Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? VVD beleidsnotitie over kwaliteit en bekostiging van het Hoger Onderwijs
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 1 van 13
1. Inleiding Eigenlijk zijn alle politieke partijen in Nederland het er wel over eens dat we stevig moeten inzetten op Nederland als kenniseconomie. Tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen vlogen de miljarden ons om de oren. De centrale vraag is echter niet of er voldoende geld wordt uitgetrokken voor het onderwijs. De centrale vraag is hoe we het onderwijs een goede kwaliteitsimpuls weten te geven. Het Nederlandse Hoger Onderwijs (HO) scoort nog steeds goed in internationale vergelijkingen, maar er zijn steeds meer signalen dat de kwaliteit achterblijft. De VVD is van mening dat de bekostigingssystematiek een belangrijk element is in de achterblijvende kwaliteit en dus ook in de verbetering van de kwaliteit in het HO.
2. Bekostiging Universiteiten Op dit moment worden universiteiten gefinancierd op basis van een vaste voet en op basis van het aantal diploma’s dat ze afleveren. Hoe meer diploma’s, hoe meer geld ze krijgen. Dit systeem is geen stimulans om de kwaliteit te verbeteren, om de lat hoger te leggen. Strikt bekeken zit er zelfs een perverse prikkel in om de kwaliteit van het geboden onderwijs te verlagen, omdat de hoeveelheid diploma’s immers het eenvoudigst kan worden vergroot door de opleiding makkelijker te maken. Als meer mensen in staat zijn om de opleiding te voltooien, krijgt een universiteit meer geld. Voor eerstejaars geldt een ander financieringssysteem, daar vindt financiering louter op basis van studentenaantallen plaats. Daarom proberen Universiteiten ook zoveel mogelijk studenten binnen te halen voor het 1e jaar, maar selecteren zij ook streng na het 1e jaar. Een universiteit wil voorkomen dat studenten die weinig kans maken om het diploma te halen doorstromen naar het systeem van diplomabekostiging. De kans is dan te groot dat ze wel geld gaan kosten, maar geen geld (diplomabonus) gaan opbrengen. Daarom wordt ook veelvuldig een selectiemoment na het 1e jaar ingelast, het bindend studieadvies. Het uitvalspercentage na het 1e jaar bedraagt mede daardoor 25% en dat is slecht voor de studenten en een verspilling van maatschappelijk kapitaal.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 2 van 13
Hogescholen De bekostiging van hogescholen voor het geven van hoger beroepsonderwijs gebeurt op basis van een ingewikkeld systeem waarbij het aantal studenten, de studieduur, de uitval en de uitstroom (met diploma) de hoogte van de vergoeding bepaald. Voor elke ingeschreven student ontvangt een hogeschool een bijdrage van het Rijk. Hoe sneller de student het diploma behaald, of hoe sneller de student uitvalt, hoe voordeliger dat voor de bekostiging van de hogeschool is. De gedachtegang is dat een hogeschool hierdoor beter onderwijs zal bieden om daarmee studenten zo snel mogelijk te laten afstuderen. Hoe meer tijd een student voor de studie nodig heeft, hoe ongunstiger dat is voor de hogeschool. Deze bekostigingswijze heeft helaas ook een perverse financiële prikkel. Het is voor hogescholen aantrekkelijk om de kwaliteit van de opleidingen te verlagen, omdat ze daarmee voorkomen dat studenten ‘te lang’ over hun studie doen en dus geld gaan kosten. De ingewikkelde financiering voor hogescholen creëert ook een vreemde situatie voor 1e-jaars studenten. Voor iedere student die zich inschrijft krijgt een hogeschool een vergoeding voor 1,35 studiejaar. Indien een student binnen 1,35 studiejaar besluit om te stoppen met de opleiding, dan maakt de hogeschool winst. Dit heeft ertoe geleid dat hogescholen proberen zoveel mogelijk studenten te werven voor hun 1e jaar. Na inschrijving probeert men echter degenen waarvan men verwacht dat ze de opleiding niet succesvol en op tijd kunnen afronden zo snel mogelijk te laten afvallen. Jos Elbers, voormalig bestuursvoorzitter van InHolland, zei het zeer treffend: “een student is een klant zolang hij zich nog niet heeft ingeschreven en is een kostenpost zodra de inschrijving binnen is”. Het uitvalspercentage in het 1e jaar bedraagt mede daardoor 30% en dat is slecht voor de studenten en een verspilling van maatschappelijk kapitaal. Conclusie: Zowel bij de universiteiten als bij de hogescholen is er geen financiële prikkel om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, er lijkt zelfs een perverse financiële prikkel te zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verslechteren.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 3 van 13
3. Huidige lijn VVD: Vraagsturing d.m.v. leerrechten 3.1 Het principe De laatste drie staatssecretarissen van onderwijs werkten aan vraagsturing voor het HO, dit principe staat beter bekend als de leerrechten. Dit stelsel had tot doel de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren door een andere bekostigingssystematiek te introduceren, namelijk een vraaggestuurde bekostiging. Het leerrechtenstelsel moest concurrentie tussen onderwijsinstellingen introduceren. Het uitgangspunt is dat de student zijn/haar keuze voor een onderwijsinstelling maakt op basis van vrij beschikbare en transparante informatie over de instellingen en studierichtingen. Om deze keuze te kunnen maken moeten studenten bijvoorbeeld weten: • welke instellingen de beste lesprogramma’s hebben op een bepaald vakgebied; • welke instellingen goede contacten hebben met het bedrijfsleven; • welke instellingen interessante samenwerkingsverbanden met buitenlandse instellingen hebben • welke instellingen de beste afgestudeerden met het beste baanperspectief afleveren; • hoe de inkomensontwikkeling is van de afgestudeerden van verschillende opleidingen en instellingen; • het aantal contacturen en het aantal studenten t.o.v. het aantal docenten; • de kwaliteit en kwalificaties van de docenten van instellingen; • uitvalpercentages van instellingen. Daarnaast vindt een beperking van het aantal door de overheid bekostigde leerjaren plaats. Indien een student langer over de studie doet dan het aantal leerjaren (of leerrechten) dat voor die studie is vastgesteld, dan moet de student voor de resterende tijd de volledige kosten betalen. De instelling ontvangt dan namelijk voor deze student niet langer bekostiging van het Rijk. Er is dan geen sprake meer van het maximum collegegeld van 1.538 euro, de student zal dan gemiddeld het vijfvoudige kwijt zijn. De gedachtegang is dat HO instellingen gedwongen worden de kwaliteit te verbeteren, omdat studenten anders zullen kiezen voor, of overstappen naar een instelling die beter scoort in de ranglijsten. Studenten zullen bewuster kiezen omdat ze een beperkt aantal leerrechten hebben en die dus niet graag ‘verdoen’ op een hogeschool of universiteit die slecht aangeschreven staat.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 4 van 13
3.2 Randvoorwaarden Een aantal belangrijke randvoorwaarden van het leerrechtensysteem is echter nog niet of onvoldoende aanwezig, waardoor invoering op korte termijn op zijn minst problematisch is: • Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen onderwijsinstellingen, moet de student over objectieve, kwantitatieve en transparante informatie over de instellingen kunnen beschikken. Deze informatie is nog niet in voldoende mate voorhanden. Er is een eerste aanzet gemaakt via www.onderwijsmonitor.nl en www.studiekeuze123.nl, maar dat is nog volstrekt onvoldoende. Er is dus nog geen objectief instrument om de kwaliteit van het onderwijs en het kennisniveau van de afgestudeerden te meten. Ook moet over alle instellingen dezelfde informatie beschikbaar zijn, zodat een student geen appels met peren hoeft te vergelijken. De VVD heeft altijd gepleit voor een systeem van ‘ranking’ dat dan opgezet zou moeten worden door de private sector (zo is in Duitsland bijvoorbeeld het Centrum für Hochschule Entwicklung Forschung opgezet door de Bertelsmann Stichting. De gegevens worden jaarlijks door Die Zeit gepubliceerd). Een dergelijk ranking systeem is echter in Nederland nog niet goed van de grond gekomen. • Beginnende (bachelor) studenten kiezen veelal een opleiding op grond van de locatie (dichtbij, “gave” studentenstad) en niet op basis van geboden kwaliteit. Nu mogen dergelijke overwegingen natuurlijk ook meespelen, iedere student moet ook de stad kiezen die bij hem of haar past. Maar als ze gedurende de studie vinden dat de kwaliteit van de opleiding elders beter is, zullen studenten momenteel niet snel overstappen. Bijvoorbeeld omdat ze een vriendenkring hebben opgebouwd en/of ze een belemmering zien bij het verkrijgen van een studentenkamer. De mobiliteit van studenten is nu nog onvoldoende en zal moeten verbeteren om het systeem van leerrechten te laten functioneren.
3.3 Draagvlak Het leerrechtenstelsel heeft de afgelopen jaren tot verzet geleid. Universiteiten en Hogescholen waren tegen, onder meer omdat de leerrechten per maand verstrekt zouden worden en dit volgens hen tot veel extra bureaucratie zou leiden. Bovendien was er verzet omdat de instellingen niet zaten te wachten op een systeem waarbij de verschillen tussen instellingen transparant gemaakt worden. Zij zaten juist niet te wachten op onderlinge concurrentie tussen instellingen. De studenten waren ook tegen, vooral door de beperking van het aantal door de overheid bekostigde leerjaren. Hierdoor kan het collegegeld voor de student oplopen tot wel 5 keer het huidige wettelijk collegegeld. Dit heeft veel studenten afgeschrikt.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 5 van 13
3.4 Hoe nu verder? Het leerrechtenstelsel is en blijft een prima middel om de kwaliteit in het Hoger Onderwijs te bevorderen. Instellingen worden immers gestimuleerd de beste prijskwaliteit te bieden om daarmee studenten te lokken. Het nieuwe kabinet, bij monde van Minister Plasterk, heeft echter aangegeven dat het leerrechtenstelsel naar de prullenbak gaat. Daarnaast lijkt een aantal randvoorwaarden nog onvoldoende aanwezig te zijn. Daarom rest de VVD weinig anders dan te accepteren dat er momenteel onvoldoende draagvlak is voor het leerrechtenstelsel en moeten wij inzetten op een alternatief om toch tot kwaliteitsverbetering in het HO te komen. Een dergelijke kwaliteitsverbetering kan alleen van de grond komen als hier bij de bekostiging rekening mee wordt gehouden. De bekostiging is het belangrijkste sturingsmiddel voor de overheid en daarom moet je voor een kwaliteitsverbetering dit middel ook inzetten. Het is bijzonder vreemd (en misschien wel veelzeggend) dat in het Bekostigingsakkoord Hoger Onderwijs van 22 oktober 2007 wordt vermeld dat de kwaliteit geen onderdeel uitmaakt van de bekostiging. Wij moeten daarom onze verantwoordelijkheid nemen en kwaliteit wel inbouwen in de bekostiging van het HO.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 6 van 13
5. Alternatieve lijn VVD: Kwaliteitsrechten 5.1 Inleiding Als financier van het HO kan en moet de overheid eisen stellen aan de bekostiging. Net als bij andere geldstromen dient de overheid vast te stellen welke eisen ze verbindt aan de financiering en tevens vast te stellen of achteraf aan die eisen is voldaan. Daarbij vindt de VVD het van groot belang dat kwaliteit centraal komt te staan. Individuele studenten en de Nederlandse samenleving in zijn geheel hebben recht op kwalitatief goed (hoger) onderwijs. Momenteel ligt de controle op de kwaliteit feitelijk bij de onderwijsinstellingen zelf. De NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) toetst weliswaar elke 6 jaar een opleiding, maar zij toetst vooral procedures en kijkt niet echt naar de daadwerkelijke eindkwaliteit van de opleiding. Het niveau van de afgestudeerde student wordt dus niet extern getoetst. De ambities die instellingen op papier zeggen te hebben zijn in de praktijk te vrijblijvend. De situatie binnen het HO is daarmee te vergelijken met een slager die zijn eigen vlees keurt. Om dit te verbeteren wil ik overgaan tot een bekostigingssysteem waarbij de kwaliteit van het HO centraal staat. Ik stel daarbij voor om alle HO instellingen (hogescholen en universiteiten) op dezelfde wijze te financieren. Dit gebeurt via drie wegen: een vaste voet, een basiskwaliteitbekostiging en een diplomabekostiging. Daarnaast dient het toezicht op het HO onder één dak gebracht te worden binnen een Hoger Onderwijs Autoriteit. Deze HOA doet de accreditatie van de opleidingen, de registratie van de opleidingen wordt er ondergebracht en ook de Onderwijsinspectie wordt overgeheveld naar het HOA. Een dergelijk geïntegreerd en daardoor efficiënter toezichtkader is in mei 2007 ook bepleit door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO).
5.2 Vaste voet en basiskwaliteitbekostiging Vaste voet De vaste voet is het basisfundament waarop instellingen de rest van hun onderwijshuis kunnen bouwen. Het aandeel vaste voet bedraagt 20% van de totale bekostigingsbudget voor het HO (maar kan dus per instelling verschillen). Een verlaging van de vaste voet naar de genoemde 20% is verantwoord aangezien de instellingen dit ook zelf voorstellen in het Bekostigingsakkoord Hoger Onderwijs van 22 oktober 2007.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 7 van 13
Basiskwaliteitbekostiging In mijn voorstel ontvangen instellingen een 6-jarige basiskwaliteitbekostiging, die is berekend op basis van drie criteria: •
De ambities en doelstellingen van de instelling zelf, zoals bijvoorbeeld kwaliteit en kwalificaties van de docenten, uitvalpercentages, student-docent verhouding, leren van vaardigheden, koppeling aan bedrijfspraktijk of onderzoek, etc. De instelling zal moeten aangeven welke score zij op dergelijke indicatoren wil gaan halen en op basis van de gestelde ambities vindt bekostiging plaats. Indien de ambities niet worden gehaald, vindt na 6 jaar een negatieve verrekening plaats.
•
De aanwezigheid van goede medezeggenschap en het oordeel van belangrijke stakeholders als studenten, werkgevers, onderzoeksinstituten, etc. over de betreffende instelling. De mate van waardering die dergelijke stakeholders hebben voor een opleiding wordt verrekend in de basiskwaliteitbekostiging. Dit bevordert ook de horizontale verantwoording binnen het HO.
•
Beoordeling door de HOA door middel van de accreditatie. Hierbij dient overigens het aantal gradaties te worden uitgebreid. Voldoende of onvoldoende maakt te weinig onderscheid en leidt ertoe dat er in geval van twijfel altijd voldoende wordt gegeven, zonder dat er verbetertrajecten worden afgesproken. Daarom worden er 5 gradaties ingevoerd. Bij ‘slecht’ wordt de opleiding (en financiering) onmiddellijk gestopt; bij ‘onvoldoende’ wordt een streng verbetertraject afgesproken met een go/no-go na afloop van het verbetertraject en vindt een korting op de basiskwaliteitbekostiging plaats; bij ‘matig’ wordt een beperkter verbetertraject afgesproken met een go/no-go na afloop van het verbetertraject maar nog geen korting op de basiskwaliteitbekostiging; bij ‘voldoende’ zijn geen extra inspanningen nodig en blijft de basiskwaliteitbekostiging gehandhaafd; bij ‘uitstekend’ volgt een bonus in de basiskwaliteitbekostiging.
Dit biedt de instellingen voldoende basis en vertrouwen om langjarig beleid te formuleren en tegelijkertijd biedt het de mogelijkheid instellingen achteraf af te rekenen op meetbare prestaties. Tevens wordt de kwaliteit van het onderwijs op transparante wijze inzichtelijk gemaakt. Het aandeel basiskwaliteitbekostiging bedraagt 40% van het totale bekostigingsbudget voor het HO (maar kan dus per instelling verschillen).
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 8 van 13
5.3 Diplomabekostiging De overige 40% van de bekostiging van het HO wordt toegewezen via diplomabekostiging. Een bonus wordt uitbetaald voor iedere student die de opleiding succesvol afrondt. Het is heel goed dat instellingen een financiële prikkel hebben om zoveel mogelijk mensen te laten afstuderen, zolang daarbij het niveau van de afgestudeerden maar aan minimale vereisten voldoet. Een voorwaarde voor diplomabekostiging/outputfinanciering is dus dat de kwaliteit van de output moet worden gecontroleerd en dat gebeurt momenteel onvoldoende. De VVD stelt daarom voor over te gaan op extern gecontroleerde eindtermen en eindtoetsen voor de opleidingen in het HO. Indien een student zakt voor de eindtoets, dan krijgt de instelling voor de extra studietijd (1 of meer semesters) geen extra bekostiging vanuit het Rijk, zij krijgt immers een vergoeding voor het succesvol afronden van de opleiding ongeacht de daarvoor gebruikte studietijd. De eindtoets wordt onderdeel van het curriculum en wordt afgenomen in het laatste semester van de opleiding. Bij de 6-jaarlijkse accreditatie van een opleiding wordt geaccordeerd wat de eindtermen van een opleiding zijn, dus wat de student moet kennen en beheersen bij afronding van de bachelor of master. De eindtoets wordt toegevoegd om te controleren of die vastgestelde eindtermen ook daadwerkelijk gehaald worden. De examencommissie van docenten in een onderwijsinstelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de eindtoets, net zoals zij ook verantwoordelijk is voor de andere examinering binnen die opleiding. De eindtoets is dus geen gestandaardiseerd centraal schriftelijk over het hele land. Het is een eindtoets per opleiding, waarbij de essentiële onderdelen van die opleiding in de breedte worden getoetst. Er wordt getoetst of studenten ook daadwerkelijk datgene kennen en beheersen dat beschreven staat in de geaccrediteerde eindtermen. Een onafhankelijke toetsingscommissie binnen de HOA beoordeelt vervolgens of de afgenomen eindtoetsen overeenkomen met het kwaliteitsniveau dat beschreven is in de geaccrediteerde eindtermen. Toetsen die te gemakkelijk zijn worden afgekeurd en moeten worden verzwaard. De beoordeling van het niveau van de toetsen wordt door de HOA steekproefsgewijs gedaan. De HOA beoordeelt na het afnemen van de toetsen ook steekproefsgewijs of de eindtoetsen op correcte wijze zijn nagekeken. Indien immers teveel studenten zakken, dan heeft dat invloed op de financiering van de instelling. De instelling krijgt namelijk nog niet de bonus voor het afstuderen en moet de studenten minimaal een half jaar langer onderwijs bieden zonder dat hier een vergoeding van het Rijk tegenover staat. Dit kan ertoe leiden dat een directie druk gaat uitoefenen om soepel te zijn bij het nakijken. Dit risico wordt
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 9 van 13
ondervangen doordat de HOA de beoordeling van de eindtoets controleert. De HOA wordt met dit systeem de keuringdienst van waren die er voor zorgt dat het vlees van de slager van goede kwaliteit is. De overheid neemt een groot deel van de financiering van het onderwijs op zich en dus heeft zij ook een verplichting om te zorgen dat daarbij gecontroleerd wordt dat de afgeleverde kwaliteit van voldoende niveau is. Nadrukkelijk wil ik opmerken dat de HOA zich in mijn voorstel niet gaat bemoeien met de wijze waarop de onderwijsinstellingen invulling geven aan de betreffende opleiding. De instellingen bepalen hoe de gedefinieerde en goedgekeurde eindtermen worden vertaald in de onderwijsprogramma’s. Hierbij hebben de onderwijsinstellingen volledige vrijheid. Volgens goed liberaal uitgangspunt bemoeit de overheid zich op deze wijze zo min mogelijk met de wijze waarop het onderwijs gegeven wordt.
5.4 Voordelen van kwaliteitsrechten Het systeem van kwaliteitsrechten heeft een aantal grote voordelen: •
Ten eerste keurt de slager niet langer ongestraft zijn eigen vlees. Als een instelling de kwaliteit van het geboden onderwijs verlaagt, dan wordt dat niet langer beloond met hogere inkomsten. De prikkel wordt zelfs omgedraaid: als het geboden onderwijs van onvoldoende niveau is, zullen minder studenten de eindtoets succesvol afronden en heeft de instelling daarmee minder inkomsten.
•
Studenten moeten hun kennis beter vasthouden. Nu richten veel studenten zich te veel op individuele bloktoetsen/tentamens. Als een bloktoets gehaald is, dan kan je bij wijze van spreken alles vergeten. Blokken worden door studenten gezien als losstaande stukjes onderwijs. Bij een eindtoets zal een student blijk moeten geven van een breed kennisniveau en in staat moeten zijn de verbanden tussen de verschillende vakken te zien.
•
De resultaten van de eindtoets zijn een goede indicatie voor de kwaliteit van een opleiding. Door de eindtoetsen komt informatie beschikbaar, die nodig is om een goede vergelijking tussen instellingen te kunnen maken. Indien teveel studenten zakken voor de eindtoetsen, zal dat er ongetwijfeld toe leiden dat studenten kiezen voor een instelling die het beter doet. Studenten willen het risico minimaliseren dat ze niet slagen voor hun opleiding en zullen dus bewuster kiezen voor een bepaalde instelling. Dit heeft dan weer financiële gevolgen voor de instelling, waardoor zij geprikkeld worden om goed onderwijs te bieden om daarmee te voorkomen dat studenten een andere instelling kiezen. Ook de indicatoren en beoordelingen van de basiskwaliteitbekostiging
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 10 van 13
leveren veel kwalitatieve informatie op, op basis waarvan de kwaliteit van het hoger onderwijs veel transparanter wordt. •
Studenten zullen zich actiever opstellen waar het om de kwaliteit van de opleiding gaat. Een slecht gegeven vak kan consequenties hebben bij de eindtoets en daarom zullen studenten sneller aan de bel trekken. Dit geldt ook voor spookvakken en cadeaupunten. Studenten hebben er direct belang bij dat een vak goed en volledig wordt gegeven. Om de rol van de student als klokkenluider mogelijk te maken, zal er overigens binnen instellingen een intern klachtenorgaan dienen te komen dat bevoegd is om vraagstukken rond achterblijvende kwaliteit te behandelen, waarbij ook beroep bij de het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs mogelijk is. De huidige opzet met de opleidingscommissies is daarvoor onvoldoende.
•
Binnen het HBO krijgen vakdocenten weer meer invloed op het onderwijsproces. Doordat aan het eind van de opleiding wordt afgerekend op basis van vakinhoudelijke criteria/eindtermen, zal er een einde komen aan de marginalisatie van rol van vakdocenten binnen de onderwijsinstellingen. Managers moeten vakdocenten weer serieus nemen.
•
Instellingen zullen graag vooraf willen vaststellen of een student voldoende niveau en motivatie heeft om een opleiding succesvol af te kunnen ronden. Het raakt hen immers direct in de financiering indien de student de eindtoets niet haalt. Daarom zullen instellingen bij de toelating willen vaststellen of studenten geschikt zijn voor de opleiding. De studenten hebben hier ook belang bij, omdat daarmee voorkomen wordt dat ze een verkeerde studiekeuze maken en studietijd verliezen.
•
De invoering van collegegelddifferentiatie wordt eenvoudiger. Instellingen die extra kwaliteit bieden, kunnen aantonen dat het ook echt iets extra’s is. De extra kwaliteit kan zich vertalen in hogere slagingspercentages, hogere gemiddelde cijfers en/of een breder en uitdagender lespakket. Daarmee ontstaat er ook een betere rechtvaardiging voor het differentiëren van het collegegeld en zullen studenten sneller bereid zijn om het hogere collegegeld ook daadwerkelijk te betalen. Hierdoor zal het HO in Nederland een gevarieerder aanbod krijgen.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 11 van 13
5.5 Mogelijke vervolgstappen Onderwijswinst Een eindtoets zorgt voor een bodem in de kwaliteit van het HO. Het zorgt er voor dat een zes ook daadwerkelijk het niveau van een zes heeft. Het is echter nog geen prikkel om het maximale uit studenten te halen. Elke inspanning van student en instelling om een hoger cijfer na te streven is vanuit de financiering- en bekostigingssystematiek gezien niet efficiënt of zelfs nutteloos. Daarom zou een vervolgstap dienen te zijn dat er wordt gestreefd naar maximale toegevoegde waarde voor studenten (het vaststellen van de vooruitgang die studenten boeken, ook wel onderwijswinst genaamd). Om echt van de zesjescultuur af te komen moet er een prikkel komen om te streven naar maximale onderwijswinst. Het moet voor een instelling lonen om studenten te laten afstuderen met een 8 in plaats van een zes. De eindtoets levert een goed beeld op van het niveau dat studenten hebben bij afronding van de opleiding. Om de onderwijswinst te kunnen meten moeten we echter ook het instroomniveau van studenten weten. Het verschil tussen de eindscore en het instroomniveau is immers bepalend. Het instroomniveau kan vastgesteld worden door een waarde toe te kennen aan de vooropleiding van de student. Een student die vanuit het VWO instroomt binnen het HBO wordt bijvoorbeeld geacht een hoger instroomniveau te hebben dan iemand die afkomstig is van de HAVO. Als beiden dezelfde score halen op de eindtoets, dan heeft de HAVO’er het dus beter gedaan en is er bij hem of haar een hogere onderwijswinst behaald. Twee VWO’ers die een universiteit binnenkomen worden geacht een gelijk beginniveau te hebben. De student die een 8 haalt op de eindtoets doet het dan dus beter dan de student die een 6 haalt. Bij de student met de 8 is dus een hogere onderwijswinst behaald. Indien we de behaalde onderwijswinst verwerken in de bekostiging van het HO, ontstaat een situatie waarbij het aantrekkelijk wordt om studenten te stimuleren om het maximale uit zichzelf te halen. Het loont immers voor een instelling om iemand op zo hoog mogelijk niveau af te leveren. Het behalen van de eindtoets bepaald dan of er een diplomabonus wordt uitgekeerd en de behaalde onderwijswinst bepaald vervolgens de hoogte van de diplomabonus. Hoe meer onderwijswinst, hoe hoger de bonus. Dit stimuleert het excelleren van alle studenten!
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 12 van 13
Voortgangstoetsing Bij het bepalen van de onderwijswinst kan je nog een stap verder gaan door het invoeren van voortgangstoetsing. Hierbij wordt periodiek (bijvoorbeeld ieder semester) een kennistoets afgenomen die is afgestemd op de eindtermen van de opleiding. Hierbij wordt de geleidelijke toename van kennis van de student gemeten en kan de student ook zijn eigen voortgang meten. Hiermee wordt ook voorkomen dat de student pas aan het eind van de studie geconfronteerd wordt met eventuele achterblijvende kwaliteit van de gevolgde opleiding. De student krijgt inzicht in de voortgang en kan dus ook kiezen om naar een andere instelling te gaan als daar de kwaliteit en daarmee de slagingskans beter is. Door de toetsing bij de start van de opleiding wordt ook het werkelijke instroomniveau gemeten en daarmee wordt een nog nauwkeurigere meting van de onderwijswinst mogelijk. Momenteel wordt er door de medische faculteiten van de universiteiten van Maastricht, Nijmegen, Leiden en Groningen al een experiment met dergelijke voortgangstoetsen uitgevoerd.
_______________________________________________________________________________________________ Hoe krijgen we het Hoger Onderwijs naar de Top? pagina 13 van 13