•
Bloemendaal WMO-raad
College Burgemeester en Wethouders gemeente Bloemendaal Postbus 201 2050 A E Overveen
5 september 2012.
Betreft: advisering rab.t. Nota 2012-0628 kostenbeheersing Collectieve en Individuele Voorzieningen
Geacht College, Hierbij doen wij u toekomen het advies van de WMO-raad Bloemendaal met betrekking tot de aan de WMO-raad voorgelegde Nota 2012-0628 Kostenbeheersing Collectieve en Individuele Voorzieningen kostenbeheersing Collectieve en Individuele Voorzieningen Het advies plaatsten wij in kaders bij de betreffende paragrafen in de tekst van deze nota. De WMO-raad Bloemendaal hoopt dat zij met de reacties in de bijlage een positieve bijdrage levert aan het gemeentelijk denken over de kostenbeheersing.. Graag wil de WMO-raad ook in het verdere traject van bespreking adviserend betrokken blijven. Uw gewaardeerde reactie stellen wij op prijs. Met vriendelijke groet, hoogachtend, namens WMO-raad Bloemendaal,
Ir. A.M.L.D. Hoenderdos Secretaris WMO-raad Bloemendaal
Kopie: mw. M. Bergh
Secretariaat WMO-raad Bloemendaal p/a Stichting WEB Zijlweg 1 2013 DA Haarlem Tel. 023-5311834 Email: info(d)jtichtinghetweb.nl
Beheersing uitgaven Wmo-voorzieningen In deze notitie worden voorstellen gedaan die een bijdrage leveren aan het beheersen van de uitgaven voor individuele verstrekkingen. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de mogelijkheid binnen de Wmo om de aanvrager van een Wmo-voorziening aan te spreken op zijn eigen verantwoordelijkheid door het vragen van een eigen bijdrage. Het uiteindelijke doel is het bereiken van een balans tussen de inkomsten en uitgaven binnen de Wmo. De voorstellen in deze notitie leveren hieraan een bijdrage.
1
De WMO-raad is van mening, dat bij formele beleidswijzigingen met betrekking tot de uitgaven voor WMO-voorzieningen beter uitgegaan kan worden van afdwingbare rechten en plichten dan van abstracte 'verantwoordelijkheden'. Wil men niettemin 'eigen verantwoordelijkheden' centraal stellen, dan valt te overwegen niet alleen de WMO-cliënten, maar ook de lokale overheid en bij voorbeeld de in prestatieveld 1 bedoelde sociale verbanden aan te spreken.
1. Algemeen Met behulp van collectieve en/of individuele ondersteuning kunnen mensen, die door beperkingen niet in staat zijn mee te doen, zodanig worden gecompenseerd dat ook zij in staat zijn hun huishouden te voeren, zich kunnen verplaatsen en anderen kunnen ontmoeten. De gemeente verstrekt de volgende voorzieningen: hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Het beleid is gebaseerd op: de Verordening maatschappelijke ondersteuning en het gemeentelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning. De gemeente was vóór 1 januari 2007 al verantwoordelijk voor het verstrekken van rolstoelen, woonen vervoersvoorzieningen. De Hulp bij het huishouden is door de invoering van de Wmo per 1 januari 2007 een gemeentelijke verantwoordelijkheid geworden.
2
De WMO-raad plaatst een kritische noot bij een WMO beleid dat volledig als uitgangspunt kiest voor zelfredzaamheid, zelfstandigheid en participatie van kwetsbare burgers. Wanneer verwacht wordt dat bijv. ouderen die fase in hun leven volledig zelfstandig aanpakken, wordt voorbij gegaan aan de bijna onontkoombare beperkingen. Om een oudere daarbij te begeleiden is aandacht nodig voor diens positie, oog voor diens vermogens en gevoel voor diens waardigheid. De meeste kwetsbaren proberen vaak zo lang mogelijk, zoveel mogelijk zélf te doen; zij willen niet om hulp vragen, ook als dat hard nodig is. Autonoom betekent volgens de WMO-raad niet dat je altijd alles zelf moet doen. Het doen van verantwoorde eigen keuzes moet optimaal worden gefaciliteerd. Te ver doorgevoerde zelfstandigheid kan zelfs leiden tot verwaarlozing. Beleidskeuzes over de voorzieningen voor kwetsbaren dienen ook gebaseerd te zijn op wat voor maatschappij wordt nagestreefd. De W M O heeft ter zake mede als uitgangspunt de compensatieplicht. Dit is breder dan de voornoemde voorzieningen; het gaat ook om zelfredzaamheid in het algemeen. Algemene voorzieningen bieden vaak niet een afdoende oplossing. Het accent op maatwerk en keukentafelgesprekken in het Wmo-beleid wijzen als vanzelf naar individuele voorzieningen. Het is belangrijk dat er een diversiteit aan voorzieningen bestaat, waardoor cliënten een passende oplossing bij hun vraag krijgen. Het is belangrijk om van de individuele menselijke behoeften en van het gewenste resultaat uit te gaan en daar de benodigde voorzieningen bij te organiseren; en niet van te voren te bepalen wat die voorzieningen mogen zijn. Dus:meer op maat.
2
Van mensen mag verwacht worden dat zij, alvorens zij een beroep doen op een individuele voorziening van de gemeente, gebruik maken van de aanwezige welzijnsvoorzieningen en een beroep doen op hun eigen (sociale) netwerk. Het gaat dan vaak om mantelzorg of om hulp door vrienden, kennissen of buren. Het betreft hier echter geen wettelijk afdwingbare zorg. Veelal moet de gemeente (alsnog of aanvullend) overgaan tot het verstrekken van individuele voorzieningen.
3
De WMO-raad is van mening, dat men van kwetsbare WMO-cliënten moeilijk kan vragen zelf netwerken aan te boren, laat staan te scheppen. Een diploma van een assertiviteitscursus lijkt daarvoor een noodzakelijke voorwaarde! Hoe wil men cliënten benaderen bij het stimuleren binnen het eigen sociaal netwerk hulp te zoeken? Wordt er niet te veel druk uitgeoefend om dit te bewerkstelligen en zijn de beoogde Mantelzorgers zich bij toezegging bewust wat er van hen gevraagd wordt. Hoe wordt de kwaliteit van de mantelzorg gewaarborgd ? De WMO-raad onderstreept het belang van de Kanteling en van de "keukentafelgesprekken". Voorwaarde voor een verantwoorde uitvoering van de Kanteling en de 'keukentafelgesprekken' is een vraaggerichte indicatiestelling door deskundige medewerkers, zodat er een goed beeld van de vraag is, van de (on)mogelijkheden van de cliënt. Kan vanuit de omgeving van de cliënt wel een adequate ondersteuning worden verwacht? De ontwikkeling van een aanbodmodel naar een vraaggericht model vereist een cultuuromslag. Het vereist dat de WMO-cliënt rustig (niet alles in eens) en duidelijk wordt geïnformeerd. Voorwaarde voor een geslaagde Kanteling is aandacht voor optimale communicatie.
Mede door de toenemende vergrijzing en de teruglopende budgetten zijn de uitgaven en inkomsten binnen de Wmo niet meer in balans. 4
De WMO-raad ziet voorgaande zin graag vervangen door de volgende tekst: Mede door de toenemende vergrijzing en de teruglopende budgetten 'dreigen' de uitgaven en inkomsten binnen de W M O niet meer in balans 'te raken'.
Met maatregelen voor kostenbeheersing, o.a. het vragen van een eigen bijdrage, spreken we burgers (meer) aan op hun eigen verantwoordelijkheid. En komen we tot een in de toekomst beheersbare en betaalbare uitvoering van de Wmo.
5
De WMO-raad ziet graag de in de vorige zin geadviseerde toevoeging "cxa." nader uitgewerkt. Er zijn bijvoorbeeld ook mogelijkheden voor kostenbeheersing door een juiste indicatie, goede inkooptrajecten, verstrekking op maat, minder kosten van de gemeentelijke organisatie, minder bureaucratie, wellicht ook meer vertrouwen en minder controle. Dit is in het belang van iedereen: van burgers, van aanbieders en van de gemeente. Controle op kwaliteit blijft van belang. Hoe om te gaan met een stapeling van kosten?.Wordt er voldoende gelet op de opeenstapeling van stijgende kosten zoals verhoging ziektekosten, energie, huur, diverse eigen bijdrage etc. ? Een cliënt met een op het oog redelijk inkomen kan op deze manier "onopgemerkt" op bijstandsniveau eindigen.
3
Intergemeentelijke Afdeling Sociale zaken De uitvoering van deze taken vindt plaats door de Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken in samenwerking met de lokale loketten. In de IASZ werken de gemeenten Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Heemstede samen. Besluitvorming over de aanvragen voor individuele Wmo-voorzieningen en de administratieve afhandeling vindt plaats door de Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken (IASZ).
6
De WMO-raad merkt op dat de Wmo-loketten in de gemeente Bloemendaal een dominantere rol krijgen en een uitbreiding van taken. Aandacht wordt gevraagd voor omvang en deskundigheid van de personeelsformatie. De zogenoemde 'keukentafelgesprekken' kunnen een goede invulling zijn van een brede indicatie. Er is nog veel onduidelijk over deze keukentafelgesprekken. Belangrijk is het om juist ook de kwaliteit en toetsbaarheid van deze keukentafelgesprekken zorgvuldig uit te werken. Zoals met wie de keukentafelgesprekken worden gevoerd, welke vorm van verslaglegging, de toeleiding naar bestuursrechtelijke besluiten, wanneer competentie van derden inschakelen, et cetera. Bij keukentafelgesprekken is openheid en vertrouwen belangrijk. Wordt de cliënt gestimuleerd ook verborgen gebreken en latente behoeften te verwoorden? Gestimuleerd moet worden dat t mantelzorgers en vrijwilligers uit de omgeving van de cliënt bij het keukentafelgesprek aanwezig zijn. De WMO-raad vraagt zich af hoe te voorkomen dat regionale samenwerking in het toewijzen en implementeren van voorzieningen strijdig wordt met het onmiskenbare lokaal-gemeentelijke accent van de WMO-gedachte.
4
Lenteakkoord Tot voor kort was de verwachting dat de Wmo per 1 januari 2013 zou wijzigen als gevolg van de decentralisatie van de Begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo. Onderdeel hiervan zou zijn het wijzigen van de verplichting om de keus te bieden tussen een persoonsgebondenbudget en zorg in natura in een zogenaamde kan-bepaling. In het Lente-akkoord is bepaald dat besluitvorming over de decentralisatie van de begeleiding en daarmee de wijziging van de Wmo wordt overgelaten aan een nieuw kabinet. Zodra dit aan de orde is volgen op dit onderdeel nadere voorstellen.
7
De WMO-raad merkt op dat een PGB aan mensen meer keuzemogelijkheden en meer regie geeft. Mensen kunnen met een PGB, soms betere begeleiding organiseren dan dat zij met zorg in natura kunnen krijgen. De WMO-raad begrijpt dat het uitgangspunt is dat een verstrekking plaatsvindt in de vorm van zorg in natura, maar dan is het (inderdaad) noodzakelijk dat een divers aanbod gecontracteerd wordt, zodat cliënten gecompenseerd kunnen worden op de manier die voor hen wenselijk en/of noodzakelijk is. Er zullen echter altijd situaties blijven, waarin met een PGB een betere oplossing voor de cliënt gerealiseerd kan worden, daarom pleit de WMO-raad voor het behoud van het PGB. Bij de nadere uitwerking gaat het niet primair om de vraag voor welke voorzieningen en bij welke cliënten een PGB mogelijk blijft; die vraag is bijna tegenstrijdig aan de gedachtegang van het PGB. Het gaat erom of een PGB een adequater antwoord is op de vraag van de cliënt is dan via zorg in Natura aangeboden kan worden. Dit geldt ook voor de mensen die nu via een PGB hulp bij het huishouden krijgen. Zij zullen niet voor niets voor deze optie hebben gekozen. De WMO-raad heeft zich afgevraagd of voor veel van deze situaties niet geldt dat de inzet van een PGB eerder een relatief goedkope dan dure oplossing is. Een beslissing om de toekenning van een PGB sterk te gaan beperken lijkt ons overhaast; zo'n beslissing zou wellicht de continuïteit van zorg voor sommige mensen in gevaar brengen. Wanneer het PGB, volgens een goed model uitgewerkt, als keuze wordt aangeboden, dan hoeft dit beslist geen duurdere voorziening te zijn dan een Natura voorziening. Terwijl de mogelijkheden van kwaliteit en participatie voor de burger met een keuzevrijheid sterk gebaat zijn. Voor de cliënt met een PGB voorkeur moet de meerwaarde van het PGB boven Natura leidend zijn. Het moet een uitdaging voor de gemeente zijn om juist deze burger via zijn of haar keuzes voor de invulling van het PGB beter te leren kennen. De WMO-raad adviseert om de keuzevrijheid voor de cliënt tussen PGB en Natura te behouden.
2.
Voorstellen kostenbeheersing
1.
Invoeren eigen bijdrage/eigen aandeel voor alle Wmo-voorzieningen De wet biedt mogelijkheden - limitatief - om rekening te houden met de financiële draagkracht van de aanvrager. Gemeenten hebben de vrijheid om al dan niet eigen bijdragen op te leggen, maar ze zijn hierbij gebonden aan de maxima die in het Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn aangegeven. De eigen bijdrage is van toepassing bij het verlenen van voorzieningen in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het eigen aandeel is van toepassing bij een financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld voor een woningaanpassing). Een eigen bijdrage kan gevraagd worden voor alle Wmo-voorzieningen met uitzondering van de rolstoelen. Zo kan bijvoorbeeld een 4-wekelijkse eigen bijdrage (=systematiek CAK) gevraagd worden voor het gebruik van een scootmobiel of een woningaanpassing.
8
Eigen bijdrage inkomensafhankelijk? Gemaximeerd? Gebaseerd op welke waarde van de voorziening? Service en Onderhoud? De WMO-raad stelt zich de vraag of een éénmalige bijdrage niet veel beter is. De voorgestelde periodieke eigen bijdrage kan zeer kostbaar worden voor gebruikers.
5
De gemeente hanteert op dit moment een eigen bijdrage voor de Hulp bij het huishouden. Daarnaast betalen gebruikers van het collectief vervoer ook een (klein) deel van de kosten zelf. De organisatie die de inning van de eigen bijdrage op zich neemt is het Centraal Administratiekantoor (dit is wettelijk bepaald). Aan de uitvoering hiervan zijn voor de gemeenten vanaf 2012 geen uitvoeringskosten verbonden. Klanten met een minimuminkomen kunnen voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand aanvragen. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand kan, anders dan bij de bepaling van de eigen bijdrage, het vermogen een belemmering vormen.
9
De gemeente stelt voor om in situaties dat de financiële draagkracht van de aanvrager het toelaat, een eigen bijdrage te heffen over een groter deel in de kosten dan nu het geval is. Enige verhoging in de eigen bijdragen op grond van draagkracht acht de WMO-raad te verdedigen is. Onder voorwaarden is het reëel dat mensen moeten bijbetalen voor voorzieningen. De volgende voorwaarden acht de WMO-raad van belang: de gemeente loopt in het gareel met landelijk beleid en regionale afstemming de gemeente is zich bewust dat een handicap of chronische ziekte geen keuze is maar een te compenseren tekort. Creëer voldoende draagvlak onder de burgers om juist ook vanuit gemeenschapsgelden een bijdrage te kunnen blijven leveren om mensen te compenseren. Van belang is dat aandacht wordt gegeven aan de positie van mensen met een inkomen net boven het sociaal minimum inkomen. Risico is dat juist deze mensen onevenredig zwaar de financiële consequenties ondervinden. Met gevolg dat zij wel onder een sociaal niveau terecht komen, terwijl zij toch geen aanspraak kunnen maken op de regelingen die de verruiming van de voorgestelde bijzondere bijstand biedt. Deze voorziening staat namelijk slechts open voor cliënten WWB. Het is belangrijk dat bij de compensatiemogelijkheden, zoals die gelden vanuit de bijzondere bijstand, juist ook de extra handicap- en chronisch ziekte gerelateerde kosten die mensen moeten maken, worden betrokken. Rekening wordt gehouden met de stapeling van eigen bijdragen, niet alleen binnen de WMO, maar ook binnen andere wetten en regelingen. Zoals extra vervoerskosten,extra eigen risico's bij verzekeringen, extra eigen bijdrage verzekeringen, extra kosten kleine aanpassingen, extra kosten gas, licht en water, extra kosten voor presentjes aan vrijwilligers en Mantelzorgers, et cetera. Deze kosten worden niet of nauwelijks gecompenseerd. Conclusie: de financiële draagkracht moet individueel op maat worden vastgesteld en er moet voldoende financiële ruimte overblijven voor de burger om kwalitatief te kunnen participeren.
Grenzen in de eigen bijdrage regeling De eigen bijdrageregeling houdt in dat tot 120% van het sociaal minimum voor een alleenstaande 65+ resp. tot 105% van het sociaal minimum voor een alleenstaande 65- een vastgelegd maximumbedrag (jaarlijks geïndexeerd) geldt. Boven deze inkomensgrens geldt een maximum eigen bijdrage van 15% over het meerdere inkomen. Gemeenten zijn vrij om binnen dit maximum te kiezen voor een lagere eigen bijdrage of eigen aandeel, bijvoorbeeld door een lager percentage te kiezen of een lagere kostprijs voor een uur hulp of een voorziening. Wijziging inkomensbegrip eigen bijdrage: de vermogensinkomensbijtelling Het Rijk en de VNG zijn overeengekomen het huidige inkomensbegrip voor eigen bijdragen in de AWBZ en Wmo per 1 januari 2013 uit te breiden met een vermogensbestanddeel. De financiële gevolgen hiervan zijn verwerkt in de Junicirculaire gemeentefonds van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De zogenaamde vermogensinkomensbijtelling gaat 6
inhouden dat het inkomen voor het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage wordt opgehoogd met een percentage (12%) van het belastbaar vermogen (boven vrijstellingsgrens box 3). Hiermee is geen vermogenstoets geïntroduceerd, maar telt het vermogen toch mee bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage. De mogelijkheid voor de gemeenten om een hogere bijdrage van cliënten te vragen leidt tot een verlaging van de integratie-uitkering Wmo in het gemeentefonds met € 34 miljoen vanaf 2013 (structureel). Er vanuit gaande dat de gemeenten gebruik gaan maken van de mogelijkheid om het vermogen van cliënten te betrekken, blijft voor gemeenten een even groot budget beschikbaar voor de uitvoering van de Wmo. Uitbreiden eigen bijdrage naar andere voorzieningen Het introduceren van een eigen bijdrage voor de overige Wmo-voorzieningen (m.u.v. de rolstoelen) zal leiden tot hogere inkomsten. Cliënten zullen bij het invoeren van deze maatregel een bijdrage gaan betalen voor hun voorziening(en). De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen (en vanaf 1-1-2013 het vermogen) en van de kostprijs van de voorziening. De opbrengst van deze maatregel is moeilijk in te schatten. Dat komt omdat het inkomen van klanten die uitsluitend een Wmo-voorziening ontvangen, niet zijnde hulp bij het huishouden, niet bekend is. Het neveneffect van de invoering van een eigen bijdrage is dat klanten die de voorziening niet (meer) gebruiken eerder geneigd zullen zijn deze terug te geven. Mogelijk zullen er ook mensen zijn die, gelet op de eigen bijdrage, afzien van het aanvragen van een voorziening via de gemeente en deze wellicht zelf gaan aanschaffen. Uit een bestandsanalyse komt naar voren dat het aantal klanten met een Wmo-voorziening, zonder Hulp bij het huishouden als volgt is: Gemeente Bloemendaal Haarlemmerliede en Spaarnwoude Heemstede
Aantal 400 75 600
Voorstel: de verstrekking van een individuele voorziening per 1 januari 2013 meer afstemmen op de financiële draagkracht van de aanvrager (inkomen én vermogen) door het vragen van een eigen bijdrage voor alle Wmo-voorzieningen (m.u.v. rolstoelen en collectief vervoer). Hiervoor wordt een nader voorstel voorbereid.
10
Is er nog dezelfde haast van invoering per 1 januari 2013 nu de AWBZAVMO transities in de Tweede Kamer controversieel zijn verklaard? De WMO-raad wijst op het belang van voorkomen van het ongewenste risico dat de financiële drempel voor mensen zodanig is dat zij afzien van noodzakelijke voorzieningen. Dit met dreiging van minder participatie en beperkter deelname aan het maatschappelijke verkeer, alsmede ongewenste extra druk op Mantelzorgers en vrijwilligers. Aandacht wordt nogmaals gevraagd voor te veel het accent leggen op benoemde voorzieningen. De W M O bevat meer en breder inzet van mogelijkheden dan het huidige verstrekkingenboek. Te weten Compensatie. Noodzakelijk is het de consequenties hiervan zorgvuldig uit te werken. Aandacht ook nodig voor optimale communicatie over de eigen bijdragen en het voorkomen van ingewikkelde procedures. Dit om te zorgen dat mensen de voorzieningen krijgen die zij nodig hebben.
2.
Verhogen uurtarief voor de hulp bij het huishouden Voor de Hulp bij het huishouden kan de cliënt kiezen tussen zorg in natura of een persoonsgebonden budget. We zien een groei in het gebruik en in de kosten van de Hulp bij het huishouden. Dit komt in belangrijke mate door de toenemende vergrijzing en het langer zelfstandig wonen door ouderen. Gelet op de demografische ontwikkeling is de verwachting dat deze ontwikkeling zal doorzetten. 7
Voor de zorg in natura hebben we sinds 1 oktober 2009 een overeenkomst met de volgende aanbieders van Hulp bij het huishouden: Amstelring, Axxicom, Stichting SHDH, Thuiszorg Service Nederland, Tzorg en Viva! Zorggroep. Onlangs hebben we besloten de overeenkomst per 1 oktober 2012 met een jaar te verlengen tot 1 oktober 2013. We hebben besloten tot verlenging omdat we tevreden zijn over de wijze waarop de overeenkomst wordt uitgevoerd. Het gaat om de laatste verlengingsmogelijkheid. Dit betekent dat we in de loop van 2013 nieuwe overeenkomsten aan moeten gaan. Binnen de Wmo wordt voor de hulp bij het huishouden een eigen bijdrage gevraagd. Deze eigen bijdrage is gebaseerd op enerzijds het inkomen van de klant en anderzijds de kostprijs van de Hulp bij het huishouden. Voor de 'kostprijs Hulp bij het huishouden' hanteert de gemeente een uurtarief van € 13,40. Dit is het (geïndexeerde) bedrag dat voorheen ook werd gehanteerd binnen de AWBZ toen de hulp bij het huishouden nog vanuit die regeling werd verstrekt. Vrijwel alle gemeenten in Nederland hebben er inmiddels voor gekozen om de 'kostprijs hulp bij het huishouden' te bepalen op het laagste uurtarief hulp bij het huishouden dat de gemeente betaalt aan de gecontracteerde zorgaanbieders. In onze regio zijn de gemeenten Haarlem en Zandvoort hier al toe overgegaan. Het tarief is gelijk aan de ondergrens van de bij de aanbesteding gehanteerde bandbreedte van € 20,35 per uur. Het verhogen van het uurtarief heeft uitsluitend gevolgen voor de mensen met een hoger inkomen (vanaf een verzamelinkomen van circa € 40.000 per jaar).
11
De WMO-raad verzoekt om een nadere uitwerking waarin aannemelijk wordt gemaakt dat verhogen van het uurtarief uitsluitend gevolgen heeft voor de mensen met een hoger inkomen.
Door het verhogen van het uurtarief voor de Hulp bij het huishouden n a a r € 20,35 zullen de inkomsten uit eigen bijdragen toenemen. Met gebruikmaking van informatie van het CAK is een schatting gemaakt van de toename van de opbrengsten per gemeente voor de Zorg in Natura (ZIN). Analoog kan dit worden toegepast op de PGB's. Het is aannemelijk dat de percentages daar vergelijkbaar zullen zijn.. Gevolg van het invoeren van deze maatregel is dat sommige inkomensgroepen geen PGB meer zullen ontvangen omdat zij de kosten zelf kunnen voldoen en sommige klanten met ZIN achteraf de volledige kostprijs moeten voldoen. Goede voorlichting hierover is daarom cruciaal. Gemeente Bloemendaal Haarlemmerliede en Spaarnwoude Heemstede
Percentage 29% 18% 25%
Bedrag ZIN € 90.000 € 9.000 € 80.000
Bedrag ZIN+PGB € 150.000 € 10.000 € 108.000
Voorstel: het uurtarief Hulp bij het huishouden per 1 januari 2013 verhogen naar de bij de aanbesteding gehanteerde ondergrens (€20,35).
3. Onderscheid maken in het PGB bedrag voor hulp bij het huishouden Op dit moment hanteert de gemeente één bedrag per uur (€ 21,20) bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB. Ongeacht of een professionele zorgaanbieder of een particulier de hulp levert. Er kan voor gekozen worden om een verschil in de hoogte van het PGB bedrag aan te brengen. Het tarief voor iemand die via een PGB hulp inkoopt bij een professionele zorgaanbieder kan dan op het huidige bedrag blijven, terwijl iemand die zorg inkoopt via een kennis/familielid/particulier die geen overhead van een organisatie heeft en/of geen (bij)scholingskosten maakt, op een lager bedrag wordt gesteld. Gedacht kan worden aan een tarief dat aansluit bij de gangbare uurprijs voor door particulieren geleverde hulp bij het huishouden t.w. € 15,00.
8
Op dit moment wordt niet geregistreerd bij wie de PGB-houder de hulp inkoopt. Voor het berekenen van de opbrengst moet derhalve een schatting worden gemaakt. Op basis van ervaring is de schatting dat 30% van de PGB-houders de hulp particulier inkoopt. Gelet op cumulatie met de eventuele verhoging van de eigen bijdrage onder 2 zal het uiteindelijke resultaat minder dan 30% bedragen. Gemeente Bloemendaal Haarlemmerliede en Spaarnwoude Heemstede
Bedrag € 15.000 € 1.000 € 13.500
Bij de voorbereiding op de decentralisatie van de Awbz was de verwachting dat de Wmo zou wijzigen en de verplichting om een Pgb aan te bieden zou worden gewijzigd in een kanbepaling. Vooralsnog gaat de decentralisatie en de wijziging van de Wmo niet door. De verwachting is dat deze op een later moment alsnog door zal gaan. Omdat de ingangsdatum van deze nieuwe wetgeving ongewis is wordt voorgesteld om nu deze wijziging alvast door te voeren. Voorstel: Een voorstel uitwerken waarin het uurtarief voor PGB voor de Hulp bij het huishouden per 1 januari 2013 gedifferentieerd wordt en onderscheid wordt gemaakt naar zorg geleverd door een professionele zorgaanbieder en zorg door een particulier. 12
De WMO-raad is van mening dat aan de verstrekking van een PGB de voorwaarde moet worden gesteld dat deze verantwoord moet worden besteed. Het is daarbij aan de cliënt om het PGB bedrag kwalitatief in te zetten. Vooraf een onderscheid maken tussen inkoop bij professionele organisaties en via particuliere Zorgverleners is in dit verband niet logisch. Waarom moet een keuze voor PGB goedkoper zijn voor de gemeente dan een verstrekking in natura? Te meer daar PGB voor een aantal cliënten de mogelijkheid biedt voor een beter en adequater oplossing op maat.
Alternatieven voor hulp bij het huishouden Er zijn alternatieven mogelijk voor de hulp bij het huishouden. Bijvoorbeeld door het loskoppelen van de signaleringsfunctie en die achtereenvolgens op een andere manier vorm geven. Deze alternatieven kunnen er toe bijdragen dat de Hulp bij het huishouden financieel meer toekomstbestendig wordt.
13
De WMO-raad ziet graag een nadere uitwerking waarin aannemelijk wordt gemaakt dat ondanks de bezuinigingen de kwaliteit van de hulpverlening goed blijft. Op welke wijze wordt georganiseerd dat de signaleringsfunctie in alle situaties goed en betrouwbaar blijft ? Waarom is een dergelijk systeem financieel meer toekomstbestendig ? Denk in dit verband ook aan nadelige gevolgen, zoals aan extra controles, afstemming, gescheiden verantwoordelijkheden, duurdere medewerkers, meer mensen over de vloer bij de cliënt.
Voorafgaand aan de nieuwe aanbesteding van de hulp bij het huishouden willen we samen met de gemeenten in Zuid-Kennemerland de alternatieven onderzoeken. Voorstel: voorafgaand aan de nieuwe contractering van de Hulp bij het huishouden met de regiogemeenten mogelijke alternatieven onderzoeken.
samen
9
14
De WMO-raad is benieuwd naar de verdere uitwerking van de inkoopstrategie en ontvangt graag vroegtijdig het document dat hierover zal verschijnen, zodat zij op basis daarvan kan adviseren. Belangrijk is in ieder geval dat er duidelijke inkoopcriteria komen en dat cliëntenorganisaties een stem krijgen in het proces. Voor (kwetsbare) burgers is het belangrijk dat de kwaliteit van de zorg/begeleiding goed is. De WMO-raad vindt het belangrijk dat de gemeenten hierin een duidelijke regierol nemen. Ook hiervoor geldt dat de WMO-raad graag mee denkt over het te ontwikkelen kwaliteits- en toezichtbeleid. Koop zoveel vormen van kwalitatief goed aanbod in, dat op de meeste ondersteuningsvragen aan de burger een oplossing op maat geboden kan worden. Behoud daarnaast de mogelijkheid van het PGB.
Collectief vervoer Een vervoersvoorziening wordt bij voorkeur verstrekt in de vorm van een collectieve voorziening: het gebruik van het collectief vervoer. Hiervoor is de provincie Noord-Holland na een aanbestedingsprocedure per 1 januari 2011 een overeenkomst aangegaan met de BIOSgroep. W e zijn tevreden over de wijze waarop het vervoer onder de huidige overeenkomst wordt uitgevoerd. 15
Het is ook de ervaring van de WMO-raad dat de kwaliteit van de OV-taxi de afgelopen tijd aanzienlijk verbeterd is. Aandachtspunt is dat op het advies van de WMO-raad van 18-04-2012 met betrekking tot de OVtaxi tot op heden geen antwoord van het College B&W is ontvangen.
We constateren dat er in 2011 ten opzichte van 2010 meer zones zijn gereden. De gebruiker betaalt per zone een bedrag dat gelijk is aan het gereduceerde tarief in het Openbaar Vervoer. De kosten voor de gebruiker zijn hierdoor enigszins gestegen. We zien voor de gemeente een grote kostenstijging. Deze is vooral een gevolg van hogere kosten in het vervoer (brandstoffen, loonkostenstijging) hetgeen past binnen de landelijke trend. Ook zien we dat de wijze van kostentoerekening is veranderd. Per rit wordt conform de overeenkomst een zogenaamde opstapzone in rekening gebracht. Hierdoor zijn korte ritten relatief duurder dan langere ritten. Ook de andere gemeenten in de regio worden geconfronteerd met een forse kostenstijging voor het collectief vervoer. Een mogelijkheid voor kostenbeheersing kan liggen in het begrenzen van het gebruik. We zullen in regionaal verband de mogelijkheden voor kostenbeheersing bespreken en proberen hierover overeenstemming te bereiken.
16 Aangezien binnen de Zorg Zwaarte Pakketten ZZP 1 t/m 3 geïndiceerden niet meer in zorginstellingen zullen worden opgenomen, zal een groter gebruik gemaakt gaan worden van Dagbesteding. Naast ontlasting van de mantelzorger is dagbesteding essentieel in het kader van preventie eenzaamheid (zinvol/ontmoeting etc). Vervoer van en naar de instelling zal ook onder de WMO vallen. Extra aandacht hiervoor dringend gewenst!.
10
Voorstel: in regionaal verband onderzoeken beheersing van de kosten voor het collectief
welke mogelijkheden vervoer.
er zijn om te komen tot een
17
De WMO-raad adviseert bij voorkeur niet direct te denken in oplossingen zoals "beperken gebruik". Er zijn alternatieve oplossingen mogelijk. De WMO-raad adviseert hoge prioriteit te geven aan een goede indicatie conform scherpe doordachte criteria. Leeftijd is bij voorbeeld geen eenduidig indicatiecriterium. De WMO-raad is benieuwd naar de verdere uitwerking en ontvangt graag tijdig het document dat hierover zal verschijnen ter nadere advisering.
6. Meer voorzieningen als algemeen gebruikelijk aanmerken Gemeenten hoeven op grond van de Wmo geen voorzieningen te verstrekken als deze als "algemeen gebruikelijk" kunnen worden aangemerkt (bekend voorbeeld: fiets met trapondersteuning). Inmiddels kunnen meer voorzieningen mogelijk als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt (bijvoorbeeld een beugel voor boven het bad of een tweede toilet op de bovenverdieping). Voorstel: per 1 januari 2013 het beleid aanscherpen ten aanzien van voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangewezen en hier een nader voorstel voor doen.
18
De WMO-raad is benieuwd naar de verdere uitwerking van keuzes en ontvangt graag vroegtijdig het document dat hierover zal verschijnen ter nadere advisering. Een tweede toilet is naar de mening van de WMO-raad in veel situaties echt niet 'algemeen gebruikelijk'. Aandacht voor maatwerk is belangrijk
7
Bij gebruikelijke vervanging/modernisering geen voorziening verstrekken We constateren dat bij de woonvoorzieningen terughoudend wordt omgegaan met het aanspreken van de aanvrager op de eigen verantwoordelijkheid. Eigen verantwoordelijkheid betekent: zo veel mogelijk voorkomen dat je ondersteuning nodig hebt, bijvoorbeeld door tijdig te anticiperen op het ouder worden door maatregelen te nemen in en om het huis.
19
Reactie WMO-raad: De notitie spreekt over de verantwoordelijkheid van een ieder om te anticiperen op het ouder worden en daar voorzieningen voor te treffen. Dit houdt echter een lange(re) termijn visie in terwijl de huidige consequenties op korte termijn worden uitgevoerd. Aandacht voor het spanningsveld hierin.
Er kan worden besloten om geen aanpassingen te doen wanneer er sprake is van "gebruikelijke vervanging/modernisering". In de praktijk wordt met enige regelmaat een financiële vergoeding verstrekt voor het verwijderen van een bad en het maken van een douche in een badkamer die al langere tijd, bijvoorbeeld 15 jaar, niet is opgeknapt. Uitgaande van een percentage van 50% van de gevallen waarin dit aan de orde is schatten wij de besparing als volgt: Gemeente Bloemendaal Haarlemmerliede en Spaarnwoude Heemstede
Uitgaven 2011 20.000 5.000 40.000
Besparing 10.000 2.500 20.000
11
Voorstel: onderzoeken op welke wijze het beleid in geval van gebruikelijk vervanging/modernisering per 1 januari 2013 kan worden gewijzigd en hier een ander voor doen.
voorstel
20
De WMO-raad wil graag een toelichting op de uitsplitsing van de huidige uitgaven. Denk aan onderscheid Particuliere woning en Corporatie woning. Waar ligt het accent van de kosten, zoals kleine cq grote bouwkundige aanpassingen, trapliften, losse woonvoorzieningen? De WMO-raad is benieuwd naar de verdere uitwerking van keuzes en ontvangt te zijner tijd graag tijdig het document dat hierover zal verschijnen, om op basis daarvan te kunnen adviseren
8.
Kleine woningaanpassingen laten uitvoeren door één contractpartner De klant heeft nu de vrijheid om de woningaanpassing te laten uitvoeren door de (goedkoopste) aannemer van zijn keuze. Door voor kleine woningaanpassingen (bijvoorbeeld plaatsen van beugels, toiletverhogers, douchezitjes, drempelhulpen, tweede trapleuning) met één bedrijf afspraken te maken, kan naar verwachting goedkoper worden gewerkt. Voorstel: de uitvoering van kleine woningaanpassingen
aanbesteden.
21
Graag nadere uitwerking. Denk aan corporaties waarmee goede afspraken kunnen worden gemaakt. Corporaties staan onder druk. Minder mensen moeten meer werk doen. Het niveau van het onderhoud is versoberd. Zogenoemde Buurtconciërges kunnen snel en op maat kleinen aanpassingen verzorgen.
3. E e n nieuwe verordening Indien besloten wordt de hierboven geschetste voorstellen in te voeren dienen de Verordening maatschappelijke ondersteuning en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te worden aangepast Tegelijkertijd kan de Verordening worden ingericht volgens de principes van 'De Kanteling'. Zowel bij de Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken (IASZ) als bij de lokale loketten wordt gewerkt volgens de principes van 'De Kanteling'. 'De Kanteling' is een project van de VNG waarin gemeenten gestimuleerd w o r d e n om de het compensatiebeginsel uit de Wmo op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Dit betekent meer tijd voor een eerste vraagverhelderend gesprek met de klant. In dat gesprek worden alle mogelijkheden verkend om een hulpvraag op te lossen waarbij het behoud van de regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop staan. Samen met de burger wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het optimaliseren van deze werkwijze betekent dat we nog meer samen met de mensen nagaan welk ondersteuningsarrangement er in de individuele situatie toe bijdraagt dat zij meer en beter kunnen participeren. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de Verordening maatschappelijke ondersteuning ook volgens het principe van 'De Kanteling' is ingericht. Een gekantelde verordening dient ondersteunend te zijn aan de benadering waarbij niet langer claims en rechten centraal staan.
12
22
Een gekantelde verordening dient ondersteunend 'en faciliterend' te zijn Het komt op de WMO-raad vreemd over dat rechten niet centraal mogen staan. Bezuinigingen lijken centraal te staan en juist niet de compensatie!
Voorstel: Een voorstel voorbereiden tot wijziging van de Wmo-verordening deze aansluit bij 'de Kanteling'.
per 1 januari 2013 zodat
23
Voor de WMO-raad is de Kanteling binnen de WMO een uitgangspunt. Graag een reactie op de vraag in hoeverre IASZ en lokale loketten al volgens principe van de Kanteling werken. Wordt altijd integraal de hulpvraag in kaart gebracht? Wordt creatief samen met de cliënt en /of diens vertegenwoordigers, familie, huisgenoten, mantelzorg et cetera gezocht naar passende oplossingen zonder het voorzieningenboek als uitgangspunt te nemen? Graag inzicht in de resultaten van deze gekantelde werkwijze en WMO-oplossingen op maat.
4. Overzicht voorstellen en besparingen
1. 2, 3. 4. 5.
6. 7. 8.
Eigen bijdrage voor voorzieningen Eigen bijdrage HbH uurtarief verhogen Ondersheid in PGB bedrag maken Alternatieve voor Hbh Collectief vervoer: besparingsmogelijkheden onderzoeken Nadere invulling algemeen gebruikelijk Nadere invulling gebruikelijke vervanging Eén contractpartner voor kleine aanpassingen Totaal:
Heemstede
n.b. € 150.000
Haarlemmerliede Spaarnwoude n.b. € 10.000
n.b. € 108.000
€ 15.000 n.b. n.b.
€ 1.000 n.b. n.b.
€ 13.500 n.b. n.b.
n.b.
n.b.
n.b.
€ 10.000
€ 2.500
€ 20.000
n.b.
n.b..
n.b.
€ 175.000
€ 13.500
€ 141.500
Bloemendaal
5. Planning en procedure vervolg De individuele gemeenten leggen de notitie conform de eigen procedure voor aan de Wmo-raad. Na vaststelling in het college en advisering door de Wmo raad, wordt de raad(scommissie) geïnformeerd en/of gevraagd om een zienswijze. 2 4
De WMO-raad adviseert om voor deze belangrijke en ingrijpende ontwikkelingen binnen de W M O juist ook de Gemeenteraad actief te betrekken.
Gestreefd wordt naar vaststelling van de nieuwe verordening en beleidsregels in de gemeenteraad van oktober. Heemstede, juni 2012. Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken, Afdeling Welzijnszaken 13
Bijlage 1: Overzicht overige mogelijkheden Voor de volledigheid is onderstaand een overzicht opgenomen van de overige onderzochte mogelijkheden om te komen tot kostenbeheersing. Deze mogelijkheden zijn om uiteenlopende redenen niet in het voorstel opgenomen. 1.
Overgaan tot het indiceren in uren in plaats van klassen Momenteel wordt geïndiceerd in klassen (= range van uren). De indeling in een klasse is gebaseerd op een indicatie. Dat wil zeggen dat mensen binnen een bepaalde bandbreedte zelf mogen kiezen hoeveel uren hulp bij het huishouden zij inzetten. Zo loopt bijvoorbeeld klasse 2 van 2 tot 3,9 uur per week. Een alternatief is het indiceren in klassen. Nadeel van indiceren in uren is dat er vaker opnieuw geïndiceerd moet worden. Bij een kleine verandering in de (medische) situatie van een klant zal er opnieuw geïndiceerd moeten worden alvorens er meer uren hulp kunnen worden ingezet. Dit leidt tot hogere uitvoeringskosten. Als mensen veelal het maximum van de geïndiceerde klasse afnemen, zou het overgaan naar indiceren in uren, tot lagere kosten kunnen leiden. Om hier inzicht te krijgen is recent onderzoek gedaan aan de hand van een steekproef. Deze laat zien dat per klasse gemiddeld ongeveer 65% van de maximale hoeveelheid geïndiceerde uren wordt afgenomen. Gelet op het bovenstaande is het ons inziens niet zinvol om deze maatregel door te voeren.
2.
Achterafbetaling PGB HbH ipv voorschieten en afrekenen PGB's voor hulp bij het huishouden worden nu vooraf per kwartaal verstrekt, waarna de klant na afloop van het kwartaal verantwoording aflegt over de besteding van het PGB. Als gevolg van deze verantwoording dient te veel verstrekt geld te worden teruggevorderd van de klant. Door uit te betalen na verantwoording van de ingekochte uren en het aan het doel besteedde geld, kan terugvordering worden voorkomen. Dit levert niet zo zeer een besparing op qua kosten, maar scheelt de uitvoering wel tijd. Knelpunt hierbij is dat sommige mensen niet over de financiële middelen beschikken om drie maanden zorg "voor te schieten". Zij zouden dan gebruik kunnen maken van Zorg in Natura als alternatief. Hiermee wordt het gebruik van het PGB voor deze groep mensen onmogelijk. Deze beperking van de keuzevrijeheid wordt niet als wenselijk gezien.
3.
100% controle PGB Steekproefsgewijze controles van de besteding van de PGB-gelden leidt slechts tot een geringe terugvordering van verstrekte PGB's. In 2009 en 2010 is bij 5% van de klanten met een PGB voor hulp bij het huishouden een steekproef gedaan. Dit heeft geleid tot een terugvordering van minder dan 4 % van het verstrekte PGB. Wanneer je dit extrapoleert naar de totale massa kom je op een mogelijke opbrengst van € 33.720,00 voor de drie gemeenten gezamenlijk. Overwogen kan worden om alle verstrekte PGB's voor hulp bij het huishouden 100% te controleren. Voor de uitvoering van deze maatregel zal dan wel extra formatie benodigd zijn. Wanneer we uitgaan van een benodigde tijdsbesteding van 1,5 uur per PGB-houder komt dit neer op 447 extra uren aan formatie. Vanuit een kosten baten afweging wordt daarom geadviseerd om niet over te gaan tot een 100% controle.
4.
Winteropslag scootmobielen De gemeente huurt nu de scootmobielen en andere vervoersvoorzieningen van de leverancier JenS en betaalt hiervoor maandelijks huur. Wanneer voorzieningen kunnen worden ingenomen gedurende de (winter)periode waarin zij niet worden gebruikt, dan kunnen de kosten van de huur omlaag. Belemmering hierbij is dat de winterperiode, waarin het gebruik van de scootmobiel minimaal is, vaak niet meer dan drie maanden bedraagt. Gedurende de mooie najaarsmaanden en de mooie voorjaarsmaanden zullen mensen toch gebruik willen maken van hun scootmobiel. De besparing die hiermee te realiseren valt, zal daarom minimaal zijn. Ook praktisch gezien zal het de nodige problemen met zich meebrengen (ophalen en weer brengen van de scootmobiel door de leverancier, de klant krijgt niet meer zijn of haar "eigen" scootmobiel terug na de stallingsperiode, etc). Gelet op de kosten baten afweging en de praktische problemen wordt deze maatregel niet geadviseerd.
14
5.
Creëren scootmobielpools/rolstoelpools Onderzocht kan worden of het zinvol is om zogenaamde rolstoelpools/scootmobielpools op te zetten waardoor minder individuele scootmobielen hoeven te worden verstrekt. Dit zou logischerwijs kunnen binnen bijvoorbeeld een verzorgingshuis/-flat, aandachtspunt is dan het beheer van de voorzieningen. Je zou ook kunnen overwegen om mensen een indicatie te geven voor een scootmobiel en deze op afroep te brengen en weer op te halen na gebruik. Bij jaarlijks meer gebruik dan x keer zou iemand permanent een eigen scootmobiel kunnen krijgen. Hierover zullen dan wel afspraken gemaakt moeten worden met de leverancier. Experimenten elders met scootmobiel- en/of rolstoelpools hebben inmiddels laten zien, dat de resultaten hiervan uiterst klein zijn en een behoorlijke administratieve last met zich meebrengen. Gelet hierop wordt deze maatregel niet geadviseerd.
6.
Heronderzoeken vervoersvoorzieningen Uit landelijk onderzoek blijkt dat sommige vervoersvoorzieningen minder vaak gebruikt worden dan de verwachting was bij het oorspronkelijke onderzoek. Mogelijk zou eens in de drie jaar een heronderzoek kunnen plaatsvinden. In de praktijk levert dit, landelijk, gemiddeld een inname op van 3% van de uitstaande scootmobielen. Hier tegenover staan wel uitvoeringskosten. Per saldo wordt daarom niet verwacht dat deze maatregel een aanzienlijke besparing kan opleveren. Wanneer bovendien wordt gekozen tot de voorgestelde maatregel onder 2 zullen mensen die een voorziening niet gebruiken hiervoor wel periodiek een bijdrage moeten betalen wat ze zal stimuleren om de voorziening eerder spontaan in te leveren. Derhalve wordt geadviseerd deze maatregel niet in te voeren.
7.
Invoering primaat van verhuizen boven een bepaalde grens Bij woningaanpassingen waarvan de kosten uitkomen boven een nader te bepalen bedrag zou het primaat van verhuizen kunnen worden toegepast. Dit houdt in dat, in plaats van het toekennen van een woonvoorziening, een klant geadviseerd wordt om te verhuizen naar een aangepaste, of goedkoper aan te passen, woning. Momenteel kan dit in de praktijk zeer lastig worden gehanteerd omdat de wachttijd voor een andere (aangepaste) woning in de regio te lang is. Ook speelt hierbij nog het probleem van Europese inkomensgrenzen die het toekennen van een (aangepaste) sociale huurwoning aan mensen met een inkomen boven een bepaalde grens onmogelijk maken. Ook het mogelijk moeten verkopen van een huidige koopwoning kan hierbij een belemmerende factor zijn. Deze problematiek kan betrokken worden bij het opstellen van nieuwe regionale huisvestingsregelgeving.
25
De WMO-raad adviseert om met corporaties in gesprek te gaan. Zij willen graag ouderen verleiden om te verhuizen zodat gezinswoningen vrij komen voor gezinnen met kinderen.. Dit is ook mogelijk omdat 30 procent van de woningen door de corporaties zelf mogen worden toegewezen.
15