BOLLETTINO NR. 15 Verantwoording “De pedofiliecrisis in de rooms-katholieke Kerk is klein bier in vergelijking met de echte crisis van de Kerk”, zegt Leonardo Boff. Want deze laatste is structureel. Boff heeft het hier over het instituut-kerk en niet over de Kerk als 'gemeenschap van gelovigen'. Hij ontwikkelt dan de gedachte dat het instituut-kerk steunt op twee vormen van macht en schetst hoe haar machtsstreven in de loop van de geschiedenis crescendo is gegaan, gesteund door de illusoire gedachte dat die macht rechtstreeks van Christus komt. Zo maak je je macht natuurlijk sacraal en onaantastbaar, onfeilbaar en niet vatbaar voor verandering. Dat is net het tegenovergestelde van hetgeen José Comblin in het begin van zijn artikel de uitdagingen voor de theologie in de 21ste eeuw stelt. Hij maakt een onderscheid tussen religie en evangelie. “Het christendom”, zegt hij, “is oorspronkelijk geen religie en Jezus stichtte geen enkele godsdienst. Later stichtten de christenen de christelijke godsdienst. Het is een menselijke schepping en geen goddelijke. De religie is een product van de menselijke cultuur”. De crisis van het instituut-kerk is dus niet alleen een organisatorisch maar ook een theologisch probleem. Het zou wel eens interessant kunnen zijn het verband te onderzoeken tussen enerzijds de sacralisering van macht en hiërachie in de kerk, en anderzijds de kerkelijke standpunten over bioethiek en seksuele moraal. Volgens jezuïet Fernand Van Neste, voormalig lid van het Raadgevend Comité Bio-ethiek, ligt de oorsprong van de starre houding van de rooms-katholieke kerk met betrekking tot bio-ethiek en seksuele moraal in een natuurwetleer van Stoïcijnse oorsprong (De Standaard, 04.11.2010). Het wijsgerige denken van de Stoa was zeer populair in het Romeinse Rijk en tot laat in de middeleeuwen overheersend in het Middellandse Zeegebied. En zoals de rooms-katholieke kerk op juridisch en organisatorisch vlak de structuren van het Romeinse Keizerrijk heeft overgeërfd, is ze ook schatplichtig aan de heersende filosofie in dat Rijk. Volgens de wijsgerige school van de Stoa “bevat de natuurwet (...) 'gegeven ordeningen in de werkelijkheid': door de goddelijke logos1 aangebracht, houden zij evenwichten in stand in het geheel van de werkelijkheid, ze zijn onveranderlijk én normatief voor het menselijk handelen. Deze ordeningen beperken onvoorwaardelijk de menselijke vrijheid, men mag ze niet 'overtreden', niet wijzigen.” (Van Neste) Ze zijn als het ware in de 'natuur der dingen' ingeschreven, en zeker in die van de sexuele en bio-ethische dingen. In een zienswijze die uitgaat van 'gegeven ordeningen' en van 'evenwichten in de werkelijkheid' is het maar een kleine stap om te komen tot het idee van 'zichzelf herstellende evenwichten', van 'overtredingen die het geheel schade toebrengen' of van 'immanente gerechtigheid'. Ook organische beeldspraak is dan niet veraf. Deze ideeën treffen we zowel bij kardinaal Danneels, als bij aartsbisschop Léonard en paus Ratzinger aan. 1
De stoïcijnen verstonden onder 'logos' de levenskracht van het universum. De logos vormt de oorsprong van het universum, een soort oerfenomeen, waar alle werkingskracht uit voorkomt. (Wikipedia)
1
Zo liet kardinaal Danneels ooit in De Standaard (19-20.08.2000) opschrijven: “In Vlaanderen zitten we met een aantal dissidenten die in de kerk blijven (synodale katholieken, nvdr. DS) en dat is lastig, lastiger dan dat ze eruit zouden stappen en een andere kerk maken. Want dan kun je je tegenstander identificeren (...). Nuances zijn er altijd geweest, maar de dissidenten in Vlaanderen gaan verder dan nuances. Dit gaat over essentiële dingen. In de kerk kan geen pluraliteit zijn. Als alles tegelijk waar is, is er geen waarheid. Maar de dissidentie zal uitsterven. De kerk heeft een zelfzuiverende bloedsomloop” De minder op nuances gestelde Léonard heeft het in verband met aids over “een soort immanente gerechtigheid, een beetje zoals we op het ecologische vlak soms de rekening gepresenteerd krijgen voor wat we het milieu aandoen. Misschien wreekt ook de menselijke liefde zich soms als ze slecht behandeld wordt, zonder dat daarvoor een transcendente bron tussenbeide moet komen (...) Slecht omgaan met de fysieke natuur brengt haar ertoe ons op onze beurt slecht te behandelen en slecht omgaan met de diepere aard van de menselijke liefde mondt ten slotte altijd uit in catastrofes op alles niveaus.” Het 'loontje komt op zijn boontje' krijgt hier bijna kosmische dimensies. Dat is ook zo bij paus Ratzinger die, evenals Léonard, individueel moreel gedrag en ecologie in eenzelfde context plaatst en ze als het ware als communicerende vaten beschouwt. In zijn encycliek 'Caritas in Veritate' schrijft de paus: “Er moet zo iets zijn als een goed begrepen ecologie van de mens. De beschadiging van de natuur hangt namelijk nauw samen met de cultuur, die vorm geeft aan de menselijke samenleving. Als in de samenleving de 'menselijke ecologie' geëerbiedigd wordt, profiteert de ecologie van het milieu daar ook van. Zoals de menselijke deugden met elkaar verbonden zijn, zodat de verzwakking van één deugd ook de andere in gevaar brengt, zo steunt het ecologisch systeem op een plan dat zowel de gezonde samenleving in de maatschappij als de goede verhouding ten opzichte van de natuur betreft. Om de natuur te beschermen is het niet genoeg met aansporende of beperkende maatregelen in te grijpen, en ook passend onderricht is niet voldoende. Dat zijn belangrijke hulpmiddelen, maar het doorslaggevend probleem is het morele gedrag van de samenleving. Als het recht op leven en op een natuurlijke dood niet geëerbiedigd wordt, als conceptie, zwangerschap en geboorte van de mens op kunstmatige wijze plaatshebben, als embryo's worden opgeofferd voor onderzoek, dan verdwijnt uiteindelijk het begrip 'menselijke ecologie', en daarmee het begrip 'ecologie van het milieu' uit het algemeen bewustzijn (...) Het boek van de natuur is één en ondeelbaar, wat betreft het milieu, maar ook wat betreft het leven en het terrein van seksualiteit, huwelijk, gezin, sociale betrekkingen, kortom de integrale ontwikkeling van de mens” (nr. 51). Wat kunnen we hieruit concluderen? Het fundamenteel probleem met de crisis van de kerk in België is niet Léonard en zijn slechte communicatie. Hij heeft, als zetbaas van Rome, de zaken alleen maar op scherp gesteld. In tegenstelling tot zijn voorganger zet hij dermate zware punten op de i's, dat die i's zelf eronder bezwijken. Het fundamentele probleem is dat van een theologie annex kerkstructuur die geworteld zijn in een voorbijgestreefde sacrale en dus ook onbijbelse, ja zelfs antibijbelse cultuur. “De voornaamste en enigszins enige taak van de theologie is de kritische studie van heel de christelijke traditie om terug te keren naar het evangelie” stelt Comblin, “het gaat erom te herontdekken van wat werkelijk werd geopenbaard in het leven en de dood van Jezus.” “We moeten dringend terugkeren naar een Kerk van de armen” zei Jon Sobrino vorig jaar ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van de geboorte van Helder Camara.
2
“Wat op een dag werd opgebouwd, kan op een andere dag afgebroken worden”, zegt Léonard(o) Boff. Dat is een heel programma! Met Bollettino wil onze werkgroep daar een bescheiden bijdrage toe leveren. Samen met velen willen we bijdragen tot het schrijven van een 'derde testament' van nieuwe praktijken en verhalen die voortbouwen op het 'eerste' en 'tweede' testament. Maar dan moeten we ze eerst van onder het stof van eeuwenoude aanpassing aan heersende belangen vandaan halen en ze bevrijdend leren lezen. We zijn daarom blij hier de verschijning te kunnen aankondigen van een boek dat bij dat proces van herontdekking van onze bronnen kan bijdragen. De titel luidt: 'Een Derde Testament. Bevrijdende Schriftlezingen'. Elders in dit nummer lees je er meer over. Een hartelijke groet! Werkgroep Bevrijdingstheologie van CvS 18 november 2010
Inhoud van dit nummer
Verantwoording
1
José Comblin De uitdagingen voor de theologie van de XXIste eeuw
4
Frei Betto Religie en spiritualiteit
10
Leonardo Boff Waar de echte crisis van de kerk ligt
12
Jon Sobrino Wij moeten dringend terugkeren naar de kerk der armen Bij de honderdste verjaardag van de geboorte van Helder Camara.
14
Amina Wadud A'Ishah's erfenis Kijk op de strijd voor vrouwenrechten in islam
18
Een Derde Testament. Bevrijdende Schriftlezingen
21
3
De uitdagingen voor de theologie in de XXIe eeuw José
Comblin
Ons uitgangspunt is het onderscheid tussen religie en evangelie. Het christendom is oorspronkelijk geen religie en Jezus stichtte geen enkele godsdienst. Later stichtten de christenen de christelijke godsdienst. Het is een menselijke schepping en geen goddelijke. De religie is een product van de menselijke cultuur. Er bestaat een grote verscheidenheid en alle hebben ze dezelfde structuur, hoewel ze zeer van elkaar verschillen qua uitwendige vorm. Ze hebben alle een mythologie, een cultus en een klasse gewijd aan de uitoefening ervan. Daarin verschilt de christelijke religie niet van de andere. Zij ook is een menselijke schepping, een product van verschillende culturen. De religie is een fundamenteel gegeven in het menselijk bestaan. De religie stelt de vraag naar de zin van het leven op deze aarde, ze heeft het over de waarden, over de plaats van de mens in het universum, en over het probleem van de verlossing van deze wereld van al zijn kwalen. De religie werd intens bestudeerd door de religieuze antropologie, door de godsdienstsociologie, de godsdienstpsychologie, en de godsdienstgeschiedenis. Ook de christelijke godsdienst werd aan deze disciplines onderworpen. Als menselijke schepping is zij aan verandering onderhevig geweest en kan zij in de toekomst nog wijzigingen ondergaan naargelang de veranderingen in de geschiedenis. Dit is vandaag zelfs een van de grote uitdagingen, omdat de christelijke godsdienst uitgeput is en geen antwoord biedt op de richting die de hedendaagse cultuur ingeslagen is. Wel blijven er nog resten van het verleden. Het evangelie van Jezus is niet een religie. Jezus heeft geen religie gesticht: hij heeft geen enkele religieuze doctrine noch mythologie afgekondigd, geen discours over God. Hij heeft geen cultus gesticht en geen clericale klasse in het leven geroepen. Jezus verkondigde het Koninkrijk van God op aarde. Het Rijk Gods is geen religieus rijk. Het gaat over de vernieuwing van de gehele mensheid, een verwezenlijking die de zin van de menselijke geschiedenis verandert. Het opent een nieuw tijdperk, het laatste tijdperk. Het is een boodschap voor heel de mensheid met al haar culturen en religies. Je zou kunnen zeggen dat het een boodschap is en een metapolitieke geschiedenis. Omdat mensen niet zonder religie kunnen leven, hebben de leerlingen van Christus gedurende 2000 jaar een godsdienst opgebouwd die als het ware het omhulsel van de christelijke boodschap was. Met het gevaar van het christendom een godsdienst te maken. De religieuze omkleding kan immers de boodschap van het evangelie verduisteren of ze kan tot die boodschap leiden volgens de evolutie van de geschiedenis. In veel gevallen heeft de religie het evangelie verduisterd. De christenen hebben een doctrine verkondigd die veel elementen van het jodendom of van niet-joodse of niet-christelijke godsdiensten gebruikte. Ze hebben een cultus van dezelde inspiratie gecreëerd en een heel juridisch systeem in het leven geroepen dat een heel complex instituut omkadert. We kunnen stellen dat de geschiedenis van het christendom de geschiedenis is van een spanning of een conflict tussen religie en evangelie, tussen een menselijke neiging tot religie en de stemmen of het leven van degenen die volgens het evangelie wilden leven. De godsdiensten zijn conservatief en geloven in een wereld waarin alles een religieuze verklaring krijgt. Onbewust wijzigt de religie maar ze weerstaat iedere poging die haar bewust wil veranderen. Veel christenen en christelijke structuren vechten zonder het te weten tegen het evangelie. Charles Maurras, een Franse atheïst uit de twintigste eeuw, zat er niet volledig naast toen hij de Romeinse religie feliciteerde omdat zij het christendom van het gif van het evangelie had bevrijd. Het is een beetje overdreven, maar wel suggestief. Het evangelie is verandering, beweging, vrijheid. Het kan de wereld niet aanvaarden zoals hij is want het wil de wereld veranderen. Het evangelie is conflict tussen rijk en arm. Het is een keuze tussen rijk en arm. In de religie zijn rijk en arm deel van de algemene harmonie. Zo is het omdat het zo moet zijn, hoewel de rijken de armen moeten helpen maar dan wel zonder de door God of zijn substituten geschapen structuur
4
te veranderen. De religie zoekt vrede, al is het in eendracht met de macht. Het evangelie vraagt conflict. De taak van de theologie bestaat erin te onderscheiden. Ze moet zoeken wat evangelie is en het onderscheiden van alles wat er aan toegevoegd werd en dat kan of moet veranderen om trouw te zijn aan dat evangelie. De theologie moet het evangelie bevrijden van de religie. De religie is goed als ze helpt het evangelie te zoeken en als ze dat evangelie niet onder de religieuze omkleding vergeet. De religie is nodig voor de mens, maar ze moet onderzocht en gecorrigeerd worden. De theologie staat in dienst van het christen volk of zelfs van het niet-christen volk, om het waarachtige evangelie te leren kennen en tot het waarachtig geloof te komen en niet tot een religieus gevoel. Eeuwenlang stond de theologie in dienst van het instituut, om het te verdedigen tegen de ketterijen of de vijanden van de Kerk. Zo was het na het Concilie van Trente 1 tot in de twintigste eeuw, en in veel regio's nog tot aan Vaticanum II. Het was apologetiek, een intellectueel wapen in dienst van de hiërarchie om strijd te voeren tegen de Gereformeerde Kerken en heel de moderniteit. In zekere zin was het een wapen tegen de leken opdat ze zich niet zouden laten verleiden door de vijanden van de Kerk. Vóór het Concilie van Trente was de theologie een commentaar op de bijbel, vrij, voor iedereen open als een gratis intellectueel werk. De Reformatie vertrok vanuit theologen en dan stond de theologie onder de strikte controle van de hiërarchie. 1. God De meeste katholieken verstaan onder het woord God een idee van een God die voor heel de mensheid dezelfde is, maar wel in verschillende vormen. God zou een kosmische God zijn. Hij staat in de kosmos als de schepper of de regelaar ervan. Hij is almachtig, eeuwig, alwetend, in staat om te straffen en te belonen. Hij is toegankelijk voor gebeden en eist offers en giften. Men moet hem vergiffenis vragen en die vergiffenis met verschillende prestaties betalen. Hij is een onderdeel van het heelal op het hoogste niveau, hij zit in de hemel van waaruit hij heel de wereld bestuurt. Hij is de maker van de orde of van hetgeen de mensen de wereldorde noemen maar in werkelijkheid de wanorde van de wereld is. Hij wil niet dat die orde veranderd wordt. Ze geloven dat ze God kennen maar ze kennen hem niet. Ze kennen hoogstens een idee dat onder vele verschillende vormen, door heel de mensheid gedeeld wordt. Maar ze kennen God niet, want niemand heeft God ooit gezien en niemand weet wat hij is. Ze denken dat ze hem kennen, ze vergissen zich en bedriegen de anderen. 2. De Openbaring God heeft zich in Jezus Christus te kennen gegeven. Hij kondigde die openbaring aan door de profeten, maar toen had hij zich nog niet te kennen gegeven. Hij liet zich kennen in het leven van Jezus. Jezus gaf hem niet te kennen door middel van woorden, toespraken of doctrines. Niets van dat alles heeft hij gedaan. Hij zei nooit iets over de Vader op theoretische wijze. Daarmee keldert hij alles wat over God gezegd werd en elke theologie, die slechts menselijke constructies zijn. Ze veronderstellen dat dit theologisch discours verwoordt wat Jezus wilde zeggen maar niet zei. Dat is een vergissing. Als Jezus het niet gezegd heeft, dan is deze stilte zelf reeds een openbaring. Het Woord of de openbaring van God is vlees geworden 2. Er werd niet gezegd 'mens', omdat 'mens' een dubbelzinnige categorie is. Wat is 'mens' zijn? De officiële leer van de Kerk laat zich inspireren door de Griekse categorieën die de grote concilies gebruikten. Ze spreken over de twee naturen in Jezus: de goddelijke en de menselijke. Jezus zou een menselijke natuur hebben. Maar het woord 'natuur' zegt niets over wat Johannes wil zeggen. Jezus was vlees, en dat betekent een menselijk leven met al zijn zwakheden, blootgesteld aan alle ongemakken van de materiële wereld, een leven gemaakt van hoop, dromen en teleurstellingen, van plannen, successen en mislukkingen, van vreugde en verdriet, dat uiteindelijk uitloopt op de dood. Het vlees is dat alles en nog veel meer. 1 2
1545 – 1563 nvdr. Johannes 1, 14
5
Het Woord is vlees geworden, of God is vlees geworden. Dit betekent dat God al zijn macht opgaf en zwak werd als ieder mens. Hij aanvaardde zelfs niet dat wat macht betekent in de menselijke samenleving. God heeft zich arm, leek, zonder geld of politieke macht gemaakt, zonder culturele macht. Hij werd een boer uit Galilea, een provincie die vervloekt werd door de wetsgetrouwe Joden. God is zwak, kent het lijden en de vervolging, de roemloze dood op het kruis. De Vader is nooit gescheiden van de Zoon. De ene is in de andere. Waar vinden we de openbaring van God? Het is in het leven van Jezus, maar eerst en vooral in het gehele project van zijn leven. Jezus had een goed gedefinieerd project dat hij in al zijn daden en woorden duidelijk maakte. Het project is een radicale verandering van het hele mensdom met het oog op een rechtvaardige en broederlijke mensheid. Volgende elementen maken deel uit van zijn project: de afkondiging van het in onbruik geraken van de godsdienst van Israël om terug te keren naar de belofte aan Abraham; de polemiek tegen de gezagdragers die het joodse systeem willen handhaven tot en met het laatste conflict dat uitmondt op het het kruis. Het kruis is de uiteindelijke afloop van de strijd tegen de verdedigers van de traditionele wet van het jodendom. Bovendien toont Jezus de tekenen van de nieuwe mensheid: de zorg voor de zieken; de voorrang van de verdrukten en van de slachtoffers die ervan beschuldigd worden zondaars te zijn; de keuze van een groep leerlingen die het evangelie in de hele wereld moeten verkondigen; de tekenen van opening naar de heidenen en de ketterse Samaritanen; de vervanging van de wet door de vrijheid. Jezus wil een vrije mensheid. Paulus vat dit alles goed samen wanneer hij het christendom definieert als een oproep tot vrijheid. Wat Jezus deed openbaart de Vader. We kunnen het evangelie niet lezen los van de globale context van Jezus' levensproject. 3.De vrijheid Gods De vrijheid Gods toont zich juist hierin dat hij afstand doet van alle macht. Het leven van Jezus is er een zonder macht, hij dringt zich niet op, hij veroordeelt niet, hij verplicht niet. Dat was ook het programma van Dom Helder Camara toen hij in Recife toekwam: twee verboden woorden, bevelen en eisen. Jezus wijst de weg door zijn handelswijze. Hij komt om de weg naar een vrije mensheid te openen. Op die weg is er geen sprake van macht. Hij handelt vrij zonder angst, hij weerstaat de machtsverleidingen van de Satan, hij komt, zonder angst en met grote durf, in conflict met alle gezagdragers. God respecteert de vrijheid van de mensen en daardoor opent hij voor hen de weg naar de vrijheid. Het kruis toont de weg van de vrijheid: beter sterven dan moorden. Jezus gelooft in de doelmatigheid van de dood omdat hij weet dat God te vinden is op de weg van de vrijheid zonder overheersing. De kracht van God komt tot uiting in het getuigenis en in de liefde voor de verworpenen, de zondaars, de slachtoffers, de armen in het algemeen. Dat zijn zijn krachten. Het is een heel andere God dan de goden van de religies, inclusief de christelijke religie. De vrijheid komt voort uit de liefde en de liefde komt voort uit de vrijheid. Liefde betekent mannen en vrouwen vrij maken of vrijer. De vrijheid bestaat uit liefhebben. Om lief te hebben moet men vrij zijn. De mensen zijn de gevangenen van hun individualisme, van hun zorg voor zichzelf en dat houdt de liefde tegen. God is liefde omdat hij anderen vrijmaakt. Daarin bestaat zijn liefde. Hij is vrij en wil dat de mensen ook vrij zijn. 4. De bevrijding van mannen en vrouwen De geschiedenis van de mensheid is de geschiedenis van de vrijheid. De mensen worden immers niet vrij geboren, ze worden geboren in een samenleving van overheersing en uitbuiting. Er zijn mannen en vrouwen die anderen overheersen en ze onderwerpen aan hun wil, in dienst van hun rijkdom, van hun privileges, van hun macht. Er is een immense massa mannen en vrouwen die gedomineerd, uitgebuit en gemarginaliseerd worden opdat anderen zouden kunnen heersen en groot worden. Daarom is de geschiedenis een constante en steeds weerkomende strijd van de machtigen om hun heerschappij over de onderworpenen op te leggen. En de onderworpenen vechten of proberen te vechten om te overleven en een beetje vrijheid te veroveren. Alle religies bieden een beeld van de mensheid als iets vast, stabiel, in grote lijnen positief, onveranderlijk,
6
schepping van God. Willen veranderen betekent dat men tegen God is. De christelijke godsdienst heeft dit op zijn minst sinds de 4de eeuw en zelfs daarvoor onderwezen. De religie accepteert geen ander conflict dan de strijd tussen religies. Voor Jezus heeft het conflict niet tussen de religies plaats, maar tussen twee klassen, de heersers en de overheersten. Daarom kan de hedendaagse christelijke filosoof Michel Henry, zeggen dat de eerste christelijke filosoof Karl Marx was. De Griekse filosofen waren filosofen van het zijn, van de orde in het zijn, zowel Plato als Aristoteles. In plaats van goede dienaren van de theologie te zijn, hebben ze haar van het evangelie weggeleid. De persoonlijke overheersing, de groepsoverheersing, de structurele overheersing is de zonde die al bestaat sinds de oorsprong van het mensdom. Het is geen verplichting; maar alle menselijke wezens dragen bij tot het behoud van deze overheersingsstructuren. Het is een zonde van allen en het is de zonde van de wereld die op de mensheid zoveel macht uitoefent dat de mensen zich uit eigen kracht alleen, niet van deze heerschappij van de zonde kunnen bevrijden. Ze zijn het slachtoffer van de zonde en ze zondigen door onderworpenheid aan de universele zonde. Jezus komt om de mens uit de slavernij van de zonde te bevrijden. De macht is de grote bekoring: in plaats van dienst transformeert ze zich in overheersing. Daarom geeft God geen enkele blijk van macht want hij heeft afstand gedaan van alle macht om te heersen of op te leggen. Jezus is vrij van zonde, omdat hij niet domineert, en geen enkele vorm van overheersing aanvaardt. 5. De plaats van de armen in de bevrijding Alle religies prediken dat we de armen moeten helpen. Het geven van aalmoezen wordt in alle religies hoog gewaardeerd. Het evangelie zegt iets anders. Het evangelie richt zich tot de armen, omdat zij de geroepenen zijn om de mensheid te bevrijden. Ze heersen niet en kunnen daarom vrij zijn. 'Kunnen', omdat er sommigen zijn die al het mogelijke doen om zelf ook te kunnen overheersen. Maar talrijk zijn degenen die niet wensen te domineren en die proberen hun naaste lief te hebben. Ze doen al het mogelijke om het volk te bevrijden met hun woord, hun getuigenis, hun collectieve acties voor de vrijheid. De bevrijding van de mensheid komt niet van boven naar onder maar veeleer van onderop naar boven. Dit is de dwaasheid van God waarover Paulus spreekt. God heeft voor het zwakke gekozen om de macht van de sterken te vernietigen. De nieuwe mensheid wordt uit de armen geboren, uit allen die niet willen domineren en proberen lief te hebben. Het kunnen christenen zijn of niet, dat maakt niets uit. Het kunnen atheïsten zijn, want de Heilige Geest komt tot allen. De armen ondervinden een enorme tegenstand van de machtigen: ze ondervinden het kruis, maar hebben de belofte van de overwinning van de verrijzenis. De grote uitdaging bestaat erin de armen ervan te overtuigen dat ze de kracht van de Geest hebben om de weg van Jezus te gaan en dat ze in staat zijn om een nieuwe wereld te bouwen, zelfs zonder geld of politieke macht, zonder culturele macht. Want de armen weten wat machteloosheid, angst, en onderwerping aan de groten betekent. De taak van de discipelen van Jezus zal er in bestaan om de armen te stimuleren en te overtuigen dat ze zouden geloven. Want het geloof bestaat er niet in om een universele leer te accepteren die voor iedereen geldt. Dergelijke leer zet niemand in beweging. Het zou slechts een onderwerping zijn aan een systeem van concepten. Het geloof is geloven dat ik in staat ben de weg van Jezus te volgen en dat ik door de kracht van de Geest in staat ben een nieuwe wereld te bouwen, ondanks al mijn zwakheid. Dat geloof is natuurlijk zeer moeilijk, maar de meeste katholieken hebben geen geloof. Ze accepteren alle dogma's, maar hebben geen geloof.
Taken van Theologie De voornaamste en enigszins enige taak van de theologie is de kritische studie van heel de christelijke traditie om terug te keren naar het evangelie. Het gaat erom te herontdekken van wat werkelijk werd geopenbaard in het leven en de dood van Jezus. Het gaat er niet om de religie te vernietigen. Dat zou
7
nutteloos zijn, want de mensen hebben behoefte aan een religie en als die wordt weggeveegd dan verschijnt ze weer op andere manieren. Het probleem bestaat erin te weten te komen wat er van heel de religie door de nieuwe moderne cultuur -die sowieso in alles religies binnendringt- niet meer begrepen of aanvaard kan worden. We moeten zoeken naar wat echt begrijpelijk en betekenisvol is en wat in aanmerking kan komen als aanvaardbare inkleding van het evangelie. Laten we de elementen van de religie bekijken. 1. De leer of de mythologie Jezus heeft geen doctrine geformuleerd. Hij sprak door middel van metaforen, verhalen, parabels, uitspraken, adviezen, opmerkingen over de ervaring van het moment. Dit is een volkse manier om zich uit te drukken, het is het medium van de armen. Als God zich in deze vorm heeft uitgedrukt deed hij dat niet per vergissing of om zich aan te passen aan een zogezegd lager intellect van de armen. Hij gebruikte deze methode omdat ze minder rigoureus is, minder dwingend, meer open. Een doctrine is altijd getekend door een tijdperk, door een cultuur beperkt in tijd en ruimte. De metaforische taal behoudt zijn betekenis in vele culturen. Ze mist echter de nauwkeurigheid van de concepten. Als God het zo deed, is dat omdat hij dat de best mogelijke manier vond om zich uit te drukken. Als die taal niet de nauwkeurigheid van abstracte begrippen heeft is dat omdat God die precisie niet wilde. De woorden van Jezus laten verschillende interpretaties toe en God heeft dat zo gewild. Hij wilde niet dat zijn discipelen in een doctrine gevangen zouden zijn. Later definieerde de Kerk een verplichte doctrine met behulp van concepten die veelal uit de Griekse filosofie afkomstig waren. Ze legde een strikte interpretatie van het evangelie op. De dogma's zijn altijd een oorzaak van twijfels, problemen en weerstanden geweest omdat niet iedereen deze disciplinering van het denken, die Jezus niet had opgelegd, aanvaardde. De taak van de theologie zal erin bestaan het evangelie te bevrijden van de rigiditeit van het dogma. Alle documenten van het leergezag zullen kritisch moeten onderzocht worden. Vanaf Trente zijn de theologen gewoon om een maximalistische interpretatie van de dogma's te geven. We moeten terugkeren naar een minimalistische interpretatie: wat legt het evangelie echt op? Bovendien hebben de dogma's een uitwerking in de geschiedenis door wat ze niet zeggen. De eerste vier concilies concentreren alles rond de concepten 'persoon' en 'natuur'. Ze lieten het menselijk leven van Jezus achterwege. Daarom was het menselijk leven van Jezus gedurende eeuwen geen stof tot nadenken voor de christenen. Thomas a Kempis kon een boek schrijven over de Navolging van Christus, zonder een enkele verwijzing naar het menselijk leven van Jezus. Wat voor een Christus is dat? De dogma's verduisterden eeuwenlang het menselijk leven van Jezus. In Trente had men het niet over het geloof in bijbelse zin, maar over een religieus geloof dat niet christelijk is. Met als gevolg eeuwen van communicatiestoornis tussen katholieken en protestanten, hetgeen vermeden had kunnen worden. . De dogma's werden vastgelegd door pausen of bisschoppen. Maar die vertegenwoordigen niet noodzakelijk het hele christelijke volk, alsof de Geest niet ook in het volk huisde. Er zijn concilies geweest die diepe verdeeldheid teweegbrachten en immense sectoren uit de Kerk gegooid hebben: de Kerken van Syrië, van Egypte en van heel het Oosten, om nog maar te zwijgen van de protestanten. Binnen de vergaderingen van die Concilies hadden dissidenties plaats die geen ketterijen waren. Bijvoorbeeld in het Vaticanum I. Dit verzwakt de definities. Dat alles is onderwerp van de theologie. Natuurlijk is de theologie zelf verdacht in het licht van het evangelie en moet ze zichzelf kritisch onderzoeken om te zien of ze het evangelie helpt te begrijpen of dat ze daar in de weg van staat; wat dikwijls gebeurd is. Want sinds Trente is de theologie in polemiek gegaan tegen de protestanten en de modernisten. Ze stelde zich in dienst van de hiërarchie. En dat is niet de taak van de theologie. Ze dient om het christen volk te helpen beter te begrijpen wat het evangelie zegt. Ze staat in dienst van het christen volk en niet van diens hiërarchie. 2. De cultus In de religie is de cultus het belangrijkste onderdeel. In de loop der tijden hebben de christenen een enorm
8
liturgisch gebouw opgetrokken, zeer streng gereglementeerd tot in alle handelingen en woorden toe. De riten hebben zich geïnspireerd op het Oude Testament en de religies van de gekerstende volkeren. Men is er toe gekomen om zeven sacramenten vast te leggen. Daarbovenop heb je talloze zegeningen en andere cultushandelingen, zowel op volks niveau als voor de meer geletterden. Na Vaticanum II werden er een aantal zeer oppervlakkige veranderingen doorgevoerd maar in essentie bleef alles gelijk. Het gevolg is dat vele katholieken een cultus verlaten hebben die voor hen niets meer betekende. Het is inderdaad moeilijk te begrijpen hoe dit soort liturgie in relatie staat tot het individuele en sociale leven van de huidige tijd. De ziekenzalving wordt nog weinig uitgevoerd. Zeer weinig mensen gaan nog te biechten. Toen al die handelingen in de officiële cultus ingevoerd werden waren ze zinvol. Maar vele riten zijn nu onbegrijpelijk geworden. Welke zouden de gebaren en de woorden zijn die voor de nieuwe generatie betekenisvol zijn? In plaats van op zoek te gaan naar wat de huidige situatie van het mensdom vereist, zijn er belangrijke groepen in Rome die naar het verleden van Trente zouden willen terugkeren. Dat zou het definitieve afhaken van de jeugd betekenen. Men zou naar het Latijn willen terugkeren. Waarom niet naar het Grieks of Hebreeuws? 3. De organisatie Alle religies zorgen er voor dat ze een instituut hebben met als basiselement de priesters die vooral voor de cultus moeten instaan. De christelijke religie kon daar niet aan ontsnappen. Er kwam een clerus te voorschijn die zich -vooral na Constantijn3- van het volk afscheidde en een kaste vormde met haar eigen subcultuur. In feite was de clerus tot aan Trente een groot probleem. Maar Trente slaagde erin orde op zaken te stellen en de clerus uit te tekenen die vandaag nog steeds bestaat. Het systeem is strikt monarchistisch. Alle bevoegdheden liggen bij de paus en de paus delegeert een deel aan de bisschoppen en deze aan de priesters en diakens. De problemen veroorzaakt door de huidige situatie van het monarchistisch systeem en van de scheiding tussen clerus en volk -hetgeen een echte gemeenschap onmogelijk maakt- zijn goed bekend en we hoeven ze hier niet te herhalen. Het is evident dat het systeem niet werkt. Het afwijzen van de clerus is een van de fundamentele redenen waarom de mensen de Kerk verlaten. En in de andere 'historisch' genoemde Kerken is het probleem hetzelfde. Gedurende eeuwen hebben de theologen zich toegelegd op het uitleggen en rechtvaardigen van alle elementen van het systeem. De tijden zijn veranderd. Alles wat verbonden was met de traditionele cultuur heeft zijn betekenis en zijn legitimiteit verloren. De theologie zal het evangelie en de hedendaagse wereld met elkaar in contact brengen. . (Vertaald uit het Spaans. Oorspronkelijke titel: Los retos de la teología en el siglo XXI. Bron: Cuadernos Movimiento También Somos Iglesia Chile. http://alainet.org)
*** ** *
3
Romeins keizer van 313 tot 337, nvdr.
9
Religie en spiritualiteit Frei Betto Spiritualiteit is, zoals seksualiteit, een wezenlijke dimensie van de mens. Deze neurobiologische mogelijkheid kan men cultiveren of niet. Een persoon zonder spiritualiteit ontwikkelt niet de diepe laag van zijn subjectiviteit. De subjectieve verlangens halen het dan op de idealen. Socrates en Descartes hebben onze aandacht gevestigd op de rationele intelligentie, en Coleman op de emotionele intelligentie. Het was Danah Zohar 1, natuurkundige en filosofe, die de aandacht op de geestelijke intelligentie vestigde. Mariá Corbí2 suggereert dat de spiritualiteit kan samengevat worden in de afkorting AOS: Aandacht (voor haar), Onthechting (van zichzelf en bezittingen), Stilte (zich concentreren om zich te decentreren in de andere en in de anderen). Op het eerste gezicht is er tegenstelling tussen materialiteit en spiritualiteit. En ook tussen geest en lichaam. Dit Platonisch dualisme is voorbijgestreefd door zowel de wetenschap als de theologie. Alles en allen vormen we een Eenheid. Dezelfde 92 atomen die we in ons lichaam aantreffen zijn de bouwstenen van het hele universum. Spiritualiteit laat de religies buiten beschouwing. Ze kan beleefd worden zonder hen, en er zijn religies zonder spiritualiteit, verstikt als ze zijn door het gewicht van autoritaire doctrines. Socrates (470-399 v C) en Seneca (4 v C-65 n C) waren diep spirituele mensen, 'heilige heidenen', maar zonder religie. De religies zijn ontstaan in de neolithische periode, wanneer de mens, tot dan toe nomade en verzamelaar, de landbouw ging beoefenen en een sedentair leven begon te leiden. Het scharniermoment was de 7de eeuw voor Christus. In die tijdspanne werden geboren en/of leefden Boeddha (600), Lao-Tse (604), Zarathoestra (660) en de profeten Jeremia en Daniël. De godsdienst als instelling ontstaat in die periode. Voordien overheerste het tribale communautaire wereldbeeld, dat gericht was op het bedaren van de toorn van de goden en op het verkrijgen van bescherming in geval van natuurrampen. De mens werd niet opgevat als een individu ten overstaan van de godheid. Pas sinds de 7de eeuw voor Christus wordt de mens zich bewust van zijn persoonlijke relatie met God. De godsdienst ontstaat als een vorm van sociale controle op de agro-pastorale samenleving. Hun grote verhalen dammen de ethische chaos in en interioriseren tegelijk de macht van de autoriteit. Wat vandaag in crisis verkeert, is niet de spiritualiteit. Het zijn de traditionele vormen van religie. In deze geseculariseerde, onttoverde wereld worden de waarden vervangen door de wetenschappen, het zijn door het hebben, de idealen door de verlangens, het altruïsme door het consumentisme. Zo wordt de religie verdreven naar het privé-leven en de cultushuizen. Het heeft voortaan geen invloed meer op het publieke terrein. Ook binnen de christelijke kerken zelf installeert zich deze tweespalt: de gelovigen nemen afstand van de officiële doctrine en moraal, zoals dat bij de katholieken het geval is met betrekking tot het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Zoals in de arbeidsverhoudingen komt men tot een institutionele flexibilisering van het geloof, waaruit een amalgaam voortspruit van voorstellingen als een esoterisch mozaïek. De crisis van de christenheid in de Renaissance was geen crisis van het christendom. Evenzo kan de crisis van de religies niet worden verward met de crisis van de spiritualiteit. Nu staan we voor een postaxiale, seculiere, post-religieuze spiritualiteit met de autonomie van het individu als centrum. 1
Geboren in de Verenigde Staten (°1945). Auteur van o.m. Spirituele Intelligentie; Spirituele Waarde; Het QuantumZelf 2 Mariano -Mariá in het Catalaans- Corbí (°1932 in Valencia, Spanje) Doctor filosofíe en licenciaat theologie. Directeur van el Centro de Estudio de las Tradiciones Religiosas (Studiecentrum over religieuze tradities) in Barcelona. Auteur van Religión sin religión (Religie zonder religie). nvdr.
10
Wat deze postmoderne spiritualiteit kenmerkt, is aan de ene kant het zoeken niet van de andere maar van zichzelf, het zoeken van geestelijke rust, van de vrede des harten. In die zin gaat het om een egocentrische spiritualiteit, gericht op het eigen ego. En aan de andere kant is deze postmoderne spiritualiteit een politieke spiritualiteit naar buiten gericht op de bevordering van rechtvaardigheid en vrede en geëngageerd voor de ethiek en de bescherming van het milieu. Terugkomend op het schema van Corbí: vandaag moet een evangelische spiritualiteit duidelijk in zijn doelstellingen zijn. Mijn eigen subjectieve welzijn of ook een samenleving gebaseerd op rechtvaardigheid? Ze moet de onthechting bevorderen van eindige goederen zoals koopwaren, macht, geld, roem. Zodat de cultivering van onbegrensde goederen, zoals vriendschap, solidariteit, mededogen, bevorderd wordt. En ze moet vooral verankerd zijn in de stilte, in dialogische, biddende openheid voor God; in de dienstbare houding voor de anderen; in de toegewijde eerbied voor de natuur. (Vertaald uit het Spaans. Oorspronkelijke titel: Religión y Espiritualidad. Bron: www.adital.com.br) *** ** *
Boek Dick Boer: Verlossing uit de Slavernij 'Verlossing uit de slavernij” deze woorden uit een lied van de arbeidersbeweging raken de kern van de Bijbel. Het kon een citaat zijn, zo dicht komen zij in de buurt van de meest cruciale zin uit de Tora (de eerste vijf boeken van de Bijbel), de 'grondwet' van wat er volgens de Bijbel kan worden geloofd, moet worden gedaan en mag worden gehoopt: Ik JHWH ben jouw God, die jou heeft doen uittrekken uit het land Egypte, uit het slavenhuis. Ex. 20,2) Voor miljoenen mensen werd 'Verlossing uit de slavernij' het lied van hun verlangen naar een betere leven, het lied dat hen ertoe bewoog in hun bevrijding te geloven, erop te hopen en die hoop ook in de daad om te zetten. De leuze 'Verlossing uit de slavernij' is de vertaling van die bijbelse boodschap in theorie en praxis van een moderne bevrijdingsbeweging. Bijbelse theologie is de poging de taal van de Bijbel te 'actualiseren'. Zij is op zoek naar een taal die begrip heeft voor wat de wereld van vandaag beweegt, tegelijk echter 'bewaart wat die bijbelse taal in beweging heeft gebracht. De auteur vindt die taal vooral in die moderne bevrijdingsbeweging, die het gewaagd heeft de door de Bevrijder-God begonnen uittocht als menselijk (al te menselijk) handelen voor haar rekening te nemen. Dick Boer (°1939) werkte aan de Universiteit van Amsterdam als docent voor de geschiedenis van de theologie in de 19de en 20ste eeuw. Van 1984 tot 1990 was hij predikant van de Nederlandse Oecumenische Gemeente in de DDR. Hij is medewerker aan het HistorischKritische Wörterbuch des Marxismus. Boer.D, Verlossing uit de slavernij. Bijbelse theologie theologie in dienst van bevrijding, Skandalon, Vught, 2009, 386 pp., € 29,50.
11
Waar de echte crisis van de Kerk ligt Leonardo Boff De pedofiliecrisis in de rooms-katholieke Kerk is klein bier in vergelijking met de echte, want structurele crisis. Die crisis betreft haar historisch-sociale institutionele organisatievorm. Ik heb het hier niet over de Kerk als gemeenschap van gelovigen. Die blijft leven ondanks de crisis. Ze organiseert zich als gemeenschap en niet piramidaal zoals de traditionele Kerk. De vraag is: welk type instelling vertegenwoordigt deze geloofsgemeenschap? Hoe organiseert ze zich? Voor het ogenblik komt ze naar voor als wereldvreemd tegenover de hedendaagse cultuur en in grote tegenspraak met de droom van Jezus, zoals die onderkend wordt door de gemeenschappen die het gewoon zijn geworden de evangelies in groep te lezen en op die manier hun analyses te maken. Kort maar niet karikaturaal gezegd: het instituut-Kerk steunt op twee vormen van macht. De ene vorm is seculier, organisatorisch, juridisch en hiërarchisch van aard en werd overgeërfd van het Romeinse Keizerrijk. De andere is geestelijk en stoelt op Sint-Augustinus' politieke theologie over de Stad Gods. Augustinus identificeert die Stad met het instituut-Kerk. In de concrete opbouw van dat instituut is niet zodanig het evangelie of het christelijk geloof van tel, maar de genoemde machten die voor zich de enige “sacrale macht” (potestas sacra) opeisen, incluis in zijn absolutistische 1 vorm van volheid (plenitudo potestatis) in de Romeinse imperiale stijl van absolutistische monarchie. Caesar bezat alle macht: politiek, militair, juridisch en religieus. Op gelijkaardige wijze bezit de paus de “hoogste, volledige, onmiddellijke en universele gewone macht in de Kerk” (Canon 331 van het Wetboek van Canoniek Recht), attributen die enkel God toekomen. Institutioneel gezien is de paus een gedoopte Caesar. Deze macht die het instituut-Kerk structureert, kwam tot stand vanaf 325 met keizer Constantijn en werd officieel ingesteld wanneer keizer Theodosius de Grote (+395) het christendom als enige staatsgodsdienst oplegde. Het instituut-Kerk accepteerde deze macht met alle titels, eerbetuigingen en paleisgewoonten die tot op de dag van vandaag doorleven in de levensstijl van de bisschoppen, kardinalen en pausen. Deze macht nam in de loop der tijden steeds meer totalitaire en zelfs tirannieke vormen aan. Vooral sinds paus Gregorius VII zichzelf in 1075 tot absolute heer van de Kerk en de wereld proclameerde. Om zijn positie te versterken presenteerde Innocentius III (+1216) zich niet enkel als opvolger van Petrus, maar als vertegenwoordiger van Christus. Innocentius IV (+1254) zette de laatste stap en stelde zich voor als vertegenwoordiger van God en bijgevolg als universele heer van de Aarde. Daarom kon hij porties van deze Aarde toebedelen aan wie hij wilde, zoals aan de koningen van Spanje en Portugal in de 16de eeuw. Alleen moest nu nog de paus onfeilbaar verklaard worden. En dat gebeurde in 1870 onder Pius IX. Zo werd de kring gesloten. Welnu, dit type instituut bevindt zich vandaag in een vergaand erosieproces. Na meer dan 40 jaar volgehouden studie en meditatie over de Kerk (mijn specialisatieveld) vermoed ik dat voor haar het cruciale moment is aangebroken. Ofwel zet ze dapper verandering in, vindt ze aldus haar plaats in de moderne wereld en verwerkt ze het versnelde globaliseringsproces, en hierover zou nog veel te zeggen vallen. Ofwel veroordeelt ze zichzelf verder te bestaan als een steeds meer irrelevante en leeggelopen westerse sekte. Het huidige 'reconquista'-project van Benedictus XVI om de zichtbaarheid van de Kerk tegenover de seculiere wereld te heroveren is tot mislukking gedoemd indien men geen institutionele verandering doorvoert. De hedendaagse mensen accepteren niet meer een autoritaire en droevige Kerk, alsof ze hun eigen begrafenis bijwoonden. Maar ze staan open voor het verhaal van Jezus, voor zijn droom en voor de evangelische waarden. Dit crescendo in het machtsstreven met de illusoire gedachte dat die macht rechtstreeks van Christus komt, verhindert enig welke hervorming van het instituut-Kerk omdat alles in haar goddelijk en 1
absolutisme: onbeperkte heerschappij van de soeverein, niet gebonden aan constitutie of andere wetten 'van Dale). nvdr.
12
onaantastbaar zou zijn. De machtslogica, zoals beschreven in de Leviathan van Hobbes zet zich door: “de macht wil steeds meer macht, omdat zij zich alleen kan veilig stellen door steeds meer macht te verwerven”. Een instituut-Kerk die aldus een absolute macht zoekt, sluit de deuren voor de liefde en neemt afstand van de machtelozen, van de armen. Het instituut verliest het menselijke gelaat en wordt ongevoelig voor de existentiële problemen zoals die met betrekking tot het gezin en de seksualiteit. Het Tweede Vaticaans Concilie (1965) poogde deze afwijking te verhelpen door begrippen als Godsvolk, gemeenschap en collegiaal bestuur te introduceren. Maar de poging werd afgebroken door JohannesPaulus II en Benedictus XVI die opnieuw het Romeinse centralisme gingen benadrukken. Op die manier verergerden ze de crisis nog. Wat op een dag werd opgebouwd, kan op een andere dag afgebroken worden. Het christelijk geloof bezit een intrinsieke kracht om, in deze planetaire fase, een institutionele gedaante aan te nemen die meer overeenkomt met de droom van zijn stichter en aangepast is aan onze tijd. 23.07.2010 (vertaald uit het Spaans. Oorspronkelijke titel: Dónde está la verdadera crisis de la Iglesia. Bron: http://servicioskoinonia.org/boff/articulo.php?num=390)
*** ** *
Interessant om weten Minga 2010 en 2011 'Minga' is een Quechua woord en heeft betrekking op een oude traditie. Het verwijst naar een samenwerking van gemeenschapsleden om taken in het belang van allen te vervullen zoals bijvoorbeeld het onderhouden van wegen, bewerken van gemeenschapsvelde, aanleg van waterleidingen, enz.. Het woord wordt nu ook gebruikt om te verwijzen naar een samenwerking van LatijnsAmerikaanse theologische tijdschriften om collectief in een van hun nummers een bepaald thema te behandelen. Zo was er 2010 een collectief nummer van 17 tijdschriften over de hoogdringendheid van de planetaire ecologie. Voor het ogenblik hebben reeds 14 tijdschriften toegezegd in 2011 één van hun nummers te besteden aan de 50ste verjaardag van het begin van het Tweede Vaticaans Concilie. Deze 'minga's' zijn een intiatief van de Internationale Theologische Commissie van Oecumenische Vereniging van Derdewereldtheologen (EATWOT). Meer informatie, o.m. over de deelnemende tijdschriften, is te vinden op http://comision.teologica.latinoamericana.org. Tweede Nationale Ontmoeting van de Kerkelijke Basisgemeenschappen (CEB) van Panama Deze had plaats van 10 tot 12 september 2010 in Volcán. De Derde Nationale Bijeenkomst zal plaatshebben in Darién in 2012. De slotverklaring ken men lezen (in het Spaans) op http://www.adital.com.br/site/noticia.asp?lang=ES&cod=51116
13
We moeten dringend terugkeren naar de kerk van de armen. Bij de honderdste verjaardag van de geboorte van Don Helder Camara Jon Sobrino Een “arme Kerk zonder macht” heeft nooit veel succes gehad. Dat stond zelfs niet in de aandacht tijdens Vaticanum II, dat zo belangrijk en doorslaggevend was op veel andere vlakken. Die 'arme Kerk zonder macht' stond wel centraal in Medellin en, ondanks talrijke manipulaties, ook in Puebla 1. Maar sinds de laatste drie decennia is de verslechtering onmiskenbaar. Comblin zegt: "Na Puebla begon de Kerk van de stilte. De Kerk begon niets meer te zeggen te hebben." En hoewel Aparecida2 nog een beetje een rem was, heeft in de Kerk nog niet die “omkering van de geschiedenis” plaatsgevonden waar Ellacuría dringend om vroeg met het oog op de genezing van een ernstig zieke maatschappij. De conclusie luidt dat we moeten terugkeren naar een Kerk van de armen en daaraan moeten werken. In El Salvador is na monseigneur Romero de achteruitgang duidelijk. Vandaar ook de noodzaak van kerkelijk herstel. Johannes XXIII verwachtte van het Tweede Vaticaans Concilie dat het zou erkennen dat de Kerk "een Kerk van de armen" is. Kardinaal Lercaro hield daarover, op het einde van de eerste zitting in 1962, een emotionele en heldere toespraak. En Monseigneur Himmer 3 vroeg in alle duidelijkheid: "We moeten aan de armen de eerste plaats geven in de kerk". Maar reeds in oktober 1963 kloeg bisschop Gerlier 4 over het weinige belang dat men aan de armen hechte in het schema voor het conciliedocument over de Kerk. Ook de meest lucide Latijns-Amerikaanse bisschoppen hadden al gauw door dat het thema voor de overgrote meerderheid van het Concilie ver van hen afstond. Toch bleef er steeds een groep bisschoppen bestaan die de inspiratie van Johannes XXIII wilden volgen. Onder hen een heel aantal Latijns-Amerikanen. Ze ontmoetten elkaar regelmatig en discreet in Domus Mariae om het thema "de armoede van de Kerk” te bespreken. Op 16 november 1965, enkele dagen voor de afsluiting van het Concilie, celebreerden ongeveer 40 concilievaders een eucharistie in de catacomben van de Heilige Domitilla. Ze baden "om trouw aan de geest van Jezus" en ondertekenden bij het einde van de viering wat zij "het pact van de catacomben” noemden." Het 'pact' is een uitdaging voor de “broeders in het bisschopsambt” om "een leven van armoede” te leiden en om "dienende en arme kerk" te zijn zoals Johannes XXIII dat verlangde. Onder de ondertekenaars waren er veel Latijns-Amerikaanse en Braziliaanse bisschoppen, die later het gezelschap van anderen kregen. Zij verbonden er zich toe om in armoede leven, en om alle symbolen of privileges van de macht af te wijzen en om de armen in het centrum van hun pastoraat te plaatsen. Deze tekst zou een sterke invloed hebben op de theologie van de bevrijding die een paar jaar later zou ontluiken. Een van de trekkers van het pact was Dom Helder Camara. Dit jaar 5 vieren we de honderdste verjaardag van zijn geboorte op 7 februari 1909 in Fortaleza, Ceará, in het Noordoosten van Brazilië. Als eerbetoon aan zijn persoon en als oproep voor ons, publiceren wij hieronder de tekst. "Het pact van de catacomben: een dienende en arme Kerk" 1
Medellin: Stad in Colombia waar in 1968 de Tweede Algemene Vergadering van de Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferentie (CELAM) plaatshad. De Derde Algemene Vergadering had in 1979 plaats in het Mexicaanse Puebla. nvdr. 2 Vijfde Algemene Vergadering van de CELAM (2007) in Aparecida (Brazilië). nvdr. 3 Charles-Marie Himmer (1902 – 1994) was bisschop van Doornik. nvdr. 4 Pierre Gerlier (1880 – 1965), kardinaal, aartsbisschop van Lyon en primaat van Frankrijk. nvdr. 5 2009, nvdr.
14
Wij, bisschoppen, bijeen op het Tweede Vaticaans Concilie, bewust van onze tekortkomingen om in armoede te leven volgens het Evangelie; gemotiveerd door elkaar voor een initiatief waarin ieder van ons vermeden heeft uit te blinken of zich aan te matigen; verenigd met al onze broeders in het bisschopsambt; in de eerste plaats rekenend op de genade en de kracht van onze Heer Jezus Christus en op het gebed van de gelovigen en de priesters van onze respectieve bisdommen; in gedachte en gebed plaatsnemend voor de Drie-eenheid, voor de Kerk van Christus en voor de priesters en gelovigen van onze bisdommen, engageren wij ons, met nederigheid en in het besef van onze zwakheid maar ook met alle vastberadenheid en kracht die God ons als zijn genade wil schenken, tot het volgende: 1. Op vlak van huisvesting, voeding, verplaatsing en alles wat daar van afhangt, zullen we proberen op de gewone manier van onze bevolking te leven. Zie Mt 5,3; 6,33; 8-20. 2. Wij verzaken voor altijd aan rijkdom en het vertoon ervan, met name met betrekking tot kleding (rijke kleding, opzichtelijke kleuren) en aan symbolen in edele metalen (deze tekenen moeten vanzelfsprekend evangelisch zijn). Mk 6,9; Mt 10, 9, Hand. 3, 6. Geen goud noch zilver. 3. Wij willen geen roerend of onroerend goed bezitten, noch bankrekeningen op eigen naam. Indien enig bezit nodig is, zullen we het allemaal op naam van het bisdom, of van de sociale en caritatieve werken zetten. Mt 6,19-21; Lc 12, 33. 4. In de mate van het mogelijke zullen we het financiële en materiële beheer van ons bisdom toevertrouwen aan een commissie van competente leken die zich bewust zijn van hun apostolische rol. Zo kunnen we minder administrator en meer pastor en apostel worden. Mt 10, 8, Hand 6,1-7. 5. Wij weigeren mondeling of schriftelijk aangesproken te worden met namen en titels die grootheid en macht uitdrukken (Eminentie, Excellentie, Monseigneur ...). Wij verkiezen aangesproken te worden met de evangelische naam 'Padre' (= Vader). Mt 20,25-28; 23,6-11; Joh.13,12-15. 6. In ons gedrag en sociale relaties zullen we alles vermijden wat kan lijken op toekenning van privileges, voorrang of eerste plaatsen toegekend aan rijken en machtigen (bijvoorbeeld wanneer men ingaat op een uitnodiging voor een banket; tijdens religieuze diensten...). Lc 14,8-11; 1 Kor 9,14-19. 7. We zullen eveneens vermijden de ijdelheid te strelen van wie dan ook, wanneer men iemand beloont, om hulp vraagt of omwille van een andere reden. We zullen onze gelovigen uitnodigen om hun giften te beschouwen als een normale bijdrage aan de eredienst, aan het apostolaat of de sociale actie. Mt 6,2-4; Lc 15, 9-13; 2 Kor 12,4. 8. We zullen al het nodige van onze tijd, van ons denken, ons hart, onze middelen, enzovoort.. wijden aan de apostolische en pastorale dienst van de arbeiders, van mensen en groepen die economisch zwak staan en onderontwikkeld zijn, zonder afbreuk te doen aan andere mensen en groepen in het bisdom. Wij zullen de leken, religieuzen, diakens of priesters steunen die de Heer geroepen heeft om de armen en de arbeiders te evangeliseren door net als hen te leven en te arbeiden. Lc 4,18; Mark 6,4; Mt 11, 4; Hand 18,3; 20,33-35; 1 Kor 4,12 en 9,1-27. 9. Bewust van de eisen die de rechtvaardigheid en de naastenliefde ons stellen en van hun onderling verband, zullen we -als een nederige dienst aan de bevoegde overheidsinstanties- ernaar streven de werken van liefdadigheid om te vormen in sociaal werk dat steunt op naastenliefde en rechtvaardigheid, en rekening houdt met iedereen. Zie Mt 25,31-46; Lc 13,12-14 en 33. 10. Wij zullen al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat onze regeringsverantwoordelijken en onze openbare diensten de wetten, sociale structuren en instellingen zouden creëren en doen functioneren die nodig zijn voor rechtvaardigheid, gelijkheid en de harmonieuze en volledige ontwikkeling van de hele persoon en van alle mensen. Zo kunnen we komen tot een nieuwe sociale orde, die beantwoordt aan de waardigheid van mensenkinderen en kinderen van God. Zie Hand. 2,44; 4,32-35; 5,4; 2 Kor 8 en 9, 1 Tim 5,16. 11. Omdat de collegialiteit van de bisschoppen haar hoogste evangelische vervulling vindt in de gemeenschappelijke dienst aan de grote meerderheden -twee derden van het mensdom- die in fysieke, morele en culturele ellende leven verbinden wij er ons toe: • in de mate van het mogelijke de meest dringende projecten van de episcopaten van de arme landen te steunen • samen aan de internationale organisaties te vragen, als evangelisch getuigenis zoals paus Paulus VI dat in de Verenigde Naties deed, economische en culturele structuren tot stand te brengen die verhinderen dat landen arm gemaakt worden in een steeds rijker wordende wereld, maar er integendeel voor zorgen dat de arme meerderheden hun ellende te boven komen.
15
12. Wij verbinden ons ertoe, in pastorale naastenliefde, ons leven te delen met onze broeders in Christus, priesters, religieuzen en leken opdat ons ministerie een echte dienst zou zijn. Zo zullen wij: • streven naar een 'levensrevisie' samen met hen • medewerkers zoeken teneinde meer animatoren te kunnen zijn volgens de Geest dan chefs volgens deze wereld • proberen om ons zo menselijk mogen present te maken en gastvrij te zijn • open staan voor iedereen, ongeacht hun religie. Mk 8,34; Hand. 6,1-7; 1 Tim 3,8-10. 13. Wanneer we naar onze bisdommen terugkeren, zullen wij deze voornemens bekend maken aan alle mensen van onze bisdommen en hen vragen ons te helpen met hun begrip, hun samenwerking en hun gebed. Moge God ons helpen trouw te blijven. De Kerk van monseigneur Romero Als we nu dit pact herlezen valt het op dat het eigenlijk maar over één thema gaat: de armoede. Maar juist omdat dit het scharnier was waarrond alles draaide (en niet om, bijvoorbeeld, de toediening van de sacramenten) heeft het pact van de catacomben belangrijke resultaten opgeleverd in Medellin, en beetje bij beetje in andere kerken. Historisch gezien heeft dit geleid tot de strijd voor gerechtigheid en bevrijding. Kerkelijk gezien tot de optie voor de armen. Theologisch gezien tot de God van de armen. Dit alles kwam ook bij ons terecht in El Salvador en Mgr. Romero kon dat vrucht laten dragen en zegende het. Daarbij kwam dan nog het nieuwe Salvadoraanse gegeven van het martelaarschap. Mgr. Romero heeft in Puebla met die bisschoppen van het pact en die van Medellin kennisgemaakt en hij kwam heel gelukkig terug. "Ik herinner me een van de eerste avonden van de vergadering van Puebla wanneer ik kennismaakte met Mgr. Helder Camara, Mgr. Proaño en kardinaal Arns van Brazilië. Toen ze hoorden dat ik de aartsbisschop van San Salvador was, zegden ze me: 'Je hebt veel te vertellen. Weet dat wij het weten en dat dat volk bewonderenswaardig is. Mogen jullie trouw blijven aan het evangelie zoals tot nu toe'.” Het is duidelijk dat ze bewondering voelden voor Romero zoals hij voor hen. Momenteel zijn er ook nog 'pacten'. Pedro Casaldáliga is er de meest welsprekende woordvoerder van. In zijn rondzendbrief van 2009 schrijft hij over het 'pact'. Na vermeld te hebben dat Dom Helder Camara een van de belangrijkste animatoren was van deze profetisch groep, vervolgt hij: “Vandaag, in dit turbulente tijdsgewricht, belijden wij dat vele sociale, politieke en kerkelijke dromen geldig blijven en dat we er op generlei wijze mogen aan verzaken. Wij blijven het neoliberale kapitalisme verwerpen, samen met het neo-imperialisme van het geld en de wapens, met een economie van markt en consumisme die de overgrote meerderheid van de mensheid in armoede en honger onderdompelt. En wij zullen elke vorm van discriminatie op grond van geslacht, cultuur en ras blijven verwerpen. Wij eisen een ingrijpende hervorming van de mondiale instellingen (VN, IMF, Wereldbank, WHO ...). Wij engageren ons voor een 'diepgaande en integrale ecologie'. Wij moedigen een ander landbouwbeleid aan als alternatief voor de roofzuchtige politiek van het grootgrondbezit, van de monocultuur, van de landbouwchemicaliën. We zullen deelnemen aan de sociale, politieke en economische transformaties om te komen tot een democratie van 'hoge intensiteit'. Als kerk willen we in het licht van het Evangelie de obsessieve passie van Jezus beleven, het Koninkrijk Gods. We willen Kerk zijn van de optie voor de armen, en ook oecumenische en macro-oecumenische gemeenschap. De God in wie wij geloven, de Abba van Jezus, kan op geen enkele wijze oorzaak zijn van fundamentalismen, van uitsluitingen, van opslorpende insluitingen, van proselitische hoogmoed. Het heeft nu lang genoeg geduurd om van onze God de enige ware God te maken. Mijn God, laat hij mij Gpd zien? Met alle respect voor de opinie van paus Benedictus XVI, de interreligieuze dialoog is niet alleen mogelijk, hij is noodzakelijk. Wij zullen van de kerkelijke medeverantwoordelijkheid de legitieme uitdrukking maken van een volwassen geloof. We zullen na eeuwen van discriminatie de volledige gelijkheid van de vrouw in het leven en de bedieningen van de Kerk opeisen. Wij zullen de vrijheid en de erkende dienst van onze theologen en theologes stimuleren. De Kerk zal een netwerk zijn van biddende, dienstbare, profetische gemeenschappen, getuigen van het Goede Nieuws: een Goed Nieuws van leven, vrijheid, en gelukkige
16
communio. Een Goed Nieuws van Samaritaanse barmhartigheid, onthaal, vergeving, tederheid, op alle wegen van de mensheid. We zullen doorgaan met ervoor te zorgen dat in de kerkelijke praktijk de waarschuwing van Jezus beleefd wordt: "Zo mag het er bij jullie niet aan toe gaan" (Mt 21,26). Het gezag moet een dienst zijn. Het Vaticaan zal ophouden staat te zijn en de paus zal geen staatshoofd meer zijn. De Curie zal grondig hervormd moeten worden en de plaatselijke kerken zullen de inculturatie van het evangelie en het gedeelde ambt cultiveren. De Kerk zal zich zonder angst, zonder vluchtroutes, verbinden met de grote kwesties van gerechtigheid en vrede, van de mensenrechten en de erkende gelijkheid van alle volkeren. Ze zal een profetie zijn van aankondiging, van aanklacht en troost.” (Vertaald uit het Spaans. Oorspronkelijke titel: La urgencia de volver a la Iglesia de los Pobres. Bron: Reflexión y Liberación, Chili) *** ** *
Interessant om weten De heruitvinding van de Verenigde Naties, een onmisbare organisatie Miguel d' Escoto, een van de priesters in de Sandinistische regering van Nicaragua (1979 – 1990) en tijdens de 63ste zitting (sept. 2008 – sept. 2009) voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, heeft samen met Leonardo Boff een ontwerp gemaakt van herschrijving van het grondcharter van de Verenigde Naties. “De grote meerderheid van de aardbewoners vinden dat de VN”, schrijven zij, “een onmachtig gemaakte, inefficiënte en bijna overbodige instelling is. De machtigste natie van de wereld, die weinig geeft om de ecologische toekomst van Moeder Aarde, heeft ertoe bijgedragen de Organisatie te demoraliseren door haar beslissingen niet te respecteren, door zich te gedragen als haar eigenaar en door de Veiligheidsraad naar welbevinden te manipuleren” Dat alles kan veranderd worden, stellen d' Escoto en Boff. De macht van de Algemene Vergadering, van de groep der 192 lidstaten, kan herwonnen worden en dat gebeurde reeds grotendeels tijdens de 63ste zitting. Dit heroveren van de macht van de Algemene Vergadering, dit wil zeggen de democratisering van VN, is mogelijk en moet verdergaan. Om bij te dragen tot deze herwinning van de macht van “wij de volkeren” in de Verenigde Naties hebben zij zich voorgenomen een voorstel van nieuw charter te schrijven. Ze voorzien drie delen, het eerste deel is uitgeschreven onder de hoofding “Universele Verklaring over het Gemeenschappelijk Goed van de Aarde en de Mensheid”. Zoals een grondwet bevat deze verklaring ook een 'preambule' en verder 22 'artikelen'. Men kan uitgebreider kennismaken met de motivatie van d'Escoto en Boff om zich aan dergelijk initiatief te begeven + met het genoemde eerste deel op www.servicioskoinonia.org/logos/articulo.php?num=118 (Spaans) of www.servicioskoinonia.org/logos/articulo.php?num=118e (Engels)
17
A'ishah's erfenis Amina Wadud's kijk op de strijd voor vrouwenrechten in islam Amina Wadud1 Ik bekeerde me tot islam tijdens de tweede feministische golf in de jaren '70. Ik zag alles door een prisma van religieuze euforie en idealisme. In de islamitische denkwereld heb ik als wetenschapster en activiste, gestreden om idealisme om te zetten in pragmatische hervormingen. En mijn voornaamste inspiratiebron was islams eigen eerste inspiratiebron: de Koran. Voor mij is het duidelijk dat de Koran ernaar streefde alle opvattingen over vrouwen als tweederangswezens uit te wissen. Er staan meer passages in over kwesties die te maken hebben met vrouwen -als individuen, in het gezin, als leden van de gemeenschapdan met alle andere sociale kwesties samen. Laten we beginnen met het Koranverhaal over de oorsprong van de mens. De 'man' is niet geschapen naar het beeld van God. En het is ook niet zo dat er uit de man een onvolkomen vrouwelijke hulp werd getrokken als aandenken of als nuttige voorziening. Tweevoudigheid is het primordiaal ontwerp van alle schepping: “En alle dingen schiepen wij in paren” (Koran 51,49). Wanneer de proto-menselijke ziel, identiteit of persoon (nafs) in bestaan gebracht wordt, maakt de partner (zawj) derhalve reeds deel uit van het plan. De twee bevinden zich in een staat van gelukzaligheid: de Tuin van Eden. Ze zijn gewaarschuwd tegen Satans bekoring maar zij vergeten het en eten van de boom. Wanneer de Koran het gebeuren in de Tuin verhaalt, gebruikt hij de bijzondere Arabische dualisvorm om duidelijk te maken dat ze beiden schuldig waren. De vrouw wordt er nooit uitgepikt en als verleidster gestraft. Uiteindelijk zoeken de twee vergeving en dat wordt ingewilligd. Zij beginnen onbesmet het leven op aarde, zij zijn niet in ongenade 'gevallen' en vertonen geen spoor van erfzonde. Integendeel, in islam begint de scheppingsgeschiedenis voor de mensen op aarde met vergeving en genadigheid en -het belangrijksteook als een belofte of verbintenis van God. Hij/Zij/Het zal begeleiding voorzien door openbaring. Adam is de eerste profeet. Verder benadrukt de Koran dat Allah, omdat Hij/Zij/Het niet geschapen is, bijgevolg ook niet gevat of begrensd kan worden door gecreëerde begrippen, als geslacht. Het feit dat de Arabische grammatica geslachtsaanduidingen kent, heeft zelfs de beste Arabische grammatici er toe geleid verkeerdelijk een geslacht toe te wijzen aan de zaken waarnaar de woorden verwijzen. Moderne vrouwenstudies hebben deze genderbias in de taal geanalyseerd. Islam heeft met betrekking tot vrouwen en maatschappij radicale veranderingen meegebracht, in weerwil van het diepgewortelde patriarchaat in het Arabië van de zevende eeuw. De Koran kent vrouwen expliciete rechten toe op gebied van erfenis, van eigen bezit, van echtscheiding en om te getuigen voor de rechtbank. Hij verbiedt moedwillig geweld tegenover vrouwen en meisjes en is tegen dwang in huwelijk en samenlevingsaangelegenheden. Vrouwen en mannen moeten op gelijke wijze alle religieuze plichten vervullen, en zijn op gelijke manier onderhevig aan bestraffing voor misdragingen. Vrouwen, tenslotte, krijgen de opperste zegen aangeboden: het paradijs en de nabijheid van Allah: “Wie heilzaams bedrijft, man of vrouw, en hij is gelovig diegenen gaan de Gaarde binnen (Koran 40,40). In de periode die onmiddellijk op de dood van de profeet volgde, namen vrouwen actief deel op alle niveaus van de gemeenschapszaken -religieus, politiek, sociaal, pedagogisch, intellectueel. Ze speelden sleutelrollen in het bewaren van tradities, in het uitdragen van kennis en in het aanvechten van gezag wanneer dit tegen hun begrip van de Koran of van de erfenis van de profeet inging. A'ishah, de lievelingsvrouw van de profeet, over wie hij gezegd had dat we van haar de “helft van onze godsdienst” zouden moeten leren, werd door de vroege rechtsgeleerden als adviseur aangezocht. In de 1
°1952 in de VS. Tot 2008 professor islamstudies in het 'Department of Philosophy and Religious Studies at Virginia Commonwealth University (Richmond, VS). Thans visiting professor aan Gadjah Mada Universiteit in Yogyakarta, Indonesië. Auteur van o.a. “De koran en de vrouw. Herlezing van een heilige tekst vanuit een feministisch perspectief”, uitg. Bulaaq, Amsterdam, 240 pp. nvdr.
18
befaamde “Slag van de Kameel” voerde zij een leger aan. De profeet kreeg zelfs een openbaring terwijl hij met zijn hoofd op haar schoot lag. Jammer genoeg, duurde deze periode niet lang genoeg om een duurzaam patroon tot stand te brengen dat als historisch precedent kon gelden. En het dragen van de naam A'ishah kan hetgeen de status van vrouwen in de duizend daaropvolgende jaren zou overkomen niet wegvagen. Tijdens de periode van de Abbasiden 2, toen de fundamenten van islam ontwikkeld werden, waren de belangrijkste geleerden en denkers uitsluitend mannen. Zij hadden geen ervaring met openbaring uit eerste hand, hadden de profeet niet rechtstreeks gekend en waren soms beïnvloed door intellectuele en morele culturen die diametraal tegenover islam stonden. Vrouwelijke islamisten deelden -door mannen geschreven- boekjes uit met titels als “De Wijsheid achter het Islamstandpunt over vrouwen”. Meer bepaald verwijderden ze zich van de ethische bepalingen uit de Koran over vrouwelijke autonomie en gingen ze in de plaats daarvan pleiten voor onderworpenheid, het zwijgen en de afzondering van de vrouwen. Als de tussenkomst van vrouwen in consideratie werd genomen, was dat in verband met het dienen van mannen, gezin en gemeenschap. In de wetgeving begon men over vrouwen in dezelfde bewoordingen te discussiëren als over materiële objecten en bezittingen. (Dat is vandaag na te gaan in de Pakistaanse wetten over verkrachting. Het misdrijf wordt daar benaderd als een diefstal van mannelijk privé-eigendom zonder de rechten van de vrouw in rekening te brengen). Pas in de postkoloniale 20ste eeuw zouden moslimvrouwen opnieuw naar voren treden als actieve deelneemsters in alle gebieden van islamitische openbare, politieke, economische, intellectuele, sociale, culturele en geestelijke zaken. Vandaag streven moslimvrouwen op veel verschillende manieren naar grotere participatie, maar niet altijd in eensgezindheid met elkaar. De nachtelijke pogingen om op de VN-Wereldvrouwenconferentie in Beijing (1995) in het ngo-forum tot een gemeenschappelijk stemgedrag van moslimvrouwen te komen, ontaardden in schreeuwsessies. De verschillende strategieën en perspectieven konden eenvoudigweg niet tot consensus gebracht worden. Op de Linkerzijde waren er veel seculiere feministen en activisten die, hoewel zelf moslim, islam alleen op culturele basis definieerden. Hun politiek werd ingegeven door postkoloniale en marxistische nationalistische agenda's. Concrete vrouwenobjectieven van totale gelijkheid: onderwijsniveau, loopbaankansen, politieke participatie en vertegenwoordiging werden in westerse termen begrepen. Het cultureel opleggen van de sluierdracht was voor hen een symbool van vrouwelijke achterlijkheid; voluit het publieke domein binnentreden en andere indicatoren van bevrijding werden volgens hen veruitwendigd in westerse kledingstijlen. Aan de uiterst Rechtse kant vormden mannelijke moslimautoriteiten en hun vrouwelijke vertegenwoordigsters -bekend als islamisten- de spits van een reactionaire, neoconservatieve benadering. Ze identificeerden een ideale islam met deze beleefd door de metgezellen van de profeet en de volgelingen in Medina. Het enige wat nu moest gebeuren was dat ideaal uit de bladzijden van de geschiedenis tillen en ze op de moderniteit enten middels een complete shari'ah-staat, zonder onderzoek of vragen, volledig voorbijgaand aan de moderne complexiteit. Dan zou het leven perfect zijn. En helemaal niet onbillijk naar vrouwen toe want de wet was goddelijk en de kwestie van patriarchale interpretatie irrelevant. Vrouwelijke islamisten met deze zienswijze deelden brochures (door mannen geschreven) uit met titels als “De wijsheid achter het islamstandpunt over vrouwen”. Hoewel de argumenten intellectueel niet goed onderbouwd of kritisch substantieel waren, hadden ze toch een substantiële invloed. Ironisch genoeg zouden deze argumenten ook deel gaan uitmaken van de retoriek van seculiere feministen om verdedigsters van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid te discrediteren die zich in het centrum bevonden en erop aandrongen te strijden vanuit een islamperspectief, of die gebeurlijk de hijab dragen. De uitdrukking 'islamitisch feminisme' die via wetenschappers en activisten in de jaren '90 ingang vond, zou het perspectief kunnen verhelderen van een groot aantal vrouwen die zich ergens tussen islamisten en seculiere feministen situeren. Terwijl ze hun aanhankelijkheid aan islam als een essentieel onderdeel van zelfbeschikking en identiteit niet wilden opgeven, oefenden ze toch kritiek uit op de patriarchale 2
749 – 1258, nvdr.
19
controle over de basis islamitische wereldvisie. 'Islamitisch feminisme' typeerde deze vrouwen niet, en velen verwerpen nog altijd die term. Hoe dan ook, die term heeft anderen geholpen het onderscheid te verstaan tussen zichzelf en de twee dominante benaderingen van moslimvrouwenrechten. Vandaag zijn meer vrouwen dan ooit in de menselijke geschiedenis, actief in de discussie over de (her)vorming van identiteit. Door naar de oorspronkelijke bronnen terug te keren en ze opnieuw te interpreteren, proberen vrouwelijke geleerden de boeien van eeuwen patriarchale interpretatie en praktijken los te maken. Door onderliggende vooronderstellingen en conclusies in vraag te stellen, openen ze een ruimte om over gender na te denken. Door te putten uit permanente principes van mensenrechten die in de tekst ingesloten liggen, halen ze betekenissen te voorschijn die in interactie kunnen treden met de zich wijzigende morele en intellectuele omstandigheden van de lezer. En vrouwelijke geleerden en activisten zijn ook bezig een systeem van wettelijke hervormingen te construeren dat vandaag aangewend kan worden voor de volle status van vrouwen als morele actoren op alle niveaus van de menselijke samenleving. Dat morele ageren is een opdracht van de Koran en kan niet ingeperkt worden door enig gewicht van historisch precedent, sociale gewoonte of patriachale aspiratie. Het succes op lange termijn van dit project ligt in het feit dat het allemaal plaatsheeft binnenin islam. En de logische basis voor verandering komt van de meest betrouwbare en geloofwaardige bron van islam zelf: de Koran. (vertaald uit het Engels. Oorspronkelijke titel: “A'Ishah's legacy. Amina Wadud looks at the struggle for women's rights within Islam”. Verschenen op 1 mei 2002 in 'New Internationalist Magazine', Oxford) *** ** *
20
Een Derde Testament Bevrijdende Schriftlezingen Paul De Witte, Egbert Rooze, Jan Soetewey, Elke Vandeperre (red.)
Wat kan een mens in de 21ste eeuw nog met de Heilige Boeken van joden, christenen en moslims? Op een moment dat wereldwijd de discussie woedt over de rol van religies en ‘de botsing der beschavingen’ komen ook de inhoud en de werking van Bijbel en Koran onder vuur te liggen. Vormen zij werkelijk het dynamiet onder onze interculturele en interreligieuze samenleving? Of zijn zij net in staat om een bijdrage te leveren aan een meer rechtvaardige en solidaire wereld? Zijn deze eeuwenoude teksten überhaupt nog relevant voor onze zoektocht naar zingeving en voor de maatschappelijke vragen van vandaag of is hun houdbaardheidsdatum overschreden? In de geschiedenis zijn de Heilige Boeken al te vaak door machtsinstituten misbruikt, de teksten werden losgerukt uit hun ontstaanscontext, ingezet voor het eigenbelang van elites, als onderdrukkingsinstrument gehanteerd tegen eenvoudige en kwetsbare mensen. De vraag die de auteurs in dit boek als uitgangspunt nemen, luidt dan ook: is het bevrijdend karakter van deze Boeken niet weggegomd? Werd het volk niet veel onthouden aan innerlijke kracht en innig engagement vanuit de Schriften? En kunnen we opnieuw ‘van onderuit’ beginnen en met een andere bril naar de teksten gaan kijken? Er is natuurlijk al jarenlang verzet tegen die dominante lezingen van de Schriften. In de laatste decennia werden vele sporen tot een bevrijdende decodering van de oude teksten getrokken. Dit boek bundelt een aantal lezingen die allemaal die onder- en achterkant van de werkelijkheid willen opdelven. Soms rauw en tegendraads, soms teder en bemoedigend geven zij weer lucht aan de bevrijdende dimensies van de Heilige teksten. Zo kunnen zij - op hun beurt - leven geven aan Een Derde Testament van nieuwe praktijken en verhalen. Het resultaat is een uniek overzicht van verschillende emancipatorische leeswijzen: 'volks', 'feministisch', 'materialistisch', 'intercultureel', 'politiek', 'joods', 'bevrijdende lezing van de Koran'. Naast een theoretische toelichting van elke lezing, volgt telkens een bijdrage over de concrete toepassing van een leeswijze met methodische tips. Een Derde Testament is dan ook een onmisbare handleiding voor weerbarstige zinzoekers die op een bevrijdende en hedendaagse manier oor willen lenen aan de Schriften in leerhuizen en bijbelgroepen, bij vormingsmomenten in moskee of cultureel centrum. MET BIJDRAGEN VAN: DURRE AHMED, DICK BOER, KLARA BUTTING, HANS DE W IT, PAUL DE W ITTE, KAREL DEURLOO, INA KOEMAN, MARC LOOS, CARLOS MESTERS, JUNG MO SUNG, EGBERT ROOZE, ELISABETH SCHÜSSLER FIORENZA, HANS SNOEK, JAN SOETEWEY, INE VAN DEN EYNDE, ELKE VANDEPERRE, EEFJE VAN DER LINDEN, REMI VERWIMP, ANTON WESSELS, ROCHUS ZUURMOND,
Presentatie op 15 januari 2011 tijdens gratis nieuwjaarsreceptie van de kritische christelijke basisbeweging (16u00 – 20u00). zaaltje van de Sint-Antoniusparochie aan de Schreursvest in Heverlee-Leuven. Belangstellenden welkom. Gelieve u aan te melden bij Motief vzw. Boomsesteenweg 269 2020 Antwerpen tel. 03/216.94.83 e-mail:
[email protected]
21