L&L brief Maart 2009
L L &
Nieuwsbrief van de VOR-Divisie Lerarenopleiding & Leraarsgedrag en VELON werkgroep onderzoek
BRIEF De L&L-brief is een gezamenlijke uitgave van de VOR-divisie Lerarenopleiding en Leraarsgedrag en de VELON-werkgroep Onderzoek. Meer informatie over de activiteiten van de divisie vindt u op de VORwebsite: www.vorsite.nl/nl/divisies/lerarenopleiding_en_leraarsgedrag.html Jaargang 15, nummer 1
Inhoud
Inhoud ........................................................................................................................................................... 1 Van de redactie ............................................................................................................................................ 2 Verslag Velov-Velon congres 2-3 februari 2009....................................................................................... 2 Wim van de Grift, een kennismaking ....................................................................................................... 5 Verslag divisie bijeenkomst 11 maart 2009 .............................................................................................. 6 AZIRE ............................................................................................................................................................ 8 Visitatie onderzoek ...................................................................................................................................... 9 Pas gepromoveerd… ..................................................................................................................................10 Congressen 2009 .........................................................................................................................................12 Vacatures .....................................................................................................................................................13 Mededelingen van het bestuur .................................................................................................................14
1
L&L brief Maart 2009
Van de redactie
Beste VOR- en VELON-leden, Bij deze ontvangt u de eerste nieuwsbrief van 2009. Hierin weer veel aandacht voor actuele zaken op het gebied van onderwijsonderzoek in Nederland en omstreken. Zo besteden we aandacht aan het VELOV/VELON congres dat in februari in Gent plaatsvond, hebben we een interview gehouden met de nieuwe hoogleraar van het UOCG: Wim van der Grift, en met de in december gepromoveerde Mirjam Bakker. Verder doen we verslag van de bijeenkomst van onze eigen divisie/werkgroep op 11 maart en is er informatie over AZIRE, een samenwerkingsverband van onderzoekers uit Amsterdam en Zwolle. Daarnaast is er informatie over de komende visitatie van een aantal instituten voor de lerarenopleiding, informatie over congressen, vacatures en mededelingen vanuit het bestuur. Met de nieuwsbrief willen we u op de hoogte houden van de activiteiten binnen ons (onderzoeks)veld. Heeft u zelf een interessant nieuwtje, een boeiende activiteit bijgewoond, een vacature binnen uw instelling, of heeft u tips, laat het ons weten via:
[email protected]. De redactie bedankt hierbij de mensen die hebben meegewerkt aan deze nieuwsbrief: Carlos van Kan, Mieke Lunenberg, Petra Ponte en Saskia van der Jagt. De volgende nieuwsbrief zal eind juni uitkomen. Wij wensen u veel leesplezier! Marjolein Dobber, Migchiel van Diggelen en Esther Canrinus
Verslag Velov-Velon congres 2-3 februari 2009 Door Esther Canrinus & Carlos van Kan UOCG , Rijksuniversiteit Groningen Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg In 1999 was het VELON congres voor het laatst in Vlaanderen, in Leuven om precies te zijn. Sindsdien is in Vlaanderen een eigen Vereniging voor Lerarenopleiders gevormd, de VELOV. In samenspraak besloten VELON en VELOV het congres eens in de zo veel jaar door het VELOV in Vlaanderen te laten organiseren en in de overige jaren door de VELON in Nederland. De prachtige historische stad Gent was de plek waar voor de eerste maal sinds 1999 de Vlaamse uitvoering van het congres plaatsvond. De organisatie lag in handen van het Expertisenetwerk Lerarenopleidingen binnen de Associatie rond de Universiteit Gent: Een samenwerkingsverband tussen verschillende onderwijsinstituten met als algemeen doel de expertise van verschillende lerarenopleidingen te bundelen om zo de kwaliteit van de lerarenopleidingen te verhogen. De eerste dag van het congres begon met sneeuw en gladheid, maar dat deed niets af aan het enthousiasme en de grote opkomst van de deelnemers. Het thema van het congres „Botsende verwachtingen? De lerarenopleider als bruggenhoofd bij verandering‟ kwam terug in de opening keynote van Piet van Avermaet, directeur Steunpunt Diversiteit en Leren. In „Wiens probleem? Over
2
L&L brief Maart 2009
diversiteit in de lerarenopleiding‟ stelde Avermaet dat binnen de lerarenopleiding gereflecteerd zou moeten worden op hoe er omgegaan wordt met de diversiteit van de leraren in opleiding. Door zelf bewust in te gaan op mogelijke verschillen in referentiekaders laten de opleiding en de lerarenopleiders zien dat dit onderdeel is van het educatieve proces, op elk niveau. Avermaet liet zien hoe het omgaan met diversiteit in competenties gevat kan worden. Meer informatie over het Steunpunt Diversiteit en Leren, is terug te vinden op: www.steunpuntico.be Aansluitend werden tijdens deze opening de prijzen uitgereikt door Nadine Engels voor de drie beste artikelen in het Tijdschrift voor Lerarenopleiders, jaargang 2008. Op de eerste plaats eindigde het artikel: „Actieonderzoek in de initiële lerarenopleiding: een verkenning‟ door Jan Ax, Petra Ponte en Niels Brouwer. Het programma was goed gevuld met veel workshops en papersessies. Deze waren onderverdeeld in vier deelthema‟s: 1. Bruggen naar het werkveld 2. Bruggen naar aspirant-leraren 3. Bruggen naar een mondiale samenleving 4. Bruggen naar het beleid Jan Smits, van het Instituut voor leraar en school Nijmegen, sloeg een brug tussen de eerste twee deelthema‟s door in te gaan op het opleiden in de school van zij-instromers. In zijn presentatie ”Opleiden in de school als HRD-instrument” liet Smits zien dat juist de lerarenopleider hierin een verbindende factor kan zijn tussen school, opleidingsinstituut en student. Bij het symposium over "Geïnspireerd opleiden en onderzoeken middels zelfstudie" zat de zaal vol. Na een inleiding over het project 'Zelfstudie als een vorm van professionalisering' dat Rosanne Zwart, Mieke Lunenberg en Fred Korthagen in 2008 voor de tweede maal begeleidden, vertelden twee deelnemers over het zelfstudie-onderzoek die ze in het kader van dit project hadden uitgevoerd. Het onderwerp van Yke Meindersma‟s zelfstudie was de zij-instromer en haar onderzoeksvraag was: 'Met een rugzak vol EVC's geïnspireerd deelnemen aan de lerarenopleiding: hoe wordt dit realiteit?'. Joke Rentrop vertelde over haar onderzoek naar vakdidactiek 'on the spot': hoe faciliteer je dat? Haar onderzoek betrof het faciliteren van docenten en docenten in opleiding die als een vakdidactisch team op een school samenwerkten. Na de korte presentaties werk er in groepen geanimeerd gediscussieerd over zelfstudie-onderzoek. Op de foto: de presentatie van Yke. Petra Ponte verzorgde vanuit de VELON werkgroep „onderzoek‟ de keynote getiteld “Doel, vorm en inhoud van actieonderzoek: een pedagogisch-didactische uitdaging.” In de keynote kwam naar voren dat actieonderzoek verschilt van ander sociaal wetenschappelijk onderzoek in die zin dat binnen actieonderzoek verandering (actie) en kennisontwikkeling (onderzoek) verweven zijn. Men zou kunnen stellen dat onderzocht wordt om te veranderen en veranderd wordt om te onderzoeken. Ingaand op de verwevenheid tussen verandering en onderzoek stelde Ponte dat actieonderzoek door velen ook gezien wordt als een aantrekkelijke strategie in opleidingssituaties, m.n. in
3
L&L brief Maart 2009
beroepsgerichte opleidingen. Zo zou onderzoek aanstaande docenten dienen te helpen bij het uitoefenen van zijn of haar vak, c.q. bij het leveren van een bijdrage aan het beroep. De gerichtheid op het handelen biedt hier – zo is het oordeel - voordelen ten opzichte van meer traditionele vormen van onderzoek. Ponte stelde vervolgens dat actieonderzoek wordt ingegeven door een - in de praktijk ervaren - kloof tussen „dat wat gewenst is‟ en „dat wat feitelijk gedaan wordt‟. „Dat wat gewenst is‟ betreft niet alleen vragen naar het wat en hoe van onderwijs , maar juist ook vragen naar het waarom. Die laatste vraag is van belang, aldus Ponte, omdat bij actieonderzoek ingegrepen wordt in het leven van anderen en daarmee ook altijd normatieve vragen een rol spelen. Het auditorium waar Fred Korthagen zijn bijdrage aan de tweede dag van de VELOV conferentie verzorgde was tot de nok toe gevuld. Velen waren benieuwd naar hoe reflectie door de jaren heen weergeven zou worden door Fred Korthagen. Onder de titel “30 jaar reflectie in de lerarenopleiding: een analyse van ontwikkelingen en actuele trends” gaf Korthagen zijn persoonlijke overzicht van reflectie in de afgelopen decennia. Literatuur over reflectie deed zijn intrede in de jaren 80. Waar eerst de nadruk lag op gedragsgerichte reflectie is er tegenwoordig een ontwikkeling te constateren richting betekenisgerichte reflectie. Aanvankelijk was de populariteit van het reflecteren niet enorm groot, dit kwam onder meer door de volgende punten: a. Reflectie wordt ondergaan (en niet aangeleerd) b. Reflectie is eenzijdig gedrags- en oplossingsgericht c. Reflectie is eenzijdig cognitief rationeel d. Reflectie verwordt tot een verplichtnummer Als punt van (zelf)kritiek sloot Korthagen bij de bovenstaande punten aan door over zijn vroegere werk te zeggen dat het te rationalistisch van aard was. In zijn reflectie model was in eerste instantie weinig plaats voor emoties van leraren; uiteindelijk gaat het om denken, voelen, willen en doen (kernreflectie). Wellicht als reactie op de staatssecretaris van onderwijs die zich wat laatdunkend over reflectie uitliet, onderstreepte Korthagen het belang van reflectie in (leraren)opleidingen. Opleidingen gebaseerd op reflectie leiden tot: a. Effectiever leraarsgedrag b. Adequatere perceptie van eigen gedrag c. Meer tevredenheid over het beroep d. Grotere innovatiebereidheid De laatste jaren maakt Korthagen gebruik van inzichten uit de positieve psychologie, die gericht zijn op het wegnemen van belemmeringen en het vinden van de eigen kracht. Die mensen die voor de file naar huis zijn gegaan hebben een van de meest inspirerende sprekers helaas gemist. Leo Bormans verzorgde de afsluitende keynote met de titel “‟Meesterschap‟- de kracht van het pedagogisch leiderschap.” In deze keynote werd op een weergaloos enthousiasmerende en ontwapende wijze de pracht van het leraarschap centraal gesteld. Tevens werd kritisch stil gestaan bij de wijze waarop ons onderwijssysteem die leerlingen beloont die zich het best kunnen aanpassen en daardoor weinig stimulerend is voor de creativiteit van leerlingen. He uiteindelijke doel van onderwijs is leerlingen opleiden tot actieve burgers, aldus Bormans. Actief burgerschap laat zich als volgt samenvatten: a. Challenge (de uitdaging aangaan: YES) b. Connection (we zijn op elkaar aangewezen: WE) c. Capacity (de mogelijkheid om te handelen: CAN) d. Context (waar ook ter wereld) Na deze inspirerende afsluiting werd er letterlijk en figuurlijk nog lang nageborreld. En zo kon de VELOV-conferentie 2009 als een succesvolle bijeenkomst in de boeken worden bijgeschreven.
4
L&L brief Maart 2009
Wim van de Grift, een kennismaking Door Esther Canrinus Universitair Onderwijscentrum Groningen Sinds 1 november 2008 is Wim van de Grift aangesteld als hoogleraar onderwijskunde aan de lerarenopleiding van het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG). In dit korte interview vertelt Wim over zijn achtergrond en hoe hij door middel van samenwerking aan de slag is gegaan binnen de lerarenopleiding. Wat heb je voordat je bij het UOCG kwam gedaan? Na een opleiding ontwikkelingspsychologie en wetenschapsfilosofie in Utrecht ben ik aan het werk gegaan bij het Kohnstamminstituut aan de Universiteit van Amsterdam. Hier heb ik mij gericht op de psychometrie en dan in het bijzonder van vragenlijsten en observatie-instrumenten voor het onderwijsleerproces. Niet alleen het gedrag van leraren, maar ook bijvoorbeeld het pedagogisch klimaat werd hierin meegenomen. Vervolgens heb ik aan de Universiteit Utrecht verder onderzoek gedaan naar de effectiviteit van leren en onderwijzen binnen onderwijskunde. In de jaren „80 ben ik overgestapt naar de onderwijsinspectie waar ik aan de slag ben gegaan als inspecteur speciale diensten. De inspecteurs zijn in zekere zin „de ogen en oren van de minister‟ en het is uiteraard van groot belang dat de inspecties een gedegen basis hebben. Samen met 6 collega‟s heb ik gewerkt aan de ontwikkeling van het inspectie-instrumentarium en het trainen van de inspecteurs hierin. Hierbij kwam de opgedane ervaring en kennis vanuit het Kohnstamminstituut en de UU uiteraard goed van pas! Binnen de inspectie ben ik de laatste negen jaar verantwoordelijk geweest voor het tot stand komen van het Onderwijsverslag. In dit verslag rapporteert de inspectie aan de Tweede Kamer jaarlijks over de staat van het onderwijs. Waarom heb je gekozen om naar het UOCG te gaan en wat zijn je plannen voor het UOCG? Mijn ervaringen bij de inspectie en de stukken die ik voor het Onderwijsverslag heb gelezen, hebben ervoor gezorgd dat ik een aantal punten zie in het onderwijs, welke bijzondere aandacht nodig hebben. Binnen de lerarenopleiding aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik de mogelijkheid gekregen daar mee aan de slag te gaan. Maar dit doe ik zeker niet alleen! Samen met Kees de Glopper (hoogleraar taalbeheersing van het Nederlands) en Martin Goedhart (hoogleraar van de didactiek en natuurwetenschappen) ontwikkel ik het onderzoeksprogramma binnen de lerarenopleiding. Daarbij spelen natuurlijk ook vakdidactici een buitengewoon belangrijke rol! Het is in mijn optiek belangrijk dat onderwijsonderzoek dienstbaar is aan het onderwijs. Momenteel speelt de discussie over wat het nu precies inhoudt een academische leraar te zijn. Het zou mooi zijn wanneer de vakdidactici direct bij de vragen uit het onderwijsveld betrokken worden. Zij kunnen de leraren in opleiding (lio‟s) gelijktijdig een kijkje in hun onderzoekskeuken geven, door ze mee te laten werken aan dergelijk onderzoek. Daarmee geven zij het academische van de leraar verder inhoud. Samen bouwen wij op die manier aan de lerarenopleiding en het onderwijsonderzoek.
5
L&L brief Maart 2009
Verslag divisie bijeenkomst 11 maart 2009 Door Migchiel van Diggelen ESoE, Technische Universiteit Eindhoven Verslag van de Divisie bijeenkomst 11 maart 2009 Op 11 maart 2009 vond er een divisie bijeenkomst plaats in Utrecht. De bijeenkomst kende een inhoudelijk deel en een deel waarin bestuurlijke zaken aan bod kwamen. Het inhoudelijke gedeelte van de bijeenkomst werd verzorgd door dr. Wietske Miedema (HvA) en dr. Martin Stam (HvA). Miedema en Stam verzorgden een presentatie over hun proefschrift “leren van innoveren”. Dr. Klaas van Veen (ICLON, Universiteit Leiden) en dr. Peter Teune (Fontys Hogescholen) voorzagen als referenten de presentatie van een kritische noot. Er werd afgesloten met een plenaire discussie. Verslag van bestuurlijke zaken Het deel van de bijeenkomst waarin de bestuurlijke zaken aan bod kwamen ging over de voordracht van nieuwe leden en het vaststellen van een nieuwe rolverdeling binnen het bestuur. De situatie binnen het bestuur is als volgt: Theo Bergen treedt terug als voorzitter van de divisie, Mieke Lunenberg treedt terug als coördinator onderzoeksthemagroep van de Velon, Jan Folkert Deinum treedt terug als lid. Bij het (oude) bestuur hebben zich kandidaten gemeld voor de vrijkomende bestuursplaatsen. Het bestuur stelt de volgende kandidaten voor: Jan Vermunt als voorzitter van de divisie. Jan is al lid van het divisiebestuur. Wietske Miedema als coördinator onderzoeksthemagroep van de Velon, Rosanne Zwart en Miranda Timmermans als lid. Tijdens de bijeenkomst stemden de aanwezige leden in met deze voordracht. Verslag van de presentatie In dit gedeelte wordt verslag gedaan van de presentatie van Wietske Miedema en Martin Stam, van de bijdrage van de referenten (Klaas van Veen en Peter Teune) en er zal een beeld worden geschetst van de plenaire discussie. Het verslag wordt besloten met een korte reactie van Miedema en Stam middels het beantwoorden van een aantal vragen. Miedema en Stam verzorgden een presentatie over het proefschrift “leren van innoveren”; wat en hoe leren docenten die hun eigen onderwijs vernieuwen?”. Dit is tevens de centrale onderzoeksvraag van hun onderzoek. Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden voerden Miedema en Stam een meervoudige gevalsstudie (n=4) uit. Bij het selecteren van de gevallen werden de volgende criteria gehanteerd: 1. vernieuwing van leeromgeving voor studenten 2. actief en zelfstandig leren gericht op de beroepsidentiteit 3. bottom-up vernieuwing. Innovaties worden in dit proefschrift dus op het niveau van de organisatie en het individu bestudeerd. Het theoretische kader van Miedema en Stam bestaat uit de Activiteitentheorie van Engeström en een model van creatief leren (Meijer). De activiteitentheorie van Engeström is een systeemtheoretisch model en het model van creatief leren een theorie over (individueel) leren. Om de centrale onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden hebben Miedema en Stam gekozen
6
L&L brief Maart 2009
voor het maken van leerbiografieën. Kort gezegd werden interviews met docenten, management, studenten, en andere collega‟s uitgevoerd. In de interviews stond de individuele en collectieve zingeving centraal. Tot slot is gewerkt met behulp van zelfevaluaties op basis van SBL competenties. In de presentatie werden twee onderwerpen meer in detail behandeld. Ten eerste werden de consequenties van vernieuwingen (door Miedema en Stam objectverschuiving genoemd) voor het leren van docenten en de ervaren belemmeringen en condities die noodzakelijk zijn voor het slagen van innovaties gedetailleerd besproken. Ten tweede werd aan de hand van de activiteitentheorie van Engeström de verschuiving van primaire (bv. theorie en praktijk) naar secundaire tegenstellingen (bv. wetenschap en HBO) nader uitgewerkt. Deze verschuiving werd geconcretiseerd aan de hand van de tweede kerntaak van het HBO om onderzoek te verrichten. Dr. Klaas van Veen en dr. Peter Teune traden als referenten op. Van Veen en Teune waren beide lovend over de informatiedichtheid van het proefschrift en de uitgebreide en gedetailleerde manier van dataverwerking en verslaglegging. Van Veen merkte op dat de meerniveau benadering een sterk punt is van het onderzoek, maar dat de gekozen theorieën beter in gekaderd hadden kunnen worden in bestaande theorieën over bijvoorbeeld organisatieculturen en theorieën over leren. Een kritische bezinning op de gekozen theorieën was volgens Van Veen een welkome aanvulling geweest. Teune waardeerde de manier waarop Miedema en Stam de activiteitentheorie van Engeström hebben uitgebreid met het model van creatief leren. Ook waardeerde hij de diepgaande en levendige beschrijving van de casussen. Wel merkte Teune op dat de gehanteerde terminologie van Engeström ten koste gaat van de leesbaarheid. Ten slotte vroeg Teune zich af wat de opbrengsten zijn van het proefschrift; kan een individuele casus door het model van Engeström verklaard worden? De opmerking over de opbrengsten van het proefschrift, keerde tijdens de plenaire discussie ook terug. Plenaire discussie Tijdens de plenaire discussie werd inhoudelijk dieper ingegaan op het proefschrift. Er werd gediscussieerd over de keuze voor Engeström, de keuze voor de theorie van creatief leren en over de definiëring van het concept “leren” in bredere zin. Tijdens de discussie werd ook ingegaan op de status van onderzoek bedrijven vanuit de academische wereld versus (wetenschappelijk) onderzoek bedrijven vanuit het HBO. Er ontstond een levendige en boeiende discussie over “praktijkonderzoek”. De discussie illustreert dat het begrip praktijkonderzoek (nog) voor velerlei uitleg vatbaar is. Tot slot werd in de discussie uitgebreid gesproken over de opbrengsten van het proefschrift van Miedema en Stam. Vanuit het publiek kwam de suggestie om een artikel te schrijven over de opbrengsten. Reactie van Martin en Wietske Welk doel hadden jullie met jullie bijdrage voor ogen? Informeren over opzet, resultaten van onderzoek en meer in het bijzonder het benadrukken van het belang van de samenhang tussen expansief leren van organisaties (denken vanuit tegenstellingen), leren van teams (denken vanuit zes dimensies in een activiteitssysteem) en leren van individuen daarbinnen (denken vanuit cyclische processen van individuele en collectieve betekenisverlening). Welke opzet hadden jullie voor ogen om het gewenste doel te realiseren?
7
L&L brief Maart 2009
Vanuit de vmbo casussen in detail laten zien met welk leren bij docenten en teams een objectverschuiving gepaard gaat en welke belemmeringen en condities daarvoor spelen. Vanuit de hbo-casussen het analyseren van de dynamiek van organisaties (en ruimer, die van beroepsgroepen) m.b.v. het concept 'tegenstellingen'. Dat toegespitst op een nieuw type objectverschuiving dat in het hbo plaatsvindt (door 2e kerntaak: onderzoek) en in de discussie de gevolgen voor de relatie met aanpalende activiteitssystemen (i.c. de academische onderzoekswereld) gedemonstreerd. Hoe waarderen jullie de inbreng van de referenten? Positief: deze hielp concretiseren hoe de verschuiving van de primaire tegenstellingen (tussen theorie en praktijk en tussen kwaliteit en kwantiteit) naar secundaire tegenstellingen verloopt in het onderzoeksgebied van onderwijskundig onderzoek op hbo en universiteit. We kwamen op thema's als: zijn object en doelstellingen van onderzoek in het kader van hbo andere dan die in het kader van academisch onderzoek (object). En ook: gebruiken hbo-onderzoekers andere tools (b.v. warm onderzoek, zoals action research). En ook: gaat dat gepaard met andere rules (b.v. andere consequenties van onderzoekscriteria als betrouwbaarheid, validiteit, herhaalbaarheid en toepasbaarheid). Wat willen jullie nog kwijt? Martin: Dat debat over de consequenties van het feit dat hbo onderzoek als 2e kerntaak heeft zou een vervolg moeten krijgen. Wietske: gebleken is dat er een geweldige spraakverwarring is rondom het begrip praktijkonderzoek. Het lijkt me een goed idee dit begrip te verhelderen in relatie tot andere relevante en gebruikelijke begrippen en opvattingen over onderzoek.
AZIRE Door Saskia van der Jagt Onderwijscentrum Vrije Universiteit Sinds 1 september 2008 is het onderwijsonderzoek van de faculteit der Psychologie en Pedagogiek en het Onderwijscentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) gebundeld in het Amsterdam Zwolle Institute for Research in Education (AZIRE). Hierbij wordt nauw samengewerkt met de Christelijke Hogeschool Windesheim (Kenniscentrum Educatie), Hogeschool INHolland (School of Education), het VU-Medisch Centrum en onderwijsonderzoekers bij de overige faculteiten van de VU. Per 15 februari is prof. dr. Jelle Jolles aangetreden als hoogleraar-directeur van AZIRE, als opvolger van prof. dr. Peter Hollander die als directeur a.i. de start van AZIRE in goede banen heeft geleid. Binnen AZIRE staat het vergroten van wetenschappelijke kennisontwikkeling over onderwijs, professionalisering van onderwijsgevenden en het ontwerpen van producten voor de onderwijsen onderzoekspraktijk centraal. Hierbij wordt ingezet op het zichtbaar maken van de diversiteit aan onderzoek dat reeds plaatsvindt, het opzetten van samenwerkingsverbanden tussen instituten en het uitbreiden van het aantal promotietrajecten, onder andere door het aanstellen van meer docent-promovendi aan de betrokken hogescholen.
8
L&L brief Maart 2009
Via drie onderzoeksprogramma‟s worden de verschillende onderzoeken van alle deelnemende groepen en instellingen met elkaar verbonden. Deze drie overkoepelende onderzoeksprogramma‟s zijn: 1) Normatief-ethisch onderzoek 2) Opleidingsdidactisch onderzoek 3) Assessment en evaluatieonderzoek Onderzoeksbijeenkomsten Kennismaken met de onderzoeksgebieden binnen deze drie onderzoeksprogramma‟s vond tijdens het eerste half jaar van AZIRE vooral plaats tijdens onderzoeksbijeenkomsten, waarbij onderzoek uit één van de onderzoeksprogramma‟s van AZIRE nader belicht wordt. Tijdens de bijeenkomst in februari jl. stond bijvoorbeeld onderzoek rondom het thema “Pesten” centraal. Mieke Lunenberg (Onderwijscentrum VU) vertelde over het promotieonderzoek van Martijn Willemse (2006), die in kaart heeft gebracht hoe basisschoolleerkrachten op de PABO voorbereid worden op hun pedagogisch opdracht. Tjeert Olthof (Psychologie & Pedagogiek VU) presenteerde zijn onderzoek naar groepsprocessen die van invloed zijn op pesten en Christina Sturaro (Psychologie & Pedagogiek VU) liet zien welk individueel gedrag van pesters en gepeste kinderen veranderd zou moeten worden om te interveniëren in pestprocessen. Tijdens de discussie werd gezocht naar raakvlakken tussen de gepresenteerde onderzoeken en naar aanknopingspunten voor vervolgonderzoek en interventiemethoden voor leerkrachten. Door vanuit verschillende invalshoeken te kijken naar invloeden op en oorzaken van pesten werd de complexiteit van de problematiek en noodzaak van nader onderzoek inzichtelijk gemaakt. Opleidingsprogramma Naast themabijeenkomsten wordt momenteel binnen AZIRE gewerkt aan het opzetten van een opleidingsprogramma voor promovendi en andere geïnteresseerde onderzoekers van de verschillende instellingen. Als eerste aanzet hiertoe worden in het voorjaar een workshop Schrijven van Wetenschappelijke Publicaties en een workshop Design Research verzorgd door onderzoekers van het Onderwijscentrum VU. Tijdens deze workshops worden niet alleen onderzoeksvaardigheden en -methoden getraind, maar wordt ook tijd ingeruimd om kennis te maken met elkaars onderzoek en om dilemma‟s rondom het eigen onderzoek te bespreken. Meer informatie: http://www.vu.nl/azire
Visitatie onderzoek Door Mieke Lunenberg Onderwijscentrum Vrije Universiteit Komend najaar zal het onderzoek van ICLON (Leiden), ILO (UvA), IVLOS (Utrecht), FISME (Utrecht), Onderwijscentrum VU, UOCG (Groningen) worden beoordeeld door een internationaal samengestelde visitatiecommissie. Prof. Dr. J. Lowyck van de Katholieke Universiteit Leuven is bereid gevonden als voorzitter op te treden. Prof. Lowyck kent het onderzoek en het onderwijs van de Nederlandse universitaire lerarenopleidingen goed (hij was ook voorzitter van de visitatiecommissie onderwijs) en heeft een brede, internationaal erkende,
9
L&L brief Maart 2009
reputatie. Andere leden van de commissie, uit zowel Europa als de Verenigde Staten, worden in deze weken benaderd met de vraag of ze zitting willen nemen in de visitatiecommissie. Ondertussen wordt er in de genoemde instituten hard gewerkt aan het schrijven van de Zelfstudie ten behoeve van de visitatie. Omdat de vorige visitatie in 2000 plaatsvond, moet in deze Zelfstudie een overzicht worden gegeven van het onderzoek over acht jaar (2001-2008), een hele klus. Over de wijze waarop dit wordt aangepakt, wordt landelijk intensief en productief overlegd. Het is de bedoeling dat de Zelfstudies 31 mei gereed zijn.
Pas gepromoveerd… Interview met Mirjam Bakker Door Marjolein Dobber ICLON, Universiteit Leiden * Wat is de titel van je proefschrift en wanneer heb je deze verdedigd? De titel is: Design and Evaluation of video portfolios, reliability, generalizability and validity of performance assessment for teachers. Dat heb ik 2 december 2008 om kwart voor 2 verdedigd. Dat was wel spannend. Achteraf was het een hele leuke dag. Het viel me nog wel mee hoe zenuwachtig ik was. Op een gegeven moment weet je ook: je komt er niet onderuit. Alles is opgenomen en ik heb het laatst teruggeluisterd, dat was wel leuk maar ook wel confronterend. De eerste vraag kon ik thuis op de bank, toen ik het goed terughoorde, heel makkelijk beantwoorden, maar dat was toen toch wel anders. * Kun je kort iets vertellen over het onderzoek dat je gedaan hebt? Het gaat dus over videoportfolio‟s. Aan de ene kant hebben we die ontwikkeld en nagedacht over wat voor designprincipes je daarvoor kunt gebruiken vanuit de literatuur om het zo betrouwbaar en valide mogelijk te maken. Dat is ook meteen het tweede deel van het onderzoek: we zijn nagegaan hoe het zit met de betrouwbaarheid en validiteit. Bij het ontwerpgedeelte waren we er al snel uit dat het iets met video‟s moest zijn, omdat we kijken naar performance van docenten in de klas. En allerlei contextgegevens erbij verzamelen, om te kijken naar wat je nodig hebt om die video‟s goed te kunnen beoordelen. En hoeveel video‟s zou je moeten opnemen? En vervolgens ook weer: met hoeveel beoordelaars zou je ernaar moeten kijken? De hele scoringsprocedure komt daarbij, niet alleen de inhoud maar ook hoe je daarnaar gaat kijken, welke training voor beoordelaars komt daarbij kijken? We hebben 2 keer een groep van ongeveer 6 beoordelaars en die hebben vier videodossiers gescoord. Uiteindelijk hebben we dan gekeken naar: lukt het, komen ze tot dezelfde beoordelingen en geven ze dezelfde bewijzen en argumenten, of loopt dat toch heel erg uiteen? * Wat is voor het wetenschappelijk forum de belangrijkste/opmerkelijkste uitkomst van je onderzoek? Lastig, ik heb 10 conclusies geformuleerd! Als ik het kort samenvat: als je naar de cijfermatige overeenstemming kijkt doen beoordelaars het redelijk, maar als je dan gaat kijken naar de bewijzen en argumenten dan loopt het best wel uiteen. Dat vond ik wel opmerkelijk. * Wat heeft ‘de praktijk’ aan jouw onderzoek?
10
L&L brief Maart 2009
Een andere conclusie: we hebben gekeken naar de gemiddeld toegekende scores over 12 beoordelaars en tussen kleinere aantallen beoordelaars. Dan blijkt dat je, als je de gemiddelde score tussen 2 beoordelaars neemt, dat het al heel dicht tegen de gemiddelde score over 12 beoordelaars zit. Dat is zeker voor de praktijk wel belangrijk. Verder denk ik dat wij ook systematisch de ontwerpprincipes uit de literatuur hebben genomen om te kijken: wat werkt wel en wat werkt niet. Ik denk dat je daar best wel rekening mee kan houden en op basis van de uitkomsten van dit onderzoek dingen kunt toepassen in de praktijk. * Nu je weet wat het is om een promotieonderzoek te doen, zou je het dan nog een keer doen? Ik zou het nog steeds wel nog een keer doen, maar dan ga je er wel heel anders in. Want ik weet nu wat je tegenkomt en dat het ook niet altijd makkelijk zal zijn. Het was best een pittig traject en een groot project. Ik weet nog dat ik bij de introductiecursus zat en dat ze zeiden: “Mirjam, je moet echt schrappen: of je gaat een instrument maken, of je gaat het evalueren, maar allebei zien we niet zitten. ” Uiteindelijk heb ik dat wel gedaan, maar dat was wel erg arbeidsintensief. Dat merkte ik op het laatst wel, je moet het toch binnen vier jaar doen. Maar als je het onderwerp heel erg leuk vind dan gaat het allemaal wat makkelijker dan dat je het minder leuk vind. * Wat wil je binnen nu en 5 jaar bereikt hebben? Dat is een moeilijke vraag! Eigenlijk heb ik nu weer een afgerond ding gedaan en ben op een punt gekomen waarbij ik me afvraag: wat wil ik? Ik wist wel dat ik doorwilde in onderzoek, dus blijven publiceren en actief blijven in onderzoek doen. Dat is ook gelukt in de zin dat ik 5 jaar, waarvan nu nog 4 jaar voor de boeg, samen met Dineke (Tigelaar, MD) aan het postdoc project „Effects of different assessment approaches on teachers‟ professional development‟ mag werken. Dat is ook een NWO project en het sluit heel mooi aan bij wat ik hier gedaan heb, alleen het proefschrift gaat over de context van summatieve beoordeling en het nieuwe project is meer in de context van formatieve beoordeling, dus dat docenten er ook echt van leren. Dus de doelstelling om door te gaan in het onderzoek gaat goed. Daarnaast ben ik me aan het oriënteren. Ik werk nu binnen de lerarenopleiding en dat vind ik heel leuk om te doen. Ik ben wel bezig met wat ik wil en welke kant ik op wil. Ik denk ook wel richting een UD plek en ga gewoon kijken hoe het loopt. Keuzevragen * Data verzamelen of artikelen schrijven? Het heeft allebei z‟n charmes, maar als ik echt moet kiezen: data verzamelen. Ik vind het toch wel heel leuk om op scholen rond te lopen en met docenten in contact te zijn. Ook om te zien hoe je links vanuit de theorie naar praktijk te leggen. Dat probeer ik altijd wel en met mijn onderzoek kon dat ook heel goed, omdat het ging over een beoordelingskader voor het coachen van leerlingen: hoe ziet die competentie eruit, hoe werkt dat in de praktijk en wat zijn voorbeelden van competente coaches en minder competente coachen. Dus die link is wel heel goed te leggen in mijn project en dat heb ik ook echt gedaan. Dan is data verzamelen en op scholen rondlopen en kijken hoe het in elkaar zit, wel erg leuk om te doen. * Onderzoek of onderwijs? Ook een lastige, ik heb minder ervaring met onderwijs, dus in die zin ben ik geneigd om te zeggen: onderzoek. Het is een beetje een oneerlijke keuze in mijn geval. Aan de andere kant: het hangt er wel van af wat voor soort onderwijs. Ik begeleid nu ook dio‟s (docenten in opleiding, MD) bij hun specialisatie, dat is eigenlijk onderzoek en onderwijs ineen. Dus dat zou eigenlijk mijn voorkeur hebben, die combinatie vind ik heel erg leuk.
11
L&L brief Maart 2009
* Hoogleraar of minister van onderwijs? Ik denk toch hoogleraar, en dat komt door de onderzoekslink. Ik stel me voor dat een minister wel heel erg praktijkgericht is en politiek. Aan de andere kant doet een hoogleraar toch ook wel veel politieke en bestuurlijke dingen, in die zin zal het wel dicht bij elkaar liggen. Maar vanwege de link met onderzoek en een expertisegebied waarbij je betrokken bent zou ik toch voor hoogleraar gaan. * ORD of AERA/EARLI? Naar de AERA ga ik dit jaar voor het eerst en van de EARLI ben ik alleen bij de SIG over Assessment geweest. Daar heb ik in mijn tweede jaar een posterpresentatie gedaan. Ik heb heel wat meer ORD‟s meegemaakt dan één van de andere twee, dus het is wel een moeilijke keuze. Ik denk dat ik toch voor die EARLI SIG ga, omdat dat echt op mijn gebied was en iets meer gemengd. De ORD is natuurlijk ook hartstikke leuk, maar vooral omdat je verschillende mensen hartstikke goed kent als persoon en als onderzoeker, niet zozeer vanwege het topic. ORD is meer om op de hoogte te zijn van het onderzoek van andere onderzoekers, mede-aio‟s en collega‟s. De EARLI SIG Assessment was puur om de inhoud, waarbij je mensen hoort die je niet zo goed kent op dat gebied. * Nieuw leren of oud leren? Mijn proefschrift gaat eigenlijk over het nieuwe leren, maar ik heb ook gezien in de praktijk dat ze toch wel zoeken naar een middenweg. Soms moet je even instructie geven en dat is helemaal niet erg. Bij het nieuwe leren werken ze zelfstandig aan complexe opdrachten en heeft de docent meer een coachende rol. Hij laat ruimte zodat de leerlingen zelf dingen ontdekken en daar zelf mee aan de gang gaan. Maar je merkt ook wel dat niet alles coachend gebeurd, op een gegeven moment moet je vertellen hoe je een muurtje bouwt, het werkt niet als dat heel ontdekkend gebeurd. Daar heb ik wel veel van geleerd, dus ik zou wel zeggen: het nieuwe leren, daar zitten goede aspecten, maar op sommige momenten een vleugje oud leren.
Congressen 2009 AERA Annual meeting 2009 Thema: Disciplined inquiry: Education research in the circle of knowledge. Locatie: San Diego, California - USA Datum: 13-17 april 2009 Meer info: www.aera.net ORD 2009 Thema: Onderwijs: een kwestie van emancipatie en (on)gelijkheid Locatie: Katholieke universiteit Leuven, België Datum: 27, 28 en 29 mei 2009 Meer info: www.ppw.kuleuven.be/ord/
12
L&L brief Maart 2009
ISATT 2009 Conference Thema: Navigating in educational contexts: Identities and cultures in dialogue Locatie: University of Lapland, Finland Datum: 1-4 juli 2009 Meer info: www.ulapland.fi/isatt2009 JURE Junior Researchers’ pre-conference Locatie: Amsterdam Datum: 24-25 augustus Meer info: www.jure2009.org/ EARLI Biennial Conference 2009 Thema: Fostering communities of learners Locatie: Amsterdam Datum: 25-29 augustus 2009 Meer info http://www.earli2009.org ICO Toogdag Locatie: Utrecht Datum: 5 november 2009 Meer info: www.ou.nl/ico
Vacatures
VELON Bestuurslid (onbezoldigd) Zie www.velon.nl voor het profiel. Indien kandidaten zich melden kan er tijdens het VELONVELOV-congres in februari 2009 een bijzondere algemene ledenvergadering gehouden worden waar de leden zich kunnen uitspreken over de kandidaat. Mocht u interesse hebben voor deze functie, dan kunt u contact opnemen met:
[email protected] Universiteit Twente Promovendus “Simulaties in de schoolpraktijk” In het huidige natuurkundeonderwijs spelen de computer en internet een steeds grotere rol. Een belangrijke toepassing wordt gevormd door computersimulaties. Simulaties maken natuurkundige processen zichtbaar op manieren die voorheen onmogelijk waren. Echter vormen deze simulaties vaak nog geen geïntegreerd onderdeel van het curriculum. In dit project wordt het gebruik van computersimulaties in de bovenbouw van het natuurkundeonderwijs onderzocht. Zie www.utwente.nl/vacatures/ voor meer informatie.
13
L&L brief Maart 2009
Top Institute for Evidence Based Education Research (TIER; UM, UvA, RUG) 4 postdocs and 5 PhD’s TIER wants to contribute to the improvement of the quality of education in the Netherlands by promoting an „evidence based‟ approach as a guiding principle in education policy and practice. It intends to accomplish this by developing (cost-)effective education interventions, based on scientific research and scientific insights. Zie www.academictransfer.nl (UvA, Engelstalige vacatures) voor meer informatie. Wageningen Universiteit Promovendus “Inrichting en leeruitkomsten van praktijkleren” Dit project komt voort uit samenwerking van de leerstoelgroep Educatie= en competentiestudies (WUR), gericht op onderzoek naar processen van competentieontwikkeling, en PTC+, gespecialiseerd in praktijktrainingen en – advies in de groensector. PTC+ streeft ernaar een aanbod te creëren van rijke leersituaties voor praktijkleren. Het genoemde project bestaat uit vier deelonderzoeken waarin de volgende aspecten van praktijkleren centraal staat: Inrichtingsprincipes van praktijkleren (studie 1) Leerprocessen en leeruitkomsten van praktijkleersituaties (studies 2 en 3) Activiteiten van begeleiders van praktijkleersituaties (studie 4). Zie: http://www.wageningenuniversiteit.nl/NL/werken/vacatures/ voor meer informatie. Onderwijsraad Stafmedewerker De Onderwijsraad zoekt een stafmedewerker ter versterking van het stafteam. Wij zoeken een professional met een afgeronde academische opleiding sociale wetenschappen of Nederlands Recht (bij voorkeur met kennis van het onderwijsrecht) en met goed inzicht en belangstelling voor onderwijsbeleid, mede tegen de achtergrond van maatschappelijke ontwikkelingen. Zie www.onderwijsraad.nl/over-ons/vacatures-en-stages voor meer informatie.
Mededelingen van het bestuur Nieuwe bestuursleden Tijdens de bijeenkomst van onze divisie/werkgroep van 11 maart is er unaniem ingestemd met een bestuurswissel. Theo Bergen, Mieke Lunenberg en Jan Folkert Deinum zijn teruggetreden uit het bestuur. Jan Vermunt heeft Theo Bergen opgevolgd als voorzitter, Wietske Miedema komt in de plaats van Mieke Lunenberg als coördinator van de onderzoeksthemagroep van de Velon en Rosanne Zwart en Miranda Timmermans zijn nieuwe leden. In het najaar zal ook Gerda Geerdink aftreden als lid. Als u geïnteresseerd bent in deze functie kunt u contact opnemen met Jan Vermunt:
[email protected]
14
L&L brief Maart 2009
Najaarsbijeenkomst De volgende bijeenkomst van divisie L&L/werkgroep onderzoek is op 7 oktober. Meer informatie over deze bijeenkomst volgt later. Werkgroependag VELON Op 6 november vindt de jaarlijkse VELON studiedag plaats in Nijmegen. Hieraan zal onze divisie/werkgroep een actieve bijdrage leveren. Meer informatie over het programma volgt later via: http://www.velon.nl/agenda/106/velon_studiedag_2009
Colofon Redactie: Marjolein Dobber (ICLON) Migchiel van Diggelen (ESoE) Esther Canrinus (UOCG)
Divisiebestuur: Jan Vermunt (voorzitter) Gerda Geerdink Rosanne Zwart Miranda Timmermans Wietske Miedema Carlos van Kan (secretaris) Marjolein Dobber (secretaris)
Redactie- en Divisiesecretariaat: Marjolein Dobber ICLON, Universiteit Leiden Postbus 905, 2300 AX Leiden Tel: 030 253 3808 Fax: 030 253 2741
[email protected]
15