Inleiding
3 april 1990 is voor mij een historische datum, want toen werd in België de legalisering van abortus goedgekeurd. Koning Boudewijn trad voor 1 dag af omdat hij vanuit zijn geweten deze wet niet kon ondertekenen. Het was een sterk signaal van een grote koning. De regering nam zijn taak over en tekende de wet, waarmee België zich profileerde als één van de meest vooruitstrevende landen, maar vooruitstrevend in wat? Om het heel cru te zeggen: in het legaal doden van medemensen. We durven dit woord bijna niet meer in de mond nemen, maar toch blijft abortus een doden van een menselijk leven, een leven in wording, een mens in wording, een schepsel zoals wij ooit in de moederschoot werden gevormd. Abortus is natuurlijk geen fenomeen dat zich alleen in België voordoet, het is wereldwijd verspreid en het is angstwekkend hoeveel abortussen er ieder jaar worden uitgevoerd, en dan hebben we het alleen maar over deze die gekend zijn. Wellicht gebeuren er evenveel in de clandestiniteit. “In Rama werd een stem gehoord, een hevig gejammer en geklaag. Rachel jammert om haar kinderen, en ze wil niet getroost worden, want ze zijn er niet meer” (Mt. 2, 18), klinkt het in het evangelie bij de kindermoord in Betlehem. Het is een tekst die hier toepasselijk is. Het is om bij te wenen. Sluiten we daarom ons hart voor het leed dat vrouwen en ouders hebben en dat hen tot abortus doet besluiten? Neen, maar zeggen dat het daarom maar moet gelegaliseerd worden is een brug te ver. Door het te legaliseren werd het uit het strafrecht gehaald, en werd een daad, die voorheen een delict was, onder bepaalde voorwaarden getolereerd en straffeloos gemaakt. Men zou 7
daarmee de clandestiene abortussen verminderen en ze in een veiliger omgeving laten plaatshebben, medisch begeleid. Maar werd daarmee een antwoord gegeven op het leed van mensen, de noodsituatie waarin mensen kunnen verkeren en groeide de maatschappij in medemenselijkheid? Ik betwijfel het sterk. Tijdens de hele discussie die eraan voorafging werd heel duidelijk aangevoeld dat men raakte aan iets heiligs: het leven zelf. Het recht op eerbied voor het leven dat tot nog toe absoluut gold en als één van de grondrechten werd beschouwd, werd plots ondermijnd en van zijn absoluut statuut ontdaan. Voortaan zou men onder bepaalde voorwaarden wel mogen doden. Men verschoonde zich door te stellen dat een embryo toch nog geen mens was. Maar wat was het dan wel? Het was een doos van Pandora die werd geopend, en het zou moeilijk zijn deze nog ooit te sluiten, meer nog, ze zou steeds meer opengaan tot alle taboe dat op de heiligheid van het leven lag, zou zijn verdampt. Met de wetgeving op abortus werd de depenalisering van euthanasie als het ware ingeleid, want is abortus geen vorm van euthanasie op wilsonbekwamen? Eigenlijk werd met abortus de begrenzing die in 2002 klonk voor euthanasie al opgeheven: men hoefde echt niet wilsbekwaam te zijn om gedood te worden, daar was reeds een wet voor. Wat we vandaag meemaken met de pogingen om de euthanasiewetgeving uit te breiden naar nieuwe groepen werd in 1990 als mogelijkheid reeds ingeschreven. Sommigen noemen deze redenering demagogisch, maar ik vind de feiten zelf demagogisch. En de strijd die we sindsdien voeren tegen abortus en tegen euthanasie heeft met slechts één principe te maken: de heiligheid van het leven en de daaruit voortvloeiende beschermwaardigheid van alle leven. Ieder compromis is hierbij te veel en stoot op de muur van de absolute waardigheid van ieder menselijk leven, vanaf de conceptie tot de natuurlijke dood. Het is vanuit deze grondvisie dat we proberen na te denken over wat sinds 1990 een evidentie is geworden, dat de zelfbeschikking van de mens meer absoluut is geworden dan de beschermwaardigheid van het leven en dat daarvoor alles moet wijken. Vooral de initiële verontwaardiging is geweken voor een zeker begrip 8
en dat omwille van een andere invulling van de menswaardigheid. Vandaag spreekt men van menswaardig sterven en men bedoelt het leven beëindigen met een dodelijk spuitje. Ik heb ook vastgesteld dat er dikwijls gediscuteerd wordt zonder dat men zich nog uitspreekt over het achterliggend mensbeeld dat men hanteert. In dit essay wil ik juist daarbij stilstaan: wat onze visie is op het leven als christen en welke consequentie deze visie heeft op ons handelen als mens en medemens. Het is de basis voor onze ethische reflectie, die zich niet hoeft te beperken tot de extreme gebieden, maar een dagelijkse act moet zijn en een antwoord geven op de vraag: “Hoe bevorder ik door mijn handelen het goede leven, het goede leven bij mezelf en bij mijn medemens en daardoor in de wereld?” Hiermee willen we niet beweren dat we de waarheid in pacht hebben, dat we ons beter achten dan anderen en dat we altijd boven de maat blijven van dit streven naar het goede leven. Maar in een pluralistische maatschappij hebben we het recht en eigenlijk ook de plicht om daar heel open over na te denken, er onze mening over te uiten en ook van mening te verschillen. Het verklaart alvast waarom we soms compromisloos een stelling blijven verdedigen, omdat we deze als een fundament zien van ons bestaan. Daarom moeten we niet als fundamentalistisch bestempeld worden, maar eerder als consequent. Ik bied dit graag als bezinning aan en hoop dat het mag bijdragen om met grotere openheid naar mekaar te luisteren.
Br. dr. René Stockman, Broeder van Liefde Januari 2014
9
Inhoud
Inleiding
7
1.
Als een stem in de woestijn
11
2.
De mens vanuit bijbels perspectief
19
2.1. De originele mens 2.2. De historische mens 2.3. De eschatologische mens
20 24 29
De broosheid van het leven
35
3.1. De mens in broosheid gedragen 3.2. Gods almacht en onze broosheid 3.3. Gods broosheid is onder ons verschenen
37 40 43
3.
4. De mythe van het absolute
51
4.1. Autonomie, vrijheid en zelfbeschikking 51 4.2. De verabsolutering van de cultuur van het perfecte lichaam en de maakbare mens 57 5.
De mythe van de kwaliteit van het leven
61
5.1. Kwaliteit van leven: wat is dat? 5.2. Essentiële en accidentele kwaliteit van het leven 5.3. De zin van een zinloos leven
62 66 69
6. De waarde en beschermwaardigheid van alle leven
75
6.1. De waardigheid van de menselijke persoon 77 6.2. Groeien in dat onvoorwaardelijke respect voor alle leven 84 7.
Reflecties rond het euthanasiedebat 7.1. Het juridisch kader van de wet van 28 mei 2002 7.2. Momenten van verontwaardiging en de macht van de media
8.
91 93 96
Palliatieve zorg als alternatief voor euthanasie?
111
8.1. Is palliatieve zorg een alternatief voor euthanasie? 8.2. Vriend worden van de dood 8.3. Naar een palliatieve grondhouding 8.4. Een woord over palliatieve sedatie
112 114 116 123
Wat nu?
127