rugklachten. Ook is er in deze studie enig bewijs van de ef f ectiviteit van gradedactivity programma’s bij subacute lage rugklachten
Systematische literatuurstudie
Matig bewijs dat rugscholen pijn verminderen, het f unctioneren verbeteren en terugkeer naar werk versnellen bij terugkerende en chronische lage rugklachten
Randomised Controlled Trial
Lage intensiteit rugscholen zijn ef f ectiever dan reguliere zorg (net niet signif icant P = 0.06) en dat hoge intensiteit rugscholen niet ef f ectiever zijn dan reguliere zorg (niet signif icant P = 0.83)
Canada
Volwassen verzuimende werknemers met acute, subacute en chronische lage rugklachten
Nederland
Verzuimende werknemers met nietspecif ieke lage rugklachten
Nederland
Verzuimende werknemers voor een periode van 3 tot 6 weken door niet-specif ieke lage rugklachten
61 randomized controlled trials met 6.390 patiënten
19 RCTs naar de ef f ectiviteit van rugscholen met in totaal 3.584 patiënten
299 patiënten
Nederland
Verzuimende werknemers met chronische lage rugklachten
24 RCT’s naar gedragstherapie bij chronische lage rugklachten
Systematische literatuurstudie
Behandeling van chronische lage rugklachten heeft een matig positief effect op pijnintensiteit en een klein positief effect op algemeen f unctioneren en gedragsuitingen. Als toevoeging op een andere behandeling heef t het geen positief effect.
Schonstein e.a. (New Zeeland) (2003)
New Zeeland
Verzuimende werknemers met rug- en nekklachten
18 RCT’s naar de ef f ectiviteit van f ysieke conditieprogramm a’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect
Systematische literatuurstudie
Fysieke conditieprogramma’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect kan voor een reductie van verzuimdagen zorgen van gemiddeld 45 dagen.
Secundaire preventie van arbeidsgerelateerde klachten ten aanzien van lage rugklachten: Werkt probleemoplossende therapie?
Van den Hout e.a. (Universiteit van Maastricht) (2003)
Nederland
Verzuimende werknemers door nietspecif ieke lage rugklachten
84 patiënten
Randomised Controlled Trial
Voor werknemers die behandeld werden volgens GAPS was de periode van terugkeer naar werk signif icant korter
Multidisiciplinary rehabilitation for chronic low back pain
Guzmán e.a. (Canada) (2001)
Canada
Verzuimende werknemers met lage rugklachten voor meer dan 3 maanden
10 studies met 12 RCTs met in totaal 1.964 patiënten
Systematische literatuurstudie
Matig bewijs dat intensieve multidisciplinaire biopsychosociale revalidatie pijn vermindert en f unctioneren verbetert
Systematische literatuurstudie
32% van de behandelingen resulteerde in een snellere terugkeer naar werk t.o.v. de controlegroep. Geen van de interventies rapporteerde negatieve bevindingen. Er is echter geen consistentie aangetoond t.a.v. de ef f ectiviteit van de componenten
Gedragstherapie behandeling van chronische lage rugpijn
Van Tulder e.a. (VUmc/EMGO) (2000)
Fysieke conditieprogramma’s in combinatie met cognitieve behavioural aspect
Evaluatie van de ef f ectiviteit van 22 return-to-work behandelingsprogramma’s voor werknemers die verzuimen wegens klachten aan het bewegingsapparaat
Meijer e.a. (Coronel instituut) (2005)
Nederland
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Verzuimende werknemers met nietspecif ieke klachten aan het bewegingsapparaat
22 behandelingsprogr amma’s met in totaal 3.579 patiënten
75
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg: behandeling & begeleiding klachten bovenste ledematen
Interventie
Interventions f or the prevention and management of neck/upper extremity musculoskeletal conditions
Interventies bij klachten aan arm, nek en/of schouder
Referentie
Boocock e.a. (New Zeeland) (2007)
Verhagen e.a. (Erasmus MC) (2007)
Interventies bij workrelated musculoskeletal disorders (WRMD)
Verhagen e.a. (Erasmus MC) (2004)
Interventies t.a.v. stress en workrelated upper extremity disorders
Pransky e.a. (United States) (2002)
Multidisciplinary biopsychosocial rehabilitation f or neck and shoulder pain among working age adults
Karjalainen e.a. (Finland) (2003)
Land
Doelgroep
Gebruikte data
Methodiek
Resultaten
Systematische literatuurstudie
Er is enig bewijs voor positieve gezondheidsef f ecten door aanpassingen aan de werkomgeving. Er is beperkt bewijs voor de ef f ectiviteit van het gebruik van een specif ieke keyboard . De voordelen van interventies t.a.v. stoelen en bureaus kon niet worden aangetoond. Er is onvoldoende bewijs dat psychosociale interventies ef f ectief zijn. Er is gelimiteerd bewijs t.a.v. het ef f ect van bewegingstherapie voor klachten aan de bovenste ledematen
Systematische literatuurstudie
Er is beperkt bewijs dat het gebruik van bepaalde keyboards voor mensen met carpal tunnel syndroom ef f ectief is. Er is gelimiteerd bewijs t.a.v. het ef f ect van bewegingstherapie voor klachten aan de bovenste ledematen
15 studies naar de ef f ectiviteit bij workrelated musculoskeletal disorders (WRMD) met in totaal 925 patiënten
Systematische literatuurstudie
Er is beperkt bewijs dat het gebruik van bepaalde keyboards ef f ectief is. De voordelen ten aanzien van ergonomische interventies op de werkplek (zoals nieuwe stoelen en bureaus) kunnen niet worden aangetoond.
United States
Werknemers met work-related musculoskeletal disorders (WRMD)
Studies tussen 1990 en 2001 m.b.t. het ef f ect van stress reductie interventies op work-related musculoskeletal disorders (WRMD)
Systematische literatuurstudie
Er is geen sterk bewijs dat de interventies positieve ef f ecten hadden op stress. Enkele studies lieten enige vermindering van de WRMDsymptomen zien.
Finland
Volwassen werknemers met klachten aan nek en schouder
2 studies (RCT en CCT) ten aanzien van multidisciplinary biopsychosocial revalidatieprogramma’s voor nek en schouderpijn
Systematische literatuurstudie
Er is beperkt wetenschappelijk bewijs voor de ef f ectiviteit van multidisciplinaire interventies.
Werknemers met klachten aan nek en bovenste ledematen
31 studies naar de ef f ectiviteit van interventies bij klachten aan nek en bovenste ledematen
Nederland
Werknemers met klachten aan arm, nek en/of schouder
26 studies naar de ef f ectiviteit van interventies bij klachten aan arm, nek en/of schouder (CANS) met in totaal 2.376 patiënten
Nederland
Volwassen werknemers met work-related musculoskeletal disorders (WRMD)
New Zeeland
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
76
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg: behandeling & begeleiding psychische problemen
Interventie
Door bedrijf sartsen uitgevoerde activerende begeleiding bij werknemers met psychische klachten
Referentie
Van der Klink e.a. (Universiteit van Groningen) (2003)
Land
Doelgroep
Nederland
Verzuimende werkenemrs van KPN met psychsiche klachten
Gebruikte data
Methodiek
Resultaten De daling in klachten was in beide begeleidingsvormen even groot, terwijl werknemers die de acti-erende begeleiding kregen sneller volledig aan het werk waren. De mediaan van het verzuim was 46 versus 67.
192 patiënten
Cluster randomized controlled trial
191 patiënten
Prospectief cohort onderzoek
Wel een relatie tussen kwaliteit en verzuimduur, hoe hoger de kwaliteit des te korter de verzuimduur. Geen relatie tussen kwaliteit en klachtreductie. Wel een relatie tussen kwaliteit en tevredenheid, hoe hoger de kwaliteit des te lager de tevredenheid
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Randomized controlled trial
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Randomized Controlled trial
Na een jaar was 75% van de ondernemers met de gcombineerde aanpak weer volledig aan het werk. In de andere twee groepen was dat 50%. Werknemers uit de controle en interventiegroepen herstelden even snel van hun klachten
Relatie tussen kwaliteit van bedrijfsgeneeskundig handelen en werkhervatting bij werknemers met psychische klachten
Nieuwenhuijsen e.a, (Coronel) (2003)
Nederland
Verzuimende werknemers als gevolg van psychsiche klachten
De ef fecten van de Nederlandse nationale richtlijnen voor bedrijfsartsen op het omgaan met problemen op het gebied van geestelijke gezondheid
Van der Beek e.a. (Vumc / EMGO) (Loopt nog)
Nederland
Werknemers van de Nederlandse politie die verzuimen als gevolg van psychische klachten
Nederland
Zelf standige ondernemers met stress gerelateerde aandoeningen
122 patiënten
64 patiënten
Ef f ectiviteitsmeting van twee interventies voor zelfstandig ondernemers die uitgevallen zijn wegens stress gerelateerde aandoeningen
Blonk e.a. (TNO) (2003)
Ef f ectiviteit van behandeling met een belangrijk activeringsaspect bij werknemers met depressie
Schene e.a. (AMC) (2003/2007)
Nederland
Werknemers met een langdurige depressie
Kortdurende psychosociale interventie bij langdurige vermoeidheid.
Huibers e.a. (Universiteit van Maastricht ) (2004)
Nederland
Werknemers die verzuimen als gevolg van langdurige vermoeidheid
151 patiënten
Solution-f ocused intervention for sick listed emplyees with psychological problems or muscle skeletal pain
Nystuen e.a. (Noorwegen) (2003)
Noorwegen
Werknemers die verzuimen als gevolg van pschysche problemen of klachten over bewegingsapparaat
103 patiënten
Radomized controlled trial
Er was geen signif icant verschil ten aanzien van snelheid terugkeer naar werk en kwaliteit van leven (gezondheidsgerelateerd)
Computerize Cognitive behavioural therapy at work
Grime e.a. (United Kingdom) (2004)
United Kingdom
Werknemers in de publieke sector met 10 of meer verzuimdagen als gevolg van stress
48 patiënten
Randomized controlled trial
Na 1 maand was de pressie score en natieve style score lager, maar na 3 en 6 maanden was het geen signif icant verschil
Individual Placement and Support (IPS): rbeidsintegratieprogramma voor mensen met ernstige psychische stoornissen
Bond (Verenigde Staten) (2004 )
Verenigde Staten
Mensen met (on)betaald werkzaamheden met ernstige psychische stoornissen
13 studies,
9 studies waren randomized controlled trial
Meer mensen met ernstige psychiatrische problematiek vinden betaald werk met IPS model (tussen 40% en 60%) dan met gebruikelijke arbeidsrehabilitatie (20%).
316 patiënten
De modelgetrouwe toepassing is gemeten met de Individual Placement and Supportfidelityschaal.
Geen van de locaties heeft IPS volledig modelgetrouw toegepast, al waren 2 locaties daar zeer dichtbij. 18% van de patiënten is aan een reguliere baan geholpen
Cluster tandomized controlled trial
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Randomized Controlled trial
Randomized Controlled trial
De interventie had geen ef fect op klachtherstel, maar wel op werkhervatting. Van de werknemers uit de interventiegroep hervatte 67% het werk binnen een jaar. In de controlegroep was dat 47% De werknemers uit de interventie- en controlegroep herstelden even snel van hun klachten en hervatten het werk in een zelf de tempo
De implementatie van Indivdual Placement and Support (IPS) model in Nederland
Giesen e.a. (TrimbosInstituut) (2005)
Nederland
Mensen met (on)betaald werkzaamheden met ernstige psychische stoornissen
Kosten-ef fectiviteit van het Individuele Plaatsing & Steun (IPS) model voor mensen met ernstige psychiatrische problematiek
Wiersma e.a. (Trimbos-Instituut) (Loopt nog)
Nederland
Mensen met (on)betaald werkzaamheden met ernstige psychische stoornissen
Ef f ectiviteit begeleiding bedrijfsarts waarin exposure nadrukkelijk wordt ingebracht in de opbouwf ase
Van der Klink e.a. (Coronel) (Loopt nog)
Nederland
Werknemers die op basis van angst en vermijdingsgedrag een groot risico op stagnatie en langdurige arbeidsongeschiktheid heef t
200 patiënten
Clustergerandomiseer d gecontroleerd interventie onderzoek
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Psychiatrische consulten ingebed in een nascholingstraject aan bedrijfsartsen voor werknemers met ziekteverzuim door psychiatrische problematiek
Van der Feltz-Cornelis (Trimbos Instituut) (Loopt nog)
Nederland
Werknemers met ziekteverzuim langer dan 6 weken en naar verwachting langer dan 12 weken door psychiatrische problematiek
276 patiënten
Radomised controlled trial
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Collaboratieve care aanpak van depressie en depressie met somatische co-morbiditeit i
(Trimbos Instituut) (Loopt nog)
Nederland
Werknemers met depressie
Niet bekend; Onderzoek loop nog
Randomized Controlled trial
Niet bekend; Onderzoek loop nog
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
150 patiënten
77
Bijdrage van bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg: behandeling & begeleiding specifieke overige aandoeningen
Interventie
Referentie
Retrurn to work after uncomplicated myocardial inf arction: a trial of practice guidelines in the community
Pilote e.a. (United States) (1992)
Changing illness perceptions af ter Myocardial Inf arction
Land
Doelgroep
Gebruikte data
Methodiek
Resultaten
187 patiënten
Randomized controlled trial
Geen verschil in de terugkeer naar werk in het algemeen. Patiënten zonder ischemische hartklachten keerde wel sneller terug naar werk met de interventie dan patiënten in de controlegroep Ja, patiënten keren signif icant sneller terug naar werk met een verschil van 15 dagen (mediaan)
United States
Patiënten met ongecompliceerde acute hartinf arcten
Petrie e.a. (New Zeeland) (2002)
New Zeeland
Patiënten die voor de eerste keer een hartinf arct hebben gekregen
65 patiënten
Randomized controlled trial
Revalidatie na een hartinf arct
Slebus e.a. (Coronel Instituut) (loopt nog)
Nederland
Patiënten die een hartinf arct hebben gehad
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Niet bekend; onderzoek loopt nog
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Transmurale zorg voor handeczeem
Anema e.a. (Vumc/EMGO) (loopt nog)
Nederland
Patiënten met matig of ernstig chronisch handeczeem
100 patiënten
Multicenter randomized controlled trial
Onderzoek loopt nog; resultaten zijn nog niet bekend
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
78
Samenwerking tussen bedrijfsgeneeskunde en curatieve zorg
Interventie Activiteiten ten aanzien van de verbetering van de samenwerking tussen huisartsen en bedrijf sartsen in 14 regio’s
Evaluatie project klachten aan het bewegingsapparaat
Begeleiding van zieke werknemers met Lage rugklachten
Referentie
Van Amstel e.a. (TNO) (2005)
Rouppe an der Voort e.a. (UMC St Radboud) (2005)
Faber e.a. (Erasmus MC) (2005)
Land
Nederland
Nederland
Doelgroep
Werknemers met arbeidsverzuim
Werknemers met chronische pijn aan het bewegingsapparaat
Gebruikte data
Bij de voormeting 1109 patiënten en bij de nameting 1121 bij 58 huisartsen en 83 bedrijf sartsen
43 huisartsen en 33 bedrijf sartsen
Methodiek
Resultaten
Evaluatieonderzoek met voor- en nameting bij dezelf de artsen
Weinig veranderingen in kwaliteit van sociaal-medische begeleiding en de tevredenheid van de patiënten bleek niet signif icant toegenomen
Vragenlijst bij de instructie en na 6 maanden
Bij de huisartsen een toename van initiatief tot overleg met de bedrijf sarts. Na af loop werd duidelijk dat de spontane voorgang van het initiëren van contact absoluut niet vanzelf sprekend was
Nederland
Werknemers met lage rugklachten
112 werknemers
Controlled trial
Patiënten in de interventiegroep keerde signif icant lager terug nar werk, maar waren signif icant meer tevreden met hun bedrijf sarts
Leidraad voor huisarts en bedrijf sarts bij de sociaal-medische begeleiding van arbeidsverzuim
Anema e.a. (TNO) (2002)
Nederland
Werknemers met arbeidsverzuim
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Ontwikkelen van algemene arbeidsanamnese voor medisch specialisten
Kremer en Buijs (TNO) (2005)
Nederland
Werknemers
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Niet bekend; geen ef f ectmeting
Toename van 30% van het aantal werknemers die terugkeerde naar werk en een toename van 50% in aantal werknemers die verwachtte terug te keren naar werk na een lange revalidatieperiode
Early work-related Interventions in a Medical Rehabilitation Setting
Van Lierop en Nijhuis (Institute f or rehabilitation Research en Universiteit van Maastricht) (2006)
Transmuraal bedrijf sgezondheids zorg voor lage rugklachten
Anema e.a. (VUMC/EMGO en TNO) (loopt nog)
Nederland
Patienten met MS of Niet aangeboren hersenletsel die werkten of werkervaring hadden in de laatste vijf jaar
259 patiënten en 140 patiënten in de controlegroep (deze waren reeds voor 2003 gerevalideerd)
Controlled Trial
Nederland
Verzuimende werknemers door lage rugklachten,
144 patiënten
Randomised Controlled Trial
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
Niet bekend; onderzoek loopt nog
79
Bijlage 5: Geraadpleegde bronnen
1
Arbeid en gezondheid; Preventie, behandeling en reïntegratie, Kuiper C, Heerkens Y, Balm M, Bieleman A, Nauta N, Houten, 2005 2 Gezond weer aan het werk met Participatieve Werkaanpassing, A. Venema, TNO Kwaliteit van leven, Hoofddorp, maart 2007 3 Steenstra IA, Anema JR, van Tulder MW, Bongers PM, de Vet HC, van Mechelen W, Economic Evaluation of a Multi-Stage Return to Work Program for Workers on Sick-Leave Due to Low Back Pain. J Occup Rehabil. 2006 Dec;16(4):557-78 4 Resultaten en ervaring uit het STECR Aladdin Programma, STECR, Hoofddorp, september 2007 5 Website onderzoeksinformatie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (www.onderzoekinformatie.nl) 6 Post M, Krol B, Groothoff JW, Determinanten van het werknemersoordeel over de inzet van de arbodienst bij reïntegratie. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2006; 6:319-23. 7 Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, Gezondheidsraad, ’s-Gravenhage, juli 2005 8 Heymans MW, Anema JR, Van Buuren S, Knol DL, Van Mechelen W, De Vet HCW, Terugkeer naar het werk in een cohort van werknemers met lage rugpijn: ontwikkeling en validatie van een klinische predictieregel. Ned Tijdschr Fysiother 2007; 6: 199-206 9 Development and validation of diagnostic model for sensitization to wheat and alpha amylase allergens among bakers in the Netherlands, European Respiratory Society congres, september 2006, Glasgow 10 Work-related musculoskeletal disorders: Back to work report, European Agency for Sasfety and Health at Work, Luxembourg, October 2007 11 Waddell G, Burton AK. ‘Concepts of rehabilitation for the management of low back pain’, Best Pract Res Cl Rh 2005; 19: 655-670. 12 Van Duijn M, Lötters F, Burdorf A, Influence of modified work on return to work for employees on sick leave due to musculoskeletal complaints. J Rehabil Med 2005; 37: 172-179 13 Loisel P, Abenhaim L, Durand P, Esdaile JM, Suissa S, Gosselin L, Simard R, Turcotte J, Lemaire J, A populationbased, randomized clinical trial on back pain management. Spine 1997; 22: 2911-8. 14 Jellema P, van Tulder MW, van Poppel MNM, Nachemson AL, Bouter LM. ‘Lumbar supports for prevention and treatment of low back pain: a systematic review within the framework of the Cochrane Back Review Group. Spine 2001; 26: 377-386. 15 Hayden JA, van Tulder MW, Malmivaara AV, Koes BW. ‘Meta-analysis: Exercise therapy for non-specific low back pain’, Ann Intern Med 2005; 142: 765-775. 16 Anema JR, Steenstra IA, Bongers PM, de Vet HC, Knol DL, Loisel P, van Mechelen W, Multidisciplinary rehabilitation for subacute low back pain: graded activity or workplace intervention or both?: a randomized controlled trial. Spine 2007; 32:291-298. 17 Staal JB, Rainville J, Fritz J, van Mechelen W. ‘Physical exercise interventions to improve disability and return to work in low back pain: current insights and opportunities for improvement’, J Occup Rehab 2005; 4: 491505. 18 Heymans MW, de Vet HC, Bongers PM, Koes BW, van Mechelen W, Back schools in occupational health care: design of a randomized controlled trial and cost-effectiveness study. J Manipulative Physiol Ther. 2004; 27: 457-65. 19 Heymans MW, van Tulder MW, Esmail R, Bombardier C, Koes BW. ‘Back schools for nonspecific low-back pain’, Cochrane Database Syst Rev 2004a, Issue 4. Art. No.: CD000261.DOI: 10.1002/14651858.CD000261.pub2. 20 Heymans MW, de Vet HC, Bongers PM, Knol DL, Koes BW, van Mechelen W, The effectiveness of highintensity versus low-intensity back schools in an occupational setting: a pragmatic randomized controlled trial. Spin 2006; 31: 1075-82. 21 Van Tulder MW, Ostelo R, Vlaeyen JWS, Linton SJ, Morley SJ, Assendelft WJJ, Behavioral treatment for chronic low back pain. Spine 2000; 25: 2688-99. 22 Schonstein E, Kenny DT, Keating J, Koes BW. ‘Work conditioning, work hardening and functional restoration for workers with back and neck pain’, Cochrane Database Syst Rev 2002, Issue 4. Art. No.:CD001822. DOI:10.1002/14651858.CD001822.
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
80
23
Van den Hout JH, Vlaeyen JW, Heuts PH, Zijlema JH, Wijnen JA, Secondary prevention of work-related disability in nonspecific low back pain: does problem-solving therapy help? A randomized clinical trial. Clin J Pain. 2003; 19: 87-96. 24 Guzman J, Esmail R, Karjalainen K, Malmivaara A, Irvin E, Bombardier C, Multidisciplinary rehabilitation for chronic low back pain: systematic review. BMJ 2001; 322: 1511-1516. 25 Meijer EM, Sluiter JK, Frings-Dresen MHW, Evaluation of effective return-to-work treatment programs for sick-listed patients with non-specific musculoskeletal complaints: a systematic review. Int Arch Occup Environ Health 2005; 78: 523-532 26 RSI-maatregelen: preventie, behandeling en reïntegratie; Programmeringstudie in opdracht van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; TNO Arbeid, i.s.m. het Kenniscentrum AKB, de Faculteit der Bewegingswetenschappen (VU) en het EMGO-instituut (VUmc), Hoofddorp, 2004 27 Boocock MG, McNair PJ, Larmer PJ, Armstrong B, Collier J, Simmonds M, Garrett N, Interventions for the prevention and management of neck/upper extremity musculoskeletal conditions: a systematic review. Occup Environ Med 2007; 64:291-303 28 Verhagen AP, Karels C, Bierma-Zeinstra SM, Feleus A, Dahaghin S, Burdorf A, Koes BW, Exercise proves effective in a systematic review of work-related complaints of the arm, neck, or shoulder. J Clin Epidemiol 2007; 60:110-117. 29 Verhagen AP, Bierma-Zeinstra SMA, Karels C, Feleus A, Dahaghin S, Nauta AP, BurdorfA, Koes BW. Ergonomic and physiotherapeutic interventions for treating upper extremity work related disorders in adults, Cochrane Database Syst Rev 2004, Issue 1: CD003471. 30 Pransky G, Robertson MM, Moon SD, Stress and work-related upper extremity disorders:implications for prevention and management. Am J Ind Med 2002; 41: 443-455. 31 Karjalainen K, Malmivaara AO, van Tulder M, Roine R, Jauhiainen M, Hurri H, Koes B, Multidisciplinary biopsychosocial rehabilitation for neck and shoulder pain among working age adults. Cochrane Database Syst Rev 2003, Issue 2. 32 Het lukt niet zonder werk; Over psychische klachten, arbeidsparticipatie en herstel, Blonk RWB, Utrecht, maart 2006 33 Van der Klink JJL, Blonk RWB, Schene AH, Van Dijk FJH, Reducing long term sickness absence by an activating intervention in adjustment disorders: a cluster randomised controlled design. Occup Environ Med 2003; 60: 429-437 34 Vries G de, Kikkert MJ, Schene AH, et al. Helpt arbeidshulpverlening bij patiënten met een depressie? Ned Tijdschr Ergotherapie 2003; 31: 103-8 35 Schene AH, Koeter MWJ, Kikkert MJ, Swinkels JA, McCrone P, Adjuvant occupational therapy for work-realted major depression Works: randomized trial including economic evaluation. Psychological Medicine 2007; 37: 351:362. 36 Nieuwenhuijsen K, Verbeek JHAM, De Boer AGEM, Blonk RWB, Van Dijk FJH, Validation of Performance Indicators for Rehabilitation of Workers With Mental Health Problems. Medical Care 2005; 10: 1034-42 37 Nieuwenhuijsen K, Verbeek JHAM, Siemerink JCMJ, Tummers-Nijsen, Quality of rehabilitation among workers with adjuistment disorders according to practice guidelines; a retrospective cohort study. Occup Environ Med 2003; 60 (Suppl I): i21-i25 38 Rebergen DS, Bruinvels DJ, Van der Beek AJ, Van Mechelen W, Design of a rancomized controlled trial on the effects of Counseling of mental health problems by Occupational Physicians on retrun to work: the CO-OPstudy. BMC Public Health 2007; 7:183. 39 Preventie Psychische Arbeidsongeschiktheid bij Zelfstandig ondernemers (PPAZ) Resultaten van een gecontroleerd effectonderzoek, TNO, Hoofddorp, december 2003 40 Huibers MJH, Beurskens AJHM, Van Schayck cP, Bazelmans E, Metsemakers JFM, Knottnerus JA, Bleijenberg G, Effiacy of cognitive- behavioural therapy by general practitioners for unexplained fatique among employees; Randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry 2004; 184: 240-246 41 Nystuen P, Hagen KB, Solution-focused intervention for sick listed employees with psychological problems or muscle skeletal pain: a randomised controlled trial. BMC Public Health 2006; 6:69 42 Grime PR, Computerized cognitive behavioral therapy at work: a randomized controlled trial in employees with recent stress-related absenteeism. Occupational Medicine 2004; 54: 353-359 43 Bond GR. Supported employment: evidence for an evidencebased practice. Psychiatr Rehabil J. 2004;27:345–359 44 Implementatie van Individual Placement and Support (IPS) in Nederland, Trimbos-instituut, Utrecht, december 2005 Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
81
45
Giesen F, Van der Erp N, Van Weeghel J, Michon H, Kroon H, De implementatie van Individual Placement and Support in Nederland. Tijdschrift voor psychiatrie 2007; 9: 661-621 46 Pilote L, Thomas RJ, Dennis C, Goeins P, Houston-Miller N, Kraemer H, Leong C, Berger WE 3rd, Lew H, Heller RS, et al. Return to work after uncomplicated infarction: a trial of practice guidelines in the coummunity. Ann Intern Med. 1992; 117: 383-9 47 Petrie KJ, Cameron LD, Ellis CJ, Buick D, Weinman J, Changing Illness Perceptions After Myocardial Infarction: An Early Intervention Radomized Controlled Trial. Psychosomatic Medicine 2002; 64: 580-586 48 Bakker RH, Krol B, van der Gulden JWJ, Groothoff JW, Arbocuratieve samenwerking: een vergelijking van de taken en positie van de bedrijfsarts in vier landen. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2005; 5:257-264 49 Van Amstel RJ, Anema JR, Jettinghoff K, Verbeek JH, Nauta AP, Van Putten DJ, Weinig veranderingen in kwaliteit van sociaal-medische begeleiding en tevredenheid bij patiënten met arbeidsverzuim, na samenwerkingsprojecten voor huis- en bedrijfsartsen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005; 149: 2407-12 50 Rouppe van der Voort CBM, Senden Th F, Crul BJP, Arbocuratieve samenwerking in de praktijk. TSG Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2005; 1: 35-42 51 Faber E, Bierma-Zeinstra SM, Burdorf A, Nauta AP, Hulshof CT, Overzier PM, Miedema HS, Koes BW, In a controlled trial training general practitioners and occupational physicians to collaborate did not influence sickleave of patients with low back pain. J Clin Epidemiol 2005; 58 (1): 75-82 52 Baander AN, Chronisch zieken bij de bedrijfsarts: ervaringen met en oordeel over samenwerking met de huisarts. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2004; 2: 37-43 53 Leidraad voor huisarts en bedrijfsarts bij de social-medische begeleiding van arbeidsverzuim, TNO, Hoofddorp, maart 2002 54 Ontwikkeling richtlijn arbeidsanamnese voor medisch specialisten, TNO, Hoofddorp, augustus 2005 55 Van Lierop BAG, Nijhuis F, Early Work-Related Interventions in a Medical Rehabilitation Setting. International Journal of Disability Management Research 2006; 1; 74-86 56 Steensta IA, Van der Beek AJ, Frings-Dresen MHW, Burdorf A, Bongers PM, Van Mechelen W, Uitvoering van interventieonderzoek in de bedrijfsgezondheidszorg; Wat gaat goed, wat kan beter? Tijdschrift voor Bedrijfsen Verzekeringsgeneeskunde 2005; 8: 242-45 57 Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met rugklachten, NVAB, Utrecht, september 2006 58 Richtlijn Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische problemen, NVAB, Utrecht, mei 2007 59 Richtlijn Hartrevalidatie 2004, Revalidatiecommissie van de Nederlandse Vereniging Voor Cardiologie en de Nederlandse Hartstichting, Den Haag, 2004 60 Heida RA, Anema JR, Mentink FHCJ, Gezamenlijk werken aan een betere afstemming casuistiekbesprekingen van bedrijfs- en verzekeringsartsen, Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2005; 11: 399-342 61 Een multimedia champagne gericht op de preventie van lage rugpijn: de potentiële gezondheidswinst, RIVM, Bilthoven, 2004 62 De Werkgeversmonitor Arbeidsomstandigheden; Tweede meting, Research voor Beleid, Leiden, 13 april 2007 63 Beter aan het werk; trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en werkhervatting, SCP, CBS, TNO kwaliteit van leven, Den Haag, September 2007 64 Nationale enquête Arbeidsomstandigheden 2006, TNO kwaliteit van leven, Hoofddorp, 2007 65 Kwantitatieve informatie 4e kwartaal 2007, UWV, Amsterdam, 2008 66 Vergrijzing en toekomstige ziektelast; prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025, RIVM, Bilthoven, 2007 67 CWI Arbeidsmarktprognose 2007-2012, CWI, Amsterdam, juni 2007
Effectiviteit van arbocuratieve zorg tegen het licht
82
BS Health Consultancy Prinsesselaan 27 2015 BV Haarlem Telnr. 06-53657102/06-28487934 E-mail:
[email protected] www.bshealth.nl
Haarlem, mei 2008