BOVENBOUW VMBO | B
Biologie interactief Docentenhandleiding
ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Beroepsonderwijs. Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen: www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 15 ISBN 978 90 425 3806 1 NUR 121 Eerste druk, eerste oplage © ThiemeMeulenhoff, Baarn/Utrecht/Zutphen, 2009 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. www.biologieinteractief.nl Samenstellers: Bert van den Berg, Lene Bijsterveld, Ilse Gmelig Josefien von Frijtag Drabbe Künzel, Jeroen van der Horst Claudia Konert, Mirelle de Ronde. Redactie ABC Redactie, Culemborg Opmaak Ivonne Hermens, Eindhoven Tekeningen Hans Brik, Callantsoog Lansys, Groningen Fotografie iStock International
K4 Basis Cellen staan aan de basis Eindtermen en leerdoelen Aan het eind van dit katern kan de leerling: • levenskenmerken noemen. • kenmerkende eigenschappen van cellen van dieren, planten, schimmels en bacteriën noemen. • delen waaruit een weefsel of orgaan is opgebouwd benoemen en in afbeeldingen of modellen aanwijzen en functies van deze delen beschrijven. • toelichten dat een organisme als een geheel beschouwd kan worden waarbij voor instandhouding en gezondheid van het organisme processen in onderlinge samenhang plaatsvinden. Opdracht
Leerdoel/eindterm
1
Levenkenmerken kunnen noemen
2
Levenskenmerken kunnen herkennen
Extra 1
Levenskenmerken kunnen herkennen
3
Levenskenmerken kunnen herkennen
4
Bouw van een organisme kunnen herkennen
5
Kunnen toelichten wat een orgaanstelsel is
6
De samenwerking tussen orgaanstelsels kunnen toelichten
7
Taken van orgaanstelsels kunnen benoemen
Extra 2
De samenwerking tussen verschillende organen kunnen herkennen en toelichten
8
Organen kunnen herkenen en benoemen
9
Taken van organen kunnen benoemen
10
De bouw van een weefsel kunnen herkennen
11
Kunnen toelichten wat een weefsel is
12
Kunnen benoemen en toelichten van organen van planten
13
Kunnen herkennen van plantenweefsels
14
Kunnen herkennen van plantenweefsels
15
De bouw van een orgaan van planten kunnen herkennen
Extra 3
Organen van schimmels kunnen herkennen
Extra 4
De samenwerking tussen organen kunnen toelichten
16
Cellen van bacteriën kunnen herkennen
17
Hyfe van schimmel kunnen herkennen
18
Dierlijke cellen kunnen herkennen
19
Plantaardige cellen kunnen herkennen
20
Verschillen tussen cellen van de vier rijken kunnen herkennen en benoemen
Extra 5
Taken van celonderdelen kunnen benoemen
21
Verschil kunnen herkennen tussen dierlijke en plantaardige cellen
22
Kunnen herkennen van cellen
23
Taken van celonderdelen kunnen benoemen
24
Taken van celonderdelen kunnen benoemen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
3
Didactiek en leerstijlen Leerstijl
Opdracht nummer
Dromer
3, 10, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 21, 22
1, 3, 4, 5
Doener
3, 4, 10, 13, 14, 17, 18, 19, 24
2, 3, 5
Beslisser Denker
Extra opdracht nummer
1, 2, 3, 4, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 19, 23
1, 2, 3, 4, 5
1, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 16, 20, 21, 22, 24
Startopdracht A Wat moet je doen om in leven te blijven? Deel de leerlingen in tweetallen in. Elk tweetal probeert zoveel mogelijk dingen op te schrijven die zij doen om in leven te blijven. Na bijvoorbeeld vijf minuten klassikaal verder gaan. Elk tweetal mag één opgeschreven punt opnoemen. Deze punten verzamelen op het bord en nabespreken. Hierna werkt elk tweetal een punt uit. Dit kunnen ze doen door te tekenen, door plaatjes te verzamelen uit tijdschriften of er een gedicht van te maken. Ook schrijft elk tweetal de naam op van een organisme waarbij ze dit levenskenmerk herkennen. Hierbij geven zij ook uitleg door de vraag te beantwoorden: ‘Waaraan kun je dat zien?’ Vervolgens alles verzamelen en ophangen in het lokaal. B De bouwpuzzel
mens
plant
paddenstoel
orgaanstelsel
paddenstoelhoed
wortel en stengel
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
4
lever
vaten van een plant
schimmeldraad
weefsel van de lever
weefsel van een vat van een plant
plantencel
schimmelcel
dierlijke cel
Bovenstaande kunt u kopiëren en tot kaartjes snijden. Het is de bedoeling dat leerlingen in tweetallen of viertallen worden ingedeeld. De leerlingen proberen de kaartjes per organisme in de goede volgorde van klein naar groot of van groot naar klein te leggen. Laat ze hier vijf tot tien minuten mee puzzelen. Schrijf daarna de woorden organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel en cel op het bord. Laat de leerlingen zich bewust worden van deze indeling door middel van een klassengesprek. Aan de slag! We geven hier per opdracht eventuele bijzonderheden of extra uitleg. Bij een tip staat een toevoeging of variatie op de opdracht. Extra opdracht 1: Hoe zien jouw levenskenmerken eruit? De leerlingen geven een presentatie over hun eigen levenskenmerken. Materiaal • computer met powerpoint.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
5
Opdracht 3 Ademen planten ook? Materiaal • tulp; • reageerbuis; • reageerbuisrek; • water; • plastic boterhamzakje; • plakband of elastiek; • (zon) licht; • liniaal; • mesje; • lamp. Het resultaat van deze proef is pas na enkele dagen te zien. Opdracht 4 Samenwerkende organen Materiaal • een computer, in verband met de applet. Extra opdracht 2 Hoeveel organen kun jij in één keer gebruiken? Materiaal • een computer om een e-mail te versturen. Opdracht 9 Wat doen organen? Om de vertering van voedsel in de mond en de maag aan te tonen, kunnen er aanvullende experimenten gedaan worden. Experiment 1: Amylase Materiaal • verdund speeksel (1ml speeksel + 5 ml water); • zetmeeloplossing (1 gram zetmeel oplossen in 40 ml kokend water en daarna aanvullen tot 100 ml); • joodoplossing; • water; • reageerbuisrek; • twee reageerbuizen; • warm waterbad (37 °C); Wat ga je doen? • Nummer de reageerbuizen. • Doe in de eerste reageerbuis 2 ml zetmeeloplossing + 1 ml water. • Doe in de tweede reageerbuis 2 ml zetmeeloplossing + 1 ml speekseloplossing. • Zet beide buizen tien minuten in het warmwaterbad. • Druppel in elke buis 5 ml joodoplossing. Verwerking De leerlingen zouden vooraf op een aardappel een beetje joodoplossing kunnen druppelen om te zien wat er gebeurt wanneer de oplossing in contact komt met zetmeel. Zij zien dan dat er een blauwe kleuring ontstaat. Voordat zij het reagens toevoegen, kunnen zij een voorspelling maken van wat er gebeurt. Wanneer het experiment is uitgevoerd, kunt u vertellen dat het zetmeel wordt omgezet in glucose. Eventueel kunt u de leerlingen een stukje brood geven of een gekookte aardappel en ze daar lang op laten kauwen zodat zij dit zelf kunnen proeven.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
6
Opdracht 10 Organen onder de microscoop Materiaal • microscoop; • preparaat van bot; • preparaat van kraakbeen. Opdracht 13 De bouw van een stengel Materiaal • microscoop; • preparaat van een stengel van een plant. Opdracht 14 Plantenweefsel Materiaal • microscoop; • pincet; • mesje; • prepareernaald; • voorwerpglas; • dekglaasje; • druppelflesje; • tissue; • rode ui. Opdracht 15 Herken het orgaan Geen bijzonderheden. Extra opdracht 3 Schimmel beter bekeken Materiaal • champignon; • potlood; • mesje; • wit vel papier. Tip: Je kunt ook je eigen champignons kweken. Via het internet zijn complete kweeksets te bestellen. Ook kan het leuk zijn om de sporendoosjes van varens te bestuderen met een loep. Extra opdracht 4 Hoe maakt een koe melk van gras? Materiaal • een computer, in verband met de applet. Opdracht 17 Hoe zien schimmels eruit? Materiaal • microscoop; • pincet; • prepareernaald; • voorwerpglas; • dekglaasje; • druppelflesje; • tissue; • beschimmeld brood, fruit of iets dergelijks.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
7
Tip: De leerlingen zouden ook goed kunnen kijken naar de verschillende schimmels op de producten. Opdracht 18 Hoe zien jouw cellen eruit? Materiaal • microscoop; • plastic koffielepeltje; • voorwerpglas; • dekglaasje; • druppelflesje; • tissue; • methyleenblauw. Opdracht 19 Hoe zien plantencellen eruit? Materiaal • microscoop; • pincet; • prepareernaald; • voorwerpglaasje; • dekglaasje; • druppelflesje; • tissue; • takje waterpest. Wanneer het teveel tijd kost om elke leerling naar elke cel te laten kijken, kunt u de klas ook verdelen in drie groepen. Elke groep bestudeert dan één soort cel en maakt een poster van de kenmerken en taken van de celonderdelen. Deze poster kan gepresenteerd worden aan de rest van de klas. Opdracht 20 Herken de cel Geen bijzonderheden. Extra opdracht 5 Waar komt linnen vandaan? Materiaal • brandnetel; • grove kam (een kam met metalen tanden werkt het best); • eventueel een paar handschoenen tegen het prikken; • microscoop; • objectglas; • dekglas; • bekerglas; • water; • druppelpipet; • pincet. Op www.goedewaar.nl is meer informatie te vinden over de hennepplant en zijn toepassingen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
8
K5
Schimmels en bacteriën: nuttig en soms schadelijk
Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het meeste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 20 Extra opdracht 1, 2, 5, 6, 8
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 2, 4, 5, 7, 8 9, 16, 18, 23, 24*, 25
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 10, 12, 13, 14, 15, 20, 21, 24*, 26, 27 Extra opdracht 3, 7
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 3, 7, 11, 17, 22, 28 Extra opdracht 4
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. De vaardigheden ‘Omgaan met informatie, formuleren’, ‘NL taal functioneel gebruiken’ enzovoort, worden in elke opdracht toegepast! Dit geldt overal. B
K5
1 Begrijpend lezen, feiten en meningen onderscheiden Foldermateriaal
Opdracht 10 Extra opdracht 7
Studieboeken Naslagwerken Cd-rom/internet
Opdracht 14, 24 Extra opdracht 3
Bijsluiters Kranten/tijdschriften
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
Opdracht 2, 13, 15, 21, 25
9
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing
Opdracht 4
Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Opdracht 5c, 10, 13, 14, 15c, 20 Extra opdracht 1, 3
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken
Opdracht 25, 28 Extra opdracht 3,5
Relaties leggen tussen begrippen en contexten
Opdracht 2, 4, 10, 13, 14, 15, 16, 19, 25 Extra opdracht 2, 3, 6, 7
Feiten en meningen presenteren en formuleren
Opdracht 2e, 19 Extra opdracht 3, 6
Beroepsoriëntatie
Extra opdracht 6
Folder/brochure maken of poster
Extra opdracht 2
4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden
Opdracht 1
Efficiënt rekenen
Opdracht 1, 2c
Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages
Opdracht 2c
5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven
Opdracht 1, 2
6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort 7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen
Opdracht 2, 21 Extra opdracht 3, 7
Verbanden leggen
Opdracht 1, 2, 4, 7, 10, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 24, 25 Extra opdracht 3, 7
Leren door doen
Opdracht 3, 7, 11, 17, 23, 28
Leren door ontdekken Multicausale verbanden herkennen Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort) Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken
Extra opdracht 5
8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel)
Opdracht 7, 11
9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek Zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum
Opdracht 3, 7, 11, 17, 28 Extra opdracht 4, 5
Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag Verwachtingen formuleren
Opdracht 3, 28
Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen
Opdracht 3, 7, 11 Extra opdracht 4
Conclusies trekken
Opdracht 3, 7, 11, 28 Extra opdracht 4
Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling
Extra opdracht 6
11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen
Extra opdracht 6
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
10
12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken Schrijven Rekenen Informatie verzamelen, bewerken
Opdracht 14, 24. Extra opdracht 2, 3
Presentaties
Extra opdracht 1
Toetsen
Planning NB De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Voorstel: Les 1: Startopdracht, Wat weet je al?, Zo zit dat! en inzetten opdracht 3 en 8 Les 2: Opdracht 1, 2, 4, en 5 Les 3: Opdracht 7, 3, en 7 (practicum) Les 4: Opdracht 9 t/m 11 (11 is practicum) Les 5: Opdracht 12 t/m 15 (eventueel opdracht 14 voor thuis) Les 6: Opdracht 16 en 17 (practicum), eventueel aanvullen met extra opdracht 4 of 5 Les 7: Opdracht 18 t/m 21 (eventueel 19 thuis afmaken) Les 8: Opdracht 22 t/m 25 (eventueel opdracht 24 thuis maken) Les 9: Opdracht 26 en 27 Les 10: Opdracht 28 (in de les laten voorbereiden) Les 11: (extra opdracht 7) Les 12: Alles op een rij en Zelftoets Les 13: Eindtoets Materialenlijst per opdracht
• • • • • •
Opdracht 3 Kweek je eigen bacteriën steriele petrischaal met voedingsbodem; watervaste viltstift; geodriehoek; plakband; sticker met je naam of groep erop; keukenpapier.
• • • • • • • • •
Opdracht 8 Gist met een knopje stukje verse bakkersgist of gistkorrels; warm suikerwater (van ongeveer 30 °C); reageerbuisrekje; reageerbuis; microscoop; druppelpipet; voorwerpglaasje; dekglaasje; doekje of stukje keukenpapier.
• • • • •
Opdracht 12 Een champignon van dichtbij microscoop; voorwerpglaasje; dekglaasje; druppelflesje met water; pincet;
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
11
• •
stukje keukenpapier; sporen van een champignon.
• • • •
Extra opdracht 2 Paddenstoelenposter poster; schaar; lijm; kleurpotloden;
•
Opdracht 15 Hoe een waterzuivering werkt computer met internetverbinding.
•
Extra opdracht 3 Energie uit uitwerpselen computer met internetverbinding.
• • • • • • • • • • • • • • • • •
Opdracht 18 Maak je eigen kruidenkaas bekerglas van 1000 ml (1 liter); twee bekerglazen van 500 ml; maatcilinder van 250 of 500 ml; brander, driepoot en gaasje; bak met koud water; garde; 500 ml (halve liter) volle melk; halve citroen; zout; half teentje knoflook; peterselie; een theezeefje; knoflookpers; een schaar; een lepel; een mes en toastjes; plastic bakje met deksel (te koop bij een vishandel of snackbar).
• • • • • • • • • • • • •
Extra opdracht 4 Vlekken uit je kleren wassen groot bekerglas; zes witte lapjes katoen waarop een vlek zit van bijvoorbeeld koffie, ballpen-inkt, chocola, gras, smeerolie, mayonaise, babyvoeding, spaghetti, thee, appelsap, cola, enzovoort; watervaste stift; biologisch wasmiddel (met enzymen); maatcilinder; brander; driepoot; roerstaafje; thermometer; tang; spatel; gootsteen met een koudwaterkraan; eventueel een veiligheidsbril.
Opdracht 25 Antibiotica Computer met internetverbinding.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
12
Startopdracht Om een idee te krijgen hoe snel bacteriën zich exponentieel vermeerderen en om te oefenen met schatten (hoe klein een bacterie is en hoeveel er in een kolonie kunnen zitten) kunt u starten met een glazen pot vol bonen. • Laat de leerlingen raden hoeveel bonen er in de pot zitten. • Kijk daarna hoe je een goede schatting kunt maken: meet hoe groot de pot is en hoe groot een boon is. • Maak dan de link van bonen naar bacteriën. • Hoeveel maal groter is een boon dan een bacterie (een bacterie is gemiddeld 0,001 mm groot). • Kun je één bacterie zien? • Hoe snel vermeerderen bacteriën zich? • Leeg de pot en doe er eerst één boon in (= één bacterie), dan twee (de bacterie is gedeeld), dan vier enzovoort. • De leerlingen zien hoe de pot zich steeds sneller vult, bij elke deling een verdubbeling. • Vanaf hoeveel delingen kun je de bacteriën wel zien? Aan de slag! Opdracht 1 Microscopisch klein Bij deze opdracht kunt u tevoren enkele beelden van bacteriën uitzoeken en deze met een beamer in de klas projecteren. In plaats van de bacteriekolonie op de punt van een pen te bepalen, kunt u ook een ander voorwerp nemen dat de leerlingen meer aanspreekt. Opdracht 2 Een vaatdoekje vol bacteriën Er is uitgebreid onderzoek geweest naar het aantal bacteriën dat voorkomt op vaatdoekjes. Kijkt u op internet voor extra informatie. Verschillende links. Bijvoorbeeld: • http://www.consumentenbond.nl/actueel/nieuws/526271/61599 • http://www.nu.nl/news/624249/91/'Vaatdoek_student_bevat_7,9_miljard_bacteri%EBn'.html Opdracht 3 Kweek je eigen bacteriën Deze opdracht een week van te voren inzetten. Eventueel klassikaal behandelen en zelf het resultaat tonen. Extra opdracht 1 Een slideshow maken Het doel van deze opdracht is dat de leerlingen een overzicht krijgen van de diversiteit van bacteriën. En zich hopelijk verwonderen over de schoonheid van het kleine en onzichtbare. Een slideshow is een automatisch lopende diashow, die op internet gezet kan worden. Het is vrij eenvoudig te doen. De hierna aangegeven bronnen zijn nog maar een begin van de mogelijkheden. In plaats van slideshows kunt u ook een (Youtube) videofilmpje laten maken. Werkwijze Elk groepje (tweetal) leerlingen krijgt een verschillend onderwerp en alle slideshows worden na afloop gedeeld/gepresenteerd. U kunt desnoods zelfs bronnen geven waar de leerlingen plaatjes vandaan kunnen halen. Stel van tevoren eisen op waaraan de slideshow moet voldoen: • de hoeveelheid dia’s; • welke informatie moet erbij? Alleen de namen, of nog meer?
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
13
Bronnen voor slideshowmakers (er zijn er veel meer): http://www.computeridee.nl/downloads.jsp?rubriek=1620616&id=1878236 flash slidehowmaker http://www.codeplex.com/SlideShow http://www.slide.com/ Bronnen voor plaatjes: http://www.bacteriamuseum.org/niches/features/morphology.shtml http://www.denniskunkel.com/index.php?cPath=3 bacteriën Opdracht 7 Gist met een knopje Vrij pittige opdracht voor de leerlingen. Eventueel in eigen hand houden door een demonstratieproef met een microscoop en bijbehorende beamer. Of het proces van deling van gistcellen laten zien aan de hand van afbeeldingen. Opdracht 8 Schimmel op je brood Eventueel illustreren met beschimmelde boterhammen (of rottend fruit) die tevoren zijn uitgelegd. Opdracht 10 Champignons zijn paddenstoelen U kunt deze opdracht uitbreiden met meer informatie over de champignonteelt. Of de leerlingen extra wetenswaardigheden laten opzoeken via internet. Er zijn verscheidene links die interessante informatie geven over de Nederlandse champignonteelt (ook voor thuiskweek). Bijvoorbeeld: • http://www.delocht.nl/champignons.htm • http://www.tuinadvies.be/groente_champignons.htm • http://www.infotalia.com/nl/tuin/tuinaanleg_tuinonderhoud_detail.asp?id=1603 • http://www.food-info.net/nl/national/ww-champ.htm Opdracht 11 Een champignon van dichtbij Deze opdracht kan ook als een goede voorbereidende opdracht gezien worden van extra opdracht 2. Extra opdracht 2 Paddenstoelenposter U kunt ook besluiten om zelf te kiezen welke type paddenstoelen als poster per groepje wordt uitgewerkt. Dat voorkomt ook dat groepjes dezelfde paddenstoelen kiezen. Keuze in soorten paddenstoelen is er genoeg: in Nederland komen circa 3500 soorten voor. Opdracht 13 De kringloop in een oerbos Dit kan doorgetrokken worden naar de actualiteit. In veel Nederlandse bossen (en met name in natuurparken) laat men tegenwoordig dood hout en gevallen bomen liggen. Dit om de natuurlijke kringloop te stimuleren. U zou kunnen uitweiden over de voordelen van een duurzaam bosbeheer. Een handige link: http://www.insnet.org/nl/insnl_headlines.rxml?id=20397 Opdracht 14 Hoe een waterzuivering werkt Een stevige opdracht voor de leerlingen. Wellicht heeft deze opdracht een inleiding van uw kant nodig over het proces van waterzuivering aan de hand van een discussie en praktijkvoorbeelden. Opdracht 15 Compost uit GFT-afval Deze opdracht geeft aanleiding tot een debat met de leerlingen over het nut van scheiden van afval. Wellicht ter inleiding kunt u de leerlingen vragen naar ervaringen met het scheiden van afval zoals dat bij hen thuis wordt gedaan. Het is goed om uit te leggen dat micro-organismen een zeer belangrijke rol spelen bij het composteren van afval.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
14
Extra opdracht 3 Energie uit uitwerpselen Deze opdracht is ideaal als verrijkingsstof. Er zullen maar weinig leerlingen weten dat in zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ in de afgelopen jaren veel projecten met het gebruik van duurzame energiebronnen van start zijn gegaan. Waar de toegang tot brandstoffen moeilijk is (vanwege het tekort of de hoge kosten) zijn kleinschalige projecten met het benutten van energie uit (dierlijke) uitwerpselen populair. De uitvoering van zo’n project brengt vele voordelen met zich mee. Leg de link met micro-organismen die een belangrijke rol bij zulke processen spelen. Het maken van deze opdracht kan gecombineerd worden met een discussie over het belang van duurzame energiebronnen. Opdracht 16 Biotechnologie en voedsel Deze kennisopdracht is een goede voorbereiding op de practica van opdracht 18, extra opdracht 5 en extra opdracht 6. De vraag wat biotechnologie inhoudt (vraag 17a) kan worden uitgebreid aan de hand van voorbeelden en beroepen die met biotechnologie te maken hebben. In dat laatste geval is er een duidelijkere link naar extra opdracht 6. Opdracht 17 Maak je eigen kruidenkaas Deze opdracht vergt de nodige voorbereidingen en een duidelijke uitleg aan de leerlingen over het protocol van het practicum (om te voorkomen dat leerlingen er een potje van maken). Trek er voldoende tijd voor uit (tot één lesuur). Wanneer het practicum slaagt, is dit een mooi praktijkvoorbeeld van hoe een vrij complex begrip als biotechnologie tot direct zichtbare resultaten leidt. Extra opdracht 4 Vlekken uit je kleren wassen Het begrip ‘enzymen’ vraagt wellicht om extra uitleg. Bedenk dat wasmiddelen tot in de jaren ’90 zeer schadelijk voor het milieu waren (fosfaten!). De milieubelasting van wasmiddelen is afgelopen jaren echter sterk afgenomen. Dat komt vooral omdat enzymen in het wasmiddel de slecht afbreekbare wasactieve stoffen hebben vervangen. Een link voor extra informatie omtrent het onderwerp is bijvoorbeeld: http://www.milieucentraal.nl/pagina?onderwerp=Wasmiddelen Extra opdracht 5 Een maaltijd met een schepje bacteriën en schimmels Het resultaat van deze opdracht kan ook in de vorm van een collage worden gepresenteerd. Bij deze opdracht is het voor de leerlingen interessant dat ze vergelijkingsmateriaal voor handen hebben dat bij hun thuis gewoon in de keuken te vinden is. Extra opdracht 6 Ga op biotech-excursie! Bij deze opdracht gaan de leerlingen in groepjes op excursie naar een bedrijf waar biotechnologie wordt toegepast. Dat kan een kleinschalig bedrijf zijn zoals een boerderij die zelf kaas maakt of een bakkerij. Maar ook grotere bedrijven zoals een bierbrouwerij of een afvalverwerkingsbedrijf behoren tot de mogelijkheden. Het werkt motiverend als de leerlingen met audiovisuele materialen verslag van de excursie uitbrengen. U kunt ze bijvoorbeeld met een videocamera op pad laten gaan of met een recorder voor geluidsopnamen. Dat laatste kan ook met een podcast. U kunt er in dat geval ook voor kiezen om de podcast te laten gebruiken als een soort audiogids voor leerlingen die later dezelfde excursie gaan doen, of als een soort virtuele excursie. Een ‘podcast’ is een geluidsbestand dat je naar mensen verstuurt die zich bij jou hebben aangemeld. Informatie over podcasts kunt u vinden op de ‘kennisrotonde’ van Kennisnet: http://www.kenniswiki.nl/wiki/Podcast. Daar vindt u in een stappenplan wat er allemaal komt kijken bij het maken van een podcast. Op http://havovwo.kennisnet.nl/opdrachtvormen/podcast vindt u informatie voor de leerling.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
15
Kijk eventueel ook op de volgende site: http://www.tumult.nl/users/lesbrieven/digitaal/TalentenXL/11_maak_een_wiki_of_podcast.html. In • • •
de podcast kunnen de leerlingen bijvoorbeeld de volgende onderdelen opnemen: wat er gebeurt; een kort interview; eigen indrukken en meningen.
Zorg van tevoren voor duidelijke afspraken over de eisen waaraan de podcast moet voldoen en welke criteria u aanhoudt bij een eventuele beoordeling. Mogelijke eisen • Hoe lang moet de podcast duren? Bijvoorbeeld vijf minuten. • Wat moet er in de reportage zitten? (Welke elementen zoals beschrijving, interview, meningen, muziekjes, sketches enzovoort.) • Moet de podcast een bepaalde opbouw of volgorde hebben? • Wat is het doel van de podcast? (Bijvoorbeeld verslag/beschrijving of voorbereiding/begeleiding bij nieuwe excursie.) Mogelijke criteria voor beoordeling • creativiteit; • aansprekendheid; • informativiteit; • diepgang; • duidelijkheid; • opbouw. Opdracht 18 Ziekteverwekkers Een uitbraak van de salmonella-bacterie haalt regelmatig de media. Laat de leerlingen op internet zoeken naar actueel nieuws over salmonellavergiftiging/bacteriën. En vraag hoe salmonellavergiftiging in het betreffende geval voorkomen kon worden. Opdracht 19 Infecties in een strip Deze opdracht vraagt om een duidelijke handleiding voor de leerling. Creatieve leerlingen kunnen enthousiast met de opdracht aan de slag gaan, terwijl andere zuchtend op hun pen kauwen omdat ze niet weten hoe te beginnen. Het kan helpen zelf een duidelijk voorbeeld van zo’n strip op de laptop of het bord te geven. Maak er een wedstrijdje van wie de mooiste, meest duidelijke en/of meest verrassende strip heeft. Geef een prijsje weg voor de winnaar(s). Voorbeeld van een strip: • plaatje 1: een paar jongens en meisjes zijn op straat aan het voetballen; • plaatje 2: een meisje valt op de grond en krijgt een wond; • plaatje 3: een detail van de wond met vuil erin; • plaatje 4: na twee dagen gaat de wond zweren; • plaatje 5: de wond wordt schoongemaakt met een sodabadje (‘SODA’ als opschrift op teil) of jodium; • plaatje 6: de wond heeft een verband om tegen inkomend vuil te beschermen. Opdracht 20 Een smerig zooitje bij ome Piet Als inleiding zou u in de klas rond kunnen vragen wie ervaringen heeft met onhygiënische danwel smerige gelegenheden (mag ook een zwembad of bijvoorbeeld een campingtoilet zijn). Laat ze
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
16
enkele anekdotes vertellen en wijs erop welke gevolgen zo’n onhygiënische plek voor de bezoeker (in dit geval: de leerling zelf) kan hebben. Opdracht 21 Jakkes, zweetvoeten! Geen bijzonderheden. Opdracht 22 Uitbeelden van goede hygiëne Geef de leerlingen enkele minuten bedenktijd en laat ze op een kaartje schrijven wat ze willen uitbeelden. Een leerling beeldt uit en u kunt de leerling aanwijzen die als eerste zijn hand opsteekt (om te voorkomen dat de leerling zelf iemand aanwijst en zo klasgenootjes kan voortrekken). Deze opdracht kan worden uitgebreid door de leerlingen een vervolgvraag op de uitbeeldingen te stellen. Namelijk de vraag wat je met de uitgebeelde afbeelding aan lichamelijke klachten voorkomt. Om een voorbeeld te geven: bij de uitbeelding ‘tanden poetsen’ is de vervolgvraag ‘wat je met goed tanden poetsen kunt voorkomen’. Opdracht 25 De ziekenhuisbacterie Een handige bron bij deze opdracht is: http://www.allesovermrsa.nl/ Extra opdracht 7 De ziekte van Lyme In Nederland nemen teken door de minder strenge winters de laatste jaren sterk in aantal toe. Daarmee verhoogt ook de kans op de ziekte van Lyme. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet, is het wellicht interessant een boswachter uit te nodigen en hem te laten vertellen over teken, tekenbeten en de rol van bacteriën. En vooral ook over de te nemen maatregelen als je door teken gebeten wordt.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
17
K6
Planten en dieren en hun samenhang: de eigen omgeving verkend
Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 2, 9, 19, 20, 22, 30, 31
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 2, 4, 6, 9, 10, 12, 15, 16, 18, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 31
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 3, 5, 7, 17, 18, 20, 23, 26
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 3, 5, 7, 8, 11, 13, 14, 17, 19, 21, 25, 27, 29
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. B
K6
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden
Opdracht 10, 18
Foldermateriaal Studieboeken Naslagwerken Cd-rom/internet Bijsluiters Kranten/tijdschriften 2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken
Opdracht 9, 10, 18, 22
Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
18
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren
Opdracht 10, 16, 18
Vaktaal functioneel gebruiken Relaties leggen tussen begrippen en contexten Feiten en meningen presenteren en formuleren Beroepsoriëntatie Folder/brochure maken of poster 4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden Efficiënt rekenen Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort
Opdracht 3
7 Begripskennis opbouwen
Opdracht 3, 4, 7
Onjuiste denkbeelden bijstellen Verbanden leggen Leren door doen Leren door ontdekken Multicausale verbanden herkennen Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort) Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken 8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel) 9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren
Opdracht 3
School- of veldpracticum Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag Verwachtingen formuleren Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen Conclusies trekken Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling
Opdracht 10, 18
11 Studie van een zelf gekozen onderwerp uitvoeren en daarvan verslaggeven
Opdracht 10, 18
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Voorstel: Les 1: Startopdracht, Wat weet je al?, Zo zit dat! Les 2: Opdracht 1 en 2 Les 3: Opdracht 3 Les 4: Opdracht 4 t/m 7 Les 5: Opdracht 8 t/m 12 Les 6: Opdracht 13 t/m 17 Les 7: Opdracht 18 t/m 24 Les 8: Opdracht 25 t/m 31 Les 9: Alles op een rij en zelftoets Les 10: Eindtoets
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
19
Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Opdracht 2
• • • • • • •
schaar lijm tijdschriften boeken eventueel computer met internetaansluiting knipkaart kleurtjes
Opdracht 3
• • • • • •
karton schaar teil/bak water potlood kleurtjes
Extra opdracht 1 Opdracht 7 Opdracht 9
• dierenencyclopedie • eventueel computer met internetaansluiting
Opdracht 8
• kleurtjes
Extra opdracht 2
• computer met internetaansluiting • kleurtjes
Opdracht 14
• • • • •
potlood liniaal kleurtjes A4-vellen A2-vellen
Opdracht 17
• • • • •
encyclopedie computer met internetverbinding tekenpapier liniaal (kleur)potloden
Extra opdracht 3
• schaar • splitpennen
Opdracht 21
• computer met internetverbinding
Extra opdracht 5
• • • • • • •
Opdracht 24
• encyclopedie • computer met internetverbinding
Opdracht 25
• kleurtjes
Extra opdracht 7
• schaar • lijm • knipblad
Opdracht 31
• computer met internetverbinding
encyclopedie computer met internetverbinding tekenpapier liniaal (kleur)potloden schaar lijm
Startopdracht: Werelddelen en hun organismen Deze opdracht wordt in viertallen uitgevoerd. Elk viertal kiest een werelddeel of krijgt dit toegewezen. Het viertal maakt zelf een grote tekening/poster van dit werelddeel. In het werelddeel worden minimaal vier plaatjes/tekeningen aangebracht van diersoorten die er voorkomen. In het werelddeel worden minimaal twee plaatjes/tekeningen aangebracht van plant- of boomsoorten die er voorkomen. Bij elk plaatje komt een lijstje van minimaal drie kenmerken waaraan het dier of de plant te herkennen is en de naam van het organisme.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
20
Wat heb je nodig? • encyclopedie; • atlas/wereldkaart; • internet; • potloden; • kleurtjes; • schaar; • lijm. De posters kunnen gedurende de weken dat dit thema wordt behandeld in de klas worden opgehangen. Aan de slag! Opdracht 1 Zoogdieren herkennen Duur: vijf minuten. Geen bijzonderheden Opdracht 2 Wie is de specialist? Duur: dertig minuten. Wat heb je nodig? • schaar; • lijm; • kleurtjes; • tijdschriften; • internet. De leerling kiest een specialisme of krijgt dit toegewezen. Hij/zij verdiept zich erin door voorbeelden te zoeken en de botstructuur van een poot te bestuderen. Door de leerlingen vervolgens in groepjes te verdelen waarin alle specialismen vertegenwoordigd zijn, kunnen de volgende opdrachten gezamenlijk worden gemaakt. De leerlingen krijgen hierbij de kans hun communicatietechnieken te oefenen. De docent zou hierbij tips en trucs of zelfs afspraken met de klas kunnen maken over het te verwachten gedrag binnen de groepjes. Opdracht 3 Wat voor ‘ganger’ ben jij? Duur: vijftien minuten. Wat heb je nodig? • karton; • bak met water; • potlood; • handdoek. De leerlingen kunnen deze opdracht in twee- of viertallen doen. Zorg ervoor dat er genoeg ruimte is. De omtrekken van de voeten kunnen gebruikt worden als nabespreekmateriaal. Opdracht 4 Welk dier is dit? Duur: één minuut Geen bijzonderheden
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
21
Opdracht 5 Politiebericht Duur: vijftien tot dertig minuten. De leerlingen maken in tweetallen een ‘politiebericht’ met betrekking tot het uiterlijk en het (foerageer)gedrag van het dier. Een minimum van tien kenmerken kan gesteld worden. De tweetallen dienen hun bevindingen geheim te houden, dus het is wenselijk ze apart van elkaar te laten werken. De tweetallen krijgen tien minuten de tijd om hun politiebericht te maken. Indien er kans op ‘dubbele dieren’ bestaat, kan ook gekozen worden voor het toewijzen van een dier per tweetal. Na tien minuten worden de tweetallen een voor een voor de klas geroepen. Met de klas worden gedragsregels afgesproken: • Als je een vraag hebt, steek je je hand op (de tweetallen regelen zelf wie de vraag mag stellen). • Luisteren naar elkaar. • Als iemand het antwoord weet, roept hij of zij zijn of haar eigen naam. Het spel ligt dan stil en die persoon mag het antwoord geven. Is het antwoord fout, dan mag diegene niet meer meedoen bij dit tweetal. • Als het dier geraden is, komt een volgend tweetal aan de beurt. Opdracht 6 Reptielen herkennen Duur: drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 7 De reptielenwinkel Duur: dertig minuten. Wat heb je nodig? • encyclopedie; • internet (bijvoorbeeld: www.wikipedia.nl). De ingevulde tabellen kunnen als nabespreek-/discussiemateriaal gebruikt worden. Opdracht 8 Reptielen van binnen Duur: twee minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 9 Verslag schrijven Duur: anderhalf uur. Huiswerkopdracht. Stel een duidelijke inleverdatum voor deze opdracht! Extra optionele voorwaarden: • maximaal tien pagina’s, inclusief voorblad en inhoudsopgave; • minimaal vijf plaatjes; • maximale lettergrootte 12 punts; • lettertype Times New Roman of Arial. Cesuur: Het verslag bestaat uit zes onderdelen, voor elk deel zou een punt kunnen worden gegeven of afgetrokken indien het afwezig is. Voor alle extra onderdelen (foto’s, extra hoofdstukken e.d.) kunnen extra punten verzameld worden.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
22
Opdracht 10 Inwendig of uitwendig? Duur: tien tot vijftien minuten. Geef de leerlingen de tijd om argumenten te bedenken, maar laat ze niet overleggen. Verdeel de klas in twee groepen: inwendig en uitwendig. Spreek gedragsregels af (naar elkaar luisteren, hand opsteken enzovoort. Laat de leerlingen vertellen waarom ze hebben gekozen voor inwendig of uitwendig. Let op: de leerlingen hebben alleen in het artikel kunnen lezen dat de eieren een leerachtige schaal hebben. Uitwendige bevruchting is hierdoor al niet meer mogelijk. Dit staat echter niet specifiek in de tekst vermeld. Opdracht 11 De jagende slang Duur: tien minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 12 De reptielenhuid Duur: drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 13 Kruiswoordraadsel Duur: tien minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 14 Metamorfose in een strip Duur: drie kwartier. De leerlingen gaan in tweetallen aan de slag. Ze zullen de neiging hebben meteen aan het tekenen te slaan. Het is echter handiger ze eerst een verhaaltje te laten schrijven. Wat heb je nodig? • A4’tjes; • grote vellen (A2 of A1); • potloden; • zwarte stiften; • gekleurde stiften/verf met kwasten; • ruimte om de vellen op te hangen; • de leerlingen kunnen elkaar een cijfer geven. Bij de beoordeling zou kunnen worden gelet op: • verhaal; • netheid; • correctheid. Opdracht 15 Amfibie op wielen? Duur: één minuut. Geen bijzonderheden. Opdracht 16 Amfibie of reptiel? Duur: drie minuten. Geen bijzonderheden.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
23
Opdracht 17 Maak een paludarium Huiswerkopdracht Duur: 45 tot 100 minuten. Algemene informatie over een paludarium en de genoemde diersoorten is te vinden op www.wikipedia.nl. De randvoorwaarden kunnen zijn: • temperatuur; • luchtvochtigheid; • hoeveelheid land; • hoeveelheid water; • klimmogelijkheden; • schuilmogelijkheden; • ei-afzetplaatsen; • bodembedekking; • begroeiing. De opdracht kan in verslagvorm worden becijferd: de vijf zelfbedachte randvoorwaarden worden hierbij uitgewerkt in een argumentatie van het verblijf. De opdracht kan aangevuld worden met de eis om de plattegrond op schaal te tekenen. Wat heb je nodig? • encyclopedie; • internet; • tekenpapier; • liniaal; • (kleur)potloden. De verslagen kunnen op een afgesproken datum worden ingeleverd en becijferd. Er kan ook gekozen worden voor een presentatie van de uitkomst, eventueel ondersteund met een maquette. Opdracht 18 Amfibieën en ademhaling Duur: drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 19 Zoek de verschillen Duur: drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 20 Insecten in de groei Duur: tien minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 21 Een vlinder ontpopt Duur: vijf minuten. Deze opdracht kan in tweetallen uitgevoerd worden. Wat heb je nodig? • Internet. Opdracht 22 Verzin een proefwerkvraag Duur: tien minuten. Deze opdracht wordt in groepjes van vier uitgevoerd.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
24
Wat heb je nodig? • Voor elk groepje twee vellen papier en een pen. Wat ga je doen? • Elk viertal verzint een open vraag en een gesloten vraag. • De docent verzamelt de vragen. De leerlingen gaan weer uit elkaar (geef ze zo weinig mogelijk kans om te overleggen). • Schrijf de vragen op het bord of lees ze voor. Dit is de proeftoets voor dit artikel. De cesuur hangt af van de hoeveelheid vragen en de moeilijkheidsgraad. Opdracht 24 Bijzondere vogels Duur: vijftien minuten Wat heb je nodig? • internet. Alle vogels zijn te vinden via www.wikipedia.nl. De bijzonderheden zijn: Struisvogel: grootste vogel. Kolibrie: kan achteruit vliegen/snelste vleugelslag/kan stilhangen. Koekoek: laat eitjes door andere vogels uitbroeden. Koritrap: zwaarste vliegende vogel. Andescondor: kan zeventig jaar oud worden. Slechtvalk: snelste vogel in duikvlucht. Noordse Stern: maakt de verste trektocht. Opdracht 25 Zoek de verschillen Duur drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 26 Kenmerken en aanpassingen Duur drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 27 Kenmerken herkennen Duur drie minuten. Geen bijzonderheden. Als aanvulling op deze opdracht kunnen ook nog eens de namen van de onderdelen geoefend worden. Opdracht 28 Relaties tussen organismen 1 Duur drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 29 Relaties tussen organismen 2 Duur drie minuten. Geen bijzonderheden. Opdracht 30 Voedselweb Duur vier minuten. Geen bijzonderheden.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
25
Opdracht 31 Planten als voedsel en plantaardige grondstof voor de mens Duur twintig minuten. Geen bijzonderheden
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
26
K7 Mensen beïnvloeden hun omgeving Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 1, 9, 15, 17, 26, 28-32
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 3, 5, 11, 16, 18, 19, 23 24, 27
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 2, 8, 10, 12, 14, 20, 21, 33, 34
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 22, 25 Extra opdracht 1, 2, 3
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. B
K7
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden Foldermateriaal Studieboeken
Opdracht 1, 5, 11, 16, 19, 23
Naslagwerken
Opdracht 9, 22, 26, 31
Cd-rom/internet
Opdracht 1, 20, 30, 32, 33, 34 Extra opdracht 3
Bijsluiters Kranten/tijdschriften
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
27
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Opdracht 8, 12, 21
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken Relaties leggen tussen begrippen en contexten
Opdracht 3, 9, 17, 18
Feiten en meningen presenteren en formuleren
Opdracht 28, 29 Extra opdracht 3
Beroepsoriëntatie Folder/brochure maken of poster
Extra opdracht 3
4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden Efficiënt rekenen
Opdracht 15, 24
Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort 7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen Verbanden leggen
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Leren door doen
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Leren door ontdekken
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel)
Extra opdracht 1
9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Probleemstelling herkennen en specificeren
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Probleem herleiden tot onderzoeksvraag
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Verwachtingen formuleren
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1, 2
Conclusies trekken
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1, 2
Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren
Opdracht 4, 6, 7, 11, 13, 25 Extra opdracht 1
10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling 11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
28
12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken Schrijven Rekenen Informatie verzamelen, bewerken
Opdracht 1, 14, 20, 30, 32, 33, 34
Presentaties Toetsen
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. U ziet hier hoe lang de opdrachten gemiddeld duren. Uiteraard is de tijdsduur ook afhankelijk van de uitwerking van de opdracht. Extra opdracht 1: circa 20 minuten Extra opdracht 2: circa 1 lesuur Voorstel: Les 1: Startopdracht Les 2: Startopdracht nabespreken, Wat weet je al? en Zo zit dat! Les 3: Opdracht 1 t/m 3, theorie ‘Afhankelijk van de natuur’ Les 4: Opdracht 4 t/m 6, theorie en practicum ‘Het wordt te warm en wat nu?’ Les 5: Opdracht 7 t/m 10, theorie en practicum ‘Het wordt te warm en wat nu?’ Les 6: Opdracht 11 t/m 13, theorie en practicum ‘Een verzuurde regenbui in de lucht’ Les 7: Opdracht 14 t/m 16, theorie ‘Een verzuurde regenbui in de lucht’ Les 8: Opdracht 17 t/m 22, theorie ‘Veel voedsel produceren’ Les 9: Opdracht 23 t/m 25, theorie en practicum ‘Biologische boerderijen’ Les 10: Opdracht 26 t/m 28, theorie ‘Biologische boerderijen’ Les 11: Opdracht 29 t/m 34, theorie ‘Hoe helpen we het milieu?’ Les 12: Alles op een rij (samenvatting) Les 13: Zelftoets Les 14: Eindtoets Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Startopdracht
• • • •
verschillende kleuren (poster)papier oude kranten stiften/kleurpotloden lijm/schaar
Opdracht 4
• • • • • •
twee petrischalen tuinaarde water stukje brood stukje plastic twee stickertjes
Opdracht 6
• • • • • • •
kunststof bekertje helder kalkwater aardewerken schaaltje groot bekerglas of glazen vaas lucifers schaar aluminiumfolie
Opdracht 7
• twee thermometers • gloeilamp • glazen stolp
Opdracht 10
• atlas
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
29
Opdracht 12
• krijtje • bekerglas van 50 ml • 25 ml azijn
Extra opdracht 1
• • • • • •
stereoloep blad van een plant 5 ml azijnzuur druppelpipet bakje kleurpotloden
Opdracht 14
• • • •
potje met deksel watervaste stift indicatorpapier regenwater
Opdracht 15
• computer met internetverbinding (methodesite voor applet)
Opdracht 18
• computer met internetverbinding • kookboeken
Opdracht 21
• computer met internetverbinding
Opdracht 23
• computer met internetverbinding • kookboeken
Opdracht 26
• • • • • • • • •
tuinkers zand drie potjes koemestpoeder Pokon water maatbeker van 50 ml liniaal watervaste stift
Extra opdracht 2
• computer met internetverbinding
Extra opdracht 3
• • • •
Opdracht 31
• computer met internetverbinding
Opdracht 33 t/m 35
• computer met internetverbinding
verschillende kleuren (poster)papier oude kranten/tijdschriften stiften/kleurpotloden lijm/schaar
Startopdracht In dit hoofdstuk komen de volgende zaken aan bod: afhankelijkheid van de natuur, opwarming van de aarde, zure regen, voedselproductie, biologisch boeren en hoe helpen we het milieuprobleem. We maken veel gebruik van het milieu, hierdoor wordt het milieu ook ernstig vervuild. Gelukkig zijn er heel wat stichtingen die opkomen voor het milieu en die acties voeren om het milieuprobleem te verminderen, of zelfs op te lossen. Veel leerlingen kennen de meeste stichtingen niet, of weten niet wat deze stichtingen doen. De leerlingen moeten in groepjes informatie verzamelen over een (milieu)stichting en er een korte presentatie over houden. Ook moeten ze er een informatieblad over maken. Het informatieblad kan gekopieerd worden voor de rest van de klas. Regels bij de presentatie: • Duur: 5 minuten. • Hoe is de stichting ontstaan? • Wat wil de stichting bereiken? • Hoe voert de stichting actie? • Hebben ze al bepaalde doelen bereikt? Deze punten kunnen uitgeschreven worden op het infoblad.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
30
Verschillende (milieu)stichtingen zijn: •
Greenpeace
•
WNF
•
Stichting ons groene milieu
•
Natuur en milieu
•
Stichting milieunet
•
Natuurmonumenten
Voor meer informatie over (milieu) goede doelen/stichtingen: www.allegoededoelen.nl. Aan de slag! Opdracht 4 Recycle je mobiele telefoon De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. Wat wil je weten? Wat gebeurt er met het kunststof van je mobiel in de natuur? Wat heb je nodig? • twee petrischalen; • tuinaarde; • water; • stukje brood; • stukje plastic; • twee stickertjes. Wat ga je doen? • Doe in beide petrischalen wat tuinaarde. • Zorg ervoor dat de tuinaarde goed vochtig is. Niet nat. • Doe in de ene petrischaal een stukje brood. Bedek het brood goed met de aarde. • Doe in de andere petrischaal het stukje plastic. Bedek ook het plastic goed met de aarde. • Schrijf op stickertje 1 ‘brood’ en plak deze op de petrischaal met brood. Schrijf op de andere sticker ‘plastic’ en plak deze op de andere petrischaal. • Zet de petrischalen weg in de vensterbank. Beantwoord eerst vraag a. • Kijk twee weken later weer en beantwoord dan de vragen b t/m e.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
31
Extra uitleg Bij deze opdracht leren de leerlingen aan de hand van een voorbeeld wat er gebeurt met spullen die je weggooit. De leerlingen zullen er achter komen dat bepaald afval niet verteert en heel moeilijk is om weg te werken. Het kost ook veel energie. De leerlingen kunnen in de les het practicum klaar zetten. Na twee weken zal het eindresultaat te zien zijn. Opdracht 6 Afvalverwerking Veel afval uit de grijze container bij jou thuis wordt verbrand. Wanneer je jouw afgedankte mobiel erin gooit, wordt deze ook verbrand. Bij de verbranding van kunststof ontstaat koolstofdioxide. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. Wat ga je doen? Jij gaat aantonen dat koolstofdioxide ontstaat bij de verbranding van kunststof. Dit ga je doen met helder kalkwater. Wanneer helder kalkwater in aanraking komt met koolstofdioxide ontstaat er krijt. Het kalkwater wordt hierdoor troebel. Wat heb je nodig? • kunststof bekertje; • helder kalkwater; • aardewerken schaaltje; • groot bekerglas of glazen vaas; • lucifers; • schaar; • aluminiumfolie. Wat ga je doen? Giet helder kalkwater in het grote bekerglas. Zorg dat er drie centimeter helder kalkwater in het bekerglas zit. • Zet het schaaltje in het kalkwater. • Knip het plastic bekertje doormidden. Leg één helft in het schaaltje. Leg een stuk aluminiumfolie klaar. Het moet groot genoeg zijn om over het bekerglas te vouwen. • Steek een lucifer aan en houd de brandende lucifer bij het stukje plastic. • Wanneer het plastic brandt doe je snel de aluminiumfolie over het bekerglas. • Kijk goed wat er gebeurt en wacht tot de vlam is gedoofd. Extra uitleg Bij dit practicum ontdekken de leerlingen dat er koolstofdioxide ontstaat bij de verbranding van plastic. Het practicum eist enige voorzichtigheid, aangezien het plastic bij verhitten kan ombuigen. De proef kan ook als demonstratiepracticum worden uitgevoerd. Opdracht 7 Broeikaseffect In Nederland zijn meer dan zestien miljoen mobieltjes. Stel dat al die mobieltjes worden verbrand. Dan zou er heel veel koolstofdioxide in de lucht komen. Koolstofdioxide is een van de grootste veroorzakers van het versterkt broeikaseffect. De proef kan klassikaal worden uitgevoerd (demonstratiepracticum). Wat ga je onderzoeken? Wat is het gevolg van het broeikaseffect?
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
32
Wat heb je nodig? • twee thermometers; • een gloeilamp; • een glazen stolp. Wat ga je doen? • Leg een thermometer onder de glazen stolp. • Leg de andere thermometer naast de glazen stolp. • Doe de gloeilamp aan en richt hem op de thermometers. • Wacht nu tien minuten. Opdracht 10 Vragen over ozon In het informatieboek kunnen de leerlingen zien waar veel en waar weinig ozon is. Door de landen/werelddelen op te zoeken in de atlas kunnen ze kijken of daar veel/weinig ozon in de lucht zit. Tip: Na het opzoeken kan er in de les over gesproken worden. Zijn er leerlingen in gebieden geweest waar weinig ozon is? En hebben ze dit gemerkt? In bepaalde streken (bijvoorbeeld in Nieuw-Zeeland) wordt er bij het weerbericht ook een advies gegeven aan de mensen hoe lang ze in de zon mogen. Opdracht 11 Wat gebeurt er nog meer bij het verbranden van kunststof? Bij het verbranden van kunststof komen ook stoffen vrij die zure regen veroorzaken. Deze stoffen zijn zwaveloxiden en stikstofoxiden. Zure regen heeft ook gevolgen voor jouw omgeving. Het tast planten en gebouwen van kalksteen aan. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. Wat wil je weten? Wat is het gevolg voor gebouwen van kalk wanneer er zure regen op valt? Wat heb je nodig? • krijtje; • bekerglas van 50 ml; • 25 ml azijn. Wat ga je doen? • Doe de azijn in het bekerglas. • Leg het krijtje in het bekerglas en kijk goed wat er gebeurt. Extra opdracht 1 Planten en zure regen Niet alleen gebouwen en beelden worden aangetast door zure regen. Ook planten kunnen erdoor beschadigen. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. Wat wil je weten? Wat gebeurt er met de bladeren van planten wanneer er zure regen op valt? Wat heb je nodig? • stereoloep; • blad van een plant; • 5 ml azijnzuur;
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
33
• • •
druppelpipet; bakje; kleurpotloden.
Wat ga je doen? Leg het blad in het bakje. Maak in het tekenvak een tekening van het blad. Maak gebruik van de stereoloep. Kleur je tekening in. Doe er met de druppelpipet een paar druppels azijn op. Laat het blad een aantal dagen zo liggen. Kijk na een aantal dagen nog eens. Maak nu opnieuw een tekening van het blad. Gebruik ook nu de stereoloep. Kleur je tekening in. Extra uitleg De leerlingen gaan aantonen door middel van het practicum dat zure regen planten aantast. De leerlingen zetten het practicum klaar en kunnen na één week het resultaat bekijken. Opdracht 13 Hoe zuur is zure regen? Zure regen tast gebouwen en planten aan. Maar ook het water in sloten wordt zuurder door zure regen. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. De gegevens van elk groepje worden later verzameld en doorgegeven. Wat wil je weten? Hoe zuur is de regen die bij jou valt? Wat heb je nodig? • potje met deksel; • watervaste stift; • indicatorpapier. Wat ga je doen? • Maak het potje goed schoon en droog. • Zet met de stift je naam op het potje en de plaats waar je de regen opvangt. • Zet het potje neer en wacht op een regenbui. • Sluit het potje af nadat het geregend heeft. • Meet de zuurgraad van het water. Extra uitleg De leerlingen gaan kijken of er verschil is in de zuurgraad van het regenwater. Het beste is om de leerlingen op verschillende plekken een potje te laten neerzetten waar het regen in kan vallen. Bij een fabriek, een drukke weg, een natuurgebied enzovoort. Op de potjes schrijven ze het gebied op waar ze het regenwater hebben opgevangen. Tip: De leerlingen kunnen ook uit verschillende slootjes water halen en hier het verschil in zuurgraad meten. Opdracht 20 Zomer- en wintergewassen De leerlingen moeten op internet verschillende soorten groenten opzoeken en kijken welke tot de zomer- en welke tot de wintergroenten behoren. Een website die hierbij gebruikt kan worden is: http://www.detuingids.be/pages/detail.asp?Id=2886 Opdracht 22 Bio-industrie Tip: De vegetarische recepten kunnen mooi aangekleed worden met tekeningen. Vervolgens kunnen ze verzameld worden en kan er een boekje van gemaakt worden.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
34
Opdracht 25 De tuinkerskwekerij De leerlingen weten nu dat planten op verschillende manieren bemest kunnen worden. Planten kunnen bemest worden met kunstmest of met koemest. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden uitgevoerd. Wat wil je weten? Groeien planten beter zonder mest, met kunstmest of met koemest? Wat heb je nodig? • tuinkers; • zand; • drie potjes; • koemestpoeder; • Pokon; • water; • maatbeker van 50 ml; • liniaal; • watervaste stift. Wat ga je doen? • Merk de potjes met de stift. Schrijf je naam erop en je klas. Schrijf op het potje waar geen koemest of Pokon inkomt een 0, schrijf op het potje met Pokon een P en op het potje met koemest een K. • Vul de potjes met zand. Doe in elk potje ongeveer evenveel zaadjes. Zorg ervoor dat de zaadjes niet op een hoopje liggen. Verdeel ze goed. • Voeg vervolgens water toe. In elk potje komt 10 ml water. • Als de zaadjes zijn ontkiemd, voeg je mest/Pokon aan het water toe. Let op: pas als de zaadjes zijn ontkiemd mest toevoegen. Eerder heeft namelijk geen zin. • De plant met een 0 op het potje krijgt alleen water, het potje met P erop krijgt water met een beetje Pokon en het potje met een K krijgt water met een beetje koemest erin. Doe maar een beetje mest in het water. Teveel mest heeft een negatief effect! Zorg ervoor dat de plantjes regelmatig allemaal evenveel water krijgen. • Schrijf de resultaten van je onderzoek goed op, anders ben je ze zo weer vergeten. Je meet daarom elke twee dagen hoe lang de planten zijn. Ook schrijf je op of je verschil ziet in kleur en stevigheid van de stengels. Vul daarom om de andere dag de tabellen in. • Let op! Wanneer je de resultaten niet goed bijhoudt, kun je geen conclusie trekken en zul je het onderzoek over moeten doen. Extra uitleg De leerlingen gaan door middel van het practicum bekijken hoe de planten reageren op verschillende vormen van bemesting. De leerlingen houden de planten enkele weken in de gaten en noteren hun bevindingen. Aan het eind maken ze een practicumverslag. Dit verslag kan eventueel becijferd worden. Extra opdracht 2 Chemische en biologische bestrijding Geen bijzonderheden. Opdracht 28 Hoeveel geld heb je voor de dieren over? Naar aanleiding van de discussie kan ook gekeken worden hoe ver de leerlingen zouden willen gaan voor dieren.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
35
Tip: Maak duidelijke afspraken met de klas voordat de discussie begint: • Luister goed naar elkaar. • Praat niet door elkaar heen. De leerling die praat, gaat staan en er mag altijd maar één leerling staan. • Reageer op elkaar en probeer elkaars argumenten te weerleggen. Extra opdracht 3 Recyclen maar De leerlingen gaan een poster maken over het recyclen van een mobiel. Het doel van deze opdracht is om duidelijk te maken hoe belangrijk recyclen is. De proef kan in kleine groepjes (twee tot vier personen) worden gedaan Wat heb je nodig? • verschillende kleuren (poster)papier; • oude kranten/tijdschriften; • stiften/kleurpotloden; • lijm/schaar.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
36
K8 Houding, beweging en conditie Vaardigheden en leerstijlen Opdracht
Benodigd artikel
Leerstijl
Zo zit het 1
Het skelet
Denker
K1-K3 Vaardigheden
Zo zit het 2
Verslag maken
Zo zit het 3
Grafieken maken
1
Het skelet
Denker
Omgaan met informatie, formuleren
2
Been- en kraakbeen
Doener
Gebruik microscoop, maken tekening
3
Been en kraakbeen. Applet 1
Doener, bezinner, denker
Onderzoek doen, verslag maken
4
Been en kraakbeen
Denker
Grafiek aflezen, omgaan met informatie
5
Been en kraakbeen
Doener, beslisser
Onderzoek doen
6
Beenverbindingen en Botongelukken en spierblessures. Applet 2
Denker
Tabellen invullen
Extra opdracht 1
Beenverbindingen
Doener, beslisser
Onderzoek doen, presenteren, tekening maken
Verslag maken Grafiek maken/aflezen
Extra opdracht 2
Beenverbindingen
Denker
Beroepsoriëntatie
7
Pezen en spieren
Doener
Onderzoek doen
Extra opdracht 3
Denker
Omgaan met informatie, onderzoek doen
Extra opdracht 4
Beslisser, bezinner
Omgaan met informatie, beroepsoriëntatie
8
Botongelukken en spierblessures
Denker
9
Botongelukken en spierblessures. Applet 2
Bezinner, beslisser
10
Botongelukken en spierblessures. Applet 2
Denker
11
denker
12
Bezinner, doener
Folder maken
13
Het voorkomen van blessures
Denker, doener
14
Botongelukken en spierblessures
Denker, bezinner
15
Het skelet en Beenverbindingen
Bezinner, denker
16
Het voorkomen van blessures
Denker, bezinner, beslisser
Beroepsoriëntatie
Beslisser, bezinner
Omgaan met informatie, folder maken
Extra opdracht 5 17
Het skelet, Beenverbindingen en Botongelukken en spierblessures
denker
Beroepsoriëntatie
18
Botongelukken en spierblessures en Het voorkomen van blessures
Doener, beslisser
Onderzoek doen
Doener, bezinner
Beroepsoriëntatie
Extra opdracht 6
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
37
Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Opdracht 2
• microscopen • preparaten been en kraakbeen • tekenpapier
Opdracht 3
• • • • • • •
Opdracht 5
• A4-papier • plakband • gewichtjes
Opdracht 6
• computer met internetverbinding (methodesite) • eventueel ballon
Extra opdracht 2
• computer met internetaansluiting (methodesite)
Opdracht 7
• meetlinten
Extra opdracht 3
• eventueel computer met internetaansluiting of dierenencyclopedie
twee kippenbotjes per leerling brander twee tangetjes lucifers verdund zoutzuur jampotjes etiketten voor jampotjes
Extra opdracht 4
• computer met internetaansluiting
Opdracht 9
• computer met internetaansluiting
Opdracht 12
• computer met internetaansluiting (wordsjabloon op methodesite)
Opdracht 16
• computer met internetaansluiting
Opdracht 17
• eventueel computer met internetaansluiting
Extra opdracht 5
• computer met internetaansluiting
Opdracht 18
• stoel bij computerwerkplek
Extra opdracht 6
• • • • •
computer met internetaansluiting (methodesite, PowerPoint) posterpapier lijm scharen stiften
Startopdracht Leerlingen vertellen graag over hun eigen ervaringen. Inventariseer welke sporten de leerlingen beoefenen. Vraag daarna naar blessures (lang- of kortdurende blessures). Maak aan de hand van de resultaten met elkaar een lijst van risicosporten. Waarom komen in deze sport zoveel blessures voor? Doen veel mensen in Nederland aan deze sport, is het een gevaarlijke sport of zijn er allerlei maatregelen om blessures te voorkomen? Noem eventueel de top 10 van blessures al (zie opdracht 12). Aan de slag! Opdracht 2 Been- en kraakbeenweefsel Wat heb je nodig? • microscopen; • preparaten been en kraakbeen; • tekenpapier. Opdracht 3 Lijm en kalk In plaats van de applet kunt u het practicum ook in de klas met de leerlingen uitvoeren als practicum of demo.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
38
Wat heb je nodig? • twee kippenbotjes per leerling; • brander; • twee tangetjes; • lucifers; • verdund zoutzuur; • jampotjes; • etiketten voor jampotjes. Deel 1 Tip voor leerling: Lijmstof kan branden! Let op: Denk aan de veiligheidsregels bij het gebruik van de brander en verdund zoutzuur. Wat ga je doen? • Steek de brander aan. • Pak het botje aan het uiteinde met een tangetje vast. • Houd het midden van het botje een tijdje in de vlam. • Zorg dat het midden van het botje zwart en doorgebrand is. • Pak het botje aan de andere kant met het tweede tangetje vast. • Buig het botje door. Deel 2 Tip voor leerling: Kalk lost op in verdund zoutzuur. Wat ga je doen? • Vul een jampotje met verdund zoutzuur. • Doe er een kippenbotje in. • Doe het deksel op het potje. • Schrijf op een sticker: ‘Afblijven! Hier zit verdund zoutzuur in!’ • Plak de sticker op het jampotje. • Laat het potje een dag staan. • Doe de volgende dag dit: – Schroef voorzichtig het deksel eraf. – Pak met een tangetje of een pincet het botje uit de oplossing. – Spoel het botje met kraanwater af. – Probeer met het andere tangetje (of een pincet) het botje door te buigen. Opdracht 5 Stevige botten Wat heb je nodig? • A4-papier; • plakband; • gewichtjes. Opdracht 6 Beenverbindingen Wat heb je nodig? • computer met internetverbinding (methodesite); • eventueel tussenwervelschijf uitleggen met behulp van ballonnetje. Extra opdracht 1 Gewrichten in het lichaam Laat de leerlingen een gewricht kiezen: Knie, elleboog, schouder, heup, vinger. Niet gekozen kunnen worden: pols (ellipsvormig gewricht), handpalm en duim (zadelgewricht), voet, atlas en draaier (draaigewricht).
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
39
Laat de leerlingen eventueel tijdens de presentaties de kenmerken van de gewrichten noteren. Benodigdheden: geen. Extra opdracht 2 Fontanellen Zorg voor een computer met internetaansluiting (methodesite). Opdracht 7 Hoe is het met jouw spierballen gesteld? Heeft u geen tijd voor een practicum of hebben de leerlingen dit al in eerdere leerjaren gedaan? Laat dan een filmpje van Beeldbank zien: ‘Armspieren’. Wat heb je nodig? • meetlinten (één per tweetal). Extra opdracht 3 Verschil spiermassa bij sporters Zorg eventueel voor een computer met internetaansluiting of een dierenencyclopedie. Het is leuk om deze opdracht in samenwerking met de docent LO te doen. Extra opdracht 4 Werken als fysiotherapeut Misschien kunt u een gastles van een fysiotherapeut regelen bij deze opdracht. Zorg voor een computer met internetaansluiting. Opdracht 8 Wat is een tennisarm? Benodigdheden: geen. Opdracht 9 Sportblessures Zorg voor een computer met internetaansluiting. Er zijn verschillende EHBO-dvd’s op de markt. Onderdelen hiervan kunt u tonen bij deze opdracht. Kijk ook eens op http://beeldbank.schooltv.nl/index.jsp voortgezet onderwijs. Opdracht 10 Voetbalknie Benodigdheden: geen. Toon eventueel het filmpje van Beeldbank: ‘Kniegewricht’. Opdracht 11 Stratenmakersknie Benodigdheden: geen. Opdracht 12 Sportblessures top 10 Zorg voor een computer met internetaansluiting. Verdeel de klas in groepen van twee tot vier leerlingen. Iedere groep neemt een sport voor hun rekening. Zij geven in een folder (aan de hand van een Word sjabloon) aan wat de gevaren zijn van de sport, hoe deze zijn te voorkomen en wat je zelf kunt doen ter behandeling, of eventueel een arts. Eventueel de sporten aanvullen met: veldvoetbal, hardlopen/joggen/trimmen, fitness/conditietraining, paardensport, turnen/gymnastiek, atletiek, squash, handbal, judo/jiu-jitsu, taekwondo, aerobics, skeeleren. De folder kan worden beoordeeld met het beoordelingsformulier. Wanneer u dit gebruikt, moeten de leerlingen hiervan op de hoogte worden gesteld. U kunt eventueel per groep één formulier kopiëren en dat aan de leerlingen geven.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
40
Beoordelingsformulier bij de folder ‘Sportblessures’ Goed
Voldoende
Onvoldoende
Zijn duidelijk en helder beantwoord
Zijn globaal beantwoord
Zijn niet beantwoord
Extra informatie
Veel extra informatie
Weinig extra informatie
Geen extra informatie
Vormgeving
Mooi, origineel
Mooi
Slordig
Tekst
Heel duidelijk, goed leesbaar
Duidelijk, leesbaar
Onduidelijk, niet goed leesbaar
Illustraties
Verzorgd, passen goed bij onderwerp.
Verzorgd, passen bij onderwerp.
Onverzorgd, passen niet bij het onderwerp.
Samenwerking
De samenwerking verliep prima. Geen ingrijpen of hulp van docent. De groepsleden wisten van elkaar wat ze deden
De samenwerking verliep goed. Slechts een enkele keer moest de docent te hulp schieten. De groepsleden wisten meestal van elkaar wat ze deden
De samenwerking verliep niet goed. De groepsleden wisten niet van elkaar wat ze deden
Totaal
Cijfer
Vragen
Opdracht 13 Warming-up en cooling-down Benodigdheden: geen. Start deze opdracht eventueel gezamenlijk met een warming-upoefening. Deze oefeningen zijn goed buiten of in een gymzaal uit te voeren. De eerste vijf tot tien minuten van je warming-up begin je met losmakende, dynamische oefeningen. Begin met een rustige looppas (twee tot drie minuten). Andere dynamische oefeningen zijn: huppelen, joggen, knieheffen, hakken-billen, zijwaartse kruispassen en armzwaaien. Het is belangrijk om de oefeningen rustig uit te voeren en de intensiteit langzaam op te bouwen. Als je spieren voldoende warm zijn, ga je over tot de rekoefeningen. Rekoefeningen zijn bedoeld om vooraf een indruk te krijgen van de spanning in de spieren. Bron: http://www.sportingkrommenie.nl/sportblessurevrij/warmingup.htm Rekken van de lange kuitspier • plaats je handen eventueel tegen een muur, boom of hek; • maak met de rechtervoet een grote stap naar voren; • breng het lichaamsgewicht over naar het rechterbeen; • buig daarbij de rechterknie en houd de linkerknie gestrekt; • duw de linkerheup naar voren; • houd de linkerhak plat op de grond. Rekken achterkant bovenbeen • leg het linkerbeen horizontaal op een verhoging; • Beweeg met gestrekte linkerknie de tenen van je linkervoet naar je toe; • breng het gestrekte bovenlichaam naar voren, zover mogelijk over het gestrekte been heen; • kijk recht naar voren. Rekken voorkant bovenbeen • ga rechtop staan bij de muur: • buig de rechterknie naar achteren, met de rechterknie recht onder de rechterheup; • pak de rechterenkel vast;
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
41
• • • • •
trek de rechterhiel langzaam naar het zitvlak, de knie wijst naar beneden; houd de knieën bij elkaar; strek het bovenlichaam; duw de heupen naar voren; span de buikspieren aan.
Rekken binnenkant bovenbeen • ga in spreidstand staan; • het bovenlichaam steunt op het linkerbeen, breng de linkerknie recht boven de linkervoet, de linkervoet staat dertig graden naar buiten; • buig het linkerbeen verder en duw de rechterheup schuin naar beneden richting het gebogen been; • houd het lichaam rechtop. Opdracht 14 Been gebroken tijdens het skaten Benodigdheden: geen. Bekijk eventueel een filmpje op de site van het Klokhuis. Dan nodig: computer met internetaansluiting (eventueel met koptelefoons). Opdracht 15 Zwaar ongeluk: een dwarslaesie Benodigdheden: geen. Laat eventueel aflevering 4 van ‘Je zal het maar hebben’ (BNN) zien, het verhaal van Utku. Te bekijken via www.uitzendinggemist.nl. Opdracht 16 Risicoberoepen Zorg voor een computer met internetaansluiting. Bij vraag f: vorm voor het rollenspel groepjes van vier leerlingen. • Leerling 1 en 2 zijn bouwvakker. • Leerling 3 en 4 zijn waarnemer. De bouwvakkers trekken zich terug en zoeken ieder twee verschillende tips uit de folder ‘Arbeidsomstandigheden’. Zij bepalen ook of ze het goed of juist fout gaan uitvoeren. Terug in de klas voeren zij de tips goed of fout uit! Ondertussen lezen de waarnemers nogmaals de tips uit de folder goed en aandachtig door! Bij terugkomst doen de bouwvakkers of ze aan het werk gaan en daarbij laten ze de tips goed of fout zien. De waarnemers noteren ondertussen de goede en fout uitgevoerde tips. Laat de groepjes afzonderlijk het rollenspel opvoeren. Dat kost de minste tijd! Als dit niet mogelijk is dan één voor één laten opvoeren. Bespreek het rollenspel na met de klas. Wat ging goed en wat ging niet goed? Laat de waarnemers aan het woord en ga samen met hen na of de bouwvakkers zich ook hebben gehouden aan wat ze hadden afgesproken! Extra opdracht 5 Whiplash Zorg voor een computer met internetaansluiting. Toon eventueel het filmpje van Beeldbank ‘Zenuwen in de knel’. Stel eventueel de vraag: Waarom ben je ’s ochtends langer dan ‘s avonds? Dit wordt ook in filmpje van Klokhuis behandeld. Opdracht 17 Een kwetsbare rug Zorg eventueel voor een computer met internetaansluiting en bekijk op de methodesite de applet ‘Hernia’ uit Bekijk het!
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
42
Opdracht 18 Een goede lichaamshouding Wat heb je nodig? Voor elke leerling een stoel in het computerlokaal of een andere computerwerkplek. Toon eventueel het filmpje op Beeldbank ‘Til-technieken’. Toon eventueel de Klokhuis-aflevering ‘Rugpijn’ van 9 januari 2005. Extra opdracht 6 Op de werkvloer Wat heb je nodig? • computer met internetaansluiting (methodesite en PowerPoint); • eventueel posterpapier, lijm, scharen en stiften.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
43
K9 Het lichaam in stand houden (deel 1) K9 is een groot en belangrijk hoofdstuk. Vandaar dat dit hoofdstuk in twee delen is gesplitst. Het eerste deel gaat over verteren, voeding, voedingsgewoonten, aankomen/afvallen en uitscheiding. In het tweede deel maak je opdrachten over de bloedsomloop, ademhaling, genotmiddelen en medicijnen. Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 23 Extra opdracht 1, 2, 3, 4, 5
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 2, 6, 8, 10, 11, 12, 13, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 23 Extra opdracht 3
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 4, 5, 7, 16, 24
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 3, 4, 5, 9, 14, 16, 18
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. Leerweg vmbo B
K9 (deel 1)
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden Foldermateriaal Studieboeken Naslagwerken Cd-rom/internet Bijsluiters Kranten/tijdschriften
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
Extra opdracht 2
44
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing
Opdracht 1 Extra opdracht 1, 6
Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Opdracht 10, 11
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken
Opdracht 9
Relaties leggen tussen begrippen en contexten Feiten en meningen presenteren en formuleren Beroepsoriëntatie
Extra opdracht 2
Folder/brochure maken of poster 4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden Efficiënt rekenen
Opdracht 8
Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven
Opdracht 8
6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort
Opdracht 3
7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen
Opdracht 7
Verbanden leggen
Opdracht 7, 8
Leren door doen
Opdracht 4, 9
Leren door ontdekken
Opdracht 4, 5
Multicausale verbanden herkennen Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort) Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken 8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel) 9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag Verwachtingen formuleren Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen
Opdracht 3, 14, 16, 18
Conclusies trekken
Opdracht 3, 14, 16, 18
Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren
Opdracht 3
10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling 11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen 12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken Schrijven Rekenen Informatie verzamelen, bewerken
Opdracht 4, 5, 24 Extra opdracht 3, 4
Presentaties Toetsen
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Voorstel: Les 1: Startopdrachten, ‘Wat weet je al?’en ‘Zo zit dat!’ Les 2: Opdracht 1 t/m 3
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
45
Les Les Les Les Les Les Les Les Les
3: Opdracht 4 t/m 6 4: Opdracht 7 t/m 9 5: Opdracht 10 t/m 13 6: Opdracht 14 t/m 16 7: Opdracht 17 t/m 20 8: Opdracht 21 t/m 23 9: Opdracht 24 10: Alles op een rij en Zelftoets 11: Eindtoets
Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Opdracht 3
• verschillende voedingsmiddelen zoals: brood, melk, aardappel, appel, een geweekte bruine boon, bakmeel, jam, leverworst en gekookte macaroni • jodium • schoteltje • mesje • strook onbedrukt krantenpapier • mesje • lepeltje
Opdracht 4
• computer met toegang tot internet
Opdracht 5
• computer met toegang tot internet
Opdracht 8
• afbeelding activiteiten (in huis): kopieerbaar blad in docentenhandleiding • computer met toegang tot internet
Opdracht 9
• computer met toegang tot internet
Opdracht 14
• • • • • • • • •
Opdracht 16
• zachte rubberen slang (het liefst doorzichtig) van 25 cm • voorwerp wat in de slang past, zoals een knikker • beetje boter of vet
Opdracht 18
• • • • •
Extra opdracht 3
• computer met toegang tot internet
vier reageerbuisjes bekerglas met koud water bekerglas met warm water aardappelmeel theelepeltje jodium vier reageerbuiskurkjes elektrisch warmhoudplaatje watervaste stift
erlenmeyer of bekerglas rubberen afsluitdop halfvolle melk of vla (noot: of eventueel NaHCO3 = zuiveringszout) 0,1M zoutzuuroplossing of schoonmaakazijn roerstaafje
Extra opdracht 4
• computer met toegang tot internet
Opdracht 24
• quizvragen • computer met toegang tot internet
Startopdracht Maak je eigen voedingsschijf De leerlingen gaan in groepjes een poster maken. Daarop beelden zij een cirkel met gezonde voedingsmiddelen af. Ook kunnen ze er gezonde activiteiten bij plakken. Die kunnen ze uit tijdschriften en reclamefolders knippen. Buiten de cirkel komen de ongezonde voedingsmiddelen. De posters worden klassikaal gepresenteerd en besproken. Bij de bespreking van de posters kunt u de volgende vragen/discussiepunten opwerpen:
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
46
•
•
•
Welke voedingsstoffen zijn gezond en welke ongezond? (Bijvoorbeeld: minder gezonde verzadigde vetten versus onverzadigde vetten, maar in vetten zitten ook vitamines! Zoals omega 3 in visolie.) Het is belangrijk om alle voedingsstoffen binnen te krijgen, maar hoe blijf je pas écht gezond? (Denk aan: sporten/bewegen/met mate eten/vezels eten/gezonde, hygiënische bereiding van voedsel.) Wat heb jij gisteravond gegeten? Ben je al naar de wc geweest (poep en plas)? Wat is er gebeurd met je eten? Waarom ga je dood als je niet ademhaalt?
Je lichaam als machine • Wat wordt bedoeld met voedselopname door de spijsvertering? (Antwoord: vrijmaken/oplosbaar maken van voedingsstoffen uit voedsel.) • Wat zijn lichaamsprocessen waarvoor verbranding nodig is? • Wat houd je over na de verbranding? Hoe gaat dat je lichaam uit? • Wat houd je over na spijsvertering? Hoe gaat dat je lichaam uit? • Als je het lichaam vergelijkt met een auto, waar zit dan de benzine, de motor en de wielen?
Welke organen horen er bij je spijsverteringskanaal? Klassikale quiz. Vraag steeds of het genoemde orgaan bij het spijsverteringskanaal hoort of niet. Alle leerlingen geven tegelijk antwoord door vinger op te steken bij het antwoord ‘ja’. • Horen de darmen bij het spijsverteringskanaal? • Oren? • Mond? • Billen? • Maag?
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
47
• • • • • • •
Neus? Luchtpijp? Slokdarm? Alvleesklier? Lever? Nieren? Anus?
Aan de slag! Opdracht 1 Wat zit er in melk? In deze opdracht gaat het erom dat leerlingen leren een etiket te lezen en te weten waarvoor de ingrediënten/voedingsstoffen in je lichaam gebruikt worden. Opdracht 2 Voedingsstoffen In deze opdracht gaat het erom een idee te krijgen van de rol van voedingsstoffen aan de hand van praktische voorbeelden. Onder meer wat het nou betekent als een voedingsstof brandstof of bouwstof is. Opdracht 3 Geen idee wat er in zit? In deze opdracht gaan de leerlingen proefondervindelijk leren wat er in bepaalde alledaagse producten zit. Met eenvoudige proefjes onderzoeken ze of er zetmeel of vet in zit. Laat de leerlingen in tweetallen werken. Het is ook mogelijk de proefjes centraal voor de klas uit te voeren als een demonstratie. Vraag dan steeds vooraf wat de verwachting van de leerlingen is: zit er vet in, zit er zetmeel in? Wat heb je nodig? • verschillende voedingsmiddelen; • jodium; • schoteltje; • mesje; • strook onbedrukt krantenpapier; • lepeltje. Opdracht 4 Voedingsschijf Het gaat erom te leren werken met de Schijf van vijf. Zorg voor een computer met internetverbinding. Opdracht 5 Hoe zie jij eruit over tien jaar? In deze opdracht ligt de nadruk op inzicht in het eigen eetpatroon en inzicht in wat gezond en wat ongezond is. Ieder leerling krijgt via de eettest een eigen advies. Ga eventueel klassikaal na of er veel overeenkomsten zijn. Wat is er over het algemeen goed aan het eetgedrag van de leerlingen en wat is er minder goed? Hoe zouden leerlingen het laatste kunnen aanpassen zodat ze gezonder worden/blijven? Extra opdracht 1 Examen doen! Met praktische voorbeelden gaan de leerlingen na welke voedingsstoffen er in bepaalde voedingsmiddelen zitten. Het gaat om de rol van verschillende voedingsstoffen. Extra opdracht 2 Gezond eten met peuters en kleuters De leerling leeft zich in in een beroep als peuterleidster of klassenassistent op een basisschool. En gaat na wat gezonde traktaties zijn.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
48
Opdracht 6 Wat heb je nodig? Het gaat er om te begrijpen dat niet iedereen evenveel van alles nodig heeft om gezond te blijven en waardoor dat komt. Deze opdracht is eventueel uit te breiden met een extra opdracht: De maaltijd tussen je oren In deze extra opdracht gaan de leerlingen een folder maken over anorexia of boulimie. Ze gebruiken daarvoor internet als informatiebron. U kunt de leerlingen het beste verwijzen naar de volgende website: http://www.eetstoornis.info/ Daar kunnen ze alle nodige informatie vinden onder ‘cliënten en publiek’. Ook de site van de stichting anorexia en boulimia nervosa, www.sabn.nl, geeft veel informatie. De informatie is vrij ingewikkeld. Maar de leerlingen kunnen daar wel zelf een test doen om te onderzoeken of ze een eetstoornis hebben of niet. En er staan suggesties voor beeldmateriaal over eetstoornissen bijvoorbeeld van EO Jong. Deze beelden zou u vooraf kunnen laten zien. Verdeel de klas in groepjes van vier. Ieder groepje behandelt één eetstoornis. Verdeel boulimie en anorexia over de groepen. Opdracht 7 Op gewicht blijven In deze opdracht wordt inzicht verkregen in het eigen energieverbruik en de lichamelijke activiteit. Belangrijk is om de leerlingen zelf te laten ontdekken in hoeverre sport en beweging zorgen voor de verbranding van opgenomen voedingsstoffen. Deze opdracht is eventueel uit te breiden met een extra opdracht: Hoeveel energie heb jij nodig? Je kunt de minimale energiebehoefte berekenen met de BMR-test op de methodesite. Klik ook eens op de caloriemeter. De caloriemeter geeft een goede richtlijn hoeveel energie je nodig hebt. Kijk op http://www.infotalia.com/nl/slank/calculators.asp. Opdracht 8 Hoeveel calorieën verbruik jij tijdens het ‘sporten’? Het is ook mogelijk deze opdracht uit te voeren met behulp van de afbeelding. Daarin komen allerlei huishoudelijke klussen aan de orde.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
49
Verbruikte hoeveelheid energie in kcal/kg lichaamsgewicht/uur Opdracht 9 De Schijf van vijf In deze opdracht nemen de leerlingen hun eigen eetgedrag en het eetgedrag van een klasgenoot onder de loep. Ze bedenken zelf wat ze eventueel zouden kunnen veranderen en leren elkaar feedback geven en deze te ontvangen. Deze opdracht is eventueel uit te breiden met een extra opdracht: Is jouw eten wel vers en fris? Het gaat erom wat het begrip veiligheid betekent als je het hebt over voedsel. De leerlingen krijgen daar inzicht in door zelf te kijken hoe zij daar mee omgaan met behulp van spelletjes. Lees het artikel ‘Wat eten we vandaag?’ nog eens door. Bij de Schijf van vijf staat dat je eten wel veilig moet zijn. Je moet je eten op een goede manier bewaren en bereiden. Maar hoe doe je dat? Via de methodesite kom je op de homepage van het Voedingscentrum. Hier kun je klikken op spelletjes en tests. Kies: ‘Test je keukenkennis’. Je kunt daarna kiezen uit een aantal testjes. • Kiplekker: hiermee oefen je hoe je schoon kunt werken tijdens het klaarmaken van een maaltijd. • Koelbewust: hiermee oefen je hoe je etenswaren het beste kunt bewaren. • Boenen: dit spel gaat over het schoonmaken van de keuken. Bespreek de antwoorden in de klas. Stel de vraag aan de leerlingen: Wat heb je geleerd van deze spelletjes? Opdracht 10 Wel of niet verteerbaar? Het gaat erom dat leerlingen zien dat vertering een opeenstapeling van processen is.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
50
Opdracht 11 Van mond tot... Het gaat erom dat leerlingen weten dat het spijsverteringsstelsel bestaat uit een reeks geschakelde organen. Opdracht 12 Mond open graag! Theoretische vraag over de bouw van gebit en tanden. Opdracht 13 Als je het voor je kiezen krijgt Het gaat om gebitsverzorging en gaatjes. Opdracht 14 Slijmerige speekselproef In deze proef gaan de leerlingen onderzoeken hoe speeksel werkt. Ze komen erachter dat er in speeksel een enzym zit dat zetmeel afbreekt. Dat enzym is alleen werkzaam als het op lichaamstemperatuur is. De leerlingen moeten aan de hand van de waarnemingen zelf conclusies trekken. De vragen die bij deze proef horen, helpen daarbij. Verdeel de klas in tweetallen. Wat heb je nodig? (per tweetal) • vier reageerbuisjes; • een bekerglas met koud water; • een bekerglas met warm water (ongeveer 37 °C); • een pakje aardappelmeel; • een theelepeltje; • jodium; • vier reageerbuiskurkjes; • eventueel een elektrisch warmhoudplaatje; • een watervaste stift. Opdracht 15 Verslik je niet! Deze opdracht gaat over slikken. Opdracht 16 Even slikken... In deze opdracht gaan de leerlingen de peristaltiek nabootsen door een experiment. Het is de bedoeling dat ze de parallellen zien tussen hun uitvoering en wat er in de darm gebeurt. Ze voeren de opdracht in tweetallen uit. Wat heb je nodig? • een zachte rubberen slang (het liefst doorzichtig) met een lengte van 25 cm; • een voorwerp wat in de slang past, zoals een knikker; • een beetje boter of vet. Opdracht 17 Sappen De leerling leert de verteringssappen kennen. Opdracht 18 Dat is zuur! Bij deze opdracht onderzoeken de leerlingen in tweetallen de werking van zuur op eiwitten. Zij leggen een relatie tussen de uitkomsten van het experiment en de werking van maagsappen. Wat heb je nodig? • erlenmeyer of bekerglas; • rubberen afsluitdop; • halfvolle melk of vla;
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
51
• •
0,1M zoutzuuroplossing of schoonmaakazijn; roerstaafje.
Deze opdracht is eventueel uit te breiden met een extra opdracht: Koeien en magen Lees eerst de artikelen ‘Spijs verteren’, ‘Happen, kauwen, slikken’ en ‘Sappen aan het werk’ door. Runderen zijn herkauwers. Ze slikken het voedsel eerst snel door. Daarna komt het in kleine beetjes in de bek terug. Dan pas wordt het fijngekauwd. Runderen hebben deze eigenschap niet voor niets! Wilde runderen leven op grote grasvlakten, waar ook grote roofdieren zijn. Snel voedsel verzamelen is dus belangrijk. Met de tong wordt een bosje gras gepakt. De onderste snijtanden snijden het gras door. Het wordt direct doorgeslikt. Het gras komt dan in de pens. Hier beginnen de bacteriën de celwanden van het gras al een beetje af te breken. Het gras wordt ook geweekt. Een koe heeft daar per dag wel 150 liter water nodig! Als de runderen op een veilige plek zijn aangekomen, kunnen ze in alle rust gaan herkauwen.
Eerst komt het voedsel via de netmaag in de bek terug. Na het herkauwen gaat het halfverteerde voedsel naar de boekmaag. Hier wordt het water uit de voedselbrij gehaald. De wand van de boekmaag heeft dunne plooien. Ze liggen net als de bladzijden van een boek. In de lebmaag komen er verteringssappen bij het voedsel. Op de methodesite vind je een duidelijke uitleg over de magen van een koe (zie opdracht E4 van K4). a In welke maag zitten veel bacteriën? In de __________________________. b Welke taak hebben deze bacteriën? ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ c
Welke maag lijkt op onze maag? Waarom? De _________________________, omdat ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________
d Runderen hebben een samengestelde maag, een grote blinde darm en een lang darmkanaal. Waar heeft dat mee te maken? ____________________________________________________________________________ ____________________________________________________________________________ Opdracht 19 Door de darmen Theoretische vraag over de bouw van het spijsverteringskanaal ter hoogte van de twaalfvingerige darm. Opdracht 20 De darmen aan het werk De leerlingen leren de namen en functies van de ‘darmen’ kennen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
52
Opdracht 21 Uitscheiden De leerling leren wat uitscheiden is, dat daar meerdere organen betrokken zijn en wat het nut hiervan is. Opdracht 22 Het lichaam uit! De leerlingen leren de werking van de lever kennen. Opdracht 23 De nieren Dit is een theoretische vraag over de anatomie en werking van de nier. De leerlingen ontdekken het ontstaan van een blaasontsteking. Extra opdracht 3 Als plassen pijn doet In deze opdracht gebruiken de leerlingen hun kennis over de nier bij voorbeelden van nier- en blaasaandoeningen. Zorg voor een computer met internetverbinding. Extra opdracht 4 Niertransplantatie In deze opdracht bediscussiëren de leerlingen het doneren van organen tijdens het leven en na het overlijden. De discussie kan in banen geleid worden door de volgende werkwijze te hanteren: 1 Verdeel de klas in groepen (van drie of vier leerlingen). 2 Geef elke groep een mening over het donorschap, geschreven op een groot vel papier. Het is een goed idee om meningen te nemen die uit de klas komen. 3 Laat de groepsleden individueel zoveel mogelijk reacties of ideeën op het vel erbij schrijven. In stilte, dus zonder overleg! 4 Laat de groepen opstaan en doorschuiven naar het volgende vel papier. Ook hier weer in stilte individueel reacties opschrijven. 5 Net zo vaak doordraaien totdat iedere groep weer bij het eigen vel papier is gekomen. 6 Laat de groep samen alle reacties ordenen en een conclusie bedenken. 7 Bespreek alle conclusies klassikaal. Opdracht 24 Het wie wat waar en waarom in het spijsverteringskanaal De leerlingen gaan zelf de reis door het spijsverteringskanaal maken op de methodesite. Ze worden zo langs de stappen in de spijsvertering geleid aan de hand van vragen. Speel na het uitvoeren van de applet eventueel een quiz met de leerlingen. • Verdeel de klas in groepen van drie of vier leerlingen. Elke groep krijgt een nummer: 1 t/m ... • In elke groep komt één voorzitter/leider. • De docent stelt de vraag, de leerlingen mogen vijftien seconden overleggen. • De docent geeft de voorzitter van groep 1 het woord na de bedenktijd. • De vragen zijn open vragen of juist/onjuist-vragen. Open vragen: De voorzitter van groep 1 geeft het antwoord. Is het goed dan krijgt de groep twee punten. Is het niet goed dan mag groep 2 het proberen. Is het goed dan krijgt groep 2 twee punten. Is het fout, dan gaat er één punt van de score af. Ze mogen er ook voor kiezen om te passen dan gaat de beurt over naar groep 3 en geldt dezelfde regel. Heeft groep 2 fout geantwoord dan mag groep 3 het nogmaals proberen voor één punt. Er gaan geen punten af als het fout is. Vervolgens komt vraag 2. De punten kunnen worden bijgehouden door een leerling of door de docent zelf.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
53
Vragen: 1 Welk orgaan zit tussen de mondholte en de maag? 2 Welk orgaan zit tussen de dunne darm en de endeldarm? 3 Hoe heet de beweging waarmee eten door de slokdarm gaat? 4 Hoe heet het klepje dat ervoor zorgt dat je geen eten in je luchtpijp krijgt? 5 Hoe heet het klepje dat ervoor zorgt dat je geen voedsel in je neus krijgt? 6 Wat gebeurt er in je lichaam als je een boer laat? 7 Wat is de belangrijkste taak van je lever en nieren? 8 Glucose kan worden opgeslagen in de lever. In welke vorm? 9 Wat gebeurt er in de dunne darm? 10 Wat gebeurt er in de dikke darm? Antwoorden: 1 Slokdarm 2 Dikke darm 3 Peristaltische beweging. 4 Stortklepje 5 Huig 6 Dan gaat er lucht uit je maag door je slokdarm naar je mond. 7 Het zuiveren van je bloed. 8 Glycogeen 9 Vertering van voedingsstoffen en opname van verteerde voedingsstoffen, mineralen en vitamines in het bloed. 10 In de dikke darm gaat water uit de voedselbrij naar het bloed. Juist/onjuist stellingen De groep die als eerste zijn groene kaartje omhoog houdt, mag het antwoord geven. Als het goed is, ontvangt de groep twee punten. Bij een fout antwoord gaan er twee punten vanaf. Stellingen: 1 Het is belangrijk om goed te kauwen want zo wordt het voedsel met het speeksel vermengd. Het glijdt zo gemakkelijker door de slokdarm. 2 Het is belangrijk om goed te kauwen want zo wordt het voedsel in kleine stukjes gemalen zodat de verteringssappen in het hele spijsverteringskanaal er beter bij kunnen. 3 De maag kneedt het voedsel en maalt het in kleine stukjes en maakt er een vloeibare massa van. 4 Maagsap is het enige verteringssap dat beschermt tegen bacteriën. 5 Maagsap is zuur. 6 Als je moet overgeven, trekken de maagspieren zich samen en duwen het voedsel terug door de slokdarm omhoog. 7 Gal komt in de dunne darm om zijn werk te doen. 8 Gal verteert vetten. 9 In de dikke darm zitten vooral onverteerbare voedselresten. 10 In de dikke darm zit poep. Antwoorden: 1 Juist 2 Juist 3 Juist 4 Onjuist (ook speeksel) 5 Juist 6 Juist 7 Onjuist
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
54
8 Onjuist (emulgeert – maakt kleine bolletjes – van vet) 9 Juist 10 Juist
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
55
K9 Het lichaam in stand houden (deel 2) K9 is een groot en belangrijk hoofdstuk. Vandaar dat dit hoofdstuk in twee delen is gesplitst. Het eerste deel ging over verteren, voeding, voedingsgewoonten, aankomen/afvallen en uitscheiding. In dit tweede deel maak je opdrachten over de bloedsomloop, ademhaling, genotmiddelen en medicijnen. Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 6, 13, 18, 22, 23 Extra opdracht 2, 3
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 3, 8, 9, 10, 12, 14, 19
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 4, 7, 15, 20, 21, 24, 25 Extra opdracht 1
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 2, 5, 11, 16, 17
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het onderstaande schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
56
B
K9 (deel 2)
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden
Opdracht 22
Foldermateriaal Studieboeken
Opdracht 1, 2, 8-15, 19, 20, 24, 25
Naslagwerken Cd-rom/internet
Opdracht 6, 23, 24 Extra opdracht 3
Bijsluiters
Opdracht 25
Kranten/tijdschriften
Opdracht 9, 20
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Opdracht 3, 5, 6, 10, 11, 13, 14, 17-19, 24 Extra opdracht 1
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken
Opdracht 15, 17, 19-21 Extra opdracht 1-3
Relaties leggen tussen begrippen en contexten
Opdracht 15, 17, 19-21 Extra opdracht 1-3
Feiten en meningen presenteren en formuleren
Opdracht 22 Extra opdracht 2
Beroepsoriëntatie Folder/brochure maken of poster 4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden
Opdracht 4, 25
Efficiënt rekenen
Opdracht 4, 25
Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages
Opdracht 25
5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven
Opdracht 25
6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort
Opdracht 2, 4
7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen
Opdracht 15, 17, 18, 2123 Extra opdracht 3
Verbanden leggen
Opdracht 1, 13, 16-19, 21
Leren door doen
Opdracht 2, 5, 11, 16, 17, 21
Leren door ontdekken
Opdracht 2, 4, 7, 11, 15, 17, 18, 21, 23 Extra opdracht 1
Multicausale verbanden herkennen
Opdracht 19
Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort) Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken 8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel)
Opdracht 11
9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren
Opdracht 2, 4, 7 Extra opdracht 3
School- of veldpracticum
Opdracht 4, 7
Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
Opdracht 16, 21
57
Verwachtingen formuleren
Opdracht 23
Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen
Opdracht 2, 4, 5, 16, 17, 21
Conclusies trekken
Opdracht 2, 4, 16, 17, 23
Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren
Opdracht 4, 17
10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling
Extra opdracht 3
11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen
Extra opdracht 2
12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken
Opdracht 21, 24 Extra opdracht 3
Schrijven Rekenen
Opdracht 20, 21, 23, 24 Extra opdracht 3
Informatie verzamelen, bewerken
Opdracht 24 Extra opdracht 3
Presentaties
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Voorstel: Les 1: Startopdracht, Wat weet je al? en Zo zit dat! Les 2: Opdracht 1 t/m 3 Les 3: Opdracht 4 t/m 6 Les 4: Opdracht 7 t/m 9 Les 5: Opdracht 10 t/m 15 Les 6: Opdracht 16 t/m 20 Les 7: Opdracht 21 t/m 22 Les 8: Opdracht 23 t/m 25 Les 9: Alles op een rij en Zelftoets Les 10: Eindtoets Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Startopdracht
• grote vellen papier om poster te maken • diverse tijdschriften met plaatjes van onder meer eten en sporten
Opdracht 2
• • • • • •
helder kalkwater water twee reageerbuisjes watervaste stift rietje reageerbuisrekje
Opdracht 4
• • • •
ruime hoeveelheid vellen A4-papier plakband elastiekjes schaar
Opdracht 5
• computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 6
• computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 7
• rietje
Extra opdracht 2
• computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 11
• microscoop • bloedpreparaten met daarop duidelijk zichtbaar de witte en rode bloedcellen en eventueel bloedplaatjes
Extra opdracht 3
• grote vellen papier om poster te maken • computer (met toegang tot methodesite/internet)
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
58
Opdracht 17
• stopwatch of horloge met secondenwijzer
Opdracht 20
• (kook-)tijdschriften/krant • computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 21
• computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 23
• computer (met toegang tot methodesite/internet)
Opdracht 24
• grote vellen papier om poster te maken • computer (met toegang tot methodesite/internet)
Startopdracht Als startopdracht gaan de leerlingen in groepjes van vier een poster maken. De poster dient om inzicht te krijgen in de levensprocessen en erachter te komen dat je er verbranding bij nodig hebt. Wat heb je voor die verbranding nodig? Waar komen die stoffen vandaan en hoe komen ze in de cellen terecht? De leerlingen zoeken een plaatje dat hoort bij de verbranding in de cellen. Bijvoorbeeld een plaatje van vuur of een fabriek. Dit plaatje plakken zij in het midden van de poster. Aangegeven wordt dat bij verbranding in de cellen energie vrijkomt. De leerlingen zoeken plaatjes op van allerlei levensprocessen waar die energie voor nodig is. Dit kan van alles zijn. Bijvoorbeeld sporten, denken, slapen, ziek zijn enzovoort. Deze plaatjes worden onder de plaatjes over verbranding in de cellen en energie, geplakt. Ertussen komt een pijl. Boven de plaatjes over verbranding in de cellen komt te staan wat je nodig hebt voor verbranding. Daar zoeken de leerlingen ook plaatjes bij (lucht, voedingsmiddelen). Verder worden steeds de orgaanstelsels aangegeven die erbij betrokken zijn. Deel het bijgaande voorbeeld uit aan de leerlingen. Dit kunnen zij gebruiken als ‘invulposter’. Het voorbeeld kunt u ook vinden op de methodesite.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
59
Schrijf hier welk orgaanstelsel zorgt voor het transport naar de cellen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
60
De posters worden in de klas besproken en met elkaar vergeleken. Geef aan dat het spijsverteringsstelsel al besproken is in deel 1. In dit deel gaat het om longen, bloedsomloop en hart. Aan de slag! Opdracht 1 Lucht: waar is dat goed voor? In deze opdracht gaat het erom dat leerlingen te weten komen waarom je in- en uitademt. Opdracht 2 Wat je uitademt, zie je niet… De leerlingen gaan de kooldioxide die ze uitademen zichtbaar maken. Ze doen dat door te ademen door kalkwater. Kalkwater verkleurt dan wit. Ze werken in tweetallen. Wat heb je nodig? • helder kalkwater; • water; • twee reageerbuisjes; • een watervaste stift; • een rietje; • een reageerbuisrekje. Opdracht 3 Het ademhalingsstelsel De leerlingen leren de weg van de adem door de luchtpijp.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
61
Opdracht 4 Sponsachtige longen In deze opdracht werken de leerlingen in viertallen. Ze gaan ontdekken dat het gebruik van longblaasjes leidt tot oppervlaktevergroting. Dat doen ze door een long te knutselen: een koker gemaakt van vier vellen A4-papier. In de koker stoppen ze allemaal kleine kokertjes (longblaasjes) tot de ‘long’ vol zit. Dan vouwen ze alle kokertjes open en leggen ze plat neer. Zo ontdekken ze dat de oppervlakte veel groter is dan die van vier velletjes A4-papier. Wat heb je nodig? • vellen papier op A4-formaat; • plakband; • elastiekjes; • schaar. Opdracht 5 Ademhalen De leerlingen maken in deze opdracht kennis met verschillende soorten ademhaling. Eerst krijgen ze een demonstratie op de methodesite en dan gaan ze zelf de verschillende ademhalingssoorten aan elkaar demonstreren. Dat doen ze in groepjes van twee. Eventueel kunnen de leerlingen het practicumgedeelte ook individueel uitvoeren. Opdracht 6 Snot en rochels Het gaat om (de rol van) slijmvliezen in de luchtwegen. Extra opdracht 1 Mond-op-mondbeademing In deze opdracht wordt de kennis over de ademhaling gebruikt om mond-op-mondbeademing uit te leggen. Eventueel kunt u een EHBO’er uitnodigen om een demonstratie te geven van de mond-opmondbeademing op een pop. Er zijn ook filmpjes op internet die als inleiding vertoond zouden kunnen worden (bijvoorbeeld schooltv/beeldbank). Opdracht 7 Ademnood Deze opdracht gaat over astma. Je hebt voor deze opdracht alleen een rietje nodig. Opdracht 8 Last van je longen Theoretische vraag over aandoeningen aan de luchtwegen. Opdracht 9 Roken Het gaat om de gevolgen van roken op de longen. Extra opdracht 2 Roken? En jij? De leerlingen nemen eigen rookgedrag onder de loep. Ze wisselen meningen uit over de gevolgen van roken en meeroken. Een nuttige site kan zijn www.roken.nl. De discussie onder vraag c kan gestructureerd worden door de volgende werkwijze toe te passen: 1 Verdeel de klas in groepen. 2 Geef elke groep een zin over maatregelen tegen roken en/of meeroken, geschreven op een groot vel papier. Bijvoorbeeld waarschuwende teksten op pakjes sigaretten, het verkoopverbod rookwaar onder de zestien jaar, roken verboden in openbare gelegenheden, patiënten die roken worden niet behandeld, roken buiten is verboden, bekeuring voor roken enzovoort. 3 Laat de groepsleden individueel zoveel mogelijk reacties of ideeën op het vel erbij schrijven. In stilte, dus zonder overleg! 4 Laat de groepen opstaan en doorschuiven naar het volgende vel papier. Ook hier weer in stilte individueel reacties opschrijven. 5 Net zo vaak doordraaien totdat iedere groep weer bij het eigen vel papier is gekomen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
62
6 Laat de groep samen alle reacties ordenen en een conclusie bedenken. 7 Bespreek alle conclusies klassikaal. Opdracht 10 Taken van het bloed Deze opdracht gaat over de taken van bloed en welke bestanddelen daarvoor zorgen. Opdracht 11 Hoe ziet bloed eruit? Het gaat in deze opdracht over bloedcellen en hoeveel bloed je hebt. Als aanvulling gaan de leerlingen eerst een preparaat van bloed bekijken onder de microscoop. Wat heb je nodig? • microscoop; • bloedpreparaten met daarop duidelijk zichtbaar de witte en rode bloedcellen en eventueel bloedplaatjes. Opdracht 12 Wat je bloed allemaal doet! Deze opdracht gaat over bloedcellen. Extra opdracht 3 Als je bloed het niet goed doet In deze opdracht doen de leerlingen op internet een onderzoek naar een ziekte aan het bloed (cellen of plaatjes). Ze kiezen zelf over welke ziekte ze het gaan doen. Ze kunnen kiezen uit: • leukemie; • stollingsziekte; • trombose; • bloedarmoede. Wat heb je nodig? • grote vellen papier om poster te maken; • computer (met toegang tot methodesite/internet). Als leerkracht dient u in de gaten te houden dat ze het niet allemaal over hetzelfde doen en dat zowel bloed plaatjes als witte en rode bloedcellen aan bod komen. Van hun onderzoek maken ze een poster die klassikaal gepresenteerd en besproken wordt. Laat de leerlingen elkaar zoveel mogelijk feedback geven. Splits de bespreking op in twee delen. Het ene deel gaat over de inhoud. Is het duidelijk waar het om gaat? Snappen de luisterende leerlingen wat de ziekte is? Komen de vijf punten uit de opdracht terug op de poster? Enzovoort. Het tweede deel gaat meer over de vorm. Hoe ziet de poster eruit? Hoe ging de presentatie? Eventueel kunnen de leerlingen in plaats van een poster een mini-powerpointpresentatie maken. Opdracht 13 Vaten Het gaat om de verschillende typen bloedvaten, de bouw en de functie ervan. Opdracht 14 De bloedsomloop In deze opdracht gaat het om de bloedsomloop en de functie van aders en slagaders. Opdracht 15 Bloeddruk Deze opdracht leert de leerlingen dat de bloeddruk afhankelijk is van de activiteit. Opdracht 16 Hoe stroomt je bloed? In dit experimentje gaan de leerlingen individueel zien wat de richting van de bloedstroom is en wat kleppen in de vaten doen. Ze leren dit door vaten op de hand dicht te duwen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
63
Opdracht 17 Eerste Hulp Bij Ongelukken (EHBO) In deze opdracht leer je aan de hand van een praktisch voorbeeld hoe het bloed stroomt. Verder gaat deze opdracht over de relatie tussen je hart en het rondstromende (kloppende) bloed. Je hebt een horloge met secondenwijzer nodig. Opdracht 18 Hartkloppingen De leerlingen leren de weg van het bloed door het hart met iedere hartslag. Verder leren ze waar de vaten die van en naar het hart lopen naartoe/vandaan gaan en wat er vervoerd wordt. Opdracht 19 Om het hart heen Het gaat om de werking van de krans(slag)aders. Opdracht 20 Hart- en vaatziekten In deze opdracht ontdekken de leerlingen dat een bepaalde levensstijl en bepaald voedsel (cholesterol) slecht voor hart en vaten is. Wat heb je nodig? • (kook-)tijdschriften/krant; • computer (met toegang tot methodesite/internet). Opdracht 21 Drugs uitproberen: hier kan het! Zorg voor een computer met internettoegang. De leerlingen gaan virtueel drugs ‘uitproberen’ op www.druginfo.nl. Ze zien wat drugs doen en wat de gevaren zijn. Opdracht 22 Wat weet jij ervan? Deze opdracht test de kennis van drugs onder de leerlingen. Eerst doen de leerlingen individueel een kennistest over hasj en wiet. Daarna doen de leerlingen met een groepje van vier dezelfde kennistest maar nu met andere drugs. De leerlingen vergelijken hoeveel goede scores de groepjes in totaal behaalden. Een winnend groepje wordt aangewezen. Opdracht 23 Hoeveel glaasjes lust jij? In deze opdracht bekijken de leerlingen hun drinkgedrag door de test op www.watdrinkjij.nl te doen. Centraal kunnen de volgende vragen aan bod komen: • Waar drinken de meeste leerlingen? Thuis, op feestjes, indrinken, dansparty? • Wanneer drinken ze? ’s Avonds, ’s middags, ’s morgens? In de weekenden? • Waarom drinken ze? Gezellig? Lekker? Om blij te worden? Zijn er leerlingen die opkijken van de uitslag/tips van de test? Neem je die uitslag serieus of vind je die belachelijk/overdreven? Opdracht 24 Te veel en te vaak alcohol In deze opdrachten maken de leerlingen in drie- of viertallen een poster over alcohol en de gevolgen voor de organen. Welke klachten krijg je ervan? Zijn dit lichamelijke of geestelijke klachten? Handige websites zijn www.jellinek.nl, www.druginfo.nl en www.watdrinkjij.nl. Wat heb je nodig? • grote vellen papier om poster te maken; • computer (met toegang tot methodesite/internet).
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
64
Opdracht 25 Medicijnen Het gaat erom wat medicijnen doen en hoe ze toegediend worden. En het gaat erom dat je leert hoe je een bijsluiter moet lezen.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
65
K10 Bescherming Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen: Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 5, 7, 8, 10, 15 Extra opdracht 1, 2, 3, 4
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14 Extra opdracht 4
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 4, 10, 13, 14, 15 Extra opdracht 1, 2, 3
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 5, 10, 15 Extra opdracht 1, 2, 3, 4
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. B
K10
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden
Opdracht 4, 5 Extra opdracht 1, 2, 14
Foldermateriaal Studieboeken Naslagwerken Cd-rom/internet Bijsluiters Kranten/tijdschriften
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
66
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken
Opdracht 1, 2, 6, 7, 9, 14
Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden 3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren
Opdracht 3, 14
Vaktaal functioneel gebruiken Relaties leggen tussen begrippen en contexten Feiten en meningen presenteren en formuleren Beroepsoriëntatie Folder/brochure maken of poster 4 Basisrekenvaardigheden
Opdracht 7 Extra opdracht 2, 3, 4, 11, 13, 15
Schatten en afronden Efficiënt rekenen Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden
Extra opdracht 3
Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort
Opdracht 6 Extra opdracht 2, 10, 15
7 Begripskennis opbouwen
Opdracht 4 Extra opdracht 2, 3, 10
Onjuiste denkbeelden bijstellen Verbanden leggen Leren door doen Leren door ontdekken Multicausale verbanden herkennen Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort) Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken 8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel)
Opdracht 1, 5, 10 Extra opdracht 3
9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek:
Opdracht 1, 4, 5, 10
zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag Verwachtingen formuleren Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen Conclusies trekken Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling 11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
67
12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken
Opdracht 4 Extra opdracht 4
Schrijven Rekenen Informatie verzamelen, bewerken Presentaties Toetsen
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Hierna volgt een indicatie hoe lang de opdrachten gemiddeld duren. Uiteraard is de tijdsduur ook afhankelijk van de uitwerking van de opdracht. Extra opdracht 1: Extra opdracht 2: Extra opdracht 3: Extra opdracht 4: Voorstel: Les 1: Startopdracht Les 2: Startopdracht nabespreken, Wat weet je al? en Zo zit dat! Les 3: Opdracht 1 t/m 4 Les 4: Opdracht 5 t/m 7 Les 5: Opdracht 8 t/m 11 Les 6: Opdracht 12 t/m 15 Les 7: Alles op een rij (samenvatting) Les 8: Zelftoets Les 9: Eindtoets Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Opdracht 1
• pen
Opdracht 2
• pen
Opdracht 3
• en
Opdracht 4
• kleurpotloden, pen, internet
Opdracht 5
• pen, loep, potlood
Opdracht 6
• pen
Opdracht 7
• pen
Opdracht 8
• pen, potlood
Opdracht 9
• pen
Opdracht 10
• • • •
vier petrischaaltjes met deksel en een laagje agar agar broedstoof viltstift computer
Opdracht 11
• • • •
pen computer internet encyclopedie
Opdracht 12
• pen
Opdracht 13
• pen
Opdracht 14
• pen
Opdracht 15
• potlood • kleurpotloden en/of viltstiften
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
68
Extra opdracht 1
• bijvoorbeeld: schuimrubber, karton, piepschuim, watten, plastic zakjes, bubbeltjesplastic, rood, zwart en blauw garen, elektriciteitskabel • potlood • lijm • kleurpotloden • verf • schaar • mes
Extra opdracht 2
• • • • • • •
potlood lijm kleurpotloden verf schaar internet encyclopedie
Extra opdracht 3
• • • • • • • •
potlood lijm kleurpotloden verf schaar gekleurd papier internet encyclopedie
Extra opdracht 4
• pen • internet
Startopdracht Iedereen is wel eens ziek, heeft eens in zijn vinger gesneden of is wel eens met ernstigere klachten bij een huisarts of in een ziekenhuis terechtgekomen. Begin een kort klassengesprek over welke ziekten, klachten of verwondingen de leerlingen wel eens meegemaakt hebben. Stap 1: Van een zelfgekozen (en zelf meegemaakte) ziekte of verwonding beschrijven hoe dit werd opgelopen en opgelost. Stap 2: Groepjes maken van aanverwante ziekten of verwondingen. Stap 3: Hoe kon het voorkomen worden? Probeer de leerlingen ‘out of the box’ te laten denken. (Jullie zijn uitvinder…) Wat had er gedaan kunnen worden om jezelf te beschermen? Voorwaarden: het moet ‘nieuw’ zijn. De (fictieve) kosten zijn niet belangrijk. Voorbeelden: Stap 4: Maak een tekening/poster/eerste versie van jullie uitvinding. Stap 5: Presenteer per groepje je uitvinding aan de klas. Vertel erbij waarom je voor deze oplossing gekozen hebt. De docent kan zelf cijfers geven voor deze opdracht of hij/zij kan de leerlingen elkaar laten beoordelen. Aan de slag! Opdracht 4 Onderhuids Het leeswerk kan gezamenlijk in de klas gedaan worden. De tekst kan als aanleiding gebruikt worden voor een discussie over hoe om te gaan met puistjes en mee-eters. Vervolgens moeten de leerlingen op internet verder uitzoeken wat de beste manier is. Dit kan in tweetallen gedaan worden. Opdracht 5 De huid bekeken Deze opdracht kan het beste in tweetallen uitgevoerd worden.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
69
Extra opdracht 1 Maak een maquette Deze opdracht kan in twee-, drie- of viertallen worden uitgevoerd. Spreek dit vooraf af in de klas. De materialen kunnen van thuis worden meegebracht of vanuit school worden aangeleverd. Zorg voor een zo groot mogelijke keuze uit materialen. In het logboek komt een verantwoording voor de gebruikte materialen. Dit is een belangrijk onderdeel voor de beeldvorming van de leerling! Na het maken van de maquette kan gekozen worden voor het presenteren ervan. Bij de presentatie krijgen de groepjes de kans om uit te leggen waar de onderdelen te vinden zijn en waarom voor deze materialen gekozen is. Beoordeling: Er kan voor een verzamelcijfer gekozen worden voor alle onderdelen of een apart cijfer per onderdeel. Er kan in de klas afgesproken worden hoe er becijferd wordt. Neem hierbij ook in beschouwing of de klas kiest voor een groepscijfer of een individueel cijfer. Ook kan gekozen worden voor een aantal punten per groep, die de leerlingen dan onderling dienen te verdelen. Voorbeeld: Een groepje van vier leerlingen. Gemiddeld cijfer bedraagt een 7. De groep krijgt 28 punten en de leerlingen kunnen deze punten onderling verdelen. Materialen • plakband; • lijm; • scharen; • kleurpotloden; • verf; • stiften; • gekozen materialen voor de maquette. Opdracht 8 Ontwerp een afweerstof Er kunnen voor deze opdracht eerst een of meer voorbeelden op het bord uitgewerkt worden. Extra opdracht 2 Maak een poster De leerlingen hebben tijd nodig om zich te verdiepen in het onderwerp ziekteverwekkers. Dit is geen gemakkelijk opdracht. Het handigst is om ze via internet (www.wikipedia.nl) of een medische encyclopedie te laten zoeken naar plaatjes en informatie. De leerlingen moeten het verslag in hun eigen woorden opstellen. Dit om knippen en plakken (en het daardoor niet begrijpen) te voorkomen. Beoordeling: Er kan met de klas afgesproken worden hoe becijferd wordt. De klas kan zelf beoordelen en dit cijfer dan bijvoorbeeld middelen met het cijfer dat de docent geeft. Neem hierbij ook in beschouwing of de klas kiest voor een groepscijfer of een individueel cijfer. Ook kan gekozen worden voor een aantal punten per groep, die de leerlingen dan onderling dienen te verdelen. Zie voor een voorbeeld bij extra opdracht 1. Materialen • posterformaat papier (A1 tot A3); • stiften; • potloden; • liniaal; • lijm; • schaar. Opdracht 10 Uche uche uche Deze opdracht vergt voorbereiding omdat de agar agar gemaakt, geschonken en afgekoeld moet zijn. Een goede introductie en uitleg over wat de bedoeling is, is zeer belangrijk. De petrischalen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
70
moeten zo onbesmet mogelijk gehouden worden, voor de proef begint. Vergeet niet de naam en klas van de leerlingen op de platen te laten zetten. Opdracht 11 Maak een samenvatting Leg voor het begin van de opdracht de verschillende manieren van een samenvatting maken aan de klas uit. De leerling krijgt een bepaalde periode om zelf een samenvatting van dit onderdeel te maken. Laat de leerling zoveel mogelijk zijn of haar eigen wijze kiezen, hoe omslachtig dit ook lijkt. Achteraf kan in de klas besproken worden hoe het is gedaan. Ook kunnen de werkstukken ter inzage in de klas worden geplaatst zodat de leerlingen bij elkaar ideeën voor een volgende keer kunnen opdoen. Extra opdracht 3 Aids De vier groepen kunnen zelfstandig of met behulp van de docent samengesteld worden. Maak met de klas een planning over de hoeveelheid tijd die ze voor deze opdracht krijgen. Om het helemaal uitgewerkt te kunnen hebben, is een periode van vier tot zes lesuren noodzakelijk. Voor de presentatie over aids kan gekozen worden voor Powerpoint. Houdt er rekening mee dat niet elke leerling hier al handig mee is, er kan dus enige uitleg en begeleiding bij gewenst zijn. Voor het beoordelen kan de klas zelf gevraagd worden hoe dit beoordeeld dient te worden: • de docent bepaalt het cijfer per groep; • de docent bepaalt een cijfer per individu (hierbij kan een logboek handvatten bieden voor de werkzaamheden); • de docent bepaalt een aantal punten welke de groep zelf kan verdelen (Bijvoorbeeld 28 punten, verdeeld over vier groepsleden. Dit kan resulteren in vier keer het cijfer 7, of twee keer een 8 en twee keer een 6, enzovoort.); • de klas bepaalt de bovengenoemde cijfers. Extra opdracht 4 Krijg de kolere… Een goed woordenboek of uitdrukkingenboek kan geraadpleegd worden om deze opdracht goed te volbrengen. In een zoekmachine op internet kan het handig zijn de uitdrukking tussen aanhalingstekens te plaatsen. Opdracht 13 Goed of kwaad? Kanker kan een zwaar beladen onderwerp in de klas zijn, met alle misconcepten van dien. Het kan dus verstandig zijn hier eerst een klassengesprek over te voeren voor aan de opdrachten begonnen wordt. Dit onderwerp kan ook worden aangegrepen om het begrip ‘kans’ nog eens aan te stippen en uit te leggen. Opdracht 14 Wat te doen? Het kan helpen om een of meer illustraties uit dit boek of een ander boek erbij te pakken en dan eens te kijken waar een goede illustratie aan moet voldoen: • helder; • duidelijk; • niet geschetst; • pijltjes bij de onderdelen; • onderschrift.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
71
K11 Reageren op waarnemingen Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag.
Opdracht 3, 4, 9, 16, 26, 27 Extra opdracht 6
Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken. Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn.
Opdracht 1, 2, 5, 7, 8, 12, 15, 18, 20, 22, 24, 25, 28, 29, 30
Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen. Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen.
Opdracht 6, 19 Extra opdracht 1, 3, 5, 7, 8, 9
Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren. Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang.
Opdracht 10, 11, 13, 14, 17, 21, 23 Extra opdracht 2, 3, 4, 5, 8
Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. B
K11
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden Foldermateriaal
Opdracht 6 Extra opdracht 6
Studieboeken
Opdracht 1, 2, 5-12, 15, 16, 18, 20, 22, 25-30 Extra opdracht 1, 6
Naslagwerken
Opdracht 6 Extra opdracht 6
Cd-rom/internet
Opdracht 6 Extra opdracht 6
Bijsluiters
Opdracht 6 Extra opdracht 6
Kranten/tijdschriften
Extra opdracht 6
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
72
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing
Opdracht 1, 19, 26 Extra opdracht 6, 8
Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Opdracht 2, 8-11, 15, 16, 19, 20, 22, 25, 27, 29 Extra opdracht 1, 6, 8.
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken
Opdracht 1, 3, 4, 5, 7, 9, 12, 16, 18, 19, 25, 26, 27, 28, 30 Extra opdracht 1, 6, 8
Relaties leggen tussen begrippen en contexten
Opdracht 1, 3, 4, 5, 7, 9, 12, 18, 19, 25, 26, 27, 28, 30 Extra opdracht 1, 6, 8
Feiten en meningen presenteren en formuleren
Extra opdracht 6 Samenvatting
Beroepsoriëntatie
Extra opdracht 7, 8
Folder/brochure maken of poster 4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden
Opdracht 14
Efficiënt rekenen
Opdracht 14
Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven
Opdracht 15
6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort 7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen Verbanden leggen
Opdracht 3, 4, 5, 6, 9, 13, 16, 17, 21, 22, 23, 25, 26, 27 Extra opdracht 1, 2, 4-9
Leren door doen
Opdracht 3, 4, 5, 6, 9, 13, 16, 17, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 29 Extra opdracht 1, 2, 4-9
Leren door ontdekken
Opdracht 2, 3, 4, 5, 6, 9, 13, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 29 Extra opdracht 1, 2, 4-9
Multicausale verbanden herkennen Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort)
Opdracht 2, 5, 6, 9, 13, 15, 16, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 29 Extra opdracht 2, 5, 6, 8, 9
Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken
Opdracht 27
8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel)
Opdracht 13, 23 Extra opdracht 3
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
73
9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum
Opdracht 3, 6, 13, 15, 17, 21, 23 Extra opdracht 2, 4, 5, 7, 8, 9
Probleemstelling herkennen en specificeren
Opdracht 5, 6, 13, 15, 17, 21, 23 Extra opdracht 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9
Probleem herleiden tot onderzoeksvraag
Opdracht 6, 13, 15, 17, 21, 23 Extra opdracht 3, 4, 5, 7, 8, 9
Verwachtingen formuleren
Opdracht 6, 13, 17, 21, 23 Extra opdracht 5, 8, 9
Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen
Opdracht 3, 4, 6, 13, 15, 17, 19, 21, 23 Extra opdracht 2, 3, 4, 5, 8, 9
Conclusies trekken
Opdracht 3, 4, 6, 13, 15, 17, 19, 21, 23 Extra opdracht 3, 4, 5, 7, 8, 9
Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren
Opdracht 3, 4, 6, 13, 15, 17, 19, 21, 23 Extra opdracht 3, 4, 5, 7, 8, 9
10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling
Extra opdracht 8
11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen
Extra opdracht 8
12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken Schrijven
Extra opdracht 3, 9
Rekenen Informatie verzamelen, bewerken
Extra opdracht 3, 6, 7, 9
Presentaties Toetsen
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit. Hierna volgt een indicatie hoe lang de opdrachten gemiddeld duren. Uiteraard is de tijdsduur ook afhankelijk van de uitwerking van de opdracht. Extra opdracht 1: circa 10 minuten Extra opdracht 2: circa 15 minuten Extra opdracht 3: circa 15 minuten Extra opdracht 4: circa 25 minuten Extra opdracht 5: circa 1 les Extra opdracht 6: circa 25 minuten Extra opdracht 7: circa 25 minuten Extra opdracht 8: circa 1 les Extra opdracht 9: circa 25 minuten Voorstel: Les 1: Startopdracht Les 2: Startopdracht nabespreken, Wat weet je al? en Zo zit dat! Les 3: Opdracht 1 t/m 4, ‘Het zenuwstelsel’ theorie
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
74
Les 4: Opdracht 5 t/m 7 (practicum opdracht 6; wellicht handig om van tevoren opdracht 6 te laten uitzoeken en in de klas te laten uitvoeren) Les 5: Opdracht 8 t/m 11, ‘Het oog’ theorie Les 6: Opdracht 12 t/m 14, ‘Het oog’ theorie en practicum Les 7: Opdracht 15 t/m 18, ‘Het oor’ theorie en practicum Les 8: Opdracht 19 t/m 21, ‘De tong’ theorie en practicum Les 9: Opdracht 22 t/m 24, ‘De neus’ theorie en practicum Les 10: Opdracht 25 t/m 28, ‘De huid’ theorie Les 11: Opdracht 29 en 30, ‘Het hormonenstelsel’ theorie Les 12: Alles op een rij (samenvatting) Les 13: Zelftoets Les 14: Eindtoets Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Startopdracht
• • • •
Opdracht 1 t/m 5
Geen
Opdracht 6
• hamertje/stok (kniepeesreflex) • computer met internet
Opdracht 7 t/m 12
Geen
Opdracht 13
• twee potloden
papier (posterformaat) stiften/kleurpotloden oude tijdschriften lijm/schaar
Opdracht 14
• afbeelding lachebekje en hartje
Opdracht 15, 16
Geen
Opdracht 17
• klikpennen • blinddoek
Opdracht 18
Geen
Opdracht 19
Voorbeelden zoete hapjes: • Stukjes cake/koek • Snoepgoed Voorbeelden hartige hapjes: • Cocktailworstje en augurkje aan een prikkertje • Blokje kaas met zilveruitje aan een prikkertje
Opdracht 20
Geen
Opdracht 21
• • • • • • •
Opdracht 22
Geen
Opdracht 23
• verschillende voedingsmiddelen (bijvoorbeeld stukje chocola, cola, brood, kaas, enzovoort) • glas water
wattenstaafjes bekertje water suiker opgelost in water (alternatief is een zoete frisdrank) zout opgelost in water (alternatief is een sterke bouillon) citroensap vermengt met water tonic vermengt met water rijpe tomaat (sap ervan mengen met een beetje water)
Opdracht 24 t/m 30
Geen
Extra opdracht 1
Geen
Extra opdracht 2
Geen
Extra opdracht 3
• werkboek met vragenlijst • computer met internetverbinding
Extra opdracht 4
Geen
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
75
Extra opdracht 5
• handdoek (kunnen leerlingen zelf meenemen) • bakje met water Reinigingsmelk: • yoghurt • olie (bijvoorbeeld olijfolie) • honing • appel • citroensap • meel Scrub: • paneermeel • olijfolie • water Masker droge huid: • ei • olijfolie • honing • avocado Masker vette huid: • tomaat • meel Masker gecombineerde huid: • honing • meel
Extra opdracht 6
• computer met internetverbinding/naslagwerken over tatoeages
Extra opdracht 7
• computer met internetverbinding
Extra opdracht 8
• zelfgemaakte vragenlijst
Extra opdracht 9
• computer met internetverbinding/naslagwerken over hormoonziektes
Startopdracht (1 lesuur) Stel eerst een aantal open vragen aan de leerlingen over wat zintuigen zijn en welke prikkels erbij horen. Vervolgens kunnen de leerlingen in vijf groepjes worden verdeeld. Elk groepje krijgt één zintuig toegewezen. Van dit zintuig maken ze een poster. Op de poster moet komen: • plaatjes van het zintuig: opzoeken in verscheidene tijdschriften (het liefst dierentijdschriften) en uitknippen; • tekeningen; • verschillende vormen; • ziektes; • beroepen; • enzovoort. De leerlingen maken dus een poster over het hun opgekregen zintuig en verwerken hierin al hun voorkennis over dit zintuig. Na afloop kunnen de posters met de klas worden besproken en eventueel worden aangevuld. Zodra de lessen over de zintuigen beginnen, kunnen de posters erbij worden gehaald als opstart van de les.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
76
Neus Drugshond Ruiken
Verkouden
Parfum
Zakdoek Geur
Aan de slag! Opdracht 3 Druk, druk druk met jezelf! De leerlingen gaan aan de hand van een eigen voorbeeld de weg van een impuls door het lichaam bekijken. Ze beginnen met het opschrijven vanaf het moment van opstaan totdat ze op school aankwamen. Dit schrijven al hun handelingen puntsgewijs op. Hiermee wordt duidelijk dat er een lange weg wordt afgelegd om van A naar B te komen, maar dat dit prima gaat (daar gaan we vanuit). In het lichaam gaat dit ook zo: aan elke actie gaat een hele weg met impulsen door het lichaam vooraf. Opdracht 4 De zenuwen gieren door je lijf… De leerlingen pakken nu één punt uit opdracht 3 en gaan dit uitwerken. Ze moeten stap voor stap uitwerken hoe de prikkel omgezet wordt in een impuls en vervolgens in de hersenen aankomt. In de hersenen wordt de actie bedacht en dan gaat de weg van de impulsen weer terug naar een spier/klier. Door een goede organisatie, samenwerking en vaste routes gaat dit goed. (Net zoals de weg vanaf het opstaan tot op school aankomen.) Dit moet bij de leerlingen duidelijk worden na het maken van opdracht 3 en 4. Opdracht 6 Verschillende reflexen De leerlingen moeten over vijf verschillende reflexen uitzoeken wat de reflex inhoudt (waar speelt deze zich af in het lichaam) en beschrijven hoe je de reflex in de praktijk kunt brengen (de uitvoering). Dit kan van tevoren (thuis) worden uitgezocht door de leerlingen. Vervolgens voeren ze de reflex uit en schrijven ze op of het gelukt is. Met de hele klas kan nagepraat worden over de resultaten. De leerlingen moeten minimaal met z’n tweeën werken. De proefjes moeten bij elkaar worden uitgevoerd. Materiaal • hamertje/stok (kniepeesreflex); • computer met internet.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
77
Vestibulo-oculaire reflex Leerlingen lezen een stukje tekst in een boek. Als ze hun hoofd heen en weer draaien, zullen automatisch de ogen op hetzelfde punt blijven staan. Kniepeesreflex Leerling A gaat op zijn/haar tafel zitten en zorgt dat de knie 20 cm over de tafel hangt. Leerling B slaat (zachtjes!) met een stokje/hamertje net onder de knieschijf. Het onderbeen van leerling A zal een kleine schrikbeweging maken en zal iets naar voren toe wippen. Ooglidreflex Leerling A klapt in zijn handen voor het gezicht van leerling B. Leerling B zal met zijn ogen extra knipperen. Pupilreflex Leerling A en B houden beide hun ogen dicht. Na een halve minuut draaien ze hun gezichten naar elkaar toe (nog steeds de ogen gesloten). Bij een signaal openen ze tegelijk de ogen en kijken ze in elkaars ogen. De leerlingen zullen bij elkaar zien dat de pupil in een snel tempo kleiner wordt. Voetzoolreflex Leerling A trekt één van zijn/haar schoenen uit. Hij/zij legt zijn/haar been zo op een stoel/tafel neer, dat de voet circa 20 cm over de stoel/tafel hangt. Leerling B strijkt met de achterkant van een pen/potlood over de onderkant van de voet (van hiel naar teen, of andersom). De tenen van leerling A zullen naar elkaar toe trekken. Bij het nabespreken van de reflexen zal blijken dat sommige reflexen bij de leerlingen niet hebben gewerkt. De verklaring is waarschijnlijk het bewust toch tegenhouden van de reflex. Opdracht 13 Afstand schatten De leerlingen moeten aan de hand van een eenvoudig proefje opmerken dat je twee ogen nodig hebt om een afstand in te kunnen schatten. Met de hele klas kan nagesproken worden over de resultaten. De leerlingen voeren het proefje individueel uit. Materiaal • twee potloden. Opdracht 14 Ontdek je blinde vlek De leerlingen gaan hun blinde vlek ontdekken aan de hand van een proefje. Het is een lastig proefje en bij een aantal leerlingen zal het moeilijk zijn de blinde vlek te herkennen. Tips: • Ga zeer langzaam met het hoofd naar achteren, terwijl het boek op de tafel blijft liggen. • Geef eventueel de figuurtjes verschillende kleurtjes. De leerlingen kunnen op het bord hun resultaten opschrijven, zodat iedereen de resultaten kan overnemen in het werkboek. De leerlingen berekenen daarna de gemiddelde afstand van de klas. De leerlingen moeten dit proefje alleen uitvoeren. Opstelling klas De leerlingen kunnen dit proefje op hun eigen plaats op school uitvoeren. Materiaal • afbeelding lachebekje en hartje.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
78
Extra opdracht 2 Optisch bedrog? Bij deze opdracht kan een korte uitleg gegeven worden over M.C. Escher en zijn werk. Extra informatie kan gevonden worden op zijn website: http://www.mcescher.nl. Maurits Cornelis Escher (1898-1972) Escher werd geboren in Leeuwarden. Toen Escher vijf jaar oud was, verhuisde het gezin Escher naar Arnhem. Daar bracht Maurits de rest van zijn jeugd door. Hij begon de architectenopleiding in Haarlem in 1919, maar schoof door naar de grafische opleiding. Hij kreeg daar onder meer les van Mesquita. In 1922 verliet Escher de school en hij ging reizen door Spanje en Italië. In deze landen deed hij een hoop inspiratie op. Hij vestigde zich in Rome en trouwde met Jetta Umiker. Ze kregen samen drie zonen. Escher woonde later met zijn gezin in Zwitserland en België en eindigde in Nederland. Hij maakte prachtige houtsnedes, houtgravures, lithografieën en lino’s. Escher werd met name beroemd door zijn bijzondere tekeningen waarmee hij mensen op het verkeerde spoor zette. Extra opdracht 3 Hoe scherp neem je alles waar? De leerlingen gaan bij deze opdracht kijken hoe scherp hun waarnemingen zijn. Ze moeten op YouTube een filmpje kijken over Britney Spears. Britney Spears botst bij het inparkeren tegen een auto aan. Hierover worden wat vragen gesteld. Vervolgens kijken de leerlingen het filmpje nog een keer en beantwoorden dezelfde vragen nogmaals. Nadat ze de antwoorden van de eerste en de tweede keer vergeleken hebben met elkaar kunnen ze zien hoe scherp hun waarnemingen de eerste keer waren. Materiaal • werkboek met vragenlijst; • computer met internetverbinding. Tip: Een dergelijke oefening kan ook in de klas worden uitgevoerd. Drie leerlingen moeten een klein toneelstukje uitvoeren en vervolgens gaat de rest van de klas hier vragen over maken. Hierna doen de drie leerlingen nog een keer hetzelfde toneelstukje en beantwoord de klas weer dezelfde vragen. Vervolgens kunnen ze kijken hoe scherp hun waarnemingen de eerste keer waren. Opdracht 17 Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort... Voer deze opdracht met de hele klas uit. Materiaal • klikpennen; • blinddoek; Opstelling klas In twee cirkels met de proefpersoon in het midden.
leerlingen buitenste ring leerlingen binnenste ring
A
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
79
Werkwijze De leerlingen gaan in twee kringen om elkaar heen staan. Eén leerling staat in het midden met een blinddoek voor zijn ogen. Een andere leerling noteert de resultaten. De docent wijst om en om een leerling aan. De aangewezen leerling klikt met de achterkant van de pen. De persoon in het midden wijst de kant op waar hij/zij het geluid vandaan hoort komen. Deze oefening doe je eerst met beide oren open. Daarna met linkeroor dicht, vervolgens met rechteroor dicht. Herhaal deze oefening een aantal keer met verschillende leerlingen. Vervolgens kunnen de leerlingen de resultaten vergelijken en een conclusie trekken. Tip: Deze oefening kan ook in kleine groepjes (minimaal tien leerlingen) gedaan worden. Leerlingen moeten dan zelf iemand kiezen die de leerlingen aanwijst. Extra opdracht 4 Geluidsoverlast(ig)… De leerlingen moeten de opdracht thuis maken. Ze onderzoeken wanneer een geluid bij mensen als vervelend wordt gezien, oftewel wanneer er sprake is van geluidsoverlast. Ze zullen ondervinden dat geluidsoverlast heel persoonlijk is. Bespreek met de leerlingen hoe ze de vragen kunnen stellen aan hun familieleden/vrienden/bekenden. Tip: Bij deze opdracht kan vooraf een klassengesprek plaats vinden waarin leerlingen vertellen wanneer zij iets als geluidsoverlast zien. De vragen bij de opdracht kunnen hiervoor gebruikt worden. Ook wat de docent zelf als geluidsoverlast in de klas ziet (roepen, gillen door het lokaal, kletsen/lachen tijdens een uitleg). Zien de leerlingen dit ook als overlast waarom wel/niet? Enzovoort. Opdracht 19 Smaken verschillen, mensen ook! De leerlingen gaan hier hun eigen smaak opschrijven. Vervolgens doen ze een meting in de klas hoeveel procent van zoet houdt en hoeveel procent van hartig. Tip: Om de les wat aan te kleden, kunnen er wat zoete en hartige hapjes worden meegenomen door de leerlingen. Na het eten van de hapjes kunnen ze bedenken welke van de twee (zoete of hartige hapjes) het beste smaakte. Voorbeelden zoete hapjes • stukjes cake/koek; • snoepgoed. Voorbeelden hartige hapjes • cocktailworstje en augurkje aan een prikkertje; • blokje kaas met zilveruitje aan een prikkertje. Opdracht 20 Onderdelen van de tong Geen bijzonderheden. Opdracht 21 Smaken De leerlingen gaan de vijfde smaak ‘umami’ ontdekken. Verder gaan ze kijken of de tong verschillende smaakzones heeft. De leerlingen kunnen in kleine groepjes werken (minimaal drie leerlingen per groepje). Eén leerling is proefpersoon, één leerling voert de proef bij de proefpersoon uit en één leerling schrijft de resultaten op.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
80
Materiaal • wattenstaafjes; • bekertje water; • suiker opgelost in water (alternatief is een zoete frisdrank); • zout opgelost in water (alternatief is een sterke bouillon); • citroensap vermengd met water; • tonic vermengd met water; • rijpe tomaat (sap ervan mengen met een beetje water). Tip: Als de proef te lastig is voor de klas, dan kan ze ook worden uitgevoerd in een demonstratievorm. Drie leerlingen gaan vooraan in de klas zitten en de docent voert de proef uit. De rest van de klas schrijft de resultaten op. Opdracht 23 Proeven met je neus…. De leerlingen gaan verschillende voedingsmiddelen proeven met open en gesloten neus. Met deze proef zullen ze ontdekken dat je zowel met je mond als met je neus proeft. De opdracht wordt individueel uitgevoerd, iedere leerling werkt voor zichzelf. Materiaal • verschillende voedingsmiddelen (bijvoorbeeld stukje chocola, cola, brood, kaas, enzovoort); • glas water. Tip: De leerlingen kunnen de proef ook in groepjes uitvoeren. Iedere groep neemt dan een eigen voedingsmiddel mee en voert de proef uit. Na de proef kunnen de resultaten met elkaar worden gedeeld. Extra opdracht 5 Je huid is je visitekaartje De leerlingen gaan een practicum uitvoeren met de huid. Ze gaan zelf een reinigingsmiddel, een scrub en een huidmasker maken. Aan de hand van een vragenlijst bekijken ze wat voor huid ze hebben. Vervolgens maken ze de producten en kunnen ze deze op hun huid smeren. Leerlingen die de producten liever niet op hun gezicht aanbrengen, kunnen dit ook op hun hand of arm doen. Leerlingen kunnen in groepjes werken van vier tot vijf personen. Het handigst is om de leerlingen met een droge huid bij elkaar te zetten, de leerlingen met een vette huid bij elkaar en de leerlingen met een gecombineerde huid. Materiaal (per groepje) • handdoek (kunnen leerlingen zelf meenemen); • bakje met water. Reinigingsmelk: • yoghurt; • olie (bijvoorbeeld olijfolie); • honing; • appel; • citroensap; • meel. Scrub: • paneermeel; • olijfolie; • water.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
81
Masker droge huid: • ei; • olijfolie; • honing; • avocado. Masker vette huid: • tomaat; • meel. Masker gecombineerde huid: • honing; • meel. Extra opdracht 6 Tatoeage De leerlingen moeten informatie zoeken over tatoeages. Ze gaan hier vervolgens vragen over beantwoorden. Materiaal • computer met internetverbinding/naslagwerken over tatoeages. Tip: Na afloop kan er een klassengesprek plaats vinden over de functies van een tatoeage, maar ook het definitieve van en de gevaren bij het zetten van een tatoeage. Dit onderwerp kan ook uitgebreid worden. De leerlingen zouden bijvoorbeeld een informatiefolder/poster kunnen maken over tatoeages. Extra opdracht 7 Welk beroep hoort bij welk zintuig? De leerlingen moeten informatie zoeken over verschillende beroepen die te maken hebben met zintuigen. Materiaal • computer met internetverbinding. Extra opdracht 8 Ga je neus achterna! De leerlingen gaan in tweetal een persoon interviewen die een beroep heeft in de zintuigensector. In het interview moet duidelijk worden: • wat het beroep inhoudt; • welke opleiding je voor dit beroep moet volgen; • hoe de werkvloer eruitziet. Het is raadzaam om van tevoren de vragen even te bekijken en met de leerlingen door te spreken. De leerlingen kunnen het interview op verschillende manieren uitwerken: • schriftelijk verslag; • spreekbeurt; • poster; • video-opname tijdens het interview en deze laten zien aan de klas; • enzovoort. De opdracht wordt uitgevoerd in groepjes van twee personen. Materiaal • zelfgemaakte vragenlijst.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
82
Extra opdracht 9 Hormoonziekten Materiaal • computer met internetverbinding/naslagwerken over
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
83
K12 Generaties volgen elkaar op Leerstijlen In het volgende schema vindt u bij elke leerstijl de opdrachten die daar het beste bij passen. Bezinner
Kijkt hoe anderen een probleem aanpakken en denkt eerst na voordat hij iets doet. Hij ziet veel oplossingen, omdat hij een probleem vanuit veel standpunten kan bekijken. Daardoor neemt hij beslissingen soms traag. Waarnemen en overdenken (‘watching’) • Maak vooraf een plan. • Neem de tijd voor lastige beslissingen. • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken.
Denker
Is goed in logisch denken en redeneren. Hij probeert algemene regels te ontdekken en leert het liefst uit boeken. Het is belangrijker dat ideeën logisch zijn, dan dat ze praktisch uitvoerbaar zijn. Analyseren en abstract denken (‘thinking’) • Zoek goed gestructureerde leermiddelen. • Zoek verbanden met kennis die je al hebt. • Zoek intellectuele uitdagingen. • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen.
Beslisser
Plant een taak en voert die uit. Hij is niet zo geïnteresseerd in theorieën. Hij doet het goed in conventionele intelligentietesten. Houdt zich liever bezig met technische problemen dan met mensen. Concreet ervaren (‘sensing/feeling’) • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk. • Richt je op praktische zaken. • Zoek iemand die je iets kan demonstreren.
Doener
Houdt van experimenteren en lost problemen op door iets uit te proberen. Hij past zich goed aan aan nieuwe situaties. Soms kan een doener drammerig overkomen in zijn dadendrang. Actief experimenteren (‘doing’) • Ga een directe ervaring opdoen. • Los een probleem op. • Spring in het diepe met een uitdagende taak.
Vaardigheden In het volgende schema vindt u per vaardigheid de opdrachten waarbij deze aan de orde komen. B
K12
1 Begrijpend lezen; feiten en meningen onderscheiden Foldermateriaal
Extra opdracht 5
Studieboeken Naslagwerken Cd-rom/internet
Extra opdracht 4, 5, 6
Bijsluiters Kranten/tijdschriften
Opdracht 2, 5, 14, 21
2 Informatie verwerven, selecteren, verwerken en bewerken Tabellenboek/gegevensbank/gebruiksaanwijzing Tekeningen, schema’s, diagrammen, beelden
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
Opdracht 4, 6, 11, 13, 15, 16, 18 Extra opdracht 4, 24, 25, 29
84
3 Eigen gedachten schriftelijk en mondeling formuleren Vaktaal functioneel gebruiken
Opdracht 1, 3
Relaties leggen tussen begrippen en contexten
Opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 14, 15, 17, 18, 22, 23, 28, 29 Extra opdracht 4, 6
Feiten en meningen presenteren en formuleren
Opdracht 20, 22, 23, 25, 26 Extra opdracht 5
Beroepsoriëntatie
Extra opdracht 3
Folder/brochure maken of poster
Extra opdracht 1
4 Basisrekenvaardigheden Schatten en afronden Efficiënt rekenen Rekenregels gebruiken/verhoudingstabellen/breuken en percentages 5 Rekenen met eenheden en grootheden Eenheid bij gemeten of berekende grootheid aangeven 6 Veilig kunnen omgaan met stoffen/materialen enzovoort 7 Begripskennis opbouwen Onjuiste denkbeelden bijstellen
Opdracht 12, 21
Verbanden leggen
Opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 11, 12, 13, 14, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25 Extra opdracht 2
Leren door doen
Extra opdracht 2
Leren door ontdekken
Opdracht 5 Extra opdracht 2, 7
Multicausale verbanden herkennen
Opdracht 15, 17, 20, 21, 25
Verschillende organisatieniveaus (cel, weefsel orgaan enzovoort)
Opdracht 28
Eenvoudige product- en procesevaluatie maken en conclusies daaruit trekken 8 Hulpmiddelen gebruiken (loep/microscoop/indicatoren/determineertabel) 9 Eenvoudige opdrachten/onderzoek: zelfwerkzaam, voorbereiden, uitvoeren vastleggen en evalueren School- of veldpracticum Probleemstelling herkennen en specificeren Probleem herleiden tot onderzoeksvraag Verwachtingen formuleren Relevante waarnemingen doen/gegevens verzamelen Conclusies trekken Oplossing, onderzoek en conclusies evalueren 10 Gegevens verwerken in verslag van bezoek aan instelling 11 Studie van zelf gekozen onderwerp uitvoeren en verslagleggen 12 ICT-hulpmiddelen en software gebruiken Schrijven Rekenen Informatie verzamelen, bewerken
Opdracht 7, 8, 9, 10, 23, 27 Extra opdracht 3, 7
Presentaties Toetsen
Planning De extra opdrachten zijn niet in de planning opgenomen. U maakt daar zelf een keuze uit.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
85
Voorstel: Les 1: Startopdracht, Wat weet je al?, Zo zit dat! en begin opdracht 1 Les 2: Opdracht 1, 2, 3 Les 3: Opdracht 4, 5, 6 Les 4: Opdracht 7, 8 Les 5: Opdracht 9, 10, 11 Les 6: Opdracht 12, 13 Les 7: Opdracht 14, 15 Les 8: Opdracht 16, 17 Les 9: Opdracht 18, 19, 20 Les 10: Opdracht 21 Les 11: Opdracht 22, 23 Les 12: Opdracht 24, 25, 26 Les 13: Opdracht 27 Les 14: Opdracht 28, 29 en Alles op een rij Les 15: Zelftoets Materialenlijst per opdracht Opdracht
Materialen
Extra opdracht 1
• • • •
Opdracht 7 t/m 10
• computer met internettoegang
Extra opdracht 2
• • • •
Opdracht 27
• computer met internettoegang
poster (A3-formaat) foto’s (kopieën mag ook) lijm, schaar stiften enkele vellen stevig papier/karton stiften pen/potlood handleiding met spelregels over memoryspel
Startopdracht Gebruik de dvd ‘Het wonder van een nieuw leven’ om de leerlingen te tonen hoe mooi het hele proces van de menselijke voortplanting eruit ziet. Deze film is visueel heel aantrekkelijk. Laat de leerlingen tijdens het afspelen van de film een aantal eenvoudige, relevante vragen maken waarvan de antwoorden uit de film naar voren komen. Deze vragen worden vooraf op een A4’tje uitgedeeld en de antwoorden worden op het blad ingevuld. Kijk de vragen na afloop van de film eventueel gezamenlijk na. De duur van de film vergt meer dan een lesuur (circa 55 minuten). De film kan daarom ook worden opgesplitst: een eerste deel van ca 25 minuten bij aanvang en het tweede deel wanneer de ontwikkeling en geboorte worden behandeld. Informatie over de film In ‘Het wonder van een nieuw leven’ brengt ‘s werelds beroemdste medische fotogaaf en documentairemaker Lennart Nilsson het ontstaan van een nieuw leven met uniek foto- en filmmateriaal in beeld. Het vergt ontelbare stappen voordat een paar cellen zich ontwikkelen tot een kind dat geboren kan worden. Nilsson weet dit normaal gesproken onzichtbare proces tot een kleurrijk en fantastisch schouwspel te maken, waarin het wonder en de complexiteit van de natuur centraal staan. ‘Het wonder van een nieuw leven’ werpt een nieuw licht op het menselijk instinct van voortplanting, de bevruchting van de eicel en de ontwikkeling van de foetus tijdens de zwangerschap. Prijs: circa 17 euro.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
86
Aan de slag! Opdracht 2 Baard in de keel Bij deze opdracht kan aan de leerlingen een model van het strottenhoofd met de stembanden getoond worden ter verduidelijking van de ontwikkeling. Opdracht 4 Het leven is leren Na het maken van deze opdracht kan een klassikale opdracht volgen. Hierbij beeldt een leerling voor de klas een kenmerk uit. De overige leerlingen moeten raden welke levensfase bij dit kenmerk hoort. De voorbeelden die de leerling uitbeeldt, kunnen zelf bedacht zijn of volgen uit de antwoorden bij opdracht 4. Opdracht 5 Oefening baart kunst Ook hier is het uitbeelden van toepassing. De docent laat met eenvoudige bewegingen – eventueel in combinatie met voorwerpen zoals een tennisbal – zien wat het verschil is tussen fijne en grove motoriek. Opdracht 6 Geest of lichaam? Vraag aan leerlingen of ze zelf de gevolgen merken van de groeispurt en de snelle lichamelijke ontwikkeling. Wellicht kunnen enkele leerlingen anekdotes vertellen over hun ervaringen met hun veranderende lichaam. Bijvoorbeeld de pijn in de knieën die met de groeispurt gepaard gaat. Of een lusteloos gevoel omdat het lichaam veel energie eist. Leg ook duidelijk met voorbeelden uit wat het verschil is tussen lichamelijke en geestelijke groei. Extra opdracht 1 Laat je zien! De afsluiting van deze opdracht kan klassikaal, waarbij elke leerling zijn collage aan de muur hangt. Ook is het een mogelijkheid om enkele collages eruit te lichten en de leerling een toelichting te laten geven op zijn werkstuk. Wat heb je nodig? • poster (A3-formaat); • foto’s (kopieën mag ook); • lijm, schaar; • stiften. Opdrachten 7 t/m 10 Voor het maken van deze opdrachten kunnen de leerlingen terecht op de website www.biologieinteractief.nl. Opdracht 11 Geslachtscellen Het gaat hier om het visueel maken van zaadcellen met behulp van videofragmenten (bijvoorbeeld uit de dvd ‘Het wonder van een nieuw leven’). Opdracht 12 Vier miljoen spermacellen Deze opdracht kan ook als kennisquiz gebracht worden, waarbij de antwoorden klassikaal behandeld worden. Extra opdracht 2 Alles over geslachtsorganen De kaartjes kunnen eventueel van tevoren door de docent gemaakt en in veelvoud geprint worden om een snelle start van het spel mogelijk te maken.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
87
Wat heb je nodig? • enkele vellen stevig papier/karton; • stiften; • pen/potlood; • handleiding met spelregels over memoryspel: http://www.knutselidee.nl/spellen/memory.htm. Opdracht 16 Het kindje groeit Deze opdracht vereist wellicht een klassikale behandeling vooraf over de werking van het bloedvatenstelsel en de functie van de placenta. Het visueel zichtbaar maken met behulp van een tekening of poster is raadzaam. Opdracht 17 Gevaren voor het embryo Inhaken op de actualiteit over het onderwerp aids-baby’s. De gemaakte affiches ophangen in het lokaal en klassikaal bekijken. Eventueel een prijs aan het meest originele en/of functionele affiche toekennen. Opdracht 18 Hoera een baby! Net als bij opdracht 16 geldt ook hier dat extra uitleg raadzaam is. Opdracht 19 Problemen bij de bevalling Deze opdracht kan goed gecombineerd worden met een bezoek aan de kraamafdeling van het ziekenhuis, indien mogelijk. Daarnaast zouden ook leerlingen die zelf in een couveuse hebben gelegen of vroegtijdig geboren zijn, hun verhaal kunnen doen. Opdracht 20 Veilig bij moeder kangoeroe Leerlingen kunnen ook zelf in tweetallen/groepjes een diersoort nemen die een bijzondere vorm van zwangerschap vertoont (denk bijvoorbeeld aan het vogelbekdier of de broedzorg bij bepaalde amfibieën). Laat ze in dit geval een werkstuk maken of een presentatie verzorgen over hun dier. Opdracht 21 Een kind met het Down-syndroom Een korte uitleg over chromosomen en geslachtschromosomen vooraf zou nuttig zijn. Extra opdracht 3 Verloskundige of kraamverzorger? Deze opdracht leent zich voor een gastles, verzorgd door een verloskundige en/of kraamverzorger. Extra opdracht 4 Eeneiig of twee-eiig? Beelden van eeneiige en twee-eiige tweelingen zijn leuk ter ondersteuning. Of bij de klassikale behandeling van de antwoorden achteraf. Opdracht 23 Uit de kast komen Deze opdracht leent zich voor een gastles verzorgd door het COC (Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit). Zulke presentaties wekken de interesse van leerlingen over het onderwerp en meer begrip voor de seksuele geaardheid van medeleerlingen. Opdracht 24 Voorbehoedsmiddelen Voor het behandelen van deze opdracht is het raadzaam een aantal voorbehoedsmiddelen klassikaal te laten zien en kort hun werking en voor- en nadelen van het gebruik te vermelden. Opdracht 25 Ongewenst zwanger De laatste vraag (g) kan ook klassikaal als een stelling worden neergezet. Met de mogelijkheid tot een debat over het onderwerp abortus.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
88
Opdracht 27 Safe sex Doe de Safe sex quiz op www.biologieinteractief.nl. Extra opdracht 6 Tienermoeders Er is een site voor tienermoeders met verhalen en advies (www.tienermoeders.nl). Opdracht 29 Geslachtelijk of ongeslachtelijk? Aan deze opdracht zou een kort practicum over stekken gekoppeld kunnen worden. De resultaten een aantal dagen in de klas laten staan.
Biologie interactief – Bovenbouw vmbo/b – Docentenhandleiding
89