Lisette Schuitemaker, over nieuwe vormen van bestuur, in verbinding, vanuit eenheid
‘Als we in deze transitietijd goed naar elkaar luisteren, krijgen we richtingaanwijzers’
100
6 augustus 2012 101
We zitten binnen tegenover elkaar op de bank. Het is maandagmiddag. Buiten waait een harde wind, zoals vaak deze zomer. In de verte staan witte schuimkopjes op het water. Tijdens hevige buien stroomt de regen langs de ramen. Lisette opent het gesprek met de Tibetaanse bellen die ze tegenwoordig altijd bij zich heeft en de woorden: ‘Dan open ik nu de gewijde ruimte…, die altijd open is.’ We kijken elkaar aan terwijl de klank uitsterft.
Wat is jouw verlangen naar de zee? ‘Voor mij is de zee de plek waar we samen zijn. Waar we ons niet laten betoveren door de schijnbare verschillen, maar in staat zijn elkaar in de ogen te kijken en in dat contact vanuit ons hart te leven. Waar we weten dat we allemaal hetzelfde willen. En dat we vanuit dat besef de wereld vormgeven, steeds opnieuw. Dat is waar ik naar verlang.’ Is die zee ver weg? ‘Nee, voor mij niet. En voor ons, als we op deze manier samen zijn, ook niet. Zo zijn er allerlei plekken waar ik kom, waar die zee er al helemaal is en we erin kunnen zwemmen. Als ik de krant lees zie ik een wereld met allemaal eilandjes, waarin mensen denken dat ze hun eigen kusten moeten verdedigen tegen invasies van de ander. Dan zie ik een heel andere wereld, waarin de zee ver weg lijkt te zijn. Maar de zee is er eigenlijk altijd, dat is het merkwaardige…’ Kun je beschrijven hoe het er voor jou uitziet als de zee er is? ‘Als het er is, is er de vanzelfsprekendheid dat je in het moment bent. Je realiseert je dat je onderdeel bent van het scheppingsproces dat voortdurend doorgaat. Het leven schept de hele tijd. Je kunt daaraan meedoen, meescheppen zogezegd. Maar je kunt ook als de beste stuurlui aan wal gaan staan. Daar heb je ‘opscheppers’ en ‘onderscheppers’. Dat is zo mooi hier aan de waterkant van de Kaag: aan de hoge wal heb je de ‘opscheppers’ die denken dat ze het leven hun wil
102
moeten opleggen. Ze zitten er bovenop, ze willen regels, controle, ze willen dat morgen hetzelfde is als vandaag en ze willen ergens op kunnen rekenen. De ‘onderscheppers’ laten zich het leven overkomen en denken in onmogelijkheden, zo van: Dat kan toch niet…! Wat zullen de buren ervan denken? Dan moet je wel meer weten of knapper zijn… Die onmacht en controlezucht vallen weg als je met het leven ‘meeschept’. Dan ben je een actieve deelnemer in het zich steeds onthullende proces van wat er gebeurt.’ Kun je een moment terughalen dat je je realiseerde dat je meeschept? Kun je het nu?
…’Ja.’ Kun je wat meer vertellen over het ‘meescheppen’? Als je iets heel vervelends overkomt, zoals een ernstige ziekte, vergt zo’n houding vertrouwen en overgave. Kun je dan nog meescheppen? ‘Ja, er gebeuren in onze levens natuurlijk vreselijke dingen. Als je dan dit vermogen kunt activeren, dan is dat echt meesterschap. Niet willen dat het anders was, terwijl je heel graag zou willen dat het anders was…’ Hoe doe jij dat?
‘Wij doen het nu in dit gesprek, waarin de inhoud ontstaat uit ons contact. Wij doen dat samen ook in de politieke kring van het Center for Human Emergence NL (CHE). Meestal moeten we daar met z’n vieren eerst een beetje zoeken, maar uiteindelijk komen we op elke bijeenkomst op dat punt uit. Het punt dat we beseffen dat alles er al is. Dat kan alleen als we alle vier helemaal aanwezig zijn. We hebben al onze ervaring en kennis, we hebben ideeën over wat moet en wat we willen, maar zolang we nog iets willen, proberen we elkaar en de schepping in een richting te duwen. Telkens wanneer we ons vrij maken van het willen, en het laten ontstaan, ontdekken we al doende met elkaar wat er wil gebeuren. Onlangs faciliteerde ik in Engeland een groep mensen uit allerlei verschillende spirituele stromingen. Ze wilden samen iets ondernemen. Door te werken met stilte, visualisatie en met spreken niet vanuit weten maar juist vanuit niet-weten - lag er aan het eind van de dag een verrassend plan waarin ze zich allemaal konden vinden. Niemand was daar bezig om een ander te overtuigen dat zijn organisatie of spirituele weg beter was. Via onze verschillende wegen waren we als het ware allemaal op dezelfde open plek in het bos gekomen. En daar kon het gemeenschappelijke nieuwe ontstaan. Dat is volgens mij de weg van de toekomst.’ We laten een stilte vallen. Ik kijk Lisette aan en vraag: Hoe is dat nu? … (stilte) … ‘Heerlijk, hè, om niks te zeggen.’
‘Op dit moment zou ik het niet anders willen dan het is.’ Hoe werkt dat dan? Is de narigheid in jouw leven opgedroogd? ‘Ik ben vanaf mijn vijftiende dertig jaar lang depressief geweest. Ik zag in die lange, donkere wintermaanden overal destructie. Ik zag de mensheid als een kudde olifanten die alles op hun weg verbruiken en kapot maken. Ik heb altijd gezocht naar manieren om die depressie niet te hoeven hebben en nu ben ik uit de duisternis naar het licht geflipt. Natuurlijk heb ik ook wel eens stress of gedoe met mensen, maar dat zijn kleine dingen die me even uit het geheel halen.’ Wat een fascinerend woord: ‘geflipt’. Kun je beschrijven hoe je het licht gevonden hebt? ‘Ik las laatst dat 750.000 Nederlanders aan depressies lijden. Dat is bijna vijf procent van de bevolking! Het wordt meestal psychiatrisch aangepakt, terwijl het bij mij heel anders heeft gewerkt. De Club van Schier is een groep ondernemers rondom journalist Jurriaan Kamp. Hij zag voor Nederland een voortrekkersrol weggelegd in de overgang naar een maatschappij waarin het zelforganiserend vermogen van ons als burgers leidend was. Wij speelden samen het Transformatiespel, om daarmee zicht te krijgen op hoe we verder zouden gaan. Voor Jurriaan en zijn vrouw Hélène was 103
dat de start van het tijdschrift Ode. Mijn geluk was dat ik tijdens dat levensspel op het depressievakje kwam en de vrouw die ons begeleidde depressie voor het eerst zo omschreef als ik het meemaakte. Zij zei: “Depressie is een aandoening van isolement. Je trekt je terug in jezelf, je kunt niet echt contact maken met anderen. Verder heb je geen toegang tot je normale niveau van bewustzijn. Je kunt hier alleen maar uitkomen als anderen je helpen.” Dat was voor mij na 25 jaar zoeken een eye-opener. Mijn strategie was altijd geweest om in de buitenwereld net te doen alsof er niets aan de hand was. Ik was daar heel goed in. Toen zag ik hoe ik daarmee het isolement alleen maar vergrootte. Dus dat was het eerste: zo snel mogelijk contact herstellen. Ik moest het vrienden vertellen als het niet goed met me ging, terwijl dat het laatste was wat ik wilde. Ik kwam in die tijd ook Jos van Merendonk tegen, die nu al achttien jaar mijn partner is. Hij herkende al snel het patroon van mijn depressieve buien. Hij zag het zodra ik mijn ogen opendeed: hé, dit is geen goede dag. Zo leerde ik om er meteen bij te zijn, zodat die duisternis geen vat op me krijgt. Direct handelen hielp enorm. En iemand die het patroon herkent en erbij blijft, ook als het heel naar en donker is…’
104
Verdriet is maatschappelijk aanvaard. Woede niet. Het raakt me wat je vertelt, want ik herken er een patroon in dat op grote schaal in de wereld gebeurt. Hoe zie jij de samenhang tussen je eigen proces en wat in de wereld gebeurt? ‘Dat heeft een relatie tot mijn verlangen. Als in Nederland driekwart miljoen mensen in een diepe put van pijn zitten, heeft dat alles met afzondering en isolement te maken. En met de stand willen ophouden, terwijl in elk mensenhart het verlangen schuilgaat naar werkelijk samenzijn. Het kan toch niet waar zijn dat we denken dat met pillen op te kunnen lossen? De weg loopt volgens mij via verbinding, via het aangaan van de pijn die gevoeld wil worden en er voor elkaar zijn. Luisteren, erbij blijven, ook als de pijn zich op manieren naar buiten wringt die niet plezierig zijn. Het tweede dat mij heeft geholpen was het leren voelen van mijn razernij. Ik bleek helse woede in mij te dragen over de rotheid van de wereld. Ik was razend op God zou je kunnen zeggen. Als kind heb ik me net als veel anderen aangeleerd om woede razendsnel om te zetten in verdriet, waar ik dan vervolgens maanden onder gebukt ging. Verdriet is maatschappelijk aanvaard. Woede niet. Daar kunnen we totaal niet mee overweg. We hebben dat in de politieke kring ook meermalen benoemd: Wilders vertolkt de woede van mensen en de SP de verongelijktheid. In de Tweede Kamer en de media wordt niet op die woede ingegaan, op wat daar aan pijn en angst onder ligt. Stel dat we echt eens zouden luisteren naar Wilders en de mensen die op hem stemmen. Dat we ontvankelijk zijn voor hun woede, hun angst, hun frustratie. Wie z’n woede niet kwijt kan wordt depressief of gaat schoppen. Daar heb je de ‘onderscheppers’ en de ‘opscheppers’ weer.’ Is dat dezelfde razernij waar ik politiemensen over hoor vertellen, die verbijsterd getuige zijn van de razernij van jongeren die ambulancepersoneel, brandweer- of politiemensen aanvallen of een politieauto in brand steken? Is dat de ongekanaliseerde ruwe
woede waar jij over spreekt? ‘Ja, dat is precies waar ik het over heb. Wat ik me heel goed kan herinneren is dat ik zelf door de stad liep en in gedachten een soort zwaard had waarmee ik wild om me heen maaide. Gewoon van iedereen de koppen eraf hakken, die eikels, al die lulhannessen die maar aan het shoppen waren. Shopping is fun… Ga weg! Zie je de ellende om je heen dan niet? Voel je de pijn dan niet? Ben je niet gek van angst over hoe het allemaal verder moet? Zeker in deze tijd van grote veranderingen dragen we allemaal de angst in ons over hoe het verder zal gaan. En woede bij het machteloos moeten toezien hoe graaiers verder graaien, terwijl onze eigen kosten stijgen. Die opgekropte woede zoekt uitlaatplekken. Woede is ook levenskracht. Ik onderdrukte die, waardoor ik depressief werd. Anderen richten die woede naar buiten en slaan aan het vernielen. Dat lucht even op, maar structureel helpt het niets. Stel je toch voor dat je er als maatschappij toe in staat zou zijn om te luisteren naar mensen die hun woede naar buiten richten. Dat we dan samen manieren vinden om die levenskracht op een positieve manier aan te wenden. Dát is mijn zee!’ Zo ben jij uit de depressie gekomen? ‘Er was nog een element. Het derde dat me uit mijn depressie heeft gehaald is dat ik er voor uit moest komen dat ik eerst en vooral een spiritueel levend mens ben. In mijn hoofd had ik een openbaar deel bedacht: dat was de enthousiaste, ondernemende Lisette met wie het altijd goed ging. En dan las ik thuis spirituele boeken zoals Op glad ijs van Shirley MacLaine, die een leven beschreef van verbinding met het geheel. Ik kende toen nog geen mensen die dat leefden. Dat is echt mijn eenzaamheid geweest: moeten leven in een wereld die gericht was op materie, op het hebben van succes. Inmiddels is het spirituele natuurlijk meer openlijk onderdeel van ons leven geworden en heb ik mijn mensen gevonden.’
105
Kun je die drie elementen die je net noemde ook illustreren aan de hand van je activiteiten binnen het CHE? Of binnen de politieke kring waar we beiden deel van uitmaken? ‘In contact blijven met anderen, razernij en de onderliggende angst kunnen delen en beseffen dat we te allen tijde deel zijn van het geheel - zo zou je mijn reis naar licht leven kunnen beschrijven. Zo heb ik mijn masker van ‘niks aan de hand’ afgelegd en ben ik meescheppend gaan leven. Nederland zat in 2004 na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh ook in een soort ontmaskering. Ineens bleken we niet het supertolerante land te zijn dat wij en anderen dachten. Dr. Don Beck, de grondlegger van het CHE wereldwijd, kwam toen met de uitdaging: “Óf jullie gaan proberen met allerlei regels de splitsing in de samenleving onder controle te krijgen en daarmee glijd je af naar een lagere vorm van organisatie. Of dit is de mogelijkheid om door te bewegen naar een samenleving die je in verbinding samen steeds opnieuw schept.” Dat sprak mij aan en motiveert me nog altijd. Zo ben jij, Peter, toch ook met de politieke kring begonnen? Vanuit de vraag: hoe bedrijven we politiek door te benoemen wat er gaande is, en wel net zo lang tot de volgende te nemen stap zich als het ware vanzelf wijst. Daarmee draai je de hele boel in één klap om, want zo gaat het er niet meer om dat iedereen vecht voor zijn hachje, maar dat je samen uitvindt hoe het geheel kan floreren. Dat is volgens mij ook wat we in de politieke kring steeds opnieuw doen. We gebruiken onszelf als levend laboratorium om te zien hoe een nieuw politiek systeem geboren kan worden nu deze vorm van democratie bedrijven aan het einde van z’n houdbaarheid komt.’ Kun je in eenvoudige woorden de essentie uitleggen van wat aan het doorbreken is? ‘Ik zou zeggen dat er geen zeven miljard mensen op aarde zijn, maar dat er maar één is. We zijn één mensheid die op één klein bolletje door de ruimte suizen. Op het moment dat we met 2,6 miljard mensen naar de 9 seconden van Usain Bolt op de 100 meter sprint tijdens de Olympische Spelen kijken, realiseren we 106
ons die eenheid even, maar die eenheid is er altijd, is er altijd geweest… Het is een ontzettend spannende gedachte dat er maar één is. Dan ga je weg van ‘mijn land moet winnen’ en kom je bij: may the best athlete win. Dan kun je plezier beleven aan de excellentie van alle Olympische deelnemers als uitingen van talent en doorzettingsvermogen van die ene mensheid die we vormen. Terwijl de één dolblij is met z’n nieuwe wereldrecord, treuren anderen omdat er iemand doodgaat of er iets anders naars gebeurt. Die ene mensheid maakt het via ons, de deeltjes, allemaal tegelijkertijd mee. Als deeltje van het geheel wil je dan natuurlijkerwijs doen wat jou te doen staat opdat het met allemaal zo goed mogelijk gaat. Dat probeer ik te leven en er is geen gelukkiger leven dan dat.’ Mooi om je helemaal te zien stralen. Wat zijn zoal de interessante inzichten in het gelukkige deel van je leven? ‘Dat je inbrengt wat je voelt, zodat er wat mee gedaan kan worden. Dat leer ik ook in de politieke kring: als ik de neiging heb om af te haken in het gesprek moet ik dat melden, want het is informatie voor het geheel. Dat is eigenlijk precies hetzelfde als wat ik met mijn depressie deed. Toen probeerde ik dingen zelf op te lossen en de buitenkant ongemoeid te laten. Dat kan dus niet. Wat niet werkt moeten we naar het midden brengen. Dan krijg je gewijde politiek, ge-wijd in plaats van ge-ikt. Een ander inzicht is dat je de verantwoordelijkheid voor een vergadering of een beslissing niet kunt neerleggen bij een leider die je vervolgens de schuld geeft als het niet goed gaat. Elke uitwisseling, elke bijeenkomst, elk besluit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle deelnemers, waaraan ieder zijn bijdrage te leveren heeft. Dat vergt discipline, want het is verleidelijk om af te haken. Je gaat excuses verzinnen: Het is niet mijn plek…, ik heb net ook al wat gezegd…, ik wil niet altijd degene zijn die het gesprek doorbreekt. Natuurlijk moet het geen therapiesessie worden. Je moet dus verantwoordelijkheid nemen voor je eigen proces en tegelijkertijd inbrengen wat je dwars zit. Je kunt alleen dezelfde trein nemen als je ook op hetzelfde perron staat.’
Deel je de inschatting dat het bewustzijn op het genderaspect een wezenlijke sleutel is in het vormen van een gezamenlijke toekomst?
Hoe ziet de verbinding er uit tussen het werk in de politieke kring en wat zich met het Global Cooperative Forum aan het ontwikkelen is?
‘Ja, en ik had dat niet verwacht. Ik dacht: we zijn nu allemaal gelijk, de meisjes kunnen wat de jongens kunnen, de jongens zijn ingeplugd in het gevoelsleven. Toch vergt het nog heel wat om in overleg en besluitvorming het feminiene in te brengen en aan het woord te laten. Dat vraagt om ‘verlangzamen’, om je mond open te durven doen zonder te weten wat je gaat zeggen en om ontvankelijkheid bij de ander, die soms even moet wachten tot een gevoel zo duidelijk is dat het verwoord kan worden. In deze transitietijd hebben we geen routebeschrijving naar een weg die heel is, maar als we goed luisteren naar elkaar en naar ‘wat wil’, krijgen we richtingaanwijzers. In mijn beleving is het feminiene in ons, dus zowel in vrouwen als in mannen, beter in staat daarop te vertrouwen en - zoals Cees Zwart het zei -‘koerszoekend’ te sturen.’
‘Niemand weet hoe we ons wereldwijd zo kunnen organiseren dat het leven voor iedereen en ook voor de aarde optimaal is. In de politieke kring zijn we er met vier Nederlanders steeds vaardiger in geworden te spreken vanuit dat niet-weten. In de laboratory setting van het Global Cooperative Forum doen we dat nu met mensen van 22 tot 75 jaar uit vijftien landen. We leren steeds opnieuw terug te gaan naar de onderliggende inherente eenheid.
Kun je wat vertellen over het visioen van Adi Da en het Global Cooperative Forum? ‘In zijn boek Not-Two Is Peace geeft de in 2008 overleden goeroe Adi Da aanwijzingen over de manier waarop we ons als ene mensheid op dit planeetje kunnen organiseren. Hij noemt deze organisatievorm het Global Cooperative Forum. Onze politieke, monetaire, financiële en economische systemen hebben ons veel gebracht, maar de toekomst vraagt dat we ons bij alles bewust zijn van het effect op het geheel. Hoe is het om te leven in het besef dat je alle leven vertegenwoordigt? Wat voor keuzes maak je dan? Dat onderzoek zijn we in een lab-setting met een internationale groep aan het doen.’ 107
Vanuit dat tere punt van onmetelijke kracht zijn we aan het kijken naar de manier waarop we kunnen samenwerken. Ik breng daarbij alles in wat wij de afgelopen vier jaar hebben ontdekt.’ Als je nu je ogen dichtdoet en dat boek Verlangen naar de zee voor je ziet, met foto’s van de omgeving hier, en je bladert naar het hoofdstuk waar jouw verhaal in staat, wat is dan dit verhaal tot nu toe? Er zit een mooie rode draad in, heel inspirerend. Als je je nu de lezer van dat boek voorstelt, wat voor uitnodiging, handreiking of prikkeling zou je dan nog willen geven? Wat komt er dan in je op? ‘Wat opkomt is: kom dichterbij. Of liever nog: kom open erbij. Ik coachte eens een vrouw met een arbeidsconflict. Zij wilde met een advocaat haar gelijk halen en ik stelde voor om op de uitnodiging van de directie om te praten in te gaan en te zeggen: “Ik waardeer dat jullie willen horen wat er aan de hand is, want dit conflict is een symptoom van onze organisatie.” Zij is helemaal in de ‘kom open erbij’-stand gegaan, met als gevolg dat alles is uitgesproken, dat ze een nieuwe baan binnen de organisatie heeft gekregen en dat ze goed is weggegaan van haar oude plek. Ze heeft voor het eerst sinds tijden weer een man in haar leven, ze is een huis aan het kopen, ze gaat op vakantie met haar dochter. Toen vroeg ze: “Lisette, is het leven eigenlijk zo?” Ja, het leven is eigenlijk zo….’
108
Zijn er nog andere flarden als je zo in gedachten dat hoofdstuk voor je ziet? ‘Je beginvraag was of mijn verlangen naar de zee ver weg is of dichtbij. Elke keer als jij me vertelt hoe jij je werk doet, zie ik hoe jij mensen in een vingerknip van afgescheidenheid in de verbinding ‘flipt’. Ik merk zelf ook hoe snel het kan gaan. Soms is het in één coachingsessie al gebeurd dat iemand van uit-verbinding naar in-verbinding gaat. Dat komt volgens mij omdat we in ons hart allemaal het verlangen naar verbinding meedragen en ook de wanhoop over de afgescheidenheid die we allemaal om ons heen zien. Dus ook het verlangen naar de zee…’
109