Leerstijltest
Brochure studenten vaardigheidstrainingen LEERSTIJLTEST 1. Inleiding Mensen ontwikkelen in hun leven een stijl van handelen die past bij hun persoonlijkheid. Die eigen stijl komt tot uiting in de manier waarop zij activiteiten uitvoeren en probleemsituaties benaderen alsook de wijze waarop zij leren. Het leren kan op verschillende manieren. Iedereen is geneigd een probleem of leertaak vanuit een bepaalde aanpak of strategie te lijf te gaan. De één begint met iets te doen en gaat nadenken als het niet lukt, een ander begint met na te denken en gaat dan pas uitproberen. De manier waarop iemand gewend is een leertaak of probleem aan te pakken, noemen we een LEERSTIJL. De leerstijl, ook wel cognitieve stijl of denkstijl genoemd, heeft betrekking op een voor een bepaalde student min of meer karakteristieke wijze van informatie verwerven en verwerken. Men spreekt in dit verband ook wel van het aanpakgedrag van een student. Daarin valt vaak een vast patroon te ontdekken, als het ware een eigen strategie van de student, die hij zoveel mogelijk wil gebruiken. Misschien is een leerstijl aangeboren en in ieder geval is die versterkt door gewoontevorming. Diverse onderzoekers hebben die verschillen in leerstijlen onderzocht. Eén van de onderzoekers die gewerkt heeft rond deze leerstijlen is de Amerikaanse psycholoog KOLB. 2. De leerstijl vogens KOLB De Amerikaanse psycholoog Kolb heeft een model ontwikkeld voor het in beeld brengen van het verloop van een effectief leerproces. Aan de hand van dit model toont Kolb aan dat ieder mens op een voor hem specifieke wijze leert. Een leerstijl kun je beschrijven door je twee vragen te stellen : 1. Leert iemand door concrete ervaring of door het leren van abstracte begrippen ? 2. Leert iemand door actief bezig te zijn of door na te denken over wat hij/zij ziet ? Dit zijn twee dimensies waarin je een leerproces kunt beschrijven. Voor ieder mens zal het antwoord op de beide vragen verschillen. De eerste vraag : de ene mens leert meer door praktijkervaring op te doen, de ander leert pas als hij de kans krijgt om ervaringen te vertalen in meer algemeen geldende begrippen. .
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
1
Leerstijltest Hier zien we de tegenstelling van deductief denken (uit het algemene het bijzondere afleiden) en inductief denken (uit het bijzondere het algemene afleiden). Of : de ene mens leert het meest door (gedetailleerde) voorbeelden uit de praktijk, de andere mens leert het meest van een theoretisch model waarin de kennis in grote lijnen is gestructureerd. Leren door concrete ervaringen CONCREET 0 50 Leren door abstraheren ABSTRACT 100 De tweede vraag : de een zal meer baat hebben van leren door doen, de ander neemt liever wat afstand door eerst de kat uit de boom te kijken en te zien hoe anderen een probleem aanpakken. Of de ene mens gaat het liefst meteen zelf aan de slag (actief), de andere leert van het observeren van praktische gebeurtenissen (reflectief) Hier wordt de tegenstelling tussen actief en passief leren zichtbaar. Leren door ←――――――――――――――→ actief doen
Leren door beschouwend waarnemen
ACTIEF 100 ―――――――50―――――――――
PASSIEF 0
Als je deze twee dimensies haaks op elkaar zet, krijg je een schema waarin vier vlakken ontstaan. Wanneer deze vlakken in een cirkel met elkaar verbonden worden, krijg je de LEERCIRKEL VAN KOLB. Het ‘leren’ is volgens Kolb een dialectisch en cyclisch proces waarbij er een wisselwerking optreedt van deze vier basisvaardigheden (ervaren, reflecteren, conceptualiseren en experimenteren).
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
2
Leerstijltest
DOENER
DROMER
BESLISSER
DE NK E R
REFLECTIEF WAARNEMEN
ACTIEF EXPERIMENTEREN
CONCREET
ABSTRACTE BEGRIPSVORMING CONCEPTUALISEREN
Het leerproces begint bij verschillende studenten op verschillende manieren en doorloopt ideaal gezien de volledige cirkel. Geen praktijk zonder theoretische verdieping, geen theorie zonder praktische toepassing. Wanneer fasen worden overgeslagen of te snel doorlopen, daalt het leerrendement. Dat is te begrijpen : ervaring wint aan waarde als je erover nadenkt, inzichten worden pas echt bruikbaar als je ze uitprobeert (experimenteren) en toetst (ervaring, reflectie).
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
3
Leerstijltest Kolb koppelt hieraan vier leerstijlen die worden bepaald door de voorkeur van een student voor een bepaalde fase binnen dit ervaringsgericht leerproces. De fase die de leerling het meest aanspreekt, is meestal ook de activiteit waarmee hij zal beginnen als hij een leertaak krijgt voorgeschoteld en waarin hij ook de meeste energie zal steken. Omdat hij leertaken vanuit zijn favoriete activiteit benadert, zal zijn vaardigheid op dat gebied ook het beste ontwikkeld worden en zo ontstaat dan geleidelijk de typische ‘denker’ , ‘doener’, ‘beslisser’ en ‘dromer’. De ‘doener’ is het meest actief in de fasen concreet ervaren en actief experimenteren. De ‘denker’ voelt zich het beste thuis bij activiteiten reflectief observeren en abstract conceptualiseren. En zo ontstaan de bekende karikaturen van de uitstekende vakman die amper kan lezen en de professor die zijn fietsband niet kan plakken. Het is goed om te beseffen dat bijna niemand een zuivere denker of dromer is. De meeste mensen beschikken over een gecombineerde leerstijl, met een lichte voorkeur voor één van de vier genoemde benaderingen. Er zijn ook mensen met een ideale leerstijl : dit zijn degenen die op alle vier de dimensies even hoog scoren en voor wie iedere leermethode even effectief is. Het kennen van de eigen leerstijl geeft inzicht in : • vanuit welke dimensie men zijn probleemaanpak meestal start • welke dimensies men geneigd is te verwaarlozen 3. Vier leerstijlen De praktijk leert dat de overige stappen meer verwaarloosd worden, naarmate de leerstijl meer uitgesproken is. Daarnaast is het goed te bedenken dat ieder probleem een eigen benadering vraagt. Het is dus niet zo dat bijvoorbeeld ‘denken’ voor ieder probleem de juiste eerste stap is (bijvoorbeeld : een acuut probleem als een plotselinge lekkage, is meer gebaat bij een doenersreactie dan bij een denkersstrategie !). We geven nu een illustratie van de vier typen leerstijlen. Het gaat hier om uitgesproken typen : de meeste mensen beschikken echter over een combinatie van de vier basale leestijlen ! De vier leerstijlen zijn steeds gekoppeld aan de fasen in de leercirkel. DE DOENER of accomodator Hier ligt de nadruk op het willen opdoen van concrete ervaringen en op experimenteren. De doener voelt zich op zijn gemak met mensen. Doeners worden vaak aangetroffen in ‘doegerichte banen’ in bijvoorbeeld de marketing of verkoop.
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
4
Leerstijltest Sterke kanten : • flexibel en vatbaar voor nieuwe ideeën • probeert uit • zoekt blootstelling aan nieuwe situaties • is optimistisch over alles wat nieuw is • past zich gemakkelijk aan aan onverwacht veranderende omstandigheden Zwakke kanten : • heeft neiging om zonder na te denken tot actie over te gaan • neemt onnodige risico’s • heeft neiging om (te) veel zelf te doen • gaat snel tot actie over zonder voldoende voorbereiding • is ongeduldig DE DROMER of divergeerder Dromers of beschouwers leren het beste van activiteiten waar ze de tijd krijgen/gestimuleerd worden (achteraf) na te denken over acties, als de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen, als ze beslissingen kunnen nemen zonder limieten en tijdsduur. Wij treffen veel dromers aan in de vrije kunsten of in de sociale beroepen. Sterke kanten : • voorzichtig • degelijk en methodisch • bedachtzaam • goede luistervaardigheid • groot voorstellingsvermogen • komt zelden tot overhaaste conclusies • emotioneel, spontaan, fantasierijk Zwakke kanten : • heeft neiging zich terug te trekken uit directe participatie • komt langzaam tot een besluit • is (te) voorzichtig en neemt weinig risico’s • niet assertief – niet bijzonder openhartig en niet goed in praten over ‘koetjes en kalfjes’
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
5
Leerstijltest DE DENKER of assimilator Ze kunnen goed redeneren en wat ze waarnemen overzetten in begrippen en theoretische modellen. Denkers leren het beste van gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken), als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben en in situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden. Of en hoe die theorieën in praktijk kunnen worden omgezet, is voor hen geen hoofdbekommernis. In organisaties vinden we dit type leerstijl het meest op de afdelingen research en planning. Sterke kanten : • logisch ‘verticaal’ denken • rationeel en objectief • goed in het stellen van onderzoekende vragen • gedisciplineerde benadering • vermogen tot creatie van theoretische modellen Zwakke kanten : • is beperkt in het leggen van dwarsverbanden • heeft lage intolerantie voor onzekerheid, ongeorganiseerdheid en dubbelzinigheid • is intolerant ten aanzien van subjectiviteit of intuïviteit • maakt veel gebruik van ‘zouden’, ‘behoren’ en ‘moeten’ • is niet geïnteresseerd in mensen • weinig gericht op praktisch nut DE BESLISSER of convergeerder Beslissers leren het beste van activiteiten waar er een duidelijk verband is tussen leren en werken, waar ze zich kunnen richten op praktische zaken, wanneer er technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden en als ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert. We vinden beslissers met name in de techniek of in de natuurwetenschappen. Hun belangstelling is meer op dingen dan op mensen gericht. Sterke kanten : • toegespitst op het uitproberen van dingen in de praktijk • praktisch, met beide benen op de grond, realistisch • zakelijk, komt direct ter zake • gericht op technieken/methoden
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
6
Leerstijltest Zwakke kanten : • heeft neiging om alles af te wijzen dat niet direct toepasbaar is • is niet echt geïnteresseerd in theorieën en basisprincipes • is geneigd de eerste de beste geschikte oplossing van een probleem aan te pakken • wordt ongeduldig bij geklets • is over het algemeen genomen gericht op taken en niet op mensen De leerstijl bepaalt hoe men problemen te lijf gaat. Waarschijnlijk werken we onbewust al volgens onze eigen leerstijlvoorkeur. Kolb ontdekte dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al ‘sterk in zijn’. Hij pleitte er voor dat mensen ook aandacht zouden besteden aan die leerervaringen waarin ze minder goed zijn. De leercyclus kan dan meer volledig en evenwichtig doorlopen worden, waarbij elke fase de aandacht krijgt die ze verdient. In een groep zorgt de diversiteit van bijdragen van de verschillende groepsleden er meestal voor dat dit het geval is. 4. Leertype test Het leertype is een aspect van de leerstijl en betreft de voorkeur die iemand heeft voor een bepaald zintuig bij het verwerven van informatie. Men onderscheidt : • Het AUDITIEVE TYPE : horen en luisteren • Het MOTORISCHE/HAPTISCHE TYPE : voelen, doen, ervaren • Het LEESTYPE : lezen • Het VISUELE TYPE : zien (tekeningen) • Het GESPREKSTYPE : verbale interactie • Het SCHRIJFTYPE : maken van aantekeningen Sommige leerlingen begrijpen een probleem beter als er tekeningen in de tekst staan, anderen geven de voorkeur aan mondelinge uitleg, terwijl weer anderen het beste iets leren door te lezen. Uitersten in leertypen bestaan waarschijnlijk niet, bijna altijd is er sprake van ‘iets meer zus, iets minder zo’.
DE KONING, H., Leren zelfstandig leren, Een didactische handleiding voor de leerkracht, Baarn, Nijgh Versluys, 1998, blz.157. KOLB, D.A., Experiential Learning, Experience as The Source of Learning and Development, Englewood Cliffs, New Jersey, Prentice Hall, 1984, blz. 61-98. HOOGEVEEN, P., en WINKELS, J., Het didactisch werkvormenboek, Assen, Dekker & van de Vegt, 1992. KALLENBERG, A.J., e.a., Leren (en) doceren in het hoger onderwijs, Utrecht, Lemma, 2000, blz. 335. VAN LOOY, L., GOEGEBEUR, W., PAUWELS, S., Leerstijlen in ervaringsgericht leren en het probleem van verantwoorde selectie van didactische werkvormen, in : Handboek Leerlingenbegeleiding (losbladig), Kluwer Editorial, Afl. 19, juni 1997, blz. 35-72. LEERMAKERS, S., De didactiek van leren en choachen, VAN DER VEEN, T., VAN DER WAL, J., Van leertheorie naar onderwijspraktijk, KLIPPERT,H., Methoden-training, Basel, 1998 (7e druk), blz. 60-61.
7