De Kwaliteit van Docenten
Onderzoeksrapport I Stichting OER 2011 – 2012 Februari 2012
Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport (OER) Achter St. Pieter 25 kamer w.206 3512 HR Utrecht www.stichting-oer.nl
[email protected] Facebook: Stichting OER Twitter: @StichtingOER
Het 23e bestuur van Stichting OER bestaat uit: Fé de Jonge
Voorzitter
Marten Wolff
Secretaris & Onderzoekscoördinator II
Linda Coomans
Penningmeester
Roxanne Schaakxs
Onderzoekscoördinator I
1
Samenvatting Dit onderzoek geeft inzicht in het kwaliteitsoordeel dat studenten over hun docenten hebben gegeven. In dit onderzoek hebben 1.105 studenten van de Universiteit Utrecht aangegeven wat zij belangrijke kenmerken en vaardigheden vinden bij universitaire docenten en tevens in hoeverre zij tevreden zijn over de aanwezigheid van deze kenmerken en vaardigheden bij de docenten van hun eigen hoofdstudie. De voornoemde kenmerken en vaardigheden zijn opgedeeld in vijf categorieën, te weten: organisatorische vaardigheden, analytische vaardigheden, persoonlijkheid, docent-groep interactie en docent-student interactie. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen man en vrouw, eerstejaars en ouderejaars student en tevens tussen studenten van verschillende faculteiten. ‘Organisatorische vaardigheden’ wordt door de studenten als belangrijkste categorie aangemerkt. Er is met betrekking tot deze categorie geen significant verschil gevonden tussen de groepen studenten. Binnen deze categorie wordt het geven van duidelijke uitleg door de gehele steekproef als belangrijkste vaardigheid van een docent beoordeeld. Studenten van de Universiteit Utrecht hebben tevens aangegeven dat zij het meest tevreden zijn over de organisatorische vaardigheden van docenten. Binnen deze categorie zijn studenten het meest tevreden over de voorbereiding van de docenten. ‘Docent-groep interactie’ wordt door de studenten als minst belangrijke categorie gezien, met het reflecteren van het college na afloop als minst belangrijke vaardigheid binnen deze categorie. Ook op dit punt is geen significant verschil gevonden tussen de groepen studenten. Studenten zijn tevens het minst tevreden over de categorie ‘docent-groep interactie’ en ook het minst tevreden over de reflectie na afloop als aparte vaardigheid. Uit een vergelijking tussen mannelijke en vrouwelijke studenten is gebleken dat vrouwelijke studenten over het algemeen meer belang hechten aan de verschillende categorieën dan mannelijke studenten, met uitzondering van de ‘docent-groep interactie’ categorie. Beide groepen hebben ‘organisatorische vaardigheden’ als de belangrijkste categorie aangemerkt. Uit een vergelijking van de verschillende kenmerken binnen deze categorie is naar voren gekomen dat zowel vrouwelijke als mannelijke studenten een duidelijke uitleg het meest belangrijk vinden, met een goede voorbereiding op de tweede plaats. Beide groepen studenten zijn het meest tevreden over de categorie ‘organisatorische vaardigheden’ en tevens het meest tevreden over de voorbereiding van docenten binnen
2
deze categorie. Door zowel mannelijke als vrouwelijke studenten wordt het minste belang gehecht aan de ‘docent-groep interactie’ categorie. Beide groepen vinden verwijzing naar verdiepende literatuur het minst belangrijk als vaardigheid. Gebleken is dat vrouwelijke en mannelijke studenten tevens het minst tevreden zijn over de docent-groep interactie tijdens de hoorcolleges. Met betrekking tot de specifieke kenmerken zijn mannelijke studenten het minst tevreden over reflectie na afloop van het hoorcollege en zijn vrouwelijke studenten het minst tevreden over het delen van kennis en ervaring door studenten. Wat betreft het verschil tussen eerstejaars en ouderejaarsstudenten is gebleken dat eerstejaarsstudenten ‘persoonlijkheid’ en ‘organisatorische vaardigheden’ als categorieën belangrijker vinden dan ouderjaarsstudenten. Ouderejaarsstudenten daarentegen vinden analytische vaardigheden weer belangrijker. Met betrekking tot de afzonderlijke kenmerken is uit het onderzoek naar voren gekomen dat zowel eerstejaarsstudenten als ouderejaarsstudenten het geven van duidelijke uitleg de belangrijkste vaardigheid vinden. Eerstejaarsstudenten hebben daarnaast het samenvatten van belangrijke onderdelen op de twee plaats gezet, terwijl ouderejaarsstudenten een goede voorbereiding belangrijker achten. De wijzen
op
verschillende percepties van eerstejaars en ouderejaarsstudenten kunnen een
verschil
in
academische
vaardigheden
van
eerstejaars
en
ouderejaarsstudenten. Er zijn vele significante verschillen gevonden voor de studenten van de verschillende faculteiten wat betreft de tevredenheid en belangrijkheid van de kenmerken en vaardigheden van docenten. De verschillen tussen faculteiten zijn niet te verklaren vanuit het type onderwijs. Een opvallende overeenkomst tussen de faculteiten is dat wat betreft belangrijkheid organisatorische vaardigheden het meest belangrijk is en docent-groep interactie het minst belangrijk. Een andere opvallende overeenkomst is dat de studenten van alle faculteiten het minst tevreden waren over docent-student interactie en docentgroep interactie. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de studenten vooral behoefte hebben aan duidelijke, toegankelijke en makkelijk te begrijpen informatie: studenten hebben aangegeven het meeste belang te hechten aan duidelijke uitleg, een goede structuur en het gebruik van voorbeelden en samenvattingen. Daarnaast kan gesteld worden dat studenten aan de ene kant actieve deelname aan colleges en interactie met de docenten niet erg belangrijk vinden en hier ook niet tevreden over zijn, maar dat zij aan de andere kant tevens van mening zijn dat docenten weinig geïnteresseerd zijn in de studenten zelf.
3
Een vervolgonderzoek zou kunnen plaatsvinden naar de oorzaken van de ontevredenheid van studenten over student-docent en docent-groep interactie en de relatie tussen het oordeel van de studenten over het belang van deze interactie en hun tevredenheid. Een tweede vervolgonderzoek zou een verdere specificatie kunnen zijn van bepaalde onderdelen van het huidige onderzoek door bijvoorbeeld toe te spitsen op werkgroepen of een bepaald soort docenten.
4
Inhoud
1.
Voorwoord ........................................................................................ 7
2.
Inleiding ........................................................................................... 9 2.1
Kwaliteit van docenten ..................................................................... 9
2.2
Onderzoeksvraag .......................................................................... 10
2.3
Leeswijzer. ................................................................................... 12
3.
Theoretisch kader ............................................................................ 13 3.1
Kenmerken en vaardigheden van docenten ...................................... 13
3.2
Docentprijzen Universiteit Utrecht ................................................... 15
3.3
Relevantie huidig onderzoek ........................................................... 17
4.
Onderzoeksmethode......................................................................... 19 4.1
Procedure..................................................................................... 19
4.2
Participanten ................................................................................ 19
4.3
Enquête ....................................................................................... 20
4.4
Analyses ...................................................................................... 22
5.
Resultaten ...................................................................................... 23 5.1
Totale steekproef .......................................................................... 23
5.2
Faculteiten Bètawetenschappen ..................................................... 26
5.3
Verschillen tussen faculteiten .......................................................... 45
5.4
Eerstejaars vs. ouderejaars ............................................................ 54
5.5
Mannen vs. vrouwen...................................................................... 59
5.6
Zelf toegevoegde kenmerken .......................................................... 64
6.
Conclusie ........................................................................................ 67
7.
Discussie ........................................................................................ 70
8.
Aanbevelingen ................................................................................. 73 5
9.
Literatuur ........................................................................................ 74
Bijlage 1: Enquête Bijlage 2: Aantal studenten per opleiding Bijlage 3: Overzicht bezochte colleges Bijlage 4: Gemiddelden belangrijkheid en tevredenheid voor totale groep
6
1.
Voorwoord
Het 23ste bestuur van Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport presenteert u het eerste onderzoeksrapport van het academisch jaar 2011-2012. Wij zijn als bestuur ontzettend trots op onze allereerste rapport. Hoewel bekend met onderzoek, is de combinatie onderzoek en bestuur een nieuw concept voor ons alle vier, en het zoeken van een juiste invulling van dit concept was een uitdaging voor allen. Deze uitdaging, vinden wij zelf, hebben wij zeker waargemaakt met dit rapport als mooie uitkomst. Wij hadden niet verwacht dat ons onderzoek zo uitgebreid en tevens zo gevarieerd van inhoud zou worden. Wat is nu werkelijk een goede docent? Dit is geen vraag waar wij als Stichting OER direct een antwoord op wisten. Hoewel zelf uitermate ervaren in het volgen van onderwijs en derhalve goed bekend met het fenomeen ‘docent’, bleek het voor ons vieren toch lastig om zo even één overkoepelende definitie te geven van een ‘goede docent’. De meningen over deze definitie liepen sterk uiteen, wat dit onderwerp bij uitstek interessant maakte voor een onderzoek: als vier individuele studenten niet reeds tot een eensluidende definitie kunnen komen, zal dit tevens voor de gehele universiteit gelden, zo was het idee. Dit was het startpunt van een groot en uitgebreid onderzoek dat naar de uithoeken van de universiteit is geweest tot een poging alle faculteiten en zoveel mogelijk studenten mee te kunnen nemen in het rapport. Deze poging is geslaagd, waarmee zowel het uitgebreide als het gevarieerde van het onderzoek gegarandeerd werd. Dit onderzoek had niet op deze wijze en in deze omvang tot stand kunnen komen zonder de hulp van een groot aantal personen. Ten eerste willen wij alle studenten bedanken die de enquêtes hebben ingevuld en hiermee een onmisbare bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek. Daarnaast willen wij tevens de docenten en vakcoördinatoren hartelijk bedanken voor de mogelijkheid om enkele minuten van hun colleges te mogen gebruiken voor het enquêteren. Niet alleen was het een plezier om op deze manier te kunnen samenwerken, ook hun interesse en behulpzaamheid maakte het uitvoeren van dit onderzoek des te leuker. Ook zouden wij graag onze dank uitspreken aan Felipe Salvé, die ons als eerste op het spoor bracht van dit onderwerp. Als beleidsmedewerker Onderzoek en Onderwijs van de Universiteit Utrecht heeft hij ons uitgebreid en verhelderend advies gegeven en ons gewezen op het onontgonnen terrein van docenten. Tevens willen wij graag onze Raad van Advies, bestaande uit Daniëlle Fictorie, Tjolina Proost en Arjen Segers, bedanken voor hun ondersteunde bijdrage. Altijd bereid om ons te helpen als we vast zaten en ons dat zetje in de goede richting te geven. Jullie
7
suggesties, adviezen en kritische vragen waren essentieel voor de totstandkoming van dit onderzoek en rapport. Wij wensen u veel plezier tijdens het lezen van dit rapport en wij hopen dat ons rapport een bijdrage kan leveren, op welke wijze dan ook, op de wijze waarop docenten binnen de Universiteit Utrecht beoordeeld en gewaardeerd zullen worden. Fé de Jonge Voorzitter Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport 2011 - 2012
8
2.
Inleiding
2.1
Kwaliteit van docenten
Het onderwijs is constant in beweging: door de aandacht die vanuit de politiek, de media en vanuit de onderwijsinstellingen zelf aan het onderwijs wordt gegeven, blijft het onderwijs, en tevens de kwaliteit hiervan, een onderwerp van constant debat, onderzoek en beleid. Docenten spelen in dit proces een cruciale doch onderschatte rol. Voor het uitvoeren van een onderwijsvisie zijn namelijk zelfs de beste bestuurders uiteindelijk afhankelijk van de uitvoerder, in dit geval de docenten. Bovendien zijn de docenten de uiteindelijke schakel tussen de universiteit en de student en verantwoordelijk voor de kennisoverdracht. Er is echter nog weinig bekend over de werkelijke, gerealiseerde kwaliteit van universitaire docenten in dit verband. Docenten worden op dit moment vooral beoordeeld op hun onderzoeksprestaties en niet op hun kwaliteiten wat betreft lesgeven (Onderwijsraad, 2008). Hoewel onderzoek noodzakelijk blijft om vakkennis te waarborgen, blijft lesgeven de primaire taak van docenten en juist datgene waarmee studenten worden geconfronteerd (Van Hout, 2007). Prestaties en bekwaamheden in het onderwijs hebben daarom de meeste invloed op studenten. Deze prestaties en bekwaamheden ontstaan niet direct door veel onderzoekservaring. Bij de beoordeling van de kwaliteit van docenten moet in de gaten worden gehouden dat het belang van prestaties
op
onderzoeksgebied
niet
het
belang
van
docentkwaliteiten
moet
overschaduwen (Sociaal Economische Raad, 2011). De Universiteit Utrecht herkent de situatie dat onderzoeksprestaties de onderwijskwaliteiten soms overschaduwen. Rector Magnificus Bert van der Zwaan maakt dit duidelijk tijdens zijn speech op de opening van het academisch jaar (2011-2012):
“Het is een breed gedeelde mening onder docenten dat in de huidige praktijk de onderzoekskwaliteiten bepalend zijn voor de loopbaan. Dat staat haaks op de behoefte aan excellente docenten, die zelf initiatieven ontplooien om inspirerend onderwijs te geven met veel feedback in relatief kleine groepen. In zo’n model is selectie van docenten op onderwijskwaliteit essentieel en dient excellentie beloond te worden. En dat vraagt om investering. Zo gaan we bijvoorbeeld investeren in teaching-fellows, topdocenten die deels vrijgemaakt worden voor onderwijsinnovatie: de eersten zijn net benoemd.” – Bert van der Zwaan, d.d. 05-09-2011
9
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Halbe Zijlstra, hoopt dat het studieklimaat verbetert voor 2025 en dat het Nederlandse hoger onderwijs tegen die tijd tot de top van de wereld behoort. Enige tijd geleden zijn voor docenten de BKO (basiskwalificatie
onderwijs)
en
de
SKO
(seniorkwalificatie
onderwijs)
ingevoerd,
waardoor richtlijnen zijn ontstaan waar de kwalificatie van docenten aan moet voldoen (Onderwijsraad, 2008). Eén van de doelstellingen hiervan is dat docenten zowel inhoudelijk als wat betreft didactische vaardigheden beter zullen worden. Eén van de in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs gestelde voorwaarden voor docenten anno 2025 is dat zij tenminste een Masterdiploma hebben of zijn gepromoveerd. Tevens zijn er reeds
voor
een
aantal
vakgebieden
innovatiecentra
opgericht
met
als
doel
kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Docenten kunnen bij deze innovatiecentra met elkaar gedachten uitwisselen (Sociaal Economische Raad, 2011). Hoewel uit het voorgaande is gebleken dat op verschillende niveaus uitgebreid aandacht wordt besteed aan het onderwijs en meer specifiek aan, de kwaliteit van, docenten, is het belang en de invloed van de student hierin niet direct zichtbaar in deze discussies. Stichting OER vraagt zich af: wat vinden studenten zelf typerend voor een goede docent? Nu de kwaliteit van het onderwijs is opgenomen in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en hiermee constant onderwerp van discussie is, is het goed om tevens de opinie van studenten, immers ‘consumenten’ van het onderwijs, hierbij te betrekken. Er is nog weinig gekeken naar de verwachtingen van de student, en dit maakt het naar onze mening moeilijk een volledige invulling te geven aan mogelijke wijzigingen ter verbetering van het onderwijs. Stichting OER 2011-2012 voert derhalve een onderzoek uit onder studenten van de Universiteit Utrecht, waarbij studenten wordt gevraagd aan te geven aan welke kenmerken en vaardigheden van docenten van hun opleiding de meeste waarde wordt gehecht. Daarnaast kunnen zij ook hun tevredenheid over deze kenmerken aangeven. Met
dit
onderzoek
probeert
Stichting
OER
meer
invulling
te
geven
aan
het
studentenperspectief betreffende, de kwaliteit van, docenten. 2.2
Onderzoeksvraag
1. Welke kenmerken en vaardigheden zijn volgens studenten belangrijk voor docenten in het wetenschappelijk onderwijs? 1.1 Wat zijn volgens bachelorstudenten belangrijke analytische vaardigheden? 1.2 Wat zijn volgens bachelorstudenten belangrijke organisatorische vaardigheden? 1.3 Wat zijn volgens bachelorstudenten de belangrijkste kenmerken van docentgroep interactie?
10
1.4 Wat zijn volgens bachelorstudenten de belangrijkste kenmerken van docentindividuele student interactie? 1.5 Wat zijn volgens bachelorstudenten de belangrijke persoonlijkheidskenmerken van docenten? 2. In hoeverre zijn studenten tevreden over de aanwezigheid van deze kenmerken en vaardigheden bij docenten van hun hoofdstudie? 2.1 In hoeverre zijn bachelorstudenten tevreden over de aanwezigheid van analytische vaardigheden bij docenten? 2.2 In hoeverre zijn bachelorstudenten tevreden over de aanwezigheid van organisatorische vaardigheden bij docenten? 2.3 In hoeverre zijn bachelorstudenten tevreden over de docent-groep interactie bij hun hoofdstudie? 2.4 In hoeverre zijn bachelorstudenten tevreden over de docent-individuele student interactie bij hun hoofdstudie? 2.5 In hoeverre zijn bachelorstudenten tevreden over de aanwezigheid van persoonlijkheidskenmerken van docenten? Met dit onderzoek wordt getracht de meest belangrijke kenmerken en vaardigheden van docenten in kaart te brengen, alsmede de tevredenheid van de studenten over deze kenmerken. Dit zal gebeuren voor zowel alle kenmerken en/of vaardigheden tezamen als alle kenmerken per 'categorie' (analytisch, organisatorisch, docent-groep interactie, docent-individuele student interactie, persoonlijkheid).
Daarnaast kan er gekeken
worden of verschillende groepen een verschillende mening hebben over dit onderwerp, namelijk:
Studenten van verschillende faculteiten (en opleidingen);
Eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten (alleen bachelorstudenten);
Mannelijke en vrouwelijke studenten.
De resultaten zullen steeds voor de totale groep en voor alle subgroepen worden weergegeven.
11
2.3
Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk zal een theoretisch kader worden geschetst op welke de enquête uiteindelijk is gebaseerd. In hoofdstuk 4 volgt een methodologische beschrijving van het onderzoek en de onderzoeksgroep. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de resultaten gepresenteerd, gevolgd door de conclusies in hoofdstuk 6. Het onderzoek wordt kritisch bekeken in de discussie in hoofdstuk 7. Ten slotte worden in hoofdstuk 8 aanbevelingen genoemd. De gebruikte enquête is toegevoegd als bijlage.
12
3.
Theoretisch kader
3.1
Kenmerken en vaardigheden van docenten
Kenmerken en vaardigheden die docenten al dan niet vertonen, zijn in te delen in verschillende categorieën. Eble (1971) heeft in zijn boek 'The recognition and evaluation of teaching' categorieën met kenmerken opgesteld waarop docenten beoordeeld kunnen worden. Deze kenmerken worden nog steeds in (internationale) onderzoeken gebruikt, met het oog op goed docentschap. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Aregbeyen
(2010)
waarin
Nigeriaanse
universitaire
studenten
aangeven
welke
kenmerken en vaardigheden zij het meest en minst belangrijk vinden voor een docent. Er zijn vijf categorieën van kenmerken en/of vaardigheden te onderscheiden (Eble, 1971). Vertaald naar het Nederlands zijn dit: organisatorische vaardigheden, analytische vaardigheden, docent-groep interactie, docent-student interactie en persoonlijkheid. In het huidige onderzoek zullen deze categorieën worden overgenomen in de vragenlijst en een leidraad vormen om de verschillende kenmerken en vaardigheden te kunnen ordenen. Hieronder volgt een globale beschrijving van de categorieën. Tevens worden reeds gevonden resultaten uit internationaal onderzoek genoemd. Informatie over de specifieke stellingen per categorie (bijvoorbeeld "Een goede docent is energiek") zal worden genoemd in de onderzoeksmethode (hoofdstuk 4). 3.1.1. Organisatorische vaardigheden De categorie 'organisatorische vaardigheden' richt zich op de voorbereiding van docenten, de uitleg die zij geven en het noemen van de belangrijkste punten in de lesstof (Eble, 1971). Deze categorie bleek in het onderzoek van Aregbeyen (2010) het meest belangrijk te zijn voor studenten. Hierbij is het vooral belangrijk dat docenten duidelijk uitleggen. 3.1.2. Analytische vaardigheden De categorie 'analytische vaardigheden' bevat strategieën zoals het tegenover elkaar zetten
van
benadrukken
theorieën, van
ideeën
conceptueel
bespreken denken
uit
(Eble,
gerelateerde 1971).
vakgebieden
Aregbeyen
en
(2010)
het heeft
geconcludeerd dat in zijn steekproef kenmerken uit deze categorie het op één na belangrijkst worden gevonden door studenten. Wanneer naar afzonderlijke items wordt gekeken, valt op dat vooral het bespreken van ideeën uit gerelateerde vakgebieden ervoor zorgt dat deze categorie als belangrijk wordt beschouwd.
13
3.1.3. Docent-groep interactie Vaardigheden die tot 'docent-groep interactie' behoren zijn onder meer het aanmoedigen van groepsdiscussie, studenten aan het woord laten, gemotiveerd zijn om goed college te geven en weten of studenten de inhoud van het college begrijpen (Eble, 1971). In het onderzoek van Aregbeyen (2010) eindigde deze categorie op de derde plek van meest belangrijke naar minst belangrijke kenmerken en vaardigheden. Daarbij moet in acht worden genomen dat motivatie om goed college te geven en weten of de studenten de lesstof begrijpen respectievelijk op de tweede en derde plaats staan van meest belangrijke vaardigheden wanneer alle items los van elkaar worden beoordeeld. 3.1.4. Persoonlijkheid Eble (1971) richt zich wat betreft persoonlijkheid vooral op enthousiasme en het uitstralen van zelfvertrouwen, maar ook op presentatie. Aregbeyen (2010) rapporteert dat deze categorie de op één na minst belangrijke categorie is in zijn steekproef. Het variëren van de toon en snelheid waarop een docent praat werd van alle afzonderlijke items zelfs als het minst belangrijke kenmerk gezien. 3.1.5. Docent-student interactie Naast interactie met de gehele groep vindt er doorgaans ook interactie plaats tussen de docent en individuele studenten. Hier wordt onder andere onder verstaan of docenten oprecht geïnteresseerd zijn in studenten en of ze bereikbaar zijn voor studenten buiten de colleges (Eble, 1971). Deze categorie werd door studenten in het onderzoek van Aregbeyen (2010) het minst belangrijk gevonden. Studenten vinden het echter wel belangrijk dat de docent zich kan inleven in het leven van studenten. Aangezien het onderzoek van Aregbeyen (2010) is uitgevoerd bij studenten in Nigeria en de beschreven resultaten alleen gegeneraliseerd kunnen worden naar studenten van de betreffende universiteit, kan derhalve niet worden aangenomen dat dezelfde resultaten gevonden zullen worden voor studenten van de Universiteit Utrecht. Dat wil zeggen dat er vooraf geen verwachtingen worden opgesteld betreffende de uitkomsten van het onderzoek. Met dit onderzoek wordt getracht met behulp van dezelfde kenmerken een volgorde van belangrijke kenmerken en vaardigheden te genereren die specifiek geldt voor docenten van de Universiteit Utrecht. Voor de totale groep en voor de subgroepen zal worden nagegaan welke categorieën het belangrijkst worden gevonden en in hoeverre er significante verschillen worden gevonden tussen de subgroepen. Daarnaast wordt ook een volgorde met afzonderlijke items gegenereerd (eveneens per subgroep). Dit wordt gedaan omdat uit het onderzoek van Aregbeyen (2010) ook naar voren kwam
14
dat bepaalde categorieën als geheel niet als heel belangrijk werden ervaren, maar specifieke kenmerken binnen die categorieën wel hoog eindigden in de lijst met meest belangrijke kenmerken en vaardigheden. In het huidige onderzoek zal ook worden gevraagd naar de tevredenheid over de verschillende kenmerken en vaardigheden, gericht op docenten van de hoofdstudie van de ondervraagde student. Het besproken onderzoek is, zoals hierboven genoemd, niet in Nederland uitgevoerd. Voor zover bekend bij Stichting OER is geen eerder onderzoek uitgevoerd binnen de Universiteit Utrecht waarbij studenten werden ondervraagd over de vijf voornoemde categorieën plus specifieke kenmerken en vaardigheden van een goede docent. Er wordt wel op een andere manier aandacht besteed aan kenmerken van goed docentschap, namelijk door het jaarlijks uitreiken van docentenprijzen.
3.2
Docentprijzen Universiteit Utrecht
De Universiteit Utrecht looft elk studiejaar twee docentenprijzen uit: de 'Docentenprijs' en de 'Prijs Docenttalent'. De Docentenprijs wordt uitgereikt aan een docent die minstens 5 jaar academische onderwijservaring heeft opgedaan. De Prijs Docenttalent is voor een docent die maximaal 5 jaar academische onderwijservaring heeft opgedaan. Het doel van deze prijzen is "docenten van de Universiteit Utrecht te stimuleren en te waarderen vanwege hun verdiensten voor het universitaire onderwijs". Deze prijzen zijn - naast bijvoorbeeld de eerder genoemde teaching fellows - ook een onderdeel van het beleid voor kwaliteitszorg van het onderwijs (Universiteit Utrecht, 2011). Docenten kunnen voor beide prijze door studieverenigingen worden voorgedragen aan de jury. Dit is dus ook een wijze waarop de kwaliteit van docenten wordt bekeken vanuit het studentperspectief. Het huidige onderzoek onderscheidt zich van de reeds bestaande docentenprijzen op twee manieren. Doordat door studieverenigingen aandacht aan de docentprijzen wordt besteed, aangezien zij docenten kunnen nomineren, is het waarschijnlijk dat toch vooral de actievere en meer betrokken studenten zich hiermee bezig houden. Stichting OER is meer geïnteresseerd in de mening van de ‘gemiddelde’ student. Tevens is het huidige onderzoek niet bedoeld om 'de beste docent' te benoemen, het onderzoek draait om het opstellen van een lijst van kenmerken en vaardigheden die studenten belangrijk achten in hun docenten in het algemeen. Er zijn een aantal voorwaarden verbonden aan de nominatie voor een docentenprijs (Website Universiteit Utrecht, 2011). Deze worden verderop genoemd. De voorwaarden zijn opgesteld door de jury die uiteindelijk uit alle nominaties de winnende docent kiest. Deze jury bestaat voornamelijk uit docenten. Dit jaar zijn er tien juryleden, waarvan twee (top)studenten. Studieverenigingen dragen weliswaar docenten voor, maar zijn
15
verder niet verbonden aan de opgestelde criteria en de uiteindelijke beoordeling van de nominaties. Deze voorwaarden/criteria zijn dus niet opgesteld uit het oogpunt van de gemiddelde student. Zoals gesteld richt Stichting OER zich juist op de visie van de student. Dit betekent echter niet dat met de criteria van de docentenprijzen niets gedaan kan worden voor het huidige onderzoek. Het is juist interessant om de uiteindelijke resultaten naast deze criteria te leggen en te zien of de kenmerken en/of vaardigheden die studenten belangrijk vinden ook terug te vinden zijn in de criteria van de docentenprijzen. 3.2.1. Criteria Docentenprijs 1. De docent heeft meer dan 5 jaar academische onderwijservaring op de uiterste dag van inzending van de voordracht; 2. De docent heeft een heldere visie op onderwijs en vervult ten opzichte van andere docenten een sleutelrol bij de inrichting en organisatie van het onderwijs in de opleiding; 3. De
docent
draagt
in
hoge
mate
bij
aan
didactische
en
inhoudelijke
onderwijsvernieuwing, in het bijzonder waar het gaat om het ontwikkelen en aanbieden van gevarieerde toets- en werkvormen; 4. De docent weet de essentie van zijn/haar vakgebied op aansprekende en effectieve wijze te presenteren; 5. De docent heeft een geïntegreerde visie op de relatie tussen onderwijs, onderzoek en maatschappij en maakt deze zichtbaar in zijn/haar onderwijs; 6. De docent is een echte vakman/vakvrouw op het gebied van het ontwikkelen en verzorgen van onderwijs. 3.2.2. Criteria Prijs Docenttalent 1. De docent heeft maximaal 5 jaar academische onderwijservaring op de uiterste dag van inzending van de voordracht; 2. De docent heeft een heldere visie op onderwijs en levert ten opzichte van andere docenten een bijzondere prestatie bij de vormgeving van het onderwijs in de opleiding; 3. De docent draagt bij aan didactische en inhoudelijke onderwijsvernieuwing, in het bijzonder waar het gaat om het ontwikkelen en aanbieden van gevarieerde toetsen werkvormen; 4. De docent weet de essentie van zijn/haar vakgebied op aansprekende en effectieve wijze te presenteren; 5. De docent heeft een visie op de relatie tussen onderwijs, onderzoek en maatschappij en draagt deze uit in zijn/haar onderwijs;
16
6. De docent is een vakman/vakvrouw op het gebied van het ontwikkelen en verzorgen van onderwijs. Bovenstaande criteria geven de doorslag bij de selectie van de winnaars. De jury ziet daarnaast de volgende kenmerken van een goede docent:
De docent toont passie voor het doceren op een respectvolle, creatieve wijze;
De docent verzorgt de overdracht van kennis op een gestructureerde manier;
De docent moet iets extra's in huis hebben ("je best doen" dat moet iedereen);
De
docent
moet
studenten
prikkelen
en
uitdagen
tot
het
nemen
van
verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en persoonlijke vorming en ontwikkeling;
De docent weet de student boven zichzelf te laten uitstijgen;
De docent is bereikbaar en staat open voor vragen en suggesties van studenten;
De docent stimuleert studenten tot kritisch, creatief en onafhankelijk denken en handelen en stimuleert de ontwikkeling van een wetenschappelijke attitude;
De docent slaagt erin studenten te enthousiasmeren en actief bij het onderwijs te betrekken.
3.3
Relevantie huidig onderzoek
Het huidige onderzoek kan op een drietal vlakken een waarde hebben voor de Universiteit Utrecht, aangaande kenmerken en vaardigheden van docenten die het meest worden gewaardeerd door studenten. Ten eerste kan dit onderzoek in kaart brengen wat volgens studenten van de Universiteit Utrecht belangrijke kenmerken zijn van goede docenten. Per opleiding en faculteit van de Universiteit Utrecht kan vervolgens worden geadviseerd op welke eigenschappen en vaardigheiden gelet zou moeten worden bij het trainen en aannemen van docenten. Tevens kan hierbij worden teruggekeken op de criteria voor docentenprijzen. Er kan enigszins - de enquête is niet gebaseerd op de criteria van de docentenprijzen, maar een aantal kenmerken komt in beide voor - worden nagegaan of de docentenprijzen worden uitgereikt op basis van criteria die overeenkomen met wat studenten zien als goede docenten. Ten tweede is het mogelijk met dit onderzoek inzicht te verkrijgen over de huidige situatie omtrent kwaliteit van docenten, specifiek voor de bacheloropleidingen van de Universiteit Utrecht die in dit onderzoek zijn meegenomen. Er kan in kaart worden gebracht hoe studenten momenteel de docenten van hun eigen opleiding ervaren, wat ze sterke punten vinden van deze docenten en op welke vlakken volgens hen verbetering
17
gewenst is. Hier staat voornamelijk tevredenheid centraal. Ook deze resultaten kunnen dienen als advies, maar dan specifiek voor de Universiteit Utrecht. Ten derde, door studenten te vragen naar wat in hun ogen een goede docent is, gaan studenten nadenken over wat goed docentschap is en wat hun verwachtingen zijn van docenten. Dit kan leiden tot een sterker bewustzijn van de kwaliteit van hun onderwijs en tot een meer kritische blik van de student. Deze kritische blik kan weer leiden tot een actievere houding van de student met betrekking tot zijn eigen invloed op de kwaliteit van het onderwijs.
18
4.
Onderzoeksmethode
4.1
Procedure
De enquêtes zijn op papier afgenomen van 17 november tot en met 16 december 2011. In totaal zijn 24 colleges bezocht (een overzicht is weergegeven in bijlage 3). Docenten werden van te voren per e-mail om toestemming gevraagd. De enquêtes zijn uitgedeeld op het moment dat het beste uitkwam voor de docent. In de meeste gevallen was dit in de pauze en werd de enquête na afloop, bij het verlaten van de zaal, weer ingenomen. Gedurende colleges met veel studenten waren vaak twee personen aanwezig om te enquêteren. Na elk college werden de verzamelde enquêtes genummerd, zodat er een overzicht was van het aantal geënquêteerde studenten. 4.2
Participanten
In totaal hebben 1.129 bachelorstudenten de enquête ingevuld. Een aantal enquêtes was niet bruikbaar, doordat noodzakelijke informatie ontbrak (achtergrondvariabelen niet ingevuld) of doordat gegeven antwoorden duidelijk niet serieus waren. Op sommige enquêtes was bijvoorbeeld te zien dat een student bij de eerste paar kenmerken wisselende antwoorden gaf, maar vervolgens een rechte lijn van boven naar beneden door alle antwoorden trok en alles dezelfde waarde gaf. Enquêtes waarbij twijfel was over het serieus invullen, werden niet meegenomen in de steekproef wanneer studenten zelf kenmerken toevoegden als 'de docent moet van voetbal houden'. Uiteindelijk zijn de antwoorden van 1.105 studenten (31.0% man, 64.0% vrouw, 5.0% onbekend) gebruikt in
dit
rapport.
De
enquêtes
zijn
afgenomen
bij
zeven
faculteiten,
namelijk
Bètawetenschappen (9.3%), Diergeneeskunde (11.4%), Geesteswetenschappen (26.5%), Geneeskunde
(7.8%),
Geowetenschappen
(9.3%),
Recht,
Economie,
Bestuur
&
Organisatie (9.3%) en Sociale Wetenschappen (24.2%; zie Figuur 1). Het overige deel (2.2%) bestaat uit studenten Liberal Arts & Sciences. Aangezien deze studenten een divers studieprogramma kunnen hebben en vakken kunnen volgen bij verschillende faculteiten, worden zij meegenomen in de totale groep, maar niet bij de vergelijkingen tussen faculteiten. Om deze reden zijn studenten van University College ook niet ondervraagd. De studenten komen van 34 verschillende opleidingen. Een overzicht van het aantal studenten per opleiding is weergegeven in bijlage 2. In het onderzoek zijn 552 (50.0%) eerstejaarsstudenten en 545 (49.3%) ouderejaarsstudenten opgenomen. Voor 0.7% van de studenten is dit onbekend. In dit onderzoek zal alleen een onderscheid worden gemaakt tussen eerstejaars en ouderejaars voor de totale groep, omdat de verdeling eerstejaars en ouderejaars per faculteit niet in evenwicht is. Doordat er niet meteen een overzicht was van het aantal studenten per faculteit, is de verdeling over
19
faculteiten niet gelijkwaardig verdeeld. Er zijn meer studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen dan van de overige faculteiten. 293
300 250 200 150 100 50 0
103
267
126 86
103
103
Figuur 1. Aantal geënquêteerde studenten per faculteit.
4.3
Enquête
De enquête is weergegeven in bijlage 1. Deze bevat allereerst een aantal vragen betreffende
achtergrondgegevens.
Dit
zijn
geslacht,
geboortejaar,
(hoofd)studie,
beginjaar van de studie, huidige studiejaar, aantal behaalde studiepunten en het geboorteland van beide ouders. Uiteindelijk zijn minder achtergrondgegevens gebruikt dan dat er in de enquête waren opgenomen. De niet-gebruikte achtergrondgegevens waren voor de zekerheid opgenomen in de enquête. Geboortejaar, aantal behaalde studiepunten en het geboorteland van beide ouders zijn niet gebruikt. Veel studenten vonden het namelijk lastig om aan te geven hoeveel studiepunten ze hebben behaald. Daarnaast was de groep studenten met ouders die in het buitenland zijn geboren klein en te divers: het meenemen van dit kenmerk zou leiden tot het moeten vergelijken van meerdere kleine groepen, ten opzichte van de grote groep studenten met Nederlandse ouders. De vragen die hierop volgen hebben allen betrekking op de kenmerken en vaardigheden. Deze zullen hieronder apart worden besproken. Met betrekking tot elk kenmerk werd gevraagd om aan te geven hoe belangrijk de student dit kenmerk vond bij docenten, op een schaal van 1 (zeer onbelangrijk) tot en met 5 (zeer belangrijk). Daarnaast werd met betrekking tot deze items gevraagd om aan te geven hoe tevreden de student over de (aanwezigheid van de) verschillende kenmerken was. Wederom werd een schaal van 1 (zeer ontevreden) to en met 5 (zeer tevreden) gebruikt. Een hogere score op belangrijkheid betekent in alle gevallen dat studenten dit kenmerk belangrijker vinden. Bij minder belangrijke kenmerken vindt de groep studenten met de hoogste score het kenmerk als het ware het 'minst onbelangrijk'. Dit geldt ook voor tevredenheid. Kenmerken zijn toegewezen aan een categorie op basis van de indeling van Eble (1971).
20
In overleg met onze Raad van Advies zijn enkele kenmerken aangepast, verwijderd of zijn er nieuwe kenmerken toegevoegd. Deze nieuwe kenmerken zijn naar eigen inzicht geplaatst onder één van de categorieën. Tot slot was er op de enquête de mogelijkheid om zelf een kenmerk toe te voegen en hierbij de belangrijkheid en tevredenheid aan te geven. 4.3.1 Organisatorische vaardigheden De
volgende
kenmerken
zijn
opgenomen
in
de
enquête
als
'organisatorische
vaardigheden': 'geeft aan wat hij/zij belangrijke lesstof vindt', 'geeft duidelijke uitleg', 'noemt leerdoelen van de colleges', 'vat belangrijke onderdelen samen', 'is goed voorbereid', 'geeft colleges met een duidelijke structuur', 'is gemotiveerd om goede colleges te geven', 'biedt de presentatie vooraf aan', 'geeft nauwkeurig antwoord op vragen', 'is buiten de colleges goed bereikbaar', 'is nauwkeurig en geordend', 'houdt zich aan de planning van zijn colleges' en 'gebruikt een goede (powerpoint)presentatie'. 4.3.2 Analytische vaardigheden De volgende kenmerken zijn opgenomen in de enquête als 'analytische vaardigheden': 'verwijst naar meer verdiepende literatuur', 'staat open voor andere meningen', 'verduidelijkt de stof met voorbeelden', 'koppelt de lesstof aan actualiteiten', 'zet meerdere theorieën tegenover elkaar' en 'heeft een uitgebreid vocabulaire'. 4.3.3 Docent-groep interactie De volgende kenmerken zijn opgenomen in de enquête als 'docent-groep interactie': 'moedigt groepsdiscussie aan', 'laat studenten hun kennis en ervaring delen', 'weet of studenten hem/haar begrijpen', 'reflecteert na afloop van de colleges'. 4.3.4 Docent-student interactie De volgende kenmerken zijn opgenomen in de enquête als 'docent-student interactie': 'is geïnteresseerd in studenten', 'kan goed omgaan/communiceren met studenten' en 'kan zich inleven in het leven van studenten'. 4.3.5 Persoonlijkheid De volgende kenmerken zijn opgenomen in de enquête als 'persoonlijkheid': 'is energiek', 'heeft plezier in het lesgeven', 'is enthousiast', 'lijkt zelfverzekerd te zijn', 'varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat', 'heeft gevoel voor humor', 'is vriendelijk', 'is sympathiek' en 'straalt autoriteit uit'.
21
4.4
Analyses
De vragen zijn geanalyseerd met behulp van het statistische programma PASW Statistics 18.0 (SPSS). Voor elke analyse is een alfa van 5% gebruikt. Van de afzonderlijke kenmerken per categorie is de gemiddelde score berekend, zodat ook de categorieën geanalyseerd konden worden. De kenmerken werden tevens afzonderlijk in de analyses opgenomen. Voor het bepalen van een volgorde werden de gemiddelde scores geordend zonder dat hier verdere analyses aan te pas kwamen. Om na te gaan of deze gemiddelde scores verschillen tussen groepen zijn variatieanalyses uitgevoerd.
22
5.
Resultaten
Als eerste zullen de resultaten van de gehele steekproef aan bod komen. zonder onderscheid te maken naar faculteit, geslacht en/of studiejaar. Vervolgens zal dit onderscheid wel worden gemaakt. Voor alle groepen zal er eerst een overzicht worden gegeven van de volgorde die studenten toekennen aan de vijf categorieën met kenmerken en vaardigheden (organisatorische vaardigheden, analytische vaardigheden, docent-groep interactie, docent-student interactie en persoonlijkheid). Na het overzicht per categorie, wordt per groep - wederom eerst de totale steekproef, daarna per faculteit, geslacht of studiejaar - een top vijf gegeven van de kenmerken die het meest en het minst belangrijk worden gevonden. Ten slotte wordt voor elke groep een top vijf gegeven voor de kenmerken waar de meeste tevredenheid over is en een top vijf voor de minste tevredenheid. Er zal daarbij een terugkoppeling worden gemaakt naar de belangrijkheid van kenmerken. Tevens zal er worden nagegaan of er significante verschillen tussen de groepen zijn voor de genoemde resultaten. De weergave voor faculteiten wijkt enigszins af van de weergave voor studiejaar en geslacht, vanwege de grote hoeveelheid groepen (zeven faculteiten). Waar voor de andere groepen verschillen tussen groepen meteen af te lezen zijn, worden gegevens voor faculteiten per faculteit afzonderlijk aangeboden. Wanneer er meer dan vijf kenmerken worden genoemd, komt dit doordat meerdere kenmerken hetzelfde gemiddelde hebben.
5.1
Totale steekproef
Belangrijkheid categorieën De totale groep studenten hecht de meeste waarde aan organisatorische vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 2).
23
Belangrijkheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
4,14 3,67
Organisatorisch
Analytisch
3,47
3,84
3,85
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Figuur 2. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor de totale steekproef.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken De gehele groep studenten, waarbij dus geen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende groepen, hecht de meeste waarde aan het geven van een duidelijke uitleg (zie Figuur 3). Dit wordt gevolgd door een goede voorbereiding, het geven van colleges met een duidelijke structuur, het samenvatten van belangrijke onderdelen en het verduidelijken van de stof met voorbeelden. Studenten vinden het in vergelijking met de andere kenmerken minder belangrijk dat docenten na afloop van een college reflecteren. Dit kenmerk wordt van alle 35 kenmerken als het minst belangrijk beoordeeld door de totale groep. Andere kenmerken en vaardigheden die studenten in verhouding minder wensen te zien bij colleges is het verwijzen naar meer verdiepende literatuur, het laten delen van kennis en ervaring door studenten, het aanmoedigen van groepsdiscussie en het hebben van een uitgebreid vocabulaire.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 geeft duidelijke uitleg is goed voorbereid geeft colleges met een duidelijke structuur vat belangrijke onderdelen samen verduidelijkt de stof met voorbeelden
4,86 4,53 4,46 4,44 4,44
verwijst naar meer verdiepende literatuur laat studenten hun kennis en ervaring delen moedigt groepsdiscussie aan heeft een uitgebreid vocabulaire reflecteert na afloop van de colleges Meest belangrijk
3,3 3,27 3,24 3,19 3,03 Minst belangrijk
Figuur 3. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens de totale steekproef.
24
Tevredenheid categorieën De studenten in de totale steekproef zijn het meest tevreden over organisatorische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, analytische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 4).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4
3,6
3,53 3,17
3,5
3,37
3,59
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 4. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor de totale steekproef.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten zijn het meest tevreden over de goede voorbereiding van docenten en het verduidelijken van de stof met voorbeelden (zie Figuur 5). Dit zijn beide kenmerken die door de studenten ook als belangrijk werden beoordeeld. Daarnaast zijn studenten tevreden over de vriendelijkheid van docenten, hun vocabulaire en het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie. Minder tevreden zijn de studenten over de interesse die docenten tonen in studenten en over de inleving van docenten in het leven van studenten. Tevens zijn zij minder tevreden over het aanmoedigen van groepsdiscussie, het laten delen van kennis en ervaring door studenten en het reflecteren na afloop van een college. Deze laatste drie kenmerken worden door hen ook als minder belangrijk gezien.
25
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden is vriendelijk heeft een uitgebreid vocabulaire gebruikt een goede (powerpoint)presentatie
3,98 3,90 3,84 3,84 3,76
is geïnteresseerd in studenten kan zich inleven in het leven van studenten moedigt groepsdiscussie aan laat studenten hun kennis en ervaring delen reflecteert na afloop van de colleges
3,26 3,26 3,17 3,14 3,12
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 5. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens de totale steekproef.
5.2
Faculteiten
Bètawetenschappen Belangrijkheid categorieën Studenten
bètawetenschappen
hechten
de
meeste
waarde
aan
organisatorische
vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 6).
Belangrijkheid categorieën 5 4,5
4,19
4
3,81
3,57
3,47
Analytisch
Docent-groep interactie
3,5
3,91
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 6. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor Bètawetenschappers.
26
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken Een overzicht van de kenmerken van docenten die studenten van de faculteit Bètawetenschappen het meest belangrijk vinden, is weergegeven in Figuur 7. Studenten van de faculteit Bètawetenschappen vinden het geven van een duidelijke uitleg het meest belangrijk. Dit wordt gevolgd door het geven van colleges met een duidelijke structuur, het verduidelijken van de stof met voorbeelden, een goede voorbereiding van het college en plezier hebben in het lesgeven. De kenmerken die bètawetenschappers in vergelijking met andere kenmerken minder belangrijk vinden voor docenten zijn het hebben van een uitgebreid vocabulaire, het koppelen van de lesstof aan actualiteiten, het aanmoedigen van groepsdiscussie, het laten delen van kennis en ervaring door studenten en het verwijzen naar meer verdiepende literatuur.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
Geeft duidelijke uitleg Geeft colleges met een duidelijke structuur Verduidelijkt de stof met voorbeelden Is goed voorbereid Heeft plezier in het lesgeven
4,5
5
4,83 4,54 4,45 4,43 4,38
Heeft een uitgebreid vocabulaire Koppelt de lesstof aan actualiteiten Moedigt groepsdiscussie aan Laat studenten hun kennis en ervaring delen Verwijst naar meer verdiepende literatuur Meest belangrijk
4
3,2 3,2 3,16 3,12 3,05 Minst belangrijk
Figuur 7. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens studenten Bètawetenschappen.
Tevredenheid categorieën Studenten
van
de
faculteit
Bètawetenschappen
zijn
het
meest
tevreden
over
organisatorische vaardigheden en persoonlijkheid. Deze worden gevolgd door analytische vaardigheden en docent-student interactie. Bètawetenschappers zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 8).
27
Tevredenheid categorieën 5 4,5 3,72
4
3,6
3,5
3,72
3,58
3,37
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 8. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor Bètawetenschappers.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten van de faculteit Bètawetenschappen zijn tevreden over de voorbereiding van docenten en verduidelijking van de stof met voorbeelden (zie Figuur 9). Deze twee kenmerken vinden ze ook erg belangrijk. Daarnaast zijn deze studenten tevreden over de vriendelijkheid
van
docenten,
het
houden
aan
de
planning
van
colleges,
de
zelfverzekerdheid van docenten en het vocabulaire van docenten. Dit laatste kenmerk vinden de studenten echter minder belangrijk. Bètawetenschappers zijn minder tevreden over het verwijzen naar meer verdiepende literatuur, het koppelen van de lesstof aan actualiteiten, het aanmoedigen van groepsdiscussie en het laten delen van kennis en ervaring door studenten.
Deze vier kenmerken vinden de studenten ook het minst
belangrijk. Daarnaast zijn studenten van de faculteit Bètawetenschappen minder tevreden over het tegenover elkaar zetten van meerdere theorieën.
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid heeft een uitgebreid vocabulaire is vriendelijk verduidelijkt de stof met voorbeelden houdt zich aan de planning van zijn colleges lijkt zelfverzekerd te zijn
4,06 3,95 3,94 3,90 3,87 3,87
zet meerdere theorieën tegenover elkaar verwijst naar meer verdiepende literatuur koppelt de lesstof aan actualiteiten moedigt groepsdiscussie aan laat studenten hun kennis en ervaring delen Meest tevreden
3,42 3,41 3,33 3,24 3,22 Minst tevreden
Figuur 9. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten Bètawetenschappen.
28
Diergeneeskunde Belangrijkheid categorieën Studenten
Diergeneeskunde
hechten
de
meeste
waarde
aan
organisatorische
vaardigheden, gevolgd door docent-student interactie en persoonlijkheid. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 10).
Belangrijkheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
4,25
Organisatorisch
4,03 3,62
3,54
Analytisch
Docent-groep interactie
4
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 10. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Diergeneeskunde.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken Wederom wordt het kenmerk 'geeft duidelijke uitleg' als meest belangrijke kenmerk genoemd. Daarnaast worden het samenvatten van belangrijke onderdelen, een goede voorbereiding, verduidelijking van de stof met voorbeelden en plezier hebben in het lesgeven door deze studenten als belangrijk gezien. Ook voor deze groep geldt dat reflectie na afloop, een uitgebreid vocabulaire, aanmoediging van groepsdiscussie, het vragen naar kennis en ervaring van studenten en het verwijzen naar verdiepende literatuur in vergelijking met de andere kenmerken minder belangrijk zijn. In Figuur 11 is de belangrijkheid voor studenten van de faculteit Diergeneeskunde weergegeven.
29
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
Geeft duidelijke uitleg Vat belangrijke onderdelen samen Is goed voorbereid Verduidelijkt de stof met voorbeelden Heeft plezier in het lesgeven
5
4,91 4,6 4,56 4,52 4,49
Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Moedigt groepsdiscussie aan Laat studenten hun kennis en ervaring delen Verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,42 3,33 3,3 3,25 2,75
Meest belangrijk
Minst belangrijk
Figuur 11. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens studenten Diergeneeskunde.
Tevredenheid categorieën Studenten
van
de
faculteit
Diergeneeskunde
zijn
het
meest
tevreden
over
organisatorische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, analytische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 12).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 3,7
4
3,49
3,5
3,59
3,44
3,24
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 12. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Diergeneeskunde.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten
van
de faculteit
Diergeneeskunde zijn
het
meest
tevreden
over
de
voorbereiding van docenten en het verduidelijken van de stof met voorbeelden, twee kenmerken
die
zij
ook
als
belangrijk
beoordelen.
Daarnaast
zijn
studenten
30
Diergeneeskunde tevreden over het geven van colleges met een duidelijke structuur, het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie en de vriendelijkheid van docenten. Diergeneeskundestudenten zijn daarentegen minder tevreden over het inleven van docenten in het leven van studenten, de geïnteresseerdheid van docenten in studenten, de variatie in snelheid en toon waarop docenten praten en het tegenover elkaar zetten van meerdere theorieën. Tevens zijn zij minder tevreden over reflecteren na afloop van de colleges en het aanmoedigen van groepsdiscussie, twee kenmerken die door deze studenten ook worden gezien als minder belangrijk. De tevredenheid is ook weergegeven in Figuur 13.
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 gebruikt een goede (powerpoint)presentatie is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden geeft colleges met een duidelijke structuur is vriendelijk
4,04 4,04 3,95 3,90 3,89
kan zich inleven in het leven van studenten varieert de snelheid en toon waarop hij/zij… is geïnteresseerd in studenten reflecteert na afloop van de colleges zet meerdere theorieën tegenover elkaar moedigt groepsdiscussie aan Meest tevreden
3,31 3,31 3,31 3,19 3,15 3,05 Minst tevreden
Figuur 13. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten Diergeneeskunde.
Geesteswetenschappen Belangrijkheid categorieën Studenten Geesteswetenschappen hechten de meeste waarde aan organisatorische vaardigheden, gevolgd door docent-student interactie en persoonlijkheid. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 14).
31
Belangrijkheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
4,07 3,72
Organisatorisch
Analytisch
3,85
3,54
3,78
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Figuur 14. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geesteswetenschappen.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken De vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens Geesteswetenschappers zijn weergegeven in Figuur 15. Zij hechten de meeste waarde aan een duidelijke uitleg van docenten. Ook deze studenten vinden daarnaast een goede voorbereiding, een duidelijke structuur in de colleges, plezier in het lesgeven en verduidelijking van de stof met voorbeelden belangrijk. Voor studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn reflecteren na afloop van colleges, een uitgebreide vocabulaire, verwijzen naar meer verdiepende literatuur, variëren van de snelheid en toon waarop docenten praten en het vooraf aanbieden van de presentatie minder belangrijk.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
Geeft duidelijke uitleg Is goed voorbereid Geeft colleges met een duidelijke structuur Heeft plezier in het lesgeven Verduidelijkt de stof met voorbeelden
4,5
5
4,8 4,51 4,41 4,41 4,37
Varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Verwijst naar meer verdiepende literatuur Biedt de presentatie vooraf aan Meest belangrijk
4
3,3 3,29 3,28 3,19 2,95 Minst belangrijk
Figuur 15. Gemiddelden voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken, volgens studenten Geesteswetenschappen.
32
Tevredenheid categorieën Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn het meest tevreden over persoonlijkheid. Dit wordt gevolgd door analytische vaardigheden, organisatorische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 16).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4
3,52
3,61
Organisatorisch
Analytisch
3,37
3,28
3,5
3,64
3 2,5 2 1,5 1
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 16. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geesteswetenschappen.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn tevreden over de goede voorbereiding van docenten, verduidelijking van de stof met voorbeelden en plezier hebben in het lesgeven. Deze drie kenmerken vinden zij ook belangrijk. Daarnaast zijn de studenten tevreden over de vriendelijkheid van docenten en hun vocabulaire. Het hebben van een uitgebreid vocabulaire vinden ze echter minder belangrijk. Minder tevreden zijn zij over het reflecteren na afloop van colleges, iets waarvan zij aangeven het
ook
minder
belangrijk
te
vinden.
Ook
zijn
studenten
van
de
faculteit
Geesteswetenschappen minder tevreden over het noemen van leerdoelen van colleges, het weten of studenten de docent begrijpen, het inleven van de docent in het leven van studenten en het vooraf aanbieden van de presentatie. Dit laatste vinden de studenten ook minder belangrijk. De tevredenheid van Geesteswetenschappers is ook weergegeven in Figuur 17.
33
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid heeft een uitgebreid vocabulaire is vriendelijk verduidelijkt de stof met voorbeelden heeft plezier in het lesgeven
3,96 3,89 3,88 3,84 3,81
noemt leerdoelen van de colleges weet of studenten hem/haar begrijpen kan zich inleven in het leven van studenten reflecteert na afloop van de colleges biedt de presentatie vooraf aan
3,25 3,21 3,21 3,08 2,89
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 17. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten Geesteswetenschappen.
Geneeskunde Belangrijkheid categorieën Studenten Geneeskunde hechten de meeste waarde aan organisatorische vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 18).
Belangrijkheid categorieën 5 4,5
4,26
4
3,51
3,5
3,65
3,7
3,28
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Figuur 18. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geneeskunde.
34
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken Voor Geneeskundestudenten zijn de belangrijkste kenmerken het geven van een duidelijke uitleg, een goede structuur, het samenvatten van belangrijke onderdelen, aangeven wat de docent ziet als de belangrijkste lesstof en het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie (zie Figuur 19). Geneeskundestudenten vinden koppeling van de lesstof aan actualiteiten minder belangrijk, net als reflecteren na afloop van colleges, het laten delen van kennis en ervaring door studenten, het verwijzen naar meer verdiepende literatuur en het aanmoedigen van groepsdiscussie.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
geeft duidelijke uitleg geeft aan wat hij/zij belangrijke lesstof vindt geeft colleges met een duidelijke structuur vat belangrijke onderdelen samen gebruikt een goede (powerpoint)presentatie
4,5
5
4,86 4,57 4,55 4,5 4,46
koppelt de lesstof aan actualiteiten reflecteert na afloop van de colleges laat studenten hun kennis en ervaring delen verwijst naar meer verdiepende literatuur moedigt groepsdiscussie aan Meest belangrijk
4
3,13 3,09 3,01 2,99 2,79 Minst belangrijk
Figuur 19. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken, volgens studenten Geneeskunde.
Tevredenheid categorieën Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn het meest tevreden over organisatorische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, analytische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 20).
35
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4
3,78
3,48
3,5
3,54
3,28
3,12
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 20. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geneeskunde.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn tevreden over de duidelijkheid van de uitleg van docenten en het gebruiken van een goede (powerpoint)presentatie (zie Figuur 21). Deze kenmerken werden door hen ook als belangrijk beoordeeld. Ook zijn ze tevreden over de voorbereiding van docenten, het verduidelijken van de stof met voorbeelden en het vooraf aanbieden van de presentatie. De studenten zijn minder tevreden over het tegenover elkaar zetten van meerdere theorieën. Daarnaast zijn ze minder tevreden over het reflecteren na afloop van colleges, het koppelen van lesstof aan actualiteiten, het aanmoedigen van groepsdiscussie en het laten delen van kennis en ervaring door studenten. Deze vier kenmerken worden ook als minder belangrijk beschouwd door studenten van de faculteit Geneeskunde.
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 verduidelijkt de stof met voorbeelden is goed voorbereid gebruikt een goede (powerpoint)presentatie biedt de presentatie vooraf aan geeft duidelijke uitleg
4,17 4,16 3,98 3,95 3,88
zet meerdere theorieën tegenover elkaar reflecteert na afloop van de colleges koppelt de lesstof aan actualiteiten moedigt groepsdiscussie aan laat studenten hun kennis en ervaring delen Meest tevreden
3,1 3,06 3,04 3,04 3 Minst tevreden
Figuur 21. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten van de faculteit Geneeskunde.
36
Geowetenschappen Belangrijkheid categorieën Studenten
Geowetenschappen
hechten
de
meeste
waarde
aan
organisatorische
vaardigheden, gevolgd door docent-student interactie en persoonlijkheid. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 22).
Belangrijkheid categorieën 5 4,5
4,02
4
3,6
3,5
3,69
3,8
3,34
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 22. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geowetenschappen.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken Geowetenschappers geven aan dat voor hen een duidelijke uitleg het meest belangrijk is. Daarnaast zijn voor studenten van de faculteit Geowetenschappen ook een goede voorbereiding, verduidelijking van de stof met voorbeelden, het geven van colleges met een duidelijke structuur en plezier in het lesgeven belangrijk. Dit is ook te zien in Figuur 23. Geowetenschappers vinden het in vergelijking met andere kenmerken minder belangrijk dat de (powerpoint)presentatie vooraf wordt aangeboden. Ook vinden deze studenten een uitgebreid vocabulaire, reflectie na afloop en het delen van kennis en ervaring door studenten minder belangrijk. Het minst belangrijke kenmerk voor studenten van de faculteit Geowetenschappen is het verwijzen naar meer verdiepende literatuur.
37
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
geeft duidelijke uitleg is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden geeft colleges met een duidelijke structuur heeft plezier in het lesgeven
4,5
5 4,84
4,43 4,37 4,36 4,35
heeft een uitgebreid vocabulaire biedt de presentatie vooraf aan reflecteert na afloop van de colleges laat studenten hun kennis en ervaring delen verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,14 3,11 3,11 2,96 2,91
Meest belangrijk
Minst belangrijk
Figuur 23. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens Geowetenschappers.
Tevredenheid categorieën Studenten
van
de
faculteit
Geowetenschappen
zijn
het
meest
tevreden
over
organisatorische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, analytische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 24).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
3,51
3,37 2,96
Organisatorisch
Analytisch
3,23
3,47
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Figuur 24. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Geowetenschappen.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Geowetenschappers zijn tevreden over de voorbereiding van docenten, iets wat ze ook belangrijk vinden. Daarnaast zijn ze tevreden over de vriendelijkheid van docenten, het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie, de zelfverzekerdheid van docenten en het vocabulaire van docenten. Dit laatste vinden Geowetenschappers echter minder belangrijk. Studenten van de faculteit Geowetenschappen zijn minder tevreden over
38
reflecteren na afloop van de colleges, het laten delen van kennis en ervaring door studenten
en
het
vooraf
aanbieden
van
de
(powerpoint)presentatie.
Deze
drie
kenmerken worden door de studenten ook als minder belangrijk gezien. Verder zijn Geowetenschappers minder tevreden over het weten of studenten de docent begrijpen en het aanmoedigen van groepsdiscussie. De tevredenheid over kenmerken voor de faculteit Geowetenschappen is ook weergegeven in Figuur 25.
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is vriendelijk is goed voorbereid gebruikt een goede (powerpoint)presentatie heeft een uitgebreid vocabulaire lijkt zelfverzekerd te zijn
3,93 3,90 3,82 3,72 3,69
weet of studenten hem/haar begrijpen reflecteert na afloop van de colleges biedt de presentatie vooraf aan moedigt groepsdiscussie aan laat studenten hun kennis en ervaring delen Meest tevreden
3,06 3,01 2,94 2,93 2,86 Minst tevreden
Figuur 25. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens Geowetenschappers.
Recht, Economie, Bestuur & Organisatie
Belangrijkheid categorieën Studenten van de faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie (REBO) hechten de meeste waarde aan
organisatorische vaardigheden, gevolgd door docent-student
interactie en persoonlijkheid. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 26).
39
Belangrijkheid categorieën 5 4,5
4,07
4
3,64
3,69
3,42
3,5
3,69
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 26. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit REBO.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken De afzonderlijke kenmerken die studenten van de faculteit Recht, Economie, Bestuur & Organisatie (REBO) het meest belangrijk vinden, zijn het geven van een duidelijke uitleg, het samenvatten van belangrijke onderdelen, een goede voorbereiding, verduidelijking van de stof met voorbeelden en het geven van colleges met een duidelijke structuur. De kenmerken die REBO-studenten het minst belangrijk vinden, zijn reflecteren na afloop, studenten kennis en ervaring laten delen, groepsdiscussie aanmoedigen, verwijzen naar meer verdiepende literatuur en het hebben van gevoel voor humor. Dit is ook te zien in Figuur 27.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
geeft duidelijke uitleg vat belangrijke onderdelen samen is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden geeft colleges met een duidelijke structuur
4,5
5
4,77 4,56 4,49 4,39 4,32
reflecteert na afloop van de colleges heeft gevoel voor humor laat studenten hun kennis en ervaring delen moedigt groepsdiscussie aan verwijst naar meer verdiepende literatuur Meest belangrijk
4
3,26 3,26 3,17 3,16 2,89 Minst belangrijk
Figuur 27. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens studenten van de REBO.
40
Tevredenheid categorieën Studenten van de REBO zijn het meest tevreden over analytische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, organisatorische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 28).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4 3,5
3,41
3,54
Organisatorisch
Analytisch
3,15
3,25
3,49
3 2,5 2 1,5 1
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 28. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit REBO.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten van de REBO zijn tevreden over de voorbereiding van docenten, de verduidelijking van de stof met voorbeelden en het geven van colleges met een duidelijke structuur, drie kenmerken die ook belangrijk worden geacht door deze studenten. Daarnaast zijn de studenten tevreden over het vocabulaire, de vriendelijkheid en de zelfverzekerdheid van docenten. Minder tevreden zijn ze over het laten delen van kennis en ervaring door studenten, het reflecteren na afloop van colleges en het verwijzen naar meer verdiepende literatuur, drie kenmerken die door hen als minder belangrijk worden beoordeeld. Tevens zijn ze minder tevreden over de geïnteresseerdheid van docenten in studenten en het noemen van leerdoelen van de colleges. De tevredenheid voor studenten van de REBO is ook weergegeven in Figuur 29.
41
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden heeft een uitgebreid vocabulaire is vriendelijk lijkt zelfverzekerd te zijn geeft colleges met een duidelijke structuur
3,93 3,76 3,67 3,67 3,66 3,66
laat studenten hun kennis en ervaring delen is geïnteresseerd in studenten reflecteert na afloop van de colleges noemt leerdoelen van de colleges verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,14 3,11 3,07 3,07 3,02
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 29. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten van de REBO.
Sociale Wetenschappen
Belangrijkheid categorieën Sociale Wetenschappers hechten de meeste waarde aan organisatorische vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 30).
Belangrijkheid categorieën 5 4,5
4,21 3,78
4 3,5
3,93
3,97
3,48
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 30. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen.
42
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken In Figuur 31 wordt voor studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen weergegeven welke vijf kenmerken zij het meest en minst belangrijk vinden bij docenten. De kenmerken die deze studenten het meest belangrijk vinden, zijn het geven van een duidelijke uitleg, een goede voorbereiding, verduidelijking van de stof met voorbeelden, plezier in het lesgeven en het samenvatten van belangrijke onderdelen. Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen vinden reflectie, een uitgebreid vocabulaire, het aanmoedigen van groepsdiscussie, het delen van kennis en ervaring en het verwijzen naar meer verdiepende literatuur minder belangrijk.
Top 5 meest en minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
Geeft duidelijke uitleg Is goed voorbereid Verduidelijkt de stof met voorbeelden Heeft plezier in het lesgeven Vat belangrijke onderdelen samen
4,5
5 4,93 4,67 4,61 4,57 4,56
Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Moedigt groepsdiscussie aan Laat studenten hun kennis en ervaring delen Verwijst naar meer verdiepende literatuur Meest belangrijk
4
3,39 3,31 3,18 3,15 3,10 Minst belangrijk
Figuur 31. Gemiddelde scores voor de vijf meest en minst belangrijke kenmerken volgens studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen.
Tevredenheid categorieën Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen zijn het meest tevreden over analytische vaardigheden. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid, organisatorische vaardigheden en docent-student interactie. De studenten zijn het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 32).
43
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4
3,61
3,57
3,58
3,39
3,5
3,05
3 2,5 2 1,5 1
Organisatorisch
Analytisch
Docent-groep interactie
Docent-student Persoonlijkheid interactie
Figuur 32. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen.
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen zijn tevreden over het verduidelijken van de stof met voorbeelden en de voorbereiding van docenten (zie Figuur 33). Deze twee kenmerken zijn voor hen ook belangrijk. Verder zijn ze tevreden over de vriendelijkheid van docenten en het volgen van de planning tijdens colleges. Ten slotte zijn ze ook tevreden over het vocabulaire van docenten, hoewel ze aangeven dit minder belangrijk te vinden. Daarentegen zijn deze studenten minder tevreden over reflecteren na afloop van colleges, het laten delen van kennis en ervaring door studenten en het aanmoedigen van groepsdiscussie. Deze kenmerken vinden ze ook minder belangrijk. Daarnaast zijn Sociale Wetenschappers minder tevreden over de geïnteresseerdheid van docenten in studenten en het weten of de studenten de docent begrijpen.
Top 5 meest en minst tevreden 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 verduidelijkt de stof met voorbeelden is goed voorbereid heeft een uitgebreid vocabulaire is vriendelijk houdt zich aan de planning van zijn colleges
4,01 3,93 3,92 3,89 3,82
is geïnteresseerd in studenten weet of studenten hem/haar begrijpen reflecteert na afloop van de colleges laat studenten hun kennis en ervaring delen moedigt groepsdiscussie aan Meest tevreden
3,23 3,21 3,1 3 2,91 Minst tevreden
Figuur 33. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen.
44
5.3
Verschillen tussen faculteiten
Belangrijkheid categorieën Voor alle categorieën is nagegaan of er verschillen in aangegeven belangrijkheid zijn tussen faculteiten. Organisatorische vaardigheden worden door studenten van de faculteiten
Geneeskunde,
Diergeneeskunde,
Bètawetenschappen
en
Sociale
Wetenschappen significant belangrijker gevonden dan door studenten van de faculteiten REBO, Geesteswetenschappen en Geowetenschappen. Binnen deze tweedeling worden geen verdere verschillen gevonden. Analytische vaardigheden zijn voor studenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen het meest belangrijk. Sociale Wetenschappers vinden deze vaardigheden significant belangrijker dan studenten van de andere faculteiten, met uitzondering van Geesteswetenschappers. Daarnaast zijn analytische vaardigheden voor studenten van de faculteit Geesteswetenschappen significant belangrijker dan voor studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Geowetenschappen en Geneeskunde. Docent-groep interactie is voor studenten van de faculteiten Geneeskunde en Geowetenschappen minder belangrijk dan voor studenten van de andere faculteiten. Studenten van de faculteit Geneeskunde vinden deze categorie significant minder belangrijk dan studenten van de andere faculteiten, met uitzondering van studenten van de REBO en Geowetenschappers. Daarnaast vinden studenten van de faculteit Geowetenschappen deze categorie significant minder belangrijk dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde en Geesteswetenschappen. Tussen de overige faculteiten worden geen verschillen gevonden. Docent-student interactie is vooral belangrijk voor studenten van de faculteit Diergeneeskunde. Zij vinden deze categorie significant belangrijker dan de andere faculteiten, met uitzondering van Sociale Wetenschappen. Sociale Wetenschappers, op hun beurt, vinden docentstudent interactie significant belangrijker dan studenten van de faculteiten Geneeskunde, Geowetenschappen en de REBO. Persoonlijkheid wordt ook vooral door studenten van de faculteit Diergeneeskunde belangrijk gevonden. Zij beoordelen deze categorie als significant meer belangrijk dan studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Geowetenschappen, Geesteswetenschappen, Geneeskunde en de REBO. Meest belangrijke kenmerken Hoewel de top 5 met meest belangrijke kenmerken niet voor alle faculteiten gelijk is, wil dit niet zeggen dat de verschillen tussen faculteiten significant zijn. Daarom worden alle kenmerken die bij tenminste één faculteit in de top 5 met meest belangrijke kenmerken staan, meegenomen in een analyse om na te gaan of studenten van verschillende faculteiten hier een significant andere mening over hebben. De kenmerken die in de top
45
5 met meest belangrijke kenmerken zijn opgenomen, zijn de vijf kenmerken met de hoogste gemiddelde score. Studenten van de faculteit Geneeskunde vinden het aangeven van belangrijke lesstof significant belangrijker dan studenten van de andere faculteiten. Daarnaast vinden studenten van de faculteit Diergeneeskunde dit kenmerk significant meer belangrijk dan studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen. De overige faculteiten verschillen niet significant van elkaar en vinden het aangeven van belangrijke lesstof hierdoor even belangrijk. Het
geven
van
een
duidelijke
uitleg
is
significant
belangrijker
voor
Sociale
Wetenschappers en studenten van de faculteit Diergeneeskunde, dan voor studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen en de REBO. Tussen de andere faculteiten zijn geen verschillen gevonden. Het kenmerk plezier hebben in het lesgeven is het meest belangrijk voor studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen. Zij vinden dit significant belangrijker dan de andere faculteiten, met uitzondering van Diergeneeskunde. Studenten van de faculteiten Diergeneeskunde en Geesteswetenschappen vinden dit kenmerk significant belangrijker dan studenten van de faculteiten Geneeskunde en de REBO. Tussen de andere groepen worden geen verschillen gevonden. Studenten van de faculteiten Diergeneeskunde, Sociale Wetenschappen en de REBO hechten de meeste waarde aan het samenvatten van belangrijke onderdelen. De scores van deze studenten
lagen significant hoger dan de scores van de faculteiten
Geesteswetenschappen, Bètawetenschappen en Geowetenschappen. Daarnaast vinden studenten van de faculteit Geneeskunde het samenvatten van belangrijke onderdelen belangrijker dan studenten van de faculteit Geowetenschappen. Het verduidelijken van stof met voorbeelden is voor veel faculteiten even belangrijk. Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen vinden dit kenmerk het meest belangrijk. Hun gemiddelde is significant hoger dan het gemiddelde van de andere faculteiten,
met
uitzondering
van
Diergeneeskundestudenten.
Tevens
vinden
Diergeneeskundestudenten dit kenmerk belangrijker dan studenten van de faculteit Geesteswetenschappen. Tussen de andere groepen worden geen significante verschillen gevonden. Een goede voorbereiding van docenten is voor studenten van Sociale Wetenschappen significant belangrijker dan voor studenten van andere faculteiten, met uitzondering van Diergeneeskundestudenten.
Tussen
de
andere
groepen
worden
geen
significante
verschillen gevonden.
46
Voor studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Geneeskunde en Sociale Wetenschappen is het geven van colleges met een duidelijke structuur significant belangrijker
dan
voor
studenten
Geowetenschappen en de REBO.
van
de
faculteiten
Geesteswetenschappen,
Geen enkele groep verschilde van studenten van de
faculteit Diergeneeskunde. Het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie is vooral belangrijk voor studenten van de faculteit Geneeskunde, Sociale Wetenschappen en Diergeneeskunde. Hun gemiddelden verschillen niet significant van elkaar. Studenten van de faculteiten Geowetenschappen, de REBO en Geesteswetenschappen vinden dit kenmerk minder belangrijk. Zij vinden het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie significant minder
belangrijk
dan
studenten
van
de
faculteiten
Geneeskunde,
Sociale
Wetenschappen en Bètawetenschappen. Tevens is dit kenmerk significant minder belangrijk
voor
studenten
van
de
REBO
en
Geesteswetenschappen
dan
voor
Diergeneeskundestudenten. Minst belangrijke kenmerken Zoals net de significante verschillen tussen faculteiten zijn genoemd voor kenmerken die in de top 5 van meest belangrijke kenmerken voorkomen, zal dit nu worden gedaan voor alle kenmerken die terugkomen in minstens één top 5 van minst belangrijke kenmerken. De kenmerken die in de top 5 met minst belangrijke kenmerken zijn opgenomen, zijn de vijf kenmerken met de laagste gemiddelde score. Het verwijzen naar meer verdiepende literatuur is vooral voor studenten van de faculteit Diergeneeskunde minder belangrijk. Deze studenten vinden dit kenmerk significant minder belangrijk dan de andere faculteiten, met uitzondering van studenten van de REBO en Geowetenschappen. De gemiddelde scores van studenten van de REBO en Geowetenschappen verschillen echter niet significant van de andere faculteiten. Ook tussen de overige groepen worden geen significante verschillen gevonden. Studenten
van
de
faculteiten
Sociale
Wetenschappen,
Geneeskunde
en
Geowetenschappen vinden het laten delen van kennis en ervaring door studenten het minst belangrijk. Zij vinden dit kenmerk significant minder belangrijk dan studenten van de faculteit Geesteswetenschappen. Voor studenten van de faculteit Geneeskunde geldt dat zij het kenmerk ook significant minder belangrijk vinden dan studenten van de faculteit Diergeneeskunde. Geowetenschappers vinden dit kenmerk tevens minder belangrijk dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde en de REBO. Het
aanmoedigen
van
groepsdiscussie
wordt
door
studenten
van
de
faculteit
Geneeskunde het minst belangrijk gevonden. Deze studenten beoordelen dit kenmerk
47
significant minder belangrijk dan alle andere faculteiten. Voor studenten van de faculteit Geesteswetenschappen is dit kenmerk het minst onbelangrijk. Hun gemiddelde is significant hoger dan het gemiddelde van de andere faculteiten, met uitzondering van Diergeneeskunde. Studenten van de faculteit Diergeneeskunde vinden dit kenmerk alleen significant belangrijker dan studenten van de faculteit Geneeskunde. Het koppelen van de lesstof aan actualiteiten is voor studenten van de faculteit Geneeskunde het minst belangrijk. Zij beoordelen dit kenmerk significant lager dan studenten van de andere faculteiten, met uitzondering van Bètawetenschappers. Voor studenten van de faculteiten Geowetenschappen en de REBO is het koppelen van de lesstof aan actualiteiten het minst onbelangrijk. Zij beoordelen dit kenmerk als significant belangrijker dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde, Geesteswetenschappen, Bètawetenschappen en Geneeskunde. Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen vinden dit kenmerk ook significant belangrijk dan studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen, Bètawetenschappen en Geneeskunde. Zij verschillen echter niet met Diergeneeskunde. Studenten van de faculteiten Geowetenschappen en Geneeskunde vinden het reflecteren na afloop van colleges significant minder belangrijk dan studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Tussen de andere groepen worden geen significante verschillen gevonden. Deze groepen vinden reflecteren na afloop van colleges even belangrijk. Bij de belangrijkheid van het vooraf aanbieden van de presentatie is een tweedeling te zien. Studenten van de faculteiten Geowetenschappen en Geesteswetenschappen verschillen onderling niet, maar verschillen wel significant van de overige faculteiten. Geowetenschappers en Geesteswetenschappers vinden het vooraf aanbieden van de presentatie significant minder belangrijk dan studenten van de faculteiten Geneeskunde, de REBO, Diergeneeskunde, Bètawetenschappen en Sociale Wetenschappen. Tussen deze laatstgenoemde faculteiten zijn ook geen onderlinge verschillen gevonden. Het variëren van de snelheid en toon waarop een docent praat wordt door studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen, Geneeskunde en de REBO significant minder belangrijk gevonden dan door studenten van de faculteiten Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Daarnaast is het gemiddelde van Geowetenschappers ook lager dan het gemiddelde van studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen. Bètawetenschappers vinden dit kenmerk even belangrijk als alle andere groepen. Studenten van de REBO en van de faculteit Geneeskunde vinden het hebben van gevoel voor
humor
significant
minder
belangrijk
dan
studenten
van
de
faculteiten
48
Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Tussen de andere faculteiten worden geen significante verschillen gevonden. Tot slot zijn er geen significante verschillen tussen studenten van de verschillende faculteiten wanneer het gaat om het hebben van een uitgebreid vocabulaire. Voor studenten van alle faculteiten is dit even belangrijk. Tevredenheid categorieën Studenten van de faculteiten Geneeskunde, Bètawetenschappen en Diergeneeskunde zijn het meest tevreden over organisatorische vaardigheden. Zij zijn significant meer tevreden over deze categorie dan studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen, Geowetenschappen en de REBO. Daarnaast zijn studenten van de faculteit Geneeskunde ook significant meer tevreden over organisatorische vaardigheden dan studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen. Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn het meest tevreden over analytische vaardigheden. Zij waarderen deze categorie significant hoger dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde, Geneeskunde, Geowetenschappen en de REBO. Studenten van de faculteiten Bètawetenschappen en Sociale Wetenschappen zijn ook meer tevreden over deze categorie dan studenten van de faculteiten Geowetenschappen en de REBO. Studenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen en Geowetenschappen zijn het minst tevreden over docent-groep interactie. Studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Geesteswetenschappen en Diergeneeskunde zijn significant meer tevreden over deze categorie dan studenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen en Geowetenschappen. Daarnaast zijn studenten van
de
REBO
ook
significant
meer
tevreden
met
docent-groep
interactie
dan
Geowetenschappers. Bètawetenschappers zijn het meest tevreden over deze categorie. Zij zijn namelijk ook significant meer tevreden over deze categorie dan studenten van de faculteiten Geneeskunde en de REBO. Wat betreft de categorie persoonlijkheid, zijn studenten van de faculteiten Bètawetenschappen en Geesteswetenschappen het meest tevreden. Bètawetenschappers zijn significant meer tevreden over deze categorie dan studenten van de faculteiten Geneeskunde, Geowetenschappen, Sociale Wetenschappen en de REBO. Geesteswetenschappers zijn significant meer tevreden dan studenten van de faculteiten Geowetenschappen en de REBO. Kenmerken met meeste tevredenheid Voor de kenmerken waar de verschillende faculteiten het meest tevreden over zijn, is nagegaan of de scores tussen faculteiten significant van elkaar verschillen. Met andere woorden, er is gekeken of bepaalde faculteiten meer tevreden zijn over kenmerken dan andere faculteiten. De kenmerken die worden geclassificeerd als kenmerken waar
49
studenten het meest tevreden over zijn, zijn de vijf kenmerken met de hoogste gemiddelde score. Vrijwel alle faculteiten zijn even tevreden over de voorbereiding van docenten. Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn echter significant meer tevreden over de voorbereiding van docenten dan studenten van Geowetenschappen, REBO en Sociale Wetenschappen. Wat
betreft
het
vocabulaire
van
docenten,
zijn
studenten
van
de
faculteit
Geowetenschappen en de REBO hier minder tevreden over dan de andere faculteiten. Geowetenschappers zijn significant minder tevreden over het vocabulaire van docenten dan Bètawetenschappers en Sociale Wetenschappers. Studenten van de REBO zijn hierover significant minder tevreden dan studenten van Bètawetenschappen, Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen. Aangaande de vriendelijkheid van docenten zijn studenten van de faculteit Geneeskunde en de REBO significant minder tevreden dan studenten van andere faculteiten. Er zijn geen verschillen in tevredenheid tussen deze twee faculteiten. Veel studenten zijn tevreden met het verduidelijken van de stof met voorbeelden. Studenten van de faculteiten Geneeskunde, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen zijn hier het meest tevreden over. Studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen, Geowetenschappen en de REBO zijn hier minder tevreden over. Studenten van een aantal faculteiten geven aan tevreden te zijn over het volgen van de planning van colleges. Studenten van de faculteiten Bètawetenschappen
en Sociale
Wetenschappen zijn hier het meest tevreden over. Hun tevredenheid is significant hoger dan de tevredenheid van Diergeneeskunde, Geesteswetenschappen en de REBO. De REBO verschilt ook significant van Geneeskunde, waarbij REBO-studenten minder tevreden zijn. Studenten van de faculteit Bètawetenschappen en Geneeskunde zijn het meest tevreden over
de
zelfverzekerdheid
Wetenschappers
zijn
van
hier
docenten.
minder
Studenten
tevreden
over.
van De
de
REBO
en
tevredenheid
Sociale voor
Bètawetenschappen is significant hoger dan de tevredenheid van zowel REBO-studenten als studenten Sociale Wetenschappen. De tevredenheid voor studenten Geneeskunde is alleen significant hoger dan de tevredenheid van Sociale Wetenschappers. Er zijn geen verschillen tussen de andere groepen. Studenten van de faculteiten Diergeneeskunde en Geneeskunde zijn het meest tevreden over het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie. Hun tevredenheid over dit punt verschilt
significant
van
de
tevredenheid
van
studenten
van
de
faculteiten
50
Geesteswetenschappen,
de
REBO
en
Sociale
Wetenschappen.
Deze
laatste
drie
faculteiten zijn het minst tevreden over het gebruik van een goede presentatie. Diergeneeskundestudenten zijn het meest tevreden over de duidelijke structuur in colleges. Hun tevredenheid ligt significant hoger dan de tevredenheid van de faculteiten Geesteswetenschappen, Geowetenschappen, de REBO en Sociale Wetenschappen. Vooral Geesteswetenschappers en Geowetenschappers zijn minder tevreden over dit kenmerk. Hun
tevredenheid
is
significant
lager
dan
de
tevredenheid
van
de
faculteiten
Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn het meest tevreden over het verkrijgen van een duidelijke uitleg. Zij zijn significant meer tevreden hierover dan studenten van Geesteswetenschappen,
Geowetenschappen,
REBO
en
Sociale
Wetenschappen.
Studenten van de faculteit Geowetenschappen zijn hier het minst tevreden over. Hun tevredenheid is significant lager dan die van de faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Geneeskunde. Daarnaast is de tevredenheid van REBO-studenten betreffende
een
duidelijke
uitleg
significant
lager
dan
de
tevredenheid
van
Diergeneeskundestudenten. Faculteiten verschillen weinig in de tevredenheid over het plezier van de docent in het lesgeven. Geesteswetenschappen is het meest tevreden, maar deze tevredenheid is alleen significant hoger dan de tevredenheid van Geowetenschappen en de REBO. Deze groepen zijn het minst tevreden, maar deze tevredenheid is alleen significant lager dan de tevredenheid van Geesteswetenschappen. Kenmerken met minste tevredenheid Zoals hiervoor voor de kenmerken waar studenten het meest tevreden over zijn is gedaan, zal ook voor de kenmerken waar studenten het minst tevreden over zijn worden nagegaan
of
er
verschillen
zijn
tussen
faculteiten.
De
kenmerken
die
worden
geclassificeerd als kenmerken waar studenten het minst tevreden over zijn, zijn de vijf kenmerken met de laagste gemiddelde score. Veel faculteiten geven aan minder tevreden te zijn over het tegenover elkaar zetten van meerdere theorieën. Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn nog het meest tevreden hierover. Hun tevredenheid is significant hoger dan de tevredenheid van alle andere faculteiten. Daarnaast zijn studenten van de faculteiten Bètawetenschappen en Sociale Wetenschappen significant meer tevreden over dit kenmerk dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde, Geneeskunde en Geowetenschappen.
51
Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn het minst tevreden over het koppelen van lesstof aan actualiteiten. Hun tevredenheid is significant lager dan die van de andere faculteiten, behalve voor Geowetenschappen. Studenten van de REBO zijn het meest tevreden over dit kenmerk. Hun tevredenheid is significant hoger dan de tevredenheid van Geneeskunde, Geesteswetenschappen en Geowetenschappen. Een ander kenmerk waar veel studenten minder tevreden over zijn, is het aanmoedigen van groepsdiscussie. Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen zijn hier significant meer tevreden over dan studenten van de andere faculteiten. Studenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen Geowetenschappen zijn het minst tevreden over dit kenmerk. Hun tevredenheid is significant lager dan die van Bètawetenschappen, de REBO en Geesteswetenschappen. Veel studenten zijn minder tevreden over het laten delen van kennis en ervaring door studenten. Studenten van de faculteit Geowetenschappen zijn het minst tevreden over dit kenmerk. Hun tevredenheid is significant lager dan de andere faculteiten, met uitzondering van Geneeskunde en Sociale Wetenschappen. Studenten van de faculteiten Geesteswetenschappen en Diergeneeskunde zijn het meest tevreden over dit kenmerk. Hun tevredenheid is significant hoger dan de tevredenheid van studenten van de faculteiten
Geneeskunde,
Geowetenschappen
en
Sociale
Wetenschappers zijn daarnaast minder tevreden over
Wetenschappen.
Sociale
het laten delen van kennis en
ervaring door studenten dan Bètawetenschappers. Studenten van de faculteit Bètawetenschappen zijn het meest tevreden met het inleven van docenten in het leven van studenten. Hun tevredenheid is significant hoger dan de tevredenheid van de andere faculteiten, met uitzondering van Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Geowetenschappers zijn hier het minst tevreden over, maar hun tevredenheid is alleen significant lager dan de tevredenheid van de faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Sociale Wetenschappen. Sommige studenten zijn minder tevreden met de variatie van snelheid en toon waarop door docenten wordt gesproken. Wanneer de faculteiten onderling worden vergeleken, blijkt dat studenten van de faculteit Bètawetenschappen meer tevreden zijn over dit kenmerk dan de andere faculteiten, met uitzondering van de faculteit Geneeskunde. Verder zijn er geen significante verschillen tussen de groepen wat betreft tevredenheid over dit kenmerk.
52
Meerdere groepen geven aan minder tevreden te zijn over de geïnteresseerdheid van docenten in studenten. Bètawetenschappers zijn significant meer tevreden over dit kenmerk dan andere faculteiten, met uitzondering van Diergeneeskunde. Verder zijn er geen significante verschillen tussen de groepen wat betreft tevredenheid over dit kenmerk. Het reflecteren na afloop van colleges is een kenmerk waar studenten van meerdere faculteiten minder tevreden mee zijn. Net als bij het voorgaande kenmerk, zijn studenten van de faculteit Bètawetenschappen meer tevreden over dit kenmerk dan de andere faculteiten. Tussen de andere faculteiten worden geen verschillen gevonden. Wat betreft het verwijzen naar meer verdiepende literatuur zijn studenten van de faculteit Geneeskunde hier het meest tevreden over. Hun tevredenheid verschilt echter niet significant van de faculteiten Geesteswetenschappen, Bètawetenschappen en Diergeneeskunde. Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn meer tevreden over het verwijzen naar meer verdiepende literatuur dan studenten van de faculteiten Sociale Wetenschappen,
Geowetenschappen
en
de
REBO.
Studenten
van
de
faculteit
Geesteswetenschappen zijn meer tevreden over het verwijzen naar meer verdiepende literatuur dan studenten van de faculteiten Diergeneeskunde, Sociale Wetenschappen, Geowetenschappen en de REBO. Studenten van de faculteit Bètawetenschappen zijn significant meer tevreden over dit kenmerk dan studenten van de REBO. Studenten van de REBO zijn het minst tevreden over dit kenmerk. Hun tevredenheid is significant lager dan de tevredenheid van de andere faculteiten, met uitzondering van Geowetenschappen. Studenten van de faculteiten Geneeskunde, Bètawetenschappen en Geowetenschappen zijn het meest tevreden over het noemen van leerdoelen van de colleges. Hun tevredenheid
verschilt
niet
significant.
De
tevredenheid
van
Geneeskunde
en
Bètawetenschappen is significant hoger dan de tevredenheid van Diergeneeskunde, Geesteswetenschappen en de REBO. Studenten van de REBO en Geesteswetenschappen zijn het minst tevreden over dit kenmerk. Tussen hen is er geen significant verschil in tevredenheid, maar wel tussen deze faculteiten en andere faculteiten. De tevredenheid over dit kenmerk is voor studenten van de REBO en Geesteswetenschappen significant lager. Studenten van de faculteiten Bètawetenschappen, Diergeneeskunde en Geneeskunde zijn het meest tevreden over het al dan niet weten of studenten de docent begrijpen. Onderling verschilt hun tevredenheid niet significant, maar deze faculteiten zijn significant
meer
tevreden
over
dit
kenmerk
dan
studenten
van
de
faculteiten
53
Geesteswetenschappen, Sociale Wetenschappen, REBO en Geowetenschappen. Deze laatste vier faculteiten verschillen onderling ook niet qua tevredenheid. Het
laatste
kenmerk
dat
wordt
besproken
is
het
vooraf
aanbieden
van
de
(powerpoint)presentatie. Dit kenmerk komt zowel terug in lijsten met kenmerken waar studenten tevreden over zijn, als in lijsten met kenmerken waar studenten minder tevreden over zijn. Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn significant meer tevreden
dan
de
andere
faculteiten.
Daarna
volgen
de
faculteiten
REBO,
Diergeneeskunde, Bètawetenschappen en Sociale Wetenschappen. Studenten van deze vier faculteiten verschillen niet in tevredenheid over het aanbieden van de presentatie. Ten
slotte
zijn
studenten
van
de
faculteiten
Geowetenschappen
en
Geesteswetenschappen het minst tevreden over dit kenmerk. Onderling verschillen ze niet significant, maar ze verschillen wel significant van de andere faculteiten.
5.4
Eerstejaars vs. ouderejaars
Belangrijkheid categorieën Eerstejaarsstudenten hechten de meeste waarde aan organisatorische vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk. Deze volgorde wordt ook gevonden voor ouderejaarsstudenten (zie Figuur 34). Hoewel bij eerstejaars- en ouderejaarsstudenten de volgorde van de categorieën van meest belangrijk naar minst belangrijk hetzelfde is, is te zien dat het gemiddelde voor eerstejaarsstudenten bij de categorieën organisatorische vaardigheden, persoonlijkheid en docent-student interactie hoger ligt dan het gemiddelde van de ouderejaarsstudenten. Daarentegen is het gemiddelde voor analytische vaardigheden en docent-groep interactie is hoger voor ouderejaarsstudenten. Deze verschillen zijn significant voor de categorieën organisatorische vaardigheden, analytische vaardigheden en persoonlijkheid. Voor de categorieën docent-groep interactie en docent-student interactie zijn de verschillen niet significant. Dit houdt in dat eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten interactie tussen de docent en de groep en tussen de docent en individuele studenten even belangrijk
vinden.
Eerstejaarsstudenten
vinden
organisatorische
vaardigheden
en
persoonlijkheid belangrijker dan ouderejaarsstudenten. Ouderejaarsstudenten vinden echter analytische vaardigheden belangrijker dan eerstejaarsstudenten.
54
Belangrijkheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
4,22 4,06
Organisatorisch
3,63 3,71
Analytisch
3,88 3,80
3,45 3,48
3,91 3,79
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Eerstejaarsstudenten
Ouderejaarsstudenten
Figuur 34. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor eerstejaars- en ouderejaarsstudenten.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken De top 5 van meest belangrijke afzonderlijke kenmerken voor eerstejaars- en ouderejaarsstudenten is weergegeven in Figuur 35. Zowel eerstejaarsstudenten als ouderejaarsstudenten zijn van mening dat het geven van een duidelijke uitleg het meest belangrijk is voor een docent. Ook is het voor beide groepen belangrijk dat een docent goed is voorbereid en dat deze een college geeft met daarin een duidelijke structuur. Beide groepen hechten veel waarde aan verduidelijking van de stof met voorbeelden. Op het
geven
van
een
duidelijke
uitleg
na,
houden
eerstejaarsstudenten
en
ouderejaarsstudenten er wel een andere volgorde op na. Tevens zijn er twee kenmerken die slechts bij één van de twee groepen worden genoemd. Eerstejaarsstudenten vinden het belangrijk dat een docent belangrijke onderdelen samenvat. Ouderejaarsstudenten vinden het echter belangrijker dat een docent plezier heeft bij het lesgeven. Wanneer wordt nagegaan of de verschillen tussen de groepen (zowel de andere volgorde als de twee niet-overeenkomende kenmerken) er toe doen, blijkt dat er alleen significante verschillen zijn tussen de twee groepen voor de kenmerken 'vat belangrijke onderdelen samen' en 'verduidelijkt de stof met voorbeelden'. Beide kenmerken worden meer waardevol geacht door eerstejaarsstudenten dan ouderejaarsstudenten.
55
Top 5 meest belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
Geeft duidelijke uitleg Vat belangrijke onderdelen samen Is goed voorbereid Verduidelijkt de stof met voorbeelden Geeft colleges met een duidelijke structuur
4,87 4,56 4,53 4,49 4,48
Geeft duidelijke uitleg Is goed voorbereid Geeft colleges met een duidelijke structuur Verduidelijkt de stof met voorbeelden Heeft plezier in het lesgeven
4,84 4,52 4,44 4,40 4,40
Eerstejaars
Ouderejaars
Figuur 35. Gemiddelde scores voor de vijf meest belangrijke kenmerken volgens eerstejaars- en ouderejaars.
De studenten hebben ook aangegeven welke vijf kenmerken ze het minst belangrijk vinden. Deze kenmerken zijn weergegeven in Figuur 36. Voor beide groepen is het het minst belangrijk dat de docent na afloop van een college reflecteert over het college. Ook hoeven docenten volgens hen geen uitgebreid vocabulaire te
hebben
of meer
verdiepende literatuur aan te bieden. Beide groepen zien liever niet dat studenten wordt gevraagd naar hun kennis en ervaring. Daarnaast zijn eerstejaarsstudenten geen voorstander van het aanmoedigen van groepsdiscussies. Ouderejaarsstudenten hechten ten slotte niet veel waarde aan het vooraf aanbieden van de (powerpoint)presentatie. Wat betreft de volgorde komen reflectie, een uitgebreid vocabulaire en het verwijzen naar verdiepende literatuur op dezelfde plek in de top 5 voor beide groepen. Ook voor de minst belangrijke kenmerken kan worden nagegaan of de op het eerste oog zichtbare verschillen tussen de groepen significant zijn. Bij een nadere beschouwing blijkt dat er significante verschillen zijn tussen eerstejaarsstudenten en ouderejaarsstudenten voor de kenmerken die door de ene groep wel zijn genoemd in de top 5 en niet door de andere groep. Met andere woorden, eerstejaarsstudenten vinden het groepsdiscussie
significant
minder
belangrijk
dan
aanmoedigen van
ouderejaarsstudenten.
Ouderejaarsstudenten, daarentegen, vinden het significant minder belangrijk dat de (powerpoint)presentatie vooraf wordt aangeboden. Er werd ook een significant verschil gevonden voor het kenmerk 'verwijst naar meer verdiepende literatuur'. Hoewel beide groepen dit kenmerk op de laatste plaats hebben staan, is dit voor eerstejaarsstudenten minder belangrijk dan voor ouderejaarsstudenten.
56
Top 5 minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Moedigt groepsdiscussie aan Laat studenten hun kennis en ervaring delen Verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,34 3,30 3,17 3,14 2,94
Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Laat studenten hun kennis en ervaring delen Biedt de presentatie vooraf aan Verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,27 3,24 3,23 3,22 3,12
Eerstejaars
4,5
5
Ouderejaars
Figuur 36. Gemiddelde scores voor de vijf minst belangrijke kenmerken volgens eerstejaars- en ouderejaarsstudenten.
Tevredenheid categorieën Eerstejaarsstudenten zijn het meest tevreden over organisatorische vaardigheden. Dit wordt
gevolgd
door
persoonlijkheid, analytische vaardigheden
en
docent-student
interactie. Eerstejaarsstudenten zijn het meest ontevreden over docent-groep interactie Ouderejaarsstudenten zijn het meest tevreden over analytische vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid, organisatorische vaardigheden en docent-student interactie. Ook voor deze studenten geldt dat zij het minst tevreden zijn over docent-groep interactie. Deze informatie is ook weergegeven in Figuur 37.
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
3,72
3,49
Organisatorisch
3,53 3,55
Analytisch
3,19 3,16
3,45 3,29
3,65 3,53
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie
Eerstejaarsstudenten
Ouderejaarsstudenten
Figuur 37. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor eerstejaars- en ouderejaarsstudenten.
57
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken Eerstejaars- en ouderejaarsstudenten zijn tevreden over de voorbereiding van studenten en het verduidelijken van de stof met voorbeelden, twee kenmerken die door beide groepen ook als belangrijk worden gezien. Ook zijn beide groepen tevreden over de vriendelijkheid van docenten en het vocabulaire van docenten, hoewel ze een uitgebreid vocabulaire niet heel belangrijk vinden. Eerstejaarsstudenten zijn daarnaast ook tevreden over het gebruik van (powerpoint)presentaties en ouderejaarsstudenten zijn tevreden over de zelfverzekerdheid van docenten. Beide groepen zijn minder tevreden over het laten delen van kennis en ervaring door studenten en het reflecteren na afloop van colleges. Deze twee kenmerken worden door beide groepen ook minder belangrijk geacht. Eerstejaarsstudenten zijn ook minder tevreden over het koppelen van lesstof aan actualiteiten, het verwijzen naar meer verdiepende literatuur en het aanmoedigen van groepsdiscussie. De laatste twee kenmerken worden door hen ook als minder belangrijk gezien. Ouderejaarsstudenten zijn minder tevreden over de interesse van docenten in studenten, het inleven van docenten in het leven van studenten en het vooraf aanbieden van
de
(powerpoint)presentatie.
De
tevredenheid
van
eerstejaarsstudenten
is
weergegeven in Figuur 38. De tevredenheid van ouderejaarsstudenten is weergegeven in Figuur 39. Wanneer in meer detail naar de overeenkomsten en verschillen tussen eerstejaars- en ouderejaarsstudenten wordt gekeken, blijkt dat eerstejaarsstudenten over
veel
kenmerken
meer
tevreden
zijn
dan
ouderejaarsstudenten.
Eerstejaarsstudenten zijn meer tevreden over de goede voorbereiding van docenten, verduidelijking van de stof met voorbeelden, vriendelijkheid van docenten, het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie, zelfverzekerdheid van docenten, interesse van docenten in studenten, de inleving van docenten in studenten en het vooraf aanbieden van de powerpointpresentatie. Ouderejaarsstudenten zijn daarentegen significant meer tevreden over het verwijzen naar meer verdiepende literatuur, het koppelen van de lesstof aan actualiteiten en het aanmoedigen van groepsdiscussie.
58
Top 5 meest en minst tevreden eerstejaarsstudenten 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden is vriendelijk gebruikt een goede (powerpoint)presentatie heeft een uitgebreid vocabulaire
4,10 4,00 3,89 3,87 3,85
verwijst naar meer verdiepende literatuur koppelt de lesstof aan actualiteiten reflecteert na afloop van de colleges laat studenten hun kennis en ervaring delen moedigt groepsdiscussie aan
3,28 3,2 3,17 3,13 3,1
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 38. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens eerstejaarsstudenten.
Top 5 meest en minst tevreden ouderejaarsstudenten 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid heeft een uitgebreid vocabulaire verduidelijkt de stof met voorbeelden is vriendelijk lijkt zelfverzekerd te zijn
3,86 3,83 3,80 3,79 3,68
is geïnteresseerd in studenten kan zich inleven in het leven van studenten biedt de presentatie vooraf aan laat studenten hun kennis en ervaring delen reflecteert na afloop van de colleges
3,19 3,18 3,17 3,15 3,06
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 39. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgen ouderejaarsstudenten.
5.5
Mannen vs. vrouwen
Belangrijkheid categorieën Zowel
mannen
als
vrouwen
hechten
de
meeste
waarde
aan
organisatorische
vaardigheden, gevolgd door persoonlijkheid en docent-student interactie. Analytische vaardigheden vinden zij minder belangrijk en docent-groep interactie vinden zij het minst belangrijk (zie Figuur 40). Hoewel bij mannelijke en vrouwelijke studenten de volgorde van de categorieën van meest belangrijk naar minst belangrijk hetzelfde is, is te zien dat
59
het gemiddelde voor vrouwelijke studenten bij alle categorieën hoger ligt dan het gemiddelde van de mannelijke studenten. Deze verschillen zijn niet significant voor docent-groep interactie, maar wel voor de overige categorieën. Dit houdt in dat vrouwelijke
studenten
persoonlijkheid
en
organisatorische
docent-student
vaardigheden,
interactie
analytische
belangrijker
vinden
vaardigheden, dan
mannelijke
studenten. Docent-groep interactie wordt door beide groepen even belangrijk gevonden.
Mannelijke vs. vrouwelijke studenten 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
4,00
4,21
Organisatorisch
3,62 3,69
3,44 3,48
Analytisch
3,75 3,87
3,76 3,89
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie Mannen
Vrouwen
Figuur 40. Gemiddelde scores voor belangrijkheid van de vijf categorieën voor mannelijke en vrouwelijke studenten.
Belangrijkheid afzonderlijke kenmerken De top 5 van meest belangrijke afzonderlijke kenmerken voor mannelijke en vrouwelijke studenten is weergegeven in Figuur 41. Zowel mannen als vrouwen vinden het het meest belangrijk dat docenten een goede uitleg geven, gevolgd door een goede voorbereiding. Beide groepen vinden het belangrijk dat stof wordt verduidelijkt met voorbeelden en dat belangrijke onderdelen worden samengevat. In de top 5 voor mannen wordt ook 'heeft plezier in het lesgeven' genoemd. In de top 5 voor vrouwen is het vijfde kenmerk 'geeft colleges met een duidelijke structuur'. Wanneer wordt nagegaan of de verschillen tussen de groepen (zowel de andere volgorde als de twee niet-overeenkomende kenmerken) er toe doen, blijkt dat mannen en vrouwen bij alle genoemde kenmerken significant van elkaar verschillen. Mannen vinden het belangrijker dan vrouwen dat docenten plezier hebben in het lesgeven. Alle andere kenmerken die voorkomen in de top 5 van meest belangrijke kenmerken, worden door vrouwen belangrijker gevonden dan door mannen.
60
Top 5 - Meest belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
4,5
5
Geeft duidelijke uitleg Is goed voorbereid Verduidelijkt de stof met voorbeelden Heeft plezier in het lesgeven Vat belangrijke onderdelen samen
4,76 4,41 4,34 4,32 4,28
Geeft duidelijke uitleg Is goed voorbereid Geeft colleges met een duidelijke structuur Vat belangrijke onderdelen samen Verduidelijkt de stof met voorbeelden
4,90 4,59 4,57 4,51 4,48
Mannen
Vrouwen
Figuur 41. Gemiddelde scores voor de vijf meest belangrijke kenmerken volgens mannelijke en vrouwelijke studenten.
De studenten hebben ook aangegeven welke 5 kenmerken ze het minst belangrijk vinden. Deze kenmerken zijn weergegeven in Figuur 42. Mannen en vrouwen noemen dezelfde kenmerken als eerste- en ouderejaarsstudenten wanneer het gaat om de vijf minst belangrijke kenmerken. Wederom noemt één groep dat het vooraf aanbieden van de presentatie niet belangrijk is - de mannen, en één groep - vrouwen - vindt het niet waardevol dat een docent groepsdiscussies aanmoedigt. Beide groepen vinden een uitgebreid vocabulaire, reflecteren na afloop, het laten delen van kennis en ervaring door studenten en het verwijzen naar meer verdiepende literatuur het minst belangrijk. Wanneer er in meer detail naar deze kenmerken wordt gekeken, wordt duidelijk dat mannen het vooraf aanbieden van een (powerpoint)presentatie en reflectie na afloop van het college significant minder belangrijk vinden dan vrouwen. De overige kenmerken worden door mannen en vrouwen even belangrijk gevonden. Dit geldt dus ook voor het aanmoedigen van groepsdiscussies, hoewel dit kenmerk niet in de top 5 voor de mannen voorkwam.
61
Top 5 - Minst belangrijke kenmerken 1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
Heeft een uitgebreid vocabulaire Reflecteert na afloop van de colleges Laat studenten hun kennis en ervaring delen Biedt de presentatie vooraf aan Verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,22 3,20 3,18 3,17 3,01
Reflecteert na afloop van de colleges Heeft een uitgebreid vocabulaire Moedigt groepsdiscussie aan Laat studenten hun kennis en ervaring delen Verwijst naar meer verdiepende literatuur
3,34 3,28 3,22 3,18 3,04
Mannen
4,5
5
Vrouwen
Figuur 42. Gemiddelde scores voor de vijf minst belangrijke kenmerken volgens mannelijke en vrouwelijke studenten.
Tevredenheid categorieën Mannelijke studenten zijn het meest tevreden over organisatorische vaardigheden en persoonlijkheid. Deze worden gevolgd door analytische vaardigheden en docent-student interactie. Over docent-groep interactie zijn mannelijke studenten het minst tevreden. Vrouwelijke studenten zijn het meest tevreden over organisatorische kenmerken. Dit wordt gevolgd door persoonlijkheid en analytische vaardigheden. Daarna komt docentstudent interactie. Ook deze groep is het minst tevreden over docent-groep interactie (zie Figuur 43).
Tevredenheid categorieën 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1
3,61 3,6
3,53 3,53
Organisatorisch
Analytisch
3,27 3,12
3,46 3,33
3,61 3,53
Docent-groep Docent-student Persoonlijkheid interactie interactie Mannen
Vrouwen
Figuur 43. Gemiddelde scores voor tevredenheid van de vijf categorieën voor mannelijke en vrouwelijke studenten.
62
Tevredenheid afzonderlijke kenmerken De tevredenheid voor mannelijke studenten is weergegeven in Figuur 44. De informatie over vrouwelijke studenten is te vinden in Figuur 45. Zowel mannelijke als vrouwelijke studenten zijn tevreden over de voorbereiding van docenten en verduidelijking van de stof met voorbeelden. Voor beide groepen waren dit ook belangrijke kenmerken. Mannen zijn ook erg tevreden over de duidelijkheid van de uitleg die docenten geven. Dit was voor hen ook het meest belangrijke kenmerk. Mannelijke en vrouwelijke studenten zijn tevreden over het vocabulaire van docenten en de vriendelijkheid van docenten. Mannelijke studenten zijn daarnaast nog tevreden over de zelfverzekerdheid van docenten
en
vrouwelijke
studenten
zijn
tevreden
over
het
gebruik
van
(powerpoint)presentaties. Zowel mannelijke als vrouwelijke studenten zijn minder tevreden over het aanmoedigen van groepsdiscussies, het reflecteren na afloop van colleges en het laten delen van kennis en ervaring door studenten. Deze kenmerken werden door beide groepen ook minder belangrijk gevonden. Mannen zijn daarnaast minder tevreden over het gevoel van humor van docenten, de variatie van snelheid en toon waarop docenten praten en het inleven van docenten in het leven van studenten. Over dit laatste kenmerk zijn ook vrouwelijke studenten minder tevreden. Vrouwelijke studenten zijn tot slot ook minder tevreden over de interesse van docenten in studenten. Wanneer in meer detail naar de overeenkomsten en verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke studenten wordt gekeken, blijkt dat mannelijke studenten significant meer tevreden zijn dan vrouwelijke studenten over het vermogen van docenten om zich in te leven in het leven van studenten, het laten delen van kennis en ervaring door studenten, het gevoel van humor van docenten en het reflecteren na afloop van colleges. Vrouwelijke studenten zijn significant meer tevreden van mannelijke studenten over het gebruiken van een goede (powerpoint)presentatie.
63
Top 5 meest en minst tevreden - mannen 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid is vriendelijk verduidelijkt de stof met voorbeelden heeft een uitgebreid vocabulaire lijkt zelfverzekerd te zijn geeft duidelijke uitleg
3,93 3,83 3,82 3,80 3,75 3,75
kan zich inleven in het leven van studenten varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat laat studenten hun kennis en ervaring delen heeft gevoel voor humor moedigt groepsdiscussie aan reflecteert na afloop van de colleges
3,32 3,32 3,29 3,28 3,23 3,23
Meest tevreden
Minst tevreden
Figuur 44. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens mannelijke studenten.
Top 5 meest en minst tevreden - vrouwen 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 is goed voorbereid verduidelijkt de stof met voorbeelden heeft een uitgebreid vocabulaire is vriendelijk gebruikt een goede (powerpoint)presentatie
4,00 3,94 3,86 3,83 3,80
kan zich inleven in het leven van studenten is geïnteresseerd in studenten moedigt groepsdiscussie aan reflecteert na afloop van de colleges laat studenten hun kennis en ervaring delen Meest tevreden
3,22 3,21 3,12 3,07 3,07 Minst tevreden
Figuur 45. Gemiddelde scores voor de vijf kenmerken met de meeste en minste tevredenheid, volgens vrouwelijke studenten.
5.6
Zelf toegevoegde kenmerken
Zoals in de onderzoeksmethode werd aangegeven, was het voor studenten ook mogelijk om een extra kenmerk toe te voegen aan de enquête. Een aantal studenten heeft dit ook gedaan. Hieronder worden de zelf toegevoegde kenmerken per faculteit genoemd. Deze toevoegingen zijn vaak door één student genoemd, enkele kenmerken worden twee of drie keer genoemd. Dit geeft geen gemiddeld beeld weer van alle studenten van de faculteit.
64
Bètawetenschappers hebben twee kenmerken toegevoegd. Dit zijn de kenmerken 'staat voor stiptheid' en 'vertaalt Engelse begrippen naar het Nederlands'. Beide kenmerken worden als meer dan gemiddeld belangrijk beoordeeld, maar de tevredenheid over beide kenmerken is minder dan gemiddeld. Door studenten van de faculteit Diergeneeskunde zijn drie kenmerken toegevoegd. Dit zijn de kenmerken 'houdt zich aan de opgegeven lestijd', 'kan een collegezaal goed stilhouden' en 'maakt geen spelfouten'. Deze drie kenmerken worden als meer dan gemiddeld belangrijk gezien. Over het kenmerk 'houdt zich aan de opgegeven lestijd' zijn studenten ook meer dan gemiddeld tevreden. Daarentegen zijn ze minder dan gemiddeld tevreden over de andere twee kenmerken. Studenten van de faculteit Geesteswetenschappen hebben zeven kenmerken toegevoegd. Deze kenmerken worden allemaal als gemiddeld tot meer dan gemiddeld belangrijk beoordeeld.
Over
neerbuigende', en
de
kenmerken
'weet
studenten
'gebruikt
opbouwende
enthousiast
kritiek
in
plaats
te maken/te motiveren' zijn
van de
betreffende studenten ook meer dan gemiddeld tevreden. Over de kenmerken 'is interessant' en 'is streng' zijn ze gemiddeld tevreden. Ten slotte zijn ze minder dan gemiddeld tevreden over 'plaatst de powerpointpresentatie op internet', 'maakt gebruik van media ter ondersteuning van het college' en 'is verstaanbaar'. Studenten van de faculteit Geneeskunde hebben één kenmerk toegevoegd. Dit is het kenmerk 'presenteert met gebaren', wat als meer dan gemiddeld belangrijk wordt gezien. De student die dit kenmerk heeft toegevoegd is hier minder dan gemiddeld tevreden over. Door studenten van de faculteit Geowetenschappen zijn acht kenmerken toegevoegd, die allemaal worden gezien als meer dan gemiddeld belangrijk. Over één van deze kenmerken heerst een meer dan gemiddelde tevredenheid. Dit is het kenmerk 'gebruikt actief het krijtbord'. Over de overige kenmerken zijn de studenten minder dan gemiddeld tevreden. Het gaat om de kenmerken 'behandelt uitdagende stof', 'geeft duidelijk geformuleerde opdrachten', 'grijpt in bij verstoringen', 'is goed gekleed', 'kan goed met technologie omgaan', 'spreekt goed Engels' en 'zorgt dat de collegeduur binnen de opgegeven lestijd past'. Studenten van de REBO hebben drie kenmerken toegevoegd. Dit zijn de kenmerken 'is goed gekleed', 'heeft een hoog slagingspercentage' en 'praat niet overbodig'. Deze drie kenmerken worden als meer dan gemiddeld belangrijk gezien. Over het goed gekleed gaan van docenten zijn REBO-studenten ook meer dan gemiddeld tevreden. Over de andere twee kenmerken zijn ze minder dan gemiddeld tevreden.
65
Studenten van de faculteit Sociale Wetenschappen hebben zelf acht kenmerken toegevoegd, die allemaal worden gezien als meer dan gemiddeld belangrijk. Over twee van deze kenmerken, namelijk 'houdt orde' en 'stelt vragen tussendoor' zijn zij gemiddeld tevreden. Over de andere zes kenmerken zijn ze minder dan gemiddeld tevreden. Hierbij gaat het om 'laat colleges opnemen en plaatst deze op Studion', 'kan omgaan met kritiek', 'past onderwijs aan op vooropleiding studenten', 'stimuleert eigen initiatief en vragen', 'heeft de techniek op orde voor aanvang van een college' en 'krijgt de zaal stil'.
66
6.
Conclusie
De onderzoeksvragen van dit onderzoek luidden als volgt: 1. Welke kenmerken en vaardigheden zijn volgens studenten belangrijk voor docenten in het wetenschappelijk onderwijs? 2. In hoeverre zijn studenten tevreden over de aanwezigheid van deze kenmerken en vaardigheden bij docenten van hun hoofdstudie? Om deze vragen af te bakenen werd gebruik gemaakt van een theoretisch kader, bestaande uit vijf categorieën met kenmerken en vaardigheden. Op basis van de resultaten kunnen enkele conclusies worden geformuleerd over het perspectief van Utrechtse
studenten
op
deze
categorieën
en
de
afzonderlijke
kenmerken.
Conclusie 1: Studenten willen duidelijke, 'kant en klare' informatie Alle groepen die aan dit onderzoek hebben deelgenomen gaven aan de meeste waarde te hechten aan een duidelijke uitleg, naast een goede structuur, verduidelijking van de stof met behulp van voorbeelden en het samenvatten van bepaalde onderdelen. Meerdere groepen hebben aangegeven dat het verwijzen naar meer verdiepende literatuur minder belangrijk is dan de andere kenmerken die werden genoemd. Studenten lijken derhalve de voorkeur te geven aan 'kant en klare' informatie. Het verduidelijken van de stof met voorbeelden is een kenmerk waar studenten van veel faculteiten tevreden over zijn. Studenten van de faculteit Geneeskunde zijn daarnaast tevreden over het gebruik van een goede (powerpoint)presentatie en studenten van de REBO zijn tevreden met de structuur
van
colleges.
Eerstejaarsstudenten
hebben
een
grotere
behoefte
aan
samenvatten en verduidelijking dan ouderejaarsstudenten. Conclusie 2: Studenten willen passief deelnemen aan colleges Een andere aanwijzing voor het beeld dat studenten graag 'kant en klare' informatie te verwerken krijgen, is het feit dat interactieve onderdelen van colleges door vrijwel alle groepen als minst belangrijk worden gezien. Het aanmoedigen van groepsdiscussie, het laten delen van kennis en ervaring door studenten en reflecteren na afloop van colleges worden vaak als meest onbelangrijk genoemd. Alle groepen geven aan de categorie 'docent-groep interactie' het minst belangrijk te vinden en er tevens het minst tevreden over te zijn. Dit is nog een aanwijzing voor eerdergenoemde conclusie. Deze conclusie geldt
sterker
voor
eerstejaarsstudenten
dan
voor
ouderejaarsstudenten:
hoewel
ouderejaarsstudenten ook aangeven interactie als minder belangrijk te zien, vinden eerstejaarsstudenten het aanmoedigen van groepsdiscussie significant minder van belang.
67
Ook het verwijzen naar meer verdiepende literatuur is voor eerstejaarsstudenten significant minder belangrijk. Conclusie 3: Studenten
willen
goed
voorbereide
docenten,
die
voldoende
voorbeelden geven Zoals hierboven wordt beschreven, hechten studenten van de Universiteit Utrecht veel waarde aan duidelijkheid. Ook een goede voorbereiding van de docent werd vaak genoemd als een belangrijk kenmerk. Studenten zijn over het algemeen erg tevreden over de voorbereiding van docenten. Daarnaast zijn ze zeer tevreden over het geven van voorbeelden ter verduidelijking van de lesstof. Een aantal groepen geeft aan tevreden te zijn over de gebruikte (powerpoint)presentaties, wat ook een aanwijzing vormt dat studenten voldoende tevreden zijn over de voorbereiding en duidelijkheid van docenten. Conclusie 4: Studenten vinden docenten vriendelijk, maar weinig geïnteresseerd Vrijwel alle groepen zijn tevreden met de vriendelijkheid van docenten. Een aantal groepen geeft echter aan minder tevreden te zijn over de geïnteresseerdheid van docenten in studenten en de inleving van docenten in het leven van studenten. Mannelijke studenten zijn meer tevreden over het inlevingsvermogen van docenten dan vrouwelijke studenten. Ook geeft een aantal groepen aan minder tevreden te zijn over het besef van docenten of studenten hen begrijpen. Hoewel deze kenmerken niet de kenmerken zijn die als het meest belangrijk worden beoordeeld, is dit wel een aandachtspunt. Conclusie 5: Eerstejaarsstudenten prefereren schoolse lesmethodes Uit de voorgaande conclusies bleek dat eerstejaarsstudenten een grotere behoefte hebben aan samenvatten en verduidelijking dan ouderejaarsstudenten. Daarnaast bleek dat eerstejaarsstudenten het aanmoedigen van groepsdiscussie en het verwijzen naar meer
verdiepende
literatuur
significant
minder
belangrijk
vinden
dan
ouderejaarsstudenten. Hieruit kan worden afgeleid dat eerstejaarsstudenten, meer dan ouderejaarsstudenten, behoefte hebben aan schoolse lesmethodes. Conclusie 6: Geen ontevredenheid over belangrijke kenmerken Voor geen enkele groep is naar voren gekomen dat een kenmerk uit de top 5 van meest belangrijke kenmerken tevens in de top 5 van kenmerken stond waarover studenten het minst tevreden waren. Dit geeft aan dat er geen sterke ontevredenheid heerst over voor studenten belangrijke kenmerken. Het is wel meerdere keren voorgekomen dat kenmerken waar studenten erg tevreden over waren onderdeel uitmaakten van de vijf
68
meest belangrijke kenmerken. Ook komt het voor dat studenten tevreden zijn over kenmerken die ze niet zo belangrijk vinden. Een voorbeeld hiervan is het hebben van een uitgebreide vocabulaire. Conclusie 7: Onderzoek
vs
literatuur:
Vergelijking
bevindingen
en
criteria
docentenprijzen Wanneer de meest opvallende bevindingen uit dit onderzoek worden vergeleken met de criteria voor docentenprijzen, komt een duidelijk verschil naar voren. Het actief betrekken van studenten bij het leerproces en bij de stof is een belangrijk criterium voor beide docentenprijzen. Echter, uit het huidige onderzoek komt vooral naar voren dat studenten interactie minder belangrijk vinden. Studenten hechten meer waarde aan duidelijkheid en overzichtelijkheid, en dit is iets wat niet erg concreet in de criteria van de docentenprijzen is opgenomen. Een overeenkomst is dat voor de docentenprijzen passie voor het lesgeven een pré is. Verschillende groepen studenten geven aan het belangrijk te vinden dat een docent plezier heeft in het lesgeven. Dit lijkt overeen te komen.
69
7.
Discussie
Bij de uitvoering van dit onderzoek is getracht vergelijkbare groepen te creëren en uitspraken te doen over de ‘gemiddelde’ student. Dit is deels gelukt. Zo zijn vrijwel alle faculteiten opgenomen in de steekproef. Met betrekking tot de ontbrekende faculteiten moet gezegd worden dat bewust is gekozen hier niet te enquêteren, aangezien studenten van deze faculteiten in veel gevallen qua cursussen niet aan één faculteit gebonden zijn. Hierdoor zullen ze te maken hebben met docenten van verschillende faculteiten en is het voor deze studenten lastiger om docentkenmerken van hun eigen opleiding te beoordelen. Het aantal eerstejaars- en ouderejaarsstudenten binnen de steekproef is vrijwel gelijk, waardoor deze groepen goed met elkaar te vergelijken zijn. De verdeling van faculteiten is niet geheel gelijk, aangezien de faculteiten Geesteswetenschappen en Sociale Wetenschappen oververtegenwoordigd zijn in ons onderzoek. Daarnaast zijn beduidend meer vrouwen dan mannen ondervraagd. Dit heeft echter te maken met het grote aandeel vrouwen binnen de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek kent een aantal sterke punten. Zo werd er gestreefd naar een steekproef van minstens 1.000 studenten. Dit is gelukt: in totaal waren 1.105 enquêtes bruikbaar voor ons onderzoek. Daarnaast heeft Stichting OER geprobeerd op een objectieve manier kenmerken toe te voegen aan het onderzoek, zonder hierbij geleid te worden door persoonlijke voorkeuren. De kenmerken die in de enquête zijn opgenomen, zijn grotendeels gebaseerd op literatuur. De overige kenmerken zijn naar voren genomen door overleg met onze Raad van Advies. Tevens was er de mogelijkheid voor studenten om zelf kenmerken toe te voegen. Ook dit streven is derhalve gehaald. Een ander sterk punt van dit onderzoek is dat een goed beeld is verkregen van de Utrechtse student. De bevindingen zijn direct toepasbaar op de Universiteit Utrecht doordat de steekproef bestaat uit de personen die hier ook onderwijs volgen. Dit is de groep waar het onderwijs, beleid en beslissingen op is gericht. Wanneer onderzoek uit het buitenland zou worden gebruikt, is er mogelijk sprake van culturele verschillen en kunnen de onderwijssystemen van elkaar afwijken. Daar is nu geen sprake van. Daarnaast is de doelstelling van dit onderzoek gehaald: het in kaart brengen van de mening van de Utrechtse student. Deze doelstelling is onder andere gehaald doordat vrijwel alle faculteiten bij dit onderzoek betrokken waren. Ten slotte is er nagegaan of verschillen tussen faculteiten, eerstejaars- en ouderejaarsstudenten en mannelijke- en vrouwelijke studenten significant zijn. Zo wordt voorkomen dat er verschillen of overeenkomsten lijken te bestaan, terwijl dit eigenlijk niet zo is. Bovendien is het op deze
70
manier duidelijk of behoeftes betreffende kenmerken en vaardigheden van docenten verschillen tussen de diverse groepen. Het onderzoek heeft ook een aantal beperkingen. Zo zijn alleen studenten ondervraagd die daadwerkelijk colleges bijwonen. Het is goed mogelijk dat studenten die niet naar college gaan, hier een reden voor hebben die samenhangt met het onderwerp van dit onderzoek.
Wanneer
studenten
ontevreden
zijn
over
bepaalde
kenmerken
en
vaardigheden van een docent, kan dit een reden zijn om de colleges niet te volgen. Antwoorden van deze studenten zijn nu niet in het onderzoek opgenomen, terwijl verschillen in antwoorden tussen studenten die wel naar college gaan en studenten die niet naar college gaan, in dit onderzoek verwacht kunnen worden. Een tweede beperking betreft de tevredenheid over de verschillende kenmerken, waarbij enkel
gevraagd
is
om
een
gemiddeld
oordeel
over
de
gehele
opleiding.
De tevredenheid over de genoemde kenmerken kan per docent sterk verschillen en verschillende studenten hebben dan ook aangegeven niet duidelijk antwoord te kunnen geven op de tevredenheidsvragen. Hierdoor moeten de conclusies die gebaseerd zijn op tevredenheid met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Tevens is dit mogelijk een verklaring voor het feit dat studenten tevredenheid lager hebben beoordeeld dan belangrijkheid. Het is mogelijk dat studenten die per docent wisselende meningen hebben, meer antwoorden rond het gemiddelde zullen geven. Dit is echter niet met volle zekerheid te zeggen. Een eerste suggestie voor een vervolgonderzoek over dit onderwerp betreft een verdere specificatie van bepaalde onderdelen: in de gebruikte enquête is geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen colleges of docenten. Vervolgonderzoek zou kunnen differentiëren tussen hoorcollege- en werkcolleges, maar ook tussen bijvoorbeeld docenten met veel of weinig ervaring en docenten met verschillende graden. Bij het huidige onderzoek is het mogelijk dat sommige studenten aan hoorcolleges hebben gedacht en andere studenten aan werkcolleges of wellicht een combinatie van hoor- en werkcolleges. Een groot deel van de enquêtes is afgenomen tijdens hoorcolleges, waardoor de verwachting is dat studenten zich nu voornamelijk op hoorcolleges hebben gericht. Dit is echter niet met zekerheid vast te stellen. Dit had voorkomen kunnen worden door in de enquête te benadrukken om wat voor type colleges het ging. Een tweede suggestie voor vervolgonderzoek is nagaan waarom interactieve kenmerken het minst belangrijk worden gevonden door studenten en waarom studenten tevens over deze kenmerken minder tevreden zijn. Onderzocht kan worden of ontevredenheid heeft geleid tot het minder belangrijk vinden van dit kenmerk, of dat ontevredenheid is
71
ontstaan doordat interactie vaker wordt verwacht bij colleges dan studenten zelf prefereren. Een laatste suggestie voor vervolgonderzoek is om te kijken in hoeverre de uitkomsten van dit onderzoek overeenkomen met de opzet van de BKO en SKO.
72
8.
Aanbevelingen
Faculteiten
kunnen
de
onderzoeksresultaten
gebruiken
als
richtlijnen
en
aandachtspunten bij het aannemen van nieuwe docenten en bij het trainen van reeds in dienst zijnde docenten. Daarnaast kunnen docenten voor zichzelf kritisch nagaan of de kenmerken en vaardigheden die studenten gewenst vinden – het gebruik van voorbeelden, het samenvatten van de stof, het geven van een duidelijke uitleg - aanwezig zijn in hun eigen werkwijze. Eventueel kunnen ze proberen hun lesmethode enigszins aan te passen door deze punten in hun lessen te verwerken. Dit zal de relatie tussen de studenten en docenten verbeteren en mogelijk tevens een positief effect hebben op de slagingspercentages.
De kenmerken en vaardigheden die de student als het belangrijkst heeft aangemerkt kunnen opgenomen worden in de reeds bestaande cursusevaluaties, zodat een vollediger beeld kan ontstaan per cursus over de tevredenheid van de student over de docent en de gehele cursus.
Door in schriftelijke cursusevaluaties of panelgesprekken punten op te nemen over de connectie tussen de student en de docent (weten docenten of de studenten hen begrijpen? voelt de student zich begrepen door de docent?) zou mogelijk de barrière die door sommige studenten wordt gesteld
kunnen
verdwijnen. Wanneer docenten meer inzicht verkrijgen in hoe ze overkomen op studenten, zal dit wellicht zorgen voor een aangepaste werkwijze en een betere beoordeling door studenten.
Met het oog op de criteria van de eerder genoemde docentenprijzen kan worden gesteld dat studenten van mening zijn dat een goede docent zich minder hoeft bezig te houden met het stimuleren en het actief betrekken van studenten bij het college. Studenten hebben immers aangegeven dit minder belangrijk te vinden dan een duidelijke uitleg, een goede voorbereiding en het
gebruik van
voorbeelden. Ook komen de kenmerken die studenten het meest belangrijk vinden, niet erg duidelijk naar voren in de huidige lijst met criteria. Deze resultaten kunnen opgenomen worden in de criteria die gesteld zijn voor de docentenprijzen, zodat ook de studenten zelf indirect meer invloed hebben op de uitkomsten.
73
9.
Literatuur
Aregbeyen, O. (2010). Students perceptions of effective teaching and effective lecturer characteristics at the University of Ibadan, Nigeria. Pakistan Journal of Social Sciences, 7, 62-69. Eble, K. E. (1971). The Recognition and Evaluation of Teaching. American Association of University Professors, Salt Lake City. Onderwijsraad (2008). Een succesvolle start in het hoger onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad. Sociaal Economische Raad (2011) Kwaliteit in verscheidenheid. Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoeken Wetenschap, Den Haag. Van Hout, H. (2007). De bachelor-masterstructuur op de schop, recht doen aan de veranderde functie van het hoger onderwijs. Th&ma, 14(3), 4-10. Van der Zwaan, G. J. (2011). For the love of science. Opening Academisch jaar 20112012, Universiteit Utrecht.
74
Bijlage 1: Enquête De gebruikte enquête wordt weergegeven op de volgende pagina's.
Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport (OER) doet elk jaar onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs van de Universiteit Utrecht. Met deze enquête willen we inzicht krijgen in de kenmerken van docenten die volgens studenten belangrijk zijn om een goede docent te zijn. Voor meer informatie over Stichting OER kun je kijken op www.stichting-oer.nl. Hartelijk bedankt voor je medewerking! Geslacht: M/V Geboortejaar: (Hoofd)studie: In welk jaar ben je begonnen aan deze studie? In welk jaar van je hoofdstudie zit je?
□ 1e □ 2e □ 3e □ Anders, namelijk
Hoeveel studiepunten (EC's) heb je tot nu toe behaald?
In welk land zijn je ouders geboren? Vader:
Moeder:
Hieronder staan allerlei kenmerken van docenten en manieren van lesgeven genoemd. In hoeverre vind jij dat docenten over deze kenmerken moeten beschikken om een goede docent te zijn? Geef dit aan voor elk kenmerk. Een score van 1 betekent dat het kenmerk volgens jou helemaal niet belangrijk is om een goede docent te zijn, een score van 5 betekent dat het kenmerk volgens jou heel belangrijk is om een goede docent te zijn. Probeer te bedenken welke kenmerken jij echt het meest belangrijk vindt. Aan het eind is er ruimte om zelf nog kenmerken toe te voegen.
Geef nu voor elk kenmerk aan in hoeverre jij tevreden bent over de mate waarop dit kenmerk over het algemeen bij colleges van jouw studie naar voren komt. Met 'jouw studie' bedoelen we jouw hoofdstudie.
Een goede docent... ...geeft aan wat hij/zij belangrijke lesstof vindt
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...verwijst naar meer verdiepende literatuur
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...geeft duidelijke uitleg
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is energiek
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...moedigt groepsdiscussie aan
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...noemt leerdoelen van de colleges
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is geïnteresseerd in studenten
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...staat open voor andere meningen
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...heeft plezier in het lesgeven
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...vat belangrijke onderdelen samen
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...verduidelijkt de stof met voorbeelden
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is enthousiast
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is goed voorbereid
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...koppelt de lesstof aan actualiteiten
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...laat studenten hun kennis en ervaring delen
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...weet of studenten hem/haar begrijpen
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...lijkt zelfverzekerd te zijn
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...geeft colleges met een duidelijke structuur
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...zet meerdere theorieën tegenover elkaar
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is gemotiveerd om goede colleges te geven
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...biedt de presentatie vooraf aan
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...geeft nauwkeurig antwoord op vragen
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...heeft gevoel voor humor
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is buiten de colleges goed bereikbaar
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is vriendelijk
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is nauwkeurig en geordend
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...houdt zich aan de planning van zijn colleges
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...heeft een uitgebreid vocabulaire
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...reflecteert na afloop van de colleges
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...kan goed omgaan/communiceren met studenten
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...kan zich inleven in het leven van studenten
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...is sympathiek
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...gebruikt een goede (powerpoint)presentatie
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...straalt autoriteit uit
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
...
1
2
3
4
5
Zeer ontevreden
O
O
O
O
O
Zeer tevreden
Wil jij op de hoogte worden gehouden van de activiteiten van Stichting OER? Vul dan hier je e-mailadres in: ___________________________________
□ Ik wil me aanmelden voor de nieuwsbrief □ Ik wil het rapport van dit onderzoek ontvangen □ Ik wil graag informatie ontvangen over een bestuursjaar bij Stichting OER
Bijlage 2: Aantal studenten per opleiding Tabel 1. Aantal geënquêteerde studenten per opleiding Opleiding
Aantal studenten
Percentage
Cumulatief percentage
Aardwetenschappen Algemene Sociale Wetenschappen
31 7
2,8 0,6
2,8 3,4
Bestuurs- en Organisatiewetenschappen Biologie Biomedische Wetenschappen Communicatie- en Informatiewetenschappen Culturele antropologie en Ontwikkelingssociologie Diergeneeskunde Economie en Bedrijfseconomie Engelse Taal en Cultuur Farmacie Geschiedenis Informatica Kunstgeschiedenis Kunstmatige Intelligentie Liberal Arts and Sciences Literatuurwetenschappen Milieu- en Maatschappijwetenschappen Milieu- en Natuurwetenschappen Muziekwetenschappen Natuur- en sterrenkunde Natuurwetenschappen en Innovatiemanagement Nederlandse Taal en Cultuur Onderwijskunde Pedagogische Wetenschappen Psychologie Rechtsgeleerdheid Scheikunde Sociale geografie en Planologie Sociologie Spaanse Taal en Cultuur Taal- en Cultuurstudies Theater-, Film- en Televisiewetenschappen Wiskunde Totaal
3
0,3
3,7
55 86 56
5,0 7,8 5,1
8,7 16,5 21,5
5
0,5
22,0
126 16 30 29 95 14 52 2 24 14 13
11,4 1,4 2,7 2,6 8,6 1,3 4,7 0,2 2,2 1,3 1,2
33,4 34,8 37,6 40,2 48,8 50,0 54,8 54,9 57,1 58,4 59,5
12 2 2 43
1,1 0,2 0,2 3,9
60,6 60,8 61,0 64,9
3 5 54 175 84 2 4 21 1 33 5
0,3 0,5 4,9 15,8 7,6 0,2 0,4 1,9 0,1 3,0 0,5
65,2 65,6 70,5 86,3 93,9 94,1 94,5 96,4 96,5 99.5 99,9
1 1105
0,1 100,0
100,0*
* Noot: door afrondingsverschillen kunnen percentages licht vertekend zijn
Bijlage 3: Overzicht bezochte colleges Tabel 2. Overzicht bezochte colleges met geschat aantal geënquêteerde studenten Faculteit
Bètawetenschappen
Opleiding
Farmacie Biologie Informatica
Diergeneeskunde
Diergeneeskunde Diergeneeskunde
Geesteswetenschappen
Engelse taal & cultuur Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis Geschiedenis
Geneeskunde Geowetenschappen
Kunstgeschiedenis Communicatie- en informatiewetenschappen Biomedische Wetenschappen Aardwetenschappen Natuur en innovatiemanagement Milieuwetenschappen Milieuwetenschappen
REBO Sociale Wetenschappen
Economie Rechten Algemene sociale wetenschappen Pedagogische Wetenschappen Psychologie
Cursus
Formuleren en Bio-equivalentie Evolutiebiologie: proces tot biodiversiteit Optimaliseren dynamische systemen Van cel tot weefsel Veterinaire volksgezondheid (2x) Spoken English Kernproblemen 1600-1850 Geschiedenis van de middeleeuwen Ideologieën in 19e en 20e eeuw Amerikaanse geschiedenis en cultuur Kunst in westen 2 Inl. mediavergelijking Genoom Geografie van Nederland Micro-economie van innovatie Microscoop en de olifant Ziekte en medicijnen Financiële verslaggeving Bestuursrecht (2x) Popmuziek & popcultuur Cognitieve en lichamelijke beperkingen Biologische grondslagen
Schatting aantal studenten 28 56 20 95 30 49 55 50 45 29 29 54 80 30 69 12 ? 15 120 20 56 169
Bijlage 4: Gemiddelden belangrijkheid en tevredenheid voor totale groep Tabel 3. Gemiddelde scores, standaarddeviaties en rangordes voor 'belangrijkheid' van alle kenmerken (totale steekproef).
Item1: Geeft aan wat hij/zij belangrijke lesstof vindt Item2: Verwijst naar meer verdiepende literatuur Item3: Geeft duidelijke uitleg Item4: Is energiek Item5: Moedigt groepsdiscussie aan Item6: Noemt leerdoelen van colleges Item7: Is geïnteresseerd in studenten Item8: Staat open voor andere meningen Item9: Heeft plezier in het lesgeven Item10: Vat belangrijke onderdelen samen Item11: Verduidelijkt de stof met voorbeelden Item12: Is enthousiast Item13: Is goed voorbereid Item14: Koppelt de lesstof aan actualiteiten Item15: Laat studenten hun kennis en ervaring delen Item16: Weet of studenten hem/haar begrijpen Item17: Lijkt zelfverzekerd te zijn Item18: Geeft colleges met een duidelijke structuur Item19: Zet meerdere theorieën tegenover elkaar Item20: Is gemotiveerd om goede colleges te geven Item21: Varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat Item22: Biedt de presentatie vooraf aan Item23: Geeft nauwkeurig antwoord op vragen Item24: Heeft gevoel voor humor Item25: Is buiten de colleges goed bereikbaar Item26: Is vriendelijk Item27: Is nauwkeurig en geordend Item28: Houdt zich aan de planning van zijn colleges Item29: Heeft een uitgebreid vocabulaire Item30: Reflecteert na afloop van de colleges Item31: Kan goed omgaan/communiceren met studenten Item32: Kan zich inleven in het leven van studenten Item33: Is sympathiek Item34: Gebruikt een goede (powerpoint)presentatie Item35: Straalt autoriteit uit
M
SD
Rangorde
4.20 3.03 4.86 3.87 3.24 3.80 3.86 4.05 4.42 4.44 4.44 4.24 4.53 3.50 3.19 4.14 3.82 4.46 3.73 4.37 3.49 3.35 4.30 3.53 3.80 3.92 3.86 3.82 3.27 3.30 4.13 3.51 3.85 4.06 3.49
0.74 0.89 0.40 0.81 0.89 0.91 0.93 0.81 0.75 0.73 0.67 0.74 0.64 0.95 0.89 0.73 0.80 0.68 0.82 0.68 1.00 1.20 0.70 1.00 0.87 0.90 0.84 0.91 0.93 0.91 0.74 0.98 0.85 0.98 1.00
10 35 1 16 33 22 17 14 6 4 4 9 2 27 34 11 20 3 24 7 28 30 8 25 22 15 17 20 32 31 12 26 19 13 28
Tabel 4. Gemiddelde scores, standaarddeviaties en rangordes voor 'tevredenheid' van alle kenmerken (totale steekproef).
Item1: Geeft aan wat hij/zij belangrijke lesstof vindt Item2: Verwijst naar meer verdiepende literatuur Item3: Geeft duidelijke uitleg Item4: Is energiek Item5: Moedigt groepsdiscussie aan Item6: Noemt leerdoelen van colleges Item7: Is geïnteresseerd in studenten Item8: Staat open voor andere meningen Item9: Heeft plezier in het lesgeven Item10: Vat belangrijke onderdelen samen Item11: Verduidelijkt de stof met voorbeelden Item12: Is enthousiast Item13: Is goed voorbereid Item14: Koppelt de lesstof aan actualiteiten Item15: Laat studenten hun kennis en ervaring delen Item16: Weet of studenten hem/haar begrijpen Item17: Lijkt zelfverzekerd te zijn Item18: Geeft colleges met een duidelijke structuur Item19: Zet meerdere theorieën tegenover elkaar Item20: Is gemotiveerd om goede colleges te geven Item21: Varieert de snelheid en toon waarop hij/zij praat Item22: Biedt de presentatie vooraf aan Item23: Geeft nauwkeurig antwoord op vragen Item24: Heeft gevoel voor humor Item25: Is buiten de colleges goed bereikbaar Item26: Is vriendelijk Item27: Is nauwkeurig en geordend Item28: Houdt zich aan de planning van zijn colleges Item29: Heeft een uitgebreid vocabulaire Item30: Reflecteert na afloop van de colleges Item31: Kan goed omgaan/communiceren met studenten Item32: Kan zich inleven in het leven van studenten Item33: Is sympathiek Item34: Gebruikt een goede (powerpoint)presentatie Item35: Straalt autoriteit uit
M
SD
Rangorde
3.52 3.35 3.72 3.38 3.17 3.37 3.26 3.42 3.72 3.52 3.90 3.62 3.98 3.32 3.14 3.27 3.73 3.67 3.37 3.74 3.36 3.29 3.54 3.54 3.39 3.84 3.61 3.70 3.84 3.12 3.59 3.26 3.70 3.76 3.57
0.69 0.85 0.69 0.79 0.90 0.92 0.91 0.82 0.74 0.86 0.80 0.78 0.77 0.90 0.86 0.81 0.71 0.80 0.84 0.74 0.86 1.12 0.83 0.85 0.93 0.70 0.71 0.81 0.74 0.87 0.74 0.82 0.67 0.89 0.78
19 26 9 22 33 24 31 20 8 18 2 13 1 28 34 30 7 12 23 6 25 29 17 27 21 3 14 10 4 35 15 32 11 5 16