Breda - Tilburg Uitwerkingsplan
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Uitwerkingsplan Stedelijke regio Breda-Tilburg
21 december 2004, Gedeputeerde Staten
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Colofon
Uitwerkingsplan Breda-Tilburg Gedeputeerde Staten, 21 december 2004 Uitgave
Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch Telefoon: 073-6812148/2391 Fax: 073-6807654 E-mail:
[email protected] http://www.brabant.nl Redactie
Projectgroep + Planteam Breda-Tilburg Cartografie en illustraties
Directie Middelen, Provincie Noord-Brabant Bureau ROMW, Provincie Noord-Brabant Vormgeving
Mooijekind ontwerpers BV te Loenen (Veluwe) Drukwerk
Afdeling Facilitaire Voorzieningen/bureau I&L, Provincie Noord-Brabant Biblo te ’s-Hertogenbosch II
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Voorwoord
Met het plan dat voor u ligt hebben Gedeputeerde Staten invulling gegeven aan de opdracht van Provinciale Staten om het globale verstedelijkingsbeleid uit het Streekplan uit te werken in uitwerkingsplannen. Dit plan betreft het verstedelijkingsbeleid voor de stedelijke regio Breda-Tilburg. In het plan is opgenomen, waar, wanneer en hoeveel we de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen gaan ontwikkelen in deze regio. Daarnaast zijn de voor deze regio gewenste ontwikkelingen op het gebied van hoofdinfrastructuur; landschap en glastuinbouw aangegeven. Gedeputeerde Staten geven met de vaststelling van de uitwerkingsplannen de uitvoering van het provinciale Bestuursakkoord 2003-2007 ‘Samen werken aan uitvoering’ een belangrijke impuls. Het accent verschuift naar de uitvoering van het beleid. Het proces van regionale afstemming om samen met de gemeenten en waterschappen uit deze regio te komen tot een dergelijk plan, is redelijk uniek geweest. In de afgelopen periode, dat we met dit overleg bezig zijn geweest, is het begrip voor elkaar en het willen delen van elkaars problemen en zoeken naar gezamenlijke oplossingen gegroeid. Voor de regio een heel belangrijke randvoorwaarde om de ruimtelijke vraagstukken die de komende tien tot vijftien jaar op ons af zullen komen aan te kunnen pakken. De tijd van het in ontwikkeling brengen van weer nieuwe weilanden is voor een belangrijk gedeelte voorbij. Het besef om zorgvuldig en zuinig met de Brabantse ruimte om te gaan, waardoor heldere keuzes gemaakt kunnen worden, is bij alle betrokken partijen aanwezig. Daar spreken we elkaar ook op aan. Dat doen we in de jaarlijkse voortgangsvergaderingen, het regionaal planningsoverleg, zodat we kunnen meten of wat we hebben afgesproken ook daadwerkelijk gebeurt. Dit uitwerkingsplan maakt het ruimtelijke verband zichtbaar van de steden Breda en Tilburg en de omliggende kernen, die elk een eigen identiteit en karakteristiek hebben. De stedelijke regio bestaat uit 2 stedelijke polen met een groen middengebied en wordt gezien als een ruimtelijk samenhangend stedelijk landschap. Voor het eerst is één integraal ruimtelijk plan gemaakt voor deze ruim 40 km lange stedelijke regio. Het is een goede zaak dat in dit plan in alle 7 gemeenten fors wordt ingezet op de herstructurering van locaties in het bestaande stedelijke gebied waarvan de Spoorzone in Breda en Tilburg en Piushaven in Tilburg de grootste zijn. Daarmee geven de gemeenten voortreffelijk invulling aan het principes van zuinig ruimtegebruik uit het Streekplan. Liefst 50% van de woningbouw is gepland in het bestaande stedelijke gebied. Het verstedelijkingsprog ramma voor deze regio omvat een kwart van dat voor de hele provincie. Het effect van het in dit plan toegepaste hoofddoel uit het Streekplan om zorgvuldig met de ruimte om te gaan is dan ook groot. Het ruimtelijk spoorboekje voor de regio ligt nu voor. Ik zou zeggen: starten maar!! Drs. P.L.A. Rüpp, Gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling III
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
IV
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Inhoudsopgave
DEEL I
1
1
Inleiding
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
Aanleiding en plangrens Wat is het uitwerkingsplan? Streekplanbeleid en Bestuursakkoord 2003 - 2007 Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen? Relatie met andere plannen De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen MER-plicht
3 3 4 5 6 6 8 11
2
Opbouw van het uitwerkingsplan
15
3
Beschrijving plangebied
19
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
De ligging in Brabant Plangrens en gebiedsgrenzen Brabantstad De stadsregionale uitwerkingsplannen uit 1994 Schaalsprong: één stedelijke regio Huidige situatie en reeds opgestelde plannen
19 19 20 21 22 23
DEEL II
3
25
4
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
27
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 4.12
Uitgangspunten Opgestelde ruimtelijke plannen Gebruikte kaarten Ruimtelijke structuur van de regio Waardering van de ruimtelijke structuur en karakteristiek Bouwstenen vanuit het beleid Visie en strategieontwikkeling De 3 kaarten van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld Het landschappelijk raamwerk Het infrastructurele netwerk Stedelijk landschap Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
27 27 28 33 34 35 38 46 47 53 55 57
V
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
DEEL III
63
5
Programma
65
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Inleiding Planningsmethodiek en monitoring Regionale planning wonen Regionale planning werken Infrastructuur Glastuinbouw Uitwerking groene ambitie
65 65 66 74 82 85 90
DEEL IV
97
6
Ruimtelijk beleid en plankaart
99
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld De verstedelijking De infrastructuur en vroegtijdige afstemming verkeer en vervoer Glastuinbouw Uitwerking en watertoets Uitwerkingsplannen en milieukwaliteit
99 102 105 106 107
7
Ruimtelijke Ontwikkelingen per deelgebied
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Algemeen Etten-Leur/Breda-West Breda-Oost Oosterhout/Dongen Gilze en Rijen en omgeving Tilburg, Goirle en omgeving
8
Uitvoeringsprogramma en organisatie
8.1 8.2
Het regionale planningsoverleg Beschrijvingen projecten
VI
12 109
109 110 114 117 120 123 127
127 128
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
DEEL V
131
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V
Organisatie uitwerkingsplan Woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg Prognose uitgesplitst naar eigen behoefte en migratie Toevoeging geplande woningbouw Herberekening woningbehoeftenprognose landelijke kernen
133 135 137 139 141
Bijlage VI Bijlage VII Bijlage VIII Bijlage IX Bijlage X Bijlage XI
Handreiking zuinig ruimtegebruik Economische structuur Breda-Tilburg Lijst van gebruikte kaarten schaal 1:50.000 en tabellen Toelichting IHS-kaarten Begrippenlijst Literatuurlijst
143 149 155 157 161 163
VII
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
VIII
DEEL I INLEIDING OPBOUW VAN HET UITWERKINGSPLAN BESCHRIJVING PLANGEBIED
1
2
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en plangrens In dit uitwerkingsplan wordt de verstedelijkingsopgave zoals die in het Streekplan is verwoord vormgegeven. Het Streekplan heeft een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de beleidslijnen voor de verstedelijking. Deze bestaan uit de aanduiding van stedelijke en landelijke regio’s en algemene en regiospecifieke uitwerkingsregels die bij de uitwerking gehanteerd moeten worden als uitgangspunt. In het Streekplan is dit als volgt geformuleerd: “Er wordt voor elke regio een uitwerkingsplan opgesteld, waarin de woon- en werklocaties worden aangegeven”. De uitwerkingsplannen voor de stedelijke regio’s hebben een bredere strekking dan de bepaling van woon- en werklocaties en worden daarom integrale uitwerkingsplannen genoemd. De uitwerkingsplannen voor de landelijke regio’s beperken zich tot de woon- en werklocaties en heten daarom thematische uitwerkingsplannen”. In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor de stedelijke regio Breda-Tilburg uitgewerkt. De stedelijke regio Breda-Tilburg ligt centraal in de provincie Noord-Brabant omgeven door aanliggende landelijke regio’s. De stedelijke regio Breda-Tilburg omvat in hoofdzaak het grondgebied van de gemeenten Breda, Dongen, EttenLeur, Gilze en Rijen, Goirle, Oosterhout en Tilburg. Als plangrens is gekozen voor de gemeentegrenzen van de betreffende gemeenten. Relatief kleine gebiedsdelen aan de randen van de plangrens behoren volgens het Streekplan tot de aanliggende landelijke regio. Uit overwegingen van doelmatigheid is er voor gekozen die gebiedsdelen in dit plan mee te nemen. Voor die gebiedsdelen geldt uiteraard het ruimtelijke beleid voor de landelijke regio’s.
1.2
Wat is het uitwerkingsplan? Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij gaat het om de advisering over structuurvisies(Plus) en de advisering en goedkeuring van bestemmingsplannen en art.19 verzoeken. Het uitwerkingsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weer en bevat voor onderdelen afspraken over de realisering daarvan. In deze plannen wordt vastgelegd hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt. Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan kunnen zich nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die niet in het plan zijn opgenomen. Die kunnen beoordeeld worden aan de hand van de plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijke structuurbeeld. 3
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Het uitwerkingsplan wordt eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk) herzien of eerder op onderdelen als Gedeputeerde Staten dat nodig vinden. Voor de monitoring en evaluatie van het uitwerkingsplan wordt een planningsoverleg ingesteld. In dit overleg bespreekt de provincie samen met de betrokken gemeenten de nieuwe ontwikkelingen. Dit uitwerkingsplan richt zich met name op degenen die betrokken zijn bij de verdere ruimtelijke uitwerking van het uitwerkingsplan. Dit zijn vooral de deskundigen en bestuurders die werkzaam zijn in de ruimtelijke ordening in NoordBrabant en die plannen ontwikkelen en beslissingen nemen. Voor mensen buiten het werkveld van de ruimtelijke ordening geeft het uitwerkingsplan een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, de ruimtebehoefte voor o.a. de woningbouw en bedrijventerreinen en de keuzes die op basis hiervan gemaakt zijn.
1.3
Streekplanbeleid en Bestuursakkoord 2003 - 2007 Bij het opstellen van het uitwerkingsplan is het in het Streekplan neergelegde beleid leidend. Naast het daarin aangegeven beleid geeft het Streekplan uitwerkingsregels voor de stedelijke en landelijke regio’s. Met de vaststelling van dit uitwerkingsplan hebben wij het stadsregionale uitwerkingsplan voor de stadsregio’s Breda en Tilburg ingetrokken. Deze beleidsnota’s zijn nu dus niet meer van toepassing. Ook het groeiklassebeleid uit het streekplan 1992 is hiermee komen te vervallen Als gevolg van het Bestuursakkoord 2003-2007 is het streekplan partieel herzien. De door Gedeputeerde Staten vastgestelde Handleiding voor ruimteljke plannen: bedrijventerreinen, kantoren, voorzieningen en detailhandel’ en de nota ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ zijn op 20 juli vastgesteld en voorzover van belang verwerkt in de partiele herziening. De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft evenwel het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio’s blijft het uitgangspunt ‘bouwen voor migratiesaldonul’. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen als ten minste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook voor de gemeenten binnen de stedelijke regio wordt het uitgangspunt aangehouden dat ten minste voorzien kan worden in de eigen behoefte. In dit uitwerkingsplan is het Bestuursakkoord als uitgangspunt genomen. Het Streekplan heeft zorgvuldiger gebruik van de ruimte als hoofddoel. Het gaat er om met het ruimtelijke beleid bij te dragen aan de balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele kapitaal van Brabant. Om hieraan richting te geven zijn in het Streekplan vijf leidende principes voor het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord: • • • • • 4
meer aandacht voor de onderste lagen; zuinig ruimtegebruik; concentratie van verstedelijking; zonering van het buitengebied; grensoverschrijdend denken en handelen.
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
De uitwerkingsplannen worden vormgegeven op basis van de vijf leidende principes. Voor de ontwikkeling van de verstedelijking in Brabant zijn deze ordenende principes van grote betekenis: Meer aandacht voor de onderste lagen
In het uitwerkingsplan is het zogenoemde landschappelijk raamwerk ontwikkeld. Hierbij zijn de elementen van onderste lagen zoals de geomorfologie, het watersysteem en de GHS geïntegreerd. Zuinig ruimtegebruik
Het provinciale beleid gaat uit van een sterk accent op inbreiden en herstructureren, intensiveren en meervoudig ruimtegebruik. Dit betekent dat bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften voor wonen, werken en voorzieningen de mogelijkheden binnen het bestaande stedelijke gebied zo goed mogelijk worden benut. Concentratie van verstedelijking
Hiervoor zijn in het Streekplan vijf stedelijke regio’s aangegeven. Het streven is om de woon- en werklocaties zodanig over Brabant te verdelen dat het grootste gedeelte van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen in deze vijf regio’s terecht komt. Zonering van het buitengebied
Dit gebeurt in het kader van de op te stellen reconstructie- en gebiedsplannen. Grensoverschrijdend denken en handelen
In dit plan wordt aandacht besteed aan de relatie en samenhangen met de omliggende regio’s. Ook de afstemming met het plan Moerdijkse Hoek komt aan de orde. In het Streekplan is een indicatieve begrenzing van de stedelijke regio opgenomen. In principe kan deze, waar deze niet samenvalt met een Regionale Natuur en LandschapsEenheid (RNLE), tot één kilometer, en in sommige situaties wel meer, worden verschoven. In dit uitwerkingsplan is de grens van de stedelijke regio uitgewerkt.
1.4
Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen? Na de vaststelling van het Streekplan op 22 februari 2002 is gezamenlijk met de betrokken gemeenten en waterschappen een startdocument opgesteld. In dit document, dat op 15 augustus 2002 is ondertekend, zijn afspraken gemaakt over de organisatie en uitgangspunten voor het ontwikkelen van het uitwerkingsplan. Er is een stuurgroep gevormd, bestaande uit alle gemeenten van de stedelijke regio, de provincie en een vertegenwoordiger van de waterschappen. Deze heeft gedurende het werkproces richting gegeven aan de bestuurlijke en inhoudelijke aspecten van het uitwerkingsplan. De ambtelijke projectgroep en diverse werkgroepen hebben de planvorming ter hand genomen en dit uitwerkingsplan opgesteld. Gedurende de planvormingfase heeft veelvuldig overleg plaatsgehad en is overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van het plan tussen de provincie, de 5
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
betrokken gemeenten en de waterschappen. Gemeentelijke en provinciale belangen zijn in een regionaal planningskader besproken en afgewogen. Diverse maatschappelijke organisaties zijn geraadpleegd en met hun adviezen is rekening gehouden.
1.5
Relatie met andere plannen Bij het maken van dit uitwerkingsplan zijn veel andere plannen betrokken. Het plan is afgestemd met het project Brabantstad, met het project Openbaar Vervoersnetwerk Brabantstad en het project Onderliggend WegenNetplus (OWNplus). Behalve het Streekplan zijn belangrijke bouwstenen voor het uitwerkingsplan de structuurvisies(Plus) van de betrokken gemeenten, de waterbeheersplannen van de waterschappen en de planvorming in het kader van de Revitalisering Landelijk Gebied. Het uitwerkingsplan Breda-Tilburg ligt gedeeltelijk binnen drie reconstructiegebieden (Meierij; Baronie en Beerze-Reusel) en gedeeltelijk in twee revitaliseringgebieden (Brabantse Delta en De Wijde Biesbosch). De planvorming voor de reconstructie- en gebiedsplannen (verder de reconstructie genoemd) vormt een belangrijke input voor dit uitwerkingsplan. In de stedelijke regio’s vindt een integrale afweging plaats in het kader van de uitwerkingsplannen van het Streekplan. Bij afstemmingsproblemen met de reconstructie hebben de argumenten vanuit de streekplanuitwerking zwaarder gewogen dan die uit de reconstructie (bij afwegingen gaat het ‘rode’ plan over het ‘groene’ plan: stedelijke claims hebben prioriteit boven reconstructieclaims). Op de onderdelen waar vanwege zwaarwegende stedelijke argumenten tot heroverweging van de reconstructieplannen is gekomen, is dit expliciet aangegeven. In de landelijke regio’s heeft de integrale planvorming plaatsgevonden in het kader van de reconstructieplannen. De planvorming in het kader van de uitwerkingsplannen en de reconstructieplannen in de landelijke regio’s is door deze aanpak grotendeels complementair. Het uitwerkingsplan en het reconstructieplan raken elkaar vooral met betrekking tot onderwerpen als de kernrandzones, de Vrijkomende Agrarische Bedrijven (VAB) en Nieuwe Economische Dragers (NED). Daar wordt aandacht aan besteed in de nota Buitengebied in ontwikkeling vastgesteld op 20 juli 2004. Ten behoeve van landschapsontwikkeling in de stedelijke regio’s zijn de reconstructie-/gebiedsplannen op elkaar afgestemd. Hiervoor zijn gezamenlijke uitvoeringsacties geformuleerd (zie hoofdstuk 8). In het kader van het uitwerkingsplan zijn de gebieden voor glastuinbouw nader begrensd. Deze nader begrensde gebieden zijn afgestemd met de betreffende reconstructieplannen en gebiedsplannen. In hoofdstuk 5 en 7 zijn de afwegingen met betrekking tot die nadere begrenzingen opgenomen.
1.6
De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan Met het in werking treden van de wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening 1985, is het met ingang van november 2003 wettelijk verplicht, in een ruimtelijk plan (waaronder bestemmingsplan, zelfstandig project, regionaal of gemeentelijk 6
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
structuurplan, uitwerkingsplan en Streekplan), een beschrijving op te nemen van de gevolgen van dat plan op de waterhuishouding. Bij de totstandkoming van het uitwerkingsplan is invulling gegeven aan de watertoets. In de watertoets moet worden beschreven1: 1. de doorwerking van de wateraspecten in de locatiekeuze, het ontwerp, de inrichting en het beheer van het gebied; 2. de wijze waarop de inbreng en het advies van de waterbeheerders is meegenomen; 3. de invulling van eventuele mitigatie, compensatie van waterhuishoudkundige aspecten; 4. de afspraken over de financiering en de uitvoering van plannen. Het provinciale waterbeleid met betrekking tot de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen in het Streekplan. Het watersysteem is een belangrijk onderdeel van de onderste laag in de gebruikte methode van de lagenbenadering. De watertoets is geïntegreerd in de planvorming. Vertegenwoordigers van de waterschappen hebben deelgenomen in de stuurgroep en de ambtelijke projectgroep. Zij zijn vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het -uitwerkingsplan. De waterschappen hebben gedurende het proces kunnen adviseren met betrekking tot de wijze waarop het aspect water in het integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan is meegenomen. Het Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS), opgesteld in samenwerking tussen de waterschappen en de provincie, vormt een belangrijke bouwsteen voor het uitwerkingsplan. Het hart ervan wordt gevormd door de IHS-2, versie 3 kaart. Hoewel aan deze kaart geen absolute betekenis mag worden gegeven is het een basiskaart als het gaat om wateraspecten van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. In dit plan is daarnaast nog gebruik gemaakt van een door de gezamenlijke waterschappen opgestelde kaart “geschiktheid voor verstedelijking vanuit het watersysteem”. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (hoofdstuk 4) is aangegeven hoe het aspect water is meegenomen in het afwegingsproces. Dit heeft met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen, uitwerking gekregen door het opnemen van gebieden in het landschappelijk raamwerk. Uitgangspunt is het zoveel als mogelijk voorkomen van ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging en deze effecten waar nodig te mitigeren en te compenseren. Op deze wijze stuurt water mede de locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen het landschappelijk raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten.
1
Overeenkomstig de circulaire “Ruimte en water, de watertoets voor balans tussen de ruimtelijke plannen en
water” 7
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
1.7
De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen
1.7.1
Aard, functie en vorm van het plan
Het Streekplan verplicht Gedeputeerde Staten om uitwerkingen in de zin van artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vast te stellen voor de in het Streekplan aangeduide stedelijke en landelijke regio’s. Op grond van het bepaalde in artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kunnen deze uitwerkingsplannen geen concrete beleidsbeslissing inhouden. Dit betekent dat de uitwerkingsplannen niet onderhevig zijn aan bezwaar en beroep zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Bij de vaststelling krijgt het uitwerkingsplan dezelfde status als het Streekplan. Het uitwerkingsplan vervangt dus niet het Streekplan als toetsings- en beoordelingskader maar werkt het op onderdelen nader uit. In het uitwerkingsplan is deze nadere uitwerking gericht op de verstedelijkingsopgave voor wonen en werken. In de stedelijke regio’s zijn hier ontwikkelingen vanuit de programma’s groen en infrastructuur aan toegevoegd. Dit betekent dat onderdelen van het provinciaal ruimtelijk beleid, voor bijvoorbeeld de interne en externe bescherming van de Groene Hoofdstructuur, recreatie, landgoederen, vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, niet nader in het uitwerkingsplan worden genoemd en dat dus daarvoor, ook voor het plangebied van het uitwerkingsplan, het beleid zoals verwoord in het Streekplan onverkort blijft gelden. Indien bepaalde ontwikkelingen een afwijking van het beleid zoals genoemd in het Streekplan noodzakelijk maken, is dit expliciet in de plantekst vermeld. Eén en ander houdt in dat het Streekplan en het uitwerkingsplan het gezamenlijke toetsings- en ontwikkelingskader zijn voor door de gemeenten te ontwikkelen ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, zelfstandige projecten en structuurvisies. Omdat het uitwerkingsplan in goed overleg met de regio is opgesteld en het ten opzichte van het Streekplan vooral een uitwerking betreft met betrekking tot het verstedelijkingsbeleid, is er voor gekozen het uitwerkingsplan een ontwikkelingskarakter te geven. Daarmee wordt tevens invulling gegeven aan de in het Bestuursakkoord 2003 aangekondigde deregulering en de omslag van beleidsontwikkeling naar beleidsuitvoering. In het verlengde van het provinciale niveau van het Streekplan vindt in het uitwerkingsplan de integrale afweging plaats op het regionale schaalniveau. Het plan is op dit schaalniveau opgesteld, passend binnen het Streekplanbeleid. Dit laat onverlet dat de haalbaarheid van de definitieve locatiekeuze, binnen de daartoe aangegeven bredere kaders, op locale schaal in het kader van de gemeentelijke ruimtelijke planvorming (bestemmingsplannen, projectplannen, e.d.) op de gebruikelijke en wettelijk vereiste aspecten onderzocht en onderbouwd zal moeten worden. Daarbij kunnen aspecten van het Streekplanbeleid aan de orde zijn, maar ook andere locatiegerichte aspecten zoals met betrekking tot de leefomgeving (milieuzones) e.d.
8
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Het uitwerkingsplan vervult verschillende functies: 1. Het vormt het afsprakenkader tussen de provincie en de gemeenten over de te realiseren programma’s voor wonen en bedrijventerreinen etc. 2. Het is een ontwikkelingskader voor initiatieven van alle mogelijke partijen en maatschappelijke organisaties. 3. Het vormt een uitvoeringskader voor het provinciale ruimtelijke ontwikkelingsbeleid. 4. Het vormt een toetsingskader voor de beoordeling van gemeentelijke plannen. De uitwerkingsplannen bestaan uit één plankaart met plantekst. De plantekst verwoordt het voorgestane beleid en vormt tevens een toelichting op de plankaart. De in de plantekst opgenomen kaarten en illustraties hebben een toelichtend karakter met de bedoeling de planvorming en de plantekst te verduidelijken. Daarbij is gebruik gemaakt van de provinciale basisinformatie die beschikbaar is in het GIS ( Geografisch Informatie Systeem). Deze kaartjes vormen geen zelfstandig toetsingskader voor de beoordeling van ruimtelijke plannen. De plankaart bestaat uit een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld van het plangebied met daarop aangegeven de, bij de schaal van het plan passende, afgewogen programma-elementen voor de periode tot 2015. Het uitwerkingsplan heeft niet de bedoeling uitspraken op te nemen over allerlei kleine ontwikkelingen maar is, gezien het schaal- en abstractieniveau, vooral bedoeld om uitspraken te doen over de grotere toekomstige ontwikkelingen. Op het duurzame deel van de plankaart, het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld, kan bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen geen inbreuk worden gemaakt. Dit betekent dat verstedelijking een plek zal moeten vinden binnen de zoekgebieden voor verstedelijking of het bestaand stedelijk gebied. Binnen het landschappelijk raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten. Hier zijn de gebieden aangeduid waar landschapsontwikkeling wordt voorgestaan. 1.7.2
Flexibiliteit, monitoring, bijstelling en herziening
Het programma is tot stand gekomen na intensief regionaal overleg. Het bevat een aantal afgewogen keuzes en uitspraken, die de betrokken partijen binden. Deze programmaonderdelen zijn verwoord in de plantekst en deels op de plankaart opgenomen. De situering en omvang van de programma-elementen zijn indicatief op de plankaart aangegeven. Dit betekent dat deze niet duurzaam vastliggen, maar kunnen veranderen. De in het Streekplan aangeduide landschapsecologische zones zijn ruimtelijk vertaald in het landschappelijk raamwerk en vormen een belangrijk onderdeel van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Voor onderdelen van het programma infrastructuur wordt de beoogde ontwikkeling genoemd maar dient op lokaal schaalniveau te worden bepaald op welke wijze deze vormt dient te krijgen. Voor de programmaonderdelen wonen en werken zijn de gemaakte keuzes opgenomen in de plantekst en aangeduid op de plankaart voor zover deze een bij de aard van het uitwerkingsplan behorende schaal omvatten. Omdat de programma’s voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling gebaseerd zijn op de provinciale behoefteprognoses, die in de tijd kunnen wijzigen, en op aannames van bestaande capaciteiten, heeft het uitwerkingsplan ten aanzien van deze programma’s een meer flexibel karakter. Binnen de aangewezen 9
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
zoekgebieden voor verstedelijking kunnen die programmaonderdelen, onder een aantal randvoorwaarden, schuiven. Gelet op de schaal van het uitwerkingsplan zijn alleen de grote verstedelijkingslocaties met een omvang van meer dan 5 ha (wat gelijk staat aan ongeveer 100 woningen) indicatief op de kaart aangeduid. Kleinere locaties, passend binnen de aangewezen zoekgebieden voor verstedelijking en passend binnen het regionaal afgestemde programma, zijn niet aangeduid maar kunnen op basis van dit uitwerkingsplan worden ontwikkeld. Omdat het programma op regionaal niveau en na intensief overleg is opgesteld, wordt het noodzakelijk geacht de regio betrokken te houden bij het monitoren en eventuele bijstellen van het programma. Dit gebeurt door middel van het regionale planningsoverleg, zoals dat in hoofdstuk 8 nader wordt omschreven. In het regionale planningsoverleg wordt de voortgang van de gemeentelijke planvorming en de uitvoering van het programma gevolgd en gemonitoord. Dit kan leiden tot gewijzigde inzichten en tot een aanpassing van het programma. Indien noodzakelijk kan als gevolg hiervan het uitwerkingsplan bij de eerstvolgende vierjaarlijkse evaluatie worden aangepast. Gedeputeerde Staten hebben daarbij de bevoegdheid om zowel de tekst van het uitwerkingsplan als de plankaart aan te passen aan het bijgestelde programma. Dit is alleen mogelijk indien dit geen strijdigheid oplevert met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld op de plankaart. Hierbij kan worden volstaan met het volgen van een lichte procedure, waarbij de Provinciale Planologische Commissie om advies wordt gevraagd en de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening over het voornemen wordt geïnformeerd. De algemene uitgangspunten van het Streekplan en het Bestuursakkoord blijven daarbij onverkort van toepassing. In het geval dat toch de noodzaak bestaat om een uitbreidingsplan voor woningbouw, bedrijventerrein of stedelijke voorzieningen te ontwikkelen, buiten de op de plankaart aangegeven zoekgebieden voor verstedelijking, dient een herziening van het uitwerkingsplan plaats te vinden. Hierop is dezelfde procedure van toepassing die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Deze procedure is beschreven in hoofdstuk 5 van het Streekplan. Dit betekent dat bij een herziening van het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Er moet dan advies worden gevraagd aan de Provinciale Planologische Commissie. Tevens dient duaal overleg plaats te vinden met de statencommissie die belast is met de ruimtelijke ordening en zo nodig met andere statencommissies. Om tijdig te kunnen anticiperen op relevante ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat het uitwerkingsplan tenminste eenmaal in de vier jaar wordt geëvalueerd. Dit kan leiden tot een meer of minder ingrijpende herziening van het uitwerkingsplan waarin de hiervoor aangegeven aanpassingen in het programma worden meegenomen.
10
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
1.8
MER-plicht De MER-plicht is gebaseerd op de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. Doel van het maken van een Milieu Effect Rapport is om voor de in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. opgenomen gevallen, de nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu, in beeld te brengen. Op dit moment geldt de MER-plicht alleen voor strategisch ruimtelijke plannen indien er tevens sprake is van een besluit in de zin van de Awb. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een planfiguur als het Streekplan alleen m.e.r.-plichtig voor zover dit plan een of meer concrete beleidsbeslissingen bevat, zoals we die kennen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De uitwerkingsplannen zijn niet MER-plichtig omdat deze, zoals in paragraaf 1.7 staat beschreven, geen concrete beleidsbeslissingen mogen bevatten. Het is aan de gemeente om te bezien of voor het eerste ruimtelijk plan dat voorziet in een in het uitwerkingsplan genoemde activiteit, een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld. Op 27 juni 2001 is de Richtlijn strategische milieubeoordeling (2001/42/EG) van kracht geworden. De richtlijn is bedoeld om ook “plannen en programma’s” (artikel 2 sub a richtlijn) aan een strategische milieubeoordeling te onderwerpen. Deze richtlijn dient voor 21 juli 2004 in Nederlands recht te zijn omgezet. De wijziging van de Wet Milieubeheer in verband met de uitvoering van de richtlijn is aan de Tweede Kamer aangeboden (KST29811). In artikel 13 lid 3 van de richtlijn is het tijdstip van de strategische milieubeoordeling aangegeven. De milieubeoordeling is van toepassing op plannen en programma’s waarvoor de eerste voorbereidende handeling plaatsvindt na 21 juli 2004. Plannen en programma’s waarvoor de eerste voorbereidende handeling voor 21 juli 2004 plaatsvindt en die later dan 24 maanden na 21 juli 2004 worden aangenomen of ingediend ten behoeve van wetgeving, vallen wel onder de werking van de Richtlijn, tenzij de lidstaten per geval beslissen dat dit niet haalbaar is en het publiek van hun beslissing op de hoogste stellen. Conclusie
De Richtlijn strategische milieubeoordeling is niet van toepassing op de uitwerkingsplannen van het Streekplan. Deze uitwerkingsplannen zijn immers voor 21 juli 2004 voorbereid en worden voor 1 januari 2005 vastgesteld. Een herziening van het uitwerkingsplan zal te zijner tijd getoetst moeten worden aan de op dat moment geldende wettelijke bepalingen van de Wet milieubeheer
11
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
12
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
2
Opbouw van het uitwerkingsplan
Het uitwerkingsplan is opgesteld op basis van twee bouwstenen: het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en het programma. Daarbij is gebruik gemaakt van de Methodiek van de structuurvisiePlus De structuurvisiePlus is een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie die door een gemeente of enkele samenwerkende gemeenten wordt opgesteld als kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De structuurvisiePlus is in 1998 geïntroduceerd in de partiele herziening van het Streekplan Noord-Brabant (1992) als instrument ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in landelijke gemeenten. Met de structuurvisiePlus benadering is de afgelopen jaren op regionaal en gemeentelijk niveau de nodige ervaring opgedaan. Deze ontwikkelingsstrategie gaat uit van twee onafhankelijke componenten: een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en een programma. De confrontatie van het programma met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld resulteert in het regionale plan. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur van de hele regio. Dus van alle kernen en steden en het buitengebied in samenhang met elkaar! Hierbij is de ruimtelijke kwaliteit integraal benaderd zoals dat past bij de toepassing van de lagenbenadering uit het Streekplan. De verschillende kwaliteiten in het gebied zijn niet op elkaar gestapeld maar geïntegreerd tot de basis-structuurkaart van Brabant (zie verder hoofdstuk 4). Deze kaart heeft zowel voor de uitwerkingsplannen als voor de reconstructie- en gebiedsplannen een belangrijke rol gespeeld. Na verdere analyse van het gebied, diverse beleidsplannen en kaartlagen, zijn strategieën die voortkomen uit de potenties van het gebied geformuleerd. Dit vormt samen het structuurbeeld; de duurzame onderlegger waarop ruimtelijke keuzen in de toekomst worden gefundeerd.
13
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Het schema geeft weer hoe het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is opgebouwd. Er zijn vier onderdelen te onderscheiden: 1. Inventarisatie basisinformatie, basiskaarten en beleid 2. Analyse en waardering 3. Visieontwikkeling 4. De vormgeving van de duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) kaart met legenda. In dit plan zijn een aantal gebruikt kaarten ter illustratie afgebeeld. Die originele kaarten zijn veelal op schaal 1:50.000 en passen dus niet in deze nota. Deze illustraties zijn als kaart met bijbehorende legenda’s door de verkleining niet goed leesbaar. Bezien wordt of op de site Brabant.nl enkele basiskaarten geplaatst kunnen worden. Programma
Het Streekplan geeft aan wat de ruimtebehoefte voor woningbouw en bedrijventerreinen is tot 2020. Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma’s. De programma’s geven de ruimtebehoefte aan voor de planperiode tot 2015 met een doorkijk tot 2020. Voor het woningbouwprogramma vormt de provinciale Bevolkings- en woningbehoeftenprognose Noord-Brabant, actualisering 2002 het uitgangspunt. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikke lingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en 14
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd. Daarnaast vindt nog sanering van woningen plaats en zal vervangende nieuwbouw nodig zijn. Voor de stedelijke regio is dit programma taakstellend; de huidige achterstanden in de woningbouw nopen dan ook tot een extra inspanning om tijdig te voorzien in de berekende woningbehoefte. Dit woningbouwprogramma is in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt. Nagegaan is welke woningbouwcapaciteit al beschikbaar is in vigerende ruimtelijke plannen en voor hoeveel woningen nog nieuwe ruimte gevonden moet worden. Het accent ligt hierbij op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaande stedelijke gebied. Dit is in lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten rekening moet worden gehouden. Voor het programma voor bedrijventerreinenontwikkeling is in het Streekplan het zogenaamde ‘ruimtebudget’ voor bedrijventerreinen aangegeven. Dit betreft de ruimtebehoefte in bruto hectaren. Bij dit programma spelen vraagstukken rond (specifieke) werkmilieus, functiemenging en de verplaatsingsbehoefte van bedrijven. In het programma komt ook de relatie met het mogelijk toekomstige bedrijventerrein Moerdijkse Hoek aan de orde. In het Streekplan is de ambitie opgenomen om in een deel van het ruimtebudget anders te voorzien dan door middel van nieuwe uitbreidingsplannen. Ook dit is in hoofdstuk 5 ‘Programma’ uitgewerkt. Bij het opstellen van de programma’s voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling is invulling gegeven aan de daarvoor in het Streekplan opgenomen uitwerkingsregels. Het programma voor het uitwerkingsplan kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig; in het plan wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. Naast de programma’s voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling wordt ook aandacht besteed aan programma’s voor andere functies. In dit plan betreft dat het programma voor glastuinbouw en landschapsontwikkeling. Ook is een zogenaamd ‘grijs programma’ onderscheiden, waarin opgaven voor de weg-, spooren waterinfrastructuur zijn verkend. Het uitwerkingsplan
Het uitwerkingsplan is het resultaat van de ruimtelijke vertaling van de verschillende programma’s in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn weer. Het programma bevat de ruimtelijke keuzen voor de planperiode tot 2015. Het plan bestaat daarmee uit een duurzaam en een dynamisch deel. In paragraaf 1.7 is beschreven wat dit verschil in dynamiek betekent voor de status van de verschillende planonderdelen.
15
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
16
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
3
Beschrijving plangebied
3.1
De ligging in Brabant De stedelijke regio is grotendeels gelegen op de Brabantse zandgronden. Aan de noordzijde ligt de regio op de overgang naar het kleigebied. Op de zogenoemde ‘naad’ van Brabant komt veelal kwelwater naar boven. Deze overgang is ruimtelijk gezien zeer karakteristiek voor de noordrand van de regio. Historisch liggen hier, en ook nu nog is dit duidelijk zichtbaar, de natte gebieden. Binnen het plangebied zijn in het watersysteem drie waterscheidingen te onderscheiden, namelijk het stroomgebied van de Mark, van de Donge en aan de oostzijde van de Dommel. Deze geomorfologische opbouw van het gebied is belangrijk geweest voor de ontstane occupatiepatronen.
Afbeelding 3.1 Ligging plangebied
3.2
Plangrens en gebiedsgrenzen De stedelijke regio Breda-Tilburg betreft de gemeenten Breda, Etten-Leur, Oosterhout, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle en Tilburg. Als plangrens is gekozen voor de gemeentegrenzen van deze gemeenten. Dit betekent dat een klein deel van het plangebied gelegen is in de landelijke regio’s van het Streekplan. De onderstaande illustratie geeft met de zwarte lijn de plangrens weer. De rode lijn is de grens van de stedelijke regio uit het Streekplan, die in dit plan nader is bepaald. De groene lijn geeft de begrenzing van de reconstructiegebieden weer. De waterschappen, aangegeven met de blauwe lijnen, zijn in West Brabant op 1-1-2004 samengevoegd in het waterschap Brabantse Delta.
17
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 3.2 Plangebied
3.3
BrabantStad De stedelijke regio maakt samen met de stedelijke regio’s Waalboss en EindhovenHelmond deel uit van het stedelijk netwerk ‘BrabantStad’. De ontwikkeling van dit stedelijk netwerk is van groot belang voor het provinciale verstedelijkingsbeleid. Brabantstad bestaat uit de vijf grote steden in Brabant (Eindhoven, Helmond, Tilburg, Breda en ’s-Hertogenbosch) met daartussenin een nationaal landschap, Het Groene Woud. Karakteristiek voor Brabant is de verwevenheid van de steden met de groene ruimte. De realisering van een robuuste groene mal, waar nationaal landschap “Het Groene Woud” deel van uitmaakt, is een prioriteit.
Afbeelding 3.3 Stedelijk netwerk Brabantstad 18
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Breda en Tilburg maken onderdeel van uit van het stedelijk netwerk BrabantStad. Beide steden hebben als zodanig (economische)relaties met de andere steden. Hoewel BrabantStad geen planologisch afwegingskader is, zijn de ruimtelijke keuzes in de stedelijke regio Breda-Tilburg wel beïnvloed door BrabantStad. De steden onderscheiden zich op het niveau van BrabantStad door de potenties voor hoogwaardige bedrijvigheid langs de A58 bij Tilburg en aan de westzijde langs de A 16 bij Breda. De steden kenmerken zich door de aanwezigheid van een sterke diensten- en bancaire sector. Het functioneren binnen het stedelijk netwerk BrabantStad hangt nauw samen met de kwaliteit van de verbindingen binnen het netwerk. Optimale verbindingen zijn een voorwaarde om een goede afstemming tussen de steden mogelijk te maken over hoogstedelijke functies en voorzieningen. Het openbaar personen vervoer per spoor neemt daarbij een cruciale rol in. Binnen de stedelijke regio vormt het OV-netwerk BrabantStad een belangrijke drager voor het accommoderen van de ruimtevraag. De ontwikkeling van (hoog) stedelijke gebieden wordt gekoppeld aan brandpunten van infrastructuur. De nieuwe geprojecteerde stations Tilburg Berkel-Enschot en Dorst maken onderdeel uit van dit OV-netwerk BrabantStad. Voor de verdere ontwikkeling van het wegennet ter ondersteuning van het functioneren van het stedelijk netwerk wordt ingezet op kwaliteitsverbetering van de hoofdwegen en het onderliggende wegennet (OWN+). In dit kader is van belang dat de stedelijke regio Breda-Tilburg gelegen is aan twee belangrijke corridors in Nederland. Op de noord-zuidas Rotterdam-Antwerpen en op de lijn Rotterdam-Duitsland. Deze corridors zijn mede bepalend voor de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied. In de bijlage over de economische structuur wordt hier aandacht aan besteed.
3.4
De stadsregionale uitwerkingsplannen uit 1994 In 1994 zijn voor de regio’s Breda en Tilburg stadsregionale uitwerkingsplannen van het Streekplan 1992 opgesteld (SRUP’s). De gemeenten in de voormalige stadsregio’s hebben op basis hiervan hun ruimtelijk beleid gevoerd. Het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio Tilburg is in februari 2001 nog geheel herzien. De gemeenten zijn nog volop bezig met de uitvoering van de uitwerkingsplannen. Met de ontwikkelingen die in dat kader hebben plaatsgevonden en nog plaatsvinden, is bij de opstelling van dit plan rekening gehouden. Dit plan vervangt de uitwerkingsplannen uit 1994. Het programma voor de stadsregio Tilburg is nog volop in ontwikkeling en uitvoering. De ontwikkeling van de woningbouw in Reeshof zet zich voort aan de zuidzijde van de spoorlijn in De Wijk. Het bedrijventerrein Vossenberg-West II moet nog tot ontwikkeling komen. In de afgelopen periode zijn vele herstructureringsplannen in de bestaande stad ontwikkeld en uitgevoerd. De vitaliteit
Afbeelding 3.4 Stadsregionaal uitwerkingsplan regio Tilburg 19
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
van de stad is toegenomen. De voorgestelde ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied Noordoost zijn nog nauwelijks van start gegaan. Voor het gebied TilburgNoordoost is als uitwerking van het uitwerkingsplan 1994 in 1995 een structuurvisie opgesteld. Op basis hiervan zijn bestemmingsplannen ontwikkeld. Met de gegevens uit die plannen is rekening gehouden. Voor dit gebied is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd om de infiltratie in dit gebied, die van belang is voor de waterkwaliteit en waterkwantiteit in het natuurkerngebied De Brand ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Deze hydrologische randvoorwaarden voor dit gebied blijven ook in de toekomst een voorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Afbeelding 3.5 Stadsregionaal uitwerkingsplan regio Breda
3.5
In de stadsregio Breda zijn de woningbouwlocaties Teteringen, Vrachelen, het bedrijventerrein Weststad nog volop in uitvoering. De geprogrammeerde ontwikkelingen in Etten-Leur zijn grotendeels gerealiseerd. Voor de woningbouwlocatie Breda-Oost loopt er een studie naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied Breda-Oost. Mede uit overwegingen van consistentie en continuïteit van beleid is met die planvorming rekening gehouden. In de afgelopen periode zijn in de beide stedelijke regio’s vele intensiverings- en herstructureringsplannen gerealiseerd en ontwikkeld. Die ontwikkeling zet zich voort in de planperiode van het uitwerkingsplan.
Schaalsprong: één stedelijke regio
Afbeelding 3.6 Verschuiving grens stadsregio’s Plangebied regiovisie
Afbeelding 3.7 Netwerkstad Breda-Tilburg 20
Met de vaststelling van het Streekplan 2002 is een schaalsprong gemaakt van twee stadsregio’s met het ‘tussengebied’ naar één stedelijke regio. De ontwikkeling van het ruimtelijke beleid voor deze regio met een lengte van ruim 40 kilometer is een proces dat moet groeien. Het is niet mogelijk in één jaar een al lang lopend ruimtelijk ontwikkelingsproces om te buigen en geheel te integreren in één ontwikkelingsplan voor de gehele stedelijke regio. Dit is de eerste planfiguur die de gehele stedelijke regio in een ruimtelijk samenhangend beeld brengt. In ruimtelijk opzicht wordt de stedelijke regio als een eenheid gezien en worden de ruimtelijke verbanden en relaties zichtbaar gemaakt door voor dit gebied een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld op te stellen. Een zorgvuldige ruimtelijke ontwikkeling van het ‘tussengebied’, welk gebied bestaat uit het grondgebied van zes gemeenten, kan alleen worden gewaarborgd door dit in een plangebied samen te brengen. In ruimtelijk opzicht is sprake van een samenhangend infrastructureel netwerk,
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
dat in belangrijke mate bepalend is geweest voor de wijze waarop de economische ontwikkeling in het plangebied in de ruimtelijke inrichting zijn vertaling heeft gekregen.
3.6
Huidige situatie en reeds opgestelde plannen Als uitgangssituatie voor de planvorming geldt niet alleen de huidige situatie van het plangebied maar evenzo het ruimtelijke beleid zoals dat reeds is vastgelegd in (bestemmings)plannen en beleidsnota’s over de toekomstige ruimtelijke inrichting.
Afbeelding 3.7 Gemeentelijke plannen werkkaart
Op kaart 3 Gemeentelijke plannen zijn de ruimtelijke ontwikkelingen aangegeven welke al min of meer vastliggen in bestemmingsplannen of structuurvisies en waarover al een standpunt is ingenomen of adviezen zijn uitgebracht. Het gaat hier vooral om plannen voor wonen en werken. Deze kaart geeft daarmee de waarschijnlijke toekomst weer zoals die beleidsmatig al is bepaald. Deze kaart is gebruikt als een onderlegger vanuit het huidige beleid voor dit plan. Plannen welke vastgesteld zijn en/of vigeren zijn als ‘wonen en werken aanvaard’ opgenomen. Plannen welke nog een mate van onzekerheid hebben zijn op deze kaart aangeduid met een legenda-eenheid die aangeeft dat die locaties nog in voorbereiding of in studie zijn. Bepaalde gebieden zijn al eerder als zoekruimte voor verstedelijking aangemerkt (bijvoorbeeld in de SRUP’s van 1994) of daarover bestaat in het kader van opgestelde structuurplannen al overeenstemming. Die zijn op de kaart geduid met de aanduiding zoekruimte. De aanduiding zoekruimte heeft enige hardheid omdat alleen die staan opgenomen als daar door GS of de PPC een standpunt over is 21
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
ingenomen. De kaart geeft een totaalbeeld van plannen die ontwikkeld zijn en reeds in uitvoering zijn of nog uitgevoerd moeten worden. Duidelijk zichtbaar is dat er al vele ontwikkelingen gepland zijn.
22
DEEL II HET DUURZAAM RUIMTELIJK STRUCTUURBEELD
23
24
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
4
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
4.1
Uitgangspunten Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang) van het hele plangebied. Hierbij wordt ruimtelijke kwaliteit, in overeenstemming met de drie lagen van de lagenbenadering, integraal benaderd. Kwaliteiten die te maken hebben met bijvoorbeeld water, cultuurhistorie, milieu en verkeer en vervoer worden in beeld gebracht. Elke laag heeft een eigen karakter en dynamiek. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor. Hiërarchie tussen de lagen is er niet. Ze worden niet op elkaar gestapeld, maar geïntegreerd tot een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Daartoe kennen we waarderingen toe aan de verschillende gebieden, zones en lijnen die in het plangebied op het niveau van het uitwerkingsplan te onderscheiden zijn. Daarnaast zijn ruimtelijke strategieën opgesteld. Het streven naar ruimtelijke samenhang speelt daarbij een belangrijke rol. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld laat nog ruimte voor meerdere toekomstmogelijkheden, het is geen eindontwerp met een bepaalde planhorizon. Het is de basis voor de verdere planvorming van deelgebieden.
4.2
Opgestelde ruimtelijke plannen In het plangebied zijn recent diverse ruimtelijke plannen ontwikkeld op het regionale niveau welke belangrijke bouwstenen vormen voor het uitwerkingsplan. Te noemen zijn hierbij o.a. de structuurvisiesPlus van de gemeenten Dongen en Gilze en Rijen; de structuurvisiePlus van Etten-Leur; de ruimtelijke verkenning Breda 2002; de structuurvisie Werklandschap A58; de Structuurvisie Noordoost (1995); de kadernota Groene Mal; de Ruimtelijke Structuurvisie 2020 van Tilburg; de stadsvisie plus van de gemeente Oosterhout. De visieontwikkeling op het niveau van structuurplanning is een doorlopend ontwikkelingsproces waarbij nieuwe inzichten vertaald worden in de ruimtelijk planvorming. De in 1999 door gemeenten en provincie gezamenlijk opgestelde Ruimtelijke Regiovisie Breda Tilburg staat een duurzame groene en rode ontwikkeling voor van het zogenaamde tussengebied. Die visie, welke vooruitliep op het Streekplan en daarvoor een belangrijke bouwsteen vormde, is reeds gebaseerd op de in het Streekplan genoemde lagenbenadering. De regiovisie, welke 30 jaar vooruitkijkt, gaat uit van een zorgvuldig gebruik van de ruimte waarbij de diverse functies in evenwicht ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd ten einde een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen. De visie op de ruimtelijke ontwikkeling uit de regiovisie is nog actueel. De regiovisie is opgesteld voor het gebied tussen Breda en Tilburg en geeft voor dit gebied de mogelijke en gewenste ruimtelijke ontwikkeling weer. Kortheidshalve wordt in dit kader verwezen naar die visie. Die visie is opnieuw op haar waarde bezien en geïntegreerd in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld voor de gehele stedelijke regio. De regiovisie bevatte echter geen 25
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
programma. Het programma en de keuzen voor de locaties voor wonen en bedrijventerreinen worden gemaakt in dit plan.
Afbeelding 4.1 Ruimtelijke Regiovisie
4.3
Gebruikte kaarten Er is een kaartenset schaal 1:50.000 opgebouwd met basisgegevens welke gebruikt zijn voor het opstellen van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Er is onderscheid gemaakt in basiskaarten, kaarten van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en overige kaarten. De basiskaartenset wordt hieronder beschreven. De kaarten komen voornamelijk uit de provinciale GIS-bestanden en van de waterschappen. Een aantal kaarten geven ook het provinciale beleid voor een gebied weer. Per kaart is de betekenis en voor zover relevant de status van de kaart aangegeven. Paragraaf 3.7 van het Streekplan bevat een verklaring van de elementen op de plankaart van het Streekplan. Op pagina 133 staat vervolgens uitgelegd wat ‘kaartgeneralisatie’ betekent (dit betreft de verschaling van kaarten). Van de gemeenten en reconstructiecommissies wordt verwacht dat zij met de gedetailleerde onderliggende kaarten rekening houden bij planontwikkeling. De 26
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
streekplankaarten zijn voor de leesbaarheid in deze set verschaald naar 1:50.000. De kaarten zijn in deze plantekst als illustratie verkleind opgenomen. Daardoor zijn de legenda-eenheden jammer genoeg niet meer leesbaar. Op schaal 1:50.000 zijn de kaarten voor de stedelijke regio 85 cm breed. Deze passen dus niet binnen dit A4 formaat. Bijlage 9.8 bevat een lijst van de gebruikte basiskaarten. Kaart 1 Plangebied
Deze kaart is al in hoofdstuk 3 weergegeven. Kaart 2 De historische kaart
Afbeelding 4.2 Historische kaart
Dit zijn ingescande en aan elkaar geplakte oude topografische kaarten uit de periode 1880 tot 1940. Deze kaart geeft inzicht in de oorspronkelijke inrichting van het gebied. De oorspronkelijke geomorfologie en het grondgebruik zijn nog goed te zien. De occupatie was destijds nog minder van invloed op het grondgebruik zodat het natuurlijke watersysteem en de ontginningen nog afleesbaar zijn van de kaart. Deze kaart geeft inzicht in de veranderingen van het occupatiepatroon die zich hebben voorgedaan. De kaart moet gelezen worden in relatie tot de Groene HoofdStructuur (GHS) en de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart). Kaart 3 Gemeentelijke plannen
Deze kaart is al weergegeven in hoofdstuk 3. Kaart 4a en b De plankaarten van het Streekplan
Deze kaarten vormen vanzelfsprekend een belangrijk uitgangspunt, immers het gaat om een uitwerking van het Streekplan. De Streekplankaart is vergroot van schaal 1:100.000 naar 1:50.000. De bedoeling hiervan is te voorzien in de behoefte het provinciale beleid beter zichtbaar te maken naar de ondergrond. Deze kaart op deze schaal heeft dus geen afzonderlijke beleidsstatus. De Streekplankaart op schaal 1:100.000 vanzelfsprekend wel. 27
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.3 Streekplan 2002, Plankaart 1 Kaart 5 De geomorfologische kaart
Deze kaart geeft inzicht in de opbouw van het plangebied en bevat informatie over de ondergrond van het plangebied. De geomorfologische kaart is een belangrijke bron voor de basisstructuurkaart, zie 4.4.
Afbeelding 4.5 Geomorfologische kaart
Kaart 6 De hoogtekaart
De informatie op deze kaart geeft de feitelijke situatie weer. Duidelijk zichtbaar is dat Breda lager gelegen is dan Tilburg. In natte perioden is waar te nemen dat rondom Breda meer gebieden onderlopen dan in de regio Tilburg, welk gebied 10 à 15 meter hoger ligt.
28
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.6 Hoogtekaart Kaart 7 Waterberging en grondwaterbescherming,
Dit is de kaart uit het Streekplan. Rekening is gehouden met de zoekgebieden voor waterberging en de potentieel natte gebieden. In de IHS kaarten is dit nader uitgewerkt. Kaart 8 IHS.2 versie 3+ (ruimte voor water en waterkwaliteit, beek en kreekherstel)
Tijdens het totstandkomen van de reconstructie- en gebiedsplannen en dit uitwerkingsplan zijn twee Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) kaarten opgesteld. Deze kaarten zijn ontwikkeld ten behoeve van de reconstructie van het landelijke gebied en de uitwerkingsplannen. Voor het onderhavige plan is vooral kaart IHS.2 belangrijk. Op deze kaart zijn met name de locaties van de wateroverlast- c.q. bergingsgebieden in samenspraak met betrokkenen nader begrensd of nog onderwerp van overleg. De IHS.2 kaart geeft o.a. aan de overstromingsgebieden met een frequentie van 1 x per 20 jaar of vaker, herstel brongebieden en beekherstel, aanpassingen voor de waterhuishouding en gron dwaterbeschermingsgebieden. Deze kaart kan in de toekomst ten gevolge van nieuwe kennis en inzichten nog wijzigen, maar aangenomen wordt dat de kaart in hoofdlijnen de belangrijkste aspecten goed weergeeft. Een illustratie van de kaart is hier niet opgenomen omdat die geen zichtbare informatie geeft. In bijlage 9 is een verklaring opgenomen van de betekenis van deze kaart. Kaart 9 Geschiktheid verstedelijking vanuit het watersysteem
Op deze kaart is aangegeven waar verstedelijking het meest optimaal in het watersysteem past. Deze kaart is afgeleid van de WestBrabantse RO-visie “Water op de Kaart” en van de visie van Waterschap De Dommel. Deze kaart is het resultaat van een afstemming van beide visies. Globaal kan gesteld worden, dat verstedelijking op de drogere gronden (intermediair en infiltratie) het meest geschikt is. De kans op overlast vanuit gronden oppervlaktewater is daar geringer. De mogelijkheden om waterneutraal te kunnen bouwen zijn hier het grootst. Waterneutraal vraagt vaak mogelijkheden voor afkoppelen en infiltreren van hemelwater en voor vasthouden van water. In de relatief natte gebieden (vaak kwel, hoge grondwaterstanden), zoals in beekdalen, 29
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.7 Geschiktheid verstedelijking vanuit het watersysteem
treedt bij zware neerslag het eerst wateroverlast op. Bovendien zijn dit vaak gebieden die daardoor ook geschikt zijn voor waterberging. Daarnaast worden er maatregelen voorgesteld in het Integraal Hydrologisch Streefbeeld waar rekening mee moet worden gehouden. Op de kaart zijn ook zogenaamde ‘maalstopgebieden’ aangegeven. Dit zijn de gebieden die onder water lopen wanneer gemalen niet meer mogen pompen als gevolg van de hoge waterstanden van het buitenwater. Dit komt naar verwachting slechts één maal in de 50 jaar voor. Verstedelijking past hier niet, in ieder geval niet zonder dat het maaiveld opgehoogd wordt. Overige kaarten
De kaarten opgenomen in de ruimtelijke regiovisie en in de gemeentelijke structuurvisies zijn benut voor de opstelling van dit uitwerkingsplan. Deze laatste zijn niet in deze rapportage opgenomen. Daarnaast is rekening gehouden met belemmeringen vanuit ander beleid, denk bijvoorbeeld aan de geluidszones van het vliegveld Gilze en Rijen, zones rondom rioolwaterzuiveringsinstallaties, de beschermingsgebieden rondom waterwingebieden die op de Streekplankaart 2 staan aangegeven. Voorts zijn er diverse kaarten uit het provinciale Geografische 30
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Informatie Systeem (GIS) geraadpleegd waaronder: Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart), de GHS-detailkaart, de kaart Natuurdoeltypen, de kaarten van de Wateratlas opgesteld door TNO e.d. Ter illustratie van de forse ruimtelijke beperkingen voor geluidsgevoelige functies in het tussengebied is het kaartje van de geluidzones ten gevolge van het vliegveld Gilze Rijen opgenomen.
Afbeelding 4.8 Geluidzones ten gevolge van het vliegveld Gilze Rijen
Het streven is er op gericht de geluidscontouren zo veel als mogelijk te reduceren. Dit is onderwerp van overleg met het Ministerie van Defensie.
4.4
Ruimtelijke structuur van de regio
4.4.1
Wat is de basisstructuurkaart?
De basisstructuurkaart is een beeldverhaal over de huidige verschijningsvorm van het plangebied en is een uitsnede uit de basisstructuurkaart van Noord-Brabant. De basisstructuurkaart typeert de stedelijke regio Breda-Tilburg op regionale schaal, geeft inzicht in de ruimtelijke samenhang en laat zien welke structuurdragers bepalend zijn voor die samenhang. De ruimtelijke verschijningsvorm van het zichtbare en onzichtbare landschap, het verstedelijkingspatroon en de historische en moderne ontwikkelingen, zijn afleesbaar. De gebiedseigen kenmerken van de regio vormen de basis voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Aan de hand van de samenhang tussen de lagen van de lagenbenadering vertelt de Structuurkaart het verhaal van de landschappelijke en stedelijke kwaliteiten van de stedelijke regio Breda-Tilburg. Het is een basiskaart voor zowel de uitwerkingsplannen van het Streekplan als voor het project Revitalisering Landelijk Gebied. De Structuurkaart vormt het startpunt voor de planvorming in beide trajecten. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is opgebouwd uit de Structuurkaart, welke gezien kan worden als de onderlegger, en strategieën welke gaan over toekomstige ontwikkelingen.
31
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.9 Basisstructuurkaart 32
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
33
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
4.4.2
Het verhaal achter de basisstructuurkaart
De ruimtelijke hoofdstructuur, zoals weergegeven op de basisstructuurkaart, geeft aan hoe de regio ruimtelijk gezien samenhangt en wat de dragers zijn van die samenhang. Deze ruimtelijke samenhang zegt iets over de identiteit van een regio. Daarmee wordt op een abstract schaalniveau de ‘genius loci’, de gebiedseigen kenmerken, in beeld gebracht. Deze kenmerken zijn niet het eindontwerp, maar vormen een basis voor het ontwerpproces. Twee termen die vanuit het Streekplan een betekenis toevoegen aan de lagenbenadering zijn ruimtelijke kwaliteit en regionale differentiatie. De basisstructuurkaart geeft daarom ook inzicht in de landschappelijke contrasten tussen gebieden en geeft eigenheid aan plekken in Brabant. Het zichtbare en onzichtbare landschap, het verstedelijkingspatroon en de historische en moderne ontwikkelingen worden leesbaar gemaakt. Het Brabantse landschap is veelzijdig en contrastrijk. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de open zeekleipolders en de ‘naad’ van Brabant als overgang van het zand naar de klei en het diffuse zandgebied in het zuiden. De landschappelijke opbouw en de vele landschappelijke contrasten en overgangen van het plangebied samen met de centrale ligging ten opzichte van Rotterdam, Antwerpen en het stedelijke netwerk BrabantStad hebben het plangebied tot een aantrekkelijk vestigingsgebied gemaakt voor zowel bedrijven als mensen. Mede aan deze kwaliteiten ontleent het plangebied haar recente voorspoedige ontwikkeling. De Structuurkaart vertelt het verhaal van beide kwaliteiten. De steden, dorpen en linten zijn veelal ontstaan op de overgang van zand naar klei, op plekken tussen de natte beekgronden en de hoge droge zandruggen. Ook de verschillen in de groei van de grote steden op het zand en op de Naad (dekzand rug op de overgang zand/klei) zijn zichtbaar. Net als de invloed van de infrastructuur op verstedelijking en de aantrekkingskracht van de grote stad; kortom het sterke verband tussen infrastructuur en occupatie.
4.5
Waardering van de ruimtelijke structuur en karakteristiek Een stap om tot een strategiebepaling voor de regio te komen bestaat uit het waarderen van de ruimtelijke structuur. Bij deze waardering is onderzocht welke gebiedskwaliteiten, landschappelijke eenheden en structuurdragers essentieel zijn voor de bestaande en toekomstige kwaliteit van de regio. Verstedelijking kan in het ene geval een versterking van kwaliteiten inhouden, in het andere geval betekent dit verlies aan kwaliteit. In de stedelijke regio Breda-Tilburg is een reeks karakteristieke relaties tussen stad en land te onderscheiden. Deze reeks geeft een beeld van de samenhang tussen de lagen van de lagenbenadering. Dit betreft de occupatie op de dekzandrug; de occupatie langs de beekdalen, de wijze waarop het landschap zijn vorm heeft gekregen, de ontwikkeling van bedrijventerreinen aan waterwegen en snelwegen alsmede de ruimtelijke opbouw van de stedelijke structuur.
34
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Belangrijke leidraad vanuit het Streekplan is het streven naar het versterken van de contrasten en de identiteiten van het Brabantse landschap. Dit betekent dat contrasten in het landschap gekoesterd zouden moeten worden. Bijvoorbeeld de contrasten tussen de meer open en de meer besloten landschappen in deze regio en de verschillen tussen hoog en laag en nat en droog. Contrasten tussen de diverse typen landschappen bepalen voor een belangrijk deel de ruimtelijke beleving van het plangebied. Daarom wordt er gestreefd naar het instandhouden van de open landschappen en de contrasten tussen die besloten en open landschappen. Besloten landschappen zijn bijvoorbeeld de bosgebieden. Een open landschap is bijvoorbeeld een polderlandschap. Open landschappen hebben minder bescherming omdat die veelal geen onderdeel vormen van de Groene Hoofdstructuur, maar deze zijn voor de ruimtelijke beleving van de regio van grote betekenis. Voorbeelden van deze gebieden zijn de Willemspolder bij Oosterhout en het gebied de Lange Rekken bij Rijen. Ook overgangen van droog naar nat typeren landschappelijke contrasten. Deze komen vooral voor tussen het zuidelijke en het noordelijke deel van het plangebied en in de beekdalen. De kaart Het Landschappelijke Raamwerk, welke verderop in dit plan is weergegeven, geeft een uitdrukking van de karakteristieke waardevolle ruimtelijke structuren in de stedelijke regio.
4.6
Bouwstenen vanuit het beleid In het Streekplan van 2002 zijn al een aantal belangrijke waarderingen gemaakt die iets zeggen over de wenselijkheid van eventuele verstedelijking in het gebied in relatie tot bijvoorbeeld natuur, water en cultuurhistorie. Het streekplanbeleid is daarom een belangrijke bouwsteen voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. GHS
De groene hoofdstructuur uit het Streekplan is van groot belang voor het bepalen van mogelijke uitbreidingslocaties voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling. Aan de groene hoofdstructuur is een beschermingsregime gekoppeld waaruit voort vloeit dat de ruimte voor uitbreiding van de dorpen en steden alleen gevonden kan worden in de AHS-landbouw. Aan de zuidzijde van Breda loopt de grens van de stedelijke regio gelijk met de RNLE (regionale natuur- en landschapseenheid). Binnen de in het Streekplan aangewezen natuurparels is verstedelijking uitgesloten en binnen de RNLE’s zijn alleen beperkte afrondingen van stads- en dorpsranden toelaatbaar. Voor de overige delen van de GHS geldt het ‘nee, tenzij’-principe. Hier is uitbreiding alleen toelaatbaar als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen tegenover staan en er geen alternatieve locaties zijn buiten de GHS en de AHS-landschap. Uiteraard dienen natuurwaarden te worden gecompenseerd als aantasting onontkoombaar is. De ecologische verbindingszones, welke indicatief zijn aangegeven op de streekplankaart, zijn gezien hun schaal, niet apart weergegeven in het uitwerkingsplan. Uitwerking hiervan moet plaatsvinden op bestemmingsplanniveau Op de streekplankaart zijn ook landschapsecologische zones aangewezen. In deze regio zijn er dat drie. Onder visie en strategieontwikkeling is daar een uitwerking aan gegeven. 35
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Water
Het water is een belangrijk onderdeel van de onderste laag uit de lagenbenadering. De waterschappen zijn daarom vanaf het begin van het planvormingsproces betrokken bij de opstelling van het uitwerkingsplan. Het provinciale waterbeleid m.b.t. de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen in het Streekplan. In de aanduiding beekdalsysteem geldt het nee tenzij principe voor verstedelijking. In het Streekplan zijn daarnaast globaal de potentiële natte gebieden aangegeven. Hier is verstedelijking alleen mogelijk als het elders niet kan en er duidelijke ruimtelijke voordelen aan vast zitten. Het Integraal Hydrologisch Streefbeeld, opgesteld in samenwerking tussen de waterschappen en de provincie, is zoals al opgemerkt een belangrijke bouwsteen voor het uitwerkingsplan. Cultuurhistorie
Het Streekplan stelt: bij het opstellen en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarden zoals deze op de Cultuurhistorische Waardenkaart staan. In het bijzonder geldt dit voor de historisch landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarden. Ook met de archeologische waarden dient voldoende rekening te worden gehouden; enerzijds de gekende waarden zoals deze op de AMK (archeologische monumentenkaart staan) en anderzijds met te verwachten waarden zoals deze op de IKAW-kaart (Indicatieve kaart archeologische waarden) staan. Een aantal van deze waarden moet worden beschermd, evenals de aardkundig waardevolle gebieden. Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS of de AHS landschap.
4.7
Visie en strategieontwikkeling Doel van de visie en strategieontwikkeling is na te gaan wat de ruimtelijke en functionele gewenste ontwikkeling van het plangebied is. Welke kwaliteiten en karakteristieken willen we versterken en ontwikkelen en welke moeten behouden en beheerd worden? De mogelijke en gewenste ontwikkeling van de deelgebieden wordt inzichtelijk gemaakt. Voor het plangebied zijn enkele strategieën opgesteld. De strategieën geven richting aan de mogelijke ruimtelijke toekomst van het plangebied. Met behulp van tekeningen en schetsen is een gewenst ontwikkelingsbeeld geduid. Die beelden zijn gebruikt voor de opbouw van de drie (kaart)lagen waaruit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is opgebouwd. In de praktijk is het moeilijk om de samenhangende relatie stad en land te begrijpen en weer te geven. De ruimtelijke planvorming krijgt vaak vorm via sector- en facetbeleid. De doelstelling is nadrukkelijk stil te staan bij de relatie stad en land en de ruimtelijke samenhang van de groene en de rode hoofdstructuur te bezien. Welk (stads)landschap staat ons voor ogen in de stedelijke regio? Hoe ziet het ‘landschappelijk raamwerk’, het ‘stedelijk landschap’ en het ‘infrastructurele netwerk’ er in de toekomst uit? Welke randen en overgangen van stad en land willen we behouden, of bieden mogelijkheden voor nieuwe overgangen van stad naar land? De visie op de ruimtelijke verweving van stad en land vormt een belangrijke basis voor het bepalen van de zoekruimte voor de verstedelijking. In dit planvormingsproces worden de deelstrategieën uiteindelijk samengebracht tot drie kaarten die overeenkomen met de drie lagen uit de lagenbenadering welke samen het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld vormen. 36
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
4.7.1
Ontwikkelingsvisie water
Om ongecontroleerde overstromingen te voorkomen is er, mede gelet op zeespiegelstijging en klimaatsverandering, ruimte voor regionale waterberging noodzakelijk. De exacte omvang hiervoor is nog niet precies in beeld. Als hulpmiddel is door de gezamenlijke waterschappen en de provincie een Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) opgesteld. In het IHS zijn zoekgebieden voor de regionale waterberging aangegeven. Het IHS is een werkdocument waarin, op basis van modelberekeningen een eerste aanzet is gemaakt tot een nadere concretisering van de gebieden die nodig zijn om aan de eisen van het nieuwe waterbeleid (Waterbeheer 21e eeuw) te kunnen voldoen. Het IHS is nog in ontwikkeling, maar is op dit moment het document met de meest concrete informatie. Bij het opstellen van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is om die reden uitgegaan van de informatie uit het IHS 2, versie 3+.
Afbeelding 4.9 Beeld van het regionale watersysteem
Het IHS geeft een geïntegreerde visie weer voor een vijftal waterthema’s: ruimte voor de rivier, regionale waterberging, beek- en kreekherstel, waterkwaliteit en waterdoelen. Een afstemming met andere visies vanuit andere beleidsoverwegingen is in het IHS niet expliciet gemaakt. Het IHS is één belangrijke bouwsteen voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Voor het thema regionale waterberging is uitgegaan van de informatie van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld. Voor het aspect regionale waterberging geeft het IHS de gebieden weer die bij een buifrequentie met een herhalingskans van circa eens in de twintig jaar of vaker overstromen en die daarom ingezet zouden moeten worden voor waterberging. Deze gebieden zijn als zodanig op de kaart aangeduid. De exacte omvang van de voor waterberging benodigde ruimte is nog niet precies in beeld. Met de gebieden die voor waterberging worden aangewezen kan worden geschoven mits het bergende vermogen van die gebieden voldoende is en de locaties voor deze functie geschikt zijn. Als ordenend principe is gekozen voor 37
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
het uitgangspunt de gebieden voor waterberging zo veel als mogelijk te situeren langs de in het plangebied aanwezige beken en waterlopen. Dit sluit goed aan op de bestaande situatie. De beken en waterlopen zijn als onderdeel van de Groene HoofdStructuur (GHS) als ecologische verbindingszone aangewezen. Door een koppeling te maken met de benodigde waterberging worden twee doelen bereikt, namelijk een meer natuurlijke (her)inrichting van de beeklopen en het vergroten van het waterbergend vermogen. De hoofdstructuur van het watersysteem wordt daarmee ook ruimtelijk beter zichtbaar en beleefbaar gemaakt. In beginsel zijn de zones langs alle op de kaart aangegeven beken en waterlopen potentieel geschikt voor waterberging. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld worden geen keuzen gemaakt op welke locaties exact maatregelen worden genomen voor verruiming van waterberging. Dit wordt overgelaten aan het overleg van de gemeenten met de waterschappen. Ook kan dit nader worden aangeven in de reconstructie- en gebiedsplannen. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is in die zin sturend dat dit aangeeft waar daarvoor gezocht moet worden. Kaart 8 IHS.2 geeft de bestaande overstromingsgebieden aan. Indien ruimtelijke ontwikkelingen gepland worden in die gebieden die ten koste gaan van het waterbergende vermogen zal moeten worden aangegeven waar elders verruiming van de waterberging gerealiseerd kan worden. Deze afweging en de uiteindelijke doorvertaling in ruimtelijke plannen is ook afhankelijk van het flankerende beleid. De omvang van deze gebieden kan door (technische) maatregelen of andere alternatieven verkleind worden, dan wel kan de herhalingskans worden teruggedrongen. Maatregelen die getroffen worden kunnen bestaan uit: • Het aansluiten bij natuurlijke patronen van beken en kreken en vergroten van het bergende vermogen (dit betekent in feite het vergraven van bestaande gebieden en leidt tot grondverzet); • Het treffen van meer technische maatregelen (pompen en bergen); • Het verflauwen van oevers van waterlopen ten behoeve van gebiedsbrede waterberging en waterconservering. Deze maatregel heeft tevens grote voordelen voor waterkwaliteit en ecologie. Voor gebieden, waarvoor geen specifieke maatregelen worden genomen maar waarvoor wel de kans op inundatie blijft bestaan, zal duidelijk moeten worden wat de normering betekent voor de voorgenomen functies (welke waterhoogten, wat is de overstromingsfrequentie, zijn kapitaalintensieve gebruiksvormen in de risicogebieden toegestaan, welke vormen van gecombineerd gebruik zijn mogelijk, e.d.). De reconstructie- en gebiedscommissies stellen voor deze zaken, aan de hand van de verdere concretisering van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld en de ontwikkeling van het flankerend beleid (beleid, instrumenten, middelen) verder uit te werken en zo concreet mogelijk op te nemen in het uiteindelijke reconstructie- of gebiedsplan. Naast waterberging zijn ook andere waterthema’s van belang voor het uiteindelijke reconstructie- of gebiedsplan, waaronder verdroging, waterkwaliteit en beeken kreekherstel. Deze zaken zijn nog niet volledig in deze visie meegenomen, maar zullen, mede gekoppeld aan de verdere ontwikkeling van het Integraal Hydrologisch Streefbeeld en de ontwikkeling van het flankerende beleid in de 38
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
verdere uitwerking naar het reconstructie- of gebiedsplan worden meegenomen. Ruimtevragende aspecten voor deze thema’s zijn de in de IHS aangegeven buffers en de ruimte voor beek- en kreekherstel. Hier gelden beperkingen m.b.t. het gebruik als gevolg van vernatting en t.b.v. waterkwaliteit. Daarnaast zijn ook ‘maalstopgebieden’ aangegeven. Deze werken ook beperkend; met name op verstedelijking. Deze gebieden kunnen, zij het met een lage frequentie, inunderen. In het geactualiseerde provinciale Waterhuishoudingsplan is voor de ‘GHSnatuur’ beleid geformuleerd ter bescherming van de bestaande waterafhankelijke natuurwaarden. Dit beleid houdt in dat in beginsel geen nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden in de gehele GHS-natuur én in een zone van 500m rondom de natte natuurparels. In de kleigebieden welke vallen onder het waterschap de Brabantse Delta wordt hiervoor een maat van 50 tot 250 meter aangehouden. Het beschermingsbeleid richt zich dus op het handhaven van de bestaande hydrologische situatie om zo de natuurgebieden voor verdere verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie te behoeden. Verstedelijking, transformatie in het algemeen, beïnvloedt de hydrologische situatie. Door aanleg van verhard oppervlak neemt infiltratie van regenwater naar het grondwater af en er wordt vaak middels drainage een diepere ontwatering gerealiseerd. In die zin past er geen transformatiegebied in de 500 meter zones rond de natte natuurparels. Bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke uitbreidingen wordt waterneutraal bouwen nagestreefd. Wanneer voldoende infiltratievoorzieningen en geen diepere ontwatering worden toegepast, kan in principe, gezien vanuit water, wel worden gebouwd in deze zones. Glastuinbouw is wat dat betreft minder geschikt. Hierbij vindt geen infiltratie plaats. Naast de IHS-kaarten is kaart 7 ‘Geschiktheid voor verstedelijking vanuit het watersysteem’ opgesteld. Hierop is aangegeven waar verstedelijking, geredeneerd vanuit het bodem- en watersysteem, het best mogelijk is. Deze kaart is onder 4.3 beschreven. 4.7.2
Ontwikkelingsvisie natuur en landschap
Plankaart 1 van het Streekplan vormt de basis voor het opgestelde landschappelijk raamwerk. De structuur van natuur en landschap zoals op deze kaart is aangegeven is vertaald en uitgewerkt naar schaal 1:50.000. De nadruk van de groene opgave ligt op het bieden van tegenwicht tegen verstedelijking en/of het versterken en ontwikkelen van uitloopgebieden voor de stedeling ten behoeve van (dag)recreatie. Daarnaast kunnen bijzondere landschappelijke en ecologische kwaliteiten in stedelijke regio’s worden beschermd en versterkt. Twee opgaven zijn hierbij van belang: • de uitwerking van de landschapsecologische zones • het uitgangspunt dat rood en groen in balans blijven De provincie streeft er naar dat de uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag in de stedelijke regio’s gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in 39
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
het buitengebied van de stedelijke regio. Deze kwaliteitsverbetering heeft als doel het landschap aantrekkelijker te maken voor de recreërende stedeling. De open ruimten die tevens geschikt zijn om als recreatieruimte te fungeren, worden beter bereikbaar en toegankelijk gemaakt. Er is aandacht voor de versterking van de ruimtelijke relatie tussen de groene ruimte in de stedelijke regio’s en daarbuiten. Het uitgangspunt rood en groen in balans is vertaald in het ‘landschappelijk raamwerk’. In het plangebied zijn een groot aantal belangrijke en duidelijk herkenbare landschappelijke eenheden te herkennen. Zij bepalen in belangrijke mate de ruimtelijke identiteit van de stedelijke regio. Als regionale strategieën voor het behoud van landschappelijke kwaliteiten wordt uitgegaan van: • Het versterken van de contrasten en identiteiten van het Brabantse landschap; • Het versterken en behouden van karakteristieke landschapseenheden en essentiële open ruimten tussen bebouwingsconcentraties; • Het versterken van de belevings- en gebruikswaarde van het landschap. Deze strategieën zijn op regionale schaal vertaald in het plan. 4.7.3
Ontwikkelingsvisie landbouw
De in ontwikkeling zijnde plannen voor de reconstructiegebieden de Meierij, Baronie, Beerze en Reusel en de revitaliseringgebieden Brabantse Delta en de Wijde Biesbosch geven inzicht in de mogelijk toekomstige hoofdstructuur voor de landbouw. Het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio wordt afgestemd met de planvorming in het kader van de reconstructie. De algemene ambitie is zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Dit betekent dus geen onnodige onttrekkingen van landbouwgronden voor stedelijk ruimtebeslag. De gewenste ontwikkelingen voor verstedelijking en van natuur en landschap kunnen beperkingen inhouden voor de landbouw. Zo is het bijvoorbeeld niet gewenst in de landschapsecologische zones en waardevolle open gebieden intensieve agrarische functies in te plaatsen zoals glastuinbouw en intensieve veehouderijen. 4.7.4
Ontwikkelingsvisie recreatie
In dit plan worden geen sectorale strategieën in beeld gebracht voor de recreatie. Voor dit thema wordt aangesloten op wat in de planvorming voor de reconstructie wordt ontwikkeld. Dit voorkomt onduidelijkheid en overlappingen in het beleid. 4.7.5
Ontwikkelingsvisie cultuurhistorie
Over het algemeen wordt cultuurhistorie vooral gezien in relatie tot behoud. Behoud is een essentiële strategie, maar evenzo is ontwikkeling en versterking belangrijk. Zo kan de kennis van de regionale cultuurhistorie een bijdrage leveren als inspiratiebron voor de inrichting van nieuwe terreinen.Vooral in de stedelijke regio’s is het belangrijk te bezien hoe cultuurhistorie in samenhang met nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen kan samengaan en opnieuw geïnterpreteerd kan worden. Dit betekent een actieve rol voor de cultuurhistorie. De hedendaagse ruimtelijke inrichting is immers de cultuurhistorie van morgen. Regionale strategieën voor 40
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
cultuurhistorie zijn: • versterken van de karakteristieke relatie tussen occupatie en ondergrond bij nieuwe ontwikkelingen • benutten van cultuurhistorische waarden op het niveau van regionaal ontwerp en inrichting • behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden • behoud en versterken van de afleesbaarheid van de historische lagen van het landschap De door de provincie opgestelde cultuurhistorische waardenkaarten zijn geraadpleegd bij de opstelling van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Gelet op het schaalniveau van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is gebleken dat die kaarten weinig directe aanwijzingen inhouden voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Het zijn voornamelijk de opgenomen gebiedsaanduidingen die als landschappelijke eenheid betekenis hebben. De aangegeven waarden moeten vooral op bestemmingsplanniveau een doorwerking krijgen. 4.7.6
Ontwikkelingsvisie infrastructuur
Een goed functionerend infrastructureel netwerk in de stedelijke regio en in Brabant-stad is onontbeerlijk voor de verdere ontwikkeling van de stedelijke regio’s. De stedelijke en infrastructurele ontwikkelingen moeten in onderlinge relatie worden bezien. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en programma komt dat samen. De ontwikkeling van infrastructuur krijgt volop aandacht in de projecten OVBrabantstad en het project OWN+ (Onderliggend WegenNet plus). Bij de beschrijving van de kaart ‘het infrastructurele netwerk’ en in het programma wordt hier een uitwerking van gegeven. 4.7.7
Ontwikkelingsvisie ruimtelijk-economische structuur
De stedelijke regio kent twee sterk verstedelijkte gebieden en een groen middengebied. Die stedelijke gebieden staan in directe relatie tot elkaar met daartussen een diversiteit aan oost-westverbindingen: de A58, de spoorlijn en de oude verbinding Breda-Tilburg, het Wilhelminakanaal, de provinciale weg, de leidingenstrook etc. De westelijke pool heeft in het afgelopen decennium geprofiteerd van de strategische ligging tussen de Randstad en de stedendriehoek Antwerpen-BrusselGent. Dit heeft geleid tot uitbreiding van de zakelijke dienstverlening en tot de vestiging van een aantal grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners in het gebied. Binnen de westelijke pool is sprake van een zekere specialisatie. Breda heeft zich ontwikkeld als regionaal centrum voor West-Brabant. De stad functioneert vooral als dienstenstad met relatief veel kantoren en een sterke detailhandel. De grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners hebben zich, behalve in Breda, ook gevestigd op de bedrijventerreinen in Etten-Leur, Oosterhout, op het bedrijventerrein Moerdijk en op het langs de A16 gelegen bedrijventerrein Hazeldonk. In de oostpool heeft Tilburg zich hersteld van de neergang van de textielindustrie. De stad heeft zich in de jaren tachtig en negentig ontwikkeld tot moderne 41
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
industriestad, waar behalve een grote diversiteit aan industriële bedrijven ook veel logistieke bedrijven zijn gevestigd. Evenals de westelijke pool heeft de oostelijke pool in het afgelopen decennium geprofiteerd van haar strategische ligging, zij het dat Tilburg wat minder profiteert van de ligging op de noord-zuidas en wat meer van de centrale ligging in Zuid-Nederland. In het tussengebied vervullen Gilze en Rijen en Dongen van oudsher een werkgelegenheidsfunctie voor een groter gebied door de aanwezigheid van een aantal grotere bedrijven zoals Ericson, Coca Cola, Rexam Dongen en de vliegbasis. De geografische ontwikkeling van de economie van de secundaire (deels tertiaire) sector betreft vooral de ontwikkeling van de (traditionele) bedrijventerreinen. De geografische ontwikkeling van de tertiaire en quartaire sector is zichtbaar in de ontwikkeling van de centra van de steden, langs de stedelijke assen en op de kn
Afbeelding 4.10 Ruimtelijke structuur van de ligging van de bedrijventerreinen
Duidelijk is te zien dat de ruimtelijke structuur van de bedrijventerreinen is gebaseerd op de ontwikkeling van de transportmiddelen en wijze van goederendistributie. De bedrijventerreinen ontstonden langs kanalen en rivieren. De zone van het Wilhelminakanaal is zeer herkenbaar in het plangebied. Later ontstaan bedrijfsvestigingen bij het spoor. In Breda is dit sterker geweest dan in Tilburg. Meer recent zien we locaties aan (snel)wegen opkomen, aanvankelijk alleen vestigingen direct bij de afslagen maar vervolgens krijgt dit het karakter van een corridorachtige ontwikkeling. Wat zijn nu de mogelijkheden voor de toekomst? Welke economische zones zijn te onderscheiden en welke bieden perspectieven voor een verdere ontwikkeling? Wat is de betekenis van de afslagen op de hoofdinfrastructuur en/of kan via parallelle wegen en aanvullende infrastructuur deze ontwikkeling verder gaan in de zones langs die infrastructuur? De aangegeven zones op de kaart mogen niet begrepen worden als de strategie dat die zones 42
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
geheel mogen verstedelijken. De zone geeft weer dat sprake is van een structurele ontwikkeling in het plangebied die de betekenis van infrastructuur weergeeft. Daar moet rekening mee worden gehouden. Er is in de toekomst nog een flinke oppervlakte aan nieuw bedrijventerrein nodig. Uit diverse rapporten en een eerste globale gezamenlijke verkenning naar mogelijke locaties komen zoekgebieden voor toekomstige bedrijventerreinen naar voren. De locaties op het hierbij staande kaartje is gebaseerd op de locatievoorkeuren die uit de rapporten naar voren komen. De betekenis van de aanwezigheid van infrastructuur blijkt duidelijk uit het kaartje. De aanleg van de Hoge Snelheidslijn met een shuttlestation in Breda zal de strategische ligging van het gebied verder versterken. Als belangrijke ontwikkelingszones zijn in beeld: • Etten-Leur langs de A58-zuid; • Breda-West langs de A16; • Breda-Oost langs de A27/A58 richting Bavel; • bij Oosterhout oostelijk van de A27; • de zone van de A58 bij Tilburg/ Gilze; • Tilburg-Noordoost. Afbeelding 4.11 Zoekruimten toekomstige De “nieuwe” economie kent ook bedrijventerreinen moderne transportmiddelen. De betekenis van het transport van dataverkeer en personen is toegenomen. Kenniscentra, ontmoetingen en cultuur zijn hierbij van groot belang. Dat stelt andere locatieeisen en vraagt een andere meer complexe samenhangende infrastructuur. De meer intensieve economische activiteiten vestigen zich het liefst op centrale goed ontsloten locaties. Deze ontwikkeling is in de stedelijke regio reeds duidelijk zichtbaar. Het gaat hierbij om intensieve vormen van werkgelegenheid, geen productie en distributie maar
Afbeelding 4.12 Mogelijke stedelijke knooppunten en stedelijke assen 43
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
handelsverkeer, advieswerk, opleidingen, onderzoek en productontwikkeling etc. Deze activiteiten kunnen gebundeld worden op locaties in intensieve vormen met een meervoudig gebruik van de ruimte. Ter sturing van deze ontwikkeling wordt een ruimtelijke structuur voorgestaan waarbij ingezet wordt op het aangeven van knooppunten die hiervoor worden aangewezen. De stadscentra vormen niet meer alleen de concentratiegebieden van werkgelegenheid. Voor de ontwikkeling van de stedelijke regio, een stedelijk netwerk, is de ontwikkeling van een structuur met meerdere stedelijke knooppunten nodig. Bijgevoegde beelden zijn illustraties voor Breda en Tilburg waarbij mogelijke stedelijke knooppunten en stedelijke assen zijn aangeduid in een stedelijke structuur. Een stedelijke structuur die bestaat uit stedelijke assen en knooppunten van vervoer komt tegemoet aan de vestigingseisen voor intensieve economische functies. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en op de plankaart is deze strategie ruimtelijk vertaald.
4.8
De 3 kaarten van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld De volgende drie kaarten vormen samen het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld: • Het Landschappelijk Raamwerk • Het Infrastructurele Netwerk • Het Stedelijk Landschap Deze drie kaarten vormen de uitgekristalliseerde eindkaarten overeenkomend met de drie lagen uit de lagenbenadering. De strategieën zijn teruggebracht tot drie kaarten waarmee een duidelijke en eenvoudige opbouw van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is verkregen.
Basisstructuurkaart Landschappelijk Raamwerk afbeelding ontbreekt Infrastructureel Netwerk
Stedelijk Landschap
Afbeelding 4.13: Opbouw DRS Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
44
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
4.9
Het landschappelijk raamwerk
4.9.1
De betekenis van het landschappelijk raamwerk
Het Streekplan geeft aan op welke strategieën voor het landschappelijk raamwerk wordt ingezet (behoud en versterking landschappelijke en ecologische waarden, versterking groene geleding van de stedelijke regio e.d.). Er is voor gekozen een zogenoemd landschappelijk raamwerk op te stellen dat inzicht geeft in de landschappelijk samenhang in de stedelijke regio. Met dit landschappelijk raamwerk worden ‘groene’ waarden en landschappelijke kwaliteiten veilig gesteld met als doel dat in de stedelijke regio de karakteristieke contrastrijke groene dooradering behouden blijft en zich verder kan ontwikkelen. Gelet op het schaalniveau van het uitwerkingsplan moet deze kaart globaal geïnterpreteerd worden. De kaart geeft het geheel van het landschappelijk raamwerk weer en de ruimtelijke samenhang en landschappelijke relaties tussen de deelgebieden. Het vastleggen van concrete grenzen en het bepalen van waarderingen vindt plaats bij het opstellen van structuurvisies voor afzonderlijke deelgebieden en bestemmingsplannen. Het landschappelijk raamwerk vormt een soort van groene contramal in de stedelijke regio in samenhang met het stedelijk landschap. Een belangrijk uitgangspunt voor het landschappelijk raamwerk is de Groene HoofdStructuur (GHS) uit het Streekplan en de daarin aangegeven RNLE’s en de landschapsecologische zones. Daarnaast zijn daar de diverse kaarten voor benut waaronder de geomorfologische kaart; de structuurkaart; hoogtekaart e.d. Onder visieontwikkeling is al een globaal beeld geschetst over de ruimtelijke vertaling van de landschapsecologische zones. Daarnaast zijn er diverse plannen en visies van de provincie, de zeven gemeenten en de waterschappen over de gewenste groenstructuur in het plangebied. Ook met de AHS-landbouw is uitdrukkelijk rekening gehouden. De eerder opgestelde Ruimtelijke Regiovisie Breda-Tilburg geeft een beeld voor het landschappelijk raamwerk in het gebied tussen de steden. Een van de opdrachten uit die regiovisie was ‘het groene netwerk’ uit te werken. De rapportage die daarvoor is opgesteld is meegenomen. Er liggen ook ideeën die voor de reconstructie zijn opgesteld waar rekening mee is gehouden. Al die gegevens zijn bijeengebracht en vertaald naar een landschappelijk raamwerk voor de stedelijke regio. 4.9.2
Het Groene Casco
In workshopverband zijn strategieën en ontwerpprincipes vertaald in een landschappelijk model, ‘Het Groene Casco’ genoemd. Dit groene casco is een model. Dit model is een bouwsteen voor het landschappelijke raamwerk. Er is een groen raamwerk van 1e en 2e orde onderscheiden. Het idee hierbij is dat in het 1e orde raamwerk verstedelijking te allen tijden moet worden uitgesloten. Het 2e orde raamwerk betreft de structuur en geleding in het groen/blauwe netwerk. Het groene casco omsluit afzonderlijke deelgebieden, ook wel de kamers van het casco genoemd, die een eigen functie hebben. Veel kamers zijn al benut voor verstedelijking of zijn in gebruik bij de landbouw. Het model geeft de te behouden landschappelijke hoofdstructuur voor de lange termijn weer en laat genuanceerd 45
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.14 Model: Het Groene Casco
ruimte voor de inrichting en het gebruik van de deelgebieden binnen die structuur. In de meest extreme vorm van verstedelijking, als alle deelgebieden voor wonen, werken etc. worden benut, moet Het Groene Casco behouden blijven. Het model geeft dus de landschappelijke hoofdstructuur weer en onderscheidt een 1e en 2e orde systeem. Het model geeft inzicht in welke regionale groene hoofdstructuur behouden en versterkt moet worden. Het model is een globaal raamwerk dat mede de basis heeft gelegd voor het landschappelijk raamwerk, schaal 1:50.000. Daarbij zijn de deelgebieden nader bezien op de daar aanwezige waarden. Dat heeft geleid tot het inzicht dat bepaalde deelgebieden van verstedelijking moeten worden uitgesloten vanwege de op regionaal niveau belangrijke aanwezige natuur en landschapswaarden. Die deelgebieden zijn: Oosterhout-Noordoost/de Willemspolder, het gebied tussen Dongen en Rijen, de Lange Rekken en deelgebieden in de zone die loopt van Breda naar Gilze en Riel. [invoegen afbeelding 4.14 Model; het groene casco] 4.9.3
Ruimtelijke vertaling landschapsecologische zones
Op de Streekplankaart zijn drie landschapsecologische zones aangegeven. Als uitwerkingsregel is opgenomen: “het waarborgen van de functie en kwaliteit van landschapsecologische zones, die een buffer vormen tussen stedelijke kernen en die - veelal ook buiten de stedelijke regio gelegen - natuurwaarden (o.a. de Regionale Natuur en LandschapsEenheden) verbinden”. Daarop aansluitend het in samenhang met deze zones “verder ontwikkelen van stedelijke groenstructuren, vooral ook in relatie tot de mogelijkheden voor recreatie”. 46
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
De landschapecologische zones (LEZ’s) hebben een bovenlokale betekenis voor een duurzame ruimtelijke structuur. Het is de bedoeling de bufferfunctie van de LEZ’s duurzaam te verankeren in de uitwerkingsplannen en de verbindingsfunctie tussen buiten de stedelijke regio gelegen gebieden met ecologische waarden vorm te geven. Waar dit niet in strijd is met aanwezige ecologische waarden, kan de toegankelijkheid van deze zones voor de (dag)recreërende stedeling worden verbeterd. De ruimtelijke samenhang met stedelijke groenstructuren kan worden versterkt. De LEZ’s hebben een functie als Afbeelding 4.15 Landschapsecologische bufferzones in de stedelijke regio, zones uitgewerkt een functie voor natuur en landschap en voor recreatie. Ze kunnen gezien worden in relatie tot de GIOS-opgaven (Groen In en Om de Stad) voor de grote steden. De LEZ’s kunnen qua maat en schaal niet vergeleken worden met de ecologische verbindingszones, het gaat om brede zones die binnen de stedelijke regio een geledende functie vervullen om te voorkomen dat de stedelijke regio haar groene dooradering zou verliezen als gevolg van een doorgaande verstedelijking. Om dit veilig te stellen zijn deze op plankaart 1 aangegeven. Op de twee kaartjes is de ligging van de LEZ’s ruimtelijk nader vertaald. De bedoeling van de LEZ’s is o.a. het verbinden van natuurgebieden. Daarom zijn ook de grotere samenhangende groengebieden op het kaartje aangegeven met de passende naamgeving NLE (Natuur- en LandschapsEenheden). De aangegeven NLE’s zijn van structurele betekenis voor de ruimtelijke opbouw van de stedelijke regio. Op het kaartje “Uitwerking Landschapsecologische Zones” is een globale, meer concrete ruimtelijke vertaling van deze zones naar het plangebied gemaakt. De vertaling van de drie LEZ’s wordt hieronder beknopt toegelicht. De LEZ tussen Breda en Etten-Leur
Deze LEZ heeft een geledende en bufferende functie in het gebied tussen de bebouwing van Breda en Etten-Leur. Tussen Breda en Etten-Leur kunnen drie noord-zuid zones onderscheiden worden, namelijk de zone westelijk langs de rijksweg en HSL, de LEZ en het landbouwgebied tussen de LEZ en de bebouwing van Etten-Leur. Gezien de maat en schaal van die zones en het stedelijk gebied moet hier al gauw gedacht worden aan een LEZ van circa 1 km breed, welke overeenkomt met de breedte van het Liesbosch. Daarmee wordt een robuuste groene geleding verkregen die van verstedelijking wordt gevrijwaard. De ligging van deze LEZ sluit goed aan op de ruimtelijke visies die de gemeenten Breda en Etten-Leur met betrekking tot deze zone hebben opgesteld.
47
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
De twee LEZ’s in het gebied tussen Breda en Tilburg
De gebiedskenmerken tussen Gilze en Rijen, Dongen en Tilburg zijn zodanig divers van aard dat in de huidige situatie de ligging van de LEZ’s niet zonder meer duidelijk is. In de noord-zuid richting is hier sprake van een gelede en gedifferentieerde opbouw met eigen gebiedskenmerken. In de eerder opgestelde ruimtelijke regiovisie Breda-Tilburg (mei 1999) heeft het tussengebied nadrukkelijk de aandacht gehad. In die visie zijn meerdere landschapsecologische zones aangegeven. Zo is er o.a. ook een groene geledende zone tussen Oosterhout en Dongen aangegeven. De bedoeling van de landschapsecologische zones in de regiovisie was om binnen de stedelijke regio een groene geleding blijvend veilig te stellen. De vertaling van de in het Streekplan aangegeven LEZ’s kunnen niet los gezien worden van de in de regiovisie opgenomen landschapsecologische zones. De twee LEZ’s hebben een onderlinge samenhang via de daartussen gelegen bosgebieden. Daarnaast vormen deze een samenhangende structuur met de gewenste groene geledingen uit de regiovisie Op het kaartje is de ruimtelijke vertaling van die samenhang weergegeven. Er kan een doorlopende bosachtige zone worden onderscheiden die loopt van boswachterij Dorst naar de bosgebieden ten zuidwesten van Tilburg. Deze zone zou in de toekomst verder versterkt kunnen worden. Vanuit deze boszone zijn landschappelijke geledingen en/of ecologische verbindingen onderscheiden die hierop aansluiten. Deze zijn op de kaart met pijlen aangeduid. Zo is de gewenste groene geleding tussen Oosterhout en Dongen aangegeven evenals een tweetal aan de zuidzijde welke gevormd worden door de zone van de Donge en de Leij. Er is geen doorlopende LEZ aan de westzijde van Gilze aangegeven. Dit vanwege de ruimtelijke karakteristiek en het geomorfologische en landschappelijk patroon. Het gebied maakt wel deel uit van het landschappelijke raamwerk. Een tweede brede ecologische en landschappelijke verbinding is wenselijk aan de oostzijde van Breda als onderdeel van een robuuste groen/blauwe structuur. Deze is opgenomen in het landschappelijk raamwerk en op de plankaart met de aanduiding landschapsontwikkeling. In paragraaf 7.3.4 is dit verder beschreven. Op het kaartje is het gebied van het Rijens Broek afzonderlijk met blauw aangeduid omdat dit gebied een eigen nat en meer open karakter heeft. Op de kaart “historisch natte gebieden” welke is opgenomen in de nota ‘Watersystemen in beeld’ staat aangegeven dat dit voorheen een groot moerasgebied was. Dit is eveneens zichtbaar op de historische topografische kaart. Voorgestaan wordt het huidige karakter van dit gebied te behouden en te ontwikkelen. De functie landbouw blijft behouden waarbij in de toekomst een verdere vernatting van het gebied (vooral aan de zuidzijde bij het Wilhelminakanaal) in de rede ligt. 4.9.4
Het landschappelijk raamwerk en de legenda-eenheden
In het landschappelijk raamwerk zijn de gebieden opgenomen die van grote betekenis zijn vanwege openheid, vanwege hun waarde als groene geleding tussen kernen of een hoge landschappelijke kwaliteit. Daarnaast bestaat het landschappelijk raamwerk uit gebieden die er vanwege hun planologische bescherming toebehoren. Dit alles leidt tot de volgende opbouw van het landschappelijk raamwerk: 48
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.16 Landschappelijk Raamwerk Natuurparels, bos en overig natuurgebied (donker groen)
Deze gebieden zijn onderdeel van de GHS-natuur. De bos/natuurfunctie van deze gebieden is bepalend voor de ruimtelijke en functionele kwaliteit van deze landschappen. Landschap met hoge natuurwaarden + groene schakels + landschappelijk waardevolle overgangsgebieden (licht groen)
Deze gebieden vallen binnen de GHS-landbouw en de AHS-landschap. Het zijn meestal in agrarisch gebruik zijnde gebieden met belangrijke (potentiële) natuurwaarden, zoals voor de das of voor struweelvogels. De samenhang van agrarisch grondgebruik en natuurbeheer en -ontwikkeling is bepalend voor de kwaliteit van deze landschappen. Daarnaast zijn landschappelijke waardevolle overgangsgebieden en gebieden welke een schakel vormen in het raamwerk opgenomen. Waardevol agrarisch landschap (geel)
Dit zijn agrarische landschappen met hoge landbouwkundige, landschappelijke of cultuurhistorische waarden of landschappen die waardevol zijn als relatief open en groene buffers tussen kernen of als gradiënt/overgang tussen contrasterende landschappen. Het betreft o.a. de volgende gebieden: Het gebied rondom Den Hout; de zone ten oosten en ten zuidoosten van EttenLeur; de waardevolle open kleigebieden en het overgangsgebied ten noorden van Etten-Leur; de zone lopend van Breda via Molenschot naar Gilze en Riel; het gebied tussen Dongen en Rijen; het gebied Kouwenberg en omgeving in Tilburg 49
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Noordoost; de gebieden ten zuidoosten van Tilburg/Goirle. Deze gebieden komen niet voor een stedelijke occupatie in aanmerking omdat ze daarmee hun karakter en landschappelijke kwaliteit verliezen. Rekening moet gehouden worden met het eigen karakter van die gebieden. Zo zijn in de zone ten oosten van Etten-Leur kleinschalige ontwikkelingen toelaatbaar die passen in het landschap. De maat en openheid van de Willemspolder is van een zo bijzondere eigen en unieke kwaliteit dat occupatie voor verstedelijking maar ook voor intensieve landbouwfuncties in dit gebied moet worden geweerd. Het open landschap tussen Dongen en Rijen ontleent o.a. haar kwaliteit door de bosranden die dit gebied omsluiten en heeft tevens betekenis als een onbebouwde ruimte tussen het bedrijventerrein Tichelrijt en de kern Rijen. Het agrarische gebied ten noordoosten van Tilburg heeft een eigen ruimtelijke en functionele kwaliteit als gebied tussen de Loonse en Drunense Duinen en de beoogde zoekruimte voor verstedelijking over het spoor. Het grootste gele gebied ligt ten oosten van Breda en beslaat feitelijk drie verschillende landschappen: het gebied tussen Breda-Oost en Gilze; het gebied tussen de Grootte Ley en de Hultense ley en het gebied tussen Riel en de Hultense ley. Dit is een doorlopende zone welke ruimtelijk aan de noord en zuidzijde begrensd wordt door bosgebieden die in dezelfde richting lopen. Het gebied tussen Breda en Gilze is een kleinschalig agrarisch landschap met een tweetal beeklopen die parallel lopen met de richting van de aansluitend gelegen bosgebieden. Dit gebied heeft een eigen ruimtelijk karakter. Er is een nieuwe brede ecologische verbinding aangeven tussen de twee bosgebieden. In het kader van het reconstructieplan voor De Baronie is ten zuiden van de A58 westelijk van de kern Gilze en ook aan de oostzijde in een smalle strook westelijk van de Hultense Leij een landbouwontwikkelingsgebied gepland. Het gaat hierbij om de inplaatsing van enkele intensieve landbouwbedrijven. Dit is op de aangegeven locaties inpasbaar voor zover het om enkele bedrijven gaat die landschappelijk zorgvuldig kunnen worden ingepast. Behoud open landschap (groen met horizontale witte streep)
Dit is het agrarische landschap van de Willemspolder dat nog een relatief grote openheid heeft en cultuurhistorisch betekenis gelet op de oorspronkelijke hydrologische functie van dit gebied. Dit grote open gebied op de naad van Brabant is waardevol om te behouden. Beekdalsysteem (de blauwe structuurlijnen)
In deze zones is ruimte nodig voor verdere ontwikkeling en herstel van het beeklandschap. Hier liggen natuur- en landschapswaarden die gekoppeld zijn aan het beekdalsysteem. Als uitgangspunt geldt dat de gewenste natuurontwikkeling langs de beken goed samen kan gaan met het vergroten van het waterbergend vermogen. Op de kaart is dit met een lichtblauwe kleur ter weerszijde van de waterlopen aangegeven. Het gebied van de Lange Rekken kan op termijn een ruimere functie krijgen dan het gebied nu heeft. Voorlopig is dat niet nodig.
50
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Overige aanduidingen
De betekenis van de legenda-eenheden landschapsontwikkeling; Integratie stadland en Stedelijke groene drager staan beschreven in hoofdstuk 6. In de zone langs de Bredase weg tussen Tilburg en Rijen is een verdere verstedelijking mogelijk indien dat gekoppeld wordt aan een versterking van de landschappelijke structuur. Dit sluit goed aan bij de ruimtelijke structuur en de historische betekenis van deze gebieden. Ten noorden van Prinsenbeek is een landschappelijke overgangszone opgenomen als overgang naar de natuurgebieden ten noorden daarvan. Ten noorden van Dongen is de wenselijkheid tot uitdrukking gebracht voor landschapsontwikkeling waarbij de richtingen in het landschap het uitgangspunt vormen voor de realisering van beplantingssingels. Het doel hiervan is de landschappelijke samenhang tussen bebouwing en het omringende landschap te verbeteren. Ten noorden van het bedrijventerrein De Wildert is een natte ecologische verbindingszone aangegeven, enerzijds als geledingszone en anderzijds als verbinding tussen het natuurgebied Lobelia en de Lange Rekken. Buiten het plangebied is aangegeven dat het wenselijk is in de aanliggende landelijke regio’s er rekening mee te houden dat het landschappelijk raamwerk in die gebieden doorloopt.
4.10
Het infrastructurele netwerk Voor het verkeer- en vervoerssysteem is een kaartbeeld opgesteld, waarin de bestaande en toekomstige (harde, dus uitvoeringszekere) plannen op het gebied van infrastructuur in beeld zijn gebracht.
Afbeelding 4.17 Het Infrastructurele Netwerk - Strategiekaart 51
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Op de infrastructuurkaart zijn tevens de ontwikkelingen voor de toekomst aangegeven. Dus ook zachte plannen op het gebied van infrastructuur zijn opgenomen. Als input is gebruik gemaakt van gegevens die de projecten OWN+ (Onderliggend WegenNet plus) en O.V.-netwerk Brabantstad opleveren. Zo is bijvoorbeeld hoogwaardig openbaar vervoer en zijn toekomstige nieuwe stations voor een goed O.V.-netwerk van groot belang. Hoe kan vanuit ruimtelijke ordening gezien het beste worden aangesloten bij een dergelijk netwerk zodat de kansen voor een goed functionerend O.V.-netwerk worden vergroot? Ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kunnen elkaar versterken, wat resulteert in kwalitatief betere planvorming.Op de infrastructuurkaart is goed zichtbaar dat sprake is van twee stedelijke concentratiegebieden met een eigen infrastructureel netwerk. Voor een goede bereikbaarheid zijn met de toegenomen verstedelijking nieuwe binnenringen en buitenringen aangelegd. De vervoerrelaties zijn al lang niet meer alleen op de centra van de steden gericht. Er is een complex netwerksysteem van vele vervoersrelaties ontstaan. De legenda op de infrastructuurkaart kent een onderscheid naar Structuur en Strategie. De Structuur is opgebouwd uit elementen van de huidige infrastructuur, incl. harde plannen. De Strategie bestaat uit de volgende toekomstige ontwikkelingen: • Voor enkele wegvakken in de zone van de (inter)nationale wegverbindingen is inzetbaarheid voor regionale vervoersstromen onmisbaar. Voor de A27 tussen Breda en Oosterhout dient capaciteitsverruiming gevonden te worden op of naast de A27. Daarnaast is voor de regionale verbinding tussen Breda en Etten-Leur uitsluitend de rijksweg A58 beschikbaar. Hier vormt het regionale medegebruik uitgangspunt. • Verwacht wordt dat er ook nog problemen op de A58 kunnen gaan ontstaan, met name in de omgeving van Tilburg. • Tussen Oosterhout en Dongen is een kwalitatieve verbetering van de wegverbinding noodzakelijk. Hiervoor is de bestaande infrastructuur in beeld, maar wordt ook gedacht aan een nieuwe wegverbinding tussen het noordelijke aansluitpunt en een nieuw zuidelijk aansluitpunt (aangeduid als nieuwe afslag 1e orde) die op een adequate wijze aanhaakt op de Vierbundersweg. • Als nieuwe afslag 1e orde is de aansluiting bij Udenhout opgenomen. De aansluitingen bij Bavel en Etten-West zijn aangegeven als opwaardering tot afslag 1e orde vanwege de aanliggende gebieden waar volgens de kaart “het Stedelijk Landschap” (kaart 21) transformatie toelaatbaar is. • Vanuit het project O.V.-netwerk Brabantstad zijn de wenselijke stadsrandknopen aangeduid • De goederensporen (stamlijnen) in de spoorzone van Breda verdwijnen in het kader van het Sleutelproject Spoorzone Breda. De functie van het goederenspoor tussen Rijen en industrieterrein Vijf Eiken (Oosterhout) staat ter discussie vanwege de geringe potentie en de ligging in de GHS. • Voor het Wilhelminakanaal is aangegeven dat ingezet wordt op capaciteitsvergroting voor het gedeelte dat door Tilburg loopt. • Aan het Wilhelminakanaal bij Dongen wordt ingezet op de aanleg van nieuwe laad- en losvoorzieningen. • Vooral ter plaatse van de invalswegen bij de steden is de realisering van een aantal transferia wenselijk. Mogelijke locaties hiervoor zijn als in studie aangeduid. Deze zijn vaak gekoppeld aan nieuwe verknopingen van vervoerssystemen. 52
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
In het algemeen geldt dat afslagen van het hoofdwegennet die aansluiten bij regionale of hoofdstedelijke verbindingen meer prioriteit hebben wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen dan afslagen aan hoofdwegennet alleen; koppeling met ruimtelijke ontwikkelingen ligt bij de eerste categorie voor de hand.
Afbeelding 4.18 HST-Shuttle
4.11
Stedelijk landschap De kaart geeft weer waar de verstedelijking zich in de toekomst in de vorm van nieuw stedelijk ruimtebeslag zou kunnen ontwikkelen. Die verstedelijking wordt ingekaderd door het landschappelijke raamwerk (met groen aangegeven) waarbij het beekdalsysteem mede structurerend is. De gebieden die gelegen zijn tussen het landschappelijke raamwerk en het bestaande stedelijke gebied kunnen in de toekomst in aanmerking komen voor een transformatie naar een nieuwe inrichting en functie. Dit zijn de ‘zoekgebieden voor de verstedelijking’ van de stedelijke regio op de lange termijn. De ruimtelijke en functionele betekenis van deze gebieden is zodanig dat functieverandering en herinrichting toelaatbaar is mits dat nodig en wenselijk is vanwege het verstedelijkingsbeleid. Daarom zijn deze gebieden aangeduid met ‘transformatie afweegbaar’. Daarnaast is nog als een bijzonder zoekgebied voor verstedelijking opgenomen de aanduiding ‘integratie stad-land’. Als we nader inzoomen op de topografische kaart van Noord-Brabant is te zien dat in veel gebieden sprake is van een verwevenheid van groene met rode functies. Dit geeft een gebied een eigen ruimtelijke kwaliteit. Deze gebieden zijn belangrijk in het landschappelijk raamwerk en vormen mede het contrastrijke van NoordBrabant. De zone van de Bredase weg wordt gekenmerkt door een verwevenheid van rode en groene functies. Mede om het ruimtelijke karakter van deze historische lijn tussen de twee steden te versterken is een herinrichting van rode met groene functies in deze zone wenselijk.
53
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Voor de ontwikkeling van de verstedelijking is het belangrijk de stedelijke hoofdstructuur verder te versterken. Deze wordt vooral bepaald door de centrumgebieden, de verstedelijkingsassen en de knooppunten van vervoersystemen. Deze elementen vormen de dragers van de stedelijke structuur. De ontwikkeling en versterking van deze structuurdragers wordt gestimuleerd en is van groot belang voor de beleving van de stedelijke structuur en de oriëntatie binnen die structuur.
Afbeelding 4.19 Stedelijk Landschap
De kaart ‘stedelijk landschap’ biedt een lange termijn perspectief voor de verstedelijking van de stedelijke regio. Het geeft de mogelijke nieuwe stedelijke uitbreidingsgebieden weer. Tegelijkertijd geeft de kaart de grenzen voor de verstedelijking aan als we het ‘landschappelijk raamwerk’ op de lange termijn willen behouden. Vanuit dit laatste perspectief (‘backcasting’ vanuit een mogelijke toekomst) maakt de kaart duidelijk dat voor het behoud van verstedelijkingsmo gelijkheden op de lange termijn we zorgvuldig met de gebieden ‘transformatie afweegbaar’ moeten omgaan. De kaart geeft aan dat er nog een flinke oppervlakte voor verstedelijking mogelijk is zonder dat steden en kernen aaneengroeien. Bij Oosterhout en Dongen ligt het zoekgebied tussen beide kernen. Om hier het aaneengroeien van Oosterhout en Dongen te voorkomen is tussen beide kernen een groene geleding aangegeven die veilig gesteld moet worden. Bij Etten-Leur liggen de zoekgebieden aan de noord en zuidzijde. Bij Breda juist aan de west- en oostzijde. De uitbreidingsmogelijkheden van Rijen zijn beperkt. 54
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Rondom Gilze zijn de ruimtelijke mogelijkheden uitgebreider. Bij Tilburg ligt het toekomstig verstedelijkingsperspectief aan de noordoostzijde. Goirle heeft, na het uitbreidingsplan Boschkens, geen uitbreidingsmogelijkheden. Aan de westzijde van Riel is nog enige uitbreiding van het stedelijke gebied mogelijk. In hoofdstuk 7 ‘Ruimtelijke ontwikkelingen per deelgebied’ zijn de zoekgebieden voor verstedelijking beschreven. Het provinciale beleid gaat uit van een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Dit houdt o.a. in dat om te voorzien in de ruimtebehoefte allereerst de ruimtelijke mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied benut moeten worden. De gebieden die op de kaart zijn geduid met herstructurering en centrumontwikkeling zijn in dit opzicht belangrijk. Het overige stedelijke gebied is aangeduid met beheer en intensivering. Het laatste woord duidt er op dat in beginsel, waar dat mogelijk en ruimtelijk verantwoord is, een intensivering van het ruimtegebruik afweegbaar is. De gebieden waar transformatie afweegbaar is komen in beeld om te voorzien in de stedelijke ruimtebehoefte waarvoor nog geen plancapaciteit beschikbaar is en voor zover het bestaande stedelijke gebied daarvoor onvoldoende ruimte biedt. Bij inrichtingsplannen voor de zoekgebieden voor verstedelijking moet rekening gehouden worden met de watertoets (zie 1.6).
4.12
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld De kaart duurzaam ruimtelijk structuurbeeld uitgebreid is een samenvoeging van de drie voorgaande kaarten. Op de uiteindelijke kaart van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld zijn een aantal legenda-eenheden uit het landschappelijk raamwerk samengevoegd. Deze kaart is onderdeel van de plankaart. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Voor het stedelijk gebied zijn vier hoofdsstrategieën geformuleerd die richting geven aan de binnenstedelijke kansen voor herstructurering, intensivering en centrumontwikkeling, maar ook voor de ontwikkeling van stedelijke groene dragers. De infrastructuur die sturend is voor een duurzame ontwikkeling van de regio is eveneens onderdeel van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Er is een landschappelijk raamwerk en er zijn zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden. Binnen het landschappelijk raamwerk is verstedelijking uitgesloten, hier zullen ontwikkelingen plaatsvinden in het kader landschapsontwikkeling, landbouw, recreatie, water en natuur. Naast dit uitwerkingsplan geven de reconstructieplannen hier invulling aan. Het beleid voor het landelijk gebied dat buiten het landschappelijk raamwerk ligt is gericht op het beheer en ontwikkeling van de bestaande kwaliteiten. In deze gebieden is verstedelijking afweegbaar. Het deel van het stedelijk programma waarvoor geen ruimte gevonden kan worden in het bestaand stedelijk gebied kan in deze gebieden ontwikkeld worden. De omvang van deze gebieden is niet gekoppeld aan de omvang van het verstedelijkingsprogramma, maar is bepaald door het toepassen van de lagenbenadering, de waardering en visievorming op het gebied, zoals in dit hoofdstuk beschreven. De kwaliteiten en kansen van de gebieden zijn dus bepalend geweest voor het toekennen van de strategie “landschappelijk raamwerk”, danwel de strategie “afweegbaar voor verstedelijking”. Daar waar er in gebieden, die afweegbaar zijn voor verstedelijking, sprake is 55
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.20 DRS uitgebreid
van een bijzondere samenhang van stad en land is de strategie “integratie stadland” van toepassing. Toepassing van de lagenbenadering geeft in deze gebieden de ruimte om nieuwe ruimtelijke concepten toe te passen waarbij stedelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in het landschap samen voor nieuwe kwaliteit zullen zorgen. Begrenzing van de stedelijke regio
De begrenzing van de stedelijke regio zoals aangegeven in het Streekplan is verlegd: • Aan de noordwestzijde van Breda tot aan de begrenzing van het landschappelijk raamwerk. • Aan de zuidzijde van Etten-Leur tot aan het daar gelegen beekdal. De begrenzing loopt door over het grondgebied van de gemeente Rucphen en is ook in het aansluitend gelegen uitwerkingsplan opgenomen. Consequenties voor de glastuinbouw
In het Streekplan staan in de stedelijke regio Breda-Tilburg een groot aantal vestigingsgebieden voor glastuinbouw aangegeven. Deze gebieden zijn ruimer begrensd dan nodig is om te voorzien in de ruimtebehoefte. In het streekplan is opgenomen dat gemeenten nader moeten bepalen welke gedeelten van die vestigingsgebieden in aanmerking komen om te benutten voor glastuinbouw. Dit uitwerkingsplan geeft daarvoor een eerste aanzet. Dat is nodig omdat voor de gemeenten Breda, Etten-Leur, Dongen en Oosterhout relatief grote gebieden, als vestigingsgebied glastuinbouw in het Streekplan zijn opgenomen welke gedeeltelijk ook voor transformatie naar verstedelijking in aanmerking komen. 56
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Het op basis van de lagenbenadering opgestelde landschappelijke raamwerk maakt inzichtelijk binnen welke delen van het oorspronkelijke vestigingsgebied nieuwvestiging van glastuinbouw een aantasting van het landschap is. Nieuwvestiging van glastuinbouw is in de volgende deelgebieden niet wenselijk: • Het gebied ten zuiden van het Liesbos. Dit gebied is deels onderdeel van de landschapsecologische zone en de (met geel geduide) landschappelijke zone ten oosten en zuidoosten van Etten-Leur. • Ten oosten van Oosterhout het gebied De Willemspolder dat als open agrarisch gebied en gelet op het watersysteem zo lang als mogelijk behouden moet blijven. • Het gebied direct ten noorden van Dongen. Hierbij wordt aangesloten bij de bevindingen uit de conceptnota ‘Toekomstperspectief voor landbouw en landschap’ van de gemeenten Dongen en Loon op Zand. Dit betekent dat nieuwvestiging voor glastuinbouw, intensieve veehouderij en boomteelt gezocht wordt direct ten noordoosten van het aangegeven glastuinbouwgebied. • Het gebied noordelijk van Etten-Leur voor zover gelegen in het ‘maalstopgebied’ en tevens laag gelegen, is vanuit het watersysteem als minder geschikt aan te merken. Voor de stedelijke regio is door de provincie een programma opgesteld voor glastuinbouw (zie 5.6).
57
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 4.21 Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld 58
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
59
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
60
DEEL III PROGRAMMA
61
62
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5
Programma
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk is de regionale planningsopgave voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling uitgewerkt tot 2015 met een doorkijk naar 2020. In beeld is gebracht welke capaciteit voor woningbouw en bedrijventerreinen al beschikbaar is in vigerende en in voorbereiding zijnde plannen. In lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is bij het zoeken naar nieuwe ruimtelijke mogelijkheden voor woon- en werklocaties het accent gelegd op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaand stedelijke gebied. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten hierbij rekening moet worden gehouden. Uitgangspunt voor het programma woningbouw is de provinciale ‘bevolkings- en woningbehoeftenprognose Noord-Brabant, actualisering 2002. Uitgangspunt voor het programma voor bedrijventerreinontwikkeling is het ruimtebudget voor bedrijventerreinen zoals dat in het Streekplan is aangegeven. Het programma voor het uitwerkingsplan van de stedelijke regio kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig. Zie hiervoor tevens hoofdstuk 6 en 8.
5.2
Planningsmethodiek en monitoring De planningsmethodiek is er op gericht er voor te zorgen dat: • er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar bedrijventerrein in bestaande plannen zijn vastgelegd en dat het aanbod ervan gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte; • er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden opgesteld voor woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerste zicht op hun kwalitatieve invulling; • er voor de periode daarna zoekgebieden worden aangegeven waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties en bedrijventerreinen afweegbaar is. Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitoring en beleidsevaluatie gekoppeld. Monitoring maakt het mogelijk tijdig nieuwe ontwikkelingen te signaleren en flexibel om te gaan met de planningscapaciteit, zodat er enerzijds op tijd nieuwe bestemmingsplannen kunnen worden opgestart en anderzijds overcapaciteit kan worden voorkomen. De feitelijke ontwikkelingen in de tijd worden gevolgd. Door de bevolkings- en woningbehoeftenprognose en het hiermee samenhangende beleid regelmatig (ca. tweejaarlijks) te actualiseren kan op adequate wijze - bijv. via fasering, prioriteitsstelling of temporisering worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen. Indien op basis 63
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
van monitoring blijkt dat (bijvoorbeeld als gevolg van planuitval of resultaten uit nieuwe behoefteramingen) aanvullende locaties nodig zijn, kan de planning periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn in de tijd naar voren gehaald. Er is op die manier sprake van voortschrijdende planning op basis van voortschrijdend inzicht. De afspraken over monitoring zijn opgenomen in hoofdstuk 8.
5.3
Regionale planning wonen
5.3.1
Kwantitatieve planningsopgave
Gedeputeerde Staten stellen periodiek een bevolking- en woningbehoeftenprognose vast, op grond waarvan zij per stedelijke en landelijke regio het aantal te bouwen woningen bepalen. Het ruimtebudget voor wonen is afgeleid van de provinciale prognose uit oktober 2002. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. De woningbouwbehoefte voor de periode 2002-2015 voor de stedelijke regio Breda-Tilburg bedraagt ca. 32.900 woningen. Voor de periode 2002-2019 zijn dit ca. 43.200 woningen. Periode Aantallen
2002-2004
2005-2009
2010-2014
Totaal
2015-2019
Totaal
8.500
13.400
11.000
32.900
10.300
43.200
Tabel 5.1 Prognose van de netto toename woningvoorraad stedelijke regio Breda-Tilburg
De huidige woningvoorraad (per 1-1-2002) omvat 217.900 woningen. In 2020 is deze volgens de prognose gegroeid tot 261.100 woningen, een toename van 43.200 woningen. Dit betekent dat in de stedelijke regio de woningvoorraad met bijna 20% zal toenemen ten opzichte van het aanwezige aantal woningen in 2002. Naast dat er gebouwd moet worden voor de toename van de woningvoorraad zal er uiteraard ook een bouwinspanning gepleegd moeten worden op het terrein van vervangende nieuwbouw en aanpassingen in bestaande woongebieden. Deze vervangende nieuwbouw is dus niet in bovenstaande cijfers verwerkt. De ontwikkeling van inbreidings- en herstructureringslocaties heeft prioriteit. Streefwaarde is om ca. 50% van het programma in het bestaand stedelijk gebied te realiseren. Op basis van het voorliggende programma kan worden geconstateerd dat tot 2015 in totaal in de stedelijke regio Breda-Tilburg deze streefwaarde haalbaar is. Daarnaast is er sprake van een drietal randvoorwaarden bij de toedeling van de prognose over de regio en de afzonderlijke gemeenten: 1. De stedelijke regio Breda-Tilburg is vooral ingegeven door een ruimtelijke samenhang. Er is geen sprake van één woningmarkt voor de hele regio. Uit onderzoek blijkt dat er sprake is van twee deelgebieden, één woningmarktgebied 64
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
rondom Breda en één rondom Tilburg. Een bijzondere positie wordt ingenomen door Gilze en Rijen. Deze gemeente is zowel georiënteerd op Tilburg als op Breda. In dit uitwerkingsplan wordt in het programma wonen rekening gehouden met de twee subregio’s. Met andere woorden: er moet een redelijk evenwicht blijven in de verdeling van de woningbouwcapaciteit tussen de twee woningmarktgebieden. 2. In het Bestuursakkoord 2003-2007 van de provincie is vastgelegd dat elke gemeente in het landelijk gebied tenminste voor de eigen behoefte woningen mag bouwen. Deze beleidslijn is tevens van toepassing verklaard voor de gemeenten in de stedelijke regio’s. In bovengenoemde prognose voor de stedelijke regio is tevens een beleidsmatige vertaling van de migratie opgenomen. Deze geeft dus geen beeld van de eigen woningbehoefte per gemeente. Via een herberekening2 is bepaald wat de opgave voor de eigen behoefte is per gemeente. In de bijlage 3 is de onderbouwing van deze cijfers te vinden. Voor het uitwerkingsplan geldt aldus dat de eigen behoeftecijfers het aantal woningen aangeeft dat elke gemeente in de stedelijke regio tenminste mag bouwen. De benodigde woningen voor migratie worden echter toegerekend naar de stedelijke regio als geheel en niet naar de afzonderlijke gemeenten. Deze worden dan ook verdeeld op basis van ruimtelijkkwalitatieve overwegingen. 3. In de prognose is een vooruitberekening van de woningvoorraad voor de stedelijke en landelijke regio’s opgenomen, waarbij uitgegaan is van gemeenten. De grenzen van de stedelijke regio lopen echter dwars door een aantal gemeenten heen, waardoor die gemeenten deels bij een stedelijke en deels bij een landelijke regio behoren. De volgende kernen maken deel uit van enkele gemeenten van de stedelijke regio Breda-Tilburg, maar liggen buiten de grenzen van de stedelijke regio: • Gemeente Dongen: de kernen ‘s Gravenmoer en Dongen-Vaart/Klein Dongen – landelijke regio Groot Langstraat; • Gemeente Breda: de kernen Ulvenhout en Effen - landelijke regio Zundert e.o.; • Gemeente Oosterhout: de kern Den Hout - landelijke regio Moerdijk e.o. Voor deze landelijke kernen is het beleid voor de landelijke regio’s van toepassing. Met andere woorden, in deze kernen wordt slechts voor de eigen behoefte gebouwd en niet voor migratie. Via een herberekening is de prognose van de woningvoorraad aangepast. Hierbij wordt de benodigde woningvoorraad ten gevolge van migratie toegerekend aan de stedelijke regio. Zodoende is de maximale toename voor de eigen behoefte per landelijke kern berekend, zie bijlage 4. In totaal gaat het om 400 woningen tot 2015 en 500 woningen tot 2020. Hierbij dienen twee opmerkingen te worden geplaatst:
2
Door het berekende migratiecijfer naar personen per gemeente te delen door de gemiddelde woningbezetting in die gemeente is die prognose te herleiden tot de eigen behoefte in aantallen woningen. 65
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
a. Een gezamenlijke verdeling van de berekende toename is mogelijk voor de twee Dongense kernen ‘s Gravenmoer en Dongen-Vaart/Klein Dongen aangezien deze in directe nabijheid van elkaar liggen. b. Het is niet waarschijnlijk dat de geprognosticeerde aantallen in Ulvenhout realiseerbaar zijn, omdat deze kern binnen een Regionale Natuur- en Landschapseenheid is gelegen. De herberekening van de toename van de woningvoorraad voor de landelijke kernen heeft als gevolg dat het bovengenoemd budget voor de stedelijke regio tot 2015 feitelijk moet worden verminderd met ca. 400 woningen, en tot 2020 met ca. 500 woningen. 5.3.2
Relatie woningbouwprogramma met verstedelijkingsafspraken’
Op 17 november 2004 is het convenant “Woningbouwafspraken 2005 tot 2010” gesloten tussen het rijk, de provincie en de gemeenten Breda, Tilburg (voor de stedelijke regio Breda-Tilburg) en ’s-Hertogenbosch (voor de stedelijke regio Waalboss). Hierin zijn zowel kwantitatieve als kwalitatieve ambities opgenomen ten aanzien van woningbouw, milieu, werken, groen, openbaar vervoer en infrastructuur. Belangrijk doel hierbij is de woningbouwproductie te versnellen. Gelet op de spanning op de woningmarkt wil het rijk daarbij de inzet van rijksgelden (BLS-subsidies) primair richten op de kwantitatieve problemen ten aanzien van woningbouw. Bij de uitbetaling van de subsidies heeft het rijk prikkels ingebouwd voor tempo en productie. De provincie is budgethouder en zal voor de verdeling van de gelden een provinciaal beleidskader opstellen voor de stedelijke regio’s Breda-Tilburg en Waalboss. Kwalitatieve aspecten worden doorgeschoven naar het ISV-traject en de hieraan gekoppelde gelden. 5.3.3
Kwalitatieve planningsopgave
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van een forse kwantitatieve opgave in deze stedelijke regio. Daarnaast ligt de nadruk van het regionale woningbouwprogramma vooral op de kwalitatieve invulling. De belangrijkste opgave op de woningmarkt is te zorgen voor een zo goed mogelijke afstemming tussen vraag en aanbod. In kwantitatieve zin én in kwalitatieve zin. Hierbij gaat het niet alleen om de woning zelf, maar meer en meer ook om de woonomgeving. Binnen de woningmarktgebieden van de stedelijke regio Breda-Tilburg doen zich op dit moment een aantal ontwikkelingen en knelpunten voor. Ten behoeve van dit uitwerkingsplan is door bureau Gerrichhauzen & Partners onderzoek verricht naar de belangrijkste knelpunten en zijn strategieën geformuleerd die als uitgangspunt dienen voor het regionale woningbouwprogramma. Uit de analyse blijkt dat de regio Breda-Tilburg te kampen heeft met een overspannen woningmarkt. In veel woningtypen, prijsklassen en woonmilieus is er sprake van een tekort. De huidige productie is te laag om de achterstanden in te lopen. Dat betekent, dat de productie op peil moet worden gebracht en tegelijkertijd moet de woonconsument meer te kiezen hebben. De kerndoelen voor een regionaal woonbeleid worden als volgt geformuleerd:
66
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
1. voldoende woningen bouwen, passend bij de huidige en toekomstige woningbehoefte. 2. maximale differentiatie van het aanbod aan woningen en woonmilieus door: a. vernieuwing van bestaande wijken met een eenzijdig aanbod; b. ontwikkeling van duurzame wijken met een gevarieerd woningaanbod en een adequate zorgstructuur; c. maximale benutting van locatiespecifieke kwaliteiten. 3. bevorderen van vitale steden en tegengaan selectieve migratie. 4. flexibel inspelen op de veranderende woningmarkt en bouwen voor de actuele vraag. 5. vergroting van de invloed van woonconsumenten. De kwalitatieve woningbouwproductie laat zich over een periode van bijna twintig jaar niet plannen. Daarvoor zijn de economische ontwikkelingen, de maatschappelijke ontwikkelingen, de veranderingen in woonvoorkeuren en de planprocessen zelf moeilijk te voorspellen. De nadruk moet dan ook liggen op strategieën, die de gemeenten en de provincie in staat stellen de productie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de woningvraag. Flexibiliteit en differentiatie zijn daarbij sleutelbegrippen. De kern van de strategie is een maximale differentiatie van de productie en de maximale benutting van locatiespecifieke kwaliteiten, waardoor woonconsumenten meer te kiezen krijgen. In grote lijnen ziet de strategie er als volgt uit: • het parallel ontwikkelen van verschillende bouwlocaties met een gedifferentieerd aanbod; ontwikkeling van verschillende nieuwe locaties in afgeronde deelplannen; • productie van kleine aantallen per deelproject en een beperkt aantal deelprojecten per locatie; • faciliteren van particulier opdrachtgeverschap en consumentgericht bouwen; • het hanteren van heldere plankaders en programma’s van eisen; • het hanteren van realistische planningen: aanpassen van de voorbereidingstijd op de complexiteit van de opgave; • bouwen voor de marktvraag. Voor de vraag waar de productie gerealiseerd moet worden betekent dit, dat er behoefte is aan een relatief groot aanbod aan onderling verschillende bouwlocaties, die flexibel kunnen worden benut. Het aantal grote bouwlocaties wordt beperkt. Zo mogelijk worden grotere locaties ‘opgeknipt’ om meerdere onderling verschillende locaties te kunnen ontwikkelen. Dat is mogelijk door de specifieke kwaliteiten van de locaties optimaal te benutten. Aansluitend op de huidige sterke voorkeur voor groene woonmilieus en de kleine, maar gestaag groeiende vraag naar centrumstedelijk wonen zijn er in de regio volop kansen om flexibel hierop in te spelen. Op uitleglocaties moet het accent liggen op groene woonmilieus, omdat er veel vraag naar is. Omdat de belangstelling voor het wonen in compactstedelijke woonmilieus (de naoorlogse wijken met relatief veel gestapelde woningen) afneemt, is de aanpak van deze wijken onvermijdelijk. Afhankelijk van de ligging behoort transformatie naar het centrumstedelijke milieu of het groenstedelijke milieu, tot de mogelijkheden. In plaats van een snel, grootschalig vernieuwingsproces, gaat het nu om geleidelijke 67
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
vernieuwing, waarbij het vernieuwingsproces zich in een veel langzamer tempo voltrekt. In plaats van een blauwdruk voor een vernieuwde wijk zal dan ook een ontwikkelingsrichting moeten worden vastgesteld. De positie van de grote steden moet worden versterkt. Dat betekent ondermeer dat selectieve migratie moet worden bestreden. Voorts moet er (tijdelijk) voldoende ruimte in de woningmarkt zijn om de noodzakelijke herhuisvesting van zittende bewoners in het kader van wijkvernieuwing mogelijk te maken. De grote steden Breda en Tilburg moeten voldoende aanbod realiseren in alle segmenten, dus ook de hogere segmenten van de woningmarkt. Daarnaast staan de twee grote steden voor de belangrijke opgave hun stationsgebieden ingrijpend te herontwikkelen. Ook hier is het van belang om de juiste woonmilieus te creëren die voldoen aan de huidige en toekomstige vraag. Concluderend, vanuit de kwalitatieve behoefte en uit overwegingen van flexibiliteit in de woningmarkt is het wenselijk relatief veel kleinere woningbouwlocaties op te nemen met een grote verscheidenheid aan (liefst groene) woonmilieu’s. 5.3.4
Regionaal programma woningbouw
In paragraaf 5.3.1 is aangegeven dat de woningbouwbehoefteprognose voor de periode 2002-2015 voor de stedelijke regio ca. 32.900 woningen bedraagt. Voor de periode 2002-2019 zijn dit ca. 43.200 woningen. Om te komen tot een programma wonen is allereerst nagegaan hoeveel (nog niet gebouwde) woningen, zogenaamde restcapaciteiten vastliggen in ontwerp- en vastgestelde bestemmingsplannen. In de stedelijke regio Breda/Tilburg omvat de restcapaciteit ca. 21.500 woningen. Omdat inbreiden en herstructureren prioriteit heeft, zijn voor de stedelijke regio vervolgens de mogelijkheden hiertoe geïnventariseerd. Voorts is geïnventariseerd welke mogelijkheden voor verstedelijking gelegen zijn op uitleglocaties. Hierbij is tevens onderscheid gemaakt tussen bestuurlijk harde en zachte plannen. Onder bestuurlijk harde plannen wordt verstaan plannen die vooralsnog uitsluitend een gemeentelijke status hebben maar nog geen planologische hardheid. Zachte plannen zijn plannen die zowel gemeentelijk als regionaal/provinciaal nog ter discussie staan of moeten komen. Uit de inventarisatie blijkt dat de bestuurlijk harde capaciteit in deze regio ca. 19.300 woningen, en de zachte capaciteit ca. 14.300 woningen omvat. Opgeteld bij de restcapaciteit is de totale geïnventariseerde capaciteit aldus ca. 55.150 woningen in de periode 2002-2020. Ongeveer de helft hiervan betreft herstructurerings- en inbreidingslocaties. Dit betekent dat in de stedelijke regio al zo veel potentiële locaties en plannen bekend zijn om de gehele planningsopgave tot 2015/2020 te kunnen realiseren. Voor de opstelling van het regionale woningbouwprogramma heeft dit tot gevolg dat het niet noodzakelijk is op zoek te gaan naar nieuwe locaties maar dat er een keuze wordt gedaan uit de grote hoeveelheid plannen. Bij de opstelling van het programma is allereerst ervan uitgegaan dat in elke gemeente de restcapaciteiten in de aangegeven periode worden gerealiseerd. Daarnaast is besloten dat alle in de inventarisatie opgenomen bestuurlijk harde 68
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
inbreidings- en herstructureringslocaties tot 2010 als harde plannen in het programma van dit uitwerkingsplan worden meegenomen. Ook de bestuurlijk harde inbreidings- en herstructureringslocaties na 2010 worden in beginsel meegenomen. Dit geldt in ieder geval voor die locaties waarvan een gedeelte al is opgenomen in de periode tot 2010 en een ander gedeelte doorloopt in de periode na 2010. Opgeteld komt dat neer op een capaciteit van ca. 31.000 woningen tot 2015. Dit betekent dat er tot 2015 nog een planningsopgave voor uitbreidingslocaties resteert van ca. 2.000 woningen. Toedeling van deze woningen vindt plaats op basis van de volgende uitgangspunten: • uitbreidingsplannen welke al in uitvoering zijn, moeten kunnen worden afgerond; • er moet een redelijk evenwicht blijven in de verdeling van de woningbouwcapaciteit over de twee woningmarktgebieden; • elke gemeente kan tenminste bouwen voor de eigen behoefte; • per gemeente wordt gestreefd naar een redelijke verhouding tussen inbreidings-/ herstructureringslocaties en uitbreidingslocaties; • vanuit de kwalitatieve behoefte wordt gestreefd naar relatief veel kleinere locaties, met een grote verscheidenheid aan (liefst groene) woonmilieu’s. Het eerste uitgangspunt heeft met name betrekking op de locatie Schoenmakershoek te Etten-Leur. Uitgaande van het streven om per gemeente een redelijke verhouding tussen binnenstedelijke en uitleglocaties te bereiken, is voorts besloten om voor de gemeenten Dongen en Gilze en Rijen in aanvullende ruimte voor woningbouw op uitleglocaties te voorzien (op basis van het al vastgelegde programma zou in deze twee gemeenten rond 90% van de bouwopgave gerealiseerd moeten worden in bestaand stedelijk gebied terwijl bij de overige vijf gemeenten dit aandeel ca. 50% bedraagt). Tenslotte zijn bij Bavel, Dorst en BerkelEnschot nieuwe uitbreidingen voorzien om tegemoet te komen aan de groene woonwens. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een gezamenlijke planningsopgave voor nieuwe uitbreidingslocaties van ca. 2.750 woningen. Dit betekent weliswaar een overschrijding van de genoemde marge van 2.000 woningen maar dit wordt in het licht van de totale behoefte aan ca. 33.000 woningen aanvaardbaar geacht. In hoofdstuk 7 wordt explicieter aangegeven welke (grotere) binnenstedelijke en uitbreidingslocaties per gemeente ingezet worden om aan de regionale opgave tot 2015 te voldoen. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden tot 2015 voor de stedelijke regio als totaal. In bijlage 2 zijn daarnaast overzichten per gemeente opgenomen. Tevens wordt een doorkijk gegeven voor de periode na 2015: de resterende geïnventariseerde (overwegend zachte) capaciteiten.
69
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Periode
Inbreiding en
Uitbreiding
herstructurering
Totale toename
Totale toename
volgens
volgens
planning
prognose
2002-2004
6400
3850
10250
8500
2005-2009
8500
8300
16800
13400
2010-2014 Totaal 2002-
3600
3400
7000
11000
18500
15550
34050
32900
9800
11850
21650*
10300
2015 Doorkijk 20152019 * Dit is de capaciteit van de resterende geïnventariseerde woningbouwlocaties.
Tabel 5.2 Indicatief woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg 2002-2015 en doorkijk geïnventariseerde capaciteiten na 2015
De planning is er op gericht om in de periode 2002-2015 ca. 34.050 woningen aan de woningvoorraad toe te voegen. Dit betekent slechts een lichte overschrijding van het geprognosticeerde cijfer. In totaal gaat het om ruim 300 locaties, waarvan circa 30 locaties met meer dan 300 woningen en circa 10 locaties met meer dan 1.000 woningen. Bovenstaande tabel geeft een indicatie van het woningbouwprogramma per periode. Voor dit plan is op het moment van vaststelling de periode 2002-2015 maatgevend. Uit de tabel blijkt verder dat het planningscijfer in de periode tot 2010 hoger is dan het prognosecijfer, en in de periode 2010-2015 juist lager. Ten behoeve van het realiseren van de benodigde woningen en het inlopen van de huidige achterstanden wordt namelijk het plannen van ruime capaciteiten op de korte termijn zinvol geacht. Dit heeft geen consequenties voor het woningbouwprogramma op de lange termijn (10 jaar en verder). Er is geen bezwaar tegen om het huidige te lage bouwtempo te versnellen zo lang de totale planning past binnen de marges van de lange termijn planning (2015). Het aandeel woningen dat tot 2015 binnenstedelijk (op herstructurerings- en inbreidingslocaties) is gepland, ligt op 55%. Hiermee wordt voldaan aan het streven om minimaal de helft van het programma binnenstedelijk te realiseren. De woningaantallen zijn redelijk verdeeld over de twee woningmarktgebieden. Als het woningbouwprogramma wordt uitgesplitst naar oost- en westpool (waarbij Gilze en Rijen een middenpositie inneemt), dan is die verhouding 47% in de oostpool en 53% in de westpool. Dit komt in redelijke mate overeen met de prognosecijfers die een verhouding van nagenoeg 50:50 laten zien.
70
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Gemeente
Programma binnenstedelijk
Totale programma
4500
9500
Breda Dongen Etten-Leur Gilze en Rijen Goirle
750
1150
1600
3300
750
1250
750
1600
Oosterhout
2600
4450
Tilburg
7550
12800
18500
34050
Totaal
Tabel 5.3 Indicatief woningbouwprogramma 2002-2015 per gemeente Doorkijk voor de periode 2015-2020
Uit de tabel blijkt dat er in de stedelijke regio Breda-Tilburg ruim voldoende (zachte) plannen bekend zijn die mogelijk na 2015 kunnen worden gerealiseerd (ruim 21.500 woningen). In theorie kan dus ook worden voldaan aan de woningbehoefte tot 2020. Wordt ook in de toekomst vastgehouden aan de uitgangspunten van zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik dan moet er rekening mee worden gehouden dat ook van het budget van ca. 10.300 woningen in de periode 2015-2020 een groot deel dient te worden gereserveerd voor herstructurerings- en inbreidingslocaties. Zo voorziet Breda dat nog een fors programma nodig is voor realisering van het spoorzone project (genoemd 4.000 woningen), en ook in Tilburg zal realisering van de locatie Piushaven tot na 2015 doorlopen. In Gilze en Rijen zal ook na 2015 nog woningbouw plaatsvinden vanwege herstructurering in het bestaand stedelijke gebied. Voor de periode na 2015 is het wenselijk rekening te houden met deze herstructureringsopgaven. Monitoring en flexibiliteit in planning
Benadrukt dient te worden dat bovenstaande planningscijfers grotendeels indicatieve cijfers zijn. Door middel van het regionaal planningsoverleg wonen (zie verder hoofdstuk 8) worden de feitelijke ontwikkelingen in de tijd gevolgd. Tevens zullen de provinciale bevolkings- en woningbehoeftenprognose en het hiermee samenhangende beleid om de twee a drie jaar worden geactualiseerd. Hiermee kan op adequate wijze - bijv. via fasering, prioriteitsstelling of temporisering worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen. Als voorbeeld: op dit moment is niet in te schatten of de HSL-shuttle gevolgen heeft op de regionale woningmarkt. Uit de monitoring zal dit naar voren kunnen komen. Daarnaast is het zeer waarschijnlijk dat in de loop van de tijd zich allerlei nieuwe, kleinschalige initiatieven zullen aandienen. Het uitwerkingsplan heeft niet de bedoeling uitspraken op te nemen over allerlei kleinere woningbouwplannen maar is gezien het schaal- en abstractieniveau vooral bedoeld om de grotere toekomstige ontwikkelingen aan te duiden. Om bestuursruimte te behouden voor de afzonderlijke gemeenten en provincie is het wenselijk dat nieuwe kleinere locaties ontwikkeld kunnen worden. Deze locaties moeten samen het totaal van het afgesproken programma niet te boven gaan en binnen een afgesproken marge blijven (maximaal 10%). 71
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5.4
Regionale planning werken Het ruimtebudget (oftewel de ruimtebehoefte uit het Streekplan) voor de stedelijke regio Breda-Tilburg voor de periode 2000-2020 is 1.800 hectare bruto. Bij het opstellen van het kwantitatieve programma is uitgegaan van de periode 2002-2020. Daarom is de hoeveelheid uitgegeven bedrijventerreinen in 2000 en 2001, zijnde 261 ha. bruto van dit budget afgetrokken. Het ruimtebudget voor de periode 20022020 bedraagt dus 1539 ha bruto. Revitalisering, herontwikkeling en transformatie kan leiden tot onttrekkingen aan het areaal bedrijventerrein. Dit is in het programma inbegrepen. Deze ontwikkelingen worden gevolgd. Binnen de stedelijke regio worden in de huidige situatie twee stedelijke concentraties onderscheiden: de westpool bestaande uit Breda, Etten-Leur en Oosterhout en de oostpool bestaande uit Tilburg en Goirle. Tussen deze beide polen ligt het zogenaamde middengebied. In de planning voor de bedrijventerreinen wordt met deze ruimtelijke structuur uitdrukkelijk rekening gehouden.
5.4.1
Ambitie Zuinig ruimtegebruik
In het Streekplan is de ambitie opgenomen om van het totale provinciale ruimtebudget van 7.000 ha bruto bedrijventerreinen 5.000 ha bruto in de vorm van nieuw stedelijk ruimtebeslag te realiseren. Daarmee wordt beoogd circa 2.000 ha bruto aan stedelijk ruimtebeslag te besparen. De vraag naar ruimte voor bedrijven zal deels op een andere manier dan in het verleden ingevuld moeten worden. Er is geen sprake van een korting op de ruimtebehoefte voor bedrijven. De ruimtebehoefte voor bedrijven wordt echter gezocht op uitbreidingslocaties én binnen het bestaande stedelijke gebied en moet worden gerealiseerd door nieuwe terreinen intensiever te benutten (ambitie 15%), bestaande terreinen te herstructureren (ambitie 10%) en door bestaand stedelijk gebied intensiever te benutten (ambitie 5%). Ondanks het feit dat er geen betrouwbare schattingen bestaan over de daadwerkelijk te behalen ruimtewinst is in het kader van dit programma daarvoor een ambitie geformuleerd. In bijlage 6 is een handreiking zuinig ruimtegebruik opgenomen. Uit diverse studies en onderzoeken komt naar voren dat zowel op nieuwe als bestaande bedrijventerreinen ruimtebesparing mogelijk is. Als de ambitie zuinig ruimtegebruik wordt doorvertaald naar het programma dan betekendt dit dat van de 1.539 hectare bruto ruimtebehoefte, 462 hectare bruto gerealiseerd dient te worden door intensivering van nieuwe bedrijventerreinen, intensivering van bestaande terreinen en locaties in het bestaand stedelijke gebied. Voor 1.077 hectare bruto moet ruimte in de stedelijke regio gevonden in de vorm van nieuwe stedelijk ruimtebeslag waarvoor tijdig nieuwe bestemmingplannen ontwikkeld moeten worden.
72
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5.4.2
Beschikbare restcapaciteit
In een groot deel van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen is al voorzien in bestaande bestemmingsplannen. Dit wordt de restcapaciteit genoemd. Dit is de oppervlakte aan gronden met de bestemming bedrijventerrein die nog niet is uitgegeven aan bedrijven. Deze restcapaciteit is opgenomen in de rapportage ‘Enquête bedrijventerreinen en kantoorlocaties Provincie Noord-Brabant’ (ETIN adviseurs, april 2002). Deze tabellen - die jaarlijks worden aangepast en gecorrigeerd door de gemeenten - vormen de brongegevens voor de restcapaciteit. Deze vormen het uitgangspunt voor het programma en voor de monitoring. De restcapaciteit bedroeg op 01-01-2002 circa 590 hectare bruto. In de oostpool van de regio (Tilburg e.o) is er ongeveer 315 ha bruto bedrijventerrein in harde plannen opgenomen, in de westpool (Breda e.o.) is dit bijna 200 ha bruto, in het middengebied is dit ongeveer 35 ha. Als deze restcapaciteit wordt onderverdeeld naar plancapaciteit en bouwrijpe grond dan blijkt dat er in de westpool het grootste gedeelte van het aanbod bouwrijp is en er te weinig harde plancapaciteit aanwezig is. In de oostpool is er te weinig bouwrijpe grond ondanks dat er wel veel harde plancapaciteit beschikbaar is. Dit betekendt dat in de westpool meer plancapaciteit moet worden ontwikkeld en dat in de oostpool de plancapaciteit zo snel mogelijk moet worden omgezet naar bouwrijpe uitgeefbare gronden. 5.4.3
Benodigde ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen
Het ruimtebudget 2002-2020 minus de ambitie zuinig ruimtegebruik minus de restcapaciteit (op 1 januari 2002) resulteert in de nog benodigde extra ruimte voor bedrijventerreinen. Deze nog benodigde extra ruimte wordt ook wel de planningsopgave genoemd. De onderstaande tabel geeft de planningsopgave weer. Ruimtereservering en Confrontatie Ruimtebudget–Restcapaciteit in bruto ha. Tot 2015
Tot 2020
Ruimtebudget Streekplan
1800
Uitgifte 2000 en 2001 (bruto)
-260
Ruimtebudget 2002- 2020
1540
Ambitie Zuinig Ruimtegebruik
-460
Ruimtebudget met ambitie
780
1080
Restcapaciteit 1-1-2002
590
590
Planningsopgave
190
490
Te reserveren ruimte
300
Tabel 5.4 Planningsopgave bedrijventerrein
Voor de periode tot 2020 dient in totaal ongeveer 1080 ha bruto aan ruimte voor bedrijven beschikbaar te komen. Dat is gemiddeld genomen ongeveer 60 ha bruto per jaar. De restcapaciteit bedraagt 590 ha bruto. Dat is theoretisch voldoende tot 2012. Maar gelet op het verschil in restcapaciteit tussen de oost en westpool 73
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
van de regio is dit feitelijk niet zo. Gelet op de aanwezige plancapaciteit en de aanwezige bouwrijpe grond gaat het in de oostpool vooral om het omzetten van plancapaciteit naar uitgeefbaar aanbod en in de westpool moeten nieuwe locaties worden aangegeven waarvoor bestemmingsplannen voor nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld moeten worden. De planperiode van het uitwerkingsplan loopt tot 2015. Daarom is het ruimtebudget herleid voor de periode tot 2015 (780 ha). Er zal nog voor ongeveer 190 ha bruto aan plancapaciteit moeten worden ontwikkeld. Voor de de periode 2015 - 2020 is dan nog circa 300 ha bruto (=5 x 60 ha) aan ruimte nodig. Binnen de in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld aangegeven gebieden met de aanduiding ‘transformatie afweegbaar’ zijn voor circa 190 hectare nieuwe locaties voor bedrijventerrein op de plankaart van het uitwerkingsplan aangeven. De ruimtebehoefte van 300 hectare voor de periode 2015-2020 is met de aanduiding te reserveren bedrijventerrein op de plankaart aangegeven. Er is voor gekozen deze als concrete ruimtereserveringen aan te geven omdat het onzeker is of de ambitie ten aanzien van het beperken van nieuw ruimtebeslag voor bedrijventerreinen in de praktijk kan worden gerealiseerd. Indien het na verloop van tijd nodig is toch over meer nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein te beschikken dan nu voorzien is, kan besloten worden daarin te voorzien binnen de aangegeven ruimtereserveringen. Deze ruimtereserveringen dienen dus ook om te voorzien in de ruimtebehoefte na 2015. 5.4.4
Planning van nieuwe bedrijventerreinen
De (kwalitatieve) bedrijventerreinontwikkeling laat zich over een periode van tien jaar moeilijk plannen. Daarvoor zijn de economische ontwikkelingen zelf moeilijk te voorspellen. De nadruk moet dan ook liggen op strategieën, die de gemeenten en de provincie in staat stellen de productie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de vraag vanuit het bedrijfsleven. Flexibiliteit in planning is daarbij een sleutelbegrip. De planningsstrategie is gestoeld op de volgende uitgangspunten: • Gemiddeld dient ongeveer 60 ha bruto per jaar beschikbaar te zijn. • De nieuw te ontwikkelen terreinen dienen qua capaciteit redelijk verdeeld te zijn over de oost- en westpool en middengebied. • Met name binnen de westpool moeten nieuwe locaties voor bedrijventerrein ontwikkeld worden. • Monitoring is noodzakelijk om de voortgang van de ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen te volgen en tijdig problemen te signaleren aan hand waarvan de planning kan worden bijgesteld (zie hoofdstuk 8). • Ontwikkeling van meerdere locaties alsmede enige differentiatie aan locatiekenmerken en segmentering is wenselijk. Het beleid hanteert het uitgangspunt ‘voldoende en voldoende gedifferentieerd’. Dit laatste gaat over de benodigde terreinsegmenten zoals grootschalig en kleinschalig gemengd, distributie etc. Die segmenten stellen eisen aan de locatie. Voorkomen moet worden dat onnodig veel verschillende segmenten worden onderscheiden en dat elke gemeente van elk segment een eigen voorraad aanhoudt, waardoor er meer terrein nodig is dan op grond van de prognose berekend is. Op basis van hindercategorieën, schaal, hoogwaardig versus standaard, 74
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
ontsluitingsvoorwaarden, gerichte acquisitie etc. kunnen segmenten worden onderscheiden. De ervaring van de laatste jaren is dat er een onderscheid nodig is naar groot en kleinschalig gemengd en hoog en laagwaardig qua inrichting en vormgeving. Specifieke terreinen voor specifieke doelgroepen komen vrijwel alleen van de grond op kleine terreinen op specifieke plekken die in korte tijd ontwikkeld worden. • De aanwezige vervoersmodaliteiten dienen goed benut te worden. • Bij de planvorming voor de terreinen dient rekening gehouden te worden met de ambitie en visie van de stedelijke regio zoals geschetst in bijlage 7 Ruimtelijkeconomische structuur Breda-Tilburg. De bijlage geeft handvatten om te komen tot een differentiatie van terreinen. De volgende locaties zijn gepland om te voorzien in de terreinbehoefte: Gemeente
Breda
Locatie
Bavel-Zuid
Te ontwikkelen
Te reserveren
Totale
bedrijventerrein
bedrijventerrein
omvang tot
tot 2015
2015-2020
2020
90
West/Prinsenbeek
Dongen
90 50
50
De Wig
20
20
Uitbreiding
20
20
Tichelrijt III Uitbreiding
25
25
Tichelrijt Zuid Goirle Gilze en Rijen
Broekakkers-Oost
35
15
50
Etten-Leur
Etten-Leur-Zuid
40
50
90
Hoge Haansberg
10
Oost(elijk van de
40
60
100
3
10
13
6
12
Oosterhout
10
A27) Tilburg
Kreitenmolensteenfabriek Rugdijk
6
Wijkevoort 1e fase Totaal
10 229
231
460
Overige locaties Tilburg
Spinder-Zuid
25
25
Tabel 5.5 Indicatieve bedrijventerreinenplanning 2002-2020 per gemeente
De in de kolom ‘te reserveren bedrijventerrein’ aangegeven oppervlakten zijn indicatief en kunnen als gevolg van de resultaten van de nadere planvorming van de locaties nog wijzigen. De partners in de stedelijke regio hebben afgesproken dat de gemeenten Breda, Etten-Leur en Oosterhout gezamenlijk zorg dragen voor een voldoende oppervlakte aan ruimtereservering (in totaal circa 150 ha) voor bedrijventerreinen. Breda wil daar minimaal een aandeel van 50 ha in hebben.
75
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5.4.5
Beperken nieuw stedelijk ruimtebeslag door intensivering van het ruimtegebruik Nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen
Bij het ontwikkelen van bedrijventerreinen wordt een intensivering van het ruimtegebruik nagestreefd. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet dit aandacht krijgen. Intensivering van het ruimtegebruik kan bereikt worden door enerzijds ruime mogelijkheden op te nemen in het bestemmingsplan door gemiddeld een hoog bebouwingspercentage (70% à 80%) op te nemen, de toe te laten bouwhoogte goed te bezien alsmede meervoudig ruimtegebruik mogelijk te maken en hiervoor uitgangspunten in het plan op te nemen. Anderzijds kan dit door daarvoor uitgifteregels te hanteren en een hoog percentage (70% à 75%) van het terrein uit te geven. Deze aspecten behoeven de aandacht van de gemeenten. Om de mate van intensiveren te kunnen bepalen kan de term floor-spaceindex (f.s.i.) gebruikt worden. De f.s.i. geeft de verhouding weer tussen het bedrijfsvloeroppervlak en het (uitgeefbaar) grondoppervlak. Bij bedrijfsbebouwing op reguliere bedrijventerreinen ligt de f.s.i. ver onder de 1. Bij kantoren ligt de f.s.i. aanzienlijk boven de 1. Gestimuleerd wordt om in bestemmingsplannen waarden voor de f.s.i. op te nemen. Mogelijkheden om een hogere f.s.i. op bedrijventerreinen te bereiken zijn geschakelde bedrijfsbebouwing, gemeenschappelijke verkeersvoorzieningen, centrale groenvoorzieningen en stapelen van bedrijfsgebouwen. Een belangrijk aspect in het kader van intensivering is de veranderende ruimtebehoefte van ondernemers. Die is het gevolg van economische structuurveranderingen. Binnen industriële en productiebedrijven komen steeds meer dienstverlenende activiteiten voor. Hierdoor stijgt het percentage kantoorruimte in bedrijven. Waar op traditionele bedrijventerreinen het percentage kantoorruimte in de meeste bedrijfspanden onder de 20% ligt, beschikken steeds meer bedrijven over 30-50% kantoorruimte. Dit is een voordeel omdat kantoren zich gemakkelijker lenen voor gestapeld bouwen. Uitgaande van een gemiddelde f.s.i. op bedrijventerreinen van 0,5 vraagt de provinciale ambitie (gekoppeld aan verlaging van het aandeel uitgeefbare grond van 70% naar 60%) een verhoging van de f.s.i. naar 0,7. Op basis van ervaringen op papier in de regio (Hoogeind, Surfplas/ Bakertand en Vossenberg-West) lijkt dat haalbaar. De te realiseren winst zal overigens per segment maar ook per terrein sterk verschillen. Herstructuren van bestaande bedrijventerreinen
Een intensivering van het ruimtegebruik kan ook bereikt worden door herstructureren. Uit onderzoek van ETIN-adviseurs ‘De Brabantse herstructureringsopgave, juni 2002’ blijkt dat gemeenten op verouderde bedrijventerreinen vooral inzetten op groot onderhoud van het openbaar gebied. Vernieuwing van de panden en herinrichting van bedrijfskavels is de verantwoordelijkheid van de ondernemers. Dit levert weinig ruimte op. Zolang het vastgoed op de terreinen nog courant is, zal groot onderhoud bijdragen aan het vasthouden van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen en daarmee een dempend effect hebben op de vraag naar nieuwe terreinen. Ruimte voor vestiging van nieuwe bedrijven komt maar in beperkte mate beschikbaar. Echter 76
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
als na verloop van tijd het vastgoed veroudert, is aan bedrijfsverplaatsingen niet te ontkomen. Op dat moment zijn verdergaande maatregelen nodig. ETIN onderscheidt in dat verband herprofilering en transformatie. Tot nu toe lag bij herstructurering het accent op transformatie. Veel eerste generatie bedrijventerreinen zijn de afgelopen tijd in het kader van de stedelijke vernieuwing onttrokken aan hun functie, voornamelijk ten gunste van woningbouw. Deze onttrekking heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen. Herprofilering komt nog weinig voor (slechts 49 hectaren/9% van de Brabantse herstructureringsopgave is hierop gericht). Herprofilering vereist een actieve aanpak (verwerven van strategische reserves en van vrijkomende ruimte, het uitplaatsen van bedrijven, het saneren en herinrichten van terreinen). De daaraan verbonden kosten zijn hoog en liggen aanzienlijk hoger dan bij het ontwikkelen van nieuwe terreinen. Het financieringsvraagstuk is mede bepalend of deze opgave/ambitie zal slagen. Het onderzoek en de planvorming naar herstructurering is gaande. Hieronder een korte weergave van die ontwikkeling per gemeente: Breda
Benoemde revitaliseringprojecten zijn De Krogten, het VOS-terrein (klein binnenstedelijk) en Hazeldonk. Daarnaast wil de gemeente met het recente Triple O initiatief een oude brandweerkazerne en vervoerbedrijf nieuw leven inblazen en meewerken aan een bedrijvencampus gericht op ‘technologie en creatieve industrie’. Voor de genoemde projecten is geld (subsidie) beschikbaar, maar aanvullende middelen blijven nodig. Herstructurering evolueert in veel gevallen tot een omvattende vorm van terrein/park management. Het kwaliteitsniveau na revitalisering heeft een andere kostenstructuur en hoogte tot gevolg. Oude en nieuwe subsidiëringmogelijkheden worden maximaal benut. Zo in Breda in het kader van Crobus-parks (grensoverschrijdende bedrijventerreinen) lead partner in een Interreg subsidietraject waarmee de financiële basis voor de revitalisering Hazeldonk vergroot wordt. Verder komen ook Emer Hintelaken en diverse andere over de gemeente verspreid gelegen geconcentreerde en wijk-werk terreinen voor revitalisering in aanmerking. Hoewel sectorale acties zeker worden ondernomen is het proces in deze gebieden nog niet tot een formeel revitaliseringproject opgeschaald. Deze terreinen kunnen zeker efficiënter en intensiever gebruikt worden en enige ruimtewinst mag verwacht worden. Realisatie van deze projecten op termijn is niet zeker omdat er in de prioritering en besluitvorming geen middelen voor zijn gereserveerd. De Greenery betreft een herontwikkeling van het voormalige veilingterrein. Met de eigenaar is een intentieovereenkomst aangegaan om de haalbaarheid van herontwikkeling tot hoogwaardig bedrijventerrein te onderzoeken. In het kader van het project Via Breda (Spoorzone) wordt het Interbrew terrein herontwikkeld. Met de eigenaar/ontwikkelaar wordt gesproken over het ter plaatse te realiseren programma, waar ook andere dan werkfuncties onderdeel van kunnen zijn. Op termijn zullen ook de overige bedrijventerreinen in Breda herontwikkeld worden.
77
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Dongen
Het traject voor revitalisering van het bedrijventerrein Tichelrijt I (97 ha) is enige jaren geleden opgestart. Problemen zijn geïnventariseerd en een plan van aanpak is opgesteld. Gezien de hoge investeringen van de uit te voeren activiteiten en de beperkte financiële middelen is in de afgelopen jaren een klein deel van de gewenste maatregelen uitgevoerd en is in de 1e fase een deel van de Schacht opgeknapt. Het afgelopen jaar is een deel van de Industriestraat onderhanden genomen. Nu een bijdrage in het kader van de TIPP-regeling is toegekend kunnen de overige maatregelen worden uitgevoerd. De werkgevers zullen tezamen met de gemeente een onderzoek laten verrichten naar de mogelijkheden van parkmanagement. Bij het proces van herstructurering wordt ook ingespeeld over de mogelijkheden die de ligging aan het kanaal biedt. Op een tijdelijke locatie elders op het terrein loopt momenteel het project “Distrivaart”. Het is de bedoeling aan het kanaal een loswal te realiseren. Etten-Leur
De gemeente Etten-Leur is momenteel bezig met de revitalisering van het bedrijventerrein Vosdonk. In dat kader zijn reeds de nodige investeringen in wegen gepleegd en staan nog verbeteringen gepland. In 2007 moet het terrein met inbegrip van de groenstructuur volledig gerevitaliseerd zijn. Mede als gevolg van dit proces hebben ook bedrijven investeringen gepleegd. In dit kader komt in VosdonkWest in totaal 4 ha. ruimte beschikbaar op het voormalige tracé van de A58 dat zal worden uitgegeven. In de afgelopen jaren is in Etten-Leur reeds het nodige bereikt op het gebied van herstructurering. Zo is een perceel van 1,2 ha aan de Daalderweg/Kroonstraat herontwikkeld en zijn andere partijen (na te zijn gewezen op de bouw- en gebruiksverplichting in het koopcontract met de gemeente) overgegaan tot het bebouwen van braakliggende gronden (circa 1,0 ha). Voorts is een perceel van 2,7 ha teruggekocht van een ontwikkelaar om deze vervolgens zelf weer in te kunnen zetten voor de vestiging van een nieuw bedrijf. In samenwerking met de provincie heeft de BOM het voortouw genomen om de herstructurering en bodemproblematiek van de Vosdonk driehoek ter hand te nemen. Het betreft hier een driehoekig gebied dat wordt afgebakend door de Oude Kerkstraat/ Muntstraat/Parallelweg. De uiteindelijke grootte van het te herstructureren gebied is nog niet bepaald. Voor de uitvoering is de Brabantse Herstructureringsmaatsch appij voor Bedrijven (BHB) aangewezen als projectleider. Voor de BHB is dit één van de pilotprojecten in Brabant. Gilze en Rijen
De gemeente Gilze en Rijen is gestart met het project ‘duurzame ontwikkeling bedrijventerrein Broekakkers’. In onderzoek zijn de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam bedrijventerrein. Uit de eerste onderzoeksresultaten (op basis van bedrijfsinformatie, de duurzaamheidenquête en consultatie van ondernemers, de thema’s “energie” en “efficiënt ruimtegebruik”) kan geconcludeerd worden dat er kansrijke mogelijkheden liggen. In een volgende fase (masterplan) wordt dit uitgewerkt in concrete duurzame samenwerkingsprojecten. Als eerste project worden de kansen en mogelijkheden van het leegstaande Flair-complex (2,6 ha) onderzocht.
78
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Goirle
Voor het bedrijventerrein Tijvoort lopen onderzoeken naar de mogelijkheden voor revitalisering. Voor Tijvoort Noord heeft het onderzoek (door de KvK/ BRO Adviseurs) geleid tot een 20-tal mogelijke maatregelen op het gebied van infrastructuur, duurzaamheid, verkeersveiligheid etc. Voor Tijvoort Zuid is een onderzoek ingesteld in opdracht van het OndernemersContact Goirle. De rapportage is eind 2003 verschenen. Het is de bedoeling dat met subsidie van het NOVEM onder verantwoordelijkheid van de OCG in 2004 een masterplan Duurzaam Bedrijfsterrein Tijvoort wordt opgesteld. Daaruit zal blijken welke projecten c.q. maatregelen kansrijk zijn om uit te voeren en welke niet. Oosterhout
De gemeente Oosterhout start dit jaar met de revitalisering van het bedrijventerrein Vijf Eiken, met een bruto oppervlak van 130 ha uit de vijftiger jaren. Voor dit grootschalige revitaliseringsproject zijn o.a. via subsidie (TIPP-gelden) voldoende middelen beschikbaar. Naast duurzaamheid wordt vooral ook ruimtewinst nagestreefd, via: • Verbetering van de infrastructuur en ontsluiting van een inbreidingslocatie (ca. 7 ha) en het benutten/ontsluiten van reservecapaciteit van terreinen van gevestigde grotere ondernemingen (grootte ca. 6 ha), alsook van een nog te verwerven locatie via een gemeentelijk terugkoopbeding (ca. 4 ha). • Intensivering van bebouwing (bebouwingshoogte én dichtheid) o.a. via het stimuleren van gezamenlijke parkeeraccommodaties (ruimtewinst maximaal te stellen op 2-3 ha). De te realiseren ruimtewinst wordt ingeperkt, door een benodigd oppervlak ca. 4 ha, voor de aanleg van retentievijvers/bufferzone’s ten behoeve van de waterhuishouding van het gebied. Gestart is met een herstructurering van de locatie aan de Statendamweg ter grootte van 30 ha, welke in het kader van een herplaatsing elders in Oosterhout, in de komende jaren geleidelijk en volledig door de Martensbedrijven (beton- en kunststoffenproductie) ontruimd zal gaan worden. De locatie wordt door hen heringericht t.b.v. beduidend minder milieubelastende en meer representatieve bedrijvigheid met een veel intensievere bebouwing. De ruimtewinst kan worden gesteld op ca. 10% ofwel 3 ha. Tilburg
In de gemeente wordt op diverse locaties gewerkt aan intensivering/ herstructurering van verouderd bedrijfsmatig vastgoed. In het algemeen wordt geconstateerd dat er ruimtewinst wordt geboekt door intensiever grondgebruik, maar anderzijds krijgen verouderde bedrijventerreinen een andere functie, met name wonen. De gemeente beoogt waar mogelijk een bedrijvenfunctie te handhaven, maar per saldo neemt het areaal binnenwijks bedrijventerrein af. Voor de revitalisering van de kanaalzone wordt in 2004 een stedenbouwkundige visie opgesteld en een bestemmingsplan gemaakt. De realisatie vindt plaats na 2005. Verwacht wordt dat een ruimtewinst van ongeveer 2 ha mogelijk is. Anderzijds worden tevens woningen en kantoren gerealiseerd. Hierdoor wordt de ruimtewinst voor bedrijven teniet gedaan. Voor het Verbuntterrein (12 ha) wordt in 2004 een bestemmingsplan opgesteld. De realisatie wordt verwacht in de periode 2005-2008. Op basis van het stedenbouwkundige ontwerp mag worden verwacht dat hier wel 8-10 ha ruimtewinst ten behoeve van bedrijvigheid kan worden behaald. 79
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bestaand stedelijk gebied
Om te voorzien in de behoefte aan bedrijventerrein kunnen ook nieuwe terreinen gevonden worden binnen het bestaande stedelijke gebied. Daarbij wordt gedacht aan zones langs wegen en ook door functiewijzigingen. Gestimuleerd wordt de mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied te benutten. In het kader van de monitoring wordt bijgehouden welke ruimte in het bestaand stedelijk gebied wordt gevonden. Zo zijn al in beeld het bedrijventerrein Posthoorn in Breda met circa 13 ha; de vergroting van het bedrijventerrein Tijvoort langs de Turnhoutsebaan in Goirle met 5 ha en de planvorming voor landgoed Charlotte in Tilburg. 5.4.6
Relatie met het toekomstig bedrijventerrein Moerdijkse Hoek
Het Streekplan geeft aan dat de samenhang met het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk en het toekomstige terrein Moerdijkse Hoek inzichtelijk wordt gemaakt in het uitwerkingsplan. Het terrein Moerdijkse Hoek wordt ontwikkeld voor de volgende segmenten: 1. Multimodale logistieke bedrijven en multimodale zware industriële bedrijven 2. Grootschalige bedrijven met een gemengd karakter 3. Weggeoriënteerde logistieke bedrijven Voor de nieuw te ontwikkelen grotere bedrijventerreinen in de stedelijke regio geldt het uitgangspunt dat in nieuwe bestemmingsplannen geen hindercategorie 4 en 5 bedrijven groter dan 5 ha worden toegelaten. Wat in vigerende bestemmingsplannen is vastgelegd, ook ten aanzien van de reparatie van het bestemmingsplan Vossenberg-West II, blijft gerespecteerd. De afstemming heeft gevolgen voor de nieuw te ontwikkelen terreinen Bavel-Zuid, Broekakkers, Etten-Leur-Zuid en Oosterhout-Oost. Het merendeel van deze locaties ligt in de westpool van de regio, relatief dicht bij Moerdijkse Hoek. Deze terreinen zijn goed te ontsluiten voor het wegvervoer. In de VNG brochure vallen wegvervoerbedrijven onder SBI code 6024 en hebben milieuhindercategorie 3, deze kunnen dus gevestigd blijven worden binnen de stedelijke regio. Voor het terrein Moerdijkse Hoek zien wij er op toe dat in het bestemmingsplan voor Moerdijkse Hoek wordt vastgelegd dat het bestemmingsplan andere segmenten dan bovengenoemde uitsluit. Met uitzondering van die bedrijven die noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering op het bedrijventerrein Moerdijkse Hoek, b.v. toeleveranciers. Omgekeerd moet immers voorkomen worden dat het terrein Moerdijkse Hoek in concurrentie treedt met de in de stedelijke regio te ontwikkelen terreinen. Met betrekking tot de bovengenoemde afstemming over de segmentering maken wij een onderscheid tussen bedrijven die van buiten komen en zich in de stedelijke regio willen vestigen en bedrijven die al in de stedelijke regio gevestigd zijn of die nu in de direct omliggende landelijke regio gevestigd zijn en naar de stedelijke regio willen verplaatsen. Voor nieuwe vestigingen van bedrijven die van buiten komen is een doorverwijzing naar Moerdijk noodzakelijk. Voor uitbreiding en verplaatsing van bedrijven die al in de stedelijke regio gevestigd en welke in deze segmenten vallen kan ruimte worden geboden na afweging van ruimtelijke, economische en bedrijfsbelangen.
80
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5.5
Infrastructuur
5.5.1
OpenbaarVervoer-netwerk BrabantStad
De afstemming van ruimtelijke ordening en OV-netwerk Brabantstad leidt, op basis van de verwachte ruimtelijke ontwikkelingen voor wonen en werken, tot een ruimtelijk beeld van het gewenste OV-systeem voor het jaar 2020. Het OVnetwerk Brabantstad bestaat uit het railnet, de verwachte Hoogwaardige Openbaar Vervoer-lijnen en de daarbij behorende knooppunten. Deze laatste zijn gelabeld naar betekenis: (inter)nationaal, interregionaal en regionaal, en naar ligging: centrum, stadsrand, en landelijk. In de stedelijke regio Breda-Tilburg kunnen twee nieuwe treinstations tot 2020 ontwikkeld worden. De HOV-lijnen leiden tot de ontwikkeling van een aantal bijzondere knooppunten uit oogpunt van multimodaliteit. Transferia kunnen in een aantal situaties worden aangelegd ter bediening van die multimodaliteit. In 2002 is het onderzoek ‘Transferia in Noord-Brabant, een haalbare kaart?’ verschenen. Hierin is een aantal potentiële transferia in beeld gebracht. Deze potentiële locaties zijn getoetst aan de ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen in de stedelijke regio. Bestaande, al dan niet te herstructureren woon- en werkgebieden alsmede de voorziene nieuwe woon- en werklocaties vormen de basis voor het toevoegen van infrastructurele kwaliteiten in de stedelijke regio. De volgende verknopingen van vervoerssystemen kunnen mogelijk binnen de planperiode tot stand komen: • Etten-Leur-Oost (het Trivium): combinatie van halte HOV en afslag rijksweg 58 in de nabijheid van kantorenlocatie en voorzieningen (deels nog te ontwikkelen). Voorwaarde is dat de HOV daadwerkelijk via het Trivium bediend. • Breda-Princeville: combinatie van halte HOV met mogelijk in nabijheid van de afslag A58 te realiseren transferium. Nabijheid woonboulevard en woongebied. Ontwikkeling bedrijventerrein Breda-West. • Breda Zuid-West: combinatie intensieve streeklijn en afslag rijksweg 16, nabij te ontwikkelen innovatief hoogwaardig bedrijventerrein (de Wig). • Breda-Claudius Prinsenlaan: de stedelijke ontwikkelingsas sluit hier aan op de afslag van rijksweg 27 en vormt een knooppunt met de mogelijke toekomstige HOV en aanleg transferium. HOV kan Hoogeind (bedrijventerrein), Bavelse Berg (evenementen), Bavel (woongebied), Bavel-Zuid (woongebied en bedrijventerrein) en Nieuw Wolfslaar (woongebied) bedienen. • Breda-Oost: mogelijkheid voor realisering van een interregionaal stadsrandstation, gelegen nabij de afslag Breda-Oost van rijksweg 27 in relatie met de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied. Te combineren met een transferium. • Oosterhout-Oost: halte HOV bij locatie ziekenhuis, woongebied en afslag rijksweg 27. Te combineren met aan te leggen transferium. Ontwikkeling van de bedrijvenlocatie Oosterhout-Oost kan bijdragen aan het gebruik van dit knooppunt. Het tracé van de HOV door Oosterhout alsmede het eindpunt van de HOV is nog niet vastgesteld. • Tilburg-St. Elisabeth (Kempenbaan): combinatie van OV-netwerk, aan te leggen transferium en afslag rijksweg 58. Bij het ziekenhuis worden (naast wonen en werken) ook voorzieningen gerealiseerd.
81
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
De HOV-knooppunten worden niet nader op de kaart aangeduid, maar zijn vervat in de aanduiding “verknoping van vervoerssystemen”. Berkel-Enschot heeft de mogelijkheid voor een interregionaal stadsrandstation. Ontwikkeling wordt mede gerechtvaardigd door de ontwikkeling van de Overhoeken (Berkel-Enschot) in de komende jaren en de toekomstige bouwlocatie Tilburg-Noordoost. Nieuwe transferia zijn mogelijk bij de bestaande verknopingen van vervoerssystemen Breda-Prinsenbeek en aan het eindpunt van de stedelijke ontwikkelingsas Breda-Terheijdenseweg. 5.5.2
OWN+ (onderliggend wegennet plus) en rijkswegennet
Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor sociale en economische ontwikkeling. De economische groei van Brabant (boven het landelijke gemiddelde) heeft ertoe bijgedragen dat het aantal verplaatsingen snel is gegroeid en naar 2020 toe nog verder zal groeien met circa 40%. De auto is en blijft het meest gebruikte vervoermiddel. Het overgrote deel van de verplaatsingen is relatief kort met afstanden kleiner dan 30 km. De toename van de mobiliteit leidt tot een snel groeiend congestieprobleem op het totale wegennet. Dit ondanks de voorziene investeringen in het rijkswegennet. Het aantal voertuigverliesuren zal tot 2020 ongeveer verdubbelen. De vertragingen nemen het sterkst toe op de regionale afstanden tussen de 15 en 30 km. Om te voorkomen dat economische centra onbereikbaar worden en dat de onbetrouwbaarheid van het verkeers- en vervoersysteem toeneemt, is een goed functionerend regionaal wegennet vereist. Het regionale en stedelijke wegennet in de regio Breda-Tilburg is de drager van de regionale bereikbaarheid. Zonder investeringen in dit onderliggende wegennet loopt het verkeers- en vervoersysteem vast, met name op de in- en uitvalswegen naar de steden en de op- en afritten van de snelweg. Het onderliggende wegennetwerk in de stedelijke regio Breda-Tilburg zal niet alleen moeten worden gezien als feeder naar het hoofdwegennet, maar zal vooral ook ingericht moeten worden als zelfstandige verbindingen die in staat zijn regionale verplaatsingen te accommoderen. Tevens dient het onderliggende wegennet beter verknoopt te worden met andere modaliteiten. Dergelijke transferpunten vragen ook een bepaald ruimtelijk programma. Belangrijk is een goede samenhang te vinden tussen het schaalniveau van de te verknopen netwerken en het schaalniveau van de ruimtelijke functies in de omgeving van dergelijke knooppunten. Zo ontstaan attractieve vestigingsmilieu’s met een gedifferentieerde kwaliteit van bereikbaarheid. Stedelijke uitbreidingen, met name voor bedrijvenlocaties, waarbij de aanwezige rijkswegen worden ‘overgestoken’, vragen om een integrale afstemming en planontwikkeling, teneinde toekomstige mobiliteitsproblemen te voorkomen. Dit vraagt om parallelle planvorming en een helder afwegingskader. De provincie is als regisseur in de regio in het kader van het uitwerkingsplan de eerst verantwoordelijke. De structuur en capaciteit van het rijkswegennet moet ook voor de toekomst veiliggesteld worden. Dit betekent dat ruimtelijke flexibiliteit behouden moet blijven door ruimte te behouden in de zones langs die wegen. Het beleid voor 82
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
deze zogenoemde ‘overlegzones is aangekondigd in het Streekplan 2002 (paragraaf 3.1.6). De capaciteit van een aantal (gedeelten van) rijkswegen staat onder druk. Verkeersstagnatie op de A27 tussen Oosterhout en Breda, en op de A58 bij Breda, Tilburg en Etten-Leur is op middellange termijn realistisch. Vrijwaring is hier noodzakelijk om in de toekomst de bovenlokale verkeersbelangen veilig te kunnen stellen. In het onderliggende wegennet en het rijkswegennet zijn de volgende ontwikkelingen voorzien, mede in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen in de stedelijke regio: • In Etten-Leur-Zuid (ten zuiden van rijksweg 58) is de ontwikkeling voorzien van nieuwe bedrijventerreinen. De bestaande afrit Etten-Leur-West van rijksweg 58 moet in dat kader opgewaardeerd worden. • De capaciteit van rijksweg 58 tussen Breda en Etten-Leur dient vergroot te worden ten behoeve van het regionale verkeer. Er is geen alternatieve verbinding mogelijk op basis van het onderliggende wegennet. • De afslag Bavel van rijksweg 58 moet opgewaardeerd worden in verband met de voorziene ontwikkeling van woon- en werkgebieden nabij Bavel. De capaciteit van de rijksweg 58 is een algemeen aandachtspunt. • De regionale wegverbinding Breda-Tilburg loopt door het dorp Dorst. Een zuidelijke omleiding is voorzien welke mogelijk ook kan worden aangesloten op de Zuidelijke Rondweg van Breda (Franklin Rooseveltlaan). De toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in deze omgeving (bouwlocatie Dorst, ontwikkeling Bavelseberg, afronding bedrijventerreinen Hoogeind) vormen aanleiding voor verdere uitwerking en uitvoering van deze regionale verbinding. • De capaciteit van rijksweg 27 tussen de afslagen Breda-Noord en OosterhoutOost moet eveneens vergroot worden. Aanleiding vormt het onttrekken van de verbinding Oosterhout-Breda via Teteringen aan het intensieve regionale verkeer in verband met de Vinex-ontwikkeling Breda-Noord-Oost/Teteringen. • De problematiek van de verbinding Dongen-Oosterhout (onderliggend wegennet) dient in de komende periode tot een oplossing te komen. Het platform BORDT, dat zich o.a. bezighoudt met deze verbinding, is nog niet zover dat concrete oplossingen in beeld zijn. Het uitwerkingsplan gaat vooralsnog uit van een nieuwe afslag van rijksweg 27 aan de zuidzijde van Oosterhout (Kalix Berna) die verbinding krijgt met de bestaande regionale wegverbinding tussen de afslag Oosterhout-Oost(Ziekenhuis) en Dongen. De twee bestaande afslagen nabij het Wilhelminakanaal in Oosterhout kunnen na realisering van die nieuwe aansluiting en de regionale wegverbinding komen te vervallen. • Na realisatie van de Noordwesttangent en de geplande uitbreidingen in het noordoosten van Tilburg zijn een verdubbeling van de Noordoosttangent en een verbeterde afwikkeling van het verkeer op de N65 nodig. In dat kader past de ombouw van de N65 tot A65. 5.5.3
Vaarwegen
Binnen de planperiode wordt uitgegaan van capaciteitsvergroting van het Wilhelminakanaal tussen de brug van de Noordwesttangent over het kanaal en bedrijventerrein Loven in Tilburg. De aanleg van een containerterminal aan het Wilhelminakanaal is reeds gepland bij Tilburg (Vossenberg West II) en wordt voorzien bij Dongen. 83
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
5.6
Glastuinbouw In het kader van de Beleidsnota Glastuinbouw uit 1999 is de afspraak gemaakt dat het glastuinbouwareaal in Noord-Brabant in de periode tot 2012 van 1.000 ha naar 1.500 ha netto glas mag groeien. De 500 ha extra ruimte voor groei van de glastuinbouwsector in Noord-Brabant is gebaseerd op een door het Landbouw Economisch Instituut in opdracht van de provincie uitgevoerde studie. Deze studie is een nadere uitwerking van het rapport ‘Kansen voor Kassen’, waarin het perspectief voor herstructurering en groei van de glastuinbouwsector in Nederland wordt beschreven. Een andere belangrijke doelstelling uit de Beleidsnota Glastuinbouw is dat in 2012 75% van het areaal aan glas in de aangewezen doorgroei- en vestigingsgebieden gevestigd moet zijn. Dit betekent dat op een totaalareaal van 1.500 ha dus 1.125 ha glas binnen de concentratiegebieden gelegen moet zijn. In 2000 was circa 200 ha glas in de doorgroeigebieden gelegen en circa 300 ha in de vestigingsgebieden. Om ontwikkeling tot 1.125 ha in deze gebieden mogelijk te maken moet er dus ruimte gevonden worden voor ca. 600 ha netto glas. Een verdere toename binnen de doorgroeigebieden met 100 ha netto glas lijkt aannemelijk. Dit betekent dat er binnen de provinciale vestigingsgebieden ruimte voor 500 ha netto glas gevonden zal moeten worden. Hiervan zal ca. 100 ha in Oost-Brabant gerealiseerd moeten worden en ca. 400 ha in West- en Midden-Brabant. Op een te ontwikkelen projectlocatie in West-Brabant zal nog extra ruimte nodig zijn voor minimaal 150 ha netto glas. Dit betekent dat er binnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw in West-Brabant een ruimtebehoefte is voor 250 ha netto glas extra waarbij naast doorgroei van bestaande bedrijven ook ruimte voor nieuwvestiging moet worden geboden. In deze behoefte moet in beginsel voorzien worden binnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw die op de Streekplankaart staan aangegeven. In 2005 zal een evaluatie van de nota glastuinbouw plaatsvinden. Het merendeel van de provinciale vestigingsgebieden in West-Brabant is binnen de stedelijke regio Breda- Tilburg gelegen. Slechts twee daarvan, de Plukmadese Polder en Steenbergen, liggen buiten de stedelijke regio. Binnen de huidige begrenzing van het vestigingsgebied Plukmadese Polder is geen ruimte voor nieuwvestiging meer voorhanden. Dit betekent dat er binnen de stedelijke regio naast de ruimteclaims voor wonen, werken en natuur, ook rekening gehouden moet worden met een aanzienlijke ruimteclaim voor glas. Dit heeft betrekking op de gemeenten Breda, Dongen, Etten-Leur en Oosterhout waarbinnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw volgens de streekplankaart zijn gesitueerd. In totaal dient er in de stedelijke regio en bij Steenbergen ruimte gevonden te worden voor circa 250 ha extra glas. Uit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld enerzijds en de ruimtebehoefte voor verstedelijking anderzijds komt naar voren dat het toevoegen van circa 250 ha netto extra glas in de stedelijke regio een relatief grote opgave is. De provinciale vestigingsgebieden voor glastuinbouw op de streekplankaart zijn ruim begrensd. Het Streekplan geeft aan dat de gemeenten nader moeten bepalen welke gedeelten van de vestigingsgebieden in aanmerking komen voor de bouw van clusters nieuwe bedrijven of clusters van nieuwe en bestaande bedrijven en tot 84
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
welke omvang individuele bedrijven mogen groeien. Verder geeft het Streekplan aan dat de omvang van glastuinbouwbedrijven in de vestigingsgebieden in beginsel alleen mag worden beperkt voor zover dat noodzakelijk is in verband met de ter plaatse aanwezige waarden en belangen (natuur, landschappelijk, cultuurhistorisch, water, bodem en milieu). Op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en informatie van gemeenten is bij Etten-Leur en Breda de begrenzing aangegeven van die delen van de vestigingsgebieden waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is. Deze gebieden zijn op de plankaart aangeduid. Bij Prinsenbeek is dit tevens het nader begrensde vestigingsgebied. Er staat geen vestigingsgebied bij Oosterhout op de plankaart aangegeven omdat uit de analyse van het vestigingsgebied op de streekplankaart naar voren komt dat nieuwvestiging van en omschakeling naar glastuinbouwbedrijven hier ruimtelijk niet wenselijk is. De confrontatie van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld met de nadere analyse van de gebieden heeft erin geresulteerd dat de omvang van de provinciale vestigingsgebieden uit het Streekplan waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is aanzienlijk kleiner uitvallen. Deze begrenzing is afgestemd op de aanduiding “transformatie afweegbaar” in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en op de plankaart. Binnen de zoekgebieden voor verstedelijking zijn stedelijke functies afweegbaar. Gezien de ligging, schaal en uitstraling van glastuinbouw in combinatie met de verstedelijkingsopgave voor de stedelijke regio Breda – Tilburg is een concentratie van de glastuinbouw binnen de zoekgebieden voor verstedelijking (de gebieden aangeduid met ‘transformatie afweegbaar’) gewenst. Bij het verder in beschouwing nemen van de in dit plan begrensde vestigingsgebieden glastuinbouw waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is, is duidelijk geworden dat er geen mogelijkheden zijn om grootschalige aaneengesloten nieuwvestigingen van glastuinbouw ruimtelijk op een verantwoorde wijze in te passen. De schaal en maat, bebouwingsstructuren en de huidige landschappelijke inrichting in deze gebieden lenen zich hier niet voor. Andere belemmeringen die spelen zijn: cultuurhistorische waarden (Etten-Leur), hoogspanningsleidingen (Breda), de openheid van de Willemspolder (Oosterhout) en de waterhuishouding (Etten-Leur). Voor projectmatige of anderszins grootschalige aaneengesloten nieuwvestigingen is in deze gebieden geen ruimte. Er is wel ruimte op beperkte schaal voor inplaatsing van nieuwe vestigingen en omschakeling. Buiten de op de plankaart aangegeven vestigingsgebieden bij Etten-Leur en Breda (waarbinnen nieuwvestiging of omschakeling mogelijk is) is nieuwvestiging en omschakeling van glastuinbouw niet gewenst vanwege de nadelige ruimtelijke gevolgen op het landschap. In Etten-Leur zijn veel bestaande bedrijven komen te liggen buiten de in dit plan aangeduide vestigingsgebieden waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is. Dit terwijl doorgroei van deze bedrijven in de meeste gevallen niet ongewenst is. Om deze reden en vanwege gedeeltelijke ligging buiten de grens van de stedelijke regio wordt voor doorgroei van de bestaande bedrijven uitgegaan van de (in overleg met Etten-Leur) nader begrensde vestigingsgebieden uit het Streekplan welke globaal aangeduid worden in het gebiedsplan Brabantse Delta. 85
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Op basis van een studie van Bosch en Slabbers is het vestigingsgebied ten noorden van Dongen richting Loon op Zand verschoven. Etten-Leur
Bestaande bedrijven Het merendeel van de bestaande glastuinbouwbedrijven ten noorden en ten zuiden van de kern Etten-Leur is gelegen binnen de vestigingsgebieden op de streekplankaart. Op de streekplankaart is aan de oostzijde van Etten-Leur een doorgroeigebied voor glastuinbouw gesitueerd. In dit doorgroeigebied liggen de bestaande glastuinbouwbedrijven verdeeld over twee locaties. Uitgaande van de bestaande glastuinbouwbedrijven en de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen mogelijkheden voor uitbreidingen is er een restcapaciteit van circa 44 ha. Maatgevend hierbij is dat het bestemmingsplan voor de meeste bedrijven een bovennorm van 3 ha netto glas en in enkele gevallen 2 ha netto glas per bedrijf kent. Gezien vanuit de individuele bedrijfsbehoefte en de landschappelijke situering van een aantal solitair gelegen bedrijven is het niet reëel om te veronderstellen dat de restcapaciteit volledig benut kan worden. Een aantal bestaande glastuinbouwbedrijven welke binnen de vestigingsgebieden uit het streekplan liggen zijn buiten de in dit plan aangegeven vestigingsgebieden komen te liggen waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is. Het is niet wenselijk dat de bestaande glastuinbouwbedrijven welke liggen binnen de vestigingsgebieden op de streekplankaart op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld de status van solitaire glastuinbouwbedrijven krijgen. Om deze reden wordt voor deze glastuinbouwbedrijven afhankelijk van de huidige ligging, omvang en mogelijkheden voor landschappelijke inpassing en/ of landschapsontwikkeling een doorgroei tot vijf hectare netto glas voorgestaan. Dezelfde benadering wordt voorgestaan voor bedrijven gelegen binnen het huidige doorgroeigebied en enkele bedrijven elders die binnen de aanduiding “transformatie afweegbaar” zijn gelegen. De begrensde op plankaart aangeduide vestigingsgebieden waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is De gebieden waarin nieuwvestiging of omschakeling binnen de vestigingsgebieden voor glastuinbouw toelaatbaar is, zijn gelegen ten noordwesten en ten zuidoosten van Etten-Leur. Deze zijn begrensd op basis van een confrontatie met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de in het gebied aanwezige landschappelijke kwaliteiten. Hierbij is rekening gehouden met (eventuele) toekomstige verstedelijkingsopgaven voor woningbouw en bedrijventerreinen. Omvang bedrijven De richtomvang voor zowel de bestaande als eventueel nieuw te vestigen of om te schakelen bedrijven in de bovengenoemde gebieden is circa 5 ha netto glas. Op basis van een nadere ruimtelijke afweging kan afhankelijk van de specifieke situatie in beperkte mate extra ontwikkelingsruimte geboden worden binnen de op deze plankaart aangegeven vestigingsgebieden. Aan doorgroei, nieuwvestiging of omschakeling kunnen nadere voorwaarden worden gesteld waaronder landschappelijke inpassing en/of landschapsontwikkeling. De gemeente kan hiervoor in het bestemmingsplan of anderszins nader beleid formuleren. 86
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Op basis van een reële benutting van de restcapaciteit van het bestemmingsplan plus redelijkerwijs te realiseren hoeveelheid extra glas door verhoging van de bovennorm tot 5 ha en incidentele nieuwvestiging en omschakeling is er in EttenLeur ruimte voor ca. 60 -75 ha netto glas. Breda
De provinciale vestigingsgebieden liggen noordelijk van Prinsenbeek en ten zuiden van het Liesbos. Op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de vertaling van de in het Streekplan aangegeven landschapsecologische zone wordt nieuwvestiging, omschakeling en/of grootschalige uitbreiding van glastuinbouw in het vestigingsgebied ten zuiden van het Liesbos niet voorgestaan. Op de plankaart is de in het bestemmingsplan buitengebied Prinsenbeek vastgelegde nadere begrenzing van het vestigingsgebied bij Prinsenbeek overgenomen als gebied waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is. Het bruto oppervlak van dit vestigingsgebied is 180 ha en de op dit moment aanwezige ruimte hierbinnen is circa 110 ha (netto). Uitgaande van het bestemmingsplan en de in het gebied aanwezige beperkingen waaronder een hoogspanningsleiding is de verwachting dat er in het gebied circa 30 ha netto glas gesitueerd kan worden.. Oosterhout
Het vestigingsgebied voor glastuinbouw op de streekplankaart ten oosten van Oosterhout ligt zowel ten noorden als ten zuiden van de kern Oosteind. De Willemspolder kenmerkt zich door een landschappelijk waardevolle openheid. Om deze reden heeft het gebied ten noorden van Oosteind op de plankaart de aanduiding “behoud open landschap” gekregen. Nieuwvestiging, omschakeling en forse uitbreiding van glastuinbouw is hier niet gewenst omdat dit de openheid van het gebied aantast. Om deze reden is het wenselijk de uitbreiding van de ten noorden van het lint Oosteind gelegen glastuinbouwbedrijven te beperken tot 3 ha. Het gebied ten zuiden van de kern Oosteind is in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld aangegeven als transformatiegebied. Gezien de schaal, maat en inrichting van dit gebied is een grootschalige nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in dit gebied niet wenselijk. Wel zijn er in het gebied mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven. Om bovenstaande redenen is het gebied ten zuiden van de kern Oosteind niet aangewezen als vestigingsgebied glastuinbouw met de mogelijkheid voor nieuwvestiging en omschakeling. Dongen
De gemeente Dongen heeft samen met de gemeente Loon op Zand een visie ontwikkeld voor de inplaatsing van intensieve agrarische bedrijven (betreft: glastuinbouw, boomteelt en intensieve veehouderij). Uit die visie is naar voren gekomen dat er op beperkte schaal ruimte is voor nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven in het gebied rond de Moersedreef. Voorwaarde hierbij is dat vestiging van glas (en de overige genoemde functies) gepaard moet gaan met een versterking van de landschappelijke structuur. Uit de visie komt naar voren dat het vestigingsgebied zoals dat op de streekplankaart staat aangegeven in noordoostelijke richting zou moeten verschuiven. Voor boomteelt en glastuinbouw is in het gebied tussen Dongen en Kaatsheuvel ruimte om circa 60 ha. toe te 87
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
voegen. Dit verschoven vestigingsgebied is gelegen buiten de begrenzing van de stedelijke regio. Het beleid voor dit gebied is opgenomen in het reconstructieplan voor de Meierij. De ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande glastuinbouwbedrijven die voorheen onderdeel uitmaakten van het vestigingsgebied wordt beschreven in het reconstructieplan als doorgroeigebied aangeduid.
5.7
Uitwerking groene ambitie Het Streekplan geeft aan dat in de uitwerkingsplannen aandacht besteed moet worden aan: • de wijze waarop de groene en landschappelijke kwaliteiten van de stedelijke regio behouden en versterkt worden • het waarborgen van de functie en kwaliteit van de landschapsecologische zones • het verder ontwikkelen van stedelijke groenstructuren in relatie tot mogelijkheden voor recreatie. Deze uitgangspunten zijn vertaald in het plan De plankaart bevat het landschappelijk raamwerk dat sturend is voor het behoud en de ontwikkeling van het landschap en een regionaal toetsingskader vormt voor zowel rode als groene projecten. Aangeduid is waar in het landschappelijk raamwerk in relatie tot het verstedelijkingsproces ingezet moet worden op landschapsontwikkeling. Waar dat aansluit op de planvorming vanuit het reconstructieproces voor het landelijke gebied wordt dit gezamenlijk opgepakt. In paragraaf 8.2 Beschrijving projecten zijn drie projecten opgenomen voor landschapsontwikkeling. De provincie en de gemeenten willen uitvoering geven aan deze projecten. Programmatisch worden daarnaast gebiedsgerichte koppelingen gelegd tussen rode en groene opgaven in de tekst: in hoofdstuk 6 in de beschrijving van de legendaeenheid ‘integratie stad-land’; in hoofdstuk 7 is per deelgebied een beschrijving opgenomen van de beoogde landschapsontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk; in de beschrijving van de projecten en in hoofstuk 8 voor de gebieden met de aanduiding ‘strategische gebiedsontwikkeling’ en. In de beleidsnota Natuur- en landschapsoffensief Brabant GS is opgenomen: “de provincie stelt middelen beschikbaar voor het beleidsprogramma Groen in de stedelijke regio’s. Uitgangspunt is medefinanciering aansluitend op middelen uit het rijksbeleid (groen in en om de stad en VINAC groen) en middelen uit de regio”. Op dit moment kan over die medefinanciering in het algemeen geen duidelijkheid worden gegeven. Om de planvorming voor de verdere ontwikkeling van de gebieden aangeduid met landschapsontwikkeling te stimuleren hebben wij financiële middelen vrijgemaakt uit het GIOS-instrumentarium van de provincie gedurende de periode 2004-2006 onder de titel ‘Uitwerken groene ambitie in de stedelijke regio’s’. Daarnaast worden de mogelijkheden voor een financiële sturing ten behoeve van de realisatie van de beoogde landschapsontwikkeling besproken met de gemeenten in het regionale planningsoverleg. Met het rijk zullen wij in overleg gaan over de mogelijke inzet van middelen van rijkswege3. 3
Fonds recreatie om de stad als onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de nota Ruimte opgenomen in het Meerjarenprogramma vooreen Vitaal Platteland.
88
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Initiatieven van alle partijen welke een bijdrage kunnen vormen voor de verdere ontwikkeling van het landschap worden ondersteund. Het uitwerkingsplan met het daarin opgenomen ‘landschappelijk raamwerk’ biedt daarvoor het beleidskader. In het Streekplan staat beschreven dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied (=rood-met-groen koppeling). In de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en de landelijke regio’s is hieraan invulling gegeven in de tekst onder 6.3 verstedelijking. Dit uitwerkingsplan en de reconstructie- en gebiedsplannen zijn richtinggevende documenten voor de ontwikkeling van het landschap. Hieronder is in beknopte vorm het beleid per gemeente opgenomen. Breda
De gemeente kent een aantal ‘groenprojecten’. Eén hiervan is de groene schakel, de groenzone tussen het Liesbosch en De Berk. De gemeenten Breda en Etten-Leur en andere belanghebbende partijen hebben hierover in 1998 een convenant gesloten. In dit convenant zijn afspraken gemaakt over de mogelijke realisatiestrategieën en de globale inrichting van het betreffende gebied (zie tevens onder Etten-Leur). Bij de formulering van de gebiedsvisie voor Breda West wordt een nadere uitwerking, inclusief realisatiestrategie van de landschapsecologische zone gelegen tussen het Liesbosch en de Vloeiweide meegenomen. Investeringen in de groene ambities worden hierbij gerelateerd aan de verstedelijkingsplannen. Ook in Breda-Oost wordt de realisatie van het groenblauwe raamwerk gekoppeld aan de planexploitatie van de verstedelijkingsopgave. Een ander project is de ontsnippering van de Oosterhoutseweg tussen Breda en Oosterhout: de inrichtingsvoorstellen hiervoor zijn reeds beschikbaar en nog in 2004 wordt hiermee gestart. Voor de financiering van dit project dienen nadere afspraken gemaakt te worden met de landinrichtingscommissie en met de gebiedscommissie Wijde Biesbosch. Voor alle groene projecten in de gemeente wordt uitgegaan van een gezamenlijke (financiële) verantwoordelijkheid van de verschillende overheden. De co-financieringsmogelijkheden van externe partners zullen mede bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van de diverse groene projecten. Dongen
Het groenbeleid van de gemeente krijgt vorm door de uitvoering van de twee groenstructuurplannen die de gemeente heeft. Het groenstructuurplan, genaamd “Groen geeft Dongen kleur”, is vastgesteld in december 1997 en het groenstructuurplan, genaamd “Groen kleurt ‘s Gravenmoer”, is vastgesteld in november 1999. De plannen zijn met name gericht op het ontwikkelen en behouden van groene hoofdstructuren en op beperkte schaal het stimuleren van natuurvriendelijk groen. De laatste jaren zijn enkele (nieuwe) hoofdstructuren aangelegd en is een subsidieregeling opgesteld die de aanplant en het behoud van landschappelijke beplanting stimuleert. De financiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de plannen, worden jaarlijks gereserveerd door ze op te nemen in het investeringsschema van de begroting. Dit investeringsschema beloopt een periode van 4 jaar. Jaarlijks wordt dit schema geactualiseerd. Het streven is om 89
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
na twintig jaar alle projecten uit de groenstructuurplannen te hebben uitgevoerd, zodat de gewenste groenstructuur een feit is. Goirle
Het bestemmingsplan voor de toekomstige woonwijk “Boschkens” (ca. 850 woningen) voorziet naast woningbouw in een hoog ambitieniveau qua groene invulling. Voor de overige gebieden gelegen binnen het uitwerkingsplan zijn nog geen concrete ambities bepaald. Voor het buitengebied, dat grotendeels gelegen is in het reconstructieplan Beerze-Reusel, wordt in 2004 gestart met een nieuw bestemmingsplan “Buitengebied”. Gelet op de bijzondere natuurwaarden in het buitengebied (Regte Heide, RNLE, Habitat enz.) wordt bezien of een landschapsbeleidsplan moet worden opgesteld. In het bijzonder hecht de gemeente aan de openheid van het gebied gelegen tussen Riel en Gilze (De Rielse Heide en omgeving). De in het Streekplan en uitwerkingsplan opgenomen landschapsecologische zone die in dit gebied doorloopt, wordt door de gemeente nadrukkelijk onderschreven. Etten-Leur
Het landschapsbeleidsplan van de gemeente bevat voorstellen voor behoud en verbetering van de landschapsstructuur en aanwezige natuur en landschap. Daarnaast wordt in de StructuurvisiePlus aandacht besteed aan de groene ambities. Een belangrijk project uit het landschapsbeleidsplan is het project Groene Schakel. Dit is een gezamenlijk project met de gemeente Breda. Het project is erop gericht een ecologische verbinding tot stand te brengen tussen het Liesbos, bosgebiedje de Hooiberg, natuurgebied De Berk en de Haagse Dijk richting rivier de Mark. De bedoeling is dat deze verbinding fungeert als een landschappelijke geleding en groenstructuur binnen de stedelijke regio en die tevens kan dienen voor recreatieve uitloop. Als instrumenten ter realisering van de Groene Schakel wordt gedacht aan verwerving en inrichting, landgoedontwikkeling en particulier landschapsbeheer. Realisering van het gedeelte De Berk - rivier de Mark (het noordelijk deel van de Groene Schakel) is vanwege ligging in de Ecologische Hoofdstructuur een verantwoordelijkheid van Rijk en Provincie. Ook elders aan de oostflank en verder aan de zuidzijde van de gemeente EttenLeur zijn landschappelijke verbindingen wenselijk. Daarmee zou een verbinding ontstaan tussen het Liesbos, de gemeentebossen aan de Kogelvanger en het Schuitvaartjaagpad en natuurgebied de Pannenhoef. Vooral landgoedontwikkeling wordt daar gezien als toepasbaar instrument. De gemeente heeft samen met het waterschap een (mede)verantwoordelijkheid voor de invulling van ecologische verbindingszones. Dit betreft in de gemeente Etten-Leur vooral natte ecologische verbindingszones in de vorm van de vaarten en beken (bijvoorbeeld Leurse Haven, Laakse Vaart, Kibbelvaart, Brandse Vaart, Vossenbergsevaart, en ook diverse smallere waterlopen). In de gemeente Etten-Leur gaat het om circa 40 kilometer aan ecologische verbindingszones over een breedte van 25 meter, met een totale oppervlakte van 100 hectare die verworven en/of ingericht dient te worden. Ter bekostiging van de Groene Schakel, ecologische verbindingszones en andere relevante landschappelijke groenstructuren zijn middelen opgenomen in het 90
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
gemeentelijk investeringsplan en is tevens een gemeentelijk groenfonds in het leven geroepen. De voeding van het groenfonds vindt plaats uit een opslag van 2,00 per m2 grond die voor woningbouw of bedrijventerrein wordt verkocht of aangewend en wordt ook toegepast voor binnenstedelijke inbreidingslocaties waarvoor een exploitatieovereenkomst afgesloten wordt. Ter uitvoering van het landschapsbeleidsplan is een project particulier landschapsbeheer ontwikkeld. Door middel van provinciale en gemeentelijke subsidiëring worden agrariërs en andere particulieren binnen het kader van een landschapsvisie gestimuleerd om bestaande landschapselementen te onderhouden en nieuwe landschapselementen aan te leggen en te onderhouden. Ook worden erfbeplantingen gesubsidieerd. Gedurende de ruim 3 jaar dat het project particulier landschapsbeheer nu loopt, zijn circa 100 overeenkomsten met bijbehorende subsidiebeschikkingen afgesloten. Het project kan een relevante omvang gaan aannemen die op termijn ook op structuurniveau van belang kan worden. De kosten van het project worden bekostigd uit de jaarlijkse begroting. Gilze en Rijen
Het groene programma en de prioritering en uitvoering daarvan is gebaseerd op de visies en ambities die zijn neergelegd in de StructuurvisiePlus. De belangrijkste onderdelen zijn: Het behoud van: de Chaamse Bossen, Prinsenbos, Molenschotse Heide en Boswachterij Dorst, Landgoed Valkenberg, Weidevogelgebied (Rijen-NO), Agrarisch landschap, Groen in de kernen. Het versterken van: de Beekdalen (met name Grote Leij, Molenleij en Gilzewouwerbeek), de Ecologische verbindingszones (met name tussen Chaamse bossen en Molenschotse heide; Huis ter Heide en Dorst; Huis ter heide en Nerhovense Bossen), Waardevolle landschappen (met name kleinschalig landschap Gilze zuid, landschap rond Molenschot (open, weids karakter), Rijen noordoost (kwelgebied), Rijen oost (slagenlandschap) en de toegankelijkheid van natuur- en buitengebieden te verbeteren. Met dit programma wil de gemeente haar eigenheid tussen de grote steden behouden, en invulling geven aan de landschapsecologische zones uit het Streekplan. Voor de financiering en realisatie van deze ambities zoekt de gemeente samenwerking met verschillende overheden en externe partners. Nadere afspraken voor financiering uit het reconstructieprogramma hoort daarbij. Investeringen relateert de gemeente aan de verstedelijkingsopgave. Middels een revitaliseringfonds wil de gemeente realisering van het groene programma aan het verstedelijkingsprogramma koppelen. De financieringsmogelijkheden uit dit revitaliseringfonds gekoppeld aan de mogelijkheden voor cofinanciering bij externe partners zijn bepalend voor de intensiteit en kwaliteit van de diverse groene projecten. Oosterhout
In het landschapsbeleidsplan is voor het gehele buitengebied een gewenste ontwikkelingsrichting beschreven. Binnen de planperiode van het landschapsbeleidsplan zijn de inrichting van een groengebied als uitloopgebied ten noorden van Oosterhout (omgeving Domeinweg) en landschappelijke 91
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
inrichtingsplannen voor een gebied direct grenzend aan de nog te ontwikkelen woonwijk Vrachelen IV en V, gepland. Daarnaast geldt, dat groen (landschappelijk) dat voor grootschalige stedelijke ontwikkelingen in het buitengebied komt te vervallen, structureel wordt gecompenseerd in het buitengebied, hetzij uit hoofde van compensatie boswet, hetzij vanuit eigen gemeentelijk compensatiebeleid. De gemeente Oosterhout heeft de intentie de ecologische verbindingszones bij de woonwijk Vrachelen IV en V in te richten, vooruitlopend op de ontwikkeling van de woonwijk. Een belangrijk deel van de inrichting van de ecologische verbindingszone langs het Wilhelminakanaal zal aandacht krijgen bij stedelijke ontwikkelingen in de zones grenzend aan het kanaal. Een deel hiervan is in de afgelopen jaren reeds ingericht. Direct ten westen van Vrachelen III zal in de komende jaren een verbindingszone worden aangelegd die de directe verbinding gaat vormen tussen de Vrachelse Heide (natuurgebied) en de bestaande verbindingszone langs het Markkanaal. Vanuit de gemeente is steeds gepleit voor een koppeling van de bosgebieden ten zuiden en ten westen van de stad, ter plaatse van de zogenaamde Flessenhals (oksel Vrachelsebaan-Bredaseweg). Omdat het belang van deze verbinding regionaal is en de financiële en organisatorische complexiteit van de realisatie het gemeentelijk niveau te boven gaan, is deze opgave als project 7 in dit uitwerkingsplan opgenomen. Verder leidt de gemeente Oosterhout een interdisciplinair samengestelde werkgroep die zich bezighoudt met het opstellen van plannen voor de inrichting van de zogenaamde Groene Poort (gebied Seters binnen de Boswachterij Dorst). Binnen het stedelijk gebied wordt invulling gegeven aan de groene kwaliteiten vanuit de Groenstructuurvisie, die in de loop van 2004 door de gemeenteraad zal worden vastgesteld. Voorts hanteert de gemeente Oosterhout een compensatiebeginsel, dat in de loop van 2004 in beleid zal worden vertaald. Dit beginsel houdt in, dat voor elke boom die binnen de bebouwde kom van gemeentewege wordt geveld, in compensatie binnen de bebouwde kom wordt voorzien. Tilburg
Tilburg heeft de Kadernota Groene Mal opgesteld. De Groene Mal is gedefinieerd als de ruimtelijke weergave van een robuuste duurzame samenhangende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout welke sturend is voor de (stedelijke) ruimtelijke plannen. De Groene Mal maakt stedelijke ontwikkeling mogelijk in balans met de groene omgeving. Hierbij is er voldoende ruimte voor landbouwkundige ontwikkeling. Waarden op het gebied van water, bodem, landschap en cultuurhistorie worden ingepast. De Groene Mal is behalve voor de flora en fauna ook voor de recreërende mens van belang (natuurbeleving). Over de instandhouding en ontwikkeling van de Groene Mal zijn in 2002 afspraken gemaakt tussen vier milieu- en natuurorganisaties (BMF, Brabants Landschap, Natuurmonumenten en de Milieuwerkgroep WNM afdeling Tilburg), twee waterschappen (De Dongestroom en De Dommel), de plaatselijke afdeling van de ZLTO, de Provincie en de gemeenten Oisterwijk en Tilburg. Bij ontwikkeling ligt het accent op de realisering van verbindingszones 92
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
tussen bestaande bos- en natuurgebieden aanvullend op de provinciale Groene Hoofdstructuur welke in zijn geheel deel uitmaakt van de Groene Mal. In de Groene Mal is ruimte opgenomen voor natuurcompensatie (bij incidentele onvermijdbare aantasting van de Groene Mal). Op deze wijze wordt sturing gegeven aan de compensatie. Het provinciale compensatiebeleid wordt gevolgd. De gemeente Tilburg stelt jaarlijks 454.000 euro beschikbaar voor de uitvoering van Groene Mal maatregelen. De middelen worden ondergebracht in een fonds (Reserve Natuurontwikkeling geheten) waarin ook gelden voor compensatie en subsidiemiddelen worden gestort. De uitvoering van projecten beslaat een periode van ruim 20 jaar. Belangrijke projecten zijn Dongevallei, NoordZuid-zone tussen het Waterwingebied en Huis ter Heide (‘via’ Drijflanen), De Mast-Noorderbos, Noorderbos-De Brand, De Brand-Leemkuilen, Leemkuilen-Vennen (landschapszone), Rijens Broek (ecologische knoop met aansluitende verbinding naar Huis ter Heide en Boswachterij Dorst), Het BlokWaterwingebied, Waterwingebied-Riels Laag, Surfplas-Bakertand, LeijparkMoerenburg en Landschapspark Moerenburg. De Groene Mal wordt vastgelegd in bestemmingsplannen.
93
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
94
DEEL IV RUIMTELIJK BELEID EN PLANKAART RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN PER KERN UITVOERINGSPROGRAMMA EN ORGANISATIE
95
96
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
6
Ruimtelijk beleid en plankaart
6.1
Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan Het Streekplan en het uitwerkingsplan vormen samen het provinciaal ruimtelijk beleid voor de regio. Het beleid in het uitwerkingsplan vervangt het Streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave met betrekking tot woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling (in de stedelijke regio inclusief infrastructuur en een groen programma), binnen de leidende principes uit het Streekplan (zie paragraaf 1.3). Dit betekent dat het beleid voor bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, golfbanen, landgoederen, recreatie en semi-agrarische bedrijvigheid in het Streekplan staat en in andere beleidsnotities (zie paragraaf 1.3). Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame ontwikkelingskader vormen zijn indicatief en hebben alleen betekenis op een schaal 1:50.000. (zie paragraaf 1.7) Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In dit plan is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen in het plan zijn getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek aangegeven op de kaart 1:50.000. In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar perceelniveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau van het plan4. In hoofdstuk 4 wordt in hoofdlijnen en in hoofdstuk 7 wordt per deelgebied beschreven met welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet worden gehouden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de aanwezige waarden. Het programma is abstract (met symbolen als vierkantjes en rondjes) aangegeven op de kaart omdat in het kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet worden opgesteld. Een aanduiding met een grootte van 5 hectare is de kleinste die op dit schaalniveau nog relevant is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim ligt en hoe groot die claim is.
4
Bij een schaal van 1:50.000 is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt. 97
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 6.1 Plankaart 98
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
99
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
6.2
Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld Het duurzame deel van de plankaart is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groene en de blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructurele netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied en binnen de zoekruimten voor verstedelijking (zie 6.2.4) die liggen tussen het bestaand stedelijk gebied en het landschappelijke raamwerk.
6.2.1
Het landschappelijk raamwerk
De uitbreidingsplannen die voorzien in stedelijke functies als wonen, werken en voorzieningen zijn in het landschappelijk raamwerk in principe uitgesloten. Hoe het landschappelijk raamwerk is opgebouwd is in hoofdlijnen beschreven in hoofdstuk 4 en verder uitgewerkt in hoofdstuk 7, Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied. In het landschappelijk raamwerk zijn stedelijke ontwikkelingen alleen toelaatbaar als daar grote maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen, en nadat onderzoek heeft aangetoond dat er geen reële alternatieve locaties voorhanden zijn. Alternatieven worden in de stedelijke regio regionaal afgewogen en in de landelijke regio binnen de gemeente afgewogen. De regionale afstemming kan plaatsvinden in het regionale planningsoverleg. Het verlies aan waarden moet zo veel als mogelijk worden beperkt. Onder stedelijke ontwikkelingen verstaan we ontwikkelingen die samenhangen met wonen, werken en voorzieningen. Aanleg van sportvoorzieningen beschouwen we, behoudens golfbanen, gezien de vormgeving en functie ervan, ook als stedelijke ontwikkeling5. Planning van sportvelden binnen het landschappelijk raamwerk, en grenzend aan de bebouwde kom is middels een afwijkingsprocedure van dit uitwerkingsplan mogelijk bij die kernen waar weinig tot geen transformatieruimte is. De nieuwe sportvoorzieningen moeten qua aard, schaal en omvang passen bij de betreffende kern. Voorwaarde daarbij is dat de bebouwing beperkt blijft en dat de voorziening qua ruimtelijke verschijningsvorm past in het karakter van het gebied. De op dat moment aanwezige ecologische waarden en waarden vanuit het water- en bodemsysteem mogen geen nadelige effecten ondervinden. Ruimte-voor-ruimtewoningen zien wij ook als een stedelijke ontwikkeling als die plaatsvindt in de vorm van een planmatige uitbreiding van het stedelijk gebied. Betreft de ontwikkeling van ruimte-voor-ruimtewoningen slechts enkele woningen die aanhaken aan bestaande ruimtelijke structuren en een kwaliteitsverbetering van het gebied tot gevolg hebben, dan is alleen het Streekplanbeleid van toepassing. 5
Bestaande sportvoorzieningen zijn afhankelijk van hun ligging ten opzichte van de kern en het landschap in het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld opgenomen als bestaand stedelijk gebied, transformatieruimte, stedelijke groene drager of landschappelijk raamwerk.
100
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Ontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk kan dan aanvaardbaar zijn. Incidentele stedelijke ontwikkelingen, passend binnen de nota “Buitengebied in Ontwikkeling”, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 20 juli 2004, zijn, gelet op hun kleinschalig karakter, ook afweegbaar binnen het landschappelijk raamwerk. Sommige onderdelen van het landschappelijke raamwerk zijn al in het Streekplan beschermd. Voor die onderdelen van het landschappelijk raamwerk die in het Streekplan een strengere bescherming kennen, geldt het beschermingsregime van het Streekplan. Het landschappelijk raamwerk is als volgt opgebouwd: Landschapsbeheer:
Het beleid is gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm zoals die is aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied. Landschapsontwikkeling:
Dit zijn de gebieden in het landschappelijk raamwerk waar ontwikkeling van nieuwe groene functies en kwaliteiten nodig is. Gelet op de samenhang met de mogelijke stedelijke ontwikkelingen daaraan grenzend is landschapsontwikkeling nodig om tot een goede kwaliteit en een duurzaam functioneren van het landschappelijk raamwerk te komen. Het beleid is gericht op kwalitatieve verbetering van de inrichting van het landschap. Wij zijn daarom bereid mee te werken aan een afwijkingsprocedure van het streekplan om het schuiven van stedelijke functies in het gebied mogelijk te maken indien daarmee de kwaliteit van het landschap daardoor verbetert. Beheer beekdalsysteem:
Dit is het deel van het landschappelijk raamwerk waar de beken en/of kreken en beekdalen de structuurdragers zijn van de landschapsstructuur en voor ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve vormen van recreatie. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied, door de waterschappen of wordt uitgewerkt in het kader van de Groene Hoofdstructuur. Herstel of aanleg nieuwe waterloop:
Deze aanduiding geeft aan dat ter plaatse een herstel van de oude waterloop wordt voorgestaan. Dit betreft o.a. de Mark in de stad Breda en de Donge tussen Tilburg en Dongen. Een nieuwe waterloop als ecologische verbinding is wenselijk ten noordoosten van Dongen. Behoud open landschap:
Ter behoud van de openheid van het landschap worden in deze gebieden intensieve vormen van landbouw zoals boomteelt, intensieve veehouderij en glastuinbouw geweerd. Het betreft zowel nieuwvestiging als omschakeling, als grootschalige uitbreiding van bedrijven.
101
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
6.2.2
Bestaand stedelijk gebied en infrastructuur
Het bestaand stedelijk gebied vervult een belangrijke rol voor het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied. Ontwikkeling van een duidelijke stedelijke hoofdstructuur en van verbindingen van het centrumgebied met de verschillende stedelijke knooppunten is wezenlijk. Het is ook van belang een goede visie te hebben op de waardevolle groenstructuren in het stedelijk gebied. De groenstructuur is belangrijk voor de leefbaarheid en kwaliteit van het stedelijk gebied. Het beleid voor het bestaand stedelijk gebied opgenomen in dit plan heeft vooral ten doel een betere benutting van de kansen van dat stedelijk gebied te stimuleren. Het betreft, met uitzondering van het beleid voor de stedelijk groene dragers, geen beleid gericht op het uitsluiten van ontwikkelingen. Voor het bestaand stedelijk gebied zijn in het plan de volgende legenda-eenheden onderscheiden: Beheer en intensivering:
Dit zijn die delen van het stedelijk gebied waar het beleid nu en in de toekomst gericht is op het beheer van de bestaande kwaliteiten. Intensivering van het ruimtegebruik en aanpassing van het stedelijk gebied, waar dat vanwege bestaande ruimtelijke kwaliteiten mogelijk en verantwoord is, kan nodig zijn. Dit zal niet snel leiden tot een totaal andere structuur of functie van stadsdelen en of wijken. Herstructurering:
Dit zijn de gebieden waar nu of in de toekomst een herstructureringsopgave ligt omdat het gebied nu of binnenkort niet goed genoeg meer functioneert, in ruimtelijke dan wel in functionele zin. Stedelijke vernieuwing door herstructureren wordt in deze gebieden bevorderd. Dit betekent dat grote delen van deze zones in de toekomst veranderen van inrichting en meestal ook van functie. De strategie herstructurering stedelijk gebied staat dan ook voor het revitaliseren van woon- en werkgebieden die niet meer optimaal functioneren. Centrumontwikkeling:
In deze gebieden wordt versterking en ontwikkeling van centrumfuncties nagestreefd. Hier liggen kansen voor centrumondersteunende functies, stedelijk wonen en dergelijke. Vitale centrumgebieden zijn van grote betekenis omdat deze het hart vormen van de steden en dorpen. Stedelijke as:
Dit is de concentratiezone voor stedelijkheid waarvan de ontwikkeling is gericht op stedelijke vernieuwing en intensivering, menging van functies en bundeling van infrastructuur voor fiets, bus, voetganger en auto. De stedelijke assen zijn belangrijke dragers van de stedelijke structuur voor de langere termijn.
102
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Stedelijk groene drager:
De gebieden aangeduid als stedelijke groene drager zijn van grote betekenis in de ruimtelijke relatie en de samenhang tussen stad en land. Inpassing van stedelijke functies als wonen en werken is hier mogelijk als het groene karakter van de zone gewaarborgd blijft. Infrastructuur:
Op de kaart zijn de op regionale schaal voor het vervoerssysteem relevante bestaande infrastructurele elementen aangegeven zoals de snelwegen, spoorlijnen met stations, de regionale wegverbindingen enzovoorts. Deze elementen zijn mede bepalend voor toekomstige verstedelijkingskeuzes. 6.2.3
Zoekruimten voor verstedelijking
In het landelijk gebied dat geen onderdeel van het landschappelijk raamwerk vormt, is verstedelijking afweegbaar. Op basis van een programmatische afstemming in de tijd kunnen in deze gebieden nieuwe locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze gebieden blijft het vigerende planologisch (Streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het buitengebied van kracht tot het moment dat invulling wordt gegeven aan het verstedelijkingsprogramma zoals dat in dit plan is geformuleerd. Vooruitlopend op deze stedelijke ontwikkeling worden er geen mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven die niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet-buitengebied gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze zoekruimten ook in de toekomst geschikt blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommel- of gedoogzones voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren. Binnen de stedelijke regio zijn twee soorten zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden, namelijk “transformatie afweegbaar” en “integratie stad-land”. Van de aanduiding “integratie stad-land” is gebruik gemaakt in het plan wanneer het een zoekgebied betreft waarbinnen verstedelijking alleen afweegbaar is indien dat samen gaat met de ontwikkeling van de natuur-, danwel landschappelijke kwaliteiten van dat gebied. De integrale benadering kan er toe leiden dat de verstedelijking niet plaatsvindt aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied. Dit achten wij, gezien de voorgestane integrale benadering, de huidige kwaliteiten en de ontwikkelings-mogelijkheden voortkomend uit de lagenbenadering, aanvaardbaar en passend binnen het streekplanbeleid. Transformatie afweegbaar:
De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn:
103
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
• De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern. • Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. • Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hier wordt richting aan gegeven door de vijf leidende principes uit het Streekplan te volgen (zie 1.3). Integratie stad-land:
Op basis van een integrale ruimtelijke visie wordt gemeenten gevraagd weer te geven hoe zij in deze gebieden nieuwe stedelijke en landschappelijke ontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen, op zo’n wijze dat er nieuwe kwaliteiten ontstaan, of bestaande kwaliteiten versterkt worden. Randvoorwaarde daarbij is dat de stedelijke ontwikkelingen in omvang en kwaliteit vergelijkbaar zijn met de landschapsontwikkeling. In hoofdstuk 7 van dit plan is bij de gebiedsbeschrijvingen beschreven wat de aard van de toegestane ontwikkelingen in hoofdlijnen is wat de begrenzing van het gebied is waarvoor de visie moet worden opgesteld.
6.3
De verstedelijking Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden konden worden binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor verstedelijking op de plankaart. Dit voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare/ meer dan 100 woningen ruimtebeslag omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten ervan uitgaan dat binnen de planperiode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het afsprakenkader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het beleid is erop gericht de realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. en gekoppeld aan de realisering van de uitbreidingslocaties een verbeteringsslag in het buitengebied te bewerkstelligen. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg. In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie moet worden aangewezen. Gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen. Rood-met-groen koppeling
Voor alle uitbreidingsplannen voor wonen en bedrijventerreinontwikkelingen, dus ook de kleinere die niet als programma elementen op de kaart zijn geduid, zal met ingang van 1 juli 2005 inzichtelijk moeten zijn hoe de realisering ervan gepaard gaat met kwaliteitsverbetering elders in het buitengebied. Wij staan hierbij een eenvoudig systeem voor waarbij het uitgangspunt is dat in de grondprijs voor stedelijke uitbreidingsplannen een bedrag wordt opgenomen dat hiervoor bestemd wordt. Over dit principe gaan wij in overleg met de gemeenten in het kader van het regionale planningsoverleg. Als de gemeenten de rood-metgroen koppeling op een andere wijze willen regelen, dan staan wij daar open voor. De voor de regio meest geschikte wijze van vormgeven van de rood-met-groen koppeling wordt in en afspraak tussen GS en de gemeente/regio vastgelegd. Tot 104
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
dat moment geldt het uitgangspunt zoals dat in de eerste alinea is verwoord. De rood-met-groen koppelingen die al in dit uitwerkingsplan zelf gemaakt zijn in de strategische gebiedsopgaven zullen ook in het planningsoverleg verder uitgewerkt worden. De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden: Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied:
Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de omvang van het programma. Te reserveren bedrijventerrein:
De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen. Deze ruimte kan tevens worden aangewend voor de behoefte na 2015. De locatie is indicatief aangegeven. Bedrijventerrein in studie:
Deze aanduiding is opgenomen voor de locatie Spinder-zuid. In de herziening van het stadsregionale uitwerkingsplan in 2001 is deze locatie opgenomen voor de opvang van milieutechnologische bedrijvigheid. In het kader van de te doorlopen planologische procedures is een nadere onderbouwing van het zwaarwegend maatschappelijk belang noodzakelijk (locatie ligt in de GHS) alsmede dient uit onderzoek te blijken dat vanwege ruimtelijke aspecten geen alternatieve locaties voorhanden zijn, waardoor er de noodzaak is om dit terrein te situeren zoveel mogelijk aansluitend op de stortplaats Spinder. Stedelijke knooppunten:
Op de plankaart zijn ‘stedelijke knooppunten’ aangegeven. Dit zijn tevens knooppunten van vervoersystemen. Er wordt een onderscheid gemaakt naar knooppunten met de aanduiding IC (InterCitystation) en zonder. Op stedelijke knooppunten met de aanduiding IC wordt de ontwikkeling van intensieve vormen van werken met meervoudige en publieke functies voorgestaan. Op stedelijke knooppunten zonder de aanduiding IC wordt meer een ontwikkeling van gemiddeld intensieve vormen van werken met meervoudige en zakelijke autoafhankelijke functies voorgestaan. Strategische gebiedsontwikkeling:
Dit betreft een gebied waarvoor een complexe ontwerpopgave ligt. Een omvangrijke uitbreiding van het stedelijk gebied zal in samenhang met het omringende landschap, de infrastructuur en de bestaande stad ontwikkeld moeten worden. Die uitwerking is nodig alvorens concrete bestemmingen voor stedelijke functies op het gebied kunnen worden gelegd. In hoofdstuk 7 staat bij de beschrijving van het betreffende deelgebied nader beschreven hoe met deze strategische gebieden wordt omgegaan.
105
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
6.4
Infrastructuur en Vroegtijdige afstemming verkeer en vervoer Op de plankaart is de voor de regio belangrijke bestaande infrastructuur aangegeven. Daarnaast is de infrastructuur die binnen de planperiode aangelegd zal worden aangegeven als infrastructuur in ontwikkeling of in studie. Realisering hiervan wordt voorgestaan voor de ontwikkeling van een goed functionerend vervoersysteem. In hoofdstuk 5 is beschreven om welke ontwikkelingen het gaat in deze regio. Een belangrijke kwaliteit voor woon- en werkgebieden is de bereikbaarheid. Prognoses laten zien dat op meerdere plaatsen doorstromingsproblemen kunnen ontstaan op het (hoofd)wegennet en op de invalswegen van de stedelijke regio’s. Een goede onderlinge afstemming tussen ruimtelijke ontwikkelingen en het absorptievermogen van het verkeer- en vervoerssysteem is nodig. Daarom is het raadzaam de relevante infrastructuurbeherende instanties vroegtijdig te betrekken bij het onderzoeken van de veranderingen in de verkeer- en vervoersstromen bij de ontwikkeling van de grotere locaties, de projecten en de strategische gebiedsuitwerkingen. Oplossingsrichtingen om een duurzame bereikbaarheid te waarborgen, almede de uitvoering en financiering daarvan dienen tegelijkertijd met het ruimtelijk plan te worden uitgewerkt en vastgelegd. Een goede afstemming met de investeringen in bereikbaarheid is een belangrijk aspect bij de beoordeling van ruimtelijke plannen. Met betrekking tot het locatiebeleid verwijzen wij naar paragraaf 3.3.6 van het streekplan alsmede naar de gewijzigde beleidstekst in de partiele herziening 2004 en de “Handleiding voor ruimtelijke plannen”, vastgesteld op 20 juli 2004, welke beleidsregels bevat voor de situering van zelfstandige kantoren en voorzieningen. In 2005 zullen wij bezien of het nodig is de huidige beleidsteksten met betrekking tot het locatiebeleid nader uit te werken. Het beleid ten aanzien van de overlegzones, moet zoals in het streekplan staat aangegeven (3.1.6) nog nader worden uitgewerkt. Op de kaart is de 35 Ke-zone van het vliegveld Gilze en Rijen aangegeven. Binnen deze zone is de realisering van nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan. Voor incidentele situaties gelden de criteria zoals die zijn opgenomen in het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart (1996).
6.5
Glastuinbouw Op de plankaart zijn de vestigingsgebieden voor glastuinbouw waarbinnen nieuwvestiging en omschakeling mogelijk is begrensd. In 5.6 staat het programma glastuinbouw beschreven. Gezien de schaal, maat en inrichting van de op de plankaart aangegeven vestigingsgebieden zijn aaneengesloten grootschalige nieuwvestigingen binnen deze gebieden niet mogelijk. Dit is uitgebreider beschreven onder 5.6 glastuinbouw.
106
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
6.6
Uitwerking en watertoets Voor de verdere uitwerking van dit plan is het van belang om de betreffende waterbeheerder en overige betrokken waterbeheerders (de provincie is beheerder van het grondwater, Rijkswaterstaat voor de kanalen en rivieren) in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor de wateraspecten wordt in dat kader bezien op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het beheer van de ruimtelijke ontwikkeling (hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vuil water e.d.). De watertoets is een verplicht onderdeel van elk ruimtelijk plan. Dan kunnen ook, wanneer van toepassing, mitigatie en compensatie nader worden uitgewerkt.
6.7
Uitwerkingsplannen en milieukwaliteit Ruimtelijke plannen zijn een belangrijk instrument in het voorkomen/oplossen van knelpunten op het gebied van milieuhinder in de relatie tot woon- en werkfuncties. Bovendien is het noodzakelijk om de toepassing van wet- en regelgeving op ROresp. milieugebied goed op elkaar af te stemmen. Ruimtelijke plannen kunnen een goede basis bieden om in de ruimtelijke sfeer oplossingen te zoeken voor bestaande knelpunten ten aanzien van milieuproblemen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het huidige milieubeleid leidt tot een aantal dilemma’s ten aanzien van ruimtelijke ordening. Het provinciale ruimtelijke beleid is gericht op intensivering van functies en bebouwing binnen het bestaande stedelijke gebied. Dit kan echter tegelijkertijd leiden tot een toename van het aantal knelpunten op het gebied van veiligheid, geluid en lucht. De kwaliteit van de stedelijke verblijfsgebieden in de stedelijke gebieden in Brabant wordt negatief beïnvloed door onder meer de verslechterde luchtkwaliteit en toenemende risico’s. In het verlengde van het streven naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte moet rekening worden gehouden met de kwaliteit van de leefomgeving. Het treffen van voorzieningen, liefst bronmaatregelen maar ook effectbestrijding en het achterwege laten van activiteiten, kan in sommige gevallen soelaas bieden. In dit verband kan worden gedacht aan het aanpassen van routes (geven van alternatieven) voor gevaarlijke stoffen, het verlagen van de maximum snelheid op wegen en het verplaatsen van bedrijven. De laatstgenoemde maatregel biedt vooral perspectieven wanneer het gaat om bedrijven die van oudsher in het stedelijk gebied zijn gelegen, terwijl ze eigenlijk meer thuis horen op een bedrijventerrein. Omdat in de planvorming de methode van de lagenbenadering is gebruikt wordt al rekening gehouden met milieuaspecten welke in relatie staan met de onderste laag (water en bodem). De elementen van de onderste laag zijn onder andere op plankaart 2 van het Streekplan aangeduid. Een voorbeeld hiervan zijn de beschermingzones voor de waterwingebieden. In wetgeving, het Streekplan en provinciale beleidsnota’s staan richtlijnen en voorwaarden beschreven waar rekening mee gehouden moet worden bij het opstellen van gemeentelijke plannen. In het verlengde hiervan wordt aandacht gevraagd voor de volgende punten: • De externe veiligheid langs belangrijke infrastructuurroutes en rond vliegvelden met de daarbij behorende aanvliegbewegingen vraagt aandacht. 107
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
• De veiligheidsafstanden van risicovolle bedrijven welke geïnventariseerd worden in het Risico Inventarisatie Systeem (RIS). • De beleidsnotitie Geurbeleid, vastgesteld door Gedeputeerde Staten in 2000. • Het in beeld brengen van de mogelijke inzet van duurzame energiebronnen in een vroegtijdig stadium van de planvorming. • De mogelijkheid om locaties van voormalige stortplaatsen in te zetten voor functies als wonen, werken, recreëren en natuur. De door Gedeputeerde Staten op 17 februari 2004 vastgestelde nota hergebruik stortplaatsen en betreffende regelgeving in de provinciale milieuverordening vormen daarbij het beleidskader. • Het provinciale beleid zoals verwoord in het Streekplan is gericht op het zorgvuldig omgaan met onze grondstoffen en de bodem waarin ze zich bevinden. Dit betreft o.a. het beleid met betrekking tot ontgrondingen waaronder secundaire zandwinning. Er ligt dus nog een opgave om de mogelijkheden voor secundaire zandwinning (bijvoorbeeld combinatie wonen aan water) te onderzoeken die bij de uitwerking van projecten dan wel bestemmingsplannen expliciet een plaats moet krijgen. • Het Besluit luchtkwaliteit waarbij wij verwijzen naar de brief van de staatssecretaris van VROM van 30 september 2004 met als onderwerp “ Interpretatie Besluit Luchtkwaliteit”. • Het beleid over natte natuurparels is met betrekking tot de kwantiteit samengevat in 4.2 en met betrekking tot de kwaliteitsaspecten in het Provinciale Milieu Verordening, vastgesteld juni 2004.
108
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7
Ruimtelijke Ontwikkelingen per deelgebied
7.1
Algemeen Dit hoofdstuk bevat een nadere toelichting en uitleg per deelgebied. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden: • Etten-Leur/Breda-West • Breda-Oost • Oosterhout/Dongen • Gilze en Rijen en omgeving • Tilburg; Goirle en omgeving
Afbeelding 7.1 Indeling deelgebieden
Bij de beschrijving van de deelgebieden worden de ruimtelijke ontwikkeling, de locaties voor wonen en werken, de landschapsontwikkeling alsmede de aanduiding “strategische gebiedsuitwerking” nader beschreven. Per deelgebied wordt aangegeven welke (grotere) binnenstedelijke en uitbreidingslocaties per gemeente ingezet worden om aan de planningsopgave tot 2015 te voldoen. Voor een goede ruimtelijke ontwikkeling is het nodig de gewenste ruimtelijke inrichting van enkele gebieden die als zoekgebied voor verstedelijking in 109
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
aanmerking komen nader uit te werken in een structuurvisie. Dit is belangrijk in het geval het ruimtelijk om een complexe opgave gaat en/ of het meer dan één gemeente betreft. In de op te stellen structuurvisie voor zo’n gebied moet aandacht besteed worden aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit en de samenhang met het omliggende gebied. Het betreft een ruimtelijke ontwerpopgave waarbij de functionele verwevenheid en de ruimtelijke inrichting, waaronder de groenstructuur, in beeld wordt gebracht. In hoofdstuk 8 is een projectbeschrijving van de strategische gebiedsuitwerkingen opgenomen. Voor de kernen gelegen in de landelijke regio (’s-Gravenmoer, Klein Dongen/ Dongense Vaart, Ulvenhout, Effen en Den Hout) worden geen locaties aangegeven omdat locaties van minder dan 100 woningen niet op de plankaart worden aangegeven. Voor het ontwikkelen van bouwplannen in die kernen wordt rekening gehouden met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Voor bovengenoemde landelijke kernen geldt het uitgangspunt van bouwen voor de eigen behoefte.
7.2
Etten-Leur/Breda-West
7.2.1
Ruimtelijke ontwikkeling
Afbeelding 7.2 Deelgebied Etten-Leur/Breda-West
Tussen Etten-Leur en Breda ligt een brede zone die deel uitmaakt van het ‘landschappelijk raamwerk’. Het oostelijke deel hiervan vormt de landschapsecologische zone uit het Streekplan. In de noord-zuid richting wordt hier de verdere ontwikkeling van het landschap voorgestaan, zie 7.2.5. Het gebied westelijk van de HSL en de rijksweg heeft vanwege de daar ontwikkelde 110
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
infrastructuur potenties voor verstedelijking. Het is wenselijk in de toekomst van deze infrastructuur, waar grote investeringen voor gedaan zijn, op een effectieve wijze gebruik te maken. Deze zone is van grote economische betekenis omdat hier de stedelijke regio ligt aan de internationale corridor tussen Breda en Antwerpen, een belangrijke noord-zuidas in Noord-Brabant. In het Streekplan is gekozen voor het principe van verstedelijking binnen stedelijke regio’s en niet langs corridors. Voor de verstedelijking van de provincie is het belangrijk in dit uitwerkingsplan de verstedelijkingsmogelijkheden in deze zone goed te bezien en niet te snel gebieden daarvan uit te sluiten. Deze zone is ook voor de toekomstige ontwikkeling van BrabantStad van betekenis. De begrenzing van de zoekgebieden voor verstedelijking zijn zorgvuldig afgewogen. Aan de noordzijde is een extra bufferzone aan het landschappelijk raamwerk toegevoegd om daar een goede overgangzone te waarborgen. De ruimtelijke mogelijkheden voor verstedelijking in het noordelijke gebied bij Prinsenbeek worden beperkt door de aanwezige en nog te ontwikkelen glastuinbouw en het ontbreken van een rechtstreekse aansluiting op de rijksweg. Aan de zuidzijde is ten westen van de A16 een smalle zone als ‘transformatie afweegbaar’ opgenomen en in het gebied De Rith is de aanduiding ‘intergratie stad-land gelegd. Op basis van op provinciaal niveau te onderscheiden waarden vanuit de lagenbenadering (o.a. de Groene HoofdStructuur) zou in dit gebied een bredere zone als zoekgebied voor verstedelijking aanvaardbaar kunnen zijn. Vanuit de reconstructiecommissie de Baronie wordt aan de zuidwestzikjde van Breda een vergroting van de Regionale Natuur en LandschapsEenheid (RNLE) ten opzichte van het Streekplan voorgestaan. In dit plan is gekozen voor een zorgvuldig evenwicht tussen ruimte voor verstedelijking en het behoud van het landschap inclusief een versterking van de landschappelijke en ecologische relaties richting het Mastbos. Het zoekgebied voor verstedelijking in deze zone vormt tevens de begrenzing van de genoemde landschapsecologische zone alsmede voor de RNLE. Vanwege de complexiteit van de ruimtelijke situatie in de gehele zone ‘Breda-West’ is op het gebied de opdracht voor een nadere gebiedsuitwerking gelegd, zie 7.2.6. De plankaart geeft aan dat een noordelijke en zuidelijke uitbreiding van Etten-Leur mogelijk is. Het zoekgebied voor verstedelijking is aan de zuidzijde gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Rucphen gelegen. Dit deel is geregeld in het uitwerkingsplan voor die landelijke regio. Een groot deel van het zuidelijke zoekgebied is op de Streekplankaart aangeduid als vestigingsgebied voor glastuinbouw. Dit geeft al een eerste indicatie dat er in het gebied over het algemeen geen bijzondere landschaps- en natuurwaarden aanwezig zijn en dat dus transformatie afweegbaar is. In het Streekplan ligt de grens van de stedelijke regio op de rijksweg. Het Streekplan biedt de mogelijkheid die grens te verschuiven. Vanwege de opgave voor glastuinbouw en de behoefte aan bedrijventerreinen in de toekomst is de grens van de stedelijke regio hier in zuidelijke richting verschoven. Op de plankaart staat de nieuwe begrenzing. Aan de noordzijde sluit het zoekgebied goed aan op de recente uitbreidingen en ontwikkelingen in dat gebied. Een aandachtspunt in dit gebied vormt het zogenoemde ‘Maalstopgebied’. Aan de noordwestzijde en de zuidoostzijde vormen de beken en de aanwezige bebouwingsstructuren de grenzen van het zoekgebied. Vanzelfsprekend moet rekening gehouden worden met enige ruimte voor die beeklopen. Het landelijke gebied aan de oostzijde tussen het Liesbos en de Brandse Vaart komt niet voor verstedelijking in aanmerking. 111
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7.2.2
Wonen Etten-Leur
Binnenstedelijk: Uitgangspunt is de afronding van het Centrumplan en het project Lage Banken spoorzone. Daarnaast is de ontwikkeling van enige binnenstedelijke locaties uit de gemeentelijke structuurvisiePlus met in totaal 200 woningen voorzien. Uitleg: Het plan Schoenmakershoek kan in uitvoering worden genomen. In totaal gaat het om 1.100 woningen. Daarnaast is de locatie De Streek aan de zuidkant van Etten-Leur opgenomen met een omvang van ca. 350 à 400 woningen. Deze locatie vormt de afronding van de kern aan de zuidzijde binnen de omgelegde rijksweg. De locatie de Hoge Haansberg is niet opgenomen omdat dit programmatisch nog niet nodig is. Het gebied is ruimtelijk in principe geschikt voor woningbouw en is daarom als zoekgebied voor verstedelijking opgenomen en is een mogelijke reservelocatie na 2015 of eerder indien dat nodig blijkt. Breda
Binnenstedelijk: Het stationsgebied, Belcrum, Fellenoord, Heuvel, Sportpark, Schorsmolen etc. voorzien in een fors binnenstedelijk woningbouwprogramma. Uitleg: De locatie Kroeten is in uitvoering. 7.2.3
Werken
Aan de noordzijde van Etten-Leur is voorzien in een beperkte afronding van het bedrijventerrein Vosdonk. Dit terrein is voornamelijk bedoeld voor bedrijven uit de lagere hindercategorieën zodat in de toekomst de mogelijkheid blijft hierop met woningbouw aan te sluiten. Een noordwestelijke uitbreiding van het bedrijventerrein Vosdonk is niet opgenomen. Dit heeft wel de aandacht gehad. Omdat de huidige ruimtelijke inrichting van het bedrijventerrein als een goede afgeronde eindsituatie wordt aangemerkt is een nieuwe uitbreiding niet wenselijk. Voorts is het gelet op de cultuurhistorische betekenis van de Middendonk, met bebouwing en bijbehorende gronden, en ook landschappelijk gezien, o.a vanwege het beekdal en de gewenste geleding, wenselijk de huidige afstand tot het bedrijventerrein te behouden. Bovendien is er programmatisch geen aanleiding voor een uitbreiding omdat er aan de zuidzijde ruime mogelijkheden liggen om te voorzien in het programma. Aan de zuidzijde van de rijksweg is aangegeven dat daar een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld moet worden om te voorzien in het regionale programma. Die ontwikkeling is o.a. nodig zodat Etten-Leur ook in de toekomst haar regionale functie voor het vestigen van bedrijven kan blijven vervullen. Een deel van dit terrein is als een reservering aangegeven. Het programma voor dit nieuwe bedrijventerrein is voor een groot gedeelte gelegen op het grondgebied van de gemeente Rucphen. Om die reden is het de opdracht voor dat de beide gemeenten gezamenlijk een ruimtelijke inrichtingsschets opstellen voor de gewenste ruimtelijke inrichting van dit gebied op de langere termijn en daarbij een fasering aangeven. De provincie nodigt beide gemeenten hiertoe uit. In paragraaf 8.2 is dit als project opgenomen. Aan de westzijde van Breda is een reservering voor nieuw bedrijventerrein aangegeven. Bij de uitwerking van de strategische gebiedsontwikkeling worden de 112
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
ruimtelijke mogelijkheden voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein bezien. 7.2.4
Glastuinbouw
Aan de noord- en zuidzijde van Etten-Leur en ten noorden van Prinsenbeek moet rekening gehouden worden met het programma voor glastuinbouw (5.6) binnen de aangegeven vestigingsgebieden voor glastuinbouw. 7.2.5
Landschapsontwikkeling
De Landschapsecologische zone tussen Breda en Etten-Leur De landschapsecologische zone (LEZ) uit het Streekplan met het Liesbos als centraal middelpunt is op een belangrijke gradiënt van dekzandgebied naar zeeklei gelegen. Binnen het gebied zijn veel kleinschalige situaties te vinden die de grote gradiënt van zand naar klei kunnen benadrukken. In het gebied wordt de ontwikkeling van extensieve recreatie gestimuleerd zodat het gebied (beter) kan functioneren als stedelijk uitloopgebied. Voor de watertoevoer naar Breda is een natuurlijker verloop van de beken van belang. Het gebied dat op de plankaart is aangegeven met landschapsontwikkeling betreft een groot gebied. Daarmee is niet bedoeld aan te geven dat het gehele gebied moet worden heringericht. In dit gebied wordt beoogd met een reeks aan maatregelen het landschap verder te ontwikkelen. In het gebied voorzover gelegen buiten de stedelijke regio zijn in het kader van de reconstructie voor De Baronie verschillende projecten gepland om in de planperiode tot uitvoering te brengen. Dit betreft o.a. een ecoduct, een faunapassage en beekherstel. Tevens wordt de ontwikkeling van het beeksysteem van de Bijloop en de Turfvaart ter hand genomen. In het gebied aangeduid met landschapsontwikkeling wordt een kwalitatieve verbetering van het landschap en de relatie daarvan met het Liesbos beoogd. Dit behoeft een nadere uitwerking. Dit moet bezien worden in samenhang met de mogelijkheden voor verstedelijking op de lange termijn in het aansluitend gebied ten westen van de A16/HSL. Aan de noordzijde van het Liesbos is een landschapsproject voorzien om een verbinding met de noordelijk gelegen natuurgebieden tot stand te brengen. Ten aanzien van natuur- en landschapsontwikkeling kunnen in dit gebied roodvoor-groen constructies worden toegestaan mits dit een aanmerkelijke bijdrage levert aan de beoogde landschapsontwikkeling. Samengevat, het is wenselijk om in de planperiode delen van deze LEZ tot ontwikkeling te brengen. Het initiatief voor de verdere uitwerking van deze zone ligt bij de gemeente Breda en bij de reconstructie in samenwerking met de gemeente Etten-Leur en Staatsbosbeheer. 7.2.6
Strategische gebiedsontwikkeling
Zoals al beschreven onder 7.2.1 is de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de zone langs de HSL en de rijksweg aan de westzijde van Breda van belang voor de verstedelijking op de lange termijn. Het is nodig een ruimtelijke verkenning op te stellen voor deze gehele zone. Om deze reden is op het gebied een strategische gebiedsontwikkeling gelegd. Wij achten het noodzakelijk om binnen deze nadere uitwerking te bezien in hoeverre de bestaande kwaliteiten van het gebied zuidelijk 113
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
van de A58 en westelijk van de A16 en de functie als uitloopgebied voor de stad Breda behouden en geïntegreerd kunnen worden in de verdere planvorming. Meer specifiek voor wat betreft het gebied De Rith moet rekening worden gehouden met de betekenis van de aanduiding ‘integratie stad-land. Op basis van de resultaten van deze nadere studie zullen Gedeputeerde Staten, na raadpleging van de betrokken partijen een standpunt innemen over de feitelijke mogelijkheden voor verstedelijking in het gebied gelegen ten zuiden van de A58. Voorafgaand aan die studie worden in het betreffende gebied geen ontwikkelingen toegestaan of maatregelen en besluiten genomen die een mogelijke benutting van het gebied voor wonen en werken dan wel als onderdeel van de RNLE frustreren. In het gebied aan de westzijde van Breda, aangeduid als ‘transformatiegebied afweegbaar’ is daarom geen programma gelegd voor wonen of werken in de planperiode. Deze strategische gebiedsontwikkeling is als project in paragraaf 8.2 opgenomen.
7.3
Breda-Oost
Afbeelding 7.3 Deelgebied Breda-Oost
114
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7.3.1
Ruimtelijke ontwikkeling
Een toekomstige stedelijke ontwikkeling in het gebied globaal gelegen tussen Dorst en Bavel was al opgenomen in het stadsregionale uitwerkingsplan voor de regio Breda uit 1994. Dit betrof hier het gebied gelegen tussen de Gilzewouwerbeek en de Molenleij. De ontwikkeling hiervan is opgeschoven in de tijd omdat de ontwikkeling van binnenstedelijke locaties prioriteit hebben gekregen en deze locatie vanwege het programma kon worden uitgesteld. Ook de ruimtelijke regiovisie uit 1999 gaf te zien dat er in dit gebied goede mogelijkheden liggen voor de realisering van nieuwe bedrijventerreinen. Het in ontwikkeling zijnde structuurplan van Breda voor Breda-Oost en de gebiedsvisie van Staatsbosbeheer geven aan dat verstedelijking in dit gebied goed mogelijk is maar dat het belangrijk is dat dit gepaard gaat met een gelijktijdige robuuste ontwikkeling van het bekensysteem en dat ecologische verbindingen tussen de noordelijke en zuidelijke bosgebieden wenselijk zijn. Daarom is op de plankaart een nieuwe brede ecologische verbindingszone opgenomen welke tevens de grens vormt van het zoekgebied voor verstedelijking. De ruimtelijke structuur van het gebied wordt sterk bepaald door de richting van de loop van de beken en het agrarische landschap daartussen dat begrensd wordt door de bosranden aan de noord en zuidzijde. Mede om die structuur zo lang mogelijk te behouden is er voor gekozen de programma’s voor wonen en werken in de planperiode te leggen rondom Bavel en Dorst. Wel moet er in dit gebied rekening gehouden worden met eventuele beperkingen voor woningbouw vanwege de geluidscontour van het vliegveld Gilze en Rijen. In het stadsregionale uitwerkingsplan voor de regio Breda uit 1994 was al opgenomen de woningbouwlocatie Teteringen. De zeer globale aanduiding uit 1994 is sindsdien nader uitgewerkt en in dit plan wat concreter aangeduid. 7.3.2
Wonen
De woningbouwlocaties rondom Teteringen en Nieuw Wolfslaar zullen in de planperiode verder worden ontwikkeld. De ontwikkeling van de locaties heeft een hoge prioriteit om tijdig te voorzien in de woningbehoefte. Een aantal gebieden rondom Teteringen en het gebied aan de oostzijde van de wijk de Hoge Vucht zijn aangegeven als “transformatie afweegbaar”. Deze gebieden komen in aanmerking om te worden ontwikkeld voor woningbouw. De in het kader van de planvorming voor dit gebied ontwikkelde waterstructuur, genoemd de “watermachine”, is in blauw aangeduid en vormt een belangrijk element in de ontwikkeling van dit gebied. Het programma in dit gebied, dat op de plankaart als te ontwikkelen woongebied is aangegeven, omvat circa 2000 woningen rondom Teteringen (dit is met inbegrip van het plan “Om de Haenen” dat als beheer en intensivering is aangegeven) en de locatie genoemd “Stadsdonken” met een omvang van circa 550 woningen in aansluiting op de wijk De Hoge Vucht. Voor het gebied rondom de kern Bavel is Breda bezig met het structuurplan Breda-Oost. Een woningbouwontwikkeling aan de oostzijde van de stad is al opgenomen in het stadsregionale uitwerkingsplan van 1994. Omdat het woningbouwprogramma die ontwikkeling niet nodig maakte is de ontwikkeling van deze locatie uitgesteld. Op dit moment geeft de ruimtelijke verkenning van Breda en het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld aan dat er goede mogelijkheden liggen voor woningbouw rondom de kern Bavel. Deze woningbouwlocatie, 115
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
met een mogelijke omvang van circa 1.000 woningen, maakt onderdeel uit van de strategische gebiedsuitwerking welke moet resulteren in een ruimtelijk samenhangend inrichtingsbeeld waarin ook een nieuw bedrijventerrein is opgenomen. Het opnemen van een beperkte uitbreidingsmogelijkheid bij de kern Dorst voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit aan de dorpsranden en een verbeterde relatie met het omliggende gebied. Vanwege de gunstige ligging in het westelijke woningmarktgebied en de mogelijkheden voor verstedelijking is bij Dorst een bouwprogramma met een omvang van circa 300 à 400 woningen opgenomen. De ligging van de beoogde uitbreiding t.o.v. de kern moet nog nader bepaald worden. Ten aanzien van het programma is overwogen dat woningbouw aansluitend aan de kern Dorst mede een bijdrage levert aan de gewenste differentiatie aan woonmilieu’s. 7.3.3
Werken
Aan de zuidzijde van de kern Bavel noordelijk van de rijksweg A58 is voorzien in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein. 7.3.4
Landschapsontwikkeling
Brede ecologische/landschappelijke verbindingszone Breda-Oost In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is beschreven hoe de LEZ tussen Breda en Oosterhout richting Gilze in dit uitwerkingsplan is uitgewerkt. Vastgelegd is dat een ecologische verbinding tussen boswachterij Dorst en de ten zuiden van de A58 gelegen bosgebieden gewenst is. Op de plankaart is om deze reden indicatief de aanduiding landschapsontwikkeling opgenomen voor een zone ten westen van Lage Aard die loopt naar het St. Annabosch en een verbinding vormt tussen de bossen van Dorst en Ulvenhout/ Chaam. In het tussengebied, het gebied de Gagel ten zuidwesten van de Molenschotse Heide, zijn er goede mogelijkheden voor het ontwikkelen van kleinschalige gradiënten tussen dekzandkoppen en lagere delen ernaast. Daarnaast beoogt het landschappelijk raamwerk in herstel en versterking van de Gilzerwouwerbeek en de Molenbeek. Omdat aan de oostzijde van Breda er ruime mogelijkheden liggen voor transformatie naar stedelijke functies is het in dit gebied belangrijk een robuust en sterk groen casco te ontwikkelen dat bestaat uit versterking en verbreding van de bekenstructuur en brede ecologische verbindingen in noord-zuidrichting. De gemeente Breda, Staatsbosbeheer en andere betrokken partijen moeten gezamenlijk tot concrete planvorming voor realisering van een robuust groen casco komen. De gewenste ecologische verbindingen en een versterking van de bekenstructuur zullen daarin worden uitgewerkt. Ten noorden van Molenschot heeft het bestaande landgoed Toxandria uitbreidingsplannen in zuidelijke richting. Het landgoed, welke in gebruik is als golfbaan, ligt op de rand van een hoge dekzandrug. De stichting die het landgoed beheert heeft plannen voor uitbreiding op agrarische percelen gelegen ten zuiden van het bestaande landgoed. Beoogd wordt deze agrarische percelen een natuurbestemming te geven. Het landgoed en de beoogde uitbreiding versterken het landschappelijk raamwerk en sluiten goed aan op de beoogde ecologische verbinding tussen de bossen van Dorst en van Ulvenhout/Chaam. 116
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7.3.5
Strategische gebiedsontwikkeling
Er zijn een tweetal strategische gebiedsontwikkelingen aangegeven. Eén rondom Dorst op Oosterhouts grondgebied en één rondom Bavel op Breda’s grondgebied. Een uitwerking van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor het gebied zoals op de plankaart aangegeven bij Bavel is noodzakelijk. De gemeente Breda is voornemens hiervoor een structuurvisie op te stellen. In die uitwerking moet worden aangegeven hoe de geplande woningbouw zich ruimtelijk verhoudt met het geplande bedrijventerrein. Ook is het belangrijk een doorzicht te geven over de mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen voor de lange termijn. Daarnaast gaat het er om aan te geven hoe de gelijktijdige ontwikkeling van de Gilzewouwerbeek en de brede ecologische verbinding tussen noord en zuid tot stand kan komen. Het is nodig inzicht te geven in de mogelijke ruimtelijke inrichting van het gebied noordelijk van de Gilzewouwerbeek en zuidelijk van de A58 voor de lange termijn en hoe die samenhangt en aansluit op de geplande woningbouw en het toekomstige bedrijventerrein. Breda is vanzelfsprekend de trekker van dit project. De opgestelde structuurvisie vormt de basis voor de ontwikkeling van bestemmingsplannen. De tweede aanduiding “strategische gebiedsontwikkeling” ligt rondom Dorst. Gezien de ruime potentiële verstedelijkingsmogelijkheden rondom Dorst is een ruimtelijke studie voor dit gebied nodig. Hierbij wordt vooral gedacht aan woningbouw. Dit gebied kan een aanvulling betekenen voor een grotere verscheidenheid aan woonmilieus in de stedelijke regio. Belangrijk onderwerp van de nadere gebiedsontwikkeling zal de toekomstige wegenstructuur aan de zuidzijde van Dorst zijn. Hierbij moet ook de verbinding met het knooppunt bij het bedrijventerrein Hoogeind worden meegenomen. Vooruitlopend op deze studie kunnen kleinere woningbouwplannen rondom Dorst tot ontwikkeling worden gebracht mits die geen belemmering vormen voor de genoemde nieuwe wegverbindingen. De indicatieve aanduiding van de woningbouwlocatie bij Dorst houdt niet in dat de woningbouw alleen aan in de zuidzijde van Dorst gerealiseerd moet worden. Het gehele aangegeven zoekgebied voor verstedelijking is daarvoor in beeld. De gemeente Oosterhout neemt het initiatief voor deze gebiedsuitwerking.
7.4
Oosterhout/Dongen
7.4.1
Ruimtelijke ontwikkeling
Aan de westzijde van Oosterhout wordt zowel het bedrijventerrein Weststad III verder ontwikkeld als de woningbouwlocatie Vrachelen. Hiermee komt Oosterhout aan de westzijde tot een ruimtelijke afronding van het stedelijke gebied. In het bestaande stedelijke gebied zullen nog verschillende plannen tot ontwikkeling komen. In Dongen wordt aan de zuidzijde het bedrijventerrein Tichelrijt verder uitgebreid met als grens de brug over het Wilhelminakanaal. Op de lange termijn vindt een verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein plaats aan de zuidzijde van de Vierbundersweg. Bij de planontwikkeling daarvoor moet aandacht worden besteed aan een goede landschappelijke inpassing van dit terrein alsmede de ecologische relaties in oost-westrichting binnen het ‘landschappelijk raamwerk’. Over de vastgestelde structuurvisiePlus van Dongen hebben Gedeputeerde Staten geadviseerd de ruimtelijke inrichting van de gehele zuidelijke kernrand in studie 117
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 7.4 Deelgebied Oosterhout/Dongen
te nemen. Aan de noordzijde zal de woningbouwlocatie De Beljaart ontwikkeld worden. Afhankelijk van het kunnen ontwikkelen van het Rimi-terrein zal de Beljaart sneller of langzamer ontwikkeld worden. De grootste ingrepen zullen plaatsvinden in de ruimte gelegen tussen Oosterhout en Dongen. Hier ligt een meervoudige complexe verstedelijkingsopgave. Om deze reden is op dit gebied de aanduiding strategische gebiedsontwikkeling gelegd. 7.4.2
Wonen Dongen
Binnenstedelijk: In de vastgestelde structuurvisiePlus van de gemeente zijn ca. 70 te ontwikkelen woningbouwlocaties binnen het bestaand stedelijk gebied, van veelal beperkte omvang (<20 woningen), in beeld gebracht. Het Rimi-terrein is de enige grotere herstructureringslocatie (300 woningen). Het betreft een militair complex wat nog in gebruik is en waarvan het nog onzeker is wanneer dit beschikbaar komt. Uitleg: Om te voorzien in de eigen behoefte en deels woningbouw op uitleglocaties mogelijk te maken is het plan De Beljaart gedeeltelijk in het uitwerkingsplan opgenomen. Hierbij is tevens overwogen dat het gebied De Beljaart al gedeeltelijk bouwrijp is als gevolg van het tijdelijke asielzoekerscentrum dat daar gevestigd is. De locatie De Beljaart is met een omvang van circa 350 woningen opgenomen. Een programmatische uitwisseling tussen het Rimi-terrein en De Beljaart kan nodig zijn en is aanvaardbaar omdat bij stagnatie van het Rimi-terrein de gemeente niet kan voorzien in haar eigen behoefte. Oosterhout
Binnenstedelijk: Een groot aantal binnenstedelijke locaties voorzien in een aanzienlijk bouwprogramma. De locatie De Zwaaikom en de herstructurering van 118
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
de wijk Slotjes-Midden leveren hieraan in omvang de belangrijkste bijdragen. Uitleg: De afronding van de Vinexlocatie Vrachelen is voorzien. 7.4.3
Werken
Aan de oostzijde van de rijksweg A27 en aan de noordzijde van het Wilhelminakanaal is in aansluiting op het bestaande bedrijventerrein voorzien in nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein in een omvang van circa 40 ha. Daarnaast is het nodig rekening te houden met een verdere uitbreiding van het areaal bedrijventerrein in dit gebied in de periode na 2015. Dit is met een reservering op de kaart aangeduid. Bij de uitwerking van de aangeduide strategische gebiedsontwikkeling moet in beeld worden gebracht wat de mogelijke omvang van deze terreinreservering kan zijn. 7.4.4
Glastuinbouw
Er is binnen het vestigingsgebied glastuinbouw uit het Streekplan geen gebied aangeduid waarin nieuwe vestigingen van of omschakeling naar glastuinbouwbedrijven mogelijk zijn. Wij achten nieuwe vestigingen in dit gebied niet wenselijk. Er moet nadrukkelijk wel ruimte bljven voor de ontwikkeling van de bestaande glastuinbouwbedrijven. Dit wordt beschreven in het Streekplan en het gebiedsplan Wijde Biesbosch. 7.4.5
Landschapsontwikkeling De ‘flessenhals’ tussen Oosterhout - Teteringen
Op het gebied gelegen tussen Oosterhout en Teteringen is de aanduiding landschapsontwikkeling gelegd. Het project is ook wel bekend onder de naam Groenzone Oosterhout-Teteringen. In dit deel van de Landschapsecologische zone, ook wel de ‘flessenhals’ genoemd, ligt een knelpunt. Door de aanwezige functies in het gebied waaronder een manege, bandenhandel en boomteler, wordt de ecologische verbindingsfunctie in de huidige situatie ernstig belemmerd. Dit terwijl het gebied een belangrijke schakel is voor een verbinding tussen de Vrachelse Heide en Teteringse Heide. Het doel is om met inzet van extra middelen in combinatie met verplaatsing van bestaande functies en uitruil van gronden mogelijkheden te creëren om deze ecologische verbindingsfunctie te verbeteren. Projecten die hieraan een bijdrage kunnen leveren worden gestimuleerd. Dongen-Noord en ecologische verbindingszone om Dongen
Het gebied is in het Streekplan aangegeven als vestigingsgebied voor glastuinbouw. Voor dit gebied dat verder doorloopt op het grondgebied van Loon op Zand is een zogenaamde ‘casco-benadering’ uitgewerkt door bureau Bosch Slabbers (‘Toekomstperspectief voor landbouw en landschap’). Deze cascobenadering geeft aan dat er in beginsel ruimte is voor glastuinbouw, boomteelt en intensieve veeteelt. De inplaatsing van intensieve functies is vooral gedacht ten oosten van de Vaartweg welk gebied ligt buiten de stedelijke regio. Dit krijgt een vertaling in het reconstructieplan. Daarmee ontstaat er ruimte om grenzend aan de kern Dongen de landschappelijke inrichting van dit gebied te verbeteren en de ruimtelijke relatie van de kern met het omliggende landelijk gebied te versterken. 119
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
De groene stroken op de plankaart ten noordoosten van Dongen duiden op de gewenste landschapsontwikkeling ter plaatse. Het gebied bestaat deels uit moerontginningen en deels uit jonge heideontginningen. In het gebied wordt versterking van de laan- en erfbeplantingen langs de oude ontginningsassen en haaks op deze assen voorgestaan. Hiermee wordt een versterking van het landschap en de relatie stad-land beoogd welke past bij het gebied. De realisering van deze landschapsontwikkeling wordt niet via het uitwerkingsplan voorzien. De gemeente is verantwoordelijk voor de landschapsontwikkeling in het kernrandgebied. Dit in samenhang met de hieronder genoemde realisatie van de ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingsfunctie van de Dongeloop wordt om Dongen heen gerealiseerd, deels langs bestaande waterlopen en deels langs nog aan te leggen waterelementen. Hierbij blijft de Dongeloop zijn huidige functie voor waterafvoer behouden. Reden voor deze verlegging van de ecologische functie van de Dongeloop is dat deze in de huidige situatie niet voldoende kan worden gerealiseerd vanwege de vele obstakels binnen de bebouwde kom van Dongen. In samenwerking met de gemeente Dongen, het waterschap en andere betrokkenen wordt de inrichting van de ecologische verbindingszone momenteel voorbereid (actie en initiatief wordt in het kader van de reconstructie reeds uitgevoerd). 7.4.6
Strategische gebiedsuitwerking Oosterhout-Oost
Tussen Oosterhout en Dongen zijn een tweetal gebieden als transformatiegebied aangegeven. Deze gebieden worden van elkaar gescheiden door een zone met de aanduiding landschapsontwikkeling. In de planperiode is ten oosten van de A27 een uitbreiding van het bedrijventerrein gepland. Op de nog langere termijn zal mogelijk een verdere verstedelijking in het gebied ten zuiden van de kern Oosteind plaatsvinden. Om te voorkomen dat Oosterhout en Dongen aan elkaar groeien, is tussen de twee kernen een groene zone aangegeven. Deze zone is noodzakelijk om een ruimtelijke geleding en daarmee contrastrijke overgangen in het gebied te behouden. Deze geleding is al in de Regiovisie Breda-Tilburg uit 1999 opgenomen. Op de plankaart is daarom ter plaatse van de GroenstraatHoge Dijk (de gemeentegrens tussen Oosterhout en Dongen) de aanduiding landschapsontwikkeling opgenomen. De maat van de aangegeven zone voor landschapsontwikkeling behoeft een nadere uitwerking welke afgestemd is op gewenste geleding enerzijds en de stedelijke ontwikkelingen ten weerszijden anderzijds. Een verbetering van de ontsluitingsstructuur in dit gebied is noodzakelijk. Daarvoor zijn al diverse studies opgesteld die meerdere varianten bevatten voor de toekomstige ontsluitingsstructuur. Het gaat er om een ontsluitingsstructuur te realiseren waarbij enerzijds het verkeer op de regionale wegverbinding tussen Tilburg en Oosterhout goed kan worden afgewikkeld en anderzijds moet deze goed wordt ingepast in de gewenste toekomstige ruimtelijke inrichting van dit gebied. Daarbij moet rekening worden gehouden met een verdere verstedelijking in het gebied op de langere termijn. Het onderling verbinden van de drie op de plankaart aangegeven rode pijlen behoeft een concrete vertaling. Gezien de complexe ruimtelijke samenhang van de hiervoor genoemde aspecten en de ligging van de kern Oosteind, is nadere uitwerking voor de toekomstige gewenste ruimtelijke inrichting gewenst. Dit is als project opgenomen in hoofdstuk 8. Indien 120
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
er in dit gebied plannen voor stedelijke ontwikkelingen worden opgesteld moeten die passen in de op te stellen inrichtingsvisie voor het gehele gebied. De gemeente Oosterhout heeft daarvoor al het initiatief genomen en doet dit in overleg met de gemeente Dongen.
7.5
Gilze en Rijen en omgeving
Afbeelding 7.5 Deelgebied Gilze en Rijen en omgeving
7.5.1
Ruimtelijke ontwikkeling
In Gilze en Rijen ligt in de planperiode het accent vooral om de verdere herontwikkeling van de verouderde bedrijventerreinen in de kom van beide kernen. Aan de oostelijke rand van Rijen is een beperkte afronding van de kern met mogelijk. Hier wordt in de aanleg van de geprojecteerde wegomleiding en de afronding van het in ontwikkeling zijnde woongebied voorzien. Langs de Bredaseweg liggen er mogelijkheden voor een inrichting van het gebied waarbij stedelijke en groene functies in evenwicht met elkaar ontwikkeld kunnen worden. Rondom Gilze liggen er ruimere mogelijkheden voor verstedelijking. De eerder 121
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
opgestelde structuurvisie Werklandschap A58 en meer recent de structuurvisie Broekakkers Oost geven al een ruimtelijke uitwerking van het programma voor nieuwe bedrijventerreinen. Dit programma vindt zijn neerslag aan de oostzijde van Gilze en is nodig in deze omvang om te kunnen voorzien in de behoefte. Aan de zuidzijde van Gilze is een woningbouwprogramma opgenomen. Aan de westzijde is dit vooralsnog niet mogelijk vanwege de daar gelegen 35 KE-contour. 7.5.2
Wonen Gilze en Rijen
Binnenstedelijk: Er worden diverse binnenstedelijke herstructureringslocaties, zoals Spoorzone/zuidzijde Laagstraat en International Leather in de planperiode ontwikkeld. Rijen heeft hiermee een relatief grote herstructureringsopgave. Uitleg: Naast de nog beperkte beschikbare uitbreidingscapaciteit is als uitbreidingslocatie de afronding van het plan Vliegende Vennen bij Rijen opgenomen en zijn er ruimtelijke mogelijkheden voor woningbouw aan de kernranden van Gilze. Voor beide gebieden samen is de omvang van het programma circa 425 woningen. De benodigde capaciteit per plangebied moet nog worden bepaald. 7.5.3
Werken
Er is een programma opgenomen waarmee een eerste aanzet wordt gemaakt voor de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein aan de oostzijde van Gilze. Een eerste fase is voorzien zuidelijk van de A58 aansluitend op het bestaande bedrijventerrein. Aan de noordzijde van de A58 is een reservering met een beperkte oppervlakte aangegeven. Die locatie kan ontwikkeld worden op het moment dat zich hiervoor een geschikte functie aandient waarmee dit beeldbepalende terrein hoogwaardig kan worden ingericht en waarmee dit aansluitpunt van de toekomstige nieuwe noordwestelijke ontsluitingsweg op de rijksweg een duidelijk en markant oriëntatiepunt wordt. 7.5.4
Landschapsontwikkeling Bredaseweg en omgeving
Langs de oude rijksweg tussen Breda en Tilburg wordt een versterking van het bestaande ‘buitenplaatsen’-karakter voorgestaan. Langs deze historische verbindingsweg wordt een ontwikkeling van ‘rood voor groen’-constructies nagestreefd mits passend bij de ruimtelijke karakter van de weg. In het gebied gelegen ten zuiden van de Bredaseweg wordt een verdere natuuren landschapsontwikkeling voorgestaan. Hierbij kan gedacht worden aan roodvoor-groen constructies en/ of nieuwe economische dragers zoals landgoederen (m.u.v. woningbouw in de 35 Ke-zone) en/of buitenplaatsen. In dit gebied is ook de ecologische verbindingszone langs de Oude Leij gelegen. In het kader van de reconstructie worden momenteel maatregelen uitgevoerd, gericht op beekherstel. Dit gebied maakt onderdeel uit van de landschapsecologische zone die op de Streekplankaart is aangegeven. Van belang is dat het accent in dit gebied ligt op landschapsontwikkeling. Grootschalige verstedelijking en intensieve vormen van landbouw passen niet 122
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
binnen de doelstelling voor dit gebied. In hoofdstuk 6 is het beleid ten aanzien van de legenda-eenheid ‘integratie stad-land’ beschreven. Zone tussen Rijen, Dongen en Tilburg
Dit gebied vormt onderdeel van de landschapsecologische zone op de Streekplankaart. Het gebied ten zuiden van het Wilhelminakanaal bestaat uit een nat gebied (het betreft de gebieden de Rekken, Lange Rekken, Nieuwe Witsie en Lange Hoeven). Uitgezonderd het natuurreservaat de Rekken, bestaat het gebied grotendeels uit rationeel verkaveld en ingericht agrarisch productielandschap. In het deelgebied Lange Rekken is met de verschillende betrokken partijen een inrichtingsplan opgesteld om het leefgebied van de Taïgarietgans en weidevogels te verbeteren. Dit plan zal als compensatie voor de aanleg van de Noordwesttangent worden gerealiseerd. Naast dit compensatieplan spelen er in het gebied nog andere initiatieven met betrekking tot natuurontwikkeling en waterbeheer. Verschillende partijen (o.a. SBB, Waterschap De Brabantse Delta, rijkswaterstaat en de gemeenten Tilburg en Gilze en Rijen) zijn voornemens hier maatregelen te nemen. Het initiatief hiervoor ligt bij deze partijen: in het kader van het uitwerkingsplan worden hier geen (extra) maatregelen beoogd. Ten noorden van het Wilhelminakanaal maakt de ruimte tussen de brug over het kanaal bij Dongen en de toekomstige noordwesttangent deel uit van het landschappelijke raamwerk. Vanwege de ligging van een landschapsecologische zone is verstedelijking in dit gebied is ongewenst. Beoogd wordt een natte ecologische verbinding te realiseren in combinatie met natuurontwikkeling in Lobelia. Deze verbinding ten oosten van Dongen loopt verder aan de noordoostzijde van Tilburg en loopt vervolgens door op gronden van de gemeente Loon op Zand en valt dus deels buiten het plangebied. De beoogde landschapsontwikkeling ligt gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Loon op Zand en valt grotendeels in het reconstructiegebied De Meierij. Het beleid is er op gericht hiervoor gezamenlijk een project te definiëren.
7.6
Tilburg, Goirle en omgeving
7.6.1
Ruimtelijke ontwikkeling (zie tevens 7.5)
Op de kaart valt op dat het zoekgebied voor verstedelijking in Tilburg vrijwel geheel ligt aan de noordoostzijde van de stad. Dit inzicht was al het resultaat van de door de regio in 1992 opgestelde ontwikkelingsvisie voor de stadsregio Tilburg en het daarin opgenomen ‘propellermodel’. Die visie is overgenomen in het uitwerkingsplan voor de stedelijke regio in 1994, herzien in 2001, en is in de opgestelde structuurvisie 1995 ruimtelijk uitgewerkt. Daarna zijn bestemmingsplannen opgesteld voor nieuwe woningbouw in dit gebied. Aan het bestemmingsplan voor woningbouw over het spoor is door Gedeputeerde Staten goedkeuring onthouden omdat die woningbouw programmatisch nog niet nodig was. Gedeputeerde Staten hebben daarbij aangegeven dat met de voorgestelde inrichting kan worden ingestemd en aan woningbouw in dit gebied medewerking zal worden gegeven als dit programmatisch nodig is.
123
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Afbeelding 7.6 Deelgebied Tilburg, Goirle en omgeving
De door Tilburg opgestelde concept Ruimtelijke Structuurvisie voor Tilburg 2020 en het voornemen tot een herziening van de Structuurvisie Noordoost geven geen aanleiding tot een aanpassing van dit plan. Vooralsnog wordt in het uitwerkingsplan vastgehouden aan het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld zoals dat op de plankaart is aangegeven. Als de gemeente Tilburg een herziening van de “Structuurvisie Noordoost” voorlegt zullen wij rekening houdend met de advisering daarover bezien of een herziening van het uitwerkingsplan wenselijk is. In het zoekgebied voor verstedelijking noordelijk van het spoor is aandacht nodig voor infiltratie vanwege de betekenis daarvan voor de kwel in het natuurkerngebied De Brand. Met verwijzing naar de hydrologische onderzoeken behorende bij de structuurvisie 1995 welke aangeven dat woningbouw aanvaardbaar is mits daarbij passende infiltrerende voorzieningen worden opgenomen. Voor het gebied tussen Tilburg en Goirle is eerder een ‘Stedenbouwkundig Masterplan’ opgesteld. Op basis hiervan zijn bestemmingsplannen opgesteld die voorzien in de ontwikkeling van de nieuwe bedrijventerreinen Bakertand en Surfplas en een nieuw woongebied rondom Boschkens. Bij de herziening van het uitwerkingsplan in 2001 is de herstructurering van het gebied Kempenbaan opgenomen. Op de kaart is deze locatie, evenals de locatie ’t Laar als een te ontwikkelen knooppunt opgenomen. Als gevolg van deze plannen zal de ruimtelijke inrichting in de zone van de A58 binnen de stedelijke regio een forse verandering doormaken. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen van dit gebied moet rekening worden gehouden met een voorlopige reservering voor waterberging. Gezocht moet worden naar oplossingen voor het vraagstuk van wateroverlast. Op basis van de ruimtelijke regiovisie is een inrichtingsplan opgesteld van de zone 124
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
tussen Dongen en Tilburg. Mede aan de hand daarvan is het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Vossenberg-West II opgesteld. Dit plan tezamen met de geprojecteerde noordwesttangent vormen de ruimtelijke afronding van het stedelijke gebied aan de noordwestzijde. Vanwege de bovengenoemde planvorming is er op de plankaart relatief een zeer beperkt nieuw programma in de planperiode voor wonen en bedrijventerrein opgenomen. Dit komt dus omdat in de afgelopen periode er vele structuurvisies en plannen zijn opgesteld om in de ruimtebehoefte te voorzien. Aan de westzijde van Tilburg kan het “zoekgebied voor verstedelijking” bij Gilze, waarvoor eerder de structuurvisie Werklandschap A58 is opgesteld, voorzien in de behoefte aan bedrijventerrein op de lange termijn. Aan de westzijde van de Tilburg wordt in de toekomst ingezet op een verdere ontwikkeling van het landschap, d.m.v. landschapsprojecten, ten behoeve van de hier gelegen landschapsecologische zone uit het Streekplan. 7.6.2
Wonen Tilburg
Binnenstedelijk: Een aanzienlijk deel van de ontwikkeling van het plan Piushaven (gedacht wordt aan zo’n 1.750 woningen) is voorzien tot 2015. Naar verwachting zal de ontwikkeling van dit gebied zich voortzetten na 2015. Tevens is de ontwikkeling van de Stationszone met een groot aantal (gedacht wordt aan ca. 1.000 woningen) voorzien. Daarnaast zullen een groot aantal locaties ontwikkeld worden waaronder Kempenbaan, Westermarkt, Laarveld-west, Voltterrein, Pieter Vreedeplein, Conservatoriumlaan Interpolis v. Ham en herstructurering van de Uitvinders- en Zeeheldenbuurt. Uitleg: De Vinex-locatie Reeshof zal in de planperiode tot een afronding komen met ontwikkeling van De Wijk (Koolhoven, Witbrant). Daarnaast wordt een aanvang gemaakt met de woningbouw in de zogenaamde Overhoeken rondom Berkel-Enschot. Vanuit de kwalitatieve behoefte aan groene woonmilieus is het wenselijk de mogelijkheden voor woningbouw bij de kern Berkel-Enschot wat uit te breiden. Het bestemmingsplan dat voorziet in de woningbouw aan de oostzijde van Berkel-Enschot, wordt begrensd door de in de structuurvisie Noordoost geprojecteerde zogenaamde “Lange Laan” welke als een nieuwe ontsluitingsweg aansluit op de rijksweg. Met de huidige inzichten worden vraagtekens gezet bij de noodzaak/wenselijkheid van die nieuwe verbinding. Als de reservering voor deze wegverbinding vervalt dan is de begrenzing van het woongebied niet meer logisch. Mede om in dat geval een goede overgang met het landelijke gebied mogelijk te maken wordt een beperkte vergroting van dit toekomstige woongebied aanvaardbaar geacht. Goirle
Binnenstedelijk: Naast het Centrumplan is woningbouw voorzien op verschillende inbreidingslocaties, zowel in de kern Goirle als in de kern Riel. Uitleg: Het vastgestelde plan Boschkens voorziet in belangrijke mate in de woningbehoefte.
125
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7.6.3
Werken
De bestaande plannen voor Vossenberg, Surfplas, Bakertand en in Noordoost voorzien grotendeels in de ruimtebehoefte. Daarnaast is conform het beleid in het gewijzigde uitwerkingsplan 2001 de locatie Spinder-Zuid opgenomen. Voorts is een kleinschalige uitbreiding van bedrijventerrein opgenomen voor vestiging van bedrijven uit de lagere hindercategorieën bij het bestaande bedrijventerrein Kreitenmolen bij Udenhout en wordt daarvoor ruimte geboden binnen het gehele gebied Rugdijk/Kouwenberg. Binnen het bestaand stedelijk gebied worden de mogelijkheden voor herstructurering van bestaande bedrijventerreinen bezien en gestimuleerd en zijn er ook initiatieven om te komen tot nieuw bedrijventerrein waaronder een uitbreiding van het bedrijventerrein Tijvoort in Goirle met circa 5 ha en plannen op het terrein van Charlotteoord in Tilburg. 7.6.4
Landschapsontwikkeling De landschapszone tussen Oisterwijk en Berkel-Enschot
Het landschappelijke raamwerk rondom Tilburg is afgestemd op de Groene Mal van Tilburg. In het kader van de Groene Mal Tilburg is de zone tussen Berkel-Enschot en Oisterwijk als niet te verstedelijken gebied aangeduid. Reden hiervoor is om een landschappelijk relatie te behouden tussen de Regionale Natuur en LandschapsEenheid (RNLE) van de Loonse en Drunense Duinen en het Groene Woud. Vanuit de achterliggende wens voor een groene buffer tussen Oisterwijk en de bebouwing in de stedelijke regio wordt ten noordwesten van Oisterwijk een groene geledingszone voorgestaan. Deze zone ligt vrijwel geheel buiten dit plangebied. In het uitwerkingsplan voor de landelijke regio OisterwijkHilvarenbeek maakt deze landschapszone deel uit van het landschappelijk raamwerk. Binnen dit gebied wordt de ontwikkeling van landelijke functies (landschap en recreatie) binnen de hoofdfunctie landbouw voorgestaan. De landschapsecologische zone ten westen van Tilburg
De continuiteit van de landschapsecologische zone die loopt ten westen van Tilburg moet gewaarborgd blijven. Naast de beoogde landschapsontwikkeling in deze zone in het gebied tussen Dongen en Tilburg (zie paragraaf 7.5.4.) is het ook van belang hieraan uitdrukkelijk aandacht te geven bij het opstellen van een integrale visie voor het gebied dat is aangeduid met ‘integratie stad-land’. In dit gebied staat primair voorop dat de continuiteit van de landschapsecologische zone gewaarborgd moet blijven. In beginsel achten wij in dit gebied in beperkte mate een verweving met stedelijke funties mogelijk waarbij het landschappelijke karakter kan worden versterkt.
126
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
8
Uitvoeringsprogramma en organisatie
8.1
Het regionale planningsoverleg Het uitwerkingsplan wordt ten minste eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig herzien. Bovendien wordt een registratie bijgehouden hoe de uitvoering vordert. Tenslotte is het van belang dat zowel regio als provincie betrokken blijven bij de uitvoering. Daarom is een regionaal planningsoverleg opgericht. Dat overleg kan leiden tot gewenste aanpassingen van het plan. Het regionaal planningsoverleg is de structuur voor overleg tussen provincie en de gemeenten in de stedelijke regio, met als basis het monitoren en actualiseren van het gemeenschappelijk opgestelde en door Gedeputeerde Staten vastgestelde uitwerkingsplan. Het planningsoverleg heeft als doel dat provincie en gemeenten de uitvoering van het uitwerkingsplan ten aanzien van woningbouw, bedrijventerreinen, zuinig ruimtegebruik, landschapsontwikkeling, glastuinbouw etc. monitoren en daarover in de fase na vaststelling van het uitwerkingsplan met elkaar in gesprek blijven. In de stuurgroep wordt besproken hoe de waterschappen binnen het plangebied worden betrokken bij het planningsoverleg. Indien nodig kan het programma worden aangepast en een (partiële) herziening van het uitwerkingsplan worden voorbereid. Het planningsoverleg biedt de mogelijkheid om samen met de regio ontwikkelingsgericht te handelen. Regiospecifieke knelpunten komen zo in een vroeg stadium op tafel. Het is mogelijk om naast overheden ook externe partijen te betrekken bij de uitvoering van het plan. Betrokkenheid van de externe partijen vindt met name plaats op projectniveau. De provincie acht een goede overlegstructuur met stuur-, project- en werkgroepen belangrijk, dit geheel wordt het regionale planningsoverleg genoemd. Het voortzetten van het gezamenlijke regionale planningsoverleg wordt onderschreven door de betrokken gemeenten in de regio (‘bottom-up’). De provincie is de trekker van dit overleg en is verantwoordelijk voor het goed functioneren. Voor zover mogelijk wordt aangesloten bij bestaande overlegstructuren of worden die herzien om onnodig en dubbel overleg te voorkomen. In het regionale planningsoverleg bespreken gemeenten en de provincie de voortgang van de planvorming en de uitvoering van het ontwikkelings- programma en bezien de gevolgen van nieuwe inzichten of beleid. Daarbij worden ook de relevante ontwikkelingen die tussen de regio’s onderling plaatsvinden betrokken. Verder kan het overleg leiden tot meer inzicht in relevante kwalitatieve aspecten van de ruimtebehoefte voor de diverse functies en wordt hierdoor de regionale samenwerking vergroot. Met betrekking tot de woningbouwontwikkeling kan het regionaal overleg ook een gespreksplatform zijn voor de afstemming van de differentiatie naar woonmilieus, sloop en toevoegingen aan de woningvoorraad 127
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
en over de verhouding koop/huur. Voor bedrijventerreinontwikkeling zal het gaan over de planning van het aanbod, de differentiatie in segmenten, over intensivering, herstructurering en de kwaliteit op bedrijventerreinen. De provincie heeft tot taak om regionale cijfers over woningbouwproductie en over uitgifte van bedrijventerreinen te verzamelen en te verspreiden. Die gegevens zijn belangrijk voor een goede monitoring. Op basis van nieuwe inzichten kunnen de ambtelijke vertegenwoordigers van gemeenten en provincie voorstellen formuleren voor programma en fasering. In het bestuurlijke overleg bespreken de gedeputeerde en portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening de conclusies uit het ambtelijke overleg en besluiten zij over eventuele voorstellen tot aanpassing van het programma in het uitwerkingsplan. De overlegfrequentie wordt in samenspraak met de gemeenten vastgesteld. De stuurgroep komt minimaal een keer per jaar bijeen om de algehele voortgang van het uitwerkingsplan te bespreken. De stuurgroep wordt voorafgegaan door een voorbereidende bijeenkomst van de projectgroep. De thematische werkgroepen kunnen frequenter bijeen komen. Met de planning wordt rekening gehouden met de verschijningsdata van de belangrijkste jaarlijkse gegevensbronnen (CBS registratie woningbouw en IBIS enquête bedrijventerreinen). De opzet van het planningsoverleg wordt nader uitgewerkt en kan zich in de tijd verder ontwikkelen.
8.2
Beschrijvingen projecten Voor een aantal belangrijke projecten zijn al structuurvisies en of andere plannen opgesteld. Dit zijn projecten die dus al lopen en hieronder om die reden niet meer zijn opgenomen. Enkele daarvan zeer belangrijk voorde uitvoering van dit plan. Dit betreft met name de grote projecten spoorzone Breda, spoorzone Tilburg en Piushaven. Naam project 1
Strategische gebiedsontwikkeling Breda West
Omschrijving
Het opstellen van een integrale visie voor de ruimtelijke inrichting van het gebied.
Doelstelling
Het ontwikkelen van een hoogwaardige ruimtelijke stedelijke structuur waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de aanwezige infrastructuur. Tegelijkertijd wordt aangegeven op welke wijze een nieuwe westelijke stadsrand landschappelijk vorm kan krijgen.
Financiën
Middelen zijn vrijgemaakt als onderdeel van de structuurvisie Breda 2005/2020
Projectverantwoordelijke
Gemeente Breda
Mogelijk betrokkenen
Nog te bezien
Procesbeschrijving
De studie is in 2004 gestart.
128
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Naam project 2
Strategische gebiedsontwikkeling Breda Oost
Omschrijving
Het opstellen van een integrale visie voor de ruimtelijke inrichting van het gebied voor de lange termijn . Daarbij wordt aangegeven op welke wijze het programma voor woningbouw en bedrijventerrein in de planperiode wordt ingepast
Doelstelling
Het ontwikkelen van een nieuw stedelijk gebied voor wonen en werken met een gelijktijdige ontwikkeling van het landschap door een robuuste groen/ blauwe structuur te realiseren. Tevens wordt duidelijke welke ontwikkeling nog mogelijk is voor de periode na 2015.
Financiën
Komen ten laste van de planexploitatie
Projectverantwoordelijke
Gemeente Breda
Mogelijk betrokkenen
De gemeenten Alphen en Chaam en Gilze en Rijen; Staatsbosbeheer, verder nog te bezien
Procesbeschrijving
De studie wordt in 2004 afgerond. De resultaten van deze studie worden afgestemd met die uit project 3.
Naam project 3
Strategische gebiedsontwikkeling Dorst en omgeving
Omschrijving
Het opstellen van een integrale visie voor de ruimtelijke inrichting van het gebied.
Doelstelling
Aan te geven hoe op de lange termijn het gebied kan worden ontwikkeld en wat de mogelijkheden zijn voor woningbouw tot 2015. De visie moet duidelijkheid bieden over de gewenste wegenstructuur op de lange termijn.
Financiën
Komen ten laste van de planexploitatie
Projectverantwoordelijke
Gemeente Oosterhout
Mogelijk betrokkenen
Gemeente Breda, Staatsbosbeheer, verder nog te bezien
Procesbeschrijving
De studie is in 2004 gestart. De resultaten van deze studie worden afgestemd met die uit project 2. Er ligt een koppeling met het project BORDT.
Naam project 4
Strategische gebiedsontwikkeling Oosterhout Oost
Omschrijving
Het opstellen van een integrale visie voor de ruimtelijke inrichting van het gebied.
Doelstelling
Aan te geven welke inrichting het gebied wenselijk is rekening houdend met de diverse programma-elementen uit hoofdstuk 5. Dit betreft zowel de planperiode als reserveringen voor de ruimtebehoefte na 2015. In de visie wordt een keuze gemaakt voor de gewenste ontsluitingsstructuur en de vertaling en realisering van de aangeduide landschapsontwikkeling.
Financiën
Komen ten laste van de planexploitatie
Projectverantwoordelijke
Gemeente Oosterhout
Mogelijk betrokkenen
Gemeente Dongen, verder nog te bezien
Procesbeschrijving
Een eerste ruimtelijke verkenning naar mogelijkheden is reeds opgesteld. Met de uitwerking is in 2004 gestart. Er ligt een koppeling met het project BORDT.
129
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Naam project 5
Etten-Leur Zuid
Omschrijving
Het opstellen van een inrichtingsplan voor het gebied ten zuiden van de rijksweg.
Doelstelling
De toekomstige inrichtingsmogelijkheden van het plangebied in beeld te brengen. Daarbij aan te geven waar en op welke wijze het programma voor nieuwe bedrijventerreinen wordt gerealiseerd alsmede wat de uitbreid ingsmogelijkheden zijn na 2015.
Financiën
Komen ten laste van de planexploitatie.
Projectverantwoordelijke
Gemeente Etten-Leur
Mogelijk betrokkenen
Gemeente Rucphen
Procesbeschrijving
De planvorming is in 2004 gestart.
Naam project 6
Landschapsontwikkeling Breda West
Omschrijving
Een planstudie naar de gewenste herinrichting van het plangebied.
Doelstelling
Met de ontwikkeling van het landschap wordt beoogd een robuuste duurzame groene geleding in de stedelijke regio veilig te stellen en te ontwikkelen. Beoogd wordt een landschappelijk verbinding in noordzuidrichting te versterken. De studie moet inzicht geven hoe dat tot stand kan worden gebracht en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn.
Financiën
GIOS-instrumentarium, middelen vanuit de Reconstructie. Verder nog te bezien
Projectverantwoordelijke
Breda
Mogelijk betrokkenen
De aanliggende gemeenten; Staatsbosbeheer; partijen uit het Reconstructiegebied De Baronie en het gebiedsplan De Brabantse Delta. Verder nog te bezien.
Procesbeschrijving
In 2004 wordt een plan van aanpak voor het project opgesteld. Er ligt een relatie met het aangrenzende project 1.
Naam project 7
Landschapsontwikkeling ‘De Flessenhals’ (Groenzone Oosterhout - Teteringen)
Omschrijving
Opstellen van een herinrichtingsplan voor het gebied.
Doelstelling
Beoogd wordt om door herinrichting van het gebied de huidige belemmeringen voor de ecologische verbindingsfunctie binnen het landschappelijk raamwerk op te heffen. Het plan moet aangeven hoe dat kan en welke middelen daarvoor nodig zijn.
Financiën
O.a. GIOS-instrumentarium, middelen vanuit de Reconstructie. Verder nog te bezien.
Projectverantwoordelijke
Gemeenten Breda en Oosterhout
Mogelijk betrokkenen
Gebiedscommissie Wijde Biesbosch; Natuurmonumenten
Procesbeschrijving
In 2004 wordt de studie opgesteld.
130
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Naam project 8
Verbinding Lange Rekken - Lobelia
Omschrijving
Het ontwikkelen van een herinrichtingsplan voor het gebied.
Doelstelling
Het opstellen van een landschapsplan om te komen tot een verbetering van de ecologische (natte en droge) verbindingsfunctie van het gebied.
Financiën
O.a. GIOS-instrumentarium van de provincie in de periode 2004-2006 en middelen vanuit de Reconstructie
Projectverantwoordelijke
De gemeenten Dongen; Tilburg; Loon op Zand
Mogelijk betrokkenen
Ondersteuning vanuit het reconstructieproces De Meierij; Natuurmonumenten; Staatsbosbeheer
Procesbeschrijving
In 2005 wordt een plan van aanpak opgesteld.
131
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
132
DEEL V BIJLAGEN EN OVERZICHTSLIJSTEN
133
134
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage I Organisatie uitwerkingsplan
Samenstelling Stuurgroep:
Drs. P.L.A. Rüpp Mr. J.M.L. Niederer J. Velthoven Mw. M.J.D. Donders-de Leest H.T.M. Wagemakers J.H.M. Schellekens Y.C.M.G. de Boer Mw. Mr. E.J.M. Aarts-Engbers Mr. L.A. Branderhorst
Gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie Noord-Brabant Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Breda Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Dongen Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Etten-Leur Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Gilze en Rijen Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Goirle Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Oosterhout Wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Tilburg als bestuurlijke vertegenwoordiger van de waterschappen De Brabantse Delta en De Dommel.
Samenstelling ambtelijke projectgroep:
Angela Barendregt Ted Berenschot Peter Claassen Frans Dingenouts Frans Hansort Monique Schaling; Wouter van der Haven Jos Heessels Rob Mulder Frank Raaijmakers Henk Spoelstra Ad Sweere Hans van Zeggeren
gemeente Tilburg provincie Noord-Brabant, projectleider gemeente Goirle gemeente Etten-Leur gemeente Dongen gemeente Gilze en Rijen provincie Noord-Brabant provincie Noord-Brabant, secretaris gemeente Breda provincie Noord-Brabant namens de waterschappen gemeente Oosterhout
Planschrijvers en organisatie:
Van de afdeling RO van de provincie Noord-Brabant: Sonja van Griethuysen; Jos Heessels; Merel Mulders; Rob Mulder; Heidy Smit; Henk Spoelstra Tekenaars:
Van de afdeling GEO van de provincie Noord-Brabant: Ad Verhagen; Erik Dietvorst 135
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Naast deze organisatie hebben de werkgroepen voor wonen, werken en infrastructuur een bijdrage geleverd aan het plan. Daarnaast zijn er incidentele bijeenkomsten geweest waar onderdelen van het plan zijn besproken. Daarnaast zijn diverse maatschappelijk organisaties, actief op het gebied van wonen, werken en natuur en landschap, geraadpleegd over de diverse onderdelen van het plan.
136
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage II Woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg
totaal
gemeente
bi
2005-2009
bui
bi
2010-2014
bui
Breda
9470
2210
1525
1732
Dongen
1140
271
48
196
Etten-Leur
3273
640
249
644
Gilze en Rijen
1235
337
27
281
Goirle
1567
62
625
Oosterhout
360
1724
bi
2015-2019
bui
bi
6
2019
Programma 2002-2014 2002-2004
2002
2014
2002
In de onderstaande tabel is het indicatieve woningbouwprogramma voor de stedelijke regio Breda-Tilburg voor de periode 2002-2020 aangegeven. Daarnaast is een ‘doorkijk’ gemaakt van de overige geïnventariseerde capaciteiten voor de periode na 2015.
totaal
bui
575
1009
5250
6000
20720
300
325
2
455
1597
800
290
650
280
135
175
555
50
1140
408
2419
1700
4973
406
395
2036
275
200
600
2367
359
1360
4467
476
Tilburg
12772
2404
1625
3273
3095
1875
500
2567
2700
18039
5827
Totaal
33924
6400
3834
8475
8289
3633
3293
9785
11850
55559
stedelijke regio Totaal
10234
16764
6926
21635
8500
13400
11000
10300
periode Prognose
32900
Tabel 9.1 Indicatief woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg
Het percentage op binnenstedelijke locaties tot 2015 = 55% De verdeling van het programma 2002-2014 naar de 2 subregio’s: • subregio oost = 16096 won. • subregio west = 17828 won.
6
Deze cijfers geven een indicatie van geïnventariseerde capaciteiten per gemeente, deze hebben geen beleidsbetekenis. 137
43200
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
138
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage III Prognose uitgesplitst naar eigen behoefte en migratie
Deze tabel geeft de indicatieve berekening van de eigen behoefte weer. 2004-2015 2015-2020 Breda Inwoners 2002
Saldo vestiging-vertrek 163.388 Woningen t.b.v. migratie
8.849
3.150 personen
3.848
1.370 woningen
Woningvoorraad 2002
71.048 Prognose per gemeente totaal
10.267
2.880 woningen
Gem. woningbezetting
2,30 Prognose voor eigen behoefte
6.419
1.510 woningen
Saldo vestiging-vertrek
1.533
543 personen
584
207 woningen
Dongen Inwoners 2002
25.179 Woningen t.b.v. migratie
Woningvoorraad 2002
9.594 Prognose per gemeente totaal
1.596
525 woningen
Gem. woningbezetting
2,62 Prognose voor eigen behoefte
1.012
318 woningen
Saldo vestiging-vertrek
Etten-Leur
3.391
1.245 personen
Inwoners 2002
38.667 Woningen t.b.v. migratie
1.338
491 woningen
Woningvoorraad 2002
15.253 Prognose per gemeente totaal
2.872
925 woningen
Gem. woningbezetting
2,54 Prognose voor eigen behoefte
1.534
434 woningen
Saldo vestiging-vertrek
1.279
450 personen
472
166 woningen
Gilze en Rijen Inwoners 2002
24.781 Woningen t.b.v. migratie
Woningvoorraad 2002
9.154 Prognose per gemeente totaal
1.671
500 woningen
Gem. woningbezetting
2,71 Prognose voor eigen behoefte
1.199
334 woningen
785
270 personen
301
103 woningen
Goirle Inwoners 2002
Saldo vestiging-vertrek 22.491 Woningen t.b.v. migratie
Woningvoorraad 2002
8.616 Prognose per gemeente totaal
1.279
285 woningen
Gem. woningbezetting
2,61 Prognose voor eigen behoefte
978
182 woningen
Saldo vestiging-vertrek
Oosterhout
2.673
942 personen
Inwoners 2002
53.036 Woningen t.b.v. migratie
1.097
387 woningen
Woningvoorraad 2002
21.768 Prognose per gemeente totaal
2.792
690 woningen
Gem. woningbezetting
2,44 Prognose voor eigen behoefte
1.695
303 woningen
Saldo vestiging-vertrek
14.059
5.076 personen
5.883
2.124 woningen
Tilburg Inwoners 2002
197.201 Woningen t.b.v. migratie
Woningvoorraad 2002
82.512 Prognose per gemeente totaal
12.373
4.510 woningen
Gem. woningbezetting
2,39 Prognose voor eigen behoefte
6.490
2.386 woningen
Saldo vestiging-vertrek
32.569
11.676 personen
Stedelijke Regio Breda-Tilburg Inwoners 2002
524.743 Woningen t.b.v. migratie
13.527
4.849 woningen
Woningvoorraad 2002
217.945 Prognose per gemeente totaal
32.850
10.315 woningen
Gem. woningbezetting
2,41 Prognose voor eigen behoefte
19.323
5.466 woningen
Tabel 9.2 Indicatieve berekening van de eigen behoefte
139
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
140
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage IV Toevoeging geplande woningbouw
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de geplande woningbouwcapaciteit per gemeente die in het kader van dit uitwerkingsplan is toegevoegd aan de restcapaciteit aan woningbouwplannen welke daarvoor al min of meer vast lag. Circa 21.500 woningen waren al gepland. In het uitwerkingsplan is daaraan een capaciteit van circa 9.750 woningen op binnenstedelijke locaties toegevoegd en van circa 2.800 woningen op buitenstedelijke locaties. Het aangegeven totale programma is overeenkomstig tabel 5.3. In die tabel is tevens het totale binnenstedelijke programma per gemeente aangegeven waaruit afgeleid kan worden de omvang van het programma buitenstedelijk per gemeente.
Gemeente
Planologisch Extra capaciteit Extra capaciteit
Totale
harde plannen
gepland
gepland
Programma
(binnen- en
binnenstedelijk
buitenstedelijk
2002 - 2015
6350
2100
1050
9500
325
500
325
1150
1850
800
650
3300
425
400
425
1250
buitenstedelijk) Breda Dongen Etten-Leur Gilze en Rijen Goirle
1100
500
0
1600
Oosterhout
2900
1200
350
4450
Tilburg
8550
4250
0
12800
Totaal
21500
9750
2800
34050
Tabel 9.3 Harde en geplande capaciteit voor woningbouw
141
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
142
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage V Herberekening woningbehoefteprognose ‘landelijke’ kernen
Deze bijlage betreft de herberekening van de prognose woningvoorraad naar de landelijke en de stedelijke regio. In de prognose is een vooruitberekening van de woningvoorraad voor de stedelijke en landelijke regio’s opgenomen, waarbij uitgegaan is van gemeenten. De grenzen van de stedelijke regio’s lopen echter dwars door een aantal gemeenten heen, waardoor die gemeenten deels bij een stedelijke en deels bij een landelijke regio behoren. Via een herberekening worden de prognoses van de woningvoorraad aangepast, zodat deze per regio beschikbaar zijn op basis van de regiogrenzen. Hierbij wordt de benodigde woningvoorraad tengevolge van migratie toegerekend aan de stedelijke regio’s. Voor de gemeenten wordt bepaald welk deel van de bevolking en woningvoorraad in een landelijke regio en welk deel in een stedelijke regio ligt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gegevens per kern (CBS wijk en buurtstatistiek). De volgende kernen maken deel uit van enkele gemeenten van de stedelijke regio Breda-Tilburg, maar liggen buiten de grenzen van de stedelijke regio: • Gemeente Dongen: de kernen ’s-Gravenmoer en Dongense Vaart/Klein Dongen- landelijke regio Groot Langstraat; • Gemeente Breda: de kernen Ulvenhout en Effen - landelijke regio Zundert e.o.; • Gemeente Oosterhout: de kern Den Hout - landelijke regio Moerdijk e.o. Voor bovengenoemde landelijke kernen geldt het beleidsuitgangspunt van ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’. Zij mogen ten minste voor de eigen behoefte bouwen. Om een ‘landelijke’ planningsopgave voor de vijf kernen te kunnen bepalen, kan een vergelijking worden gemaakt met de berekende gemiddelde groei-index van alle landelijke gemeenten in Noord-Brabant. De groei-index voor de landelijke regio’s tussen 2002 en 2015 is 112,2 (toename van de woningvoorraad in deze periode om ca. 12%) en tussen 2002 en 2020 113,9 (toename van de woningvoorraad om ca. 14%). Deze groei-index wordt aldus toegepast op de genoemde ‘landelijke’ kernen van de stedelijke regio Breda-Tilburg. Uitgaande van de feitelijke woningvoorraad van de vijf kernen samen van ca. 3.975 woningen in 2002, betekent dit een geprognosticeerde voorraad in 2015 van ca. 4.440 woningen, en in 2020 van ca. 4.540 woningen. Zodoende kan ook de maximale toename per kern worden berekend (in aantallen woningen):
143
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Kern ’s-Gravenmoer Dongen-Vaart/Klein Dongen Ulvenhout Effen Den Hout Totale landelijke kernen
2002-2014
2002-2019
105
120
45
50
225
290
35
40
55
65
465
565
Tabel 9.4 Indicatieve toename woningvoorraad landelijke kernen
Dit betekent tevens dat het budget van de stedelijke regio tot 2015 resp. 2020 feitelijk moet worden verminderd met 465 resp. 565 woningen: Planningsopgave stedelijke regio Breda-Tilburg tot 2015 = 32.435 woningen tot 2020 = 42.635 woningen.
144
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage VI Handreiking zuinig ruimtegebruik
Wat is zuinig ruimtegebruik?
In het Streekplan 2002 wordt zuinig ruimtegebruik opgevat als het niet evenredig samengaan van economische groei en groei van het ruimtebeslag. Dit betekent ontkoppeling van economische groei en groei van ruimtebeslag. Zuinig ruimtegebruik wordt in het Streekplan 2002 onderverdeeld in inbreiden, herstructureren en intensiveren. Daarnaast wordt ingezet op meervoudig ruimtegebruik. Welke instrumenten / maatregelen zijn er?
Deze handreiking biedt een overzicht van mogelijke maatregelen rond zuinig ruimtegebruik op bedrijventerreinen met als doel hulp te bieden bij het vormgeven en realiseren van zuinig ruimtegebruik. Zuinig ruimtegebruik is maatwerk en varieert van kleine aanpassingen aan een bedrijfsgebouw tot verandering van het gemeentelijk bedrijventerreinenbeleid. Ook de termijn waarop resultaat kan worden geboekt is verschillend. Er is onderscheid gemaakt naar het schaalniveau en de aard van de maatregelen. Maatregelen hebben invloed op verschillende schaalniveaus: Qua schaalniveau wordt (indien relevant) onderscheid gemaakt in: • Totaal areaal aan bedrijventerreinen (beleid) • Terrein • Kavel/bedrijfsgebouw • Individueel bedrijf Maatregelen zijn verschillend van aard. Daarom wordt onderscheid gemaakt in: Communicatieve maatregelen maatregelen waarbij gemeenten door bijvoorbeeld brochures of pilotprojecten trachten het zuinig ruimtegebruik door gemeenten en bedrijfsleven te stimuleren. Financiële maatregelen maatregelen waarbij de gemeenten extra financiële middelen beschikbaar stellen om knelpunten aan te pakken. Juridische maatregelen maatregelen die gemeenten zullen of kunnen gebruiken om zuinig ruimtegebruik af te dwingen of te waarborgen. Hoe deze handreiking te gebruiken?
De maatregelen zijn gepresenteerd in tabellen waar achtereenvolgens de maatregel, het type maatregel (communicatief, juridisch en financieel) en toelichting en suggesties worden gegeven. De lijst heeft niet de pretentie volledig te zijn. In elke stedelijke of landelijke regio wordt aanbevolen om aan de hand van de onderstaande lijst per nieuw of bestaand bedrijventerrein afspraken te maken om één of meerdere maatregelen de komende jaren uit te voeren. Voor 145
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
zuinig ruimtegebruik door intensivering, inbreiden en herstructurering van bedrijventerreinen is het van belang dat verouderde bestemmingsplannen worden herzien en aangepast, waarbij bovengenoemde handreiking met maatregelen als checklist kan dienen. Symbolen in tabellen J= juridisch C= communicatief F= financieel Intensivering van het ruimtegebruik op nieuwe bedrijventerreinen Maatregel
Type
Toelichting en suggesties
C/J
Bij aankoop van een nieuwe kavel wordt het vrijkomende
Beleid Verplichte doorstroming
(oude) bedrijfspand (indien koper tevens eigenaar is) verplicht te koop aangeboden aan de gemeente of kandidaten op de wachtlijst en/of aan andere potentiële kandidaten uit de gemeente of regio. Voorwaarden bij uitgifte kunnen privaatrechtelijk worden geregeld. Zo kan onttrekking van bedrijfsruimte voor andere functies worden voorkomen. Eerste recht van koop grond
J
gemeente
Door van dit instrument gebruik te maken, krijgt de gemeente meer grip op het ruimtegebruik op bedrijventerreinen.
Tijdslimiet stellen aan het braak
J
liggen van kavels om speculatie
Na verstrijking dienen gronden verkocht te worden aan de
te voorkomen Uitgiftebeleid aanpassen
Verplichting tot bebouwing binnen bijvoorbeeld 5 jaar. gemeente voor de oorspronkelijke grondprijs
J/F
Bijvoorbeeld: - de grondprijs inzetten als instrument. Een hogere grondprijs kan intensiever ruimtegebruik en herontwikkeling stimuleren. - tijdelijk onderhuur toestaan, waardoor tijdelijke leegstand en de druk op andere bedrijfsruimten kan worden voorkomen. - overwegen om grond uit te geven in erfpacht. Het erfpachtcontract biedt op kavelniveau de mogelijkheid om de bestemming en het bouwvolume privaatrechtelijk nauwkeurig vast te leggen. De gemeente houdt daardoor meer grip op het ruimtegebruik. - optiebeleid: in plaats van ruime strategische reserves kunnen opties op grond worden uitgegeven. Indien er bij andere bedrijven behoefte bestaat aan deze gronden kan, na overleg met de optiehouder, de overheid of beheerder sneller de beschikking krijgen over onbenutte gronden.
Regionale afstemming en samenwerking bedrijventerreinen
C/J
Regionale afstemming en samenwerking van de fasering van de ontwikkeling en de uitgiftevoorwaarden (ook grondprijs) van bedrijventerreinen kan onderlinge concurrentie en ‘shoppen’ van bedrijven voorkomen. Bovendien kan in de toekomst een regionaal gesegmenteerd aanbod ontstaan waardoor optimaal aan de vestigingseisen van bedrijven kan worden voldaan.
146
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Terrein Landschappelijke inpassing
Een goede inpassing van een bedrijventerrein in het landschap bevordert een betere ruimtelijke kwaliteit en daarmee een betere uitstraling en langere levensduur van het ingerichte bedrijventerrein.
Parkmanagement
C/ J
Parkmanagement is een instrument om de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein te bevorderen en te behouden. Door deze kwaliteit te behouden is op lange termijn sprake van zuinig ruimtegebruik, omdat het terrein een goede vestigingsplaats voor bedrijven blijft. Parkmanagement kan in verschillende gradaties worden opgezet. Dit kan variëren van gezamenlijke beveiliging en onderhoud van groen tot vervoersmanagement en gezamenlijke voorzieningen (bijvoorbeeld wasstraat of benzinestation). Het is mogelijk om via gronduitgifte lidmaatschap van parkmanagementorganisatie te verplichten. Een pakket aan beheersmaatregelen en duurzaamheidmaatregelen wordt dan ondergebracht bij een parkmanagementorganisatie.
Ontwikkelen gezamenlijk
C/J
Door voorzieningen gezamenlijk te organiseren, wordt
parkeer- en expeditieruimte in
de benodigde ruimte verminderd en de grond intensiever
het openbaar gebied
gebruikt. Dit kan in het bestemmingsplan worden opgenomen en vastgelegd.
Minimale bouwhoogte en/of
J
Door een minimale bouwhoogte te eisen, wordt het
minimaal bebouwingspercentage
stapelen van activiteiten gestimuleerd. Uiteraard zullen de
opnemen in bestemmingsplan
mogelijkheden naar type bedrijf verschillen. Door een minimaal bebouwingspercentage op te nemen, wordt het niet benutten van gronden beperkter.
Meervoudig ruimtegebruik
J
Door meerdere bestemmingen van gronden op te nemen in bestemmingsplannen wordt flexibiliteit ingebouwd en kunnen gronden voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Bijvoorbeeld parkeermogelijkheden die zowel door de week als in het weekend kunnen worden gebruikt, maar ook andere centrale voorzieningen.
Hanteren floor-space-index
C
De floor-space-index geeft de verhouding weer tussen het vloeroppervlak en het grondoppervlak van een bedrijf of een bedrijventerrein. Deze index geeft een indicatie over het ruimtegebruik. De fsi is een goed hulpmiddel voor het bepalen van het ruimtegebruik in de planvorming en in het bestemmingsplan.
147
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Kavel en bedrijfsgebouw Stimuleren ondergronds bouwen
C
Ondergronds bouwen (bijvoorbeeld een parkeergarage) levert direct ruimtewinst op.
Bouw van een toekomstgerichte
C
draagkrachtconstructie
Door een tijdige investering in de constructie van een gebouw is het mogelijk later extra verdiepingen te realiseren. Het pand is op deze manier aan te passen aan toekomstig ander gebruik.
Stapelen of schakelen van
J/C
- (Verplichting tot) het stapelen van functies/activiteiten
bedrijfsgebouwen
zoals het kantoorgedeelte boven productie en opslaghallen - Bedrijfsgebouwen aan elkaar bouwen (schakelen) waardoor alle beschikbare ruimte wordt benut.
Individueel bedrijf Ruimteverkenner
C
Bij elk verzoek tot bedrijfsuitbreiding of –verplaatsing met de ondernemer bezien wat de mogelijkheden zijn voor ruimtewinst door intensivering, zowel op de bestaande locatie als op de eventueel nieuwe locatie. Ook overleg over welke belemmeringen er zijn en of daar oplossingen voor te vinden zijn.
Inbreiden in bestaand stedelijk gebied Maatregel
Type
Toelichting en suggesties
J
Binnen het stedelijk gebied ruimte creëren waar kantoren
Terrein Ruimteonderzoek
en andere lichte werkmilieus een plek krijgen Benutten ruimte in openbaar
J
gebied
Vaak is nog ruimte beschikbaar in bijvoorbeeld geluidswallen, langs rooilijnen en langs infrastructuur. Bovendien kunnen restruimten, zoals kleine weilanden en reserveringsstroken langs infrastructuur, beter worden ontsloten.
Kavel en bedrijfsgebouw Benutten leegstaande
C/J
(kantoor)panden
Leegstaande (kantoor)panden benutten als bedrijfsverzamelgebouw of voor bedrijven in lagere milieucategorieën
Individueel bedrijf Intensiveren
C/J
- Afspraken maken over hergebruik restruimte en strategische reserve - Stimuleren tijdelijk gebruik van strategische reserve
Herstructureren op bestaande bedrijventerreinen Maatregel
Type
Toelichting en suggesties
Mogelijkheden voor ruimtewinst
C/F
-
bezien
Door bijvoorbeeld niet-gebruikte havenarmen te
dempen en de ruimte te herontwikkelen als bedrijfsruimte ontstaat direct ruimtewinst. -
Een andere mogelijkheid is het opheffen van
niet-gebruikte stamspoorlijntjes en de beschikbare ruimte herontwikkelen. -
Indien bepaalde delen van een terrein slecht of niet
bereikbaar zijn, deze ruimte goed ontsluiten zodat gebruik goed mogelijk is. 148
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
149
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
150
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage VII Ruimtelijk-economische structuur Breda-Tilburg
De zeven gemeenten vormen ruimtelijk een stedelijke regio. Voor de economische structuur en de economische markt gaat het vooral om de functionele relaties. In de stedelijke regio worden twee functionele polen en een middengebied onderscheiden welke relaties onderhouden met een veel groter gebied. De functionele relaties tussen de twee polen is niet sterker dan met stedelijke concentratiegebieden erbuiten. Het beleid binnen de regio wordt meer op elkaar afgestemd en de functionele samenwerking wordt bevorderd. De regio kent een grote diversiteit op het gebied van werken. Deze tekst geeft een schets van de regio en een aantal gezamenlijke ambities. Huidige situatie
Breda is zowel noord-zuid als west-oost zeer centraal gelegen en daarom voor bedrijven een gewilde vestigingslocatie. Veel internationale georiënteerde bedrijven zijn hier gevestigd. Meer dan de helft van het aantal arbeidsplaatsen is werkzaam in de commerciële dienstverlening. Etten-Leur kent zowel zakelijke dienstverlening als logistieke bedrijven en streeft ernaar de regiofunctie te behouden en zelfs uit te bouwen. Ook Oosterhout heeft een regionale werkgelegenheidsfunctie. De werkgelegenheid is goed verdeeld over dienstverlening, handel/horeca en industrie. Watergebonden en spoorgebonden activiteiten zijn nadrukkelijk aanwezig. Het afgelopen decennium is de uitbreiding van de zakelijke dienstverlening met succes speerpunt van beleid geweest. Voor een stad van bijna 200.000 inwoners is de regiofunctie van Tilburg relatief beperkt. De stad heeft zich het afgelopen decennium geprofileerd en ontwikkeld als moderne industriestad. De nieuwe gevestigde internationale ondernemingen passen vooral ook in dit profiel. De koers wordt verbreed naar de zakelijke dienstverlening. In Dongen zit veel industriële bedrijvigheid met een bovenlokale werkgelegenheidsfunctie. Enkele internationale bekende bedrijven in de leer en voedingsindustrie zijn hier gevestigd. Belangrijke pijlers in Gilze en Rijen zijn defensie, telecommunicatie en de kunststofindustrie. De spoorzone biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van kantoorachtige bedrijvigheid. Goirle is in hoofdzaak een (gewilde) woongemeente omgeven door natuur. Op het gebied van de werkgelegenheid voerde voorheen de textielindustrie de boventoon maar deze is in de loop der tijd verdrongen door andere soorten van bedrijvigheid op de sedert de jaren zestig aangelegde bedrijventerreinen. In het statistisch zakboek van ETIN adviseurs, maar ook op de website van het CBS staan kerngegevens van de gemeenten in de regio. Positionering stedelijke regio
De stedelijke regio Breda - Tilburg ligt centraal in de provincie Noord-Brabant en vormt een schakel tussen de aan diep vaarwater gebonden chemische en logistieke complexen in Zeeland (Vlissingen en Terneuzen) en in West-Brabant (Bergen op Zoom en Moerdijk) en het cluster metaalelectro in Zuidoost-Brabant dat relatief 151
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
veel innovatieve bedrijvigheid en kenniscentra kent. De stedelijke regio ligt op een knooppunt van wegen. Door de regio lopen twee belangrijke noord-zuid verbindingen, die de Randstad en de Vlaamse Ruit met elkaar verbinden, te weten de A16 (Rotterdam-Breda-Antwerpen) en de A27 (Utrecht- Breda). Daarnaast zijn er twee oost-westverbindingen: de A58 (Vlissingen-Breda-Eindhoven) zorgt in westelijke richting voor de aansluiting met Zeeland en het westelijke gedeelte van Noord-Brabant en in oostelijke richting voor de verbinding met Zuidoost-Brabant, Zuid-Limburg en het Ruhrgebied. De A59 (Moerdijk-regio Waalwijk-´s-Hertogenbosch- Oss) zorgt voor de verbinding met Oost-Brabant. De stedelijke regio bestaat aan de flanken uit twee sterk verstedelijkte polen en een groen middengebied. De westelijke pool bestaat uit de gemeenten Breda, Etten-Leur en Oosterhout. Daarnaast vervult het zeehaventerrein Moerdijk als bovenregionaal bedrijventerrein een functie voor deze pool. De oostelijke pool bestaat uit de gemeenten Tilburg en Goirle. Beide polen worden als een soort halter bij elkaar gehouden door de in de regio aanwezige oost-westverbindingen. Naast de A58 zijn dit de spoorlijn Breda-Tilburg en het Wilhelminakanaal. De twee gemeenten in het middengebied liggen aan deze oost-westverbindingen: Gilze en Rijen aan de A58 en het spoor en Dongen aan het Wilhelminakanaal. De infrastructuur heeft een belangrijke structurerende werking gehad op de spreiding van bedrijvigheid in de stedelijke regio. In Oosterhout, Dongen en Tilburg zijn grootschalige bedrijventerreinen voor havengebonden bedrijven ontwikkeld aan het Wilhelminakanaal. In Breda heeft dit plaatsgevonden langs de Mark. Daarnaast zijn diverse terreinen ontwikkeld op zichtlocaties langs de A58, A16 en A27. Hier heeft ook een belangrijk deel van de kantoorontwikkeling in het afgelopen decennium plaats gevonden. Daarnaast heeft ontwikkeling van kantoren plaatsgevonden in de centra van Breda en Tilburg. Ruimtelijke - economische structuur stedelijke regio
Tot dusverre hebben beide polen zich redelijk economisch onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Illustratief daarvoor zijn de ervaringscijfers dat in beide polen van oorsprong 80% van de bedrijven lokaal gevestigd is. Er is nog weinig sprake van economisch versterkende werking (synergie) van de beide polen binnen de regio. De regio heeft in beperkte mate een gezamenlijke cultuur. De eigen identiteit ontstaat zelfs ten dele door het verscherpen van verschillen. Breeburg bestaat niet als het gaat om de coalitie van Breda met Tilburg. De westelijke pool heeft in het afgelopen decennium geprofiteerd van de strategische ligging tussen de Randstad en de stedendriehoek Antwerpen-BrusselGent. Dit heeft geleid tot uitbreiding van de zakelijke dienstverlening en tot de vestiging van een aantal grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners in het gebied. Binnen de westelijke pool is sprake van een zekere specialisatie. Breda heeft zich ontwikkeld als regionaal centrum voor West-Brabant. De stad functioneert vooral als dienstenstad met relatief veel kantoren en een sterke detailhandel. De grote internationale bedrijven en logistieke dienstverleners hebben zich gevestigd op de bedrijventerreinen in Etten-Leur, Oosterhout, op het bedrijventerrein Moerdijk en op het langs de A16 gelegen bedrijventerrein Hazeldonk. Uit pendelgegevens blijkt dat de drie gemeenten in de westelijke pool sterk op elkaar zijn georiënteerd. Behalve een werkgelegenheidsfunctie vervullen 152
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Etten-Leur en Oosterhout ook een belangrijke woonfunctie binnen de westpool. In de oostpool heeft Tilburg zich hersteld van de neergang van de textielindustrie. De stad heeft zich in de jaren tachtig en negentig ontwikkeld tot moderne industriestad, waar behalve een grote diversiteit aan industriële bedrijven ook veel logistieke Afbeelding 4.11 Zoekruimten toekomstige dienstverleners zijn gevestigd. Evenals bedrijventerreinen de westelijke pool heeft de oostelijke pool in het afgelopen decennium geprofiteerd van haar strategische ligging, zij het dat Tilburg wat minder profiteert van de ligging op de noordzuidas en wat meer van de centrale ligging in ZuidNederland. De centrumfunctie van Tilburg is minder ontwikkeld dan die van Breda. Daardoor blijven de zakelijke dienstverlening en de detailhandel achter. Wel heeft Tilburg met de universiteit van Tilburg een onderwijsvoorziening van formaat binnen haar grenzen en vervult de stad een prominente functie op het gebied van de gezondheidszorg door de aanwezigheid van twee grote ziekenhuizen. Goirle vervult vooral een woonfunctie binnen de oostpool. In het middengebied vervullen Gilze en Rijen en Dongen van oudsher een werkgelegenheidsfunctie voor een groter gebied door de aanwezigheid van een aantal grotere bedrijven zoals Ericsson, Coca Cola, PLM en de vliegbasis. Tevens vervullen beide gemeenten een woonfunctie in de regio. De economische perspectieven van de stedelijke regio zijn gunstig. De economische structuur is zeer divers. De economische prestaties van de regio en het vestigingsklimaat scoren positief ten opzichte van concurrerende stedelijke gebieden. Het aantrekkelijke woon- en leefklimaat met een zeer gevarieerd aanbod aan woonmilieus, de universiteit als hoogwaardig kenniscentrum, een breed scala aan recreatievoorzieningen in een groene omgeving en de aanwezigheid van twee stedelijke centra met een breed aanbod aan winkels, culturele voorzieningen en horeca zullen ook in de toekomst aantrekkingkracht uitoefenen op ondernemers die zich centraal in de Benelux of in Zuid-Nederland willen vestigen. De aanleg van de Hoge Snelheidslijn met een shuttlestation in Breda zal de strategische ligging van het gebied verder versterken. Ambities van de regio
De ratio van de regio moet zijn dat het geheel meer is dan de som der delen. De samenhangende regio moet echter nog ingevuld worden. Momenteel is er geen economische ontwikkelingsvisie voor de regio aanwezig, er zijn alleen delen en in een enkel geval enige samenwerking. Er is in de regio geen uitgesproken specialisatie aanwezig die de basis biedt voor een herkenbaar profiel of thema. Beide polen hebben een verschillende oriëntatie. Dit kan de basis vormen voor een segmentering waarmee de volledigheid van de regio verder wordt vervolmaakt, de vestigingsfactoren worden benut en het profiel van iedere pool en het middengebied wordt versterkt. 153
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Uitgangssituatie is dat de diverse gemeenten en omstandigheden te divers zijn en het regioconcept te pril is om al een duidelijke leidraad te herkennen. Tot dusverre ontbrak ook de aanleiding hiermee grote haast te maken of substantiële doelen te formuleren. Wel zijn er individuele ambities van lokale overheden, die redelijk overeenkomen en aanknopingspunten bieden voor een regiovisie. Er kan een begin worden gemaakt met het invullen van de regionale ambitie door de volgende acties: 1) Versterken zakelijke dienstverlening Breda en Tilburg richten zich beiden op het versterken van de zakelijke dienstverlening. Breda vanuit een perspectief van sterkte. Breda zet sterk in op het ontwikkelen van de spoorzone. Dit mede in het licht van de komst van de HSL-shuttle en vraagverwachting van op de Benelux georiënteerde kantoren. In de westpool vervullen Etten-Leur en Oosterhout een ondersteunde functie voor ontwikkeling van de zakelijke dienstverlening. Voor Tilburg is het ontwikkelen van zakelijke dienstverlening belangrijk om een te eenzijdige economische oriëntatie op industrie en logistieke dienstverlening te voorkomen. Tilburg zet in op de stationszone en de A58 zone tussen Tilburg en Goirle. 2) Ontwikkeling middengebied Bij het uitwerken van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie vraagt het middengebied specifieke aandacht. De identiteit op het terrein kan de waarde van de ontwikkeling verhogen en de inpassing verbeteren (geen lintbebouwing met zichtlocaties). 3) Kwaliteitsverhoging van bedrijventerreinen Een duurzame ontwikkeling van bedrijventerreinen is in alle gemeenten speerpunt van het beleid. Verlenging van de economische levensduur van bestaande terreinen zal minder behoefte aan nieuwe terreinen tot gevolg hebben. Herstructurering van verouderde bedrijventerreinen, een hogere initiële kwaliteit van nieuwe bedrijventerreinen en intensiveren van het beheer door parkmanagement zijn daarvoor belangrijke voorwaarden. 4) Zorgvuldig ruimtegebruik Door nieuwe terreinen intensiever dan gebruikelijk was te benutten, bestaande terreinen te herstructureren en in bestaand stedelijk gebied in te breiden kan bespaard worden op het ruimtegebruik. 5) Regionale afstemming ontwikkeling van bedrijventerreinen Uit de confrontatie tussen vraag en aanbod blijkt dat in de westpool op korte termijn nog voldoende direct uitgeefbare grond voor bedrijventerreinen aanwezig is, terwijl op middellange termijn een tekort dreigt. In de oostpool is de situatie omgekeerd. Hier is juist op korte termijn sprake van een tekort, terwijl er nog voldoende capaciteit is om op middellange termijn in de behoefte te voorzien. 6) Ontwikkeling van werkmilieus met een (boven)regionale functie Voor de langere termijn zijn de belangrijkste ontwikkelingsassen/-gebieden in de regio: langs de A58-zuid bij Etten-Leur; Breda-Oost langs de A27/A58 richting Bavel; Breda-west langs A16; Oosterhout-Oost langs de A27; Werklandschap A58 in Tilburg en Gilze en Rijen en Tilburg-Noordoost.
154
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
7) Selectief vestigingsbeleid Binnen het beoogde kwaliteitsbeeld voor bedrijventerreinen (zie ambitie 3) is geen ruimte voor de aanleg van nieuwe, zeer grootschalige bedrijventerreinen in de stedelijke regio. De terreinen Weststad-III in Oosterhout en Vossenberg-West zijn de laatste terreinen in de stedelijke regio die voor grote industriële bedrijven in de zwaarste milieucategorieën en voor zeer grote logistieke dienstverleners (zeer arbeidsextensief en >10ha) zijn ontwikkeld. De realisatie van Moerdijkse Hoek overeenkomstig het daarvoor aangegeven profiel is daarom van groot belang voor de regio. De stedelijke regio dient wel een opvangfunctie te vervullen voor de reguliere eigen behoefte en de overloop uit het landelijke gebied. 8) Stimuleren van kennisintensieve bedrijven In alle gemeenten is sprake van heroriëntatie op ruimtelijk economische ambities. De balans verschuift naar meer kennisintensieve bedrijven en minder grootschalige logistieke dienstverlening (nog wel op regionale schaal). Versterking van de economische structuur en zorgvuldig gebruik van schaarse ruimte zijn de belangrijkste doelstellingen van de heroverweging. Het gaat zowel om het aantrekken van nieuwe bedrijven als om het verhogen van de kennisintensiteit van bestaande bedrijven. 9) Uitbouw relatie met de Universiteit van Tilburg Tussen de universiteit van Tilburg en het regionale bedrijfsleven bestaan nog relatief weinig relaties. Binnen een economische ontwikkelingsstrategie gericht op de versterking van de zakelijke dienstverlening en op stimulering van kennisintensieve bedrijvigheid kan de UvT een katalyserende rol spelen via spinoffs en kennistransfer. Bovendien biedt de UvT een aanknopingspunt waarmee de regio als geheel zich probleemloos kan identificeren. Mogelijk biedt uitbreiding van samenwerking met TUE mogelijkheden voor de industriële sector.
155
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
156
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage VIII Lijst van gebruikte kaarten schaal 1:50.000 en tabellen
De volgende Basiskaarten zijn gebruikt:
Kaart 1 Kaart 2 Kaart 3 Kaart 4a Kaart 4b Kaart 5 Kaart 6 Kaart 7
Plangebied, reconstructiegebieden, waterschappen Historische kaart Gemeentelijke plannen (geactualiseerde topografische kaart) Streekplankaart 1 Ruimtelijke hoofdstructuur Streekplankaart Elementen van de onderste laag Geomorfologie Hoogtekaart Geschiktheid voor verstedelijking vanuit het watersysteem
De kaarten voor het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld:
Kaart 8 Kaart 9 Kaart 10 Kaart 11 Kaart 12 Kaart 13
De basisstructuurkaart Het landschappelijk raamwerk Het infrastructurele systeem Het stedelijk landschap Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (uitgebreid) Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
De overige kaarten die gebruikt zijn:
Kaart 30a Kaart 30b Kaart 31 Kaart 32 Kaart 33 Kaart 34 Kaart 35 Kaart 36
Cultuurhistorische waardenkaart A Cultuurhistorische waardenkaart B Groene Hoofdstructuur Detailkaart Natuurdoeltypen Bodemkaart Integraal Hydrologisch Streefbeeld 1 versie 3a Integraal Hydrologisch Streefbeeld 2 versie 3a Waterberging en grondwaterbescherming uit het Streekplan
Kaarten behorende bij de provinciale nota “Watersystemen in beeld” Kaarten uit de Ruimtelijke Regiovisie Breda-Tilburg Naast de bovengenoemde kaarten zijn vele plannen van de gemeenten geraadpleegd, waaronder de bestemmingsplannen, de diverse structuurvisies (Plus) en strategische visies en nota’s.
157
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Lijst van tabellen:
Tabel 5.1 Prognose van de netto toename woningvoorraad stedelijke regio BredaTilburg Tabel 5.2 Indicatief woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg 20022015 en doorkijk geïnventariseerde capaciteiten na 2015 Tabel 5.3 Indicatief woningbouwprogramma 2002-2015 per gemeente Tabel 5.4 Planningsopgave bedrijventerrein Tabel 5.5 Indicatieve bedrijventerreinenplanning 2002-2020 per gemeente Tabel 9.1 Indicatief woningbouwprogramma stedelijke regio Breda-Tilburg Tabel 9.2 Indicatieve berekening van de eigen behoefte Tabel 9.3 Harde en geplande capaciteit voor woningbouw Tabel 9.4 Indicatieve toename woningvoorraad landelijke kernen
158
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage IX Toelichting IHS-kaarten
Kaart 8 IHS.2 versie 3a ruimte voor water en waterkwaliteit, beek en kreekherstel
Deze Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS) kaart is opgesteld ten behoeve van de reconstructie van het landelijke gebied en dus ook voor het plangebied. Tijdens het totstandkomen van de Reconstructieplannen en dit plan wordt het IHS en met name de locaties van de wateroverlast- c.q. bergingsgebieden in samenspraak met betrokkenen geoptimaliseerd. Onderdeel waterberging
Ruimte voor de Rivier. Klimatologische ontwikkelingen dragen bij aan toename van de piekafvoeren van de grote rivieren. Om de extra hoeveelheid water veilig af te voeren zijn retentiegebieden noodzakelijk om water tijdelijk te bergen en daarna gereduceerd af te voeren. Het gaat om bergingsgebieden waarvan de frequentie van het gebruik zeer laag is (1 maal per 100 jaar of minder). Op de kaart zijn de zoekgebieden voor retentie weergegeven. Binnen één à twee jaar wordt duidelijk welk deel van de zoekgebieden daadwerkelijk voor retentie wordt gereserveerd. Zolang niet bekend is welke gebieden ingezet worden, worden voor elk van deze gebieden kapitaalintensieve ontwikkelingen geweerd. Regionale waterberging Het streven is om wateroverlast te voorkomen. Omdat vergroting van de afvoercapaciteit niet oneindig mogelijk is, wordt getracht met gecontroleerde berging van het water in daartoe aangewezen gebieden schade te voorkomen ofwel te minimaliseren. Op deze kaart worden de gebieden aangegeven waarbij wateroverlast optreedt bij een bui die voorkomt met een frequentie van één maal per 20 jaar. Deze wateroverlastgebieden kunnen als regionale berging bestemd worden, indien dit past bij het grondgebruik en indien dit maatschappelijk gezien de beste oplossing is. Indien een optimalere plaats mogelijk is, kan de berging daar naar toe worden verschoven. Ruimte voor beek- en kreekherstel Dit zijn de gebieden die nodig zijn om het streefbeeld voor de beken en kreken met de functie waternatuur of integrale beekontwikkeling multifunctioneel gebruik te realiseren. De ruimte is o.a. nodig voor beekherstel (meanderen) en de landschappelijk-ecologische inbedding. De gronden in deze gebieden zijn niet of zeer beperkt geschikt voor agrarisch medegebruik. De beken en kreken met de functie waternatuur of integrale beekontwikkeling multifunctioneel gebruik zijn ook opgenomen in het Streekplan en de bij de herziening van het Provinciaal Waterhuishoudingsplan (WHP) 2 behorende kaart. Herstel brongebieden Dit zijn de gebieden die nodig zijn om de sponswerking in het bovenstrooms gebied van beken te herstellen. De brongebieden zijn van oorsprong natte 159
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
gebieden. Herstel van deze gebieden levert een bijdrage aan een meer natuurlijk afvoerpatroon van de beken. Herstel betekent een verhoging van de grondwaterstand in de brongebieden. Hierdoor zijn er beperkingen voor alle vormen van landbouw en eveneens voor verstedelijking. Onderdeel waterkwaliteit
Verwijderen puntbron of effectgerichte maatregel t.p.v. puntbron / effectgerichte maatregel van puntbron Het verwijderen van een puntbron betreft het saneren van een lozingspunt (bv. riooloverstort of industriële lozing) of het opheffen van een inlaat van gebiedsvreemd water. Een effectgerichte maatregel betreft maatwerk ter plaatse van de puntbron. Voorbeelden hiervan zijn zuiveringsmoerassen (helofytenfilters), bezinkbassins, aanpassen van de rioleringssituatie of het aanbrengen van een extra zuiveringsstap ter plaatse van een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Blauw knooppunt/Helofytenfilters Ter plaatse van een blauw knooppunt ‘raken’ watersystemen met een afwijkende waterkwaliteit elkaar (punt van samenkomst van deelstroomgebieden). Dat wil zeggen dat de relatief schone waterstroom wordt vermengd met water van een geringere kwaliteit. Teneinde de waterkwaliteit te verbeteren kunnen maatregelen genomen worden ter plaatse van het blauwe knooppunt, bv. helofytenfilters. Bij voorkeur worden maatregelen getroffen bovenstrooms van het knooppunt, zo dicht mogelijk bij de bron die de verontreiniging veroorzaakt. Buffers rond natte natuur Bufferzones liggen rondom kwetsbare natte natuurgebieden, die gevoed worden door ondiep grondwater vanuit de agrarische omgeving. Doel van de bufferzones is om de aanvoer van diffuse verontreinigingen via lokale kwel te verminderen. Binnen de bufferzone is een extensief grondgebruik gewenst (veelal in combinatie met verhoging van het waterpeil). De vereiste breedte van de bufferzone is sterk afhankelijk van de locale hydrologie en bodemopbouw en dient per situatie nader te worden vastgesteld. In een aantal gevallen is verwijdering van de fosfaatverzadigde toplaag noodzakelijk. 10 meter bufferstroken langs waterlopen De bufferstroken hebben een breedte van 10 meter en komen alleen voor langs de permanent watervoerende waterlopen die begrensd worden door agrarische percelen. De totale breedte van de buffer is 20 meter indien aan beide zijden van de waterloop landbouwgrond is gelegen. De bufferstroken hebben tot doel de afspoeling en ondiepe uitspoeling van nutriënten naar waterlopen te minimaliseren. De bufferstroken liggen langs waterlopen binnen deelstroomgebieden die direct of indirect van invloed zijn op kwetsbare natuurgebieden of beken met de functie waternatuur en viswater verder benedenstrooms. Het grondgebruik ter plaatse (in de 10 m strook) is extensief. In situaties waarbij de agrarische percelen via drains worden ontwaterd, is een droge bufferzone niet effectief. In die situaties dient tot afgraving van de bufferstrook te worden overgegaan, waarbij het drainwater wordt gezuiverd in een moeraszone, alvorens het naar de waterloop wordt afgevoerd. Aanpassing waterhuishouding hydrologische isolatie 160
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Doel van deze maatregel is vermindering van aanvoer van verontreinigd oppervlaktewater naar kwetsbare natuur. Door middel van omleiding van waterlopen langs in plaats van door een kwetsbaar natuurgebied wordt de aanvoer van verontreinigende stoffen beperkt. Bijkomend voordeel is dat met deze maatregelen de hoeveelheid bufferstroken voor verbetering van de waterkwaliteit beperkt kan worden. Waterwinning 25-jaarszone/Waterwinning 100-jaarszone De zones liggen om locaties waar grondwater wordt gewonnen voor de bereiding van drinkwater. De zones hebben tot doel de kwaliteit van het grondwater zodanig te beschermen dat zuivering van het grondwater tot een minimum beperkt kan blijven. De 25-jaarzone ligt rondom kwetsbare winningen. Rondom zeer kwetsbare winningen ligt eveneens een 100-jaarszone. Binnen de zones zijn beperkingen aan het grondgebruik gesteld. Deze worden uitgebreid beschreven in het Streekplan van 2002 (blz. 58 t/m 60) en het grondwat erbeschermingsplan. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn ook opgenomen in het Streekplan van 2002. Kaart 34 IHS.1 versie 3a waterdoelen
Op deze kaart wordt een typering van het grond- en oppervlaktewaterregime weergegeven. De geschiktheid vanuit water voor landbouw en natuur(doeltypen) wordt aangegeven. Tevens worden de bufferzones rond EHS-gebieden aangegeven. Deze buffers zijn nodig om de juiste hydrologische omstandigheden ten behoeve van de natuurdoeltypen te bereiken. De buffers zijn vaak vernat. De buffers zijn daarom minder geschikt voor verstedelijking en bepaalde vormen van landbouw. De volgende legenda-eenheden zijn onderscheiden: Goed gws (=grondwaterstand) en kwel Dit zijn de delen van de EHS waar de hydrologische randvoorwaarden die gesteld worden door de natuurdoeltypen kunnen worden gerealiseerd voor zowel de grondwaterstanden als kwelstromen (kwaliteit). Goed alleen grondwaterstand Dit zijn de delen van de EHS waar de hydrologische randvoorwaarden die gesteld worden door de natuurdoeltypen slechts kunnen worden gerealiseerd voor wat betreft grondwaterstanden en niet voor kwel. Matig Dit zijn de delen van de EHS waar de hydrologische randvoorwaarden die gesteld worden door de natuurdoeltypen matig kunnen worden gerealiseerd voor wat betreft grondwaterstanden en kwel. Slecht Dit zijn de delen van de EHS waar de hydrologische situatie die gesteld wordt door de natuurdoeltypen niet tot slecht kunnen worden gerealiseerd, ondanks de (soms vergaande) ingrepen in het oppervlaktewatersysteem binnen en buiten de EHS.
161
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Overige ecologische hoofdstructuur Dit zijn de delen van de EHS die geen specifieke wensen hebben wat betreft grondwaterstand en/of kwel. GHS/AHS met beperkingen door afstemming waterhuishouding op de EHS (buffers) Op de kaart is rondom de EHS een zone aangegeven waar het (zo goed mogelijk) realiseren van de waterwensen voor de EHS gevolgen heeft voor de agrarische percelen (incl. beheersgebieden) er omheen.
162
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage X Begrippenlijst
De in het plan opgenomen begrippenlijst verklaart alleen begrippen aanvullend ten opzichte van de begrippenlijst uit het Streekplan, de herziening van het Streekplan, de nota ”Buitengebied in Ontwikkeling” en de beleidsbrief “Handleiding voor Ruimtelijke plannen”. Basisstructuurkaart
De kaart waarop de structuur en de kwaliteit van het landschap van Brabant zijn weergegeven. De basisstructuurkaart heeft geen beleidsstatus, maar heeft als doel gemeenten en beleidsmakers uit te dagen ruimtelijke ontwikkelingen meer in relatie met het landschap te zien. Zie voor uitgebreidere beschrijving hoofdstuk 4 van het uitwerkingsplan Bolle akker
Een akkercomplex dat door eeuwenlange bemesting opgehoogd is. Vanwege karakteristieke verschijningsvorm en cultuurhistorische betekenis een waardevol landschapselement. Brabantstad
Brabantstad is de samenwerking van de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ‘s -Hertogenbosch en Tilburg en de Provincie Noord Brabant die als doel heeft deze steden gezamenlijk nadrukkelijk op de Europese kaart te zetten als toonaangevende kennisregio. Centrumfuncties
Stedelijke functies die gekenmerkt worden door relatief hoge dichtheden van bebouwing of bewoning, en intensieve arbeids- en/of bezoekersintensieve kantoren en voorzieningen. Centrumondersteunende functies
Functies die in de directe nabijheid van het centrum of aan de hoofdwegen daar naar toe liggen en die het functioneren van het centrum ondersteunen. Dit zijn kantoren en voorzieningen, wonen, grootschalige detailhandel en bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2. Compenserende maatregelen
Maatregelen om de nadelige gevolgen van een ruimtelijke ingreep voor natuur, het milieu of het watersysteem door de ontwikkeling van nieuwe waarden elders op te heffen. Concrete beleidsbeslissing
Een concrete beleidsbeslissing is een op streekplanniveau volledig afgewogen beslissing voor een concrete ruimtelijke ontwikkeling op een concreet begrensde locatie. Het uitwerkingsplan bevat geen concrete beleidsbeslissingen. 163
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Duaal overleg
Overleg tussen Gedeputeerde Staten en (leden van) Provinciale Staten op basis van de Wet Dualisering Provinciebestuur van 12 maart 2003. Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld
Een ruimtelijk strategische visie op hoofdlijnen, opgesteld aan de hand van de lagenbenadering en het ruimtelijk beleid. Het vormt een duurzame basis voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen m.b.t. de ruimtebehoefte voor woningbouw, bedrijventerrein of stedelijke voorzieningen. Zie voor uitgebreidere beschrijving hoofdstuk 4 van het uitwerkingsplan. Fasering
Het indelen van een plangebied in elkaar opvolgende fasen in de tijd op een dusdanige wijze dat steeds sprake is van een afgerond geheel. Hoogstedelijke of hoogwaardige stedelijke locatie
Een strategische verstedelijkingslocatie voor wonen, werken, voorzieningen of veelal een combinatie daarvan. De locatie wordt gekenmerkt door een hoge beeldkwaliteit en een combinatie van een relatief hoge bebouwingsdichtheid, een hoge gebruik- en/of kennisintensiteit en bovenlokale betekenis. Inbreidingslocatie
Er is sprake van een inbreidingslocatie als de locatie: • helemaal omsloten is door bestaand stedelijk gebied (niet betreffende een uitbreidinglocatie in ontwikkeling). De functie van het gebied kan agrarisch zijn. • een gebied is dat aan minstens drie zijden begrensd wordt door bestaand stedelijk gebied en dat geen agrarische danwel natuurfunctie heeft. Ja mits-principe
Verstedelijking is mogelijk indien rekening wordt gehouden met een aantal randvoorwaarden, beschreven in het betreffende uitwerkingsplan en het streekplan. Lagenbenadering
Een werkwijze om ruimtelijke keuzen te onderbouwen. Er worden drie lagen onderscheiden die in hun onderlinge samenhang moeten worden bekeken. De eerste laag wordt gevormd door de bodemtypologie, de geomorfologie, het watersysteem en de hiermee samenhangende landschappelijke en cultuurhistorische warden. De tweede laag wordt gevormd door de infrastructuur en de derde laag uit het ruimtegebruik voor wonen, werken, landbouw en recreatie, de occupatielaag. Zie voor uitgebreidere omschrijving het Streekplan. Landschappelijk raamwerk
Het gebied waar het beleid vanwege de ruimtelijke en functionele waarden en kwaliteiten van het gebied die te maken hebben landschap, landbouw, natuur, water, cultuurhistorie, geomorfologie en archeologie gericht is op duurzame ontwikkeling van die functies en waarden. Het beleid voor het landschappelijk raamwerk is beschreven in hoofdstuk 4 van het uitwerkingsplan.
164
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Migratiecomponent
Het deel van de woningbehoefteprogrose dat voortkomt uit het positieve migratiesaldo (saldo vertrek en vestiging) voor Brabant. Het migratiesaldo wordt alleen toegerekend aan de stedelijke regio’s van Brabant. Migratiesaldo
Het saldo van inkomende en vertrekkende mensen door verhuizingen binnen een gemeente. Mitigerende maatregelen
Maatregelen om de nadelige gevolgen van een voorgenomen activiteit voor het landschap, de natuur en het milieu te voorkomen of te beperken. Nee tenzij-principe
Uitbreiding van het stedelijk ruimte beslag is in principe niet toegestaan. Dit is alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorwaarden uit het betreffende uitwerkingsplan en het streekplan. Planningsopgave bedrijventerrein
De opgave voor uitbreiding van het stedelijk gebied ten behoeve van bedrijventerreinontwikkeling. Deze opgave wordt berekend door van het ruimtebudget achtereenvolgens de ambitie voor zuinig ruimtegebruik, de restcapaciteit en de al uitgegeven terreinen af te trekken. De planningsopgave is een regionale opgave. Op de plankaart is de planningsopgave voor bedrijventerrein aangeduid met de legenda-eenheid “te ontwikkelen bedrijventerrein”. Provinciaal Planologische Commissie
Een onafhankelijke adviescommissie die gehoord wordt door Gedeputeerde Staten over gemeentelijke plannen en advies uitbrengt aan gemeenten inzake de voorbereiding van bestemmingsplannen zoals bedoeld in artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening. Occupatiepatroon
Het ruimtelijk patroon dat door de eeuwen heen is ontstaan ten gevolge van het ruimtegebruik door mensen voor wonen, werken, landbouw en recreatie. Onderliggend WegenNet plus (OWN+)
Project met als doel rijkswegen te ontlasten door beter gebruik te maken van het onderliggend wegennet. Reconstructieplan
Een plan als bedoeld in artikel 11 van de Reconstructiewet concentratiegebieden. Een reconstructieplan bevat in ieder geval een beschrijving van maatregelen en voorzieningen: • ter verbetering van de ruimtelijke structuur ten behoeve van de landbouw, mede om veterinaire risico’s voortvloeiend uit een hoge veedichtheid te verminderen; • ter verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap; • ter verbetering van de kwaliteit van milieu en water.
165
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Regionaal planningsoverleg
Het regionaal planningsoverleg is de overlegstructuur tussen provincie, gemeenten en waterschap(pen) in de regio. In het overleg bespreken partijen de voortgang van de planvorming en de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma en bezien de gevolgen van nieuwe inzichten of beleid. Het overleg kan voorstellen doen voor aanpassing van het programma in het uitwerkingsplan. Restcapaciteit woningbouw en bedrijventerrein
Capaciteit in vigerende, door Gedeputeerde Staten goedgekeurde of door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijke plannen (bestemmingsplannen en artikel 19) voor de ontwikkeling van woningbouw of bedrijventerrein. Indien het ruimtelijke plannen betreft die nog in de ontwerpfase verkeren, dienen ze een positief advies te hebben van zowel de Directie ROH7 als van de Provinciaal Planologische Commissie (PPC). Op de plankaart maakt de restcapaciteit onderdeel uit van de legenda-eenheid “bestaand stedelijk gebied”. Revitalisering Landelijk gebied
Project met een meervoudige doelstelling voor de reconstructie van het landelijk gebied, voortvloeiend uit de Reconstructiewet concentratiegebieden. Naast een verbetering van de ruimtelijke structuur ten behoeve van de landbouw, wordt ook de verbetering van de kwaliteit van natuur, landschap en milieu in onderling verband nagestreefd. Het woon-, werk- en leefklimaat en de economische structuur zijn ook punten ter verbetering. Ruimtereservering bedrijventerrein
De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinenbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen. Dit is tevens de ruimte die aangewend kan worden voor de behoefte na 2015. Op de plankaart is de ruimtereservering voor bedrijventerrein aangeduid met de legenda-eenheid “te reserveren bedrijventerrein”. Streekplan
Streekplan Noord-Brabant ‘Brabant in Balans’ zoals door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 februari 2002 vastgesteld evenals de daarop volgende partiële herzieningen. Voertuigverliesuur
Het aantal extra voertuiguren ten opzichte van een situatie met vrije doorstroming. Het betreft een eenheid die wordt gebruikt als maat voor het reistijdverlies in een situatie met congestie/filevorming in vergelijking met een situatie zonder congestie/ filevorming
7
Geldt alleen voor plannen die na de herziene werkwijze van de PCGP 2002 ter advisering aan de PPC zijn toegestuurd om advies.
166
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Watertoets
De watertoets is de beschrijving van de gevolgen van een plan op de waterhuishouding. Woningbehoeftenprognose
De raming van het aantal woningen dat netto (exclusief sloop en vervangende nieuwbouw) aan de bestaande voorraad moet worden toegevoegd om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. Zoekruimte verstedelijking
Onderdeel van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld waar verstedelijking afweegbaar is. Het betreft de legenda-eenheden “transformatie afweegbaar” en “integratie stad-land”. Zie hoofdstuk 6 van het uitwerkingsplan.
167
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
168
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
Bijlage XI Literatuurlijst PM.
Hieronder zijn enkele stukken vermeld die van belang zijn geweest bij de opstelling van het uitwerkingsplan. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Streekplan 2002 Provinciale uitwerkingsplannen voor de stadsregio’s Breda en Tilburg 1994/2001 De ‘Ruimtelijke Regiovisie Breda-Tilburg’, mei 1999 Diverse bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten Kwalitatieve woonvisie regio Breda - Tilburg, augustus 2003 (Gerrichhauzen & Partners) Kadernota ‘Groene Mal’ gemeente Tilburg Structuurvisie Spoorzone Tilburg Structuurvisie Tilburg Noordoost 1995 Structuurvisie Werklandschap A58 december 2000, Tilburg en Gilze en Rijen Structuurvisie Tilburg 2020 Nota’s ‘Ruimte voor bedrijven’ en ‘Ruimte voor kantoren’ (1998 en 2001) Stedebouwkundig Masterplan Zone A58, Goirle en Tilburg De “Stadsvisie-Plus. Een ontwikkelingsvisie voor de gemeente Oosterhout tot 2015”, januari 2001. Jaarboek duurzame stadsontwikkeling Breda, juli 1999 Masterplan Centraal Breda, Nieuw Sleutelproject Discussienota landgoed Breda, oktober 1999 Stadsvisie-Plus, een ontwikkelingsvisie voor de gemeente Oosterhout tot 2015 Studie ‘East of Oosterhout’ Advies over de sprong over de A27, gemeente Oosterhout december 2003 Groen geeft Dongen kleur. Groenstructuurplan gemeente Dongen, 1997 Groen kleurt ’s-Gravenmoer. Groenstructuurplan ’s-Gravenmoer, 1999 Vastgestelde structuurvisie plus van Dongen, december 2001 Structuurvisie Plus Gilze Rijen Structuurplan bedrijventerrein Broekakkers-Oost, Gilze en Rijen juli 2003 De discussienota structuurvisie plus Etten-Leur, de notitie voorkeursmodel zoeklocaties bedrijventerrein SV+, de deelrapportage zoekgebieden bedrijventerrein en de Sructuurvisie Plus.
169
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
170
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
171
Provincie Noord-Brabant | Uitwerkingsplan Breda-Tilburg
172
MEER WETEN? Bekijk ook eens onze website
http://www.tilburg-taxatie.nl