1
BPV-WIJZER
OPLEIDING VERZORGENDE-IG / mbo-VERPLEEGKUNDIGE Versie 3 28 mei 2013
2
BLZ. INHOUDSOPGAVE
2
INLEIDING
4
ALGEMEEN DEEL
6
HOOFDSTUK 1 HOE GA JE LEREN TIJDENS DE BPV? 1.1 VOOR EN BIJ AANVANG VAN DE BPV: PLAN 1.2 TIJDENS DE BPV: DO & CHECK 1.3 NA DE BPV: ACT
7 7 8 9
HOOFDSTUK 2 2.1 2.2 2.3 2.4
HOE GAAT DE BEGELEIDING EN ONTWIKKELINGSGERICHTE BEOORDELING TIJDENS DE BPV? 10 DE ROL VAN DE BPV-DOCENT 10 DE ROL VAN DE WERKBEGELEIDER 11 DE ROL VAN DE DEELNEMER 12 GESPREKKEN TIJDENS DE BPV 13
HOOFDSTUK 3
HOE GAAT DE KWALIFICERENDE BEOORDELING IN JE OPLEIDNG?
14
WELKE REGELS EN AFSPRAKEN GELDEN TIJDENS DE BPV?
15
BIJLAGE I
KERNTAKEN EN WERKPROCESSEN
19
BIJLAGE II
LEREN, BEGELEIDEN EN BEOORDELEN IN COMPETENTIEGERICHT ONDERWIJS
20
BIJLAGE III
TAKEN BINNEN DE PDCA-CYCLUS IN DE BPV
21
BIJLAGE IV
VAN BEGELEID NAAR ZELFSTANDIG FUNCTIONEREN VAN 23 DE STUDENT TIJDENS DE BEROEPSPRAKTIJKVORMING
BIJLAGE V
WOORDENLIJST
HOOFDSTUK 4
SCHOOLDEEL
28 32
3
4 INLEIDING
Voor je ligt de BPV-wijzer. Zoals de titel zegt, wijst deze je de weg door de BeroepsPraktijkVorming tijdens je opleiding.
De BPV-wijzer bestaat uit een algemeen deel en een schooldeel. Het algemene deel geldt voor alle scholen met de competentiegerichte opleiding Verzorgende-IG/ mboVerpleegkundige in de regio Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel. Hierin kun je lezen hoe je tijdens de BPV gaat leren en hoe wij je vanuit school en de BPV-instelling gaan begeleiden en beoordelen. Het schooldeel geeft informatie over hoe de school waar jij op zit de BPV precies invult. In dit deel staan ook de formulieren en hulpmiddelen waar jij gebruik van moet maken.
Algemeen deel De opleiding Verzorgende-IG/ mbo-Verpleegkundige is erop gericht je op te leiden tot een competente arbeidskracht en je voor te bereiden op je taak in de maatschappij. Beroepspraktijkvorming is een belangrijk deel van je opleiding. Op school wordt je voorbereid op de verschillende werkzaamheden, maar op de werkplek doe je praktijkervaring op. Je ervaart wat het is om werknemer te zijn en verwerft al doende de competenties die je nodig hebt om een zorgvrager/cliënt te kunnen ondersteunen bij de zorg en begeleiding. Om te kunnen leren tijdens de beroepspraktijkvorming werk je aan opdrachten die je krijgt vanuit je school. Tijdens het leerproces doorloop je steeds een aantal stappen: plan – do – check – act. Over deze stappen in het leerproces kun je meer lezen in hoofdstuk 1.
Leren doe je niet alleen. Tijdens de beroepspraktijkvorming krijg je begeleiding van één of meer docenten van school en van begeleiders uit de praktijk. Zij helpen je de opdrachten om te zetten naar concrete activiteiten op je werkplek die passen bij jouw leervraag en leerstijl. Op de werkplek krijg je begeleiding bij het uitvoeren van activiteiten. Tijdens de beroepspraktijkvorming komen begeleiders ook tot een beoordeling van je competentieontwikkeling, die jullie regelmatig bespreken. In hoofdstuk 2 lees je meer over met welke begeleiders je te maken krijgt en welke taken zij hebben in je leerproces en bij de ontwikkelingsgerichte beoordeling. Ook leggen we uit welke BPV-gesprekken er zijn en wat van jou gevraagd wordt bij deze gesprekken.
5 Hoofdstuk 1 en 2 gaan over leren, begeleiden en ontwikkelingsgericht beoordelen tijdens de beroepspraktijkvorming. In hoofdstuk 3 staan we kort stil bij de kwalificerende beoordeling. Door middel van kwalificerende beoordeling stellen we vast of je daadwerkelijk beroepsbekwaam bent en je de opleiding kunt afronden met het diploma Verzorgende-IG of mbo-Verpleegkundige.
In het vierde en laatste hoofdstuk van het algemene deel staan de regels die gelden tijdens de beroepspraktijkvorming.
In de hoofdstukken van het algemene deel verwijzen we soms naar bijlagen. In bijlage I staat wat je moet kunnen als Verzorgende-IG/ mbo-Verpleegkundige. Bijlage II geeft weer hoe de samenhang is tussen leren, begeleiden en beoordelen tijdens de opleiding. Bijlage III is een schematische weergave van de rollen van alle betrokkenen bij jouw leerproces. Bijlage IV geeft een overzicht hoe de leerjaren zijn opgebouwd, hierin kun je lezen wat er van jou wordt verwacht tijdens de BPV. In bijlage V staat een woordenlijst met de betekenis van begrippen en afkortingen die vaak gebruikt worden in competentiegericht opleiden.
Schooldeel In het schooldeel staat informatie over de beroepspraktijkvorming van jouw school: Alfa-college, Drenthe College, Noorderpoort of ROC Menso Alting. Hierin vind je bijvoorbeeld de BPVopdrachten, de formulieren die je moet gebruiken en de hulpmiddelen die je nodig hebt, zoals een boek of digitaal instrument.
Wij hopen dat deze BPV-wijzer je duidelijk de weg wijst tijdens de beroepspraktijkvorming. Vergeet niet dat je altijd terecht kunt bij één van de begeleiders van school of de BPV-instelling als je ergens mee zit. We wensen je veel succes en plezier tijdens je BPV!
6
ALGEMEEN DEEL
7 HOOFDSTUK 1
HOE GA JE LEREN TIJDENS DE BPV?
Beroepspraktijkvorming betekent dat je voor een periode van tien weken of langer, enkele dagen per week of de hele week, al doende aan het leren bent in een zorginstelling. Zo verwerf je de competenties die je nodig hebt om een zorgvrager/cliënt te kunnen ondersteunen bij de zorg en begeleiding (zie bijlage I). Je leert van het dagelijks opwerken met ervaren collega’s, maar daarnaast werk je heel gericht aan een aantal opdrachten. Deze opdrachten zijn het vertrekpunt voor het leerproces (zie bijlage II). Het leerproces bestaat uit stappen, die we hier aanduiden met ‘’plan – do – check – act’’. Het is niet moeilijk deze vier stappen terug te vinden in het stappenplan voor het leren dat jouw school gebruikt.
1.1
VOOR EN BIJ AANVANG VAN DE BPV: PLAN
Voordat je start met je BPV bereid je je voor op school. Een goed begin is het halve werk! De planfase bestaat uit een aantal activiteiten. •
Je stelt je op de hoogte van de inhoud van de BPV-wijzer.
•
Je stelt je op de hoogte van de algemene regels die gelden tijdens de BPV, zoals aan- en afwezigheid, het beroepsgeheim en de praktijkovereenkomst (POK).
•
Je verzamelt informatie over je BPV-adres (soort instelling, doelgroep, adresgegevens, bereikbaarheid, leermogelijkheden, regels en afspraken, enz.).
•
Je bespreekt met je BPV-docent welke opdracht(en) je in de BPV kunt/moet doen, die passen bij je leerroute.
•
Je bespreekt met je BPV-docent wat je persoonlijke leerdoelen zijn.
•
Je doet een oriëntatie op de opdracht(en) volgens de methode van je school.
•
Je maakt een plan voor het werken aan je opdracht(en) volgens de methode van je school.
•
Je maakt kennis met de BPV-instelling en je werkbegeleider volgens de wensen van de BPV-instelling (kennismakingsbrief of -mail / individueel telefonisch of persoonlijk kennismakingsgesprek / introductiebijeenkomst of een combinatie daarvan).
•
Je gaat na of je plan in de BPV-instelling uitvoerbaar is en stelt het zonodig bij.
•
Je krijgt een ‘’go’’ van je BPV-docent en werkbegeleider om je opdracht(en) volgens plan uit te gaan voeren.
8 1.2
TIJDENS DE BPV: DO & CHECK
De stap ‘’do’’ staat voor leren door doen: opwerken met je werkbegeleider en andere collega’s en uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op je opdracht(en), waarbij je begeleiding krijgt. Tussendoor doen we regelmatig ‘’checks’’ om te beoordelen of je je ontwikkelt tot een competente beroepsbeoefenaar. Dit betekent: •
Je voert de opdracht(en) volgens je plan uit, waarbij je op de werkvloer directe informatie, instructie en begeleiding krijgt van je werkbegeleider en andere collega’s.
•
Je houdt een logboek bij. Hierin schrijf je de leuke en minder leuke dingen die je beleeft op de werkvloer en belangrijke leermomenten. Je maakt het logboek volgens de aanwijzingen van school.
•
Je controleert zelf of je de opdracht(en) goed hebt gedaan en dit wordt gedaan door je werkbegeleider. Je maakt hierbij gebruik van de beoordelingscriteria bij de opdracht(en) die je krijgt van school.
•
Je reflecteert met je werkbegeleider regelmatig op je voortgang tijdens ontwikkelingsgerichte gesprekken. Je maakt hierbij gebruik van het logboek, de beoordelingscriteria bij de opdracht(en) en je persoonlijke leerdoelen. Je gebruikt de feedback om de uitvoering van je activiteiten bij te stellen.
•
Op gezette tijden, in elk geval halverwege en aan het eind van elke BPV-periode, voer je een ontwikkelingsgericht gesprek met je werkbegeleider en BPV-docent. Je moet je volgens de aanwijzingen van school voorbereiden op zo’n gesprek. In het ontwikkelingsgericht gesprek reflecteren we op je voortgang. Ook stellen we vast of je competentieontwikkeling voldoende is, zodat je de opdracht(en) met een voldoende beoordeling kunt afronden. Bij het reflecteren maken we gebruik van de reflectiemethode van school. Bij het ontwikkelingsgericht beoordelen maken we gebruik van het beoordelingsformulier van school.
•
Als uit een ontwikkelingsgericht gesprek blijkt dat je onvoldoende competentieontwikkeling toont bij een opdracht, stel je je plan bij en werk je verder aan de opdracht en je persoonlijke leerdoelen hierbij.
•
Als uit een ontwikkelingsgericht gesprek blijkt dat je voldoende competentieontwikkeling toont bij een opdracht, levert dit een bewijs op. Wat een bewijs is, bepaalt jouw school. Het bewijs moet je in je portfolio stoppen.
9 1.3
NA DE BPV: ACT
In het ontwikkelingsgerichte gesprek aan het eind van elke BPV-periode maken we een balans op van je competentieontwikkeling: wat kun je, wat kun je nog niet, wat moet je doorontwikkelen in een moeilijker situatie en wat zijn je persoonlijke leerdoelen hierbij? Deze punten neem je mee als vertrekpunt voor je plan voor de volgende BPV-periode.
Als op een gegeven moment blijkt dat er geen ontwikkelpunten meer zijn die vereist zijn voor je beroep en je dus als het ware bent ‘’uitgeleerd’’, beslist de school of en wanneer je op mag voor een kwalificerende beoordeling (zie hoofdstuk 3).
10 HOOFDSTUK 2
HOE GAAT DE BEGELEIDING EN ONTWIKKELINGSGERICHTE BEOORDELING TIJDENS DE BPV?
Je kunt niet leren zonder begeleiding en beoordeling. Je krijgt begeleiding van een BPV-docent van school en van een werkbegeleider in de instelling. Deze begeleiders geven ook een beoordeling van je competentieontwikkeling tot dan toe: de ontwikkelingsgerichte beoordeling (zie bijlage II). In dit hoofdstuk gaan we in op de rollen van de begeleiders tijdens de BPV en de ontwikkelingsgerichte gesprekken die zij met jou voeren. Ook gaan we in op jouw rol daarbij. Deze rollen zijn voor iedereen die betrokken is bij jouw leerproces verwerkt in bijlage III en IV.
2.1
DE ROL VAN DE BPV-DOCENT
Verantwoordelijkheid De BPV-docent is een docent van school, die jou begeleidt in de beroepspraktijkvorming in de BPV-instelling. Het kan een docent zijn die jou ook in een andere rol begeleidt, zoals een studieloopbaanbegeleider of coach. De BPV-docent werkt samen met de BPV-coördinator(en) op school. Taken Ten aanzien van ‘’plan’’: •
Is voor jou, je ouders/verzorgers, je werkbegeleider en eventueel andere betrokkenen, zoals een hulpverlener, de eerste contactpersoon tijdens de BPV.
•
Informeert je over de beroepspraktijkvorming tijdens de opleiding.
•
Helpt je bij het oriënteren op de opdracht(en) en persoonlijke leerdoelen.
•
Helpt je bij het opstellen van een plan dat aansluit bij je leerroute en leerstijl en geeft hiervoor samen met de werkbegeleider een ‘’go’’.
Ten aanzien van ‘’do’’ en ‘’check’’: •
Zorgt voor de aansluiting tussen leren in de praktijk en leren op school.
•
Houdt contact met de begeleiders op je BPV-adres.
•
Bewaakt de voortgang van je leerproces op de BPV.
•
Voert op je BPV-adres, samen met de werkbegeleider, ontwikkelingsgerichte gesprekken met jou.
•
Is verantwoordelijk voor het juist uitvoeren van de procedure die school hanteert bij het begeleiden en ontwikkelingsgericht beoordelen in de BPV.
•
Legt de beoordelingsresultaten vast volgens de op school afgesproken procedure.
•
Controleert op voldoende aanwezigheid.
11 Ten aanzien van ‘’act’’: •
Draagt punten aan die je in de toekomst moet ontwikkelen.
•
Bewaakt dat deze opgenomen worden in het plan voor een volgende BPV-periode.
2.2
DE ROL VAN DE WERKBEGELEIDER
Verantwoordelijkheid De werkbegeleider is jouw eerste aanspreekpunt in de BPV-instelling als het gaat om jouw begeleiding. Het is vaak een gediplomeerde beroepsbeoefenaar, maar kan ook een ouderejaars leerling zijn of een praktijkopleider van de instelling. De werkbegeleider geeft informatie en instructie. Zij is jouw voorbeeld in het uitvoeren van het werk en het werkzaam zijn als beroepsbeoefenaar. Zij helpt je bij het omzetten van je opdracht(en) en persoonlijke leerdoelen in concrete activiteiten die je in de instelling uit kunt voeren. Zij beoordeelt je voortgang in competentieontwikkeling, reflecteert hierop met jou en geeft je gerichte feedback om je leerproces bij te stellen. De werkbegeleider werkt samen met de praktijkopleider(s) in de BPV-instelling.
Taken Ten aanzien van ‘’plan’’: •
Is voor jou en je BPV-docent de eerste contactpersoon in de instelling.
•
Informeert je over de instelling en introduceert jou in de instelling.
•
Helpt je bij het uitvoerbaar maken van je plan in de instelling en geeft hiervoor samen met de BPV-docent een ‘’go’’.
•
Helpt je bij het voorbereiden van de opdracht(en) en deze omzetten in concrete activiteiten.
Ten aanzien van ‘’do’’ en ‘’check’’: •
Creëert een veilige leeromgeving.
•
Zorgt voor voldoende leermogelijkheden die aansluiten bij je plan.
•
Helpt je bij het leren op de werkvloer door een voorbeeld te zijn.
•
Geeft informatie en instructie over het werk.
•
Controleert de uitvoering van de activiteiten en opdracht(en).
•
Geeft jou feedback over de uitvoering van de activiteiten en opdracht(en).
•
Voert regelmatig ontwikkelingsgerichte gesprekken met jou.
•
Bereidt ontwikkelingsgerichte gesprekken alleen of samen met jou voor.
•
Voert samen met je BPV-docent ontwikkelingsgerichte gesprekken met jou.
12 •
Spreekt de ontwikkelingsgerichte beoordeling van de opdracht(en) uit en legt deze vast.
•
Neemt bij problemen contact op met de school.
•
Registreert aan- en afwezigheid.
Ten aanzien van ‘’act’’: • 2.3
Draagt punten aan die je in de toekomst moet ontwikkelen.
DE ROL VAN DE DEELNEMER
Verantwoordelijkheid Als deelnemer ben je stagiaire (BOL) of leerling (BBL) in de BPV-instelling. Je werkt onder verantwoordelijkheid van een gediplomeerde beroepsbeoefenaar. Naarmate je competentieontwikkeling vordert, verandert de situatie waarin je werkt, de mate van begeleiding die je krijgt en je verantwoordelijkheid. De complexiteit van de beroepssituatie waarin je werkt, neemt toe. Je krijgt bijvoorbeeld te
-
maken met meer zorgvragers/ cliënten tegelijk of met een zorgvrager/ cliënt die kampt met meerdere problemen. De mate van begeleiding die je krijgt, neemt af. We sturen je leren van geleid naar
-
begeleid naar zelfstandig. De mate van verantwoordelijkheid die je krijgt, neemt toe. In het begin ben je vooral gericht
-
op het goed uitvoeren van je eigen taken, maar later moet je ook samen kunnen werken met collega’s en oog hebben voor de organisatie waarin je werkt. Zo groei je toe naar de startbekwaamheid van de beginnende beroepsbeoefenaar.
Taken Ten aanzien van ‘’plan’’: •
Maak je kennis eigen over de instelling en haar zorgvragers/ cliënten.
•
Maak een plan volgens de aanwijzingen van school.
•
Stel het plan bij in overleg met de werkbegeleider en BPV-docent.
•
Bereid de opdracht(en) en uitvoering van activiteiten voor.
Ten aanzien van ‘’do’’ en ‘’check’’: •
Werk mee met de werkbegeleider en anderen.
•
Zoek tijdens het meewerken naar aanknopingspunten voor het uitvoeren van activiteiten die passen bij de opdracht(en).
•
Voer activiteiten uit die passen bij de opdracht(en).
•
Controleer de uitvoering van de activiteiten en opdracht(en).
•
Verzamel bewijzen voor je competentieontwikkeling.
13 •
Bereid ontwikkelingsgerichte gesprekken voor en voer de gesprekken.
•
Schakel bij problemen op tijd één van je begeleiders in.
•
Houd je aan de regels, zoals voor aan- en afwezigheid.
Ten aanzien van ‘’act’’: •
Luister naar de feedback die je krijgt en pas deze toe tijdens het verder leren.
•
Noteer punten die je in de toekomst moet ontwikkelen.
2.4
GESPREKKEN TIJDENS DE BPV
Tijdens de BPV voeren zowel de BPV-docent als de werkbegeleider regelmatig ontwikkelingsgerichte gesprekken met jou. Dit kan inhouden dat je een kort gesprek voert met je werkbegeleider, maar ook dat je een gesprek voert met je werkbegeleider en de BPV-docent van school.
De ontwikkelingsgerichte gesprekken met je werkbegeleider zijn bedoeld om je op weg te helpen bij het omzetten van je opdrachten in concrete activiteiten, de uitvoering van de activiteiten te controleren, te reflecteren op wat je leert en hoe je leert en je feedback te geven zodat je verder kunt werken aan je opdracht(en) en persoonlijke leerdoelen. Het hangt van de BPV-instelling af hoe vaak deze ontwikkelingsgerichte gesprekken plaatsvinden en of ze meer of minder volgens een vast rooster verlopen. Dat hangt ook af van jouw behoefte aan een ontwikkelingsgericht gesprek. In het begin geven we de voorkeur aan geplande gesprekken die één keer per week of per twee weken plaatsvinden. De ontwikkelingsgerichte gesprekken die je voert met je werkbegeleider én de BPV-docent zijn bedoeld om de voortgang in je competentieontwikkeling vast te stellen en om de uitvoering van opdrachten te bespreken. Daarnaast worden afspraken gemaakt over punten die je in de toekomst verder moet ontwikkelen. Hierbij maken we gebruik van je plan en van formulieren van school.
Je hebt je plan, je opdracht(en) met beoordelingscriteria en je logboek nodig tijdens de ontwikkelingsgerichte gesprekken. Gemaakte afspraken neem je op je in je logboek.
14 HOOFDSTUK 3
HOE GAAT DE KWALIFICERENDE BEOORDELING IN JE OPLEIDNG?
Je hebt gelezen dat je op twee manieren wordt beoordeeld: ontwikkelingsgericht en kwalificerend.
Ontwikkelingsgericht beoordelen gebeurt tijdens het leerproces, zowel op school als in de BPV, door degenen die je dan begeleiden. Het zijn beoordelingen om van te leren. Je krijgt feedback van je begeleiders, waarmee je je verder kunt ontwikkelen. Uit de ontwikkelingsgerichte beoordelingen zal op een gegeven moment blijken dat je als het ware bent ‘’uitgeleerd’’ voor je beroep of een onderdeel daarvan, zoals een kerntaak of werkproces. Je stapt dan over van het onderwijsleerproces naar het examenproces (zie bijlage II).
Tijdens het examenproces is sprake van kwalificerende beoordeling. We stellen vast of je daadwerkelijk kunt aantonen dat je competent bent en in aanmerking komt voor een beroepskwalificatie. De wijze van kwalificerende beoordeling oftewel assessment kan verschillen per school. Hoe het op jouw school gaat, staat in je onderwijs- en examenregeling. Elke school streeft ernaar twee onafhankelijke deskundigen, bij voorkeur een docent van school en een opleider uit de praktijk, te betrekken bij een assessment. Ten minste één van de assessoren is iemand die je niet tijdens het leerproces heeft begeleid.
15 HOOFDSTUK 4
WELKE REGELS EN AFSPRAKEN GELDEN TIJDENS DE BPV?
Tijdens de BPV houd je je aan algemene regels. Deze zijn gebaseerd op de onderwijs- en praktijkovereenkomst. In het schooldeel kunnen aanvullende regels vanuit jouw school staan. In de praktijkovereenkomst kan de BPV-instelling aanvullende regels stellen. Beroepsgeheim Je bent, evenals degene die reeds tot het beroep is toegelaten, verplicht geheim te houden al hetgeen je gedurende de opleiding tot het beroep is toevertrouwd of hetgeen dat je daarbij ter kennis is gekomen of waarvan je het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.
Contact met ouders/verzorgers en anderen Wanneer je ouders/ verzorgers of andere betrokkenen, zoals hulpverleners, meer willen weten over de gang van zaken rondom de BPV, moeten zij contact opnemen met je BPV-docent van school. Zij mogen niet rechtstreeks contact opnemen met de BPV-instelling. Duur, aantal uren, werktijden en vakantie tijdens de BPV De duur van de BPV is ten minste tien weken of een veelvoud daarvan. Elke BPV-periode begint en eindigt op een vaste datum. Je gaat elke week afwisselend enkele vaste dagen naar school en bent enkele dagen in de BPV-instelling of je bent de hele week in de BPV-instelling. Je krijgt op school informatie over de BPV-indeling. Als de BPV-instelling of jij af willen wijken van de BPVindeling, moet dat in overleg met de BPV-docent.
Per BPV-dag ben je acht uren in de BPV-instelling. Gemiddeld ben je elke dag zeven uren aan het werk en heb je één studie-uur voor het voorbereiden en evalueren van opdrachten en voeren van gesprekken met je begeleiders. Je maakt in je BPV-instelling afspraken over wanneer je je studie-uren plant, bijvoorbeeld dagelijks op een vast uur of meerdere uren achter elkaar. Je mag de studie-uren niet opsparen, omdat dit je leerproces niet ten goede komt.
De BPV-instelling bepaalt de werktijden en overlegt deze met jou. De instelling kan je overdag inzetten, maar ook in de avonduren en de weekeinden, mits er werkbegeleiding aanwezig is. Als je nog geen 18 jaar bent, mag je niet werken tussen 23.00 en 7.00 uur.
16 Afspraken over vakanties: Als je gaat werken in de zorg betekent dit dat schoolvakanties en feestdagen niet automatisch vrije dagen zijn. Er worden een aantal uren afgesproken voor de BPV, deze worden opgenomen in de praktijkovereenkomst (POK). Het is belangrijk dat dit aantal uren behaald wordt en dat is in sommige branches lastig wanneer regionale vakanties worden aangehouden. Bijvoorbeeld in de branches thuiszorg, gehandicaptenzorg of kraamzorg. Wanneer deze dagen versnipperd worden opgenomen kunnen deze uren wel worden behaald. Dat betekent dat je niet altijd recht hebt op de schoolvakantie en feestdagen wanneer deze in de BPV-periode vallen. Daarom geldt de volgende richtlijn: de vakanties, zoals aangegeven op de periodisering, plan je in overleg met de instelling. Kijk voor meer informatie op het document BPV- stagemodellen inclusief uren POK op www.netwerkzon.nl. Eisen van BPV-instellingen De BPV-instelling kan eisen dat je een bepaalde gezondheidsverklaring afgeeft voordat je er BPV mag doen, zoals een mantoux-verklaring, een MRSA-attest of van een hepatitis B-vaccinatie. Soms stelt een BPV-instelling andere eisen. De school informeert je op tijd over de eisen van BPV-instellingen. De BPV-instelling meldt aan de belastingdienst hoeveel stagevergoeding je ontvangt. Klachten, beroep en bezwaar Het indienen van klachten over de BPV, in beroep gaan of bezwaar aantekenen tegen een beslissing die samenhangt met de BPV wat de BPV-instelling betreft, moet je doen volgens de regels die school hiervoor heeft. Onregelmatigheden Wanneer je je tijdens de BPV schuldig maakt aan onregelmatigheden, zoals bedrog, diefstal of handelen in strijd met de voorschriften, kan de BPV-instelling of school je deelname aan de BPV ontzeggen. School beslist over eventuele vervolgmaatregelen. Plaatsing in de BPV (BOL) De school draagt zorg voor plaatsing in de BPV. De plaatsing wordt in eerste instantie bepaald door de BPV-plaatsen die we hebben en pas in tweede instantie door jouw voorkeur. Op voorhand kunnen we bij plaatsing geen rekening houden met: -
fysieke belemmeringen voor het uitvoeren van dagelijkse werkzaamheden in het beroep, zoals een zwakke rug of eczeem;
17 -
bezwaren tegen het reizen naar en van het BPV-adres, zoals redelijke reistijd of reiskosten;
-
sociale verplichtingen, zoals gezinstaken of bijbaantjes;
-
bezwaren tegen het werken met bepaalde groepen zorgvragers/cliënten, zoals mannen, ouderen of verstandelijk gehandicapten.
Als school het niet verantwoord vindt dat je in BPV gaat, kan school plaatsing weigeren. Hierover gaat school met jou in gesprek. Praktijkovereenkomst Bij aanvang van de BPV sluiten jij, de BPV-instelling en school een praktijkovereenkomst (POK) af. Hierin staan de wederzijdse rechten en plichten. In de praktijkovereenkomst moeten ook aanvullende regels en afspraken, bijvoorbeeld over werktijden en vrije dagen, vastgelegd worden. Verzekering Als je tijdens werktijd schade hebt toegebracht, moet je dit onmiddellijk doorgeven in de BPVinstelling. De BPV-instelling neemt zo spoedig mogelijk contact op met je BPV-docent of de BPVcoördinator van school. Deze zorgt voor verdere afwikkeling. Door jou mag nooit een uitkering voor geleden schade aan de instelling worden toegezegd of gedaan als je voor vergoeding door de verzekering in aanmerking wilt komen. Verzuim in de BPV Je moet alle BPV-dagen die in een periode voor jou gepland zijn, aanwezig zijn op je BPV-adres. Je kunt echter ziek worden of je hebt iets bijzonders, waardoor je moet verzuimen.
Ziekte: Je moet de BPV-instelling hiervan in kennis stellen vóór werktijd. Je moet je ook ziek melden op school. Je doet dit volgens de regels die gelden in de BPV-instelling en op jouw school. Vergeet niet je ook weer beter te melden!
Bijzondere omstandigheden: Bespreek in je BPV-instelling en met je BPV-docent, als het kan van tevoren, wat er aan de hand is, bijvoorbeeld een sterfgeval, trouwerij of rijexamen. De BPV-instelling en BPV-docent bepalen samen of je vrij krijgt.
18 In onderling overleg tussen de BPV-docent en de BPV-instelling wordt bepaald in hoeverre je de gemiste uren moet inhalen.
19 BIJLAGE I KERNTAKEN EN WERKPROCESSEN KWALIFICATIEDOSSIER VERZORGENDE-IG / MBOVERPLEEGKUNDIGE1, GELDIG VANAF 2012 Verzorgende-IG Kerntaak 1. Bieden van zorg en ondersteuning op basis van het zorgdossier
2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
Mbo-Verpleegkundige Kerntaak 1. Bieden van zorg en begeleiding in het verpleegkundig proces
2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken
1
Werkproces 1.1 Stelt (mede) het zorgplan op 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit 1.4 Voert partusassistentie uit 1.5 Begeleidt een zorgvrager 1.6 Begeleidt een groep zorgvragers 1.7 Ondersteunt bij wonen en huishouden 1.8 Geeft voorlichting, advies en instructie 1.9 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties 1.10 Stemt de zorgverlening af 1.11 Evalueert de zorgverlening 2.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 2.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 2.3 Geeft werkbegeleiding
Werkproces 1.1 Stelt de verpleegkundige diagnose en stelt het verpleegplan op 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en wel-bevinden 1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit 1.4 Begeleidt een zorgvrager 1.5 Begeleidt een groep zorgvragers 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie 1.7 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties 1.8 Coördineert de zorgverlening 1.9 Evalueert de zorgverlening 2.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 2.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 2.3 Geeft werkbegeleiding
Het complete kwalificatiedossier te downloaden van www.calibris.nl.
20 BIJLAGE II LEREN, BEGELEIDEN EN BEOORDELEN IN COMPETENTIEGERICHT ONDERWIJS Onderwijsleerproces: Leren, begeleiden en ontwikkelingsgericht beoordelen Examenproces : Kwalificerend beoordelen Per leereenheid (bv. een kerntaak, werkproces of beroepsprestatie): BEROEPSGERICHTE OPDRACHTEN
ONDER W IJ S LEER PROCES SCHOOL EN/OF BPV
EXAMEN PROCES
Deelnemer verricht leeractiviteiten en produceert bewijzen voor haar/zijn kunnen Begeleiders van school en/of BPV-instelling verrichten begeleidingsactiviteiten (coaching) Deelnemer verzamelt en ordent bewijzen in een PORTFOLIO
LEREN
BEGELEIDEN
ONTWIKKELINGSGERICHT BEOORDELEN
Begeleiders keuren bewijzen goed/af op basis van de indicatoren (ontwikkelingsgerichte beoordeling) Deelnemer krijgt vanuit school een GO / NO GO voor het examen. In geval van GO: EXAMEN/ASSESSMENT door middel van PROEVE VAN BEKWAAMHEID of EINDVERSLAG EN EXAMENGESPREK (bijvoorbeeld verantwoordingsverslag of assessmentgesprek) Beoordeling door onafhankelijke assessoren, bij voorkeur 1 vanuit school en 1 vanuit BPV (geen begeleider van de deelnemer; deskundig inzake assessmentmethodiek en inhoud)
KWALIFICEREND BEOORDELEN =
In het schooldeel van de BPV-wijzer staat de variant van examinering beschreven die jouw school gebruikt.
EXAMINEREN
21 BIJLAGE III TAKEN BINNEN DE PDCA-CYCLUS IN DE BPV PLAN Deelnemer Maak een PAP voor je stage. Maak hierin duidelijk:
Werkbegeleider Ga na of het PAP haalbaar is: -
-
Aan welke werkprocessen je gaat werken Welke activiteiten je zou willen doen Wanneer je dit wilt uitvoeren Wanneer je begeleiding wilt en van wie Wanneer je beoordeelt wilt worden Welk bewijsmateriaal je wilt verzamelen voor je ontwikkelingsgerichte beoordeling?
-
Spelen de werkprocessen op de betreffende afdeling? Kunnen de activiteiten op de afdeling uitgevoerd worden? Moeten er aanvullende afspraken gemaakt worden?
Stel het plan in overleg met de deelnemer én de BPV-docent in een kennismakingsgesprek vast.
BPV-docent Ga na of het PAP haalbaar is: -
Passen de werkprocessen in de leerroute? Kunnen de activiteiten in de leerroute worden uitgevoerd? Moeten er aanvullende afspraken gemaakt worden?
Hulpmiddelen -
format PAP (kan per ROC variëren) overzicht werkprocessen (Deel C kwalificatiedossier) opdrachtenmagazijn dat deelnemer gebruikt (kan per ROC variëren)
Resultaat PAP (Persoonlijk activiteiten plan)
Stel het plan in overleg met de deelnemer én de werkbegeleider in een kennismakingsgesprek vast.
Wees de eerste contactpersoon voor de betrokkenen tijdens de BPV.
Overleg (samen met je BPVdocent) met je werkbegeleider over de haalbaarheid van je activiteitenplan en wijzig het zo nodig.
DO Deelnemer Werk mee met je werkbegeleider en anderen op de werkplek. Bereid daarnaast je activiteiten voor en voer ze uit
Werkbegeleider Vervul een voorbeeldfunctie tijdens meewerken en geef instructie en directe feedback Begeleid de deelnemer bij het voorbereiden en uitvoeren van activiteiten. Sluit in je begeleiding aan op de fase van beroepsontwikkeling.
BPV-docent
Hulpmiddelen
Zorg voor aansluiting tussen leren in de praktijk en leren op school. Bewaak de voortgang van het leerproces op de BPV.
-
Resultaat
opdrachten magazijn Uitgevoerde activiteiten handreiking voor coaching (soorten vragen, feedback, reflectie, etc) overzicht competentieniveaus i.r.t. fasen van beroepsontwikkeling).
22 CHECK Deelnemer Verzamel bewijzen voor je ontwikkelingsgerichte beoordeling. Reflecteer methodisch dagelijks/ wekelijks op je leerproces en leerresultaat i.r.t. de door jou uitgevoerde activiteiten. Vraag minimaal drie betrokkenen wat ze van een uitgevoerde activiteit vonden (de zorgvrager, familie van de zorgvrager, collega’s, etc.) Houd dit bij in je portfolio.
Werkbegeleider Observeer de deelnemer tijdens het uitvoeren de activiteiten a.d.h.v. prestatie-indicatoren die horen bij betreffende werkproces. Bespreek de voortgang in competentieontwikkeling tijdens wekelijkse voortgangsgesprekken en evaluatiegesprekken halverwege en aan het eind van een BPV-periode. Je maakt daarbij gebruik van het logboek dat de deelnemer bijhoudt.
Bespreek je voortgang tijdens wekelijkse voortgangsgesprekken met werkbegeleider. Draag ook bij aan de ontwikkelingsgerichte beoordeling (beoordelen om te leren) in evaluatiegesprekken tijdens en aan het eind van iedere BPVperiode.
Stel op basis hiervan en op basis van feedback van anderen de mate van competentieontwikkeling vast.
Deelnemer
Werkbegeleider
BPV-docent
Hulpmiddelen
Bespreek de voortgang in competentieontwikkeling tijdens evaluatiegesprekken halverwege en aan het eind van een BPVperiode.
-
Stel op basis hiervan en op basis van feedback van anderen de mate van competentieontwikkeling vast..
-
-
prestatie-indicatoren bij de werkprocessen (deel C, Kwalificatiedossier) procesbeschrijving/ protocol voor voortgangs- en evaluatiegesprekken instrumenten voor methodische reflectie 0 (STARRT-methode, 360 feedback, etc).
Resultaat Beoordeling door begeleider Reflectie van deelnemer Bewijsmateriaal
ACT Kies op basis van de feedback en je reflectie ontwikkelpunten om aan te werken. Maak hier in een duidelijke prioritering: wat ga je wanneer doen? Stel op basis hiervan zo nodig je PAP bij.
BPV-docent
Begeleid de deelnemer bij het kiezen en prioriteren van ontwikkelpunten.
Begeleid de deelnemer bij het kiezen en prioriteren van ontwikkelpunten.
Draag daarbij zorg voor het maken van duidelijke afspraken over het verwerken van de ontwikkelpunten in het PAP. De ontwikkelpunten kunnen overigens ook betrekking hebben op de verdere ontwikkeling op school.
Draag daarbij zorg voor het maken van duidelijke afspraken over het verwerken van de ontwikkelpunten in het PAP. De ontwikkelpunten hebben ook betrekking op de ontwikkeling tijdens een volgende BPVperiode.
Hulpmiddelen -
format PAP (kan per ROC variëren) overzicht werkprocessen (Deel C kwalificatiedossier) opdrachtenmagazijn dat deelnemer gebruikt (kan per ROC variëren)
Resultaat Herzien PAP voor verder ontwikkeling in BPV of op school.
23 BIJLAGE IV VAN BEGELEID NAAR ZELFSTANDIG FUNCTIONEREN VAN DE STUDENT TIJDENS DE BEROEPSPRAKTIJKVORMING Inleiding Wat mag je als werkbegeleider verwachten van een student tijdens de beroepspraktijkvorming en wat mag de student van de werkbegeleider verwachten t.a.v. de te ontvangen begeleiding. Opbouw per leerjaar: Leerjaar 1 Verzorgende niveau 3 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als beginnende deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; als beginnende deelnemer geleid zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 7; als beginnende deelnemer onder begeleiding zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Leerjaar 2 Verzorgende niveau 3 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als gevorderde deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; als gevorderde deelnemer onder begeleiding zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 5; als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 3; vanaf week15; als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 3 Verzorgende niveau 3 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als ervaren deelnemer/ beginnend beroepsbeoefenaar. Stadium 1; vanaf week 1; als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en onder begeleiding zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 7; als beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties
24 Leerjaar 1 Verpleegkundige niveau 4 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als beginnende deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; als beginnende deelnemer geleid zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 7; als beginnende deelnemer onder begeleiding zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Leerjaar 2 Verpleegkundige niveau 4 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als gevorderde deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; als gevorderde deelnemer onder begeleiding zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 5; als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 3; vanaf week 15; als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 3 Verpleegkundige niveau 4 bol; Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als ervaren deelnemer / beginnend beroepsbeoefenaar. Stadium 1; vanaf week 1; als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en onder begeleiding zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 7; als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 4 verpleegkundige niveau 4 bol; Stadium 1; vanaf week 1; - als beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in hoogcomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 4; als beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties en onder begeleiding aan zorgvragers in hoogcomplexe zorgsituaties. Stadium 3; vanaf week 10; als beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe, middencomplexe en hoogcomplexe zorgsituaties
25 Geleid leren, begeleid leren, zelfstandig leren De student wordt naarmate zijn stage binnen de beroepspraktijkvorming vordert, steeds meer verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. In het leerproces van de student worden drie stadia onderscheiden: geleid leren, begeleid leren en zelfstandig leren. Bij de start van de BPV van de student vervullen de werkbegeleiders een sturende rol. Naarmate het leerproces vordert, verandert ook de rolverdeling tussen de werkbegeleider en de student. De rolverdeling tussen de werkbegeleider en de student is daarom elk stadium anders. In het laatste stadium van het leerproces heeft de werkbegeleider een coachende rol. Door een coachende begeleidingsrol wordt de student gestimuleerd om zelf meer inhoud en richting te geven aan het leerproces en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. Onderstaand schema beschrijft de rol van de student en de rol van de werkbegeleider tijdens de verschillende stadia in het leerproces. De stappen die een student neemt tijdens het leren (oriënteren, uitvoeren en afsluiten) zijn hierbij een leidraad. Stadia in het leerproces van de student Stappen Oriënteren
Uitvoeren
Geleid leren
Begeleid leren
Zelfstandig leren
De student: • Wacht af, • Ontvangt informatie, • Neemt nauwelijks initiatief.
De student: • Maakt samen met de begeleider een plan, • Zoekt zoveel mogelijk zelf informatie op, • Vraagt hulp als dat nodig is. De werkbegeleider: • Bespreekt de aanpak van de deelnemer, • Legt uit als dat nodig is.
De student: • Neemt initiatief, • Beoordeelt zijn eigen plan, • Bepaalt zelf of hij hulp nodig heeft.
De student: • Vraagt feedback als dat nodig is.
De student: • Controleert zijn eigen handelen aan de hand van zijn eigen plan, • Motiveert zichzelf.
De werkbegeleider: • Geeft feedback als de student hierom vraagt, • Motiveert de student.
De werkbegeleider: • Geeft feedback op de eigen controle en reflectie van de student.
De werkbegeleider: • Bereidt voor, • Legt het wat en hoe uit, • Doet het voor, • Geeft het doel en nut aan, • Motiveert de deelnemer • Spoort initiatieven aan. De student: • Voert voorgestructureerde afgeronde taken uit, • Wordt tussentijds beoordeeld. De werkbegeleider: • Beoordeelt tussentijds de werkzaamheden van de deelnemer, • Stuurt de deelnemer bij, • Geeft feedback.
De werkbegeleider: • Schept voorwaarden zodat de deelnemer de taak zelfstandig kan uitvoeren.
26 Terugkijken
De student: • Laat zijn werk beoordelen, • Krijgt verbeterpunten voor de volgende keer. De werkbegeleider: • Beoordeelt de werkzaamheden, • Houdt de evaluatie in eigen hand, • Formuleert verbeterpunten voor de student.
De student: • Kijkt terug op eigen werkzaamheden, • Formuleert leerpunten. De werkbegeleider: • Bespreekt hoe het leren heeft plaatsgevonden, • Motiveert tot het formuleren van leerpunten.
De student: • Controleert zijn eigen werkzaamheden, • Reflecteert op eigen gedrag en handelen. De werkbegeleider: • Geeft feedback op de eigen controle en reflectie van de student
Bron: Calibris-training, Basisvaardigheden opleiden, begeleiden en beoordelen van de BPVstudenten
27 Vier niveaus van beroepsontwikkeling Onderstaand schema geeft per niveau van de beroepsontwikkeling weer wat verwacht mag worden t.a.v. complexiteit van zorg, de verantwoordelijkheid voor het werk, het beheersingsniveau van de vaardigheden en de begin situatie in verband met de begeleiding. Niveau van beroepsontwikkeling
Complexiteit van de
Verantwoordelijkheid voor
Beheersingsniveau van
Beginsituatie in verband
zorgsituatie
werk
de vaardigheden
met de begeleiding
Beginnende deelnemer
Is gericht op eigen
Voert activiteiten volgens vooraf
Kan basisberoeps-
Heeft zich basiskennis en
Niveau 3;
functioneren op micro
vastgestelde planning en met
vaardigheden volgens
basisvaardigheden m.b.t.
leerjaar 1 fase 1
niveau, minder op de
duidelijke instructies geleid of
standaarden uitvoeren.
Fase 1 eigen gemaakt in
Niveau 4;
zorgvrager en de context.
onder begeleiding uit.
Is beperkt in staat
oefensituaties op school.
Leerjaar 1 fase 1
Ervaart elke situatie als
basisberoeps-
Kan deze volgens de regels
nieuw, spannend.
vaardigheden flexibel te
toepassen. Heeft veel
hanteren.
instructie en begeleiding nodig.
Gevorderde deelnemer
Herkent taken die
Maakt onder begeleiding een
Niveau 3;
samenhangen met het
planning van de werkzaamheden. vlot uitvoeren in
Kan beroepsvaardig-heden
Is bezig zich basiskennis en
Leerjaar 2 fase 1
verlenen van laag
Voert basisberoeps-
laagcomplexe zorgsituaties maken t.a.v. Fase 1 en Fase
en fase2
complexe zorg op
vaardigheden volgens vooraf
op micro niveau.
2. Kan dit deels zelfstandig,
Niveau 4;
microniveau.
basisvaardigheden eigen te
vastgestelde planning en met
Is in beperkte mate in staat
deels onder begeleiding
Leerjaar 2 fase 1
duidelijke instructies in
beroeps-
toepassen bij het
en fase 2
toenemende mate onder
vaardigheden flexibel te
verzorgen/verplegen.
begeleiding op afstand uit.
hanteren
Ervaren deelnemer
Herkent taken die
Maakt zelfstandig een planning
Kan beroepsvaardig-heden
Heeft zich kennis en
Niveau 3;
samenhangen met het
van de werkzaamheden i.vm.
vlot en flexibel uitvoeren in
vaardigheden eigen gemaakt
Leerjaar 3 fase 2
verlenen van laag- en
taken op micro niveau in laag
laagcomplexe zorgsituaties t.a.v. Fase 2.
Niveau 4;
middencomplexe zorg,
complexe situaties en voert de
op micro niveau.
Kan dit met redelijke mate
Leerjaar 3 fase 2
rekening houdend met de
planning zelfstandig uit. Kan
Kan beroepsvaardig-heden
van zelfstandigheid
specifieke zorgsetting
taken op micro niveau in midden
vlot en in beperkte mate
toepassen bij het
binnen een branche
complexe zorgsituaties en op
flexibel uitvoeren in
verzorgen/verplegen binnen
meso niveau geleid en onder
middencomplexe
een branche
begeleiding plannen, uitvoeren en zorgsituaties evalueren Beginnende
Herkent taken in laag-,
Kan
Beheerst kennis en
beroepsbeoefenaar
midden- en (bij niveau 4)
beroepsvaardig-heden
vaardigheden t.a.v. Fase 3.
Niveau 3;
hoger complexe
volgens plan zelfstandig,
Kan deze toepassen binnen
Leerjaar 3 fase 3
zorgsituaties, rekening
vlot en flexibel uitvoeren in
de branche verbijzondering.
Niveau 4;
houdend met de
laag-, midden- en
Kan transfers toepassen
Leerjaar 4 fase 3
specifieke zorgsetting en
(bij niveau 4) hoog complex naar andere branches.
binnen context van de
zorgsituaties. Hierbij
branche
rekening houdend met individuele verschillen tussen zorgvragers en met de organisatie van de zorg.
28 BIJLAGE V
WOORDENLIJST
Beroepspraktijkvorming (BPV) Het praktijkdeel van de beroepsopleiding, waarin de deelnemer functioneert als stagiaire (BOL) of leerling-werknemer (BBL).
Calibris Het landelijke kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport. Calibris is verantwoordelijk voor het opstellen van de kwalificatiedossiers en het erkennen van BPVinstellingen. In het verlengde van deze wettelijke taken levert Calibris veel expertise om de aansluiting tussen school en werkveld te bevorderen. Zie hiervoor de website www.calibris.nl. Beroepsgericht opleiden (BGO) Bij opleiden gaat het om: 1.
Opleiden op basis van het kwalificatiedossier en document voor loopbaan en burgerschap. Dit betekent het leren uitvoeren van werkprocessen die onderdeel zijn van de kerntaken van het beroep en voor leren, loopbaan, burgerschap, inclusief taal en rekenen. Ook gaat het om het ontwikkelen van competenties die daarvoor nodig zijn en om het opdoen van de benodigde kennis en vaardigheden.
2.
Opleiden op basis van een didactisch model dat zich kenmerkt door maatwerk leveren, flexibele programmering, praktijkgerichte opdrachten en toenemende zelfsturing door de deelnemer.
Document Loopbaan en Burgerschap (LB) Een wettelijk vastgesteld document waarin staat welke dimensies van loopbaan en burgerschap tijdens de beroepsopleiding ontwikkeld moeten worden om de deelnemer te kwalificeren voor levenslang leren en burgerschap. In het kader van burgerschap zijn eisen geformuleerd voor de beheersing van het Nederlands, moderne vreemde talen en rekenen. Examen De examinering van één of meer kerntaken of een stelsel van werkprocessen. De beoordeling vindt plaats in of op grond van een authentieke beroepssituatie door één of twee onafhankelijke en deskundige assessoren. De meest voorkomende examenvormen zijn de Proeve van Bekwaamheid en het reflectie- of verantwoordingverslag en assessmentgesprek in combinatie met een portfolio of examendossier. Op basis van de beoordeling wordt vastgesteld of de deelnemer geslaagd, dan wel gezakt is voor het examen. Als de deelnemer aan alle examenonderdelen heeft voldaan, volgt diplomering.
29 Kwalificatiedossier (KD) Een door het werkveld en het onderwijs ontwikkeld document dat wettelijk vastgesteld is, waarin staat welke kerntaken (1), werkprocessen (2), competenties (3), onderliggende beroepskennis en -vaardigheden (4) de toekomstige beroepsbeoefenaar moet beheersen en aan welke prestatieindicatoren (5) dit moet voldoen. Daarnaast staan in het kwalificatiedossier de taal- en rekeneisen voor het beroep (6). Het kwalificatiedossier is de grondslag voor onderwijs en examinering gedurende de beroepsopleiding en het afgeven van het diploma. Het kwalificatiedossier geeft de mogelijkheid op onderdelen te kwalificeren (7). 1
Kerntaak (kt)
Een set van inhoudelijk samenhangende beroepsactiviteiten die door een belangrijk deel van de beroepsbeoefenaren wordt uitgeoefend. Kerntaken geven de kenmerkende werkzaamheden van de beroepsbeoefenaren weer. De kwalificatiedossiers voor Verzorgende-IG en MboVerpleegkundige bestaan uit twee kerntaken (zie bijlage I). Elke kerntaak bestaat uit een set van inhoudelijk samenhangende werkprocessen.
2
Werkproces (wp)
Een werkproces is een afgebakend geheel van beroepshandelingen met een begin en een eind binnen een kerntaak (zie bijlage I). Om de werkprocessen uit te kunnen voeren, moet de beroepsbeoefenaar beschikken over competenties.
3
Competenties
Competenties bezitten betekent dat de beroepsbeoefenaar kennis, houding, vaardigheden en eigenschappen kan combineren en kan inzetten bij het kiezen en uitvoeren van werkprocessen, zodat de juiste resultaten worden bereikt. Het kwalificatiedossier bevat een lijst van 25 competenties, die gekoppeld zijn aan de werkprocessen. Dit is weergegeven in een schema die de competentiematrix heet. 4
Vakkennis en vaardigheden
Basiskennis en basisvaardigheden die de beroepsbeoefenaar moet kennen en kunnen om competenties te verwerven en zich over de uitvoering van werkprocessen te verantwoorden. 5
Prestatie-indicatoren
Indicatoren aan de hand waarvan wordt beoordeeld in welke mate de beroepsbeoefenaar de beschikking heeft over de benodigde competenties om werkprocessen uit te kunnen voeren.
30 6.
Talen en Rekenen
De eisen die het beroep stelt aan de beheersing van het Nederlands, Moderne Vreemde Taal en rekenen staan in het kwalificatiedossier. In de dossiers voor Verzorgende-IG en MboVerpleegkundige staan beroepseisen voor Nederlands en rekenen. Alleen voor MboVerpleegkundige gelden ook beroepseisen voor Moderne Vreemde Taal (Engels). De eisen kunnen verschillen van de eisen die gelden voor burgerschap. Het hoogste beheersingsniveau geldt. 7
Certificeerbare eenheid (CE)
Samenstelsel van werkprocessen uit één of meer kerntaken die arbeidsmarktrelevantie hebben. Ze hebben een civiel effect bij tussentijdse uitstroom of bij contractactiviteiten, maar niet binnen de brede beroepsopleiding voor het diploma. Leerplaatsprofiel Instrument om inzicht te krijgen in de kenmerkende werkprocessen op de leerplaats in de BPVinstelling en van daaruit te bepalen welke leeractiviteiten mogelijk zijn en welke competenties, kennis en vaardigheden de deelnemer daarvoor moet ontwikkelen. Minor Het grootste deel van de beroepsopleiding moet besteed worden aan het verplichte programma op basis van het kwalificatiedossier en het document leren, loopbaan, burgerschap (major). Er is echter vrije ruimte gelaten, die benut kan worden voor één of meer keuzeprogramma’s in de beroepsopleiding. Scholen en werkveld kunnen samen programma’s ontwikkelen voor het invullen van de vrije ruimte.
Opdracht Betekenisvolle taak die het leren, de begeleiding en de beoordeling aanstuurt. Scholen kunnen werken met verschillende opdrachten, maar in elke opdracht is de koppeling naar de werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier verantwoord. Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en persoonlijk activiteitenplan (PAP) Het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) is een door de deelnemer zelf gemaakt plan voor het verwerven van competenties en persoonlijke leerdoelen bij een opdracht of in een opleidingsperiode. In het persoonlijk activiteitenplan (PAP) beschrijft de deelnemer welke activiteiten zij gaat uitvoeren om de competenties en persoonlijke leerdoelen te verwerven en hoe zij dit gaat bewijzen.
31 Portfolio Verzameling van bewijsstukken, waarmee de deelnemer kan aantonen welke competenties zij bezit. Proeve van Bekwaamheid Een assessment in een authentieke beroepssituatie, waarmee wordt vastgesteld of de deelnemer beroepscompetenties in voldoende mate beheerst en geïntegreerd kan toepassen (kwalificerend beoordelen).
32
SCHOOLDEEL