Feiten en cijfers Uitgave van de Hartstichting November 2012
Bloeddruk en hart- en vaatziekten Een verhoogde bloeddruk, of hypertensie, gaat gepaard met een grotere kans op het krijgen van en sterfte aan een beroerte, coronaire hartziekte of hartfalen. De kans op een hart- en vaatziekte (HVZ) neemt exponentieel toe bij toenemende bloeddruk.1,2 Het verband is aanwezig voor zowel de systolische als de
diastolische bloeddruk, hoewel de risicoschattingen voor de systolische bloeddruk iets hoger zijn.1 In figuur 1 is het relatieve risico (RR) weergegeven voor sterfte aan een beroerte of coronaire hartziekte bij een toenemende systolische bloeddruk.3 Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen.
RR
Figuur 1. Toenemende systolische bloeddruk en het relatieve risico (RR) voor sterfte aan beroerte en coronaire hartziekten Bron: MRFIT, Arch Intern Med 19933 *
<
-
Beroerte
-
-
-
-
-
Coronaire hartziekte
- - ≥ Systolische bloeddruk (in mmHg)
Mannen van 35-57 jaar bij aanvang van studie met gemiddelde follow-up duur van 12 jaar * referentiecategorie (RR=1)
De relatie tussen bloeddruk en het krijgen van een hart- en vaatziekte is waarneembaar tot op hoge leeftijd, hoewel in sommige onderzoeken voor personen van 70 jaar en ouder een zwakkere relatie wordt gevonden.1 Het verlagen van de bloeddruk vermindert het risico op sterfte aan een beroerte en coronaire hartziekte. Ter illustratie zijn in figuur 2 de
leeftijdsspecifieke risicoreducties weergegeven voor sterfte aan een beroerte of een coronaire hartziekte bij een verlaging van 20 mmHg van de systolische bloeddruk. Uit deze figuur volgt bijvoorbeeld dat bij een systolische bloeddrukverlaging van 20 mmHg op 40-49 jarige leeftijd de kans op sterfte aan een beroerte 64% lager is. Op 80-89 jarige leeftijd is dat 33%. Een diastolische bloeddrukverlaging van 10 mmHg levert een vergelijkbaar resultaat.2
Figuur 2. Leeftijdsspecifieke risicoreductie voor de sterfte aan een beroerte of aan een coronaire hartziekte bij 20 mmHg daling van de systolische bloeddruk Bron: Prospective Studies Collaboration, 20022
Risicoreductie (%)
leeftijd (in jaren) -
-
-
-
-
%
%
%
%
%
%
% %
%
%
Beroerte
Coronaire hartziekte
Bij zowel mannen als vrouwen is ruim 30% van de totale ziekte of sterfte aan een beroerte toe te schrijven aan een verhoogde (systolische) bloeddruk. Van de totale ziekte of sterfte aan een coronaire hartziekte is eveneens ruim 30% (mannen) en ruim 25% (vrouwen) toe te schrijven aan een verhoogde bloeddruk. Voor de totale ziekte of sterfte aan hartfalen bedragen deze percentages respectievelijk circa 25% (mannen) en 20% (vrouwen). De genoemde percentages zijn afhankelijk van de gekozen referentieklassen (= groep zonder verhoogd risico). In dit geval was dat voor de systolische bloeddruk <120 mmHg voor 20-60-jarigen of <140 mmHg (60 jaar en ouder).4 Totale risicoprofiel van belang Om het risico op het ontstaan van een hart- of vaatziekte te bepalen bij personen zonder hart- en vaatziekten in de voorgeschiedenis, wordt niet alleen naar
2
Bloeddruk
individuele risicofactoren gekeken, maar ook naar het totale risicoprofiel, gebaseerd op geslacht, leeftijd, roken, systolische bloeddruk en totaal cholesterol/HDL cholesterol ratio.5 Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een risicotabel (zie tabel 1). Het 10-jaarsrisico op ziekte of sterfte aan hart- en vaatziekten kan hierin worden afgelezen. Voor personen met diabetes mellitus of reumatoïde artritis wordt hiervoor 15 jaar bij de actuele leeftijd opgeteld. Naast leefstijladviezen wordt behandeling met medicatie aangeraden aan patiënten met een systolische bloeddruk > 180 mmHg en aan patiënten met een 10-jaars risico op hart- en vaatziekten ≥ 20% of 10-20% in geval van aanwezigheid van risicoverhogende factoren (zoals een eerstegraads familielid met HVZ < 65 jaar, weinig lichaamsbeweging of obesitas). Streefwaarde is een systolische bloeddruk ≤ 140 mmHg (zie ook verderop in deze factsheet).
Tabel 1. Risicotabel: 10 jaars risico op ziekte of sterfte door hart- en vaatziekten voor patiënten zonder hart- en vaatziekten Bron: Multidisciplinaire Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement, 20115 Niet rokende vrouw
Rokende vrouw
SBD
4
5
6
7
8
4
5
180
35
38
41
43
44
47
50
160
28
31
33
35
36
38
41
44
46
48
140
22
24
26
28
29
31
33
36
38
39
120
18
19
21
22
23
25
27
29
30
32
180
14
17
20
24
30
27
32
37
45
>50
160
10
12
14
17
21
19
22
27
32
39
140
7
8
10
12
15
14
16
19
23
28
120
5
6
7
9
11
10
11
14
17
180
10
12
15
18
23
20
23
28
160
7
8
11
13
16
14
17
140
5
6
7
9
12
10
120
4
4
5
7
8
7
180
5
6
8
10
12
160
4
4
5
7
140
3
3
4
120
2
2
180
2
160 140 120
6
Niet rokende man
7
8
Lft
>50 >50 >50
4
5
6
7
Rokende man 8
>50 >50 >50 >50 >50
5
6
7
8
>50 >50 >50 >50 >50
45
48
37
40
42
44
46
49
30
32
34
36
38
40
25
30
36
44
>50
45
18
21
26
32
40
33
39
47
12
15
18
23
29
23
28
34
42
>50
20
9
11
13
16
21
17
20
24
30
38
34
42
22
26
32
40
50
40
48
20
24
30
15
19
23
29
36
29
35
42
12
14
17
21
11
13
16
20
26
20
25
30
38
47
8
10
12
15
8
9
12
15
19
14
18
22
27
34
10
12
15
18
22
13
16
20
26
32
25
31
38
47
>50
9
7
8
10
13
16
10
12
15
18
23
18
22
27
34
43
5
6
5
6
7
9
11
7
8
10
13
17
13
16
19
24
31
3
3
4
4
4
5
6
8
5
6
7
9
12
9
11
14
17
22
3
4
5
6
5
6
7
9
11
8
10
12
15
20
15
18
23
28
36
2
3
3
3
4
3
4
5
6
8
6
7
9
11
14
11
13
16
20
26
1
1
2
2
3
2
3
3
4
6
4
5
6
8
10
7
9
12
15
19
1
1
1
2
2
2
2
2
3
4
3
3
4
6
7
5
7
8
10
13
180
1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
3
3
4
6
7
5
6
8
10
13
160
<1
<1
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
3
4
5
4
4
6
7
9
140
<1
<1
<1
1
1
<1
<1
1
1
1
1
2
2
3
4
3
3
4
5
7
120
<1
<1
<1
<1
<1
<1
<1
1
1
1
1
1
2
2
3
2
2
3
4
5
ratio
4
5
6
7
8
4
5
6
7
8
4
5
6
7
8
4
5
6
7
8
70
65
60
55
50
40
>50 >50 >50
4
>50 >50 >50 >50 >50 >50 >50 >50 >50 43
45
48
50
>50 >50 >50 >50 >50 >50
>50 >50 >50 >50 >50
Lft: leeftijd; SBD: systolische bloeddruk; ratio: totaal cholesterol/HDL cholesterol Gebaseerd op gegevens van MORGEN- (RIVM) en ERGO-cohort (ErasmusMC) en van Dis & Kromhout 20106
Definitie verhoogde bloeddruk Hoewel tegenwoordig wordt uitgegaan van het totale risicoprofiel,5 is voor inzicht in trends in bloeddruk een definitie voor verhoogde bloeddruk nodig. In deze factsheet wordt verhoogde bloeddruk of hypertensie gedefinieerd als een systolische bloeddruk ≥ 140 mmHg en/of een diastolische bloeddruk ≥ 90 mmHg en/of het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie.7
3
Bloeddruk
Voor behandeling van hoge bloeddruk wordt echter, zoals gezegd, naar het totale risicoprofiel gekeken. Er wordt hierbij gestreefd naar een systolische bloeddruk lager dan 140 mmHg, en bij diabetespatiënten met microvasculaire schade lager dan 130 mmHg. Voor personen ouder dan 80 jaar wordt als streefwaarde 150160 mmHg aangehouden.5
Bloeddrukmeting Aangezien de bloeddruk aanzienlijk kan variëren in de tijd, dient de hoogte van de bloeddruk op basis van meerdere metingen te worden vastgesteld, gedurende een wat langere periode.5 Bij een licht verhoogde systolische bloeddruk (140-160 mmHg) kunnen de metingen over een periode van enkele maanden worden verspreid om een goede indruk te krijgen van de gemiddelde bloeddruk van de patiënt. Bij een sterk verhoogde bloeddruk of een ongunstig cardiovasculair risicoprofiel is deze periode veel korter (weken of dagen). De uiteindelijke diagnose ‘hypertensie’ wordt gebaseerd op meerdere bloeddrukmetingen op meerdere dagen. Alleen bij zeer ernstig verhoogde bloeddruk (> 200 mmHg) kan de diagnose gesteld worden op basis van drie metingen tijdens één consult.
Gemiddelde bloeddrukwaarden en prevalentie van hypertensie Geslacht en leeftijd Voor de gegevens naar leeftijd en geslacht is gebruik gemaakt van metingen in het kader van Nederland de Maat genomen (NL de Maat) in 2009/2010 (30-70 jaar) en van gegevens van de laatste meetronde (2008-2009) van de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA)
onder mannen en vrouwen van 60 jaar en ouder (zie kader). Zowel bij mannen als bij vrouwen is de gemiddelde systolische bloeddruk hoger naarmate de leeftijd hoger is. Bij mannen is de gemiddelde systolische bloeddruk 128 mmHg in de leeftijdsklasse 30-39 jaar en 143 mmHg op 60-70 jarige leeftijd, bij vrouwen is dat respectievelijk 115 mmHg en 137 mmHg (figuur 3). Bij mannen ouder dan 70 jaar is de gemiddelde systolische bloeddruk weer wat lager, terwijl deze bij vrouwen boven de 70 jaar juist hoger is. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het gebruik van bloeddrukverlagende medicatie ook hoger is op hogere leeftijd. Op 30-39 jarige leeftijd gebruikt 1% van de mannen en 2% van de vrouwen (in de totale populatie) bloeddrukverlagende medicatie. Op 60-70 jarige leeftijd is dat 28% respectievelijk 29% (NL de Maat). Uit de LASA studie blijkt dat op 70-79 jarige leeftijd 40% van de mannen en 48% van de vrouwen en boven de 80 jaar 31% respectievelijk 43% bloeddrukverlagende medicatie gebruikt. De gemiddelde diastolische bloeddruk is het hoogst bij 60-70 jarigen, ongeveer 83 mmHg bij mannen en ongeveer 80 mmHg bij vrouwen. Bij mannen is de diastolische bloeddruk op hogere leeftijd weer lager, terwijl deze bij vrouwen vrijwel gelijk blijft.
Figuur 3. Gemiddelde systolische en diastolische bloeddruk (in mmHg) naar leeftijd en geslacht Bron: RIVM, NL de Maat (30-70 jaar) en VU Amsterdam, LASA (≥ 60 jaar) Diastolische bloeddruk
mmHg
mmHg
Systolische bloeddruk
-
-
-
-
-
+
Mannen NLdeM Mannen LASA
Bloeddruk
-
-
-
-
-
+
leeftijd (in jaren)
leeftijd (in jaren)
4
Vrouwen NLdeM Vrouwen LASA
Mannen NLdeM Mannen LASA
Vrouwen NLdeM Vrouwen LASA
De prevalentie van een verhoogde bloeddruk is eveneens hoger naarmate de leeftijd hoger is, maar lijkt op hoge leeftijd (80 jaar of ouder) weer lager te zijn (figuur 4). Bij mannen neemt de prevalentie van hypertensie toe van 17% in de leeftijdsklasse 30-39 jaar naar 71% in de leeftijdsklasse 70-79 jaar en bij vrouwen van 8% naar 69%.
Opleiding Een verhoogde bloeddruk komt minder vaak voor bij een hoog opleidingsniveau, met name bij vrouwen, maar de verschillen zijn niet heel groot: bij mannen circa 39% bij laag opgeleiden versus 35% bij hoog opgeleiden; bij vrouwen is dit 30% versus 22% (figuur 5).
Figuur 4. Prevalentie van verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg en/of gebruik van bloeddrukverlagende medicatie), naar leeftijd en geslacht Bron: RIVM, NL de Maat 2009-2010 (3070 jaar) en VU Amsterdam, LASA* 20082009 (≥ 60 jaar)
Figuur 5. Verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg en of gebruik van bloeddrukverlagende medicatie) bij mannen en vrouwen van 30-70 jaar, naar opleidingsniveau** Bron: RIVM, NL de Maat 2009-2010
Hypertensie
%
%
Hypertensie
laag
middel
hoog
opleidingsniveau
Mannen
Vrouwen
-
-
-
-
-
+
leeftijd (in jaren) Mannen NLdeM Mannen LASA
Vrouwen NLdeM Vrouwen LASA
* LASA: Longitudinal Aging Study Amsterdam
5
Bloeddruk
Laag: lager onderwijs, lbo en mavo; middel: havo, vwo en mbo; hoog: hbo en wo ** Leeftijd-gestandaardiseerd naar de opbouw van de Nederlandse bevolking in 2010 (CBS)
Trend in de tijd Voor trends in de tijd is gebruik gemaakt van gegevens van verschillende RIVM cohorten, waarbij steeds de metingen door GGD’en zijn uitgevoerd. In de periode 1987-1992 en 1993-1997 betrof dit grootschalige monitoringstudies, evenals in 2009/2010 (NL de Maat, zie kader). In de periode 1998-2002 is gebruik gemaakt van de gegevens van de Doetinchem Cohort Studie, waarbij dezelfde mensen (uit Doetinchem) herhaald zijn onderzocht. Het gaat hierbij om veel kleinere aantallen, waardoor deze gegevens met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Bij het beschrijven van de trend wordt daarom de nadruk gelegd op de niveaus in de periode 1987-1997 en 2009/2010. Figuur 6.
Bij mannen en vrouwen van 35-60 jaar is de gemiddelde systolische bloeddruk in de periode 1987-1997 iets gestegen (figuur 6). Bij mannen was de systolische bloeddruk circa 125 mmHg eind jaren tachtig en circa 127 mmHg in 1995-1997; bij vrouwen ging de systolische bloeddruk in die periode van 119 mmHg naar 121 mmHg. In de jaren daarna was er een stijgende tendens, waarbij de gemiddelde systolische bloeddruk bij mannen in 2009/2010 ongeveer 132 mmHg was. Bij vrouwen was het niveau in 2009/2010 vergelijkbaar met eind jaren negentig (122 mmHg). De prevalentie van een verhoogde bloeddruk volgt een vergelijkbaar patroon (figuur 7). In 2009/2010 had 33% van de mannen en 20% van de vrouwen in de leeftijdsklasse 35-60 jaar een verhoogde bloeddruk.
Gemiddelde systolische bloeddruk (mmHg) bij mannen en vrouwen van 35-60 jaar in de periode 1987-2010 Bron: RIVM, Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten (1987-1992), MORGEN-project (1993-1997), Doetinchem Cohort Studie (1998-2002)*, NL de Maat (2009/2010)**
mmHg
Systolische bloeddruk 135 130 125 120 115 110
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1996
1995
1994
1997
Vrouwen
2009/2010
Mannen
1993
1992
1991
1990
1989
1988
105
3-jarig voortschrijdend gemiddelde, leeftijd-gestandaardiseerd naar de bevolkingsopbouw in 2010 (CBS) * In de periode 1998-2002 zijn de cijfers gebaseerd op 1 plaats (Doetinchem), waardoor de aantallen per jaar wat kleiner zijn. ** In NL de Maat zijn de bloeddrukmetingen met een ander type bloeddrukmeter uitgevoerd, wat mogelijk effect heeft gehad op de resultaten.
6
Bloeddruk
Figuur 7.
Percentage mannen en vrouwen van 35-60 jaar met een verhoogde bloeddruk (≥ 140/90 mmHg en/of bloeddrukverlagende medicatie) in de periode 1987-2010 Bron: RIVM, Peilstationsproject Hart- en Vaatziekten (1987-1992), MORGEN-project (1993-1997), Doetinchem Cohort Studie (1998-2002)*, NL de Maat (2009/2010)**
%
≥140/90 mmHg en/of medicatie 40 35 30 25 20 15 10 5
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1996
1995
1997
Vrouwen
2009/2010
Mannen
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
0
3-jarig voortschrijdend gemiddelde, leeftijd-gestandaardiseerd naar de bevolkingsopbouw in 2010 (CBS) * In de periode 1998-2002 zijn de cijfers gebaseerd op 1 plaats (Doetinchem), waardoor de aantallen per jaar wat kleiner zijn. ** In NL de Maat zijn de bloeddrukmetingen met een ander type bloeddrukmeter uitgevoerd, wat mogelijk effect heeft gehad op de resultaten.
De bloeddruk bij jongeren Om te kunnen bepalen of kinderen een normale bloeddruk hebben, zijn voor Nederland percentielkaarten beschikbaar. Op de kaarten kan de bloeddruk worden gerelateerd aan het geslacht en de leeftijd of de lengte. Het advies is om kinderen met een bloeddruk die zich bij herhaalde metingen in de bovenste 5% van de bloeddrukverdeling bevindt, algemene leefstijladviezen te geven. Het is belangrijk te weten dat bij kinderen de bloeddruk verandert met de groei en de ‘verandersnelheid’ mogelijk belangrijker is dan het absolute niveau van de bloeddruk. Het 95ste percentiel varieert voor 12 tot 17-jarige jongens van circa 130/80 mmHg (12 jarigen) tot 145/85 mmHg (17-jarigen) en voor meisjes van 130/85 mmHg (12 jarigen) tot 140/85 mmHg (17-jarigen).8 In de Nederlandse PIAMA studie (een geboortecohortstudie bij kinderen geboren in 1996-1997) was de gemiddelde systolische bloeddruk op 12-jarige leeftijd 115 mmHg bij jongens en 114 mmHg bij meisjes. De gemiddelde diastolische bloeddruk was 67 mmHg voor zowel jongens als meisjes. 9 In een andere Nederlandse geboortecohortstudie, de ABCD studie, is gekeken naar etnische verschillen in cardiovasculair risicoprofiel
7
Bloeddruk
bij 5-6 jarige kinderen. Hierbij bleken kinderen van Afrikaanse, Turkse en Marokkaanse afkomst een hogere gemiddelde diastolische bloeddruk (59,560,4 mmHg) te hebben vergeleken met kinderen van Nederlandse afkomst (57,4 mmHg) en een iets hogere gemiddelde systolische bloeddruk (99,0-99,8 versus 97,5 mmHg) Deze verschillen werden deels verklaard door verschillen in BMI en middelomtrek.10
De bloeddruk bij ouderen In de leeftijdsklasse 70-79 jaar heeft 71% van de mannen en 69% van de vrouwen hypertensie (een bloeddruk ≥ 140/90 mmHg en/of gebruik van bloeddrukverlagende medicatie) (zie ook figuur 4). In de Multidisciplinaire Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement5 wordt voor ouderen dezelfde grenswaarde voor verhoogde bloeddruk aangehouden als voor personen < 70 jaar (systolische bloeddruk > 140 mmHg). Alleen op zeer hoge leeftijd (80 jaar en ouder) wordt als streefwaarde een systolische bloeddruk van 150-160 mmHg gebruikt. Op hogere leeftijd verandert daarnaast de mate waarin hypertensie een risicofactor vormt voor hart- en vaatziekten.
Preventie en behandeling van hoog risico op hart- en vaatziekten, in het bijzonder verhoogde bloeddruk De aanbevelingen voor preventie en behandeling van een hoog risico op hart- en vaatziekten hangen af van het totale risicoprofiel.5 Dit profiel wordt, naast leeftijd en geslacht, bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van de risicofactoren roken, een verhoogde systolische bloeddruk, de verhouding totaal/HDL cholesterol, diabetes mellitus, reumatoïde artritis en risicoverhogende factoren, zoals de aanwezigheid van HVZ bij eerstegraads familieleden op jonge leeftijd, een sedentair bestaan, een BMI > 35 kg/m2 en nierschade. Voor bloeddruk is de streefwaarde een systolische bloeddruk ≤ 140 mmHg (voor 80 jaar en ouder: 150-160 mmHg). Gezonde leefstijl In de Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement5 wordt iedereen bij wie sprake is van modificeerbare risicofactoren in de eerste plaats een gezonde leefstijl geadviseerd ter verlaging van het risico op HVZ: • Niet roken • Voldoende bewegen, bij voorkeur ten minste 5 dagen per week 30 minuten per dag matig intensieve inspanning • Gezond eten, waarbij de volgende punten van belang zijn: - roomboter en harde margarines vervangen door olie, vloeibare margarine en halvarine - vette vlees- en melkproducten vervangen door magere varianten - tussendoortjes beperken - 2 porties vis per week, waarvan ten minste 1 portie vette vis - per dag 150-200 gram groente en 200 gram fruit gebruiken - het gebruik van zout beperken tot maximaal 6 gram per dag; in de praktijk betekent dit dat er wordt geadviseerd om geen zout toe te voegen aan de voeding en voedingsmiddelen die veel zout bevatten te vermijden. • Het gebruik van alcohol beperken
Uit de laatste Voedselconsumptiepeiling (2007-2010) blijkt dat 79% van de zoutinname afkomstig is van gekochte voedingsmiddelen zoals brood, vleesproducten en kaas.11 Door een combinatiedieet met veel groenten en fruit, vis, noten, vetarme zuivelproducten en weinig totaal en verzadigd (dierlijk) vet kan bij personen met een verhoogde bloeddruk de systolische bloeddruk met ongeveer 11 mmHg en de diastolische bloeddruk circa 6 mmHg dalen.12
8
Bloeddruk
• Gezond gewicht (BMI ≤ 25 kg/m2): voorkómen van overgewicht en indien nodig afvallen. Een gewichtsreductie van 3% tot 9% kan de bloeddruk met 3 mmHg laten dalen • Voorkómen van stress • Zo mogelijk vermijden van bloeddruk-verhogende medicatie en middelen, zoals NSAID’s (niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen, waaronder aspirine), orale anticonceptiemiddelen en glycyrrhetinezuur bevattende producten (o.a. drop en zoethout). Voor het effect van leefstijlinterventies op hypertensie zie ook de review ‘Effectiviteit van leefstijlinterventies ter behandeling van hypertensie bij patiënten met hart- en vaatziekten en hoog risicopersonen’.13 Bloeddrukverlagende medicatie Naast adviezen over een gezonde leefstijl is er voor bepaalde personen een indicatie voor bloeddrukverlagende medicatie. Voor personen zonder hart- en vaatziekten, diabetes mellitus of reumatoïde artritis is de beslissing om bloeddrukverlagende medicatie te adviseren afhankelijk van de hoogte van het geschatte risico op hart- en vaatziekten en de hoogte van de systolische bloeddruk (zie ook tabel 1).5 De volgende personen komen in aanmerking voor bloeddrukverlagende medicatie: • Patiënten met een 10-jaars risico op HVZ ≥ 20% in combinatie met een systolische bloeddruk > 140 mmHg • Patiënten met een 10-jaars risico op HVZ van 10 tot 20% in combinatie met risicoverhogende factoren (zoals een eerstegraads familielid met HVZ < 65 jaar, weinig lichaamsbeweging of obesitas) en een systolische bloeddruk > 140 mmHg • Patiënten met een systolische bloeddruk > 180 mmHg (ongeacht het risico op HVZ) Daarnaast wordt behandeling met antihypertensiva geadviseerd aan personen met hart- en vaatziekten en een systolische bloeddruk > 140 mmHg en aan patiënten na een TIA of beroerte, ongeacht de hoogte van de systolische bloeddruk. Kosten van een verhoogde bloeddruk In 2007 werd in Nederland naar schatting 913 miljoen euro uitgegeven aan (de gevolgen van) hypertensie.14 Dit komt overeen met 1,2% van de totale kosten van de gezondheidszorg in dat jaar. Het grootste deel van de kosten betrof de kosten voor geneesmiddelen (597 miljoen euro). De kosten voor vrouwen waren hoger dan die voor mannen.
Samenvatting Van de mannen in de leeftijdsklasse 30-70 jaar heeft 37% hypertensie (een bloeddrukwaarde ≥ 140/90 mmHg en/of gebruik van bloeddrukverlagende medicatie). Bij vrouwen is dat 26%.
Een verhoogde bloeddruk komt minder vaak voor bij een hoog opleidingsniveau: bij mannen circa 39% bij laag opgeleiden versus 35% bij hoog opgeleiden; bij vrouwen is dit 30% versus 22%.
De prevalentie van een verhoogde bloeddruk is hoger naarmate de leeftijd hoger is, maar lijkt op hoge leeftijd (80 jaar of ouder) weer lager te zijn. Bij mannen neemt de prevalentie van hypertensie toe van 17% in de leeftijdsklasse 30-39 jaar naar 71% in de leeftijdsklasse 70-79 jaar en bij vrouwen van 8% naar 69%.
De prevalentie van een verhoogde bloeddruk nam bij mannen toe van circa 25% eind jaren tachtig naar 33% in 2009/2010. Bij vrouwen zijn deze cijfers respectievelijk 18% en 20%.
Nederland de Maat genomen (NL de Maat) In 2009-2010 is door het RIVM, in opdracht van VWS, een monitoringstudie uitgevoerd bij een steekproef van circa 4.500 personen van 18-70 jaar uit 7 gemeenten in Nederland: Nederland de Maat genomen. Bij deze personen zijn gegevens verzameld door middel van zowel een vragenlijst als lichamelijk onderzoek. In deze factsheet zijn gegevens gebruikt van circa 3.850 personen van 30-70 jaar. In deze groep had ongeveer 9% van de mannen en 4% van de vrouwen een hart- of vaatziekte (gehad) en 6% van de mannen en 5% van de vrouwen had diabetes. Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op www.rivm.nl/nldemaat .
Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) De Longitudinal Aging Study Amsterdam is een longitudinale studie, uitgevoerd door de Vrije Universiteit, waarbij onderzoek wordt gedaan naar determinanten en gevolgen van veroudering. Het onderzoek is gestart in 1992 bij ruim 3.000 mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder en in 2002 aangevuld met een steekproef van circa 1.000 personen. In deze factsheet is gebruik gemaakt van gegevens van de 6e meting in 2008-2009 (circa 1.500 personen), waarbij de leeftijd van de respondenten 60-100 jaar was. In deze groep had circa 33% van de mannen en 24% van de vrouwen een hart- of vaatziekte en 15% van de mannen en 13% van de vrouwen had diabetes. Voor meer informatie over dit onderzoek, zie www.lasa-vu.nl .
9
Bloeddruk
Gebruikte literatuur 1. Herziening Richtlijn Hoge Bloeddruk. Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO / Nederlandse Hartstichting. Utrecht/ Den Haag, 2000. 2. Lewington S, Clarke R, Qizilbash N, Peto R, Collins R. Prospective Studies Collaboration. Age-specific relevance of usual blood pressure to vascular mortality: a meta-analysis of individual data for one million adults in 61 prospective studies Lancet 2002;360:1903-13. 3. Stamler J, Stamler R, Neaton JD. Blood pressure, systolic and diastolic, and cardiovascular risks. Arch Intern Med 1993; 153:598-615. 4. Polder JJ, Takken J, Meerding WJ, Kommer GJ, Stokx LJ. Kosten van ziekten in Nederland. De zorgeuro ontrafeld. Themarapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002. RIVM-rapport nr. 270751005. Bilthoven: RIVM, 2002. 5. Mulitdisciplinaire richtlijn cardiovasculair risicomanagement (herziening 2011). Nederlands Huisartsen Genootschap. Utrecht, 2011. 6. Van Dis I, Kromhout D, Geleijnse JM, Boer JM, Verschuren WMM. Evaluation of cardiovascular risk predicted by different SCORE equations: the Netherlands as an example. Eur J Cardiovasc Prev Rehabil 2010;17:244-9. 7. Kearney PM, Whelton M, Reynolds K, Muntner P, Whelton PK, He J. Global burden of hypertension: analysis of worldwide data. Lancet 2005;365:217-23. 8. Grobbee DE, Hofman A. Bloeddruk bij kinderen. Utrecht: Wetenschappelijke Uitgeverij Bunge, 1985. 9. Bekkers MBM, Brunekreef B, Koppelman GH, Kerkhof M, Smit HA, Wijga AH. BMI and waist circumference; cross-sectional and prospective associations with blood pressure and cholesterol in 12-year-olds. Accepted in PLoS ONE. 10. de Hoog MLA, van Eijsden M, Stronks K, Gemke RJBJ, Vrijkotte TGM (2012). Ethnic Differences in Cardiometabolic Risk Profile at Age 5-6 years: the ABCD Study. PLoS ONE 7(8):e43667. doi:10.1371/journal. pone.0043667. 11. van Rossum CTM, Buurma-Rethans EJM, Fransen HP, Verkaik-Kloosterman J, Hendriksen MAH. Zoutconsumptie van kinderen en volwassenen in Nederland: Resultaten uit de Voedselconsumptiepeiling 2007-2010. RIVM Rapport 350050007. Bilthoven, 2012. 12. Appel LJ, Moore TJ, Obarzanek E et al . for the DASH Collaborative Research Group. A clinical trial of the effects of dietary patterns on blood pressure. N Engl J Med 1997;336:1117-24. 13. Kok L, van Dis SJ, Verschuren WMM. Effectiviteit van leefstijlinterventies ter behandeling van hypertensie bij patiënten met hart- en vaatziekten en hoog risicopersonen. Nederlandse Hartstichting, Den Haag, 2008 (www.vitalevaten.nl). 14. Slobbe LCJ, Smit JM, Groen J, Poos MJJC, Kommer GJ. Kosten van Ziekten in Nederland 2007: Trends in de zorguitgaven 1999-2010. RIVM rapport 270751023. Bilthoven, 2011 (www.kostenvanziekten.nl).
Over deze cijfers Auteurs: mw. ir. A. Blokstra1, mw. dr. ir. I. van Dis2, mw. dr. ir. W.M.M. Verschuren1 1
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek, Bilthoven.
2
Hartstichting, Den Haag.
Uitgave 2012. Contactpersoon: mw. dr. ir. Ineke van Dis, Hartstichting (I.van.DisAhartstichting.nl), afdeling Kennis & Innovatie. De factsheet is te downloaden van de website van de Hartstichting: www.hartstichting.nl/professionals.
PZ100
10 Bloeddruk