Breda, 's-Hertogenbosch, Tilburg
Notitie datum 01-06-2014 onderwerp Selectie onderzoeksresultaten ViA-E van Theo Nelissen
contactpersoon Theo Nelissen telefoon (076) 523 85 74 e-mail
[email protected]
Selectie onderzoeksresultaten van de meting ViA-E docenten 2014 Herhaalde meting onder docenten In het kader van het ViA project in het economie domein (ViA-E) is in schooljaar 2013-2014 een uitgebreide meting uitgevoerd onder docenten. De meting dient om inzicht te krijgen in de inzet van ICT in het onderwijs. Deze meting maakt onderdeel uit van een aantal activiteiten om de voortgang van ViA te monitoren en waar nodig bij te sturen. In dit stuk wordt de meting kort toegelicht en is een selectie van de resultaten van deze meting weergegeven. Deze resultaten geven het startpunt aan en bieden mogelijk al aanknopingspunten voor verbeteracties. Gedurende de looptijd van het ViA project zal deze meting nogmaals uitgevoerd worden (halverwege en op het einde) en kan een ontwikkeling in kaart gebracht worden. De volgende resultaten zijn in dit document weergegeven: • Gebruik (pag. 2) • Vaardigheden (pag. 3) • Meewegende factoren (pag. 5) • Onderzoeksaanpak en respons (pag. 7, bijlage)
datum 20-2-2013 pagina 2 van 8
Onderzoeksresultaten (selectie) Gebruik van ICT in het onderwijs: Aan docenten is gevraagd of zij voldoende gebruik van ICT maken in hun onderwijs en of zij ICT op een effectieve wijze inzetten (scores: 1 helemaal mee oneens t/m 5 helemaal mee eens). Daarnaast is gevraagd om aan te geven hoe vaak de docent ICT inzet voor bepaalde didactische doelen zoals het activeren van studenten en onderzoekend leren bevorderen (scores: 1 nooit t/m 7 altijd). De docenten van AFM schatten op beide variabelen hun gebruik het laagst in. De scores van AMBM en AOMI zijn het hoogst. De verschillen tussen de academies voor voldoende en effectief gebruik zijn niet significant. Het verschil in hoe vaak ICT ingezet wordt voor didactische doelen tussen AFM-AMBM en tussen AFM-AOMI is wel significant. Aan studenten zijn in de Nationale Studenten Enquête (NSE) 2014 nagenoeg identieke vragen gesteld over voldoende en effectief gebruik (scores: 1 helemaal mee oneens t/m 5 helemaal mee eens). De studentscores zijn d.m.v. een lijntje in onderstaande grafiek weergegeven. Studenten blijken met een gemiddelde score van 3,71 meer tevreden over voldoende en effectief gebruik dan de docenten zelf (3,16). De eigen inschatting van docenten verschilt tussen de academies echter sterker dan de scores van de studenten.
Gebruik ICT voldoende en effectief volgens student AAFM
AFM
AHB
AMBM
AMIB
AOMI
ASIS
AVB
3,64
3,76
3,75
3,64
3,76
3,71
3,82
3,71
datum 20-2-2013 pagina 3 van 8
Verklarende factoren van gebruik van ICT: De factoren uit het onderzoeksmodel die een significante, positieve invloed hebben op de vraag hoe vaak docenten ICT inzetten voor bepaalde didactische doelen zijn, in volgorde van belang: de mate waarin de docent lesinhoud, ICT en didactiek met elkaar kan afstemmen, de docent weet hoe hij de ICT middelen kan inzetten in zijn onderwijs (didactisch ICT-vaardig), en als laatste de houding ten opzichte van ICT in het onderwijs. De vanuit de organisatie ervaren steun en stimulans, de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van hard- en software, de leeftijd, de sekse en het aantal jaar dat docenten les geven, blijken in dit model geen (statistisch) significante invloed te hebben.
Vaardigheid van docenten: Docenten is gevraagd zichzelf een rapportcijfer te geven voor hun vaardigheid met verschillende ICT-toepassingen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen instrumentele vaardigheid (weten hoe iets werkt, knoppenvaardigheid) en didactische vaardigheid (weten hoe je het in je lessen zou kunnen toepassen). De scores zijn niet bijzonder hoog, ze zijn voor het totaal van de academies niet hoger dan een 7 en op sommige punten onvoldoende. Vooral bij social media is er een redelijk verschil tussen weten hoe iets werkt en weten hoe je het in je les kan toepassen. In de bijlage staan de resultaten uitgesplitst naar academie.
Daarnaast is, op basis van een aantal stellingen die ingaan op de mate waarin de docent lesinhoud, ICT en didactiek met elkaar kan afstemmen, een schaal gemaakt die Digitaal didactische vaardigheid is genoemd1. Er zijn redelijke verschillen op deze schaal tussen de academies, variërend tussen 2,89 (AFM) en 3,55 (AOMI), maar die zijn (net) niet significant.
1
De stellingen zijn gebaseerd op de Tpack vragenlijst (Voogt & Fisser, Universiteit Twente).
datum 20-2-2013 pagina 4 van 8
datum 20-2-2013 pagina 5 van 8
Houding ten opzichte van ICT in het onderwijs: Op basis van een aantal stellingen is een schaal (1 t/m 5) gemaakt die de houding van docenten ten opzichte van ICT in het onderwijs weergeeft. Een hogere score is een meer positieve houding. Er zijn kleine verschillen tussen de academies, variërend tussen 3,59 (AAFM) en 3,97 (AMIB), maar die zijn niet significant.
Ondersteuning en stimulans vanuit de organisatie: Op een aantal onderdelen zijn de scores voor de meeste academies (ruim) lager dan 3. Bij alle academies lijkt ICT geen onderwerp te zijn in de beoordelings- en functioneringscyclus. Ook de mate waarin docenten betrokken worden bij het opstellen van ICT-beleid en de didactische ondersteuning voor het gebruik van ICT in het onderwijs scoren beneden gemiddeld. Het gemiddelde van het totaal van deze stellingen is bij AOMI en AVB iets lager dan bij de andere academies. Nagenoeg alle docenten (97 procent) zijn op de hoogte van de mogelijkheid om vanuit ViA-E trainingen te volgen.
datum 20-2-2013 pagina 6 van 8
AAFM Binnen mijn opleiding is voldoende beleid geformuleerd rondom de inzet van ICT in het onderwijs. Docenten worden voldoende betrokken bij het opstellen van het ICT-beleid. Docenten worden voldoende gefaciliteerd om ICT in hun onderwijs in te zetten. Docenten worden gestimuleerd om ICT in hun onderwijs in te zetten. De inzet van ICT is onderwerp van de beoordelings- en functioneringscyclus. Er is voldoende training en scholing voor het gebruik van ICT in mijn onderwijs. Er is voldoende technische ondersteuning voor het gebruik van ICT in mijn onderwijs. Er is voldoende didactische ondersteuning voor het gebruik van ICT in mijn onderwijs.
AFM
AHB
AMBM
AMIB
AOMI
ASIS
AVB
3,10
2,90
3,04
2,93
3,22
2,83
3,19
2,33
2,55
2,71
2,63
2,72
2,83
2,60
2,85
2,07
2,93
3,29
3,13
3,14
2,67
2,76
2,93
3,00
3,31
3,19
3,29
3,17
3,50
3,26
3,11
3,33
2,21
2,24
2,42
2,45
2,06
2,03
2,89
1,87
3,17
3,43
3,33
3,21
3,33
3,03
3,11
3,60
3,41
3,19
2,75
3,24
3,06
2,54
2,93
3,20
2,69
2,86
2,75
2,69
2,78
2,26
2,74
3,00
*gemeten op schaal 1-5 (helemaal mee oneens - helemaal mee eens)
Beschikbaarheid en betrouwbaarheid ICT: Docenten geven met name aan dat de betrouwbaarheid van de apparatuur en de snelheid en betrouwbaarheid van het netwerk niet optimaal zijn. Er is volgens docenten wel voldoende ICT-apparatuur aanwezig.
de benodigde ICT-apparatuur is voldoende aanwezig. de aanwezige ICT-apparatuur is betrouwbaar. de benodigde softwareprogramma's zijn voldoende beschikbaar. de beschikbare softwareprogramma's zijn betrouwbaar. het netwerk is voldoende snel en betrouwbaar.
AAFM 3,48 3,03
AFM 3,45 2,57
AHB 3,21 2,46
AMBM 3,66 2,97
AMIB 3,67 2,89
AOMI 3,26 2,56
ASIS 3,70 2,85
AVB 3,53 2,47
3,72
3,05
3,04
3,17
3,39
3,11
3,37
3,07
3,17 2,93
3,00 2,62
2,88 2,17
3,07 2,59
3,33 2,56
2,94 2,26
3,00 2,52
2,87 2,00
*gemeten op schaal 1 t/m 5 ( helemaal mee oneens - helemaal mee eens)
datum 20-2-2013 pagina 7 van 8
Bijlage
Onderzoeksaanpak en respons Op basis van het projectplan ViA-E, bevindingen uit literatuur en ervaringen uit het ViA project in het techniek domein (ViA-T) is een onderzoeksmodel gemaakt. In dit model zijn onder andere opgenomen: vaardigheden en houding t.o.v. ICT van de docent, steun vanuit de organisatie en de beschikbaarheid van hard- en software. De term ICT is, aansluitend bij het ontwikkelde trainingsaanbod (DDCD), uitgewerkt in de volgende onderdelen: Blackboard, Smartboard, Multimedia, Social Software, Digitaal toetsen en Digitale didactiek. Om op basis
datum 20-2-2013 pagina 8 van 8
van dit model onderzoek te doen is, na de startbijeenkomst, via mail een enquête uitgezet onder alle docenten van acht academies (m.u.v. ADT). De totaalrespons bedroeg 42 procent (198 docenten). De respons per academie verschilt echter redelijk sterk, waarbij AOMI en ASIS met respectievelijk 78 en 68 procent positieve uitschieters zijn. In onderstaande tabel is achtergrondinformatie over de respondentgroep weergegeven.
Respons aantal / %
% Vrouw
Aantal jaar Leeftijd in jaren lesgeven in HO
AAFM
29 / 47%
45%
46
12
AFM
21 / 46%
43%
48
12
AHB
24 / 29%
43%
46
11
AMBM
29 / 36%
46%
45
10
AMIB
18 / 31%
50%
46
14
AOMI
35 / 78%
45%
47
8
ASIS
27 / 68%
44%
50
10
15 / 30%
47%
41
8
198 / 42%
45%
46
10
AVB totaal