Impressie elfde jaarcongres VBWTN
Biobased bouwen vraagt cultuuromslag EPC naar 0,4: hoe krijgen we dit nu voor elkaar? Het begrip ‘nevenfunctie’ in Bouwbesluit 2012
Jaargang 8 | november 2014
11
BOUWREGELS IN DE PRAKTIJK
Over ontwikkeling, toepassing en handhaving van de bouwregelgeving
ALTIJD EN OVERAL TOEGANKELIJK Al uw vragen over bijvoorbeeld het Bouwbesluit, brandveiligheid of andere praktische informatie kunt u nu snel en eenvoudig op 1 centrale plek vinden.
1 maand gratis via omgevingindepraktijk.nl/gratis
Omgeving in de praktijk.nl
COLOFON HOOFDREDACTIE
Ing. Frank de Groot REDACTIE
Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Roelof Oost (algemeen bestuurslid Vereniging BWT Nederland) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CEmarkering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER
Marcel Jille, BIM Media BV EINDREDACTIE
Ingrid de Zwart-Schaap, BIM Media BV e-mail:
[email protected] VORMGEVING
SD Communicatie, Rotterdam ABONNEMENTEN
BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Losse nummers € 25,- (excl. btw) Abonnementen: Normale prijs € 199,- (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Leden van de Vereniging BWT Nederland die het blad Bouwregels in de praktijk ontvangen dienen met betrekking tot wijzigingen en opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340. ADVERTENTIE-ACQUISITIE
Jan Vlastuin, BIM Media BV,
[email protected]
www.bouwregelsindepraktijk.nl Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements-) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. Abonnementen gelden voor minimaal één jaar. ISSN: 1382-4937 © BIM Media 2014 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden.
Regelpraat Wangedrag Het college van de gemeente Hollands Kroon kwam in oktober 2014 met het voorstel om 80 procent uit de apv te schrappen. ‘Het college wil alle ruimte geven aan de samenleving. Op deze manier willen we laten zien dat we geloven in de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van onze inwoners. Tolerantieafspraken maken we met elkaar en willen we niet vastleggen in regels’, licht burgemeester Nawijn toe op de website van de gemeente. De raad ging eind oktober met het collegevoorstel akkoord. Hierdoor worden er straks geen bekeuringen meer uitgedeeld voor bijvoorbeeld wildplassen, hondenpoep en bedelen. Het college vertrouwt erop dat burgers elkaar op wangedrag aanspreken. Nu de rest van de regelgeving nog…
inhoud 5 Column 6 Jaarcongres VBWTN: Samen werken aan kwaliteit 11 Jaarcongres VBWTN: EPC naar 0,4: hoe krijgen we dat nu voor elkaar? 14 Het begrip ‘nevenfunctie’ in Bouwbesluit 2012 17 De beren in het bos van de transformatie (IV) 20 Biobased bouwen vraagt cultuuromslag 24 Helpdeskvraag van de maand: Aantal toiletruimten school 26 Bouwrecht: Valkuilen bij aanvragen omgevings vergunning 30 Bouwrecht: Oorspronkelijk hoofdgebouw en verbouwing 32 NEN Nieuws 37 Nieuws 40 Productnieuws 42 Verenigingsnieuws VBWTN 44 Agenda
Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
Cover: Forbo Flooring BV.
Succesvol zaken doen met de overheid? ‘De overheid als klant’ biedt u een kijkje in de keuken van de overheid. Tegen welke problemen loopt u als ondernemer aan als u zaken wilt doen met de overheid? Hoe voorkomt u dat u zich stuk vecht tegen een muur van bureaucratische procedures en onwil? Dit boek biedt een duidelijke analyse van die procedures, en geeft u de handvatten om ze juist te gebruiken om uw doel te bereiken: succesvol zaken te doen met de overheid.
NU m e ducti t ekort in
intro
g U bet aalt n u€ in pla ats va 29,95 n€3 9,95
Auteur: Mr. drs. Ireen Boon Isbn: 9789462450523 Prijs is inclusief btw en verzendkosten. Actie is geldig tot en met 31 augustus 2014.
Ga voor meer informatie of uw bestelling naar www.bimmedia.nl/overheid.
5
Moed en Vertrouwen Wanneer ik deze column schrijf, hebben we net ons geweldige BWT-congres 2014 achter de rug. Volle bak en heel veel enthousiaste collega’s. Wat heb ik daar gezien?
Column
henk beekhuis
E
en betrokken burgemeester van Ermelo die de discussie over het private spoor aandurft met de minister. Een minister die wat mij betreft over dit heikele onderwerp in vage algemeenheden blijft op een manier zodat je er eigenlijk geen ruzie over kunt maken. Een wat mij betreft veel te kort maar wel inspirerend verhaal over verandermanagement waar onze beroepsgroep mee te maken krijgt. En dan weer fors de (technische) diepte in met de NAM over de wel heel forse verbeteren herstelopgave aan ruim 42.000 gebouwen in Groningen. Ik keek al het hele jaar uit naar het Ermelose broodje kroket en die ging er bij mij tijdens de geanimeerde lunch in veelvoud in. En dan de middag met een veelheid en verscheidenheid aan workshops. Zelf heb ik samen met Frans Fijen gesproken met twee groepen over “hoe nu verder met de private kwaliteitsborging?”. Dat leverde mooie gesprekken op met veel inbreng voor de werkgroep die ons bestuur helpt bij het positioneren en op het juiste moment commentaar leveren. Waarvoor vanuit deze column nogmaals mijn dank. Als je alles nog eens op je laat inwerken zie ik die dag een heel bloeiend verenigingsleven waar we heel trots op kunnen zijn. We durven binnen de vereniging al geruime tijd met elkaar het gesprek aan over de toekomst. Soms niet zoals we die idealiter voor ons zien en vaak nog bepaald door de buitenwacht en een grillige politiek. Kortom: onzekere tijden. En toch blijven we met elkaar in gesprek en richten we ons op de vraag “hoe” die toekomst er dan uit moet zien en op welke wijze het algemeen belang het beste gediend kan worden. Dat dit onze toekomstige rol zal zijn is een ding wat zeker is. Dat vergt nogal wat van ons. Vanuit het verleden zijn we voornamelijk gericht op de aanvrager en zijn realisatie. Nu richten we ons veel meer op de omgeving met extra aandacht voor de
bestaande voorraad. En dat vergt een andere houding maar zeker niet minder technische kennis. Ik denk dat omgevingsveiligheid heel veel inzet en kwaliteit vraagt om vanuit het algemeen belang als overheid de nodige waarborgen te geven. Volgens mij blijven om die reden onze beste mensen hard nodig om die rol op een goede manier te kunnen vervullen. Wellicht in een ander samenwerkingsverband zoals een omgevingsdienst. Maar onze rol als behartiger van het algemeen belang zal zonder meer overeind blijven. En dat geeft moed en vertrouwen in de toekomst; hoe onzeker die ook is.
Henk Beekhuis voorzitter Vereniging BWT Nederland
6
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Impressie elfde jaarcongres Vereniging BWT Nederland
Samen werken aan kwaliteit jaarcongres vbwtn
Tekst ing. Frank de Groot, Beeld Liesbeth van Asselt
Op 16 oktober 2014 vond het elfde jaarcongres van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland plaats in de Heerlickheijd van Ermelo. Maar liefst 470 BWT-medewerkers kwamen naar het fraaie Ermelo om kennis te nemen van de ontwikkelingen die het vakgebied van bouw- en woningtoezicht de komende jaren fors zullen veranderen. Voorbeelden zijn de private kwaliteitsborging, aardbevingsbestendig renoveren en bouwen, de Omgevingswet en vergunningvrij bouwen. Belangrijke conclusie: de verantwoordelijkheid voor bouwkwaliteit wordt duidelijker neergelegd waar die hoort: bij de aannemer en niet bij Bouw- en Woningtoezicht.
Dagvoorzitter Angelique Krüger heet de volle zaal welkom.
O
ok voor de elfde editie van het jaarcongres moesten weer BWTleden worden teleurgesteld: het congrescentrum was weer tot de laatste plaats gevuld. Enerzijds een heuglijk feit, anderzijds een
signaal dat veel BWT’ers met vragen zitten over hun toekomst. Wat wordt de rol van Bouw- en Woningtoezicht bij private kwaliteitsborging? Wat moeten we verwachten van de nieuwe Omgevingswet? Waar zijn wij nog van? Wat mag er allemaal vergunning-
vrij? Op deze pagina’s een impressie van het plenaire programma in de ochtend. Elders in deze uitgave een verslag van één van de vele workshops: ‘Energieprestatie naar 0,4: hoe krijgen we dit nu voor elkaar?’
7
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Burgemeester André Baars: ‘Handhaven wordt onbetaalbaar’ Ook dit jaar mocht burgemeester André Baars als gastheer het jubileumcongres openen. De aanwezigen kwamen via dagvoorzitter Angelique Krüger te weten dat Baars in zijn carrière ook vele jaren docent bouwtechniek/bouwkunde was aan de LTS te Doesburg. Nog interessanter werd het toen bovendien bleek dat hij Wico Ankersmit, directeur van de Vereniging BWT Nederland, nog timmerles had gegeven. ‘Zo zie je maar weer dat we samen toch nog goed terecht zijn gekomen! Bovendien is het goed dat we beiden niet meer timmeren!’, aldus de burgemeester. Ook dit jaar bleef een lofzang over de fraaie gemeente Ermelo niet achterwege. Maar ook in Ermelo merken ze de veranderingen bij de handhavingstaken: ‘Ook hier hebben we te maken met herstructurering, vorming en uitbouw van regionale uitvoeringsdiensten en verschuiving van verantwoordelijkheden naar de private markt. Als portefeuillehouder Handhaving merk ik dat veel handhaving ontstaat doordat mensen denken dat iets vergunningvrij is. Men ziet door de bomen het bos niet meer. Als een vergunningplichtige bouwactiviteit achteraf niet te legaliseren is,
dan is het leed vaak niet te overzien. Een melding vooraf had dan veel problemen kunnen voorkomen. Bovendien lopen de legesinkomsten terug door vergunningvrij bouwen en private kwaliteitsborging, maar we moeten
achteraf wel controleren. Waar halen we het geld vandaan om goed te blijven handhaven? Achteraf handhaven is veel duurder dan vooraf alles goed regelen.’
8
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Minister Stef Blok: ‘Meer verantwoordelijkheid bij de markt’ ‘We moeten eerst het probleem helder krijgen, voordat we oplossingen aandragen’, opende minister Stef Blok van Wonen en Rijksdienst zijn bijdrage aan het congres. ‘Door uw goede werk zijn woningen en gebouwen in Nederland van goede kwaliteit. Maar toch ontvang ik signalen uit de markt dat er problemen zijn. Als bijvoorbeeld mensen een verbouwing laten uitvoeren dan hebben ze meer klachten dan je zou verwachten. Het betreft vooral klachten die zich enige tijd na oplevering openbaren, zoals scheurvorming in muren of problemen met leidingen en installaties. Vaak is de garantieperiode dan al verstreken. Verder wijst onderzoek van de Wereldbank uit dat Nederland qua hoeveelheid vergunningen wereldwijd zelfs buiten de Top 100 valt. We maken het dus te ingewikkeld. De rol van de overheid is hier te groot. Andere landen leggen de verantwoordelijkheden veel meer waar die hoort.’ Volgens Blok hebben gemeenten daarnaast met afnemende legesinkomsten te maken door de sterk teruggelopen bouweconomie. ‘Het wetsvoorstel Wet Kwaliteitsborging biedt handvatten voor de genoemde problemen. Het conceptvoorstel heeft tot een enorm aantal reacties uit de markt geleid. Het is nu de taak van de Kamer en mij om uit die enorme hoeveelheid reacties de goede keuzes te maken. Daarbij moeten we kijken naar de beginvraag: wat wil de consument? Die wil meer kwaliteit, minder regels en meer veiligheid. Als je dat voor ogen houdt dan levert dit wetsvoorstel een mooi kindje op!’ Wegvallende leges Burgemeester Baars vraagt zich ten overstaan van de minister af wie er straks verantwoordelijk is voor een instortend dak: ‘We hebben recentelijk bij een hoogbouwproject drie keer
om een nieuwe constructieve berekening gevraagd, omdat die niet klopte. Hoe gaat dat straks als de markt dat zelf moet doen?’ Volgens Blok is de bouwer verantwoordelijk: ‘Je kunt niet pleiten voor minder regels en dan de stap niet durven zetten.’ De minister geeft ook aan dat gemeenten waarschijnlijk voor eenvoudige bouwactiviteiten de verantwoordelijkheid overnemen, zodat mensen voor een aanbouw of dakkapel niet een dure gecertificeerde marktpartij hoeven in te schakelen voor de kwaliteitsborging: ‘We hebben berekend dat dit ook betaald kan worden uit de Algemene Middelen. Politiek betaal je nu eenmaal niet uit de boetes van overtredingen. Toezicht en Handhaving worden overigens nu ook al betaald uit de Algemene Middelen.’ De zaal blijft twijfels houden: ‘Bouwend Nederland heeft geen enkele kwaliteitscriteria waaraan een aannemer moet voldoen om een woning te mogen bouwen. Sterker nog: iedereen mag in Nederland zelf een huis bouwen, zonder diploma’s! Als je maar aan
het Bouwbesluit voldoet. Bij een vakbekwame aannemer gaat het allemaal goed, maar hoe zit dat bij een aannemer die krap bij kas zit? Die gaat bezuinigen op wellicht vitale onderdelen en laat bijvoorbeeld de dampremmende laag weg. Daar is dan uiteindelijk de bewoner de dupe van, doordat zich na enige jaren bouwfysische klachten openbaren.’ Blok herkent de problematiek: ‘Daarom hebben we in het wetsvoorstel ook een verruiming van het opschortingsrecht van de particuliere opdrachtgever in het Burgerlijk Wetboek van drie naar vijftien maanden opgenomen. Hierdoor is een aannemer langer aansprakelijk voor fouten.’ Vanuit de zaal komt het voorstel om in de wet vast te leggen dat een aannemer alleen een project mag uitvoeren als het bouwbedrijf een eigen vermogen heeft dat voldoende is om toekomstige fouten te herstellen. Blok reageert: ‘Wij houden ons daarmee bezig. Bij welke type gebouw hoort de verantwoordelijkheid bij de bouwer of overheid te liggen?’
Wico Ankersmit, directeur Vereniging BWT Nederland, overhandigt minister Stef Blok van Wonen en Rijksdienst de 18 pagina’s tellende reactie van de vereniging op het concept Wetsvoorstel Kwaliteitsborging waar tot 15 september op kon worden gereageerd. Ankersmit: ‘Onze reactie ligt natuurlijk al bij u, maar ik overhandig u graag toch nog persoonlijk onze positief kritische reactie.’
9
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Margriet Drijver, Human Capital Agenda: ‘Neem het heft in eigen hand’
‘De bouw is mannelijk, blond, van middelbare leeftijd en hetero’, aldus de genadeloze conclusie van Margriet Drijver van Drijver Advies en Toezicht. Zij is één van de trekkers in de Actieagenda Bouw, die in juli 2014 werd beëindigd, en was teamvoorzitter van de Human Capital Agenda van het Actieteam Menselijk Potentieel. ‘Uit de ‘Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid’ van het EIB blijkt dat de werkgelegenheid in de
bouw in de periode 2015-2019 snel gaat oplopen. In totaal met 60.000 arbeidsjaren. En dat terwijl de instroom naar bouwgerelateerde opleidingen terug is gelopen. We hebben jaarlijks een instroom nodig van 4.500 vakmensen, maar de verwachting is dat dit aantal de komende jaren blijft steken bij 3.500. Tel daar de uitstroom als gevolg van de reorganisaties en de komende ‘grijze golf’ bij op en er gaat een echt probleem ontstaan. Nu we net weer wat uit de crisis opkrabbelen, is de sense of urgency niet erg groot, maar het is tijd om weer vooruit te gaan kijken. Er moet nogal wat veranderen in de sector bouwnijverheid. Cultuur, leiderschapstypen, omgaan met de klant, veranderende markten, inspelen op duurzaamheid en ‘green’, andere behoeften van jonge generaties, meer generieke opleidingen, et cetera. Er zijn majeure inspanningen nodig om voldoende menselijk potentieel voor de sector te realiseren.’ Margriet Drijver heeft een duidelijke boodschap voor de BWT-medewerkers in de zaal: ‘Diversiteit is een absolute voorwaarde om de sector te veranderen. Technische competenties zijn heel belangrijk, maar het gaat ook over processen en samenwerken met andere disciplines. Vooral samenwerken vinden we in de bouw heel moeilijk. Toch zien we steeds meer ketensamenwerking, waarbij zelfs gemeenten onderdeel zijn van die keten. Mijn boodschap is: neem het heft in eigen hand. Accepteer dat de markt verandert, kijk naar uw eigen competenties!’
Eric Heerkens, projectmanager NAM: ‘Eurocode 8 maakt aardbevingsbestendig bouwen toetsbaar’ ‘De afwikkeling van de aardbevingsschade in Groningen komt in handen van een nieuwe regionale organisatie: het Centrum voor Veilig Wonen. De Nederlandse Aardolie Maatschappij doet per 1 januari 2015 een stap terug’, aldus Eric Heerkens, projectmanager uitvoering van NAM bij het project ‘Groningen Aardbevingen – Bouwkundig Versterken’. ‘We hebben helaas het vertrouwen verloren in het Noorden, dus is het beter de organisatie in handen van andere partijen te leggen. De organisatie komt in handen van ingenieursbureau Arcadis, schadespecialist CED en een groep regionale bouwbedrijven.’ ‘Het Groninger gasveld is één van de grootste gasvelden ter wereld met een totaal productievolume van 2.800 miljard m3. Sinds het gasveld in productie kwam begin jaren zestig, is er 2.020 miljard m3 gewonnen. Door deze gaswinning wordt in 2070 in het midden van het gebied een maximale bodemdaling geprognotiseerd van maximaal 47 cm. Ook wordt een geleidelijke toename verwacht van geïnduceerde aardbevingen. De beving op 16 augustus 2012 in Huizinge met een kracht van 3.6 op de Schaal van Richter paste echter qua zwaarte niet in de voorspelde bevingen. Dit heeft dan ook geleid tot nader onderzoek naar het seismisch gedrag van gebouwen en een herstelprogramma.’ Heerkens wijst erop dat de beving met een kracht van 3.6 internationaal weinig voorstelt, maar dat buitenlandse deskundigen toch wel op het puntje van hun stoel gaan zitten als ze horen dat de Peak Ground Acceleration (maximale grondversnelling) boven de 0,3 g (versnelling van de zwaartekracht) lag bij Huizinge.
‘Door de slappe bovengrond, in combinatie met een bevingsdiepte van 3 kilometer, ontstaan bevingseffecten die men elders in de wereld niet kent. Bovendien tref je veel metselwerk aan in onze gebouwen en juist metselwerk is slecht bestand tegen bevingen.’ Schadeherstel ‘Sinds de beving in Huizinge hebben we 25.000 schademeldingen ontvangen. Dat betreft alleen cosmetische schade, zoals scheuren. Sommige panden moeten we echter bouwkundig versterken, zodat het veiligheidsrisico wordt beperkt. De risico’s tot nul reduceren kunnen we niet, dan kun je ook niet meer in de auto stappen.We moeten dus goed kijken wat maatschappelijk aanvaardbaar is’, aldus Heerkens. De aanpak bouwkundige versterking van gebouwen zal worden gebaseerd op seismische, bouwkundige en implementatie studies. Van belang is vooral Eurocode 8 ‘Ontwerp en berekening van aardbevingsbestendige constructies’. Deze is volgens Heerkens in Ne-
derland echter nog niet van toepassing, maar in 2016 verschijnt er een Nederlandse Annex. ‘Uiteindelijk zal dat in 2016 ook leiden tot eisen voor aardbevingsbestendig bouwen in het Bouwbesluit. Dan pas is er ook een toetsingskader voor aardbevingsbestendig bouwen. Zo werkt Eurocode 8 met vier risicoklassen voor gebouwen. Een ziekenhuis valt bijvoorbeeld in de hoogste klasse en een schuur in de laagste klasse. Vervolgens kijk je naar de te verwachten PGA in een gebied en hoeveel PGA je toestaat binnen een risicoklasse. Daarnaast geven het type gebouw, de constructie en het materiaalgebruik een indicatie van de bevingsgevoeligheid.’ Inmiddels liggen er talrijke maatregelen voor ter versterking van gebouwen, zoals plaatselijk aanpassen van onderdelen, wegnemen van onregelmatigheden in boven- en zijaanzicht, verlagen van de massa, verstevigen van de constructie, vergroten van de taaiheid, aanvullende capaciteit om energie te absorberen en een dempende fundering. Dat leidt soms – zoals Heerkens in een voorbeeld laat zien – tot het compleet inwendig strippen en vervolgens bouwkundig verstevigen van een woning met een schuimbeton fundering, stalen kooiconstructie, en verstijven van de verdiepingsvloer van een woning. ‘Het zal je woning maar zijn’, aldus een veel gehoord gemompel uit de zaal. Voor het herstelprogramma worden in ieder geval zoveel mogelijk plaatselijke bedrijven ingeschakeld, vanwege de zware economische omstandigheden in Groningen. ‘Desgewenst zullen regionale bedrijven worden opgeleid en gecertificeerd voor aardbevingsbestendig bouwen.’
10
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Aan het eind van het congres werd afscheid genomen van Ing. Gert-Jan van Leeuwen (midden). Rechts voorzitter Henk Beekhuis en links directeur Wico Ankersmit. Van Leeuwen volgde na de HBSb en de HTS de architectenopleiding AvB en werkte tot begin 1994 als architect, vooral in stadsvernieuwing en herbestemming. Daarna ging hij aan de slag bij de overheid als hoofd toezicht ontwikkelingsprojecten Nederlandse Antillen. In 1999 stapte hij over naar de gemeente Delft waar hij in 2002 sectorhoofd Bouw en Milieu werd. In 2005 werd hij de eerste directeur van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (tot 1-1-2011). Tot het congres was hij sr. Adviseur van de vereniging. Gert-Jan van Leeuwen blijft nog actief als kwartiermaker van het Instituut voor Bouwkwaliteit.
11
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
EPC naar 0,4: hoe krijgen we dit nu voor elkaar? JAARCONGRES VBWTN
Tekst ing. Frank de Groot
Per 1 januari 2015 worden de eisen voor energieprestatie een stuk strenger: de EPC voor woningnieuwbouw wordt dan aangescherpt van 0,6 naar 0,4. Maar waar moeten we op letten bij een EPC-berekening voor een bouwwerk met een energieprestatie van minder dan 0,4? En waar loopt de inspecteur in de praktijk tegenaan bij controle van de energieprestatie? In een workshop tijdens het Jaarcongres van de Vereniging BWT Nederland ging de aandacht uit naar het toetsen van met name die onderdelen die een groot effect hebben op de uitkomst, zoals de lijnvormige koudebruggen.
‘V
oor woonfuncties gaat de EPC per 1 januari 2015 naar 0,4. Tevens gaat de minimale Rc-waarde voor gevels van 3,5 naar 4,5 en voor daken van 3,5 naar 6,0 m2K/W. Voor vloeren blijft de Rcwaarde 3,5 m2K/W, omdat het verder verhogen van de warmteweerstand van vloeren qua energiebesparing minder efficiënt is’, vertelt Arthur Barendregt, adviseur bouwfysica bij de gemeente Rotterdam en lid van de Werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid (zie kadertekst). ‘Tussen 2015 en 2020 zijn nog verdere stappen te verwachten, maar hierover is nog niets bekendgemaakt. Zeker is dat de EPC verder wordt aangescherpt, richting 0.’ Voor ramen en deuren wordt de eis aan de U-waarde daarentegen wat versoepeld: ‘De huidige U-waarde-eis van 1,65 W/m2K geldt momenteel op constructieniveau. Het bleek bijvoorbeeld bij de veel toegepaste schuifpuien in woningen lastig om aan de regels te voldoen. Omdat energiebesparing door de hele gebouwschil wordt bepaald, is besloten om per 1 januari 2015 de 1,65-eis te laten gelden voor de gemiddelde U-waarde. Daarbij mag de U-waarde van een individuele constructie niet hoger zijn dan 2,2 W/m2K.’
Lineaire warmteverliezen Hans Bosch gaat vervolgens in op lineaire thermische bruggen (ψ-waarde, oftewel, psi-waarde). Bosch is docent bouwfysica aan de Hogeschool Rotterdam, ex ambtenaar BWT bij de gemeente Rotterdam en eveneens lid van de Werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid. ‘Juist de lijnvormige warmteverliezen worden in de ontwerp- en uitvoeringsfase schromelijk onderschat. Hoe hoger de warmteweerstand (Rc-waarde) van de gebouwschil wordt, des te groter de invloed van de lineaire warmteverliezen.’ Sinds 2003 moeten in de energieprestatieberekening de ψ-waarden worden ingevoerd. De energieprestatiecoëfficiënt wordt bepaald volgens NEN 7120 ‘Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode’. Voor het bepalen van de ψ-waarden wordt vanuit hoofdstuk 8 van NEN 7120, paragraaf 8.3, verwezen naar de NEN 1068 ‘Thermische isolatie van gebouwen’. Bosch: ‘De EPCberekening kan worden uitgevoerd met forfaitaire ψ-waarden. Bij de forfaitaire bepaling werd tot 1 april 2014 het transmissieverlies via de aansluitingen bepaald door een toeslag van 0,1 W/m2K op de U-waarde van de constructieonderdelen. Stel; een spouwmuur heeft een Rc-waarde van 5,0 m2K/W, dan is de U-waarde
Hans Bosch (links), docent bouwfysica aan de Hogeschool Rotterdam en Arthur Barendregt (rechts), adviseur bouwfysica bij de gemeente Rotterdam zijn beiden lid van de Werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid van de Vereniging BWT Nederland.
0,193 W/m2K. Met een toeslag van 0,1 wordt de U-waarde 0,293 W/ m2K. De rekenwaarde waarmee het warmteverlies wordt berekend daalt dan naar 3,24 m2K/W. Maar met de aanwijzing van de nieuwe NEN 1068:2012 in Bouwbesluit 2012 per 1 april 2014, is de toeslag niet langer 0,1, maar wordt nu met een formule bepaald, wat tot een minder gunstige rekenwaarde leidt. Naarmate de Rc-waarden hoger worden neemt het verschil in rekenwaarde tussen de oude en de nieuwe norm toe (zie figuur 1). In dit geval blijft van de rekenwaarde volgens de ‘oude’ NEN1068:2001 (3,24 m2K/W) dan nog maar 2,73 m2K/W over! Voor het voldoen aan de EPC-eisen zal hierdoor vaker de uitgebreide methode voor lineaire warmteverliezen worden toegepast. Dit levert meer controlewerk op. Als per 1 januari 2015 de EPC-eisen worden aangescherpt dan is het helemaal oppassen geblazen!’ Bosch vraagt aan de zaal wie er nu eigenlijk op de hoogte is van deze verzwaring: ‘Niemand dus! NEN 1068 is de minst gekende norm in de bouw. Onterecht, want deze norm bevat alle informatie over de berekening van Rc-waarden en lineaire warmteverliezen. Probleem is ook dat de leveranciers van de EPC-software tijd nodig hadden om de wijzigingen in NEN 1068:2012 door te voeren. Dat is pas in september gelukt. Kortom; bij normontwikkeling hoort ook softwareontwikkeling!’ De vraag wordt vanuit de zaal gesteld of de EPC-berekeningen die na 1 april 2014 zijn uitgevoerd met oude software dan wel rechtsgeldig zijn. Joost Pothuis, adviseur op het gebied van bouwregel-
12
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Figuur 1: het verschil in rekenwaarde van de warmteweerstand voor het bepalen
Hans Bosch: ‘NEN 1068 is de minst gekende norm in de bouw. Onterecht, want deze
van het warmteverlies is vooral bij hogere Rc-waarden minder gunstig volgens de
norm bevat alle informatie over de berekening van Rc-waarden en lineaire warmte-
‘nieuwe’ NEN1068:2012.
verliezen.’
geving bij Arcadis en betrokken bij de totstandkoming van zowel Bouwbesluit 2003 als 2012, brengt klaarheid: ‘Ja, die berekeningen zijn rechtsgeldig. In artikel 1.3 in het Bouwbesluit staat namelijk: Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door de toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste de gelijke mate aan veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.’
we nu naar 0,4? Bijvoorbeeld door 12 m2 PV-panelen op het dak te plaatsen. Of 10 m2 PV-panelen en het toepassen van warmteterugwinning uit douchewater. Een tweede variant bestaat uit dezelfde woning, maar nu met ventilatie met warmteterugwinning en CO2-sturing in twee of meer zones. Goed voor een EPC van 0,55. Plaatsen we hier 10 m2 PVpanelen op het dak dan daalt de EPC naar 0,37. Een derde variant laat de keuze voor een warmtepomp met warmte/koude-opslag in de bodem zien in combinatie met balansventilatie: goed voor een EPC van 0,38. Een vierde variant is de passiefwoning met een zeer goed geïsoleerde schil: Rc dak=10 m2K/W, Rc gevel=8 m2K/W, Rc vloer=5 m2K/W en een Uw (gem)= 0,8 W/m2K (te realiseren met drievoudig glas in geïsoleerde kozijnen). Dit in combinatie met warmteterugwinning en CO2-sturing in twee of meer zones levert een EPC op van 0,40. In de tabel hieronder de EPC 0,4 varianten.
Anders detailleren De grotere invloed van lijnvormige warmteverliezen op de berekening van de warmteweerstand vraagt om extra aandacht voor aansluitingen in gevel en dak. Want bij de aansluitingen treden lijnvormige warmteverliezen op. Denk aan de aansluitdetails van de nok, dakvoet, kozijnen en begane grondvloeren op de fundering. ‘Ook zal er kritisch naar de U-waarde van kozijnen zelf gekeken moeten worden. Dat zijn nu nog vaak wild-west berekeningen. Door de juiste keuze van de materiaalsoort en beglazing is een U-waarde haalbaar van 1,6 W/m2K van een raam met gemiddelde afmetingen. Nauwkeurig rekenen levert vaak een lagere waarde op, zeker bij grote ramen’, aldus Bosch. Bosch en Barendregt laten vervolgens een basisberekening zien waarmee een EPC van 0,6 wordt gehaald. Uitgangspunt is een tussenwoning met een Au=116,2 m2, Atot=132,4 m2, Rc dak=6 m2K/W, Rc gevel=4,5 m2K/W, Rc vloer=3,5 m2K/W, Uw (gem)=1,65 W/m2K en een tuin op het zuiden. De woning heeft in de basisuitvoering een HR 107 combiketel met kwaliteitsverklaring en mechanische ventilatie, vraaggestuurd met CO2-regeling. Goed voor een EPC=0,6, mits de ψ-waarden uitgebreid zijn berekend. Hoe komen
Basis
Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer
Basis met uitgebreide berekening thermische bruggen Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer
Variant 1
Variant 1a
Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer
Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer
12 m2 PV
10 m2 PV
Kanttekeningen Arthur Barendregt vraagt wel extra aandacht voor de plaatsing van PV-panelen op daken: ‘Hierbij is ook de architectonische integratie van PV-panelen in daken van belang. Als we straks alle daken gaan volleggen met PV-panelen dan moet de aanblik van het dak geen rommeltje worden. Tevens moet ongewenste opwarming van PV-panelen worden voorkomen, door goede ventilatie onder de panelen of koeling. Bij PV-panelen loopt namelijk het rendement terug als ze te warm worden.’ In de zaal wordt een opmerking gemaakt over de warmteterugwinning bij douchewater: ‘Hier loopt het rendement op naarmate er meer water door het doucheputje stroomt. Een waterbesparende douchekop bespaart weliswaar water, maar het rendement van
Variant 2
Balans
Variant 2a
Balans
Variant 3
Variant 4 (passief)
Balans
Balans
10 m2 PV
Douche WTW CV
CV
CV
CV
CV
CV
Warmtepomp, WKO bodem
CV
0,66
0,61
0,4
0,39
0,55
0,37
0.38
0,4
13
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
het wtw-systeem loopt dan fors terug. Dan maar een regendouche plaatsen dus…’ Ook warmte/koude-opslag in de bodem kent zijn beperkingen, zoals de nabijheid van waterwingebieden of andere WKO-systemen in de buurt die elkaar en de totale thermische balans in de bodem kunnen verstoren. ‘Ook kan de bodem zelf ongeschikt zijn voor WKO’, aldus Bosch. Bij passiefhuisbouw met een zwaar geïsoleerde schil is het volgens de heren van belang de warmte in de zomer buiten te houden: ‘Wat je aan warmte binnenkrijgt via de beglazing krijg je er lastig weer uit door de goed geïsoleerde schil. Kies dus voor drievoudige beglazing in combinatie met buitenzonwering.’ Handhaving ‘Aan handhaving van de EPC door de gemeente schort het nog wel eens, staat vermeld op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De indruk bestaat ook bij onze werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid, dat de EPC-berekeningen geen hoge prioriteit hebben bij gemeenten. Hoe controleert uw gemeente of bouwaanvragen aan de eisen voor energieprestatie voldoen?’, vraagt Barendregt aan de zaal. ‘Toetst u de EPC-berekening en controleert u die tijdens de uitvoering, of toetst u alleen? Of kijkt u vooral tijdens de uitvoeringscontrole of aan de eisen wordt voldaan? Of kijkt u alleen of de EPC-berekening bij de aanvraag aanwezig is of doet u er zelfs helemaal niets mee?’ ‘Controle tijdens de uitvoering vinden wij belangrijk’, reageert een BWT’er. De meeste anderen geven aan de berekening te controleren, waarbij niet iedereen de uitvoering controleert. De verdeling in de zaal blijkt overeen te komen met de reacties via de website. In de praktijk blijken de aanwezige gemeenten dus wel degelijk de berekening te controleren, maar de gedachte dringt zich op dat de gemeenten die naar de workshop over de EPC zijn gekomen ook meer betrokken zijn bij dit onderwerp. De zaal krijgt nog een vraag voorgeschoteld. ‘Stel dat een woning een EPC heeft van 0,4, maar dat er tijdens de bouw een vergunningvrije dakkapel wordt toegevoegd, waardoor de EPC op 0,42 uitkomt. Wat doet u dan?’ ‘Als de dakkapel op de tekening staat dan telt die mee’, reageert een BWT’er. Volgens Joost Pothuis is dat inderdaad zo: ‘Bij het ministerie staat op de website dat als de woning wordt opgeleverd inclusief dakkapel, dat deze meetelt (zie http://www.helpdeskbouwregels.nl/vraag/677).’ ‘Stel, u constateert op een bouwplaats dat de Rc-waarde van de gevel ongeveer 3,5 m2K/W is, conform het huidige Bouwbesluit. Maar volgens de EPC-berekening moet de Rc-waarde 4,5 m2K/W
Werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid Per 2011 is de Intergemeentelijke Werkgroep Bouwfysica (IWB) onder de Vereniging BWT Nederland gekomen. Deze werkgroep heet tegenwoordig: Werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid. Doelstelling is: het bespreekbaar maken van problemen en ontwikkelingen omtrent de bouwfysische aspecten van het bouwen; uitdiepen van kennis op dit vakgebied; het bevorderen van kennisoverdracht en het landelijk uniform benaderen van bouwfysische aspecten. De Werkgroep houdt zich bezig met zowel gezond binnenklimaat in gebouwen als energiezuinigheid en duurzaam bouwen. De werkgroep neemt deel aan NEN normcommissies en vergadert enkele keren per jaar op een centrale plaats in Nederland. Wilt u een keer aanschuiven? Neem dan contact op met de secretaris Gerdien van Dijk. Tel. (010) 489 6481. E-mail:
[email protected]. www.vereniging-bwt.nl/werkgroep-gezondheid-en-energiezuinigheid
Arthur Barendregt: ‘Momenteel kunnen er berekeningen worden gemaakt in zes rekenpakketten. Deze rekenpakketten hebben allemaal hun eigen layout, ook verschilt de in te dienen uitdraai voor de vergunningaanvraag. Dit maakt het werk voor de toetser er niet eenvoudiger op!
zijn. Wat doet u? Eisen dat aan de EPC-berekening wordt voldaan, om een gewijzigde EPC-berekening vragen of doet u niets? Als je eist dat aan de berekening wordt voldaan dan is dit een wel erg draconische maatregel, omdat het buitenspouwblad gesloopt moet worden. Vanuit milieu-oogpunt ook geen prettige keuze. Als je om een gewijzigde EPC-berekening vraagt, kan het zo zijn dat het eindresultaat niet meer voldoet. Nauwkeurig rekenen, zoals de lineaire warmteverliezen volgens de uitgebreide methode invoeren, kan soms een oplossing zijn, tenzij dergelijke opties al zijn benut. En ja, welke opties zijn er dan nog? Extra PV-cellen op het dak? Als je als bouwinspectie kritisch wordt over een dergelijke situatie, wat vindt het management er dan van? En het gemeentebestuur? Als je niets doet, zal dit vanuit de bouwende partij niet bezwaarlijk zijn. Echter, de toekomstige bewoners kunnen hierdoor worden benadeeld in de vorm van een hogere energierekening. Lastig dus. Vraag is ook hoe de private toetsers hier straks mee om zullen gaan.’ Rekenpakketten Barendregt: ‘Momenteel kunnen er berekeningen worden gemaakt in zes rekenpakketten. Deze rekenpakketten hebben allemaal hun eigen lay-out, ook verschilt de in te dienen uitdraai voor de vergunningaanvraag. Dit maakt het werk voor de toetser er niet eenvoudiger op! Het kan voorkomen dat een toetser een uitdraai te beoordelen krijgt van een relatief onbekend softwarepakket. Dit levert extra zoekwerk op naar de te controleren invoerparameters. De werkgroep Gezondheid & Energiezuinigheid wil erop aandringen bij de rijksoverheid om een uniforme digitale uitdraai van alle pakketten te realiseren. Zodoende kan de controletool EPCheck voor alle pakketten worden gebruikt. Private toetsers krijgen te maken met dezelfde softwarepakketten bij het controleren. Zij hebben ook baat bij de overzichtelijkheid van de uniforme uitvoer.’ Tot slot speelt de betrouwbaarheid van de EPC-berekening nog een rol. Er kunnen fouten zijn gemaakt in de tekening of de technische informatie klopt niet. Is de berekening goed gemaakt? Tot slot laat Bosch zien hoe eenvoudig het is om in een pdf-uitvoer de uitkomsten van een epc-berekening aan te passen, dit kan eenvoudig met ‘Word’, zonder dat achteraf te zien is dat de PDF is aangepast. ‘Dit pleit voor het leveren van informatie via XML, dan zijn dit soort malversaties achteraf te traceren’, besluit Bosch.
14
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Het begrip ‘nevenfunctie’ in Bouwbesluit 2012 BOUWBESLUIT
Tekst ing. M.I. (Marjolein) Berghuis
Elk bouwwerk in Nederland heeft volgens het Bouwbesluit een of meer gebruiksfunctie(s). Het Bouwbesluit kent twaalf hoofdgebruiksfuncties en daarnaast nog diverse subgebruiksfuncties. Daarnaast kent het Bouwbesluit het begrip ‘nevenfunctie’. In de praktijk is gebleken dat er nog wel eens verwarring bestaat over dit begrip en de toepassing daarvan. In dit artikel wordt uitgelegd wat het begrip ‘nevenfunctie’ inhoudt, bij welke Bouwbesluitaspecten dit begrip voorkomt, en in welke gevallen het al dan niet zinvol is om een gebruiksfunctie specifiek als nevenfunctie aan te merken.
D
e definitie van het begrip nevenfunctie (artikel 1.1 Bouwbesluit 2012) is: ‘gebruiksfunctie die ten dienste staat van een andere gebruiksfunctie’. Het is dus een zelfstandige gebruiksfunctie, met een eigen gebruiksoppervlakte en ‘eigen’ eisen. Dit blijkt ook duidelijk uit artikel 1.4, lid 2 van Bouwbesluit 2012: ‘Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk, een ruimte of een voorziening die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie, aangemerkt als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte, een zodanige ruimte of een zodanige voorziening maakt, met uitzondering van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uit van alle daarop aangewezen gebruiksfuncties’. Het begrip nevenfunctie is (al met de invoering van Bouwbesluit 2003) geïntroduceerd om te voorkomen dat er onbedoelde effecten ontstaan. Het aanmerken van een gebruiksfunctie als nevenfunctie is van belang bij het toepassen van een aantal voorschriften in het Bouwbesluit. De betreffende voorschriften zijn in de volgende paragraaf met een toelichting weergegeven. Een nevenfunctie moet in ieder geval aan de eisen voldoen die gelden voor de eigen gebruiksfunctie van die nevenfunctie. Zo moet een kantoor aan huis in principe voldoen aan de eisen voor een kantoorfunctie. Het is dus niet zo dat een nevenfunctie aan dezelfde eisen moet voldoen als de gebruiksfunctie waar deze bij hoort. Daarnaast kunnen aan een
nevenfunctie in het Bouwbesluit extra eisen worden gesteld of eisen buiten werking worden gesteld. Dit hangt af van het specifieke onderwerp en van de specifieke hoofdgebruiksfunctie. De vaststelling dat een gebruiksfunctie als nevenfunctie voor een andere gebruiksfunctie geldt, vindt dus plaats op het moment dat een bouwproject aan het betreffende voorschrift wordt getoetst. Bij voorschriften waar het begrip nevenfunctie niet wordt genoemd, worden de afzonderlijk voorkomende gebruiksfuncties getoetst aan de voorschriften die voor die gebruiksfuncties zijn gegeven. Wanneer van toepassing Nevenfuncties spelen een rol bij: Definitie woongebouw (artikel 1.1, lid 3): gebouw of gedeelte daarvan met uitsluitend woonfuncties of nevenfuncties daarvan, waarin meer dan een woonfunctie ligt die is aangewezen op een gemeenschappelijke verkeersroute. Nevenfuncties van de woonfuncties zijn bijvoorbeeld een kantoor aan huis of een buitenberging bij een woning. Als deze ruimten direct aan de woningen in een woongebouw grenzen, maken deze deel uit van het woongebouw. N.B. bij een gedeelte met bergruimten onder appartementen is elke bergruimte wel een nevenfunctie van een woonfunctie, maar maken de bergingen als groep geen deel uit van het woongebouw. Het feit dat de afzonderlijke bergingen dan een nevenfunctie zijn op grond van artikel
4.31, lid 1, heeft dan dus geen enkele praktische betekenis. Brandcompartimenten (artikel 2.83, lid 2): in een brandcompartiment liggen ten hoogste vier woonwagens en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m². Dit artikellid geldt alleen voor woonwagens. Een nevenfunctie van een woonwagen is bijvoorbeeld een buitenberging. Brandcompartimenten (artikel 2.83, lid 5): in een brandcompartiment liggen ten hoogste een woonfunctie en nevenfuncties daarvan. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een kantoor of praktijkruimte aan huis, of een berging of garage (overige gebruiksfunctie) bij een woning, zoals ook aangegeven in figuur 1. Brandcompartimenten (artikel 2.83, lid 8): bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m² is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m². Uit tabel 2.81 van Bouwbesluit 2012 blijkt dat deze uitzondering geldt voor de volgende gebruiksfuncties die ten dienste kunnen staan van een industriefunctie: • bijeenkomstfunctie, bijvoorbeeld een kantine of vergaderruimte; • kantoorfunctie, bijvoorbeeld een werkplaatskantoor; • onderwijsfunctie, bijvoorbeeld een
15
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Bij een nevenfunctie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een garage bij een woning, een kantoor aan huis, een kantine bij een fabriek, een fietsenstalling bij een kantoor of een werkplaats in een gevangeniscomplex.
• •
instructielokaal; winkelfunctie, bijvoorbeeld een showroom of toonzaal; overige gebruiksfunctie, bijvoorbeeld een berging.
Op grond van het eerste lid mogen dergelijke gebruiksfuncties niet in een brandcompartiment liggen dat groter is dan 1.000 m². Als die gebruiksfuncties echter ten dienste staan van de industriefunctie dan behoeven die gebruiksfuncties niet in een brandcompartiment van maximaal 1.000 m² te liggen, maar mogen deze deel uitmaken van het brandcompartiment van de industriefunctie, dat zoals in tabel 2.81 is aangegeven maximaal 2.500 m² mag zijn. De omvang van de nevenfuncties samen mag dan niet meer dan 100 m² zijn. Beschermde subbrandcompartimenten (artikel 2.93, lid 3): een beschermd subbrandcompartiment omvat niet meer dan een gebruiksfunctie en nevenfuncties van die gebruiksfunctie. Dit artikellid geldt alleen voor een beschermd subbrandcompartiment van een
bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied. Een nevenfunctie daarvan is bijvoorbeeld een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang zonder bedgebied, of een kantoortje. De totale omvang van een dergelijk beschermd subbrandcompartiment mag maximaal 200 m² bedragen. Vluchtroutes (artikel 2.102, lid 2): op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer van een celfunctie of van een nevenfunctie daarvan begint een vluchtroute die, al dan niet via een buitenruimte, leidt naar een ander brandcompartiment. Normaal gesproken moet een vluchtroute naar het aansluitende terrein en van daar naar de openbare weg leiden. Bij vluchtroutes vanuit nevenfuncties van celfuncties, bijvoorbeeld een werkplaats of sportruimte in een gevangenis, mag dit juist niet. Een dergelijke vluchtroute moet uiteindelijk naar een ander brandcompartiment leiden. De bedoeling van dit artikellid is uiteraard dat gedetineerden in geval van brand niet ongehinderd hun vrijheid tegemoet kunnen gaan.
Vluchtroutes (artikel 2.104, lid 4): het tweede en derde lid gelden niet indien de route door een trappenhuis voert, (…), op die route uitsluitend woonfuncties en nevenfuncties daarvan zijn aangewezen, en (…). Dit artikellid gaat over portiekwoningen. Onder voorwaarden mogen portiekwoningen op een enkele vluchtroute in een portiektrappenhuis zijn aangewezen. Op een dergelijk portiektrappenhuis mogen ook nevenfuncties van die woonfuncties zijn aangewezen. Dit betekent dat bijvoorbeeld buitenbergingen of een kantoor aan huis ook ontsloten mogen worden via zo’n portiektrappenhuis. Geluidwering (artikel 3.17, lid 5): het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op de geluidsoverdracht van een nevenfunctie van een woonfunctie naar die woonfunctie. Op grond van lid 1 tot en met 4 gelden er geluidseisen tussen besloten ruimten van vrijwel alle gebruiksfuncties en aangrenzende woonfuncties. Er geldt echter een uitzondering als het een nevenfunctie van een woonfunctie betreft, in dat geval geldt geen geluidseis vanuit die nevenfunctie naar de woonfunctie. Denk hierbij
16
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Figuur 1. Voorbeeld nevenfuncties van een woonfunctie.
bijvoorbeeld weer aan een kantoor of praktijkruimte aan huis. Toiletruimten woonfunctie (artikel 4.9, lid 2): op een toiletruimte zijn niet meer dan vijf woonfuncties aangewezen. Op een dergelijke toiletruimte zijn uitsluitend woonfuncties of een nevenfunctie daarvan aangewezen. Hierbij kan wederom gedacht worden aan een kantoor (kantoorfunctie) aan huis. Een dergelijke nevenfunctie moet een toiletruimte hebben. Dit mag dezelfde toiletruimte zijn als die van de woonfunctie waar de nevenfunctie bij hoort, mits de gebruiker van de nevenfunctie tevens de gebruiker (bewoner) van de hoofdfunctie is. Buitenberging (artikel 4.31, lid 1): een woonfunctie heeft als nevenfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte (…). De verplichte buitenberging is dus een nevenfunctie van de woonfunctie. Hieruit volgt dat de buitenberging per definitie een overige gebruiksfunctie (andere gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van personen een ondergeschikte rol speelt) heeft. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de inwendige scheidingsconstructie tussen een buitenberging en een woning, op grond van artikel 5.3, lid 3, thermisch geïsoleerd moet worden. Een overige gebruiksfunctie wordt namelijk niet verwarmd voor het verblijven van personen. Overigens is het niet uitgesloten dat met een nader uit te werken onderbouwing een beroep op de gelijkwaardigheidsbepaling tot een andere keuze aanleiding kan geven. Milieu (artikel 5.9, lid 2): van de samenstelling van constructieonderdelen van een
gebouw met uitsluitend kantoorfuncties en nevenfuncties daarvan met een totale gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m² is de uitstoot van broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen gekwantificeerd (…). Het betreft hier de verplichting om met ingang van 1 januari 2013 een milieuprestatieberekening voor bepaalde gebruiksfuncties aan te moeten leveren. Bij de bepaling van de gebruiksoppervlakte van een kantoorgebouw met een gebruiksoppervlakte van meer dan 100 m² tellen nevenfuncties mee. Hierbij kunt u denken aan een spreekkamer, kantine (bijeenkomstfuncties) of een instructielokaal (onderwijsfunctie) die alleen ten dienste staan van de betreffende kantoren.
tie of een kantoortje (kantoorfunctie) bij een theater (bijeenkomstfunctie). Overigens kan een nevenfunctie tijdens de gebruiksfase wijzigen, wanneer de privaatrechtelijke verhoudingen wijzigen. Bijvoorbeeld: als een garage wordt verkocht aan de buurman, is het niet langer een nevenfunctie van de woonfunctie van de oorspronkelijke eigenaar. Er kan dus niet volstaan worden met een éénmalige vaststelling van wat een nevenfunctie is, maar dit moet bij een verandering van het feitelijke gebruik steeds opnieuw beoordeeld worden.
Tot slot Zoals we in de vorige paragraaf hebben gezien, heeft het voor de toepassing van de voorschriften van Bouwbesluit 2012 alleen zin om een gebruiksfunctie als nevenfunctie van een andere gebruiksfunctie aan te merken, als die ruimte ten dienste staat van: • een woning, woonwagen of woongebouw; • een industriefunctie; • een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied; • een celfunctie; of • een kantoorgebouw met een totale gebruiksoppervlakte > 100 m². In alle andere gevallen is het dus overbodig om een gebruiksfunctie als nevenfunctie van een andere gebruiksfunctie aan te merken! Een gymzaal bij een school heeft dus gewoon een sportfunctie en is geen nevenfunctie van de onderwijsfunctie. Hetzelfde geldt voor een restaurant (bijeenkomstfunctie) bij een winkelfunc-
Ing. M.I. (Marjolein) Berghuis is specialist bouwregelgeving bij Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. te Zwolle. www.nieman.nl.
17
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
De beren in het bos van de transformatie (IV) herbestemmen
Tekst ing. H.Y. Meihuizen
Op het laatste jaarcongres van de Vereniging BWT Nederland kwam in verschillende werkgroepen toch weer de vraag naar voren in hoeverre een monument moet voldoen aan de Monumentenwet of het Bouwbesluit. Het is een vraag die al jaren rondzingt. Kort door de bocht: voor een beschermd monument gelden de voorschriften van het Bouwbesluit niet als er in de omgevingsvergunning voor het wijzigen van dat monument een voorschrift is opgenomen ter bescherming van de monumentale waarden van dat monument en dat voorschrift strijdig is met een bepaling in het Bouwbesluit. Betekent dit voor een monument dat het Bouwbesluit niet van toepassing verklaard kan worden?
H
et Bouwbesluit zelf stelt in artikel 1.13: ‘Indien aan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f1, dan wel artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo2 een voorschrift is verbonden dat afwijkt van een bij of krachtens dit besluit vastgesteld voorschrift voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk, is uitsluitend het aan die vergunning verbonden voorschrift van toepassing.’ Stel dat een monument in constructieve zin niet voldoet aan de algemene eisen van constructieve veiligheid, dan zal het zowel voor het monument zelf als voor de omgeving ontoelaatbaar zijn dat dit monument in deze gevaarlijke toestand wordt gelaten. Gelden hier dan nog de eisen van Hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit: ‘Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid’? En dan in het bijzonder Afdeling 2.1 ‘Algemene sterkte van de bouwconstructie’? Neen! Het geen acht slaan op technische eisen van veiligheid, met name de constructieve veiligheid, is schadelijk voor gebruiker en monument. Daarover is de Woningwet duidelijk. Woningwet Artikel 1a, eerste lid : ‘De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor 1 2
Bedoeld is een beschermd rijksmonument. Bedoeld is een ander beschermd monument.
Heilig Hartkerk Utrecht: ‘Een kerk aanpassen aan een woonbestemming vraagt heel wat aanpassingen.’
18
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Hervormde kerk Wildervank: ‘Laat men een kerkinterieur zo goed als ongemoeid, dan blijven er weinig gebruiksmogelijkheden over.’
dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.’ Kortom artikel 1.13 van het Bouwbesluit is weliswaar in zulke gevallen niet van toepassing bij de naleving van de Monumentenwet, maar de Woningwet blijft onverkort van toepassing. Voor de praktijk kan ik het volgende voorbeeld geven: een historische houten schuur was van zodanig monumentaal belang dat vervanging van de spanten door monumentenzorg niet werd goedgekeurd. Ze waren van cruciaal monumentaal belang. Wij hebben dus besloten om extra stalen spanten toe te voegen om toch aan de gewenste stijfheid te voldoen. Voor degenen die gewend zijn te toetsen enkel op grond van de gegeven tabellen in het tweede artikel van elke afdeling in het Bouwbesluit kan dit even wennen zijn. De Woningwet kent namelijk geen tabellen. Er zal steeds getoetst moeten worden op basis van gelijkwaardigheid, zoals genoemd in artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012. Transformatie van monumenten volgens Monumentenwet Het tweede punt waarbij men schijnbare moeilijkheden bij transformatie van monumenten tegenkomt is het veranderen van een functie en op grond daarvan aanpassen van onderdelen van het monument. Veel monumentenzorgers lijken grote moeite te hebben met veranderingen en aanpassingen aan een monument.
De historie zou namelijk geweld worden aangedaan met deze veranderingen en aanpassingen. Even voorbijgaand aan het feit dat in het verleden vele monumenten voortdurend aangepast en gewijzigd werden als gevolg van hun gebruik, nemen wij de Monumentenwet ter hand. Daar lezen wij in artikel 2, eerste lid: ‘Bij de toepassing van deze wet wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument’. Op zich is dit een artikel dat door velen op een andere wijze geïnterpreteerd kan worden. Achtergrond van dit artikel is echter dat een monument dat niet gebruikt kan worden in verval raakt en dat is weer strijdig met het artikel 11 van de Monumentenwet waarin gesteld wordt dat het verboden is om een beschermd monument te beschadigen of te vernielen. Victor de Stuers stelde al dat het laten vervallen van een monument gelijkstaat met sloop op termijn. Hoe ver kunnen we gaan met de aanpassing? Het eerder genoemde artikel 1a van de Woningwet verzet zich eveneens tegen het verval van een monument (zijnde een bouwwerk). Het kan dus niet de bedoeling van de wetgever zijn dat op grond van monumentale eisen een monument buiten gebruik en dus in verval raakt. Mag men dan onbelemmerd een gebouw/bouwwerk veranderen omdat het gebruik dat eist? Hier komen we in contact met het begrip monumentale waarden. Bij aanpassing
van een monumentaal pand moeten namelijk de monumentale waarden zo veel als mogelijk intact worden gelaten. Wat zijn echter die monumentale waarden? Ook zij vallen niet in een tabel of protocol te vatten. Na inwerkingtreding van de Monumentenwet 1988 heeft men bij de toenmalige RDMZ geprobeerd voor alle rijksmonumenten een redengevende beschrijving op te stellen om hieraan tegemoet te komen. Dit bleek echter een ondoenlijke opgave. Ten eerste de vraag of men dan ieder peerkraalprofieltje zou moeten beschrijven. Ten tweede kennen de meeste monumenten veel verborgen monumentale details die nog niet op de redengevende beschrijving vermeld kunnen zijn. En ten derde is het ook van plaatselijke omstandigheden afhankelijk of men een bepaald onderdeel monumentwaardig vindt. Om hieraan tegemoet te komen heeft men in de Monumentenwet (art. 15) bepaald dat iedere vergunning met betrekking tot een beschermd monument beoordeeld moet worden door een commissie waarin ten minste enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Het advies van een dergelijke commissie mag men niet terzijde leggen tenzij een even deskundig advies de uitspraak weerlegt.3 Wat houdt dit in de praktijk in? Bij de transformatie van een bestaand gebouw, en zeker in het geval er sprake is van een beschermd monument, is het zaak omzichtig en methodisch te werk te gaan. Dit geldt des te meer als er sprake is van politieke druk om snel met een oplossing voor een bepaald leegstaand gebouw te komen. Haastige spoed is, zeker bij herbestemming, zelden goed. Bovendien wordt de soep zelden zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Pressie vanuit de onroerend goed branche is, zeker in deze tijden, eerder een vorm van ketelmuziek dan echt urgent. Werkwijze Als eerste dient er voor een complex of bouwwerk een bouwhistorisch onderzoek te worden verricht. Ook als er geen sprake is van een beschermd monument. Dit onderzoek moet namelijk ook fysieke gegevens als gehanteerde constructiemethoden en materiaalkeuzes van verborgen onderdelen opleveren. Het resultaat van dit onderzoek vormt de basis voor een te kiezen aanpak. Een tweede onderzoek betreft de haalbaarheid van een project. Op basis van 3
U itspraak Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, zaaknummer 200900555/1/H2 d.d. 19 augustus 2009.
19
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
het historisch onderzoek kan worden bepaald welke onderdelen gehandhaafd moeten worden. Op basis hiervan kan een kostenraming worden opgesteld, waarna gezocht kan worden naar toekomstige gebruikers (voor zover die zich nog niet hebben aangediend). Het is van groot belang om de toekomstige gebruikers zo mogelijk al tijdens het haalbaarheidsonderzoek bij het proces te betrekken, maar ze zijn onontbeerlijk tijdens de planvorming. In die fase kan ook begrip worden gekweekt voor de behoudenswaardige onderdelen. Een goed ontwerp dat zich richt naar de wensen van de gebruiker heeft grotere kans van slagen en zal er ook voor zorgen dat het bouwwerk optimaal gebruikt kan worden. Dit resulteert meestal in een zorgvuldiger gebruik en onderhoud met als gevolg een langere gebruiksduur. Dit zal weer een positief effect opleveren voor de exploitatie op de langere duur. Bij de uitwerking van de plannen is het een positieve bijkomstigheid dat in een gebouw al veel bouwmateriaal aanwezig is dat hergebruikt kan worden. Dit kan een positief effect hebben op de kostenen batenanalyse. Daarnaast is het goed zoveel mogelijk reversibele oplossingen te kiezen voor de nieuwe invulling. Juist het hergebruiken van oude gebouwen leert ons hoe belangrijk het is een bouwwerk te maken dat voor vele doeleinden geschikt blijft. Energiebeheersing Naast dit duurzaamheidsaspect is ook de energiebeheersing een punt van aandacht en creativiteit. Oude constructies hebben soms een grotere isolatiewaarde dan men op basis van berekeningen zou verwachten. Massieve muren kunnen optreden als warmte/koude accumulatoren. De massieve indeling van de hoofdopzet van een gebouw kan gebruikt worden om op creatieve manier gebruik te maken van een energiezuinige indeling. Bij historische boerderijen bijvoorbeeld was een goed binnenklimaat van wezenlijk belang voor het behoud van de landbouwproducten. Het gebruik van luiken, dikke gordijnen en het plaatsen van leilinden was van belang voor het buiten houden van warmte en koude. In de hedendaagse bouwpraktijk willen eigenaren en aannemers deze functies nog wel eens over het hoofd zien. Een punt van bijzondere aandacht zijn de buitengevels. Het aanbrengen van nieuwe isolatiewanden tegen oude muren kan bouwfysische gevolgen hebben die tot onverwachte schade kunnen leiden. Te denken valt aan koudebruggen op de bevestigingsplaatsen.
Wagenwerkplaats Amersfoort: ‘Een grote ruimte als de Wagenloods kan men niet laten voldoen aan de eisen voor een bijeenkomstfunctie. Toch zal niemand zich daaraan storen.’
Een ander punt betreft de daglichttoetreding. Grote vensters zijn met moderne middelen zodanig te behandelen dat energieverlies hier op bevredigende wijze valt te beperken. Te kleine vensteropeningen vormen een groter probleem. Voor een gezond binnenklimaat in verblijfsruimtes is daglicht onontbeerlijk, ondanks moderne verlichtingstechnieken. Daglicht en een goed uitzicht op de buitenruimte zijn een belangrijk bestanddeel van het welbevinden van de binnen vertoevende mens. Dat geldt evenzeer voor de toetreding van buitenlucht. Gebouwen met kleine vensteropeningen kunnen echter niet zomaar van grotere ramen worden voorzien. Dit vormt een wezenlijke aantasting van de fysica en het uiterlijk van het bouwwerk. Men zal dan zijn toevlucht moeten zoeken bij inpandige uitkerningen of extra raamstroken op uitgelezen plekken waar zij zo min mogelijk schade aanbrengen in het oorspronkelijk voorkomen. Kortom; de transformatie van een monumentaal pand hoeft niet in alle gevallen te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit, mits men maar blijft voldoen aan de eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid, energie en duurzaamheid. Men zal hierbij altijd moeten uitgaan van minstens het bestaand niveau. Voor de bruikbaarheid kan men een niveau hoger kiezen. Met betrekking tot de bescherming van de monumentale waarden is het zaak uiterst omzichtig te werk te gaan met de bruikbaarheid van een monument. Zorgvuldige planvoorbereiding met alle mogelijke betrokkenen is van wezenlijk belang om tot een goed afgewogen resultaat te komen.
Serie over Transformatie Dit is het vierde artikel in een serie die handelt over Transformatie; dat wil zeggen hergebruik en herbestemming van onroerend goed in de ruimere zin des woord. Het eerste artikel verscheen in Bouwregels in de praktijk nr. 7/8, augustus 2014, en handelde over de problemen die er bij de wet- en regelgeving omtrent het bouwen bestaan. In Bouwregels in de praktijk nummer 9 verscheen het tweede artikel met aandacht voor de ruimtelijke ordening. In Bouwregels in de praktijk nummer 10 ging de aandacht uit naar energiezuinigheid en duurzaam bouwen bij de ontwikkeling van transformatie projecten. De auteur houdt zich aanbevolen voor vragen:
[email protected].
Ing. H.Y. Meihuizen is bouwkundig ingenieur en heeft de bouwkunde in verschillende hoedanigheden en taakgebieden (waaronder monumentenzorg) bedreven. Momenteel is hij werkzaam als onafhankelijk adviseur en heeft twee boeken op zijn naam staan: • Een monument beheren, onderhouden en handhaven (uitgave Sdu Uitgevers) • Een stap verder, Transformatie van onze vertrouwde omgeving. (uitgave BIM Media)
20
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Biobased bouwen vraagt cultuuromslag MILIEU
Tekst ing. Frank de Groot
Tijdens Ecobouw 2014 in de Jaarbeurs Utrecht organiseerde Frank de Groot, onder meer hoofredacteur van dit blad, een debat over biobased bouwen. Koplopers op het gebied van biobased bouwen schoven op 23 september aan om antwoord te geven op vragen, zoals: wat is biobased bouwen, welke kansen liggen er voor de Nederlandse bouw en welke problemen moeten overwonnen worden?
I
n drie compacte dagen van 23 tot en met 25 september 2014 presenteerde Ecobouw meer dan honderd gratis toegankelijke kennissessies. Tevens was er een informatiebeurs met een inkijkje in de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van duurzaam ontwerpen, bouwen en exploiteren. Eén van de kennissessies bracht de koplopers op het gebied van Biobased bouwen bij elkaar. ‘Wat is biobased bouwen?’, trapt Frank de Groot af met de eerste vraag. ‘Daarvoor
kunnen we kijken naar de definitie in de Green Deal Biobased Bouwen die op 22 oktober 2013 is ondertekend door 22 biobased bouwbedrijven en de ministeries van EZ, IenM en WR. Het doel is om hierdoor het gebruik van biobased materialen, producten en concepten in de bouw te stimuleren. In de Green Deal staat dat biobased bouwen het bouwen is met biobased bouwmaterialen – dat wil zeggen bouwmaterialen uit de levende natuur – en toepassing van biobased producten
en bouwconcepten. Biobased producten zijn vernieuwbaar binnen de periode dat een gebouw staat en dan gaan we uit van 75 jaar’, antwoordt Sissy Verspeek, expert biobased bouwen en strobouw van onder meer de Stichting Agrodome, mede-ondertekenaar en penvoerder van de Green Deal. ‘Een biobased gebouw moet na sloop op een composthoop te gooien zijn of het moet recyclebaar zijn’, vult Theo Wagenaar aan. Hij is initiatiefnemer van één
21
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Sissy Verspeek: ‘Biobased zegt iets over de herkomst – uit de natuur – maar niet waar het uiteindelijk terechtkomt.’
van de grootste strobalengebouwen in Nederland: bedrijfsgebouw De Kruudhof in het Achterhoekse Halle. Tevens is hij eigenaar van het nieuwe bedrijf ‘Duurzaam Onderdak’, dat zich richt op nieuw te bouwen strobalenwoningen. ‘Ja, maar staal is ook recyclebaar en dat is geen biobased materiaal’, reageert Ralf van Tongeren, architect en eigenaar van Platform M3 architecten en gespecialiseerd in ecologische bouwmethoden. Ook Platform M3 architecten ondertekende de Green Deal. ‘Klopt, onder De Kruudhof ligt een 10 cm dikke EPS-vloer. Die drukvaste laag heb je nodig voor de verdere opbouw. Voordeel van EPS is dat het materiaal na sloop weer naar de fabriek is te brengen voor hergebruik. En dat is voor mij wel een belangrijk criterium.’ Sissy Verspeek reageert: ‘Biobased zegt iets over de herkomst – uit de natuur – maar niet waar het uiteindelijk terechtkomt. Er zijn ook biobased materialen die op een chemische wijze bewerkt zijn. Denk aan vezels van de aubergine- en tomatenplant waarvan men plaatmaterialen kan maken of extrusieprofielen voor kozijnen. Dat product is uiteindelijk niet biodegradable, dat wil zeggen natuurlijk afbreekbaar, zoals compost. Het zit dus niet in de biologische kringloop. Het is mooi om biobased en biodegradable te combineren, maar het hoeft niet. Het kan ook zijn dat het materiaal in de technologische kringloop opgenomen gaat worden.’ Kennis vergroten ‘Vraagt de markt al om biobased oplossingen?’, vraagt Frank de Groot aan de architect. ‘Duurzaam bouwen is voor veel
mensen toch nog steeds zonnepanelen of een groen dak. Maar ze willen ook een grote dakkapel. Als ik dan zeg dat er dan nauwelijks ruimte resteert voor zonnepanelen gaan in vertwijfeling de handen omhoog: hoe krijg ik mijn huis dan duurzaam? Ik vertel ze dan dat je ook voor biobased materialen kunt kiezen: dat leidt vaak tot verrassende gesprekken omdat men daar te weinig over weet.’ ‘Als we het over kennisuitwisseling hebben dan is het Biobased Innovation Center op Bedrijvenpark Laarberg een goed voorbeeld. Hier moeten ondernemingen en studenten straks een plek krijgen om elkaar te ontmoeten, kennis te delen en kennis te ontwikkelen rondom biobased business’, merkt Frank de Groot op richting Christiaan Kats, directeur Regionaal Bedrijvenpark Laarberg in Groenlo en mede-ondertekenaar van de Green Deal Biobased Bouwen. Kats reageert: ‘We staan aan het begin van de biobased economy. De fossiele economie is honderden jaren oud, die heb je niet van vandaag op morgen getransformeerd naar een biobased economy. Wat ik zie is dat opdrachtgevers hun behoeften op een andere wijze gaan formuleren. Wij moeten ze daarbij uitdagen. Wij hebben bijvoorbeeld studenten drie A4-tjes meegegeven met richtinggevende informatie over het te realiseren Biobased Innovation Centre, maar de studenten moeten zelf na gaan denken hoe ze dat gaan invullen. Daar komen dan juist verrassende oplossingen uit voort.’ Ralf van Tongeren vult aan: ‘Ja, wij moeten als ontwerpers het gesprek aangaan met de opdrachtgevers: wat bedoel je nu precies als je het hebt over een duurzaam gebouw? Als een opdrachtgever een gezond gebouw wil, dan kan hij ook een betonnen gebouw vol met klimaatinstallaties bedoelen. Maar ja, is dat dan een gezond gebouw?’ Biobased bouwen is duurder? ‘Bij grotere projecten zie ik dat biobased oplossingen bij aannemers vaak sneuvelen omdat ze duurder zijn dan de traditionele oplossingen’, constateert Ralf van Tongeren. ‘Zo zie je bijvoorbeeld dat de brutoprijs van vlaswol in sommige gevallen niet veel afwijkt van steenwol, maar in de praktijk krijgen inkopers van aannemers grote inkoopkortingen op bijvoorbeeld steenwol bij de isolatieboer, zodat de keuze dan toch weer op de traditionele materialen valt.’ ‘Ik zie echter weinig in stimulering van biobased materialen door subsidies’, reageert Christiaan Kats. ‘Subsidies zijn altijd tijdelijk, dus die schaf ik liever nog morgen dan overmorgen af. In de
Theo Wagenaar: ‘Een biobased gebouw moet na sloop op een composthoop te gooien zijn of het moet recyclebaar zijn.’
opstartfase van nieuwe producten prima, maar verder kunnen we de toepassing van biobased materialen beter stimuleren door iets met het fiscale regiem te doen. Bijvoorbeeld door milieubelastende materialen zwaarder fiscaal te belasten.’ Volgens Cindy Vissering, Programmamanager Duurzaam Bouwen bij SBRCURnet (ook mede-ondertekenaar van de Green Deal), hoeft biobased bouwen per definitie niet duurder te zijn: ‘Dat geldt alleen voor nieuwe producten die nog niet uitontwikkeld zijn.’ Ook Theo Wagenaar denkt dat de meerkosten wel meevallen: ‘Een wand van strobalen is vijf procent duurder dan een gemetselde wand. Dat komt omdat aannemers er niet in gespecialiseerd zijn. Maar particulieren zijn na enige voorlichting prima in staat om die wand zelf te bouwen, zoals ik dat doe binnen mijn onderneming. Dan praat je nog maar over 30 procent van de kosten.’ Ralf van Tongeren fronst de wenkbrauwen: ‘Ja, maar een grote groep wil helemaal niet zelf bouwen.’ Wagenaar ziet dat anders: ‘Je zou er verbaasd van zijn als je ziet hoeveel particulieren dat dus wél willen! Vooral mensen die in ons gebouw komen, proeven de sfeer en die willen dat ook.’ Regelgeving ‘We hebben in de bouw te lang alles strak vastgelegd in dikke bestekken, waardoor de sector niet de gelegenheid heeft gehad te innoveren’, zegt Kats. ‘Daardoor staat de bouw onderaan de ladder op het gebied van innovatief vermogen in het bedrijfsleven. De bouwsector heeft zich te lang verschuild achter regels die de overheid opstelt. De regelgeving in de autoindustrie is zeer zwaar, maar daar wordt
22
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Ralf van Tongeren: ‘Wij moeten als ontwerpers het
Christaan Kats: ‘Binnen een biobased economy wil je
Cindy Vissering: ‘Het is belangrijk dat er bij biobased
gesprek aangaan met de opdrachtgevers: wat wil je nu
biomassa zo hoogwaardig mogelijk inzetten. In Ne-
bouwen met name bij de kleine bedrijven wordt geïn-
precies? Als een opdrachtgever een gezond gebouw
derland wordt biomassa echter met name laagwaardig
noveerd. Dus is het goed om daar een platform voor
wil, dan kan hij ook een betonnen gebouw vol met
gebruikt voor de productie van elektriciteit of warmte.
op te zetten waar men materialen kan testen en deze
klimaatinstallaties bedoelen.’
De feitelijke opbrengst van landbouwgronden, zoals in
noviteiten sneller kan introduceren op de markt.’
de Achterhoek, is daardoor eigenlijk absurd laag.’
wel volop geïnnoveerd, ook met biobased materials. Waarom kan dat daar wel en in de bouw niet?’ ‘De regelgeving heeft bij de bouw van De Kruudhof in ieder geval geen enkele belemmering opgeleverd’, merkt Wagenaar op. ‘Ik was aangenaam verrast dat de gemeente zonder problemen een bouwvergunning verstrekte. Men wilde zelfs graag af en toe komen kijken.’ Sissy Verspeek heeft andere ervaringen bij de bouw van de eerste zogenoemde aardehuizen in Olst: ‘Dat zijn ecologische woningen met achterwanden van autobanden gevuld met aarde, niet-dragende wanden van lege flessen, zonnepanelen voor de energiebehoefte, warmte/koudeopslag in de bodem, enzovoort. We hebben daar ontzettend veel werk gehad om de gemeente, brandweer en de betrokken woningcorporatie – het zijn huurwoningen – te overtuigen van de gezondheid, duurzaamheid en brandveiligheid van dit systeem.’ Van Tongeren merkt op: ‘Wat dat betreft zou het handig zijn wanneer er meer onafhankelijke testrapporten komen waarmee de eigenschappen van nieuwe materialen en methodieken aangetoond kunnen worden. Maar die zijn er vaak nog niet voor ecologische materialen en bouwmethoden.’ Bij strobalenwoningen is er vaak twijfel over de brandveiligheid, maar dat is volgens Sissy Verspeek onterecht: ‘Een strobaal is door zijn persing al sterk zelfdovend. Daarnaast worden de wanden
aan alle zichtzijden afgewerkt met circa 30 mm leem of kalk, waardoor een steenachtige laag ontstaat. Iedere centimeter levert een brandwerendheid op van 30 minuten, dus kom je al op 90 minuten.’ Kats reageert: ‘Het is dus noodzakelijk dat er snel een platform komt waar biobased materialen getest kunnen worden. De bouwsector is angstig en wil garanties. Juist in dat Biobased Innovation Center willen we dat oppakken. Wat moeten we doen om bepaalde materialen sneller geaccepteerd te krijgen?’ Cindy Vissering wijst op één van de afspraken in de Green Deal: ‘Eén van de doelstellingen is het beschikbaar stellen van data van biobased bouwmaterialen, producten en bouwconcepten zodat voldaan kan worden aan de relevante bouwen milieuregelgeving, waardoor de positie van biobased bouwmaterialen, producten en bouwconcepten wordt verbeterd. Inmiddels stelt het Bouwbesluit als eis dat er bij een bouwaanvraag een milieuprestatieberekening wordt uitgevoerd, maar er wordt nog geen eis gesteld aan de uitkomst van die berekening. Hierdoor kan de bouwpraktijk ervaring opdoen met de milieuprestatieberekening. Bij het maken van die berekening moet gebruik worden gemaakt van de milieuprestaties van materialen zoals die zijn opgenomen in de Nationale Milieudatabase. Helaas zijn veel biobased materialen daar nog niet in opgenomen en de biobased materialen die er wel in staan komen er soms niet heel
goed uit. Daar moeten we met zijn allen naar kijken. We weten vanuit ons basisgevoel dat die materialen goed zijn, maar waarom scoren ze dan toch slecht? Verder zijn we bezig met kennis verspreiden, bijvoorbeeld vanuit kleine pilotprojecten die nog weinig bekend zijn, en het opzetten van een kennisbank waarin projecten staan, ervaringen met producten, verwerkingsvoorschriften en marketingstools die de toepassing moeten vergroten.’ Industrialisatie Volgens Christiaan Kats is het van belang dat biobased bouwen naast de prachtige lokale initiatieven, ook een geïndustrialiseerde bouwmethode wordt die internationaal toepasbaar is: ‘We zijn een exportland en hebben een grote kennis op het gebied van industrialisatie. Kijk alleen al naar de chemische en agrarische sector en de energiesector. De auto-industrie is eveneens een goed voorbeeld van innovatief en industrieel denken. Maar ook het MKB is zeer innovatief; daar moeten we snel stappen mee zetten bij biobased bouwen.’ Cindy Vissering reageert: ‘Het is belangrijk om hierbij op te merken dat er inderdaad bij biobased bouwen met name bij de kleine bedrijven wordt geïnnoveerd. Dus is het goed om daar een platform voor op te zetten waar men materialen kan testen en deze noviteiten sneller kan introduceren op de markt. Hierdoor kan men er sneller mee aan de slag, omdat je
23
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
garanties kunt leveren aan de klanten die erom vragen. Wat dat betreft is het een kip-ei-verhaal.’ Volgens Ralf van Tongeren is de auto-industrie lastig te vergelijken met de bouw: ‘De auto-industrie werkt samen onder één dak aan een eindproduct, terwijl in de bouw in veel gevallen nog steeds los van elkaar gewerkt wordt.’ Theo Wagenaar is het daarmee eens: ‘De ontwikkeling van strobalenwoningen gebeurt vanuit kleinschalige en particuliere initiatieven. De tijd van massale nieuwbouwprojecten hebben we gehad. Van daaruit moeten we verder denken.’ Christiaan Kats is het daar niet mee eens: ‘We moeten eens af van het idee dat ieder bouwproject uniek is. Ik kan veel voorbeelden noemen van seriematige bouw, zoals tijdelijke onderkomens voor vluchtelingen en studenten. Dus industrieel produceren, testen en vervolgens just-in-time leveren en de al beschikbare technieken gebruiken. En niet zeggen: ja, zo doen we het altijd al. Ook is er de komende jaren veel ruimte voor vervangende nieuwbouw. We moeten niet denken dat we uitgebouwd zijn. Er staan in Nederland 6,5 tot 7 miljoen woningen. Ik durf te beweren dat bij een groot deel de technische levensduur voorbij is. Die moeten we dus vervangen.’ Een toehoorder vraagt zich bezorgd af of we nu juist de bestaande bouw niet moeten koesteren en dan vooral de monumentale gebouwen: ‘In Frankrijk kijken we toch ook altijd tijdens onze vakantie graag naar al die oude pandjes’. Ralf van Tongeren: ‘Maar je kunt ook prima duurzaam renoveren’. Sissy Verspeek vindt dat ook: ‘Biobased bouwen is uitermate geschikt voor renovatie. Daar zijn ook al fraaie voorbeelden van te vinden in Nederland. Er zijn al panden energieneutraal gerenoveerd.’ Cindy Vissering noemt Living
Green: ‘Dat is een Europese organisatie waar Nederland ook bij is aangesloten en die hebben specifiek in Delft een kennis centrum opgericht voor het duurzaam renoveren van monumenten. Maar die technieken kun je natuurlijk ook gebruiken voor jongere gebouwen.’
Het is belangrijk om hierbij op te merken dat er inderdaad bij biobased bouwen met name bij de kleine bedrijven wordt geïnnoveerd Is biobased bouwen wel zo duurzaam? Een toehoorder uit de zaal vraagt zich af of het kweken van biomassa voor biobased bouwen niet ten koste gaat van stukken grond voor voedselproductie. Ralf van Tongeren reageert als eerste: ‘Nee, want een biobased economy zet voornamelijk in op reststromen, dus dat gaat niet ten koste van voedsel.’ Sissy Verspeek vult aan: ‘De stro die we bijvoorbeeld gebruiken voor strobalenbouw is afkomstig van gerst en tarwe. De vrucht wordt gegeten en de steel gebruiken we voor strobalen. En wat te denken van de vezels van de aubergine- en tomatenplant: ook hier gebruiken we de vrucht voor voedsel en van de vezels uit de steel maken we bijvoorbeeld plaatmaterialen. Hierdoor kunnen we een hogere economische waarde creëren van alles wat van het land afkomt.’ ‘De discussie is goed’, zegt Kats. ‘Het moet inderdaad niet ten koste gaan voor de voedselproductie, zoals bij biobrandstof-
fen nu wel gebeurd. Binnen een biobased economy wil je biomassa zo hoogwaardig mogelijk inzetten. Daarbij wil je alle componenten van de biomassa zo goed mogelijk benutten: de zogenaamde cascadering. In Nederland wordt biomassa echter met name gebruikt voor de productie van elektriciteit of warmte. Dat is een laagwaardige toepassing omdat er relatief veel biomassa nodig is voor de energieopwekking. De feitelijke opbrengst van landbouwgronden, zoals in de Achterhoek, is daardoor eigenlijk absurd laag. Een voorbeeld van een hoogwaardige toepassing is het gebruik van stoffen uit biomassa in medicijnen. Dan heb je maar heel weinig nodig voor grootschalige productie van een product dat de gezondheid bevordert. De toegevoegde waarde is dan veel groter. Een treetje lager staat de inzet van biomassa voor de productie van voedsel. Vervolgens de inzet voor chemicaliën en materialen, zoals de vezels die te gebruiken zijn voor plaatmaterialen. In Nederland hebben we daar een enorme kennis van. Als we in staat zijn daar meer mee te doen, hebben we een prachtige duurzame economie, waarvan we de kennis wereldwijd kunnen verspreiden.’
Deelnemers aan het debat • I ng. Christiaan Kats, directeur Regionaal Bedrijvenpark Laarberg in Groenlo: daar moet een Biobased Innovation Center de kennis over Biobased Bouwen vergroten. • Sissy Verspeek, gespecialiseerd in biobased bouwen en strobouw, onder andere werkzaam voor de Stichting Agrodome (stimuleren en promoten van biobased economy) en voor het Europese Interreg IVB project CAP’EM (Cycle Assessment Procedure for Eco-Materials): inzet van biobased materialen in de bouw. • Theo Wagenaar, initiatiefnemer van één van de grootste strobalengebouwen in Nederland: bedrijfsgebouw De Kruudhof in het Achterhoekse Halle. Tevens is hij eigenaar van het nieuwe bedrijf ‘Duurzaam Onderdak’, dat zich richt op nieuw te bouwen strobalenwoningen. • Cindy Vissering, Programmamanager Duurzaam Bouwen, SBRCURnet. Deze kennispartner helpt de bouw om beter en duurzamer te bouwen door middel van onder meer bijeenkomsten, kennispublicaties en een kennisbank. • Ralf van Tongeren, architect en eigenaar van Platform M3 architecten en gespecialiseerd in ecologische bouwmethoden.
24
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Aantal toiletruimten school Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwregels in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
VRAAG EN ANTWOORD
TEKST HELPDESK BOUWBESLUIT
OMSCHRIJVING Bepalen van het vereiste aantal toiletruimten en integraal toegankelijke toiletruimten met een kleine basisschool als voorbeeld.
Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV.).
VRAAG Voor een kleine basisschool is per gebruiksfunctie aangegeven voor hoeveel personen de gebruiksfunctie bestemd is. De onderwijsfunctie is bestemd voor maximaal 210 personen (203 leerlingen en 7 leerkrachten). In de aula kunnen, naast de 210 leerlingen en leerkrachten, nog 40 extra personen aanwezig zijn bij bijeenkomsten. De kantoorfunctie is bestemd voor maximaal 8 personen. De gymzaal kan tijdens lesuren afzonderlijk worden verhuurd en is bestemd voor maximaal 39 leerlingen en 1 leerkracht. Welk aantal toiletruimten moet minimaal in de school aanwezig zijn en welk aantal daarvan moet een integraal toegankelijke toiletruimte zijn?
uitgegaan van gemeenschappelijke toiletruimten. Dit betekent niet dat de 7 toiletruimten die voor de onderwijsfunctie minimaal aanwezig moeten zijn voldoende zijn, want op een toiletruimte voor een kantoor- en onderwijsfunctie mogen immers niet meer dan 30 personen zijn aangewezen. Het benodigde aantal toiletruimten dat naast de toiletruimten bij de gymzaal aanwezig moet zijn, bedraagt dus 218 personen / 30 = 7,27 → 8 gemeenschappelijke toiletruimten.
ANTWOORD In de school moeten 8 toiletruimten aanwezig zijn. Daarnaast moeten voor de gymzaal nog 2 toiletruimten aanwezig zijn. Van deze in totaal 10 toiletruimten moeten er twee integraal toegankelijk zijn. In artikel 4.9 van Bouwbesluit 2012 is voor alle gebruiksfuncties aangegeven hoeveel toiletruimten een gebruiksfunctie moet hebben. In deze school is dit aantal bij de onderwijsfunctie en de kantoorfunctie afhankelijk van het aantal personen dat op de toiletruimte is aangewezen. Bij de andere gebruiksfuncties staat de eis aan het aantal toiletruimten los van het aantal personen, tenzij er minder dan 15 personen aanwezig zijn. Bekijken we de eisen per gebruiksfunctie dan zijn de volgende aantallen toiletruimten vereist: - Voor de onderwijsfunctie: 210 personen aanwezig, 1 toiletruimte op 30 personen, 210/30 = 7 toiletruimten (lid 3). - Voor de bijeenkomstfunctie zijn 2 toiletruimten vereist, onafhankelijk van het aantal personen (lid 1). - Voor de kantoorfunctie kan met 1 toiletruimte worden volstaan omdat hier minder dan 15 personen aanwezig zijn (lid 4). - Voor de sportfunctie zijn 2 toiletruimten vereist, onafhankelijk van het aantal personen (lid 1). Omdat huurders van de gymzaal geen gebruik kunnen maken van de toiletten in het schoolgebouw, worden de 2 toiletruimten voor de sportfunctie apart gehouden. Voor de rest van de school wordt
Aangezien het gebouw een GO > 400 m² heeft, hebben alle aanwezige gebruiksfuncties, behalve de overige gebruiksfunctie, een toegankelijkheidssector. Voor zowel de bijeenkomstfunctie als de sportfunctie is 1 integraal toegankelijke toiletruimte vereist. Voor de onderwijsfunctie en de kantoorfunctie is dit aantal afhankelijk van het aantal verplichte toiletruimten van de gebruiksfunctie gedeeld door de in tabel 4.21 gegeven waarde, respectievelijk 35 en 10. Aangezien het gaat om gemeenschappelijke toiletruimten, moet het aantal integraal toegankelijke toiletruimten in evenredigheid worden bepaald. Dit aantal volgt uit: 7/35 + 1/10 = 0,2 + 0,1 = 0,3 → 1. Er kan in het gebouw dus worden volstaan met 1 integraal toegankelijke toiletruimte voor de gymzaal en één voor de overige gebruikers. Aanvullende opmerking(en) - Indien het gebouw zo wordt ontworpen dat alle gebruikers – dus ook de huurders van de gymzaal – gebruik kunnen maken van alle toiletten in het gebouw dan kan worden volstaan met 8 toiletten waarvan één integraal toegankelijk. - Een integraal toegankelijke toiletruimte is geen extra toiletruimte. Deze telt dus mee voor het totaal aantal verplichte toiletruimten. - Het aantal toiletruimten dat aanwezig moet zijn is ook van belang om te voldoen aan het Arbeidsomstandighedenbesluit. In artikel 3.1b van dat besluit staat het volgende: ‘Een arbeidsplaats in een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet wordt slechts gebruikt indien het gebouw voldoet aan de bij of krachtens het Bouwbesluit 2012 gegeven voorschriften met betrekking tot de van toepassing zijnde gebruiksfunctie in de zin van dat besluit’
25
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
TOELICHTING aantal toiletruimten artikel 4.9, lid 1, Bouwbesluit 2012 Een gebruiksfunctie heeft ten minste het in tabel 4.8 aangegeven aantal toiletruimten. (In tabel 4.8 is aangegeven dat voor alle in deze school aanwezige gebruiksfuncties, behalve de overige gebruiksfunctie, het minimale aantal toiletruimten 2 is.) artikel 4.9, lid 3, Bouwbesluit 2012 Op een toiletruimte zijn niet meer dan 30 personen aangewezen. (Deze eis geldt in deze school alleen voor de kantoor- en de onderwijsfunctie.) artikel 4.9, lid 4, Bouwbesluit 2012 In afwijking van het eerste lid kan met een toiletruimte worden volstaan, indien op die toiletruimte niet meer dan 15 personen zijn aangewezen. (Deze eis geldt voor alle in deze school aanwezige gebruiksfuncties.) integraal toegankelijke toiletruimte artikel 4.25, lid 1, Bouwbesluit 2012 Een gebruiksfunctie met een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.24 heeft ten minste een integraal toegankelijke toiletruimte. artikel 4.25, lid 2, Bouwbesluit 2012 Een gebruiksfunctie met een toegankelijkheidssector als bedoeld in artikel 4.24 heeft een aantal integraal toegankelijke toiletruimten van ten minste het aantal toiletruimten als bedoeld in artikel 4.9, gedeeld door de in tabel 4.21 aangegeven waarde, op een geheel getal naar boven afgerond. (De in tabel 4.21 aangegeven waarde is 10 voor de kantoorfunctie en 35 voor de onderwijsfunctie.) gemeenschappelijk artikel 1.4, lid 1 en 2, Bouwbesluit 2012 1. Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit is een bouwwerk, een ruimte, een voorziening, of een gedeelte daarvan naar keuze gemeenschappelijk of niet-gemeenschappelijk, tenzij anders is bepaald. 2. Voor de toepassing van voorschriften gesteld bij of krachtens dit besluit wordt een gedeelte van een bouwwerk, een ruimte of een voorziening die ten dienste staat van meer dan een gebruiksfunctie, aangemerkt als gemeenschappelijk. Een zodanig gedeelte, een zodanige ruimte of een zodanige voorziening maakt, met uitzondering van een nevenfunctie, voor de toepassing van dit besluit deel uit van alle daarop aangewezen gebruiksfuncties.
Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of
[email protected]. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
aanwezigheid toegankelijkheidssector artikel 4.24, lid 3, Bouwbesluit 2012 Indien de gebruiksoppervlakte van een gebruiksfunctie, tezamen met de gebruiksoppervlakte van andere in hetzelfde gebouw gelegen gebruiksfuncties waarvoor dit voorschrift geldt, groter is dan 400 m², ligt het in tabel 4.21 aangegeven deel van de vloeroppervlakte aan verblijfsgebied van de gebruiksfunctie in een toegankelijkheidssector. (Dit voorschrift geldt voor alle in deze school aanwezige gebruiksfuncties, behalve de overige gebruiksfunctie.)
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is.
26 5
Bouwregels Bouwregels in in dede praktijk praktijk | november | februari 2014 2013
Valkuilen bij aanvragen omgevingsvergunning BOUWRECHT
Tekst Mr. A.M. (Anouk) Scharff auteur
Het lijkt zo eenvoudig, het indienen van een ontvankelijke aanvraag voor bijvoorbeeld het bouwen van een schuurtje. De in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan een aanvraag gestelde eisen (naam en adres, dagtekening, omschrijving gevraagde beschikking) zullen immers niet snel tot hoofdbrekens leiden. Het wordt echter ingewikkelder wanneer men artikel 2.8 van de Wabo erbij pakt, die aanvullende voorwaarden stelt voor het indienen van een ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning.
O
p basis van artikel 2.8 van de Wabo moet bijvoorbeeld tevens worden voldaan aan de voorwaarden uit het Besluit omgevingsrecht (Bor), de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) en eventuele provinciale en/of gemeentelijke vergunningen. In de praktijk blijkt dan ook
regelmatig iets mis te gaan bij het aanvragen van een omgevingsvergunning, met wisselende consequenties. Niet alleen de aanvrager, maar ook de gemeente handelt regelmatig anders dan men op basis van de geldende wet- en regelgeving mag verwachten. Hierna zal een beeld worden gegeven van de meest voorkomende
valkuilen, alsmede van de eventuele herstelmogelijkheden. Valkuil 1: Aanvraag onvolledig: niet alle vereiste stukken en bescheiden overgelegd Hoofdregel Op basis van artikel 4:2, tweede lid van de
27 5
Sdu Uitgevers BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Awb, dient de aanvrager bij zijn aanvraag alle gegevens en bescheiden te overleggen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Hoewel deze verplichting zeer ruim is omschreven, staat het een gemeente niet (volledig) vrij te bepalen welke stukken bij een aanvraag om omgevingsvergunning dienen te worden overgelegd. Op basis van artikel 2.8 van de Wabo moet de aanvraag om een omgevingsvergunning in ieder geval voldoen aan de nadere voorwaarden die hieraan in (onder andere) de Mor worden gesteld. De Mor voorziet in een uniforme en geharmoniseerde set van indieningsvereisten die aan een vergunningaanvraag worden gesteld met betrekking tot de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden over de aangevraagde activiteit of activiteiten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan constructieberekeningen en constructietekeningen, plattegronden, situatietekeningen en foto’s van de omgeving. Een en ander zoals gezegd afhankelijk van de specifieke activiteit die wordt aangevraagd. Deze regeling heeft onder andere als doel ervoor te zorgen dat de aanvrager op voorhand kan weten welke informatie in het kader van de aanvraag van hem kan worden verlangd. Het is in beginsel de verantwoordelijkheid van de aanvrager om ervoor te zorgen dat hij de juiste stukken overlegt. Indien niet aan de indieningsvoorwaarden wordt voldaan, kan een gebrekkige aanvraag buiten behandeling worden gelaten met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. Uitzonderingen De wet voorziet in een aantal uitzonderingen op de hierboven weergegeven hoofdregel. Deze uitzonderingen zijn, behalve in de tekst van artikel 4:2 zelf, neergelegd in het Bor en de Mor. Uit artikel 4:2 Awb blijkt dat de aanvrager slechts die gegevens hoeft te verschaffen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. Hieronder wordt verstaan informatie die het bestuursorgaan meestal niet of veel moeilijker langs een andere weg kan verkrijgen. Aan dit vereiste zal in de praktijk al snel worden voldaan. Zo zal een initiatiefnemer makkelijker kunnen beschikken over bouwtekeningen en constructieberekeningen van een door hem gewenst bouwwerk, dan de gemeente zelf. Uit de tekst van artikel 4.4, eerste lid Bor, blijkt daarnaast dat een aanvrager de in de Mor genoemde stukken slechts hoeft te overleggen ‘voor zover dat naar het oordeel van het bevoegd gezag nodig is voor het nemen
van de beslissing op de aanvraag’. Indien bepaalde gegevens en bescheiden in een concreet geval niet nodig blijken te zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan het bevoegd gezag er derhalve van afzien om de betreffende gegevens en bescheiden van de aanvrager te verlangen. Dit zogenoemde ‘noodzakelijkheidsvereiste’ komt overigens ook terug in artikel 4:2 Awb. Lid twee van artikel 4.4 Bor bepaalt vervolgens dat de in dat artikel genoemde bescheiden en gegevens niet hoeven te worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag reeds over die gegevens of bescheiden beschikt. Tot slot kan voor sommige activiteiten in de omgevingsvergunning worden voorgeschreven dat bepaalde gegevens en bescheiden op een later tijdstip mogen worden ingediend (artikel 4.7 Bor en artikel 2.7 Mor). Herstelmogelijkheid Het bestuursorgaan kan zoals gezegd besluiten om een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking (artikel 4:5 lid1 sub c Awb). Voordat het bestuursorgaan een aanvraag buiten behandeling laat, moet zij echter de aanvrager in de gelegenheid stellen de aanvraag aan te vullen binnen een daartoe door het bestuursorgaan gestelde termijn. Artikel 4:5 Awb noemt geen vaste termijn. Hoofdregel is dat de aanvrager voldoende tijd moet krijgen om zijn aanvraag te herstellen. Hoe lang dit is kan per geval verschillen. In ieder geval zal hierbij de termijn waarbinnen de aanvrager redelijkerwijs over de gevraagde gegevens kan beschikken, meegewogen moeten worden.
Valkuil 2: Niet alle (onlosmakelijke) activiteiten aangevraagd Hoofdregel Op basis van artikel 2.7 Wabo moet de aanvrager van een omgevingsvergunning ervoor zorgdragen dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. Dit leidt tot de directe vervolgvraag wanneer sprake is van ‘onlosmakelijke activiteiten’ als bedoeld in artikel 2.7 Wabo. In de praktijk blijkt hier vaak onduidelijkheid over te bestaan. In de jurisprudentie wordt wel het volgende uitgangspunt gehanteerd: ‘Van onlosmakelijke samenhang is slechts sprake als één feitelijke handeling per definitie in meerdere vergunningplichten, als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wabo, resulteert’ (Rechtbank Amsterdam, 30 november 2011, LJN: BU9195). De wetgever heeft een en ander inmiddels beoogt te verduidelijken door in artikel 1.1 van de Wabo het begrip onlosmakelijke activiteit te definiëren als een: ‘activiteit die behoort tot verschillende categorieën activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2’. De vraag of sprake was van onlosmakelijke activiteiten deed zich onder ander voor in het geschil dat heeft geleid tot de uitspraak van de rechtbank Den Bosch, 21 december 2012, zaaknummer AWB 12/3660. In deze zaak had de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor (onder andere) het bouwen van een kelder. Naar de mening van appellanten had door aanvrager echter tegelijkertijd een vergunning moeten worden aangevraagd voor het afgraven van de bodem, nu hiervoor op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ook een vergunning was vereist. De voorzieningenrechter gaat hierin mee en overweegt: ‘Nu sprake is van
28 5
Bouwregels Bouwregels in in dede praktijk praktijk | november | februari 2014 2013
onlosmakelijke samenhang tussen het afgraven van de bodem en het bouwen van de kelder, als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, van de Wabo, verplichtte die bepaling naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter vergunninghoudster om de ingediende aanvraag ook betrekking te laten hebben op het afgraven van de bodem als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo.’ Een voorbeeld van een uitspraak waarin geen onlosmakelijke samenhang werd aangenomen is de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013, zaaknummer 201209737/1/A1. In deze zaak was een omgevingsvergunning aangevraagd ten behoeve van het bouwrijp maken van de gronden. Door appellante werd betoogd dat de (aanvraag om) omgevingsvergunning tevens had moeten zien op het kappen van de op die gronden aanwezige bomen, nu naar de mening van appellante sprake was van onlosmakelijke samenhang tussen beide activiteiten. De Afdeling gaat hier echter niet in mee en overweegt: ‘Weliswaar is zowel het bouwrijp maken van de gronden als het kappen van de op die gronden aanwezige bomen gericht op de bouw van het Casco Park A4, maar deze activiteiten zijn, anders dan (appellant) betoogt, geen activiteiten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in de zin van art. 2.7 lid 1 Wabo. Het kappen van de bomen gaat vooraf aan het bouwrijp maken van de gronden en is aldus fysiek daarvan te onderscheiden’. Bovenstaande voorbeelden geven wel aan dat het onderscheid tussen activiteiten die wel en activiteiten die niet onlosmakelijk zijn, lang niet altijd eenvoudig valt te maken.
Uitzondering Op de hiervoor besproken hoofdregel dat een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking moet hebben op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project, bestaat sinds de wijziging van artikel 2.7 Wabo in april 2013 een belangrijke uitzondering. Deze hoofdregel geldt namelijk niet voor onlosmakelijke activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c Wabo: het gebruiken van gronden of werken in strijd met een bestemmingsplan. Meer specifiek houdt deze uitzondering het volgende in. Op basis van de Wabo dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan. De activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ zal vrijwel altijd onlosmakelijk verbonden zijn met bijvoorbeeld de bouwactiviteit. Immers, zonder het bouwen wordt niet afgeweken van het bestemmingsplan en er kan niet gebouwd worden zonder van het bestemmingsplan af te wijken. Dit betekent dat iemand die wil bouwen op een perceel grond waar dit op basis van het bestemmingsplan niet is toegestaan, in beginsel ten minste twee activiteiten moet vermelden in zijn aanvraag: de activiteit ‘bouwen’ en de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’. Als gevolg van de wijziging van artikel 2.7 Wabo mag een initiatiefnemer nu de omgevingsvergunning voor de onlosmakelijke activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ voorafgaand aan de aanvraag voor de overige onlosmakelijke activiteiten aanvragen. Een belangrijk voordeel hiervan is dat een initiatiefnemer eerst
zekerheid verkrijgt over de planologische haalbaarheid van zijn project, voordat hij tijd en geld investeert in het maken van uitgewerkte bouwplannen. Ook kunnen op deze manier de legeskosten worden gespreid en kan in een later stadium eenvoudiger worden ingespeeld op eventuele gewijzigde omstandigheden. Andersom geldt dit trouwens niet: als een aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan dan is dat nog steeds van rechtswege een verzoek met betrekking tot strijdig gebruik. Herstelmogelijkheid Is nu alles verloren indien een onlosmakelijke activiteit in de aanvraag wordt vergeten? Nee. Op het bevoegd gezag rust op grond van artikel 3:20 Awb de inspanningsverplichting om de aanvrager te wijzen op eventueel andere benodigde vergunningen. Daarnaast volgt uit jurisprudentie van de Afdeling (ABRvS, 3 oktober 2012, zaaknummer 201111946/1/A1) dat als sprake is van activiteiten die vallen onder de reikwijdte van art. 2.7 lid 1 van de Wabo en de aanvraag één of meer van die activiteiten ten onrechte niet omvat, het bevoegd gezag toepassing moet geven aan artikel 4:5 van de Awb. Op basis van dit artikel moet zoals gezegd aan de aanvrager de gelegenheid worden geboden om de aanvraag binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen. Indien de aanvrager hieraan tijdig voldoet, dient de gemeente de aanvraag alsnog in behandeling te nemen. Valkuil 3: Aanvraag wordt ingediend bij verkeerde bestuursorgaan In verreweg de meeste gevallen zal een aanvraag omgevingsvergunning ingediend moeten worden bij het College van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente. Hierop bestaat echter een aantal uitzonderingen. Zo is in een aantal, bij AMvB aangewezen gevallen, Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie het bevoegd gezag. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een omgevingsvergunning voor het exploiteren van IPPC-inrichtingen (inrichtingen die onder de reikwijdte van de Richtlijn Industriële emissies, voorheen IPPC-richtlijn, vallen) en de BRZO-inrichtingen. De bevoegdheidsverdeling tussen B&W en GS is over het algemeen bij initiatiefnemers wel bekend. Minder bekend is het volgende. Op basis van artikel 2.4, vijfde lid van de Wabo blijft de provincie het bevoegd gezag indien een aanvraag wordt ingediend die betrekking heeft op een project dat zal worden uitgevoerd op een
29 5
Sdu Uitgevers BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl | www.bouwregelsindepraktijk.nl
‘gewone’ omgevingsvergunning, wordt de vergunning van rechtswege geschorst totdat de bezwaartermijn ongebruikt is verstreken dan wel totdat op de ingediende bezwaren is besloten. Hier kan derhalve niet direct na bekendmaking gebruik van worden gemaakt. Bij de aanvraag van een ‘gewone omgevingsvergunning’ is de reguliere termijn acht weken, bij van rechtswege met bezwaar al snel 24 weken. Deze laatste route is dus niet aan te bevelen.
plaats waar eerder door GS een omgevingsvergunning is verleend. Met andere woorden, indien de provincie het bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning ten behoeve van een inrichting te verlenen, is de provincie ook het bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor een uitweg bij die inrichting. Herstelmogelijkheid Op basis van artikel 2:3 Awb is een bestuursorgaan dat niet bevoegd is op een aanvraag om omgevingsvergunning te beslissen, verplicht deze aanvraag door te zenden aan het bestuursorgaan dat wel bevoegd is. De initiatiefnemer wordt over deze doorzending bericht, zodat hij weet met welk bestuursorgaan hij in de toekomst contact op moet nemen. Valkuil 4: gemeente maakt geen haast met behandelen aanvraag Hoofdregel De termijn waarbinnen de gemeente op een aanvraag moet beslissen, is wettelijk vastgelegd. Op basis van artikel 4:13 Awb dient een bestuursorgaan ‘binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn’ op een aanvraag te beslissen. Deze wettelijke beslistermijn bedraagt op basis van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo voor een reguliere omgevingsvergunning acht weken vanaf datum van ontvangst van de aanvraag. Op basis van het tweede lid van artikel 3.9 kan deze termijn eenmalig met zes weken worden verlengd.
Uitzondering Voor aanvragen om omgevingsvergunning waarop de uitgebreide procedure van toepassing is, geldt een aanzienlijk langere beslistermijn van zes maanden. Ook deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verlengd. De uitgebreide procedure is alleen van toepassing in de in artikel 3.10 van de Wabo genoemde categorieën van gevallen. Herstelmogelijkheden In de praktijk blijken de wettelijke beslistermijnen regelmatig niet te worden gehaald. Dit terwijl veel initiatiefnemers er belang bij hebben dat zij zo snel mogelijk tot realisatie van hun plannen kunnen overgaan. De wetgever heeft daarom voorzien in een aantal ‘pressiemiddelen’, die ervoor moeten zorgen dat gemeenten vaker tijdig op aanvragen beslissen. I. Vergunning van rechtswege Artikel 4:20b Awb bepaalt dat, indien niet tijdig op een aanvraag wordt beslist, de vergunning van rechtswege wordt verleend. Artikel 3.9, derde lid van de Wabo bepaalt dat dit artikel tevens van toepassing is op aanvragen om omgevingsvergunning waarop de reguliere procedure van toepassing is. Een vergunning van rechtswege wordt derhalve niet verleend bij aanvragen die vallen onder de uitgebreide voorbereidingsprocedure. De vergunning van rechtswege treedt pas in werking nadat zij door de gemeente op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Let op: in afwijking van een
II. Wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Indien de gemeente niet tijdig op de aanvraag beslist en de vergunning van rechtswege niet van toepassing is dan wel door de gemeente niet deugdelijk bekend wordt gemaakt, kan men een beroep doen op de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen. Op basis van deze wet kan een aanvrager, indien de gemeente niet tijdig op zijn aanvraag heeft beslist, de gemeente schriftelijk in gebreke stellen. De gemeente heeft dan twee weken de tijd om alsnog op de aanvraag te beslissen. Doet zij dit niet, dan verbeurt de aanvrager een dwangsom van maximaal € 1.260,-. Conclusie Het is nog niet zo vanzelfsprekend, een aanvraagprocedure om omgevingsvergunning die geheel vlekkeloos verloopt. Zowel aan de zijde van de aanvrager als aan de zijde van de gemeente gaan regelmatig dingen anders dan volgens de geldende wet- en regelgeving zou moeten. Uit dit artikel blijkt echter dat de wetgever in verschillende mogelijkheden heeft voorzien om eventuele fouten en/of gebreken in de procedure te kunnen herstellen of compenseren. Het is voor beide partijen (aanvrager en gemeente) goed om zich van deze mogelijkheden bewust te zijn.
Mr. A.M. (Anouk) Scharff is advocaat bij Bierman Advocaten, Sectie Bouw en Vastgoed. E-mail:
[email protected].
30 5
Bouwregels Bouwregels in in dede praktijk praktijk | november | februari 2014 2013
Oorspronkelijk hoofdgebouw en verbouwing BOUWRECHT
Tekst Mr F.H. van den Bercken
Op 11 juni 2014 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in een geschil dat betrekking had op een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss. Daarbij werd geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van een veranda tot uitbreiding van de woonkamer van een woning.
De wetgever heeft met het oorspronkelijke gebouw bedoeld, zoals dat op basis van de eerste vergunning is gereali-
hoofdgebouw. Daarnaast is het oorspronkelijke hoofdgebouw de huidige woning waarvoor in 2003 bouwvergunning is verleend en het bouwplan zal op minder dan 2,5 meter hiervan worden gerealiseerd. Door de ingrijpende verbouwingen van de woning is een wezenlijk ander gebouw ontstaan, waardoor de in 1966 vergunde woning niet meer als oorspronkelijk hoofdgebouw kan worden aangemerkt, aldus aanvrager. Burgemeester en wethouders van Oss deelden de opvattingen van aanvrager niet. Zij bleven bij hun standpunt dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en wezen zijn bezwaren dan ook af.
seerd. Verbouwingen waarvoor nadien vergunningen zijn verleend spelen daarbij geen rol. Dat geeft soms beperkingen in de verdere vergunningvrije bouwmogelijkheden.
I
n 1966 was bouwvergunning verleend voor de woning. In 1977 en 2003 is die woning verbouwd, waarvoor eveneens bouwvergunningen zijn verleend. In 2006 is ook nog vrijstelling en bouwvergunning verleend voor overkappen van het terras bij de woning. Het huidige bouwplan betreft het dichtzetten van deze bestaande terrasoverkapping teneinde de woonkamer uit te breiden. Burgemeester en wethouders waren van mening dat het bouwplan in strijd was met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Op de gronden waar dat bouwplan is voorzien rust volgens het bestemmingsplan de bestemming ‘Tuin’ met de functieaanduiding ‘st-to’ (specifieke vorm van tuin-terrasoverkapping). Bovendien zou met het dichtzetten van de terrasoverkapping het maximaal toegestane oppervlakte aan vergunningvrije bouwwerken worden overschreden.
Bezwaar Aanvrager van de omgevingsvergunning maakte bezwaar tegen de weigering omgevingsvergunning te verlenen voor het dichtzetten van de terrasoverkapping. Hij meende dat op grond van artikel 2.3, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met Bijlage II van dat besluit geen omgevingsvergunning is vereist voor het dichtzetten van de terrasoverkapping. Volgens hem gaat het hier om een op de grond staand bijbehorend bouwwerk in achtererfgebied, dat is gesitueerd op een afstand van niet meer dan 2,5 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw en dat niet hoger is dan 4 meter en niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het
Beroep Aanvrager van de omgevingsvergunning bleef het oneens met burgemeester en wethouders van Oss. Hij ging daarom in beroep bij de rechtbank Oost-Brabant tegen de beslissing op bezwaar. Daarbij bracht hij, naast de in bezwaar aangevoerde argumenten, ook nog in dat burgemeester en wethouders niet in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan hebben kunnen weigeren. Volgens hem is de aan de weigering ten grondslag gelegde motivering onvoldoende draagkrachtig. Omdat de afstand tussen het bouwvlak en andere bouwvlakken niet zal verminderen door het dichtzetten van de veranda en de veranda geen open karakter heeft, zal volgens hem het open en groene karakter van de wijk niet worden verstoord door realisering van het bouwplan. Bovendien hebben burgemeester en wethouders de door hem aangedragen oplossing om het te realiseren bouwplan aan het zicht te onttrekken door het plaatsen van een
31 5
Sdu Uitgevers BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl | www.bouwregelsindepraktijk.nl
groene haag ten onrechte terzijde geschoven. De rechtbank deed op 16 september 2013 uitspraak. Hij deelde de opvatting van burgemeester en wethouders van Oss en wees het beroep van aanvrager af. Hoger beroep Omdat de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant niet aan de opvatting van aanvrager van de omgevingsvergunning tegemoetkwam, stelde aanvrager hoger beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling overwoog het volgende. Volgens de nota van toelichting op het Bor is het oorspronkelijke hoofdgebouw in de zin van deze regeling het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Het is het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is opgeleverd. Bepalend is dus niet de situatie zoals die in de loop der jaren is vergund. Weliswaar hebben na de oplevering ingrijpende verbouwwerkzaamheden plaatsgevonden, waarbij delen van de woning zijn afgebroken en de indeling van de woning belangrijk is gewijzigd, maar de rechtbank heeft hierin terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat sprake is van een nieuw opgericht gebouw. De aangebrachte wijzigingen hebben er niet toe geleid dat er een wezenlijk ander gebouw is ontstaan. De omstandigheid dat de functie van de in 1977 gerealiseerde uitbouw in 2003 veranderd is van garage in woonkamer waardoor de uitbouw in functioneel en bouwkundig opzicht inmiddels onderdeel van het hoofdgebouw is geworden, zoals aanvrager heeft aangevoerd, doet niet af aan de vaststelling dat de uitbouw geen onderdeel vormt van het oorspronkelijk hoofdgebouw. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat burgemeester en wethouders bij de beoordeling van de vergunningplicht terecht zijn uitgegaan van de woning zoals daarvoor in 1966 bouwvergunning is verleend. Nu aan de oorspronkelijke rechterzijgevel in 1977 al een uitbouw met een diepte van 2,53 meter is gerealiseerd en de veranda tegen dit deel van de rechter zijgevel is gebouwd, is de afstand tussen de rechter zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw en het te realiseren bouwplan meer dan 2,5 meter. In strijd met bestemmingsplan De beslissing om al dan niet omgevings-
vergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, waarbij zij beleidsvrijheid hebben. De rechter moet die beslissing daarom terughoudend toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of burgemeester en wethouders in redelijkheid tot het besluit om de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan te weigeren hebben kunnen komen. Burgemeester en wethouders hebben aan de weigering om omgevingsvergunning te verlenen ten grondslag gelegd dat realisering van het bouwplan in strijd is met het in het bestemmingsplan opgenomen uitgangspunt dat het groene karakter van de woonwijk een kwaliteit is die behouden moet blijven. In het bestemmingsplan is dit vertaald door tussen de verschillende bouwvlakken een afstand van 20 meter aan te houden. Door realisering van het bouwplan zou deze afstand worden verkleind en de hiermee gepaard gaande aantasting van het groene beeld en de openheid tussen de woningen achten burgemeester en wethouders onwenselijk. In hetgeen aanvrager heeft aangevoerd heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat deze motivering de weigering om omgevingsvergunning te verlenen niet kan dragen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de draagconstructie van de veranda weliswaar uit massieve gemetselde pilasters bestaat, maar dat burgemeester en wethouders zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat door het dichtzetten van de open zijden van de veranda een massief geheel zal ontstaan waardoor de openheid tussen de woningen zal verminderen. Verder stelt aanvrager ten onrechte dat ter plaatse van de veranda al een bouwvlak is ontstaan doordat de veranda positief is bestemd in het bestemmingsplan. Door opneming van de specifieke aanduiding ‘st-to’ heeft de planwetgever de veranda, waarvoor in 2006 vrijstelling en bouwvergunning hebben verleend, binnen de tuinbestemming gerespecteerd en daarbij niet beoogd ruimere bouwmogelijkheden toe te staan. Aan de omstandigheid dat de afstand tussen de bebouwing op de in de nabijheid gelegen andere percelen minder is dan 20 meter kan verder niet de conclusie worden verbonden dat burgemeester en wethouders het afstandscriterium van 20 meter in andere gevallen niet handhaven. Zij hebben ter zitting toegelicht dat, voor zover het bouwvergunning voor de bedoelde bebouwing hebben verleend, zij
er bij de vergunningverlening vanuit zijn gegaan dat was voldaan aan het afstandscriterium van 20 meter, maar dat zij zich daarbij abusievelijk hebben gebaseerd op een uitzettekening waarop de maten van het perceel niet juist waren vermeld. Hierdoor bedraagt de afstand tussen de vergunde bebouwing, die later in het bestemmingsplan is ingepast, minder dan 20 meter. Ook bestaat geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders in het voorstel van aanvrager om een haag te plaatsen aanleiding hadden moeten zien om alsnog medewerking te verlenen aan het bouwplan. Zij hebben er in dit kader terecht op gewezen dat plaatsing van een haag niet afdoet aan het feit dat realisering van het bouwplan zal leiden tot verstening van de omgeving en afbreuk doet aan de ontwerpprincipes van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft dan ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat burgemeester en wethouders niet in redelijkheid omgevingsvergunning voor het dichtzetten van de veranda hebben kunnen weigeren. De Afdeling verwierp zodoende het hoger beroep van aanvrager van de omgevingsvergunning. Deze uitspraak maakt duidelijk dat de wetgever met het oorspronkelijke gebouw het gebouw heeft bedoeld, zoals dat op basis van de eerste vergunning is gerealiseerd. Verbouwingen waarvoor nadien vergunningen zijn verleend spelen daarbij geen rol. Dat geeft, zo blijkt in dit geval wel, beperkingen in de vergunningvrije verdere bouwmogelijkheden. Verder sluit de Afdeling aan bij haar eerdere jurisprudentie waar het gaat om de toetsing van een besluit dat op basis van beleidsvrijheid is genomen. De rechter kan een dergelijk besluit slechts op redelijkheid toetsen.
Mr Van den Bercken is als seniorjurist werkzaam geweest bij het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het besproken geschil heeft zaaknummer 201309842/1/A1. De maatvoering en regels over vergunningvrij bouwen die in dit artikel aan de orde komen hebben betrekking op het recht vóór 1 november 2014.
32
Bouwregels in de praktijk | november 2014
nieuws Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van NEN. NEN Vlinderweg 6 2623 AX Delft Tel. (015) 2 690 391 www.nen.nl
[email protected]
Norm voor CE-markering gelijmd gelamineerd hout gewijzigd De Europese Unie heeft NEN-EN 14080:2013 ‘Houtconstructies – Gelijmd gelamineerd hout en gelijmd massief hout’ toegevoegd aan de lijst van geharmoniseerde normen onder de richtlijn 305/2011 voor bouwproducten. Vanaf 8 augustus 2014 moet CE-markering volgens NEN-EN 14080:2005 of volgens NEN-EN 14080:2013 worden aangebracht. Vanaf 8 augustus 2015 moet CE-markering plaatsvinden volgens de versie uit 2013. NEN-EN 14080:2005 komt per die datum te vervallen. NEN-EN 14080:2005 verwijst voor de bepaling van de sterkteklasse van gelamineerd hout op basis van de sterkteklasse van de lamel len naar NEN-EN 1194:1999. Voorheen werd in Nederland hiervoor NEN 6763 ‘Gelamineerd hout - Produkteigenschappen en bepa lingsmethoden’ gebruikt. In NEN-EN 14080:2013 is deze bepaling van de sterkteklassen van het gelamineerde product op basis van de sterkteklassen van de lamellen geïntegreerd in de norm en is NEN-EN 1194 komen te vervallen. Verder was het mogelijk om met NEN-EN 14080:2005 de sterkte klasse voor gelamineerd hardhout te bepalen. Dit is gewijzigd: NEN-EN 14080:2013 is specifiek voor een aantal in de norm genoemde houtsoorten (op populieren na zijn dit allen naaldhout soorten). Op dit moment wordt gewerkt aan een Europese norm voor gelamineerd hardhout. Nederland participeert actief bij het tot stand komen van deze norm. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze normen, het normalisatie proces of deelname: Ir. Annemarie Mewe, consultant Materialen en producten, telefoon (015) 2 690 161 of e-mail:
[email protected].
Wijziging algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties Wijzigingen in wet- en regelgeving en publicatie van de Europese NEN-EN 806-delen over hetzelfde onderwerp, hebben geleid tot actualisatie van de algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties. NEN 1006 is dan ook herzien en nu als normontwerp gepubliceerd. Hiermee ligt er een geheel nieuwe versie van de norm waarop belanghebbenden tot 1 januari 2015 commentaar kunnen indienen. NEN 1006 wordt zowel vanuit het Bouwbesluit als de Drinkwaterwetgeving voorgeschreven. NEN 1006 ‘Algemene voor schriften voor leidingwater installaties’ geeft eisen en aanbevelingen voor leiding waterinstallaties, uit oogpunt van de volksgezondheid, veiligheid en doelmatigheid. De norm omvat het ontwerp, de aanleg en het gebruik van de in stallatie in een perceel inclusief bijbehorende grond. NEN 1006 is voor het laatst uitgebreid her zien in 2002. Hierna zijn er drie wijzigingsbladen uitgegeven, waarvan de laatste is versche nen in 2011. Wijzigingen De belangrijkste aanpassingen ten opzichte van NEN 1006 uit 2011 zijn: • Aanpassing aan het Bouwbesluit, de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Ministeriële regelingen op het gebied van bepalingsmethoden, terminologie, gebruik van materia len en bacteriologische aspecten; • Opname van relevante eisen uit de Europese installatienorm NEN-EN 806 deel één tot en met vijf; • Huidige stand van de techniek. Normontwerp ter commentaar Belanghebbenden kunnen het normontwerp kosteloos inzien op www.normontwerpen.nen.nl en commentaar indienen tot 1 januari 2015. De aangeleverde commentaren worden door de Nederlandse normcommissie ‘Functionele eigenschappen leiding waterinstallaties’ besproken. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze norm of over het normali satieproces: Willemien Bosch, consultant, telefoon (015) 2 690 123 of e-mail:
[email protected].
33
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Deelnemers werkgroep Brandveiligheid van gebouwen NEN 2535 gevraagd NEN organiseert op dinsdagochtend 16 december a.s. een informatiebijeenkomst over de gedeeltelijke herziening van NEN 2535 ‘Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen’. Deze bijeenkomst moet leiden tot de oprichting van de werkgroep die het herzieningstraject gaat realiseren. Aan de hand van korte presentaties en een discussie, zal ingegaan worden op werkwijze, nut en noodzaak van de herziening. Wat zijn de gebruiksmogelijkheden, ervaringen, noodzakelijke verbe teringen en uitbreidingen en voor wie is deze norm van belang? Inleiding NEN 2535 is in 2009 uitgegeven. In 2010 volgde een correctieblad. De norm geeft regels voor het ontwerp, de uitvoering, de compa tibiliteit en de kwaliteit van de te installeren brandmeldinstalla tie. Er worden ook eisen gesteld aan het op te stellen programma van eisen (PvE). Na publicatie van een norm gaan de ontwikkelingen verder. Nieuwe materialen, nieuwe (draadloze, digitale) technieken, nieuwe eisen maken een norm onderhevig aan ‘slijtage’. Op enig moment kunnen vragen uit de markt niet meer opgelost worden met de bestaande norm en is het moment daar om aan de herzie ning ervan te beginnen. Informatiebijeenkomst, oprichting werkgroep NEN 2535 Om deze reden is binnen de normcommissie 351 086 ‘Brandmeld systemen’ het besluit genomen een werkgroep samen te stellen met als opdracht NEN 2535 (gedeeltelijk) te gaan herzien. De herziening van een norm is specialistisch werk. Deelnemers worden geacht technisch-inhoudelijk over voldoende relevante vakkennis te beschikken en goed op de hoogte te zijn van de actu ele stand der techniek. Daarnaast is inzicht in of ervaring met het gebruik van de norm in relatie tot andere normen en regelgeving ook een pré. De werkgroep ‘NEN 2535’ moet hét platform worden voor alle belanghebbenden en betrokkenen om vorm te geven aan ieders ambities aangaande de actualisatie van dit onderwerp. Deelname werkgroep Aan het bijwonen van de informatiebijeenkomst zijn geen kosten verbonden. Deelname aan de werkgroep echter, vindt plaats tegen vergoeding van projectkosten. Tijdens de informatiebijeenkomst zal hierover nadere informatie worden verstrekt. Bij aanmelding voor de informatiebijeenkomst wordt het concept-projectplan vooraf toegezonden.
Deelname aan de werkgroep staat open voor elke organisatie die belang heeft of betrokken is bij dit onderwerp: • fabrikanten van brandmeldinstallaties of componenten binnen deze installaties; • (branche-)organisaties van leveranciers en/of installateurs; • afnemers (opdrachtgevers) van projecten waar brandmeld systemen worden geïmplementeerd; • brandweer; • controlerende/certificerende instanties; • onderzoek- en kennisinstellingen; • adviseurs Aanmelden en informatie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marc Mergeay, consultant bij NEN Bouw en Installaties, e-mail:
[email protected].
34
Bouwregels in de praktijk | november 2014
nieuws
Commissielid aan het woord Wie bent u? Mijn naam is Geert Ravenshorst en ik ben docent/onderzoeker bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen aan de Technische Universiteit Delft. Op de TU houd ik me bezig met de draagcon structies van gebouwen en civiele constructies waarbinnen houtconstruc ties mijn specialiteit zijn. Ik ben voorzitter van de normsubcommissie (nsc) 35100103 ‘TGB Houtconstructies’ en vanuit die functie ook lid van de normcommissie 351001 ‘TGB Plenair’ Waarom doet u mee aan normontwikkeling? De leerstoel ‘Houtconstructies en Houttechnologie’ is al jaren lid van de nsc ‘TGB Houtconstructies’. In het onderwijs aan studen ten is het belangrijk dat we ze leren rekenen met de opgestelde normen, maar ook heel belangrijk is dat we ze de achtergronden duidelijk maken. Waarom zijn de rekenregels zoals ze zijn en wat is de theorie erachter? De studenten aan de TU Delft kunnen ook meewerken aan onderzoeken binnen onze onderzoekspro gramma’s waarvan we de resultaten weer kunnen inbrengen in de normalisatie. Verder vertegenwoordigen wij de houtindustrie (de VVNH-Ko ninklijke Vereniging Van Nederlandse Houtondernemingen) in de nsc. Het is voor de industrie van belang dat de normen zo goed mogelijk zijn toegesneden op een veilige en economische toepas sing van houtconstructies in de praktijk.
Wat levert u dit op? Ik vind het zeer interessant om samen met mensen vanuit een ver schillende invalshoek aan de normalisatie te werken. Doordat in de commissie ook betrokkenen uit de ingenieurspraktijk zitting hebben, komen ook problemen met de bestaande normen op tafel. Deze kan ik weer meenemen als mogelijke afstudeeropdrachten voor studenten. Studenten zijn over het algemeen zeer gemoti veerd als ze een probleem uit de praktijk een eind verder kunnen helpen. Voor de industrie is het van belang dat de rekenregels zijn afge stemd op de materialen die ze gebruiken. In Nederland gebruiken we veel hardhout terwijl de rekenregels in Europa meestal zijn afgeleid voor naaldhout. Door op Europees niveau hier input voor te geven zorgen we dat onze industrie concurrerend blijft. Wat voor rol spelen normen/normalisatie in uw branche? Deze zijn heel belangrijk omdat met betrekking tot de veilig heid van bouwwerken de normen direct vanuit de wet via het Bouwbesluit worden aangestuurd. En omdat veel normalisatie tegenwoordig op Europees niveau plaatsvindt, is het alleen nog maar meer van belang vanuit de Nederlandse commissies goed de consequenties voor de Nederlandse praktijk te volgen en daarop te anticiperen. Adres Delft University of Technology Timber Structures and Wood Technology T +31 (0)15 27 85721 F +31 (0)15 27 83173 E
[email protected] P.O.Box 5048 2600 GA Delft www.citg.tudelft.nl timber.citg.tudelft.nl
Overzicht nieuw verschenen normen 13.220.40
Brandgedrag/brandvoortplanting en ontvlambaarheid van materialen en producten
NEN 8012:2014 Ontw. nl
Beperking van schade als gevolg van brand van en via de elektrische leidingen in de elektrische installatie. NEN 8012 is van toepassing op elektrische installaties volgens NEN 1010. Dit document is van toepassing op elektrische leidingen voor het transport van energie, signaal en data. De methodiek van deze NEN is ook een bruikbaar instrument voor ruimten die niet onder het Bouwbesluit vallen en/of andere elektrische installaties.
NEN-EN 50575:2014 en
Elektrische leidingen voor voeding en elektrische leidingen en glasvezelleidingen voor sturing of communicatie - Elektrische leidingen en glasvezelleidingen voor algemeen gebruik in bouwwerken waarvoor eisen voor het brandgedrag van toepassing zijn
NEN-EN-IEC 60695-11-10:2013/ C1:2014 en
Brandbaarheid van elektrotechnische producten - Deel 11-10: Beproevingsvlammen - Beproevingsmethoden voor horizontale en verticale 50 W-vlammen
NPR-CLC/TS 50576:2014 en
Elektrische leidingen - Verbrede toepassing van beproevingsresultaten
13.220.50
Brandwerendheid van bouwmaterialen en bouwdelen
NEN-EN 13381-1:2014 en
Beproevingsmethoden voor de bepaling van de bijdrage aan de brandwerendheid van constructie-onderdelen - Deel 1: Horizontale beschermende membranen
NEN-EN 13381-2:2014 en
Beproevingsmethoden voor de bepaling van de bijdrage aan brandwerendheid van constructie-onderdelen - Deel 2: Verticale beschermende membranen
NEN-EN 1364-5:2014 Ontw. en
Bepaling van de brandwerendheid van niet-dragende elementen - Deel 5: Luchtdoorvoerroosters
NEN-EN 1366-1:2014 en
Bepaling van de brandwerendheid van installaties - Deel 1: Ventilatiekanalen
NEN-EN 1366-11:2014 2e Ontw. en
Bepaling van de brandwerendheid van installaties in gebouwen - Deel 11: Functiebehoud bij brand van kabelsystemen en bijbehorende onderdelen
NEN-EN 1366-12:2014 en
Bepaling van de brandwerendheid van installaties in gebouwen - Deel 12: Niet-mechanische brandkleppen
NEN-EN 1366-2:2014 2e Ontw. en
Bepaling van de brandwerendheid van installaties - Deel 2: Brandkleppen
NEN-EN 14187-7:2014 Ontw. en
Koud aangebrachte voegafdichtingsmaterialen - Beproevingsmethoden - Deel 7: Bepaling van de vlambestendigheid
NEN-EN 16034:2014 en
Voetgangersdeuren, industrie-, bedrijfs- en garagedeuren, en ramen die open kunnen - Productnorm, prestatiekenmerken -Brandwerende en/of rookbeperkende kenmerken
NEN-EN 50575:2014 en
Elektrische leidingen voor voeding en elektrische leidingen en glasvezelleidingen voor sturing of communicatie - Elektrische leidingen en glasvezelleidingen voor algemeen gebruik in bouwwerken waarvoor eisen voor het brandgedrag van toepassing zijn
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
13.320
Alarm- en waarschuwingssystemen
NEN-EN 50130-4:2011/A1:2014 en
Alarmsystemen - Deel 4: Elektromagnetische compatibiliteit - Productgroepnorm - Immuniteitseisen voor onderdelen van brand-, inbraak-, overval-, CCTV, toegangscontrole en sociale alarmsystemen
21.060.01
Bevestigingsmiddelen, algemeen
NEN-EN 15048-1:2014 Ontw. en
Niet-voorgespannen bevestigingsmiddelen voor constructieve toepassingen - Deel 1: Algemene eisen
NEN-EN 15048-2:2014 Ontw. en
Niet-voorgespannen bevestigingsmiddelen voor constructieve toepassingen - Deel 2: Geschiktheidsbeproeving
NEN-EN-ISO 1891-2:2014 en
Bevestigingsmiddelen - Terminologie - Deel 2: Woordenlijst en definities voor deklagen
21.060.99
Bevestigingsmiddelen, overige
NEN-EN 14566:2014 Ontw. en
Mechanische bevestigingsmiddelen voor gipsplatensystemen - Definities, eisen en beproevingsmethoden
79.060.20
Spaan- en vezelplaten
NEN-EN 14322:2014 Ontw. en
Houtachtige plaatmaterialen - Met melamine beklede platen voor gebruik binnenshuis - Definitie, eisen en classificatie
NEN-EN 14323:2014 Ontw. en
Houtachtige plaatmaterialen - Met melamine beklede platen voor gebruik binnenshuis - Beproevingsmethoden
79.080
Halfafgewerkte houtproducten
NEN-EN 13227:2014
Ontw. en Houten vloeren - Massief lamelparket
NEN-EN 13489:2014 Ontw. en
Houten vloeren - Lamelparketelementen
81.040.20
Glas in de bouw
NEN 2608:2014 nl
Vlakglas voor gebouwen - Eisen en bepalingsmethode. NEN 2608 geeft de eisen en bepalingsmethode van het draagvermogen en de vervormingen van overwegend statisch belast natronkalkvlakglas dat bestaat uit enkel glas, gelaagd glas of isolatieglas.
NEN-EN 14179-1:2014 Ontw. en
Glas voor gebouwen - Heat soaked thermisch gehard natronkalk-veiligheidsglas - Deel 1: Definitie en beschrijving
NEN-ISO 11485-3:2014 en
Glas in gebouwen - Gebogen glas - Deel 3: Eisen voor thermisch getemperd en gelamineerd gebogen veiligheidsglas
91.010.30
Technische aspecten
NEN-EN 1993-1-1+C2/A1:2014 nl
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen
NEN-EN 1995-1-1+C1+A1/A2:2014 nl
Eurocode 5: Ontwerp en berekening van houtconstructies - Deel 1-1: Algemeen - Gemeenschappelijke regels en regels voor gebouwen
91.060.10
Wanden. Scheidingswanden. Gevels
NEN-EN 12326-1:2014 en
Producten van lei en andere natuursteen voor dakbedekkingen en buitenmuurbekledingen - Deel 1: Productspecificatie
91.060.30
Plafonds. Vloeren. Trappen
NEN-EN 14716:2014 Ontw. en
Spanplafonds - Eisen en beproevingsmethoden
91.060.40
Schoorstenen, schachten, leidingen
NEN-EN 16497-2:2014 Ontw. En
Schoorstenen - Systeemschoorstenen uit beton - Deel 2: Uitgebalanceerde rookkanaaltoepassingen
91.060.50
Deuren en ramen
NEN-EN 12217:2014 Ontw. en
Deuren - Bedieningskrachten - Eisen en classificatie
NEN-EN 13561:2014 2e Ontw. en
Zonneschermen - Prestatie-eisen inclusief veiligheid
NEN-EN 13659:2014 2e Ontw. en
Luiken - Prestatie-eisen inclusief veiligheid
NEN-EN 16034:2014 en
Voetgangersdeuren, industrie-, bedrijfs- en garagedeuren, en ramen die open kunnen - Productnorm, prestatiekenmerken -Brandwerende en/of rookbeperkende kenmerken
91.080.01
Bouwconstructies, algemeen
NEN-EN 13381-2:2014 en
Beproevingsmethoden voor de bepaling van de bijdrage aan brandwerendheid van constructie-onderdelen - Deel 2: Verticale beschermende membranen
91.080.10-20
Aluminiumconstructies
NPR 8020-16:2014 nl
Evenementen - Hijs- en heftechniek - Aanslaan van lastdragers. NPR 8020-16 is van toepassing op het bevestigen van lastdragers aan hijswerktuigen en de hierbij gebruikte vormvaste en flexibele aanslagmiddelen in de evenementenindustrie. Een aanzienlijk deel van de lastdragers die in de evenementenindustrie worden toegepast zijn zogenoemde trussen en trekkenwandroedes.
91.080.20
Houtconstructies
NEN-EN 16784:2014 Ontw. en
Houtconstructies - Beproevingsmethoden - Bepaling van het langetermijn gedrag van bedekte en onbedekte stiftvormige verbindingsmiddelen
91.100.10 NEN-EN 14566:2014 Ontw. en
Mechanische bevestigingsmiddelen voor gipsplatensystemen - Definities, eisen en beproevingsmethoden
NEN-EN 459-1:2014 Ontw. en
Bouwkalk - Deel 1: Definities, specificaties en conformiteitscriteria
NEN-EN 459-3:2014 Ontw. en
Bouwkalk - Deel 3: Conformiteitsbeoordeling
NEN-EN 480-13:2014 Ontw. en
Hulpstoffen voor beton, mortel en injectiemortel - Beproevingsmethoden - Deel 13: Referentiemortel voor metselwerk voor het beproeven van hulpstoffen voor mortel
NPR-CEN/TR 14245:2014 en
Cement - Richtlijnen voor het gebruik van EN 197-2 Conformiteitsbeoordeling
91.100.15
Minerale materialen en producten
NEN-EN 12326-1:2014 en
Producten van lei en andere natuursteen voor dakbedekkingen en buitenmuurbekledingen - Deel 1: Productspecificatie
91.100.25
Terracotta bouwproducten
NEN-EN-ISO 10545-1:2014 en
Keramische tegels - Deel 1: Monsterneming en grondslagen voor de aanvaarding
91.100.30
Beton en betonproducten
NEN-EN 934-2:2014 Ontw. en
Hulpstoffen voor beton, mortel en injectiemortel - Deel 2: Hulpstoffen voor beton - Definities, eisen, conformiteit, markering en aanduiding
91.100.50
Bindmiddelen. Afdichtingsmaterialen
NEN-EN 13719:2014 Ontw. en
Geotextiel en soortgelijke producten - Bepaling van het rendement van bescherming op lange termijn van geotextiel in contact met geosynthetische afdichtingen
NEN-EN 14196:2014 Ontw. en
Geokunststoffen - Beproevingsmethoden voor de bepaling van de massa per oppervlakte-eenheid van bentonietmatten (“clay geosynthetic barriers”)
35
Stelt u zich eens voor ... U bent aan het werk en u heeft een norm nodig. Gelukkig heeft u
Van de norm die u zoekt is een nieuwe versie verschenen. Dat
al uw normen in één druk op de knop voor u, want ze zijn online
wist u al via de handige attenderingsmail. Uiteraad staat de
beschikbaar. Dat maakt het zo eenvoudig, want uw collega’s
nieuwe norm al klaar om als pdf te downloaden. U heeft de garantie
kunnen er ook altijd bij. Bovendien zijn alle normen gemakkelijk
van een collectie met altijd actuele normen. Zo bent u eenvoudig
te printen. Met de goede zoekfunctie en normsamenvattingen
up-to-date. (Alle oudere normversies zijn natuurlijk ook nog in
vindt u direct de juiste norm, wat u een hoop tijd bespaart.
te zien.) Wat een gemak!
... het gemak van NEN Connect Bouw Kijk op www.nen.nl/nenconnectbouw Normalisatie: de wereld op één lijn.
37
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
NIEUWS NEN-Normen afgekocht door VWS
Green Deal Circulaire Gebouwen
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een overeenkomst met NEN gesloten over de afkoop van een drietal NEN-normen. Het betreft NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7513. Dit zijn normen op het gebied van informatiebeveiliging voor de zorgsector. Vanaf 1 november 2014 zijn deze normen vrij beschikbaar. Wat betekent dit voor de bouwgerelateerde normen?
Ruim 40 organisaties hebben inmiddels hun deelname aan de Green Deal Circulaire Gebouwen bevestigd. Op 30 oktober hebben de participanten tijdens het congres Green Buildings 2014 hun deelname met een handtekening bekrachtigd. Door te participeren in deze Green Deal committeren organisaties zich aan de vertaalslag van de circulaire economie naar de gebouwde omgeving. De Green Deal Circulaire Gebouwen is gericht op een minimaal gebruik en hergebruik van grondstoffen, producten en goederen. Organisaties die hun deelname aan de Green Deal hebben bevestigd, zijn onder meer AAFM, ABN Amro, Alliander, Brink Groep, DGBC, Dura Vermeer, Duurzaamgebouwd.nl, Eneco, HEVO, Humanagement, INSID, KPN, Linthorst, MVO Nederland, Nuon, Philips, SNS Retailbank, Unica, provincie Utrecht en Windesheim. Een onderdeel van de Green Deal vormt het ontwikkelen van een gebouwenpaspoort en toepassing hiervan op pilot-gebouwen. Hiervoor zijn al diverse gebouwen ter beschikking gesteld door onder andere ABN Amro en KPN (kantoorgebouwen), de provincie Utrecht (monumentaal gebouw) en HEVO (onderwijsgebouw).
In het kader van het kabinetsstandpunt Normalisatie is gezegd dat de overheid beoordeelt of er dwingend naar normen wordt verwezen. Als er dwingend naar normen wordt verwezen, zorgt de overheid dat deze normen vrij beschikbaar komen. Gelet op de wet gebruik BSN en daarbij behorende lagere regelgeving, worden de relevante NEN-normen vrij ter beschikking gesteld. VWS ondersteunt marktpartijen hiermee en heeft daarom hierover met NEN afspraken gemaakt over compensatie. NEN is blij met deze overeenkomst omdat het bijdraagt aan het maximale gebruik van normen. VWS wijst NEN 7510 aan in haar wet- en regelgeving (art. 2 van de Regeling Gebruik burgerservicenummer in de zorg). Op deze wijze wordt de informatiebeveiliging van gegevens in de zorg goed geregeld. Ook de toepassing van NEN 7512 en NEN 7513 wordt door het Ministerie van VWS als dwingend beoordeeld. De afspraken met VWS gaan alleen over digitale levering van normen. Normen op papier kunnen tegen geringe kosten (kostprijs voor afdrukken en verzenden) worden besteld.
Vertaalslag naar gebouwen Het initiatief van de Green Deal Circulaire Gebouwen is samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontwikkeld door Corporate Facility Partners (CFP). Deelnemende partijen willen met de Green Deal een bijdrage leveren aan het realiseren van een circulaire economie door het maken van een vertaalslag naar gebouwen. De circulaire economie draait om het slim gebruiken van grondstoffen, producten en goederen, zodat deze oneindig hergebruikt of gereproduceerd kunnen worden. Voor gebouwen betekent ‘circulair’ bijvoorbeeld dat materialen niet alleen hergebruikt worden, maar ook dat het gebouw ‘flexibel’ ingezet kan worden. Building Holland en CFP tekenen voor de organisatie van het Green Buildings congres. Bram Adema, directeur van CFP: ‘Het congres heeft als doel om gebouwen circulair te maken. De circulaire economie lijkt de manier om duurzaamheid in onze westerse samenleving te realiseren. De economie gebruikt te veel grondstoffen; de hoogste tijd dus om de handen ineen te slaan.’ Meer informatie over het congres is te vinden op www.buildingholland. nl, www.cfp.nl en www.fmn.nl.
Andere normen ook gratis? Komen nu andere normen gerelateerd aan wet- en regelgeving ook vrij beschikbaar? Nee, de afkoop voor NEN 7510, NEN 7512 en NEN 7513 door VWS betekent niet dat andere normen ook automatisch vrij beschikbaar worden gesteld. Het is aan elk ministerie om een eigen afweging te maken bij normen waarnaar in wet- en regelgeving wordt verwezen – wordt er dwingend naar verwezen of niet? – en afspraken over afkoop met NEN te maken.
Ondertekening Green Deal Circulaire Gebouwen door Gedeputeerde Provincie Utrecht Mariëtte Pennarts.
38
Bouwregels in de praktijk | november 2014
NIEUWS
Eerste pilotproject private kwaliteitsborging in Eindhoven
Werkgroep Platform Voorbereiding Stelselvoorziening.
Dura Vermeer en Bouwfonds realiseren in Eindhoven het project ‘28 woningen Irishof ’ naar het ontwerp van Van Helmond Zuidam architecten. De kwaliteitsborging, zowel voor de bouwplantoetsing áls het toezicht op de bouw, vindt privaat plaats op basis van de BRL 5019 en BRL 5006. Nieman Raadgevende Ingenieurs voert de kwaliteitsborging uit. Daarmee is dit het eerste project in Nederland waarbij op deze wijze de kwaliteit wordt geborgd. Het is bekend dat de gemeente Eindhoven actief betrokken is bij de ontwikkelingen op het gebied van de private kwaliteitsborging. Bij dit project is de omgevingsvergunning voor het aspect bouwen door de gemeente Eindhoven gebaseerd op een toetsingsrapportage die in overeenstemming met BRL 5019 (Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO® managementcertificaat voor Bouwplantoetsingen aan het Bouwbesluit) door Nieman Raadgevende Ingenieurs is opgesteld. Bij het toezicht tijdens de uitvoering wordt gewerkt in overeenstemming met BRL 5006 (Beoordelingsrichtlijn voor het Komo Managementsysteemcertificaat voor Toezicht op de Bouw). Er is een risico-analyse opgesteld en een toezicht- en keuringsplan op basis waarvan kwaliteitsinspecties worden uitgevoerd. Ook de aannemer zelf levert een belangrijke bijdrage bij diverse onderdelen uit het toezicht- en keuringsplan. Alles wordt gedocumenteerd en dit is voor alle betrokkenen via een internetomgeving in te zien. Ook de gemeente heeft toegang tot de verschillende gegevens. Landelijke pilot De combinatie van toetsing volgens BRL 5019 en toezicht volgens BRL 5006 is de reden dat het project is opgenomen in een landelijke pilot. De landelijke pilot wordt geïnitieerd door het Platform Voorbereiding Stelselherziening (PVS) en mede begeleid vanuit
het Instituut voor Bouwkwaliteit. De ervaring die wordt opgedaan met deze en andere pilots kan worden gebruikt om de systematiek van de private kwaliteitsborging daar waar nodig bij te stellen en verder in te vullen. Denk daarbij aan de plaats die CE-markering, kwaliteitsverklaringen en procescertificaten in zouden kunnen of moeten nemen in het systeem. Ook de samenstelling van het opleverdossier moet nog verder invulling krijgen. Ervaringen vanuit de praktijk zijn belangrijk om de werking van het systeem zo veel mogelijk te laten aansluiten op de bouwpraktijk. Woensdag 22 oktober 2014 was de werkgroep te gast bij dit project. De werkgroep bestaat uit leden van het Platform Voorbereiding Stelselherziening (PVS), waaronder de heer Ger van der Wal (voorzitter), de heer Ton Jans (secretaris) en vertegenwoordigers van het Instituut voor Bouwkwaliteit (waaronder de heer Gert Jan van Leeuwen), Technical Inspection Service (de heer Jos Rooijakkers) en de directie van IKOB-BKB (de heer Bastiaan Benz) en SKW Certificatie (de heer Willem Englebert). Voor meer informatie: www.stelselherziening.nu of www.stichtingibk.nl.
39
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Weg met overbodige regels Ruim op die regels! Dat zouden buurtverenigingen, dorpscoöperaties, mantelzorgverenigingen en buurthuisbedrijven graag willen. Het komt regelmatig voor dat zij hun activiteiten niet efficiënt of met veel frustratie uitvoeren. Zij worden te vaak in de weg gezeten door knellende regels of procedures. Bijvoorbeeld bij maatschappelijke aanbestedingen, bij het verlenen van vergunningen of door belastingregels. Het Experimentprogramma ‘Ruim op die Regels’ van Platform31 en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) biedt uitkomst. Samen met elf maatschappelijke initiatieven en negen gemeenten wordt er in het programma naar ruimte gezocht binnen bestaande regels en procedures. Op rijksniveau worden knellende regels geagendeerd die aanpassing verdienen. Dit is nodig omdat het zonder die belemmerende regels makkelijker is om ‘goed te doen’ voor je buurt, dorp of stad. Dat is iets wat veel burgers en ondernemers willen; zich op een leuke manier inzetten voor de publieke zaak. Drie typen knelpunten in Doe-Democratie Grofweg zijn er op drie niveaus knelpunten te onderscheiden bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven: 1. wet- en regelgeving, zoals aanbestedingsregels of belasting regels; 2. uitvoeren van procedures, zoals de uitvraag van aanbestedingen of verkrijgen van vergunningen; 3. proces, zoals knelpunten in het praktisch organiseren en samenwerken.
In dit experimentprogramma ligt de focus op het opruimen van knelpunten in wet- en regelgeving en knelpunten bij het uitvoeren van bijbehorende procedures. Daarop wordt geëxperimenteerd en nieuwe kennis ontwikkeld. Dit experiment focust op vier gebieden van regelgeving: 1. Maatschappelijk aanbesteden; onder andere hoe aanbestedingen uit te zetten, zodat ook maatschappelijke initiatieven een kans krijgen mee te doen. De wens om een meer gelijk speelveld voor nieuwe en veelal kleinere initiatieven ten opzichte van de grotere gevestigde partijen ligt hieraan ten grondslag. 2. Fiscaliteit; onder andere het opknippen van activiteiten door maatschappelijke initiatieven, waardoor een deel van de activiteiten wel in aanmerking komen voor een ANBI en lagere belastingtarieven. 3. Regelluwe zones; onder andere het ontwikkelen en toekomstbestendig maken van paraplu-vergunning bij beheer van gebouw en gebied. 4. Aansprakelijkheid; onder andere hoe aansprakelijkheid van vrijwilligers is geregeld bij het uitvoeren van hun activiteiten en diensten. Het experiment loopt tot februari 2016. De elf experimentpartners uit heel het land vormen een Community of Practice die met behulp van Platform31, het Ministerie van BZK (en andere ministeries) en externe experts kennis ontwikkelen en nieuwe werkwijzen en methoden toepassen. Als afronding van het experiment volgt een publicatie met een advies aan overheden.
Groninger Gasvesten Terwijl de NAM zoekt naar manieren om gebouwen steviger te maken, stellen experts uit het Noorden dat je dat beter voor hele dorpen in een keer zou kunnen doen. Met ‘de Groninger Gasvesten’ lanceren Archipunt en ingenieursbureau LievenseCSO het plan om de effecten van een aardbeving per dorp aan te pakken. De Nederlandse Aardolie Maatschappij is met een marktconsultatie op zoek naar manieren om woningen beter bestendig te maken tegen aardbevingen. De oplossingen moeten ervoor zorgen dat zwaardere bevingen niet tot letsel leiden. Archipunt en ingenieurs bureau LievenseCSO stellen voor dit niet per pand op te lossen, maar per dorp. Jaap Neijzen van Archipunt: “Wij stellen een dorpsgerichte aanpak voor, waarbij we veiligheid en leefbaarheid vergroten door het effect van aardbevingen sterk te reduceren”. Deze aanpak hebben de bureaus ‘de Groninger Gasvesten’ genoemd.
teruggebracht naar die van een beving met de kracht van 3,5 op de schaal van Richter. Onder het dorp versterken we de grond, om verzakkingsschade door verweking te voorkomen. Dit doen we door de zandlaag biologisch te verstijven, waarbij bacteriën aan het werk worden gezet als biobouwers”, aldus Waldo Molendijk van LievenseCSO.
Met een combinatie van dempende maatregelen rondom en onder de dorpskernen, verkleinen ze het effect van een beving. “We versterken de dorpsrand met een ondergrondse diepwanddemper, zodat de horizontale kracht op gebouwen bij een aardbeving aanzienlijk wordt verminderd. De effecten van een beving met een kracht van 5 op de schaal van Richter worden zo bijvoorbeeld
Met de dorpsgerichte aanpak worden alle gebouwen binnen ‘de Groninger Gasvesten’ beschermd. Door het dempen van de beving is er een aanzienlijk kleinere kans op letsel bij een zwaardere aardbeving, én zal er minder schade ontstaan, stellen de experts. “Deze oplossing is op relatief korte termijn technisch en financieel haalbaar.”
40
Bouwregels in de praktijk | november 2014
PRODUCTNIEUWS Alarm bij misbruik vluchtdeuren LIPS Deurwachter voorkomt misbruik van vluchtdeuren. Dankzij het akoestische alarm, de flexibele montage en de EN179 certificering is dit systeem de ideale oplossing om vluchtdeuren optimaal te monitoren en misbruik van vluchtdeuren tegen te gaan.
In de praktijk zien we dat vluchtdeuren vaak oneigenlijk gebruikt worden. Bijvoorbeeld door medewerkers of bezoekers die een vluchtdeur gebruiken als ‘kortere weg‘ naar buiten, als ventilatiedeur, om collega’s binnen te laten of om producten ongemerkt naar buiten te brengen. Dit kan leiden tot ongewenste situaties. Het tast de inbraakwerendheid en vluchtveiligheid van het gebouw aan. Wanneer een vluchtdeur regelmatig openstaat, is de beveiliging van een pand minimaal en de kans op insluiping groot. Dit kan grote financiële gevolgen met zich mee brengen. LIPS Deurwachter exit alarm 7411 is een zelfstandig werkend alarm voor nooduitgangen, dat het ongeoorloofd openen van een vluchtdeur bewaakt. Het openen van de deur wordt zowel optisch als akoestisch weergegeven. Indien een geoorloofde uitgang gewenst is, kan men met de sleutel van het slot de deur openen zonder de kruk naar beneden te bewegen. Bij een kleine beweging van de kruk klinkt een vooralarm dat stopt wanneer de kruk losgelaten wordt. ASSA ABLOY Nederland B.V., Raamsdonksveer, (088) 639 46 00, www.lips.nl/deurwachter
Bijzonder brandveiligheidssysteem in parkeergarage Parkeergarage P4 van het Groot Handelsgebouw was ooit een ijsbaan. De hal heeft een hoogte van 15 meter. Hierdoor was het voor Colt mogelijk om een natuurlijk rookbeheersingssysteem te ontwerpen en te installeren naast een mechanisch ventilatiesysteem voor de dagelijkse ventilatie.
Wie van een traditionele schaatsbaan met bijbehorende tribunes een parkeergarage wil maken, moet letterlijk goed beslagen ten ijs komen. Het Groot Handelsgebouw, naast Rotterdam Centraal, koos ervoor om de Ton Menken ijsbaan te renoveren tot parkeergarage P4. Deze parkeergarage heeft ruimte voor ongeveer 220 parkeerplaatsen en is uitsluitend voor huurders van het Groot Handelsgebouw. Eind juli werd de nieuwe parkeergarage P4 van het Groot Handelsgebouw in Rotterdam in gebruik genomen. Binnenin de bestaande ijshal werd alles gesloopt, om op vloerniveau de parkeervoorzieningen te creëren. Ingenieursbureau Grontmij uit Amersfoort heeft Colt International gevraagd om voor de parkeergarage een brandveiligheidssysteem te ontwerpen en hiervoor het bestek te leveren. Omdat de ijshal 15 meter hoog is, heeft Colt een natuurlijk systeem voor de rookbeheersing ontworpen in plaats van de voor parkeergarages gebruikelijke stuwdrukventilatie. Speciale berekeningen zijn uitgevoerd om vast te stellen hoe hoog de temperatuur mag worden met het oog op het inbranden van de houten spanten. Door de aannemer zijn twee bouwkundige rookschermen aangebracht voor een goede werking van het rookbeheersingssysteem. Voor de dagelijkse ventilatie installeerde Colt een mechanisch ventilatiesysteem inclusief stuwdrukventilatoren om dode hoeken in de ruimte te ventileren. Dit voorkomt dat CO2 of LPG in de ruimte blijven hangen. De werking van de ventilatoren is volledig automatisch. Bij een verhoogde CO2 of LPG concentratie wordt de afvoer opgevoerd. Colt International, Cuijk, (0485) 399 999, www.coltinfo.nl
41
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Gezond bouwen en wonen met leemproducten
In steeds meer overheidsgebouwen, scholen, wooncomplexen en andere nieuwbouw- en renovatieprojecten wordt voor de afbouw gekozen voor de leemproducten van Claytec. Leem is milieuvriendelijk, duurzaam, makkelijk te verwerken en het heeft uitstekende isolerende en klimaatregulerende eigenschappen. In samenwerking met importeur EKO+ Bouwstoffen heeft Strikolith de producten van Claytec beschikbaar gemaakt voor de Nederlandse markt. Omdat passief bouwen tegenwoordig de norm is, wordt de kwaliteit van de gebruikte materialen steeds belangrijker. Volgens Emmanuel Laugs van EKO+ Bouwstoffen ligt hier de kracht van Claytec: ‘Leem draagt door zijn uitstekende vochtregulerende eigenschappen aantoonbaar bij aan een gezonder en prettiger binnenklimaat. Je merkt het direct wanneer je een ruimte binnenloopt waar de wanden en plafonds met leem gepleisterd zijn. De leem houdt de luchtvochtigheid constant en de luchtkwaliteit op peil, het maakt ruimtes aangenamer. Claytec vertaalt deze behoefte in hedendaagse bouwoplossingen.’ De leempleisters worden volledig gebruiksklaar aangeleverd, zelf mengen is niet meer nodig. Door de gecontroleerde receptuur krijgt men bovendien een gegarandeerd eindresultaat. De pleisters zijn hard, verzanden niet en hebben prima verwerkingsmogelijkheden tot zelfs tot oppervlaktegroep 1 of Q3 afwerkingsniveau. Niet in de laatste plaats is ook het milieu gebaat bij leempleisters. Leem is een cradle-to-cradle product en de leempleisters van Claytec zijn Nature Plus gecertificeerd. Bij de productie is relatief weinig energie nodig, het is herbruikbaar en het is volledig natuurlijk van samenstelling, dus eventuele restanten kan men bij wijze van spreken gewoon in de achtertuin gooien. Bovendien is de kleur het materiaal zelf, dus er zijn geen pigmenten of kleurstoffen nodig.
Systeemwand houdt 130 minuten brand tegen Op 23 september 2014 is bij Efectis een brandtest gehouden met de Faay IW200 woningscheidende systeemwand. Dit wandtype blijkt niet minder dan 130 minuten brandwerend zijn. De geteste constructie bestond uit twee Faay VP70 wanden van elk 70 mm dik, waarvan de 60 mm spouw gevuld was met 40 mm steenwol.
Het binnenspouwblad, aan de ovenzijde, bezweek pas na 85 minuten. De drie kwartier daarna heeft het buitenste spouwblad het vuur tegengehouden. Er was toen echter al bijna anderhalf uur verstreken, met als gevolg een flinke hitteopbouw in de oven. Daardoor kreeg het buitenste spouwblad direct 1.100°C te verduren. Dit is extreem hoog, namelijk 400° meer dan de aanvangstemperatuur. Overigens was de oppervlaktetemperatuur aan de buitenzijde van het buitenste spouwblad na die eerste 85 minuten nog maar 20°C. Door het testresultaat valt de IW200 woningscheidende wand in de classificatie E120, EW120, EI120 geldig tot een hoogte van 4,5 meter. Overigens is Faay bezig met het laten testen van al haar wandsystemen, aan de hand van de EN 1364-1. De systeemwand is een uitstekende aanvulling op het 2resist® plafondsysteem. Door namelijk de IW200 woningscheidende wand te combineren met het 2resist® plafond (brandwerendheid 120 minuten, met een reserve van 10%), kan Faay een zo goed als complete doosconstructie leveren met een gegarandeerde brandwerendheid van 120 minuten. Faay Vianen, Vianen, (0347) 37 66 24, www.faay.nl.
Strikolith B.V. , Raamsdonksveer, 0800-STRIKOLITH (0800-787 45 65), www.Strikotherm.nl of www.Bofimex.nl De redactie van dit blad draagt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van besproken producten.
42
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Het adres van het secretariaat is: Vereniging BWT Nederland T.a.v. algemeen secretariaat Postbus 416 6710 BK Ede Tel. 0318 – 43 83 40 Fax. 0318 – 43 76 53
Websites: www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl Bezoekadres: Galvanistraat 1 6716 AE Ede
Jaarcongres zeer hoog gewaardeerd Uit de ingediende evaluaties van het jaarcongres dat is gehouden op 16 oktober 2014. kwam naar voren dat het congres ook dit jaar weer zeer goed is gewaardeerd. Het is natuurlijk altijd lastig om zeker in het plenaire ochtendprogramma onderwerpen te vinden die de zeer brede groep deelnemers van het congres allemaal weet te boeien. Zo zal de ene deelnemer meer hebben gehad aan de presentatie over de aard bevingsschade in Groningen dan de ander, en heeft het onderwerp van Margriet Drijver de aanwezige manager wellicht meer aangesproken dan bijvoorbeeld de inhoudelijk toezichthouder. Toch zijn alle sprekers gemiddeld zeer goed gewaardeerd.
43
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
Wellicht hadden veel mensen van de toe spraak van Minister Stef Blok een concre tere boodschap verwacht, maar duidelijk was al van tevoren, dat hij zijn verhaal zou houden op het moment dat het wetsvoor stel nog zou moeten worden aangepast op de vele reacties die zijn ingediend. Met zijn komst, waar het bestuur van de vereniging wel erg trots op is, was er wel een mooie gelegenheid om de minister persoonlijk de reactie van de Vereniging BWT Nederland te overhandigen. Uit de evaluatie kwam ook duidelijk naar voren dat de ‘Heerlickheijd van Ermelo’
als congreslocatie zeer hoog gewaardeerd werd. Hierbij werd wel een aantal keren aangegeven dat men de bereikbaarheid iets minder vindt, en de reistijd soms wat lang. Opvallend was hierbij dat dit vooral van deelnemers uit het westen van het land kwam. Uiteraard is het reizen vanuit Den Haag naar Ermelo een behoorlijke afstand. Maar voor mensen uit het zuiden, oosten en vooral ook het noorden van het land is het reizen naar een locatie in de Randstad nog veel verder. En aangezien juist deze grote groep leden al zo vaak richting het westen moeten voor allerlei
bijeenkomsten willen we toch ook met hen voldoende rekening houden. Mocht u nog iets kwijt willen over het congres, dan kunt u dat uiteraard altijd nog aan ons mailen. Wij horen dit bijzonder graag, want alleen dan kunnen we voor de komende jaren nog beter ons best doen een voor u zo goed mogelijk congres te organiseren. Elders in deze Bouwregels in de praktijk treft u een uitgebreid verslag aan van het congres.
Presentatie en nieuwsbrief over Private kwaliteitsborging voor bestuurders De werkgroep Private kwaliteitsborging van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland heeft speciaal voor bestuurders een presentatie en nieuwsbrief ontwikkeld die gemeentelijke afdelingen Bouw- en Woningtoezicht kunnen gebruiken om hun college van Burgemeester en Wethouders en/of hun gemeenteraadsleden te informeren over de wet kwaliteitsverbetering in de bouw.
Over het onderwerp private kwaliteitsborging is al heel erg veel geschreven. Ook zijn er al heel veel rapporten opgeleverd over diverse onderdelen van deze operatie. Maar een goed overzicht van het hoe, wat en waarvoor ontbrak. Met deze presentatie en de nieuwsbrief die is te downloaden op www.bwtinfo.nl (staat onder de dossierpagina ‘private kwaliteitsborging’) hoopt de Vereniging BWT Nederland ook meer bestuurders te kunnen informeren over dit ingrijpende proces. Uit een rondje langs de velden blijkt namelijk dat heel veel bestuurders nog niet of slechts zeer beperkt op de hoogte zijn van deze ontwikkelingen. Maar die zullen toch enerzijds al snel plaats vinden en anderzijds zal de rol van het bevoegd gezag in de bouwketen enorm wijzigen.
44
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Cursusagenda 2014-2015 Bouwforum Bouwbesluitberekeningen daglicht en ventilatie (hele dag) 9 december 2014, Baarn 2 april 2015, Baarn In de cursus staat het maken van de berekening centraal. Na een uitleg over hoe deze tot stand komt, welke gegevens u moet verzamelen en wat de minimale uitkomst moet zijn, gaat u aan de slag met het maken van een berekening. U rekent zelf waardoor er tegen knelpunten en onduidelijkheden aangelopen wordt, welke plenair besproken worden. Slim modelleren met Bouwbesluit terminologie (hele dag) 20 januari 2015, Baarn Door bij het ontwerp van gebouwen slim gebruik te maken van Bouwbesluitterminologie wordt toepassing van Bouwbesluitvoorschriften gemakkelijker! Dat vraagt natuurlijk wel kennis van randvoorwaarden en achtergronden bij het indelen van gebouwen volgens de Bouwbesluitterminologie. Tijdens deze cursus krijgt u inzicht in de terminologie die mede bepalend is bij de vaststelling van de eisen waaraan uw bouwwerk moet voldoen. Verdiepingscursus daglichtberekeningen (middag) 9 april 2015, Baarn Maakt u regelmatig daglichtberekeningen en bent u er achter gekomen dat de norm vaak niet geschikt is voor de praktijk? Hoe bijvoorbeeld om te gaan met een daglichtberekening in een atrium, en dan ook nog in combinatie met kolommen? Hoe een loggia te berekenen? In deze verdiepingscursus bent u welkom wanneer u reeds beschikt over de basiskennis van het berekenen volgens NEN 2057, maar benieuwd bent hoe om te gaan met de niet-standaard situaties. Veilig onderhoud gebouwen (middag) 3 februari 2015, Baarn 28 mei 2015, Utrecht Het Bouwbesluit bepaalt dat een te bouwen gebouw zodanig moet zijn dat onderhoud aan het gebouw veilig kan worden uitgevoerd. Wat betekent dit precies? Hoever moet je gaan bij het treffen van gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen? Wanneer mag je inzetten op additionele voorzieningen als rolsteigers en wanneer mag je inzetten op persoonlijke beschermingsmiddelen?
Verbouw en Transformatie (hele dag) 13 januari 2015, Utrecht 30 april 2015, Utrecht Het mag niet slechter worden dan het is. Dat is de basisgedachte en de doelstelling van de verbouwvoorschriften in het Bouwbesluit 2012. De docent bespreekt met u de regels bij herbestemmen, de eisen die gelden bij het veranderen van installaties, het vergroten en het verkleinen van brandcompartimenten en andere opvallende aspecten van de verbouwvoorschriften. De workshop maakt daardoor duidelijk wat de ondergrens en wat de bovengrens is van het rechtens verkregen niveau. Bouwkwaliteit zit ‘m in de details (middag) 23 april 2015, Utrecht Wat zijn de voorwaarden voor het ontwikkelen van goede details? Hoe zorgt u dat de regels van het Bouwbesluit gerespecteerd worden en dat details maakbaar en robuust zijn? Na de cursus bent u in staat de kwaliteit van waterdichtheid, luchtdichtheid, thermische isolatie, brandveiligheid en geluidwering in bouwkundige details te borgen. Want bouwkwaliteit zit ‘m in de details. Prijs: € 295,- (Deze cursus is in samenwerking met SBRCURnet). Milieuprestatie (middag) 10 februari 2015, Baarn De Energieprestatie is inmiddels een bekend begrip, sinds 2012 is daar de Milieu Prestatie van Gebouwen (MPG) bij gekomen. De MPG kent nog geen prestatie-eis, maar het is wel vereist om een berekening te overleggen bij een aanvraag omgevingsvergunning voor woningen en kantoren. Hoe maak je de berekening? Welke gegevens moet je verzamelen? En ook, wat kan je ermee? Energieprestatie voor de woningbouw (middag) 4 december 2014, Baarn 5 maart 2015, Utrecht Deze cursus leert u niet hoe u een EPCberekening moet maken. Wel komt aan bod welke aspecten invloed hebben op de uitkomst van een EPC-berekening en welke maatregelen het meest doelmatig zijn om toe te passen. Tevens geeft de cursus een stand-van-de-techniek met betrekking tot energiezuinige installaties en bouwkundige constructies. Realisatie Brandwerendheid (hele dag) 31 maart 2015, Utrecht 9 juni 2015, Baarn In deze cursus leert u het principe achter hoe een gebouw moet worden ingedeeld
in brandcompartimenten, welke wbdboeisen daarbij worden gesteld en hoe u deze moet vertalen naar een brandwerendheid. U krijgt achtergronden over de manier waarop constructies in het laboratorium getest worden op brandwerendheid en leert zelf de brandwerendheid van constructies te kunnen beoordelen. U krijgt concrete handreikingen over de uitvoering van brandwerende wanden, vloeren, deuren, ramen en doorvoeringen. Beheersen en stoomlijnen van de aanvraag om omgevingsvergunning (hele dag) 5 februari 2015, Utrecht Door de Wabo wordt de vergunningaanvrager uitgedaagd om aan vergunningenmanagement te doen. U leert in feite een vergunningenplan te maken en oefent hierin aan de hand van een praktijkcase. Daarmee bent u in staat de regie in eigen hand te houden. Bouwgebreken voorkomen (middag) 14 april 2015, Baarn In deze cursus worden aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden de belangrijkste aandachtspunten bij veel voorkomende schades en klachten besproken en de benodigde stappen om deze te voorkomen. Het zwaartepunt ligt daarbij op gebreken met een bouwfysische component: lucht- en waterdichtheid, condensvorming, geluidwering, thermische isolatie, ventilatie en binnencomfort. Na het volgen van deze cursus bent u in staat om potentiële bouwgebreken tijdens het ontwerp en de bouwvoorbereiding te herkennen en weet u hoe u schades kunt voorkomen. Prijs: € 295,- (Deze cursus is in samenwerking met SBRCURnet). Naar energieneutrale en duurzame wo ningbouw (middag) 26 maart 2015, Baarn 12 mei 2015, Utrecht Energieneutrale renovatie en nieuwbouw staan volop in de belangstelling. Maar wat verstaan we onder energieneutraal? En is dat ook kostenneutraal, voor bouwer, installateur, beheerder en eindgebruiker? Welke technieken zijn effectief en welke rekenmethode is het beste? In deze cursus wordt aan al deze aspecten aandacht besteed. Prijs: € 295,- (Deze cursus is in samenwerking met SBRCURnet). Infosessie Wonen met Zorg (middag) 29 januari 2015, Baarn 28 mei 2015, Utrecht Het doel van de scheiding van wonen en zorg
45
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
(‘extramuralisering’) is dat ouderen langer zelfstandig blijven wonen. In deze infosessie wordt u ingeleid in de basisprincipes van een brandveilige woonomgeving voor ouderen en ontvangt u adviezen om de brandveiligheid te borgen met een praktijkgericht plan van aanpak. Welke gevolgen heeft verder het scheiden van wonen en zorg voor de gebouwde omgeving en voor betrokken professionals ? Denk aan onderwerpen als ‘bestemmingsplannen’, ‘huurrecht’, en ‘aansprakelijkheid’. Prijs: € 225,Bouwbesluit in de Praktijk (hele dag) 21 april 2015, Utrecht Deze eendaagse Bouwbesluitcursus is bedoeld voor de beginnende gebruiker van Bouwbesluit 2012 die geïnformeerd wil worden over de toepassing van het Bouwbesluit in de dagelijkse praktijk. Brandveilig compartimenteren en vluchten (hele dag) 2 december 2014, Utrecht 17 maart 201, Baarn 19 mei 2015, Utrecht Deze cursus geeft een uitleg van de brandvoorschriften van Bouwbesluit 2012 op het gebied van brandcompartimentering en vluchten. Aan de hand van vele voorbeelden worden de spelregels uitgelegd. De cursus gaat over het op juiste wijze vaststellen van de brandcompartimenten en de vluchtroutes; en het vinden van mogelijke, betere of goedkopere alternatieven. Luchtdicht bouwen (middag) 16 december 2014, Baarn 12 maart 2015, Baarn 11 juni 2015, Utrecht In deze cursus leert u ontwerpen, tekenen en rekenen aan luchtdichtheid, maar ook wordt getoond hoe u afdichtingsmaterialen als PUR-schuim en kitten zorgvuldig kunt aanbrengen. Prijs: € 295,- (Deze cursus is in samenwerking met SBRCURnet). Installatie & Geluid in de woning (middag) 15 januari 2015, Baarn 4 juni 2015, Baarn De cursus gaat in op de wijze waarop in de woningbouw voldaan wordt aan het geluidvoorschrift. Aan de hand van praktijkvoorbeelden bespreekt de docent met u de ontwerp- en uitvoeringsaspecten voor een aantal veel voorkomende installaties in eengezinswoningen en appartementen.
Infosessie Kwaliteitsborging in de bouw (middag) 21 januari 2015, Utrecht 12 februari 2015, Baarn Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft inmiddels een wetsvoorstel gepubliceerd voor een nieuw stelsel rondom de vergunningplicht voor het bouwen. Kern van dat wetsvoorstel is een sterkere positie van de consument en bouwpartijen die staan voor hun eigen werk zonder dat de gemeente meekijkt. Met deze infosessie wordt u bijgepraat over de stand van zaken en over de gevolgen voor uw organisaties. Prijs: € 295,Vergunningvrij Bouwen: ‘in één middag op de hoogte van de nieuwe regels’ 8 december 2014, Baarn De regels voor vergunningvrij bouwen worden – terecht – ervaren als complex en de wijzigingen per 1 november 2014 brengen daar geen verandering in. In deze korte cursus worden de belangrijkste wijzigingen in die regels toegelicht op basis van concrete voorbeelden uit de praktijk. Daarbij wordt tevens aandacht besteed aan de jurisprudentie rondom het vergunningvrij bouwen. Prijs: € 150,Voor meer informatie Bouwforum BV (www.bouwforum.nl). Tel: (030) 2411227. E-mail:
[email protected]. De cursussen die zijn opgedeeld in dagdelen, kunnen als aparte modules worden gevolgd. U kunt ervoor kiezen één, twee, drie of vier dagdelen te volgen. Cursussen met een duur van één of twee dagen kunnen niet worden opgedeeld in afzonderlijke dagdelen. Prijzen zijn per deelnemer, exclusief btw en eventuele parkeerkosten, maar inclusief cursusmateriaal en lunch. Indien niet vermeld worden de cursussen georganiseerd in samenwerking met Bim Media/Cobouw en zijn de prijzen: Aantal dagdelen Cobouw- Niet abonnees abonnees 1 dagdeel € 295,- € 345,2 dagdelen/1 dag € 545,- € 625,3 dagdelen € 795,- € 895,4 dagdelen/2 dagen € 995,- € 1.125,NEN Training & Advies Brandveiligheidseisen volgens Bouwbesluit 2012 (hele dag) 11 februari 2015, Utrecht 18 juni 2015, Eindhoven Na afloop: weet u brandveiligheidseisen te vinden in bouwregelgeving (waaronder het
Bouwbesluit en Gebruiksbesluit), kent u de inzichten van andere partijen op het gebied van brandveiligheid en kunt u omgaan met brandveiligheidseisen, uitzonderingsregels en het principe van Gelijkwaardigheid. Prijs: € 580,NEN 2580: Bepalen van oppervlakten en inhouden van gebouwen (hele dag) 7 april 2015, Utrecht Na afloop van deze training kent NEN 2580 voor u geen geheimen meer. U past de norm toe om oppervlakten op uniforme wijze te berekenen én u kunt aangeven dat u meet volgens de norm kunt aangeven dat u meet volgens de norm. Prijs: € 580,NEN 2767: Conditiemeting infrastructuur. De methodiek (hele dag) 13 februari 2015, Utrecht 29 mei 2015, Eindhoven Tijdens deze training wordt duidelijk gemaakt op welke gebieden NEN 2767-4 voor conditiemeting infrastructuur wordt toegepast en hoe de methodiek (uit NEN 2767-1) werkt. Prijs: € 580,NEN 1010: veilige elektrische installaties in medisch gebruikte ruimten (hele dag) 12 februari 2015, Utrecht 8 april 2015, Delft 18 juni 2015, Eindhoven Na afloop van deze training weet u wat voor aanvullende eisen NEN 1010 stelt aan elektrische installaties in medisch gebruikte ruimten. U weet hoe u de norm interpreteert en hoe u de vele normlimieten verklaart. U leert onder meer wat de effecten zijn van stroomdoorgang door het lichaam en wie de classificatie van ruimtes mag vaststellen. Tijdens de training worden veel praktijkvoorbeelden behandeld. Prijs: € 635,NEN 1006: Nieuwe ontwikkelingen leiding waterinstallaties (middag) 16 december 2014, Delft 20 januari 2015, Utrecht 22 april 2015, Delft NEN 1006 wordt momenteel ingrijpend herzien. Daarnaast is op 1 juli 2011 de nieuwe Drinkwaterwet van kracht gegaan. Tijdens deze halfdaagse training bespreken we wat er al veranderd is en wat er nog gaat veranderen op het gebied van leidingwaterinstallaties. Na de training weet u hoe u ervoor zorgt dat uw drinkwaterinstallaties voldoen aan de eisen. Prijs: € 385,-
46
Bouwregels in de praktijk | november 2014
Cursusagenda 2014-2015 NEN 1006: Beveiliging gevaarlijke toestellen (hele dag) 4 maart 2015, Apeldoorn 2 juni 2015, Apeldoorn Na afloop: weet u als eigenaar van de installatie wat de relevante wet- en regelgeving is en kunt u de opbouw daarvan, weet u hoe de controle door het drinkwaterbedrijf en Inspectie Leefomgeving en Transport werkt, weet u hoe de eigenaar (aantoonbaar) aan goed beheer van de terugstroombeveiligingen kan voldoen, kunt u aangeven of de controle op een juiste manier is uitgevoerd, weet u welke terugstroombeveiligingen er zijn en hoe deze werken, kent u de bepalingsmethode van de juiste terugstroombeveiliging in een bepaalde situatie en kunt u terugstroombeveiligingen op een juiste wijze controleren. Prijs: € 580,NEN 7120: aan de slag met energie prestatie (hele dag) 28 januari 2015, Utrecht 2 april 2015, Zwolle 24 juni 2015, Delft Na afloop van deze eendaagse training kent u de belangrijkste ins en outs van de norm NEN 7120. Tijdens de training gaat u aan de hand van cases zelf met de norm aan de slag. U krijgt inzicht in de relevante parameters en u wordt bijgepraat over de belangrijkste tips en valkuilen. Daarnaast neemt de docent voorbeeldberekeningen met u door en krijgt u uitleg over de relatie met andere normen. Prijs: € 580,- (incl. praktijkgids t.w.v. € 71,-) E-learning module NEN 2767: conditie meting van gebouwen, de methodiek Duur : 2 - 3 uur Deze e-learning is nuttig voor iedereen die kennis wil maken met de opbouw en theorie van de methodiek uit NEN 2767 en wil begrijpen hoe conditiemeting en risicobepaling werkt en in de praktijk kan worden toegepast. Bijvoorbeeld voor: (toekomstig) inspecteurs en onderhoudsadviseurs, managers beheer en onderhoud, bedrijfsvoerders, inkopers, maintenance engineers, beleidsmakers, contractmanagers, werkvoorbereiders, uitvoerders en monteurs. Prijs: € 300,Gasinstallaties in de praktijk volgens NPR 3378 (hele dag) 2 december 2014, Utrecht 25 maart 2015, Utrecht Na afloop: kent u de belangrijkste veiligheidsvoorschriften voor gasinstallaties, weet u wat de belangrijkste eisen zijn vanuit het
Bouwbesluit en de normen, zoals NPR 3378, kent u de samenhang tussen de Woningwet, het Bouwbesluit, de voorwaarden voor aansluiting, transport en andere gasnormen, kunt u bestaande installaties beoordelen, weet u wat begrippen als prestatie-eisen en veiligheid voor u betekenen en kent u de actuele ontwikkelingen op het gebied van gasinstallaties. Prijs: € 580,Leergang Brandveilige gebouwen volgens Bouwbesluit (twee modulen) Brandveiligheid van een bouwwerk wordt verkregen door een samenstel en juiste toepassing van verschillende brandbeveiligingsmogelijkheden. Niet alleen moet met bouwkundige voorzieningen het ontstaan en de verspreiding van brand zo veel mogelijk worden tegengegaan, maar ook moet het gebouw of object, afhankelijk van de risico’s, van brandbeveiligingsinstallaties worden voorzien. Het waarborgen van brandveiligheid in gebouwen kent vele verantwoordelijkheden. Goed integraal management en tijdig inspelen op wettelijke eisen zijn noodzakelijk. Normen kunnen u hierbij helpen. Het zijn heldere afspraken die aangeven hoe brandveilig, brandveilig precies is. Bouwbesluit 2012 geeft in een aantal hoofdstukken specifieke eisen met betrekking tot brandveiligheid. Zo moet u rekening houden met ontvluchten, constructies, installaties, compartimentering en materiaalgebruik. Module 1. NEN 2535: brandmeldinstallaties (hele dag) 6 februari 2015, Utrecht 22 mei 2015, Eindhoven Na afloop: kent u de samenhang tussen NEN 2535 en Bouwbesluit 2012, weet u voor wie NEN 2535 van toepassing is, weet u wanneer u NEN 2535 moet toepassen, kent u de samenhang met andere normen zoals de NEN-EN 54-serie en NEN 2575 en kent u de samenhang met NEN 2654-1 onderhoud van brandmeldinstallaties. Prijs: € 580,Module 2. NEN 2575: ontruimingsinstalla ties (hele dag) 12 februari 2015, Utrecht 5 juni 2015, Eindhoven Na afloop: kent u de samenhang tussen NEN 2575 en Bouwbesluit 2012, weet u voor wie NEN 2575 van toepassing is, weet u wanneer u NEN 2575 moet toepassen, kent u de samenhang met andere normen zoals de NEN-EN 54-serie en NEN 2535 en kent u de samenhang met de NEN 2654-2 onderhoud van ontruimingsalarminstallaties. Prijs: € 580,-
Module 3. NEN 6068, 6069 en 6090: Brand veilig ontwerpen van gebouwen (hele dag) 3 maart 2015, Utrecht 26 juni 2015, Eindhoven Na afloop: weet u wat moet en wat mag als het gaat om brandwerende producten, kunt u inschatten wanneer en op welke plaatsen er bouwkundige afdichtingen en materialen moeten zijn, weet u hoe brandwerende materialen moeten worden onderhouden, weet u wat de certificering inhoudt waar overheid en inspectie-instellingen om vragen, kent u de normen NEN 6068, NEN 6069 en NEN 6090 in grote lijnen, weet u het verschil tussen variabele- en permanente vuurbelasting, kent u de vuurbelasting van de verschillende materialen, kunt u een eenvoudige vuurbelastingsberekening maken en kent u NEN-EN 13501-1 die NEN 6064, NEN 6065 en NEN 6066 heeft vervangen. Prijs: € 580,Combinatiekorting U kunt de drie modules in combinatie met elkaar, maar ook los van elkaar volgen. Elke combinatie is mogelijk. De deelnemer aan de modules moet wel van hetzelfde bedrijf zijn, maar hoeft niet dezelfde persoon te zijn. Als u zich gelijktijdig voor alle drie de modules opgeeft, betaalt u € 1.570,-. U bespaart € 170,-. Geeft u zich gelijktijdig op voor twee van de drie modules, dan betaalt u € 1.070,-. U bespaart € 90,-. Leergang NEN 2767 conditiemeting gebouwen – Onderhoudsinspecteur (vier modulen) Het doel van de ‘Leergang NEN 2767: Conditiemeting gebouwen - Onderhoudsinspecteur’ is tweeledig. Enerzijds u optimaal te informeren in alle facetten van het onderhoudsproces, waarbij gebruik gemaakt wordt van de norm. Anderzijds u een volledige en zeer praktijkgerichte NEN 2767-inspecteursopleiding aan te bieden. Zo bent u 6 van de 8 dagen op locatie. Ook zijn er mogelijkheden voor examen en een certificaat. Zo kunt u dan aan de slag met het Certificaat NEN 2767 Onderhoudsinspecteur. Module 1. NEN 2767: Conditiemeting van gebouwen, de methodiek (hele dag) 15 januari 2015, Utrecht 4 maart 2015, Delft 4 maart 2015, Zwolle 23 april 2015, Leiden Tijdens deze basistraining leert u NEN 2767 toe te passen en gaat u aan de hand van casussen zelf aan de slag om conditiescores te bepalen. Na afloop van deze training weet u in uw meerjarenonderhoudsplannen duidelijk aan te geven waarom onderhoud
47
BIM Media | www.bouwregelsindepraktijk.nl
noodzakelijk is. U kunt aangeven waarom de huidige technische staat niet voldoet aan de gemaakte afspraken of het gewenste kwaliteitsniveau. Prijs: € 635,Module 2. NEN 2767: Conditiemeting van gebouwen, van theorie naar praktijk (hele dag) 22 januari 2015, Utrecht 11 maart 2015, Delft 11 maart 2015, Zwolle 30 april 2015, Leiden 30 april 2015, Zwolle Deze training NEN 2767 leert u hoe u met de gebrekenlijsten tot een afgewogen conditie voor elementen komt. U stelt met de bepaalde condities een behoefteplan op. Voor het vertalen van het behoefteplan in een meerjarenonderhoudsplan, is het formuleren van onderhoudsbeleid noodzakelijk. De conditie kan daartoe ook worden ingezet als prestatie-indicator. Prijs: € 635,Module 3A. NEN 2767: Bouwkundige, Elek trotechnische en Werktuigbouwkundige conditiemeting in de praktijk (drie dagen) 3, 4 en 10 februari 2015, Woerden 24, 25 en 31 maart 2015, Woerden 2, 3 en 9 juni 2015, Woerden Tijdens deze driedaagse praktijktraining leert u de werkwijze van NEN 2767 beheersen door het vooral te doen. De werkwijze is in principe hetzelfde als de verdiepingstraining maar het verschil zit in het feit dat u nu zelf aan de slag gaat met een echt gebouw met echte gebouw- of installatiedelen en echte gebreken. Het verschil wordt ook gemaakt doordat u zelf verantwoordelijk wordt voor de uitwerking van uw inspectieresultaten (huiswerkopdracht). Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de wijze van rapporteren. Prijs: € 1250,Module 3B. NEN 2767: Conditiemeting van gebouwen, zelfstandig inspecteren (drie dagen) 3, 4 en 10 maart 2015, Utrecht 21, 22 en 28 april 2015, Utrecht 23, 24 en 30 juni 2015, Utrecht Tijdens de training ‘NEN 2767: Conditiemeting van gebouwen, zelfstandig inspecteren’ wordt de deelnemer uitgedaagd zelfstandig een volledige inspectie uit te voeren. Hiervoor is een geschikte kantoorlocatie beschikbaar. Per discipline is een vakdocent aanwezig om vragen te beantwoorden en het inspectieproces individueel te begeleiden. De verwerkte resultaten worden beoordeeld
en van commentaar voorzien. Prijs: € 1.250,Combinatiekorting Als u zich gelijktijdig opgeeft voor meerdere modules, dan geldt een combinatiekorting. • Inschrijving van twee modules. Bij inschrijving voor module 1 en 2, zijn de kosten € 1.170,-. U bespaart € 100,-. • Inschrijving van drie modules. Bij inschrijving voor module 1, 2 en 3A, zijn de kosten € 2.320,-. U bespaart € 200,-. • Inschrijving van alle vier modules: € 3.520,-. U bespaart € 250,- . Voor meer informatie NEN Training & Advies (www.nen.nl). Prijzen zijn per persoon, excl. btw, inclusief koffie/ thee en cursusdocumentatie. Dagprogramma is inclusief lunch. Tel. (015) 269 01 88. E-mail:
[email protected]. Zie ook de website van NEN: www.nen.nl -> Training&Advies -> Bouw. Congres Kwaliteitsborging in de bouw Wordt de bouw vraaggericht? Op woensdag 10 december 2014 organi seert Cobouw in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Pantheon Seminars het congres “Kwaliteitsborging in de bouw. Wordt de bouw vraaggericht?” De bijeen komst vindt plaats in Spant! te Bussum.
te maken en te oormerken door benchmarking. De versterking van de positie van de consument moet de vraaggerichtheid van de bouw verbeteren. “Steeds meer wordt duidelijk dat het nieuwe stelsel een fundamentele verandering in de bouw zal bewerkstelligen”, zegt Harry Nieman, kwartiermaker van het nieuwe stelsel. “Natuurlijk zullen de bouwers dat als eerste merken. Het vraagt namelijk om innovatie van het bouwprocesmanagement. Er moet een tandje bij. Maar het heeft uiteindelijk voor iedereen in de bouwkolom grote gevolgen; van ontwikkelaar tot leverancier; van constructeur tot bouwjurist. En het is zeker ook van belang voor de eindgebruikers, zoals de particuliere consument, de corporaties, de vastgoedsector en de overige gebouweigenaren.” De sprekers op het congres zijn al lange tijd bezig met het nieuwe stelsel. Zij maken duidelijk wat de effecten van het stelsel zijn voor de mensen die in het stelsel werken, voor de organisatie en voor het gehele ontwerp- en bouwproces. Niet alleen het stelsel is onderwerp van bespreking, maar ook de veranderende relatie met de bouwconsument. Drs. Stef Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst opent het ochtendprogramma met de bijdrage ‘Bouwconsument, bouwproducent en het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor de bouw’. Voor wie interessant Het programma is samengesteld voor alle actoren binnen de bouwsector: bouwondernemers, architecten, projectontwikkelaars, installateurs, leveranciers, particuliere consument, woningcorporaties, ingenieursbureaus, bouwjuristen, verzekeraars, branche- en beroepsorganisaties, gemeentelijk bouwtoezicht.
Het programma speelt in op het in deze zomer gepubliceerde wetsvoorstel ‘Kwaliteitsborging voor de bouw’. De wet wil bereiken dat de markt meer verantwoordelijk wordt voor zijn eigen kwaliteit en tevens dat de positie van de consument wordt verbeterd. Voor het eerste doel wordt een systeem van kwaliteitsborging ontwikkeld die de markt zelf moet uitvoeren. Voor het tweede doel wordt gesproken over het aanbieden van een verzekerde garantie, over een consumentvriendelijke invulling van het begrip ‘verborgen gebrek’, en over het verlengen van de opschortingstermijn van de 5%-regeling naar 15 maanden. Verder is het idee om de kwaliteit van de bouwers zichtbaar
Meer informatie Op de website www.kwaliteitsborgingbouw. nl is het volledige programma te vinden.
Juridische oplossingen binnen handbereik
De bouwpraktijk kenmerkt zich door complexe wetgeving die voortdurend in ontwikkeling is. Ook als professional kunt u daarom behoefte hebben aan advies of ondersteuning. AT Osborne Legal is gespecialiseerd in bouwrecht, omgevingsrecht, contractenrecht en aanbestedingsrecht. Of het nu gaat om de bouw van een nieuw ziekenhuis of de aanleg van een windmolenpark, wij kennen de (on)mogelijkheden die het recht biedt. Een team van gedreven juridisch adviseurs staat voor u klaar om u te adviseren en te ondersteunen in uw project. AT Osborne
Utrecht | Brussel | Parijs
AT Osborne Legal biedt hoogwaardig juridisch advies, advocatuur en geschilbeslechting. Het team adviseert private partijen zoals projectontwikkelaars en bouwers en publieke organisaties als gemeenten.
snel en op uw maat inzetbaar. De mensen van AT Osborne zijn vindingrijk en daadkrachtig. Met als drive de beste oplossing voor u. Meer weten? Kijk op www.atosborne-legal.nl
AT Osborne lost ruimtelijke vraagstukken op. Onderscheidend is de verbinding tussen plannen en praktijk. AT Osborne is een multidisciplinair bureau met 150 specialisten. Samen leveren zij alle denkbare diensten, van project- en procesmanagers tot experts op het gebied van techniek, financiën of juridische vraagstukken. Zij zijn Huisvesting & Vastgoed | Infrastructuur, Gebiedsontwikkeling & Milieu