Brandaan les 1 Dafne. Naar de stad! Inleiding en graven en hertogen. In het jaar 800 werd Karel de Grote de keizer. Hij was de baas van bijna heel Europa. Karel de Grote had een groot en machtig rijk. Maar snel viel het uit elkaar. Het rijk van Karel de Grote was enorm. Het liep van Zuid- Frankrijk tot Denenmarken. Als Karel van zijn woonplaats Aken naar Parijs wilde reizen, was hij zes weken onderweg. Afspraken en stukjes De nieuwste bestuurders waren Graven en Hertogen. Hun stukken land heetten Graafschappen en Hertogschappen. Ze moesten dieven straffen en belastingen innen. En niet vergeten de keizer op de hoogte te houden. Karel vroeg zijn meest betrouwbare soldaten hem te helpen. Zijn enorme rijk hakte hij in stukjes. Controle Hij stuurde controleurs op pad. Bij de graaf van Holland keken ze of de graaf wel netjes alle belasting aan de keizer gaf. En bij de hertog van Brabant controleerden ze of de dieven goed werden gestraft. Van keizer Karel moesten ze alles opschrijven. Dat was heel bijzonder! Want Karel kon zelf niet lezen en schrijven. Karel de grote op reis in zijn rijk.
Vier broers Het was in de koude maand januari van het jaar 814 toen de grote keizer Karel stierf. Zijn zoon Lodewijk kreeg een bericht. Vanaf nu was hij de koning. Van het enorme rijk. Lodewijk was toen 36 jaar oud. Maar Lodewijk
wilde het rijk eigenlijk niet besturen, hij hielde zich liever bezig met het geloof. Verdeling Koning Lodewijk kreeg vier zoons. Lodewijk wilde dat het rijk bij elkaar zou blijven, ook na zijn dood. De zoons hadden daarover heel veel ruzie met hun vader en vooral ook met elkaar. Toen een zoon stierf werd de ruzie nog groter en erger. Toen Lodewijk in 843 stierf, verdeelden de drie broers het grote rijk in stukken. Onrust Terwijl de koningszoons hun ruzies uitvochten, bleven de mensen in het land zonder bescherming achter. Aan de kust doken kleine, snelle schepen op. Die schepen zaten vol woeste mannen met wapens. Het waren de Vikingen, een volk uit het noorden van Europa. Ze werden ook wel Noormannen genoemd. De Vikingen waren zeevaarders en voeren langs de kusten van Europa. Aan land stalen ze alles wat ze te pakken konden krijgen. Ze vernielden stadjes en dorpjes. Wie kon helpen De Graven en de Hertogen werden steeds belangrijker. De koningen waren nergens te bekennen. Die vochten hun eigen ruzies uit. Bij wie konden de mensen dan terecht? Zij zochten hulp en bescherming bij hun graaf of hertog. De graven en hertogen gingen steeds meer zelf beslissen, zonder overleg met de controleurs van de koning. Bijvoorbeeld over aanleg van wegen of over verdediging van hun land. Baas en goed leven. Een graaf of hertog bestuurde een deel van een land voor de koning. Het land was niet van hem. Maar zo voelde het soms wel. Een graaf of hertog woonde in een kasteel. Hij kreeg de fijnste groente en de vetste varkens. De graven, hertogen en jonkvrouwen uit de buurt kwamen graag eten.
Hulp Was de graaf of hertog niet de hele dag druk met het besturen van zijn land? Nee hoor, hij hakte zijn land in stukjes en verdeelde onder zijn ridders. Die vertelde hem af en toe hoe het ging. De controleurs van de koning kwamen bijna nooit langs. Soms zag hij ze jaren niet. Het land was van de koning, maar wie dacht daar nog aan? De graven en hertogen waren de baas. Van huis Een graaf of hertog moest blijven opletten of niemand zijn land afpakte. Daarom was hij vaak op pad. En soms was hij jaren en maanden van huis omdat er veel gevochten moest worden. Zij zorgden ervoor dat er genoeg eten was in het kasteel en dat de belastingen werden geïnd. Naar de stad De graven en hertogen zorgen ervoor dat het land weer rustig werd. Hun ridders zorgen ervoor dat de rovers wegbleven. En dat de buren niet stiekem het land inpikten. Vikingen waren gelukkig geen probleem meer. Die waren al lang verslagen. Nu konden de boeren weer aan het werk en reizigers en handelaren gingen weer veilig op pad.
Meer oogst. Ook op het platteland werd het rustig. En er kwam ook een systeem om de grond af en toe met rust te laten, dus niet elk jaar te zaaien. Dan was er meer oogst in het volgende jaar. Er kwam steeds meer eten. En je hoefde er lang niet meer zo hard te werken.
Ruilen. Er was zo veel eten dat de boeren het zelf niet op konden. Ze wilden het eten ruilen. Tegen een stoel, tegen een vat wijn. Of tegen andere spullen. Je hoefde niet meer op het land te werken voor eten. Sommigen boeren wilde een ambacht leren of spullen gaan verkopen.
Begrippen Kathedraal: Een extra grote en mooie versierde kerk. Een kathedraal is het centrum van een bisdom de bisschop is er de baas.
Gewelf: De boog die het gewicht van het dak kan dragen. Een belangrijke uitvinding. Zo konden kerken hoger worden. En er waren er geen dikke muren meer nodig. Rooms katholieken: Christenen van wie de paus de leider was.
http://www.schooltv.nl/video/de-katholiekekerk-het-gebedshuis-van-katholieken/#q=kerk
Bisschop: Een bisschop bestuurde voor de paus een bepaalde gebied. Zo’n gebied heet een bisdom.
Twee vergelijk. Karel de grote: Deze kleinzoon van Karel Martel kreeg reeds tijdens zijn leven de bijnaam "de Grote" en geldt sinds de middeleeuwen als een van de belangrijkste heersers van het Westen. Gilde: Een gilde was in de tijd van het Ancien Regime een belangenorganisatie van personen met hetzelfde beroep. In sommige delen van de Nederlanden sprak men van ambachten. Gilden en ambachten hebben vanaf de middeleeuwen tot eind 18e eeuw bestaan.
les 2 stadsleven inleiding. De steden werden rijker en groter. Het werd steeds belangrijker om afspraken met elkaar de maken. De mensen in de stad maakten afspraken met de graaf of hertog. Gilden en lid worden. Steden ontstonden vaak op plekken waar handelaren overnachtten en hun spullen opsloegen. Steeds meer mensen van het plattenland trokken naar die plek. De Gildemeester bepaalde of je lid mocht worden van een gilde. Om lid te worden moest je goed zijn in je vak. Winkels. De steden begonnen met winkels. Maar dat mocht niet zomaar. Eerst moest je lid worden van een gilde. Er waren gilden voor bakkers, smeden of leerlooiers, maar ook voor kooplieden. De gilden zorgden voor zieken leden. Ze spaarden geld, zodat zieke leden toch wat inkomsten hadden. De gilden waren erg rijk. Ze bouwden mooie huizen in de stad. Het waren heel mooie huizen. Veel van die huizen staan er nog. Burgers willen rechten. De mensen in de stad werden burgers genoemd. Zij regelden hun zaakjes steeds meer zelf. Toch was de graaf en de hertog er nog steeds de baas. Maar hij kwam af en toe een kijkje een kijkje nemen in de stad. Hij vond het maar druk en vies. Hij bleef liever in zijn kasteel. Afspraak. De burgers van de stad moesten voor alles toestemming vragen aan de hertog of de graaf. Ze kregen toen een brief en daar stond dat de burgers stadsrechten kregen. Opgelost Het probleem van het besturen van de stad is opgelost. De inwoners van de stad mochten nu zelf veel zaken regelen. Elke gilde zorgde voor een stukje van de muur. In de muren kwamen poorten die ‘s avonds werden gesloten. De graaf of hertog eiste nog wel steeds belasting van de burgers.
Straf In de stad kwamen veel mensen bij elkaar wonen, daarom moesten ze regels maken. Iedereen moest weten dat je gestraft werd als je stal of iemand mishandelde. De stad besturen Toen de graaf of de hertog nog steeds de baas was over de stad, had hij een schout en schepen aangewezen. Er kwam een burgemeester om de stad te besturen. Dit was altijd een rijke burger, meestal een koopman. Rechters De burgers overlegden af en toe met de vroedschap om zijn bestuur werk goed de doen. En de schout en de schepenen verdwenen niet. Te kijk Welke straffen kon je krijgen van de schout en de schepenen? In bijna elke stad stond een schandpaal. Die stond op een drukke plek, zoals op de markt of op de stadshuis. Had je gestolen bij een marktkraam? Dan werd je een dag vastgemaakt aan een schandpaal. Mensen mochten rotte eieren of groente naar je gooien. Zwaardere straffen Er waren ook veel zwaardere straffen dan een schandpaal. Je kon ook dan zweepslagen krijgen. Hoe slechter je daad, hoe meer slagen je kreeg. Maar het kon nog erger. Bij diefstal kon de rechter beslissen dat je hand er afgehakt werd. De zwaarste straf die je kon krijgen dat was de doodstraf. Dan werd iemand onthoofd. Of opgehangen of verbrand. Een heks op het marktplein In de middeleeuwen moesten veel vrouwen naar de schout en schepen. Ze werden verdacht van hekserij. Als er genoeg bewijs was werd ze gedood. Op het marktplein waar iedereen het kon zien. Veel mensen kwamen kijken. Bijgeloof De vrouwen wisten veel over kruiden. Ze hielpen bij geboorte van baby’s. Soms konden ze iemand beter maken met een kruidendrankje. Mensen in de middeleeuwen waren erg bijgelovig.
Als een baby doodging of een ziekte uitbrak, wilden ze iemand de schuld geven. Ze dachten dat ze bij de duivel hoorden. Heks De mensen geloofden dat sommige van die vrouwen heksen waren. De verhalen over deze vrouwen werden steeds wilder. Heksen konden vliegen. Heksen konden toveren en je in een pad veranderen.
Heksenwagen Als een vrouw verdacht werd van heksenrij, dan kon ze gewogen worden op een heksenwaag. Als een vrouw te licht was, was ze een heks. De rechters gingen er namelijk vanuit dat een volwassen vrouw minstens vijftig kilo moest wegen om schuldig te zijn. Want alleen als je heel licht bent, kun je op een bezemsteel vliegen. Dat geloofden de mensen toen.
Begrippen Stadsrechten: De afspraken tussen de graaf of hertog en de burgers van de stad. Die wilden stadsrechten en konden nu zelf beslissen over hun stad. In ruil betaalden ze geld aan de graaf of hertog.
Schout en schepen Burgers die de stad bestuurden voor de graaf of hertog. Nadat de stad stadsrechten kreeg, werden ze rechters. Vroedschap Een groep rijke burgers die burgemeester advies gaf. Ze bleven hun hele leven lid van het vroedschap.
Twee vergelijk Doodstraf Als iemand iets heel ergs gedaan had, zoals een moord, dan kon hij of zij de doodstraf krijgen. Dit betekende dat hij dan als straf kreeg dat hij of zij zelf vermoord werd. Bijvoorbeeld door ophangen of kogel.
Wat deden de Vikingen De Vikingen waren vooral boeren en landbouwers. Het land waar ze woonden, was echter niet geschikt om te bewerken. Noorwegen was heel heuvelachtig, Zweden was helemaal bebost en in Denemarken was veel zandgrond en heide. Toen de bevolking toenam, was er niet genoeg land voor iedereen. Daarom gingen sommige Vikingen tegen het einde van de 8ste eeuw op zoek naar andere manieren om aan de kost te komen. De Vikingen maakten bijna alles van hout, omdat hun land erg bosrijk was: 1/ Boten 2/ Huizen
3/ Gereedschap 4/ Handvaten voor gereedschap 5/ Schilden
Brandaan les 3 Maud Inleiding In het jaar 1000 ontstonden er steden in Europa. In de steden woonden veel ambachtslieden. Het belangrijkste gebouw in de stad was de kerk. Het waren prachtige gebouwen die mooi werden versierd. Het geloof Het geloof was voor mensen in de middeleeuwen heel belangrijk. Als de oogst mislukte, had niemand te eten. Mensen zochten steun bij het geloof. Christenen geloven in God. God staat voor alles wat goed is. Christenen geloofden in het verhaal van Jezus Christus die armen en zieken hielp. Kwaad Christenen geloofden ook in de duivel. De mensen in de middeleeuwen waren bang voor de duivel. De duivel staat voor alles wat slecht is: bijvoorbeeld als er een baby doodging dan zeiden ze: dat is het wek van de duivel. Paus De paus is de aller hoogste leider van het christendom. De christenen van wie hij de leider is noem je de rooms-katholieken. In de middeleeuwen verdeelde de paus het land in stukken. Die stukken land heten bisdommen. Een bisschop was de baas van de kerk in zo’n gebied. de bisschop hielp de paus mee. Huizen van God De kerk was het belangrijkste gebouw in het leven van de mensen in de middeleeuwen. Alle baby’s werden in de kerk gedoopt. Als er een nieuwe kerk moest komen was iedereen het er mee eens dat de kerk groter en mooier moest zijn als de anderen steden. Maar vaak waren de bestuurders iets te ijverig, want ze kwamen er veel te laat achter dat hun plannen te veel geld kosten. Als het geld op was werd de bouw gestopt. Soms ging de bouw dan pas een eeuw later weer verder. In de tussentijd keken de mensen vaak naar de kerk, omdat ze niet konden wachten tot de kerk af was.
Groot, groter, grootst De priester was de baas van de kerk in de stad. Daarnaast had elk bisdom een kathedraal. Een kathedraal is een kerk waar de bisschop de baas was. Een kathedraal was groter dan een kerk. En werd nog veel mooier versierd. Een stad met een kathedraal was heel speciaal in de middeleeuwen. Als er een kathedraal gebouwd werd duurde het eeuwen voordat hij klaar was. Bogen Bij het bouwen van een huis of kerk was het belangrijk dat de muren het dak konden dragen. Daarom was voor het jaar 1000 de kerken van stenen gebouwd en had hele dikke muren. Maar door een belangrijke uitvinding veranderde dat. In plaats van een muur van steen kon je nu een gewelf gebruiken. Dat waren grote bogen die veel gewicht kan dragen. Zo konden de kerken groter en sterker worden. Ramen In hoge muren konden groten ramen komen. de kerk moest zo groot en hoog mogelijk worden, want in een prachtig groot versierde ruimte voelden mensen zich klein. Zo werd de macht van God duidelijker.
Glas Het licht dat door de groten ramen kwam werd gedempt met gekleurd glas. De stukken glas zaten in lijsten van lood. De meeste kerken hebben ramen met gekleurd glas en lood erin. Kunst in de kerk Ook de kunstenaars in de stad waren blij als er een kerk als er een kathedraal werd gebouwd. Het was een hele eer om een schilderij te maken voor boven het altaar. Een altaar is een tafel van hout of steen.
Verhaal De schilderijen, beelden en ramen waren niet alleen voor te versieren. Ze waren ook om de gelovigen de Bijbelverhalen te vertellen, want de mensen konden nog niet lezen en schijven. De beelden en schilderijen in de kerk lieten mensen over Jezus en andere mensen, als een soort stripverhaal. Schilderijen Schilders maakten grote schilderijen die boven het altaar kwamen hangen. In die tijd zetten de schilders hun naam nooit op hun schilderij. Maar dat veranderde in 1432. In 1432 hadden de gebroeders van Eyck hun schilderij het lam Gods af. Ze hadden er jaren aan gewerkt. Zij zetten hun namen er wel op. Het lam van Gods werd wereldberoemd en de gebroeders van Eyck ook. Fantasie Beeldhouwers maakte ook afbeeldingen van Jezus en Maria. De kunstenaars probeerden ze zo echt mogelijk er uit te laten zien. Je kon zien of ze verdrietig of blij waren. Er waren ook beelden van draken. Volgens de beeldhouders kwam je die tegen na je dood.
Begrippen Graven en hertogen: Dat waren mensen die in plaats van de koning een gebied bestuurden. Een graaf of hertog was een adel. Vikingen Een volk uit het noorden van Europa. Ze werden ook wel Noormannen genoemd. Gilde Een vereniging of een club van mensen met het zelfde beroep. In de middeleeuwen mocht je alleen je vak uitoefenen.
Heksenwaag Dat was een groten weegschaal waar de heksen werden gewogen. Eigenlijk waren het gewoon mensen die er op stonden. Alleen als ze te licht waren dachten de mensen dat het een heks was.
Twee vergelijk Paus De leider van allen Christenen.
Heksenwaag Dat was een groten weegschaal waar de heksen werden gewogen. Eigenlijk waren het gewoon mensen die er op stonden. Alleen als ze te licht waren dachten de mensen dat het een heks was. Anders was er niets.
Wat hebben we geleerd: Dat ze vroeger gilden hadden. Dat ze erg werden gestraft. We wisten eerst niet wat een kathedraal was en een heksenwaag. We wisten niet dat de versieringen van de kathedraal een verhaal vormde