Blauwdruk rekenmodel JGZ Eindrapport gezamenlijke werkgroep Z-org en GGD Nederland 21 december 2005
1
Inleiding
Van oudsher werd de 0 tot 4-jarigen jeugdgezondheidszorg uitgevoerd door de thuiszorg en gefinancierd uit de AWBZ en werd de 4 tot 19-jarigen jeugdgezondheidszorg verzorgd door de GGD en gefinancierd uit het gemeentefonds. Vanaf 2003 zijn de gemeenten verantwoordelijk geworden voor de jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19 jaar. Een van de hoofddoelen van het overhevelen van de verantwoordelijkheid voor de 0 tot 4-jarigenzorg naar de gemeenten, was het komen tot een integrale jeugdgezondheidszorg. GGD Nederland (GGD NL) en Z-org (voorheen de Landelijke Vereniging Thuiszorg (LVT)) zijn in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een traject gestart om te komen tot een landelijk rekenmodel JGZ. Doel hiervan is te komen tot een eenduidige definitie van producten of werkwijzen, een gezamenlijke systematiek van begroten en één rekenmodel dat door alle thuiszorgorganisaties en GGD’en gebruikt kan worden. Z-org richtte zich in eerste instantie op het 0 tot 4-jarigendeel, GGD NL op het 4 tot 19-jarigendeel. In 2004 is door Z-org en GGD NL een eerste opzet voor een productbegroting gemaakt. Dit is het voorbeeld rekenmodel. In dit rekenmodel is vooral het 0 tot 4-jarigendeel uitgewerkt. Het 4 tot 19jarigendeel is in dit model heel globaal van opzet. Na deze eerste opzet zijn twee trajecten gestart. Z-org heeft door een extern bureau de eerste opzet van het voorbeeld rekenmodel 0–4 laten toetsen op bruikbaarheid in de praktijk bij thuiszorgorganisaties. Z-org en GGD NL hebben gezamenlijk het rekenmodel laten toetsen op de aansluiting bij de wensen van de gemeenten als financier van de JGZ. De resultaten hiervan zijn beschreven in een rapportage (Hoeksma Homans & Menting (HHM), kenmerk HHM/MK/05/3116/jgz). GGD NL heeft voor de verdere ontwikkeling van de productbegroting een werkgroep ingesteld die, ondersteund door Van Naem & Partners, in beeld heeft gebracht welke producten (werkwijzen) en welke variabelen in het model ingebracht moeten worden. Op basis van de variabelen is een eerste opzet voor het rekenmodel 4 tot 19 jaar gemaakt. De uitgangpunten en de variabelen voor de 4 tot 19-jarigenzorg zijn uitgewerkt in het rapport “Variabelen rekenmodel JGZ” (Van Naem & Partners).
05.0376jg, 21 december 2005
1
Beide rapporten zijn als bijlage bij dit rapport gevoegd. In de onderliggende rapportage wordt ervan uitgegaan dat de inhoud van beide rapporten bij de lezer bekend is. De separate rapporten kunnen indien nodig aanvullende informatie verschaffen. Een gezamenlijke werkgroep van Z-org en GGD NL waaraan medewerkers van de VNG en het Ministerie van VWS als adviseurs zijn toegevoegd, hebben aan beide adviseurs gevraagd een samenvatting van hun rapport in een zelfde stramien te maken. Dit maakt het voor de leden van deze gezamenlijke werkgroep mogelijk om de overeenkomsten en de verschillen tussen thuiszorg en GGD in beeld te brengen. In deze rapportage worden op basis van beide rapportages de overeenkomsten en de verschillen in de wijze van het opstellen van de begroting tussen thuiszorg en GGD in beeld gebracht. Dit rapport vormt de basis voor het uitwerken van een definitief rekenmodel 0 tot 19 jaar, dat voor alle thuiszorgorganisaties en GGD’en kan worden toegepast. De rapporten van HHM en Van Naem & Partners zijn beide nog conceptversies en moeten nog definitief gemaakt worden. Dit rapport zal na het definitief worden van beide rapporten nog gescreend moeten worden.
2
Schematische opzet productbegroting
Het voorbeeld rekenmodel is ontwikkeld op basis van een stappenplan voor het berekenen van de kostprijs. Deze grondslagen zijn vergelijkbaar met het schema kostprijsberekening (zie hieronder). Het ontwerp rekenmodel dat is beschreven in het rapport van Van Naem is ook gebaseerd op een bepaalde methodiek. Deze is vertaald naar het schema kostprijsberekening (zie hieronder) Het te ontwikkelen rekenmodel 0 tot 19 gaat uit van de kostprijsberekening volgens onderstaand schema, waarin de wijze van kostprijsberekening schematisch is uitgewerkt. Onder het schema staat een uitleg. De nummers uit het schema komen in deze uitleg terug. Het rapport volgt het schema. Bij ieder hoofdstuk is een verwijzing naar het betreffende onderdeel uit het schema opgenomen.
05.0376jg, 21 december 2005
2
1.
P r o d u c t (w e r k w ijz e )
zie h o o fd stu k 3
2.
A c t iv it e it
zie h o o fd stu k 4
3.
T ijd s in z e t p e r d is c ip lin e
zie h o o fd stu k 5
5.
7.
10 .
12 .
4.
P r e s t a t ie s / v a r ia b e le n
zie h o o fd stu k 6
6.
P r o d u c t iv it e it
zie h o o fd stu k 7
8.
S a la r is k o s t e n
zie h o o fd stu k 8
9.
M a t e r ië le k o s t e n
zie h o o fd stu k 9
11.
O verh eadkosten
zie h o o fd stu k 10
B e n o d ig d e u r e n
B e n o d ig d e F T E
D ir e c t e k o s t e n
In t e g r a le k o s t e n
Schema 1: kostprijsberekening
Het product (werkwijze) (1) bestaat uit verschillende activiteiten (2). Per activiteit wordt aangegeven hoeveel tijd per eenheid (bijvoorbeeld consult) per discipline (3) nodig is. De tijdsinzet (3) vermenigvuldigd met het aantal eenheden (4) leidt tot het benodigde aantal uren (5). Het aantal uren (5) gedeeld door de productiviteit per discipline (6) geeft het aantal benodigde fte (7) . Het aantal fte’s wordt vermenigvuldigd met het gemiddelde salaris per discipline (8). Dit, samen met eventuele andere direct aan producten toe te wijzen materiële kosten (9), zijn de directe kosten van een product (werkwijze) (10). De directe kosten worden nog verhoogd met de toerekening van de overheadkosten (11). Dit resulteert in de integrale kosten van een product (werkwijze) (12). Aan de hand van schema 1 worden de thuiszorg en de GGD vergeleken. Per onderwerp uit het schema zijn de uitgangspunten van het voorbeeld rekenmodel en de uitgangspunten en variabelen van de GGD met elkaar vergeleken. De uitgangspunten zijn in de rapporten, die als bijlage zijn bijgevoegd terug te vinden.
05.0376jg, 21 december 2005
3
3
Productgroepen/producten/werkwijzen
(nummer 1 uit het schema kostprijsberekening) In het basistakenpakket wordt onderscheid gemaakt tussen productgroepen en producten. Binnen de thuiszorg wordt het begrip werkwijze gehanteerd. Werkwijzen zijn soorten contacten die de thuiszorg uitvoeren. Sommige thuiszorgorganisaties noemen werkwijzen producten, maar dit zijn niet de producten uit het basistakenpakket (BTP). De GGD spreekt in haar rapport over producten. Dit zijn ook niet per se de producten uit het BTP, maar diensten die de GGD levert. Om begripsverwarring te voorkomen hebben wij het in dit rapport steeds over producten (werkwijzen). Met deze begrippen wordt door beide organisaties hetzelfde bedoeld. De GGD heeft de producten (werkwijzen) die zij levert in het kader van het basistakenpakket benoemd. Voor ieder product (werkwijze) is uitgewerkt welke productgroepen aan de orde zijn. De verdeling van de productgroepen naar de producten is wel benoemd, maar niet gekwantificeerd. In het voorbeeld rekenmodel 0-4 is per product (werkwijze) aangegeven uit welke productgroepen deze zijn opgebouwd. Eén werkwijze kan behoren tot meerdere productgroepen. Voorbeeld 0-4: Het tweede contact (2 weken) behoort tot de productgroepen ‘Monitoring en signalering’ (M&S), ‘Inschatten zorgbehoefte’ (IZ) en ‘Voorlichting, advies, instructie en begeleiding’ (VAIB).
De thuiszorgorganisaties achten een berekening van de kostprijs per werkwijze, verdeeld naar productgroepen, niet wenselijk. In de praktijk is het opsplitsen van een werkwijze naar verschillende productgroepen niet goed mogelijk. Enerzijds doordat het niet altijd duidelijk is tot welke productgroep de werkzaamheden behoren die worden uitgevoerd in een contact, anderzijds is de tijd die aan deze werkzaamheden wordt besteed variabel (waarmee de verdeling over de productgroepen variabel wordt). De gemeenten, de financiers van de JGZ, vinden de matrix productgroep (werkwijze) minder toegankelijk. Waar zij vooral aandacht voor vragen zijn de verrichte activiteiten en de effecten ervan.
05.0376jg, 21 december 2005
4
Z-org heeft vooralsnog vastgehouden aan de wijze waarop wordt omgegaan met de productgroepen in de werkwijzen. (nadat het rapport van HHM definitief is gemaakt zal duidelijk zijn dat dit na besluitvorming zo is gebleven) Hier bestaat een verschil tussen thuiszorg en GGD. De GGD heeft de verdeling van producten naar productgroepen wel benoemd, maar niet gekwantificeerd in financiële zin. De thuiszorg splitst één product (werkwijze) op in meerdere productgroepen en heeft dit gekwantificeerd. Bij beide organisaties bestaat de behoeften om, naast de reeds opgenomen producten (werkwijzen), ‘eigen’ producten (werkwijzen) te kunnen toevoegen in het rekenmodel.
4
Activiteiten
(nummer 2 uit het schema kostprijsberekening) De producten (werkwijzen) zijn onderverdeeld in activiteiten. De indeling die wordt gebruikt door thuiszorg en GGD is verschillend. Bij de thuiszorg wordt een product (werkwijze) gespecificeerd naar tijdsinzet per productgroep en voor- en nabespreking. De reistijd wordt impliciet opgenomen in de directe tijd en is niet apart zichtbaar. De GGD onderscheidt bij het merendeel van de contactmomenten: -
planning klassikale introductie/ouderintroductie het onderzoek nabespreking met school bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd inrichten werkruimte.
De klassikale introductie en het inrichten van de werkruimte komen niet bij elk contactmoment voor. De reistijd en het inrichten van de werkruimten kunnen regionaal verschillen. Voor de overige variabelen gelden in principe landelijke referentiecijfers. De specificatie van de activiteiten onder een product (werkwijze) verschilt tussen beide organisaties.
05.0376jg, 21 december 2005
5
De thuiszorg kent in het voorbeeld rekenmodel een product (werkwijze) ‘integraal dossierbeheer’. De thuiszorgorganisaties hebben aangegeven dat het dossierbeheer onderdeel uitmaakt van de contactmomenten en niet is los te koppelen van de consulten. Daarom zal, naast het algemene dossierbeheer, bij de producten (werkwijzen) de activiteit ‘dossierbeheer’ toegevoegd moeten worden. De GGD heeft onderscheid gemaakt in soorten activiteiten met betrekking tot dossierbeheer. Voor de verschillende activiteiten worden handelingen verricht voor het individuele dossier. De tijd die hieraan wordt besteed is door de GGD toegerekend aan de producten (werkwijzen). Naast de specifieke handelingen van een dossier voor een onderzoek of overleg, dient het gehele archief onderhouden te worden. Ook als kinderen niet gezien worden in een bepaald jaar, vraagt het dossier aandacht. Het hebben van een volledig en up-to-date dossier, is een belangrijke basisvoorwaarde voor het functioneren van de JGZ. Deze activiteit is door de GGD toegeschreven aan het product (werkwijze) ‘integraal dossierbeheer’. Het voorbeeld rekenmodel wijkt voor wat betreft het dossierbeheer af van de methode die de GGD heeft gekozen. De ideeën van de thuiszorgorganisaties (twee soorten dossierbeheer) komen overeen met de ideeën van de GGD’en. In het voorbeeld rekenmodel is de reistijd verdisconteerd in de directe tijd per werkwijze en is niet apart zichtbaar. De thuiszorgorganisaties geven er de voorkeur aan de reistijd specifiek te benoemen en apart zichtbaar te maken binnen de producten (werkwijzen).Regionale verschillen worden dan duidelijker zichtbaar in de kostprijs. De GGD heeft in haar notitie voorgesteld dit op dezelfde wijze te doen. Ook zij willen de reistijd als apart onderdeel binnen een product (werkwijze) zichtbaar maken. De door de thuiszorgorganisaties voorgestelde manier om de reistijd inzichtelijk te maken komt overeen met de door de GGD’en voorgestelde werkwijze.
05.0376jg, 21 december 2005
6
5
Tijdsinzet per discipline
(nummer 3 uit het schema kostprijsberekening) Beide organisaties zetten meerdere disciplines in bij de verschillende producten (werkwijzen). In het rekenmodel moet het mogelijk zijn om zelf disciplines toe te voegen. In de praktijk hanteren zowel de GGD als de thuiszorg verschillende uitvoeringsnormen. Het is belangrijk dat het rekenmodel door de organisaties gebruikt kan worden om hun eigen begroting op te stellen. Er moet dus ruimte zijn om hun eigen werkwijzen en uitgangspunten in het model te zetten. Het heeft voor de organisaties een meerwaarde als zij hun eigen uitkomsten kunnen vergelijken met landelijke richtlijnen. De GGD wil in het model zowel een doorrekening op basis van (landelijke) referentiecijfers als op basis van de eigen uitgangspunten van een GGD. Beide organisaties vinden het belangrijk dat er (landelijke) referentiecijfers in het rekenmodel staan. De thuiszorgorganisaties kunnen hun eigen uitvoeringswijze naast de referentiecijfers invullen. Indien een organisatie (nog) geen gegevens heeft over de eigen uitvoering, kunnen in het rekenmodel de (landelijke) referentiecijfers worden gebruikt. De referentiecijfers worden door de koepelorganisaties ingevuld op basis van benchmarkgegevens of andere bronnen.
6
Prestaties / variabelen
(nummer 4 uit het schema kostprijsberekening) Het aantal prestaties zijn de variabelen die bepalen hoeveel capaciteit nodig is voor het uitvoeren van de JGZ. Hier kan onder meer gedacht worden aan het aantal kinderen, het percentage ‘niet op komen dagen (no show)’, het percentage extra zorg en het aantal externe overleggen. In het te ontwikkelen rekenmodel moet een groot aantal variabelen worden opgenomen. In het rapport van de GGD zijn de variabelen volledig opgenomen. Voor het 0 tot 4-jarigendeel zijn de variabelen uit het voorbeeld rekenmodel te halen. Voor een volledig overzicht van de variabelen wordt verwezen naar beide documenten. De GGD stelt voor om in het rekenmodel de werkelijke variabelen in te vullen en deze waar mogelijk af te zetten tegen landelijke referentiecijfers.
05.0376jg, 21 december 2005
7
Ook Z-org stelt voor om het te ontwikkelen rekenmodel te vullen met landelijke referentiecijfers (waar nodig aangepast op basis van de benchmark 2005 van Z-org) en de organisaties de mogelijkheid te geven deze te overschrijven. De thuiszorg gaat uit van het werkelijk aantal kinderen en stelt voor om hiervoor een peildatum te hanteren. Zowel Z-org als GGD NL willen dus voor de variabelen de (landelijke) referentiecijfers in het model zetten, en de thuiszorgorganisaties en de GGD’en de mogelijkheid geven deze referentiecijfers te gebruiken of eigen kengetallen in te vullen.
7
Productiviteit
(nummer 6 uit het schema kostprijsberekening) Productiviteit is in dit kader omschreven als het aantal uren dat per fte direct kan worden toegewezen aan producten (werkwijzen). Beide organisaties geven aan dat er per discipline een productiviteitsberekening moet worden gemaakt. De productiviteit kan per discipline verschillend zijn. De wijze waarop de productiviteit wordt berekend is bij beide organisatie hetzelfde. Er worden dezelfde begrippen gehanteerd. Beide houden rekening met onder meer ziekte, verlof, overleg, opleiding en kwaliteit.
8
Salariskosten
(nummer 8 uit het schema kostprijsberekening) In het voorbeeld rekenmodel is uitgegaan van een gemiddelde inschaling per discipline. De thuiszorgorganisaties geven aan dat voor het berekenen van de kostprijs en het opstellen van de begroting het noodzakelijk is te rekenen met de werkelijke gemiddelde salariskosten per discipline. Dit komt overeen met de wijze waarop de GGD’en dit willen verwerken in het rekenmodel. In het voorbeeld rekenmodel zijn de functies CB-arts en Stafarts tot op heden samengevoegd. De thuiszorgorganisatie adviseren om de functie van arts te splitsen in CB-arts en Stafarts, omdat - gezien het takenpakket van beide - de productiviteit en het salaris van beide soorten arts verschillend zijn.
05.0376jg, 21 december 2005
8
9
Materiële kosten
(nummer 9 uit het schema kostprijsberekening) GGD’en kennen bij een (beperkt) aantal producten (werkwijzen) naast de salariskosten ook andere directe kosten. Dit zijn materiële kosten die voor een specifiek(e) product (werkwijze) worden gemaakt. Deze kosten moeten in het rekenmodel worden opgegeven. In het voorbeeld rekenmodel is deze mogelijkheid niet opgenomen. In het onderzoek van HHM is dit ook niet naar voren gekomen als wenselijke factor voor het model, maar ook bij thuiszorgorganisaties kan het voorkomen dat er specifieke kosten voor een bepaalde werkwijze worden gemaakt (bijvoorbeeld kosten van audiometers voor een gehoorscreening). In het te ontwikkelen rekenmodel moet het bij alle producten (werkwijzen) mogelijk zijn om materiële kosten op te geven
10
Overheadkosten
(nummer 10 uit het schema kostprijsberekening) De GGD’en rekenen de overheadkosten toe aan zowel het uniforme deel als het maatwerkdeel. In het voorbeeld rekenmodel wordt de overhead alleen toegerekend aan het uniforme deel. De thuiszorgorganisaties vinden het wenselijk om de overhead ook aan het uniforme en het maatwerkdeel toe te rekenen. De overheadkosten variëren per organisatie. De thuiszorgorganisaties stellen voor om binnen de overhead in het rekenmodel de verschillende onderdelen zichtbaar te maken, zodat de kosten voor (in ieder geval) de huisvesting en automatisering inzichtelijk worden. Dit is wenselijk omdat op deze onderdelen regionale verschillen bestaan die aldus leiden tot verschillende kostprijzen.
05.0376jg, 21 december 2005
9
11
Algemeen
De thuiszorgorganisaties hebben, naast hetgeen hiervoor is beschreven, een aantal algemene punten aangedragen dat de toepasbaarheid en het gebruiksgemak van het rekenmodel vergroot: 1 2 3 4
maak een scherm met invulvelden en plaats de resultaatvelden ernaast maak een doorrekening van uren naar formatie, alle bouwstenen hiervoor zijn aanwezig in het model er moeten mogelijkheden zijn om eigen variabelen toe te voegen neem het maatwerk op in het model, zodat een berekening van het totale basistakenpakket gemaakt kan worden.
De thuiszorgorganisaties vinden het rekenmodel te gedetailleerd om volledig aan de gemeenten te presenteren. Het model is een intern hulpmiddel om de begroting voor de JGZ op te stellen. Een resultaatblad uit dit model zou mogelijk als externe begroting kunnen dienen, die aan de gemeenten wordt aangeboden. GGD’en die met een productbegroting werken, stellen op basis van detailinformatie de begroting op. De informatie die naar de gemeenten gaat is vaak beknopter. De gemeenten hebben aangegeven vooral een relatie tussen de kosten en de prestaties te willen maken. Zij hebben behoefte aan kernachtige informatie en willen niet te diep interveniëren in de taak van de professionals. Aan de andere kant kijken de gemeenten met veel belangstelling naar de parameters huisvestingskosten, overhead, productiviteit, ziekteverzuim en disciplineopbouw. De gemeenten geven aan dat zij het belangrijk vinden om mee te denken bij de formulering van de prestatie-indicatoren en de beoogde effecten. Er zal nog een vertaalslag gemaakt moeten worden van het interne rekenmodel naar de verantwoording aan de gemeenten. Dit zal regionaal moeten gebeuren omdat de wensen van de opdrachtgevers (de gemeenten) verschillend kunnen zijn. Het rekenmodel moet wel een hulpmiddel kunnen zijn bij het aanleveren van informatie aan de gemeenten. In het model wordt een opzet gemaakt voor de verantwoording aan de gemeenten.
05.0376jg, 21 december 2005
10
12
Verschillen
Er zijn op vele punten overeenkomsten tussen de uitgangspunten van Z-org en GGD NL. Er zijn echter ook een aantal verschillen die extra aandacht vragen voor het ontwikkelen van een gezamenlijk model. Mogelijk staan de verschillen een gemeenschappelijk model niet in de weg. Daar waar dat wel het geval is, zal een keuze gemaakt moeten worden. De verschillen tussen thuiszorg en GGD, die in dit rapport naar voren zijn gekomen, zijn:
1
Gebruik van productgroepen
De GGD heeft de productgroepen binnen een product (werkwijze) wel benoemd maar niet gekwantificeerd. De thuiszorg splitst één product (werkwijze) op naar de verschillende productgroepen en heeft dit gekwantificeerd. De vertaling van producten (werkwijzen) naar productgroepen gebeurt door het model. Dit verschil is geen belemmering voor de ontwikkeling van een integraal rekenmodel.
2
Activiteiten onder een product (werkwijze)
De mate van detaillering van de activiteiten onder een product (werkwijze) is verschillend. De GGD onderscheidt meer activiteiten dan de thuiszorg. Dit is geen belemmering voor de ontwikkeling van een integraal rekenmodel.
3
Dossierbeheer
De GGD onderscheidt twee soorten dossierbeheer: -
dossierbeheer in verband met individuele contactmomenten of overlegvormen algemeen, niet aan activiteiten verbonden dossierbeheer.
De eerste vorm van dossierbeheer is als activiteit ondergebracht bij een product (werkwijze). De tweede vorm is als apart(e) product (werkwijze) onderscheiden. In het voorbeeld rekenmodel is het dossierbeheer als apart(e) product (werkwijze) opgenomen door de thuiszorg. In het rapport van HHM is beschreven dat thuiszorgorganisaties er de voorkeur aan geven het dossierbeheer gerelateerd aan de contacten met cliënten in de totaaltijd per contactmoment op te nemen en daarnaast het product dossierbeheer te handhaven voor niet-contactgebonden archiefwerkzaamheden. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van de GGD. Na de voorgestelde wijziging vanuit de thuiszorgorganisaties is er ten aanzien van dossierbeheer geen verschil.
05.0376jg, 21 december 2005
11
4
Reistijd
Beide organisaties hebben de reistijd verwerkt in de producten (werkwijzen). De thuiszorgorganisaties geven er de voorkeur aan om de reistijd naast de tijd die wordt besteed aan het contact zelf, apart inzichtelijk te maken, maar wel gekoppeld aan het contact. Na de voorgestelde wijziging vanuit de thuiszorgorganisaties is er bij de reistijd geen verschil tussen beide organisaties.
5
Variabelen
Beide organisaties vinden het noodzakelijk dat de organisaties hun eigen variabelen kunnen invoeren om zo een begroting op te stellen die aansluit bij de eigen werkwijze. De (landelijke) referentiecijfers worden wel in het model gezet. Dit biedt de mogelijkheid om verschillen tussen referentiecijfers en eigen uitvoering in beeld te brengen of de referentiecijfers te gebruiken als er geen gegevens van de eigen organisatie beschikbaar zijn. Dit is dus geen verschil meer.
6
Salariskosten
De GGD’en gaan uit van de werkelijke gemiddelde salariskosten per discipline. Dit sluit aan bij de wens van de thuiszorgorganisaties. In het voorbeeld rekenmodel wordt gerekend met een gemiddelde inschaling per discipline. Na het overnemen van de voorgestelde wijziging is dit geen verschil meer.
7
Overige directe kosten
De GGD heeft in de set van variabelen voor het rekenmodel de overige directe kosten meegenomen. Bij producten (werkwijzen) is het mogelijk om specifieke materiële kosten op te nemen. Bij de thuiszorg is de noodzaak hiertoe nog niet naar voren gekomen, maar in de gezamenlijke werkgroep wel onderkent. De werkwijze van de GGD wordt overgenomen.Dit is dus geen verschil meer.
8
Overhead
Door de thuiszorg wordt de overhead alleen toegerekend aan het uniforme deel. De thuiszorgorganisatie stellen voor om de overhead in de toekomst toe te rekenen aan zowel het uniforme als aan het maatwerkdeel. Dit laatste zou aansluiten bij de wijze waarop de GGD’en werken. In het model is de verdeling van de overhead variabel. Voor het rekenmodel is dit geen verschil.
05.0376jg, 21 december 2005
12
13
Conclusie
Als de bevindingen uit het rapport van HHM worden overgenomen, zijn er geen verschillen tussen de voorgestelde methodieken van beide organisaties die een belemmering vormen voor het ontwikkelen van een integraal rekenmodel. De in hoofdstuk 12 gesignaleerde verschillen zijn geen probleem om te komen tot een gezamenlijke rekenmodel JGZ 0 tot 19 jaar. Voor de bouwers van het model is het aan te bevelen dat de GGD en thuiszorg een vorm kiezen in de wijze waarop referentiecijfers en eigen cijfers in het model ingebracht worden. Het rekenmodel is vooral bedoeld voor de interne bedrijfsvoering van de thuiszorgorganisaties en de GGD’en. De gezamenlijke werkgroep biedt het model op cd-rom aan de thuiszorgorganisaties en de GGD’en voor de kerst 2005 aan. Tot slot zal regionaal nog vastgesteld moeten worden welke informatie uit de productbegroting aan de gemeenten worden aangeboden. Dit is geen taak voor de gezamenlijke werkgroep.
05.0376jg, 21 december 2005
13