Inventarisatie variabelen Rekenmodel JGZ 4 tot 19-jarigendeel 21 december 2005
1
Inleiding
GGD Nederland (GGD NL) en de Landelijke Vereniging Thuiszorg (LVT) zijn in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een traject gestart om te komen tot een landelijk rekenmodel JGZ. DE LVT richt zich in eerste instantie op het 0 tot 4-jarigendeel. GGD NL ontwikkelt een voorstel voor het 4 tot 19-jarigendeel. GGD NL heeft een extern adviseur gevraagd hierbij te ondersteunen. De adviseur wordt bijgestaan door een werkgroep, waarin een aantal GGD’en is vertegenwoordigd. De samenstelling van de werkgroep is opgenomen in bijlage 1. Het doel van de exercitie is te komen tot een uniform begrotingsmodel, waarbinnen eenduidige definities en uitgangspunten worden gebruikt. Het model moet aansluiten bij de benchmark van GGD NL. GGD NL heeft ervoor gekozen een hulpmiddel voor de JGZ-afdelingen te ontwikkelen, waarmee de benodigde formatie voor het uitvoeren van de Jeugdgezondheidszorg kan worden bepaald. Daarmee wordt voorkomen dat het JGZ-model en de GGD productbegroting met elkaar conflicteren. Het JGZmodel levert de formatieberekening die als input dient voor de GGDbegroting. De uitkomsten van financiële doorrekening in de GGD-begroting kunnen vervolgens door de afdelingen JGZ worden gebruikt om op detailniveau de kostprijs van de JGZ-producten te bepalen. Voordat het model technisch verder wordt uitgewerkt, heeft de werkgroep geanalyseerd welke gegevens nodig zijn om het model te kunnen gebruiken. Voor het uniforme deel van het basistakenpakket zijn de producten eenduidig gedefinieerd. Voor het maatwerk is een lijst met producten opgenomen die al door verschillende GGD’en wordt gebruikt. GGD’en kunnen, als zij met de gemeenten andere maatwerkproducten afspreken, de lijst in het model zelf aanpassen. Er is per product een analyse gemaakt van de variabelen die bepalend zijn voor de inzet van de benodigde fte’s voor de uitvoering van de JGZ. De werkgroep heeft hierbij gekeken of deze variabelen landelijk kunnen gelden of dat ze afhankelijk zijn van regionale verschillen. De GGD’en kunnen met behulp van de landelijke normen toelichten waarom zij op onderdelen hiervan afwijken. Diverse initiatieven die door verschillende GGD’en in het land al waren opgestart, zijn als input gebruikt voor de ontwikkeling van het landelijke rekenmodel.
05.0377jg, 21 december 2005
1
Gezien het belang van het instrument en de noodzaak tot onderlinge afstemming tussen de GGD’en (en de LVT), worden de variabelen ter besluitvorming aangeboden aan het bestuur van GGD NL. In het te ontwikkelen rekenmodel worden vastgestelde landelijke normen opgenomen. De GGD’en kunnen naast deze normen hun eigen inzet invullen. In het model wordt dan meteen zichtbaar waar de verschillen tussen landelijke normen en eigen uitvoering zitten.
2
Uitgangspunten
2.1
Producten
In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de producten die in het rekenmodel opgenomen worden. Hierbij is onderscheid gemaakt in: a
Uniforme producten van het basistakenpakket De uniforme producten van het basistakenpakket worden in principe door alle GGD’en uitgevoerd voor hun gemeenten. Op dit moment is dit nog niet het geval, maar in de (nabije) toekomst zullen de GGD’en naar het pakket toegroeien.
b
Maatwerk producten van het basistakenpakket Het maatwerk is opgedeeld in de productgroepen die in het basistakenpakket worden onderscheiden. In elke productgroep moeten de gemeenten activiteiten ontplooien. Alleen de mate waarin en de wijze waarop is een beleidsvrijheid van de gemeente. Bij iedere productgroep is een aantal producten opgenomen die nu door verschillende GGD’en (die vertegenwoordigd waren in de werkgroep) aan hun gemeenten worden geleverd.
De bijgevoegde productlijst sluit aan bij de benchmarkvragenlijst. Tijdens het opstellen van dit rapport (maart/april 2005) is het platform JGZ bezig met het uitwerken van een nieuw voorstel voor de indeling uniform/ maatwerk. Met de eventuele aangepaste indeling is in deze notitie nog geen rekening gehouden. Na besluitvorming over het voorstel van het platform JGZ zal de productindeling in het model aangepast moeten worden. De variabelen per product zullen hierdoor niet veranderen. Het model zal zodanig opgezet gezet worden dat ook de toedeling van een product naar uniform of maatwerk als een variabele wordt gezien.
05.0377jg, 21 december 2005
2
2.2
Productiviteit
Een belangrijke factor bij het bepalen van het benodigde aantal fte is de productiviteit per discipline. Met productiviteit wordt hier bedoeld, de tijd die per fte daadwerkelijk kan worden besteed aan het leveren van de diensten. De beschikbare tijd wordt gecorrigeerd voor afwezigheid (ziekte, verlof) en voor indirecte uren (uren die wel worden gewerkt, maar die niet specifiek zijn toe te rekenen aan een bepaald product, bijvoorbeeld algemeen werkoverleg, productontwikkeling, kwaliteit). Bij de afwezigheid zijn de volgende onderdelen onderscheiden: -
-
ziekteverzuim (uitgedrukt in een percentage van de beschikbare uren) verlof (aantal reguliere vakantiedagen, exclusief ATV; deze is al verrekend in de beschikbare uren) feestdagen (aantal feestdagen per jaar) gemeentelijke dagen (in sommige regio’s hebben de gemeenten extra vrije dagen, bijvoorbeeld met de kermis, carnaval of andere lokale feesten) leeftijdsdagen overig verlof.
Bij de indirecte (niet aan een specifiek product toe te wijzen) uren zijn de volgende componenten opgenomen: -
-
-
overleg: werkoverleg functioneringsgesprek personeelsbijeenkomst. scholing/productontwikkeling: bijscholing accreditatie kwaliteit/innovatie. voorwaardenscheppende uren (niet nader gespecificeerd, kan per GGD variëren; in de oude norm zaten hierin administratieve handelingen en reistijd opgenomen).
In bijlage 3 is de opzet van de berekening van de productiviteit opgenomen. De productiviteit zal op onderdelen per GGD verschillen.
05.0377jg, 21 december 2005
3
2.3
Reistijd
De wijze waarop de reistijd in de normering wordt verwerkt, is een onderwerp waar de werkgroep uitgebreid stil bij heeft gestaan. Reistijd is een factor die regionaal heel verschillend kan zijn. Enerzijds door het gebied waarin de GGD actief is (veel kleine scholen in verschillende steden, de uitgestrektheid van het gebied). Anderzijds wordt de reistijd bepaald door de gemaakte keuzes in de bedrijfsvoering (PGO’s op de scholen of op de GGD, reizen niet altijd werktijd (woon-werk als eigen tijd)). Tot slot heeft de wijze waarop de PGO’s ingepland worden invloed op de reistijd en op de effectiviteit waarop de medewerkers kunnen functioneren. De vraag is nu of de reistijd moet worden verdisconteerd in de uitvoeringsnormen van de verschillende activiteiten, of dat het beter is om de reistijd mee te nemen in de berekening van de productiviteit. Elke methode heeft zijn voor- en nadelen. In afwijking van ons advies heeft de werkgroep ervoor gekozen om de reistijd op te nemen in de uitvoeringsnormen van de producten. Deze keuze bemoeilijkt de onderlinge vergelijkbaarheid van de ‘zuivere’ tijd die wordt besteed aan de producten en de doelmatigheid. In de werkgroep is daarom afgesproken dat de reistijd wel apart inzichtelijk moet worden gemaakt en dat bij het aanleveren van gegevens ten behoeve van de benchmark de reistijd apart kan worden opgegeven.1 Dit vraagt een specifieke registratie. 2.4
Algemeen dossierbeheer
Naast de specifieke handelingen van een dossier voor een onderzoek of overleg, dient het gehele archief onderhouden te worden. Ook als kinderen niet gezien worden in een bepaald jaar, vraagt het dossier aandacht. Het hebben van een volledig en up-to-date dossier, is een belangrijke basisvoorwaarde voor het functioneren van de JGZ.
1
Veel GGD’en beschikken (nog) niet over een geavanceerd tijdsregistratiesysteem dat deze
informatie eenvoudig kan aanleveren. Voor deze GGD’en betekent de gekozen werkwijze een administratieve verzwaring. 05.0377jg, 21 december 2005
4
Er zijn twee soorten activiteiten onderscheiden met betrekking tot het dossier: a b
Handelen in verband met een individueel contactmoment of individuele bespreking. Overig handelen; dit zijn alle handelingen die worden uitgevoerd met een dossier die niet zijn te koppelen aan een individueel contact of bespreking.
De onder a genoemde activiteiten worden toegerekend aan de producten van de JGZ (PGO’s, overleggen). Het 'overig handelen' binnen het algemeen dossierbeheer (ad b) kan op drie manieren verwerkt worden: 1 2 3
verwerken in de normtijden van de reguliere producten als apart product opnemen opnemen in de overhead (productiviteitsberekening).
Eerder is aangegeven dat een goed archief een belangrijke voorwaarde is voor het uitvoeren van de JGZ. In de ‘operatie De Jong’ wordt groot belang gehecht aan een sluitend cliëntvolgsysteem. Ten behoeve van de zorgcoördinatie wordt het streven naar een centraal dossier van groot belang geacht. Hier ligt een rol voor de JGZ. Daarom heeft de werkgroep ervoor gekozen om een apart productintegraal dossierbeheer op te nemen. Ook de LVT heeft hiervoor gekozen. 2.5
Disciplines
Bij het doorrekenen van het basistakenpakket in 2002 is onderscheid gemaakt in drie disciplines (arts, verpleegkundige en assistente). Bij veel GGD’en worden ook administratieve krachten ingezet bij de totstandkoming van de JGZ-producten. Er wordt in de normering een vierde discipline toegevoegd. In de WCPV (artikel 6) wordt tandzorg als een specifieke deskundigheid genoemd waarover de gemeenten (lees GGD) moeten beschikken. De Tandheelkundig Preventief Medewerker (TPM) kan dus al aparte discipline worden opgenomen. In de WCPV wordt ook een gedragswetenschapper (pedagoog/psycholoog) als een specifieke deskundigheid genoemd. Ook deze discipline kan - daar waar van toepassing - worden opgenomen bij de producten in het model.
05.0377jg, 21 december 2005
5
2.6
Communicatie naar aanleiding van een contactmoment
Naar aanleiding van de contactmomenten vinden er drie soorten overleg plaats: -
-
Overleg met scholen (bespreken bevindingen). Deze activiteit is opgenomen in de normtijd van de producten. Overleg JGZ-team (bespreken risicokinderen). Deze activiteit is opgenomen in de normtijd van de producten. Overleg met derden. Deze vorm van overleg valt onder bijkomende zorg.
2.7
Overhead
-
GGD’en gaan verschillend om met het verdelen van de overheadkosten naar de producten. De werkgroep adviseert, vanuit strategisch oogpunt, om in ieder geval overhead toe te rekenen aan het uniforme deel en het maatwerkdeel. Beide onderdelen zijn wettelijk verankerd en moeten worden uitgevoerd. Daarnaast is de werkgroep van mening dat alle huisvestingskosten getotaliseerd moeten worden en over alle gemeenten worden verdeeld. Het komt nu nog voor dat onderzoekslocaties per gemeente betaald worden. Dit levert overigens wel een probleem op voor een aantal GGD’en waar de (deel)gemeenten de GGD hebben opgedragen om de werkelijke huisvesting per (deel)gemeente in rekening te brengen. De hoogte van de overheadkosten kan regionaal erg verschillend zijn. De GGD’en zullen in beeld moeten brengen welke onderdelen in de overhead zijn opgenomen. Bij de gemeenten moeten zij uitleggen waarom de overhead afwijkt van andere GGD’en. De benchmark kan hierbij gebruikt worden. Het voorstel van de werkgroep om in ieder geval ook maatwerk met overhead te belasten, leidt wel tot een verschil met de thuiszorg. Bij thuiszorgorganisaties wordt de volledige overhead toegerekend naar het uniform deel en wordt er aan maatwerkproducten geen overhead toegerekend. Indien gemeenten een offerte vragen voor een maatwerk- of plusproduct bij beide organisaties, komen er prijzen op tafel die niet helemaal vergelijkbaar zijn. 2.8
Extra zorg
De werkgroep is van mening dat er bij de extra zorg ook administratieve ondersteuning moet worden opgenomen. Deze is in de norm 2002 niet apart benoemd en was deels verwerkt in de voorwaardenscheppende uren. De beschikbare tijd op basis van 30 procent extra zorg wordt verdeeld over alle disciplines.
05.0377jg, 21 december 2005
6
2.9
Intrede onderzoek nieuwkomers
Het intredeonderzoek is bij de normering opgenomen onder extra zorg. De werkgroep stelt voor om dit contactmoment uit de extra zorg te halen en over te hevelen naar een apart contactmoment. Het percentage van de extra zorg hoeft hiervoor niet te worden aangepast, want door deze werkwijze wordt het volume van het aantal reguliere PGO’s aangepast (als er door GGD’en instroomonderzoeken werden uitgevoerd, werden deze verantwoord onder reguliere PGO’s). Een PGO voor nieuwkomers vergt meer tijd dan een regulier PGO. De normtijden die zijn opgenomen, zijn gebaseerd op ervaringscijfers van de MOA en het MOA-protocol. 2.10 Logopedie Door TNO wordt een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop de logopedische screening uitgevoerd moet gaan worden. Zodra dit onderzoek is afgerond en besluitvorming heeft plaatsgevonden, kan deze uitvoeringswijze in de normering worden meegenomen. Voorlopig neemt iedere GGD de eigen huidige werkwijze op. 2.11
PGO – Voortgezet Onderwijs (VO)
In de norm 2002 is een verschillende werkwijze voor vmbo en havo/vwo gehanteerd. Deze verdeling kan blijven bestaan. De werkgroep vindt dat er bij het onderzoek door de verpleegkundige (havo/vwo) ook administratieve ondersteuning moet worden opgenomen. De verpleegkundigen doen nu heel veel administratieve handelingen zelf en dat is volgens de werkgroep niet efficiënt. In de norm 2002 was wel 6 minuten voor de assistentes meegenomen (de administratieve voorbereiding en afhandeling van het PGO). Daarnaast stelt de werkgroep voor om een PGO in klas 2 van het vmbo uit te laten voeren door alleen een arts. De assistente heeft bij dit onderzoek geen duidelijke rol (naast administratieve voorbereiding, afhandeling en planning). De inzet van assistente voor de uitvoering van dit PGO kan vervallen (met uitzondering van planning en administratie). Omdat dit nu nog niet voor alle GGD’en geldt (er zijn GGD’en waar de assistente wel een actieve rol heeft bij PGO in klas 2), kan in het te ontwikkelen model de inzet van assistente worden ingevuld bij het product.
05.0377jg, 21 december 2005
7
2.12
Speciaal Onderwijs (SO)
De invoering van het ‘rugzakje’ zal gevolgen hebben voor het aantal kinderen dat naar het SO gaat. Er zullen minder instroomonderzoeken en herhalingsonderzoeken SO zijn. Daarnaast zal in het reguliere onderwijs, door de instroom van kinderen die meer aandacht vragen, de extra zorg toenemen. Dit legt dus een druk op het percentage van 30%. Er zijn nog geen ervaringscijfers beschikbaar, maar de GGD’en zullen deze ontwikkelingen in de gaten moeten houden. Wij adviseren de GGD’en een registratie op te zetten, zodat de trendontwikkelingen zichtbaar kunnen worden gemaakt. In de oorspronkelijke normering 2002 is voor het SO in totaliteit een werkwijze gehanteerd. Het SO bestaat uit vier clusters. De plaatsingsonderzoeken en herhalingsonderzoeken van de verschillende clusters vragen een andere tijdsinzet. De uitsplitsing van het SO is opgenomen in de productenlijsten (bijlage 2) en de normering (bijlage 3). 2.13
Uniform/maatwerk
Bij de toedeling van de producten naar uniform en maatwerk is de meest recente verdeling als uitgangspunt gehanteerd. Het platform JGZ is bezig met een voorstel over een nieuwe verdeling. Zodra besluitvorming hierover heeft plaatsgevonden wordt de nieuwe indeling in het model toegepast. 2.14
Groepsmonitoring
Het verzamelen van gegevens t.b.v. Groepsmonitoring jeugd wordt op verschillende wijze uitgevoerd: via (digitale) gegevensverzameling op de school, middels enquêtes en op basis van registraties/landelijke Jeugdmonitor en de zgn. landelijke groeistudies. Het verzamelen van gegevens kan als gevolg van de ontwikkeling en invoering van het Integraal Dossier JGZ op andere wijze plaats vinden. Mogelijk, blijven huidige verzamelwijzen als het OMR- /JIS-formulier bestaan. De wijze van rapporteren is momenteel divers; mogelijk zal ook hierin verandering optreden als gevolg van de ontwikkeling en invoering van het digitaal Integraal Dossier JGZ. De hiervoor beschreven activiteiten vallen onder het uniforme deel van het basistakenpakket. Voor het uitvoeren van monitoring zal veelal gebruik gemaakt worden van de inzet van verschillende disciplines, bijvoorbeeld de epidemioloog. Deze inzet kan opgevoerd worden in het planningsmodel. De inzet van een epidemioloog mag hieraan worden toegerekend.
05.0377jg, 21 december 2005
8
2.15
GVO
Het uitvoeren van individuele en collectieve voorlichting (projecten/campagnes). De GVO-activiteiten toegesneden op jeugd maken onderdeel uit (van het maatwerkdeel) van het basistakenpakket en moeten in het rekenmodel worden meegenomen bij de JGZ. Deze inzet wordt dus meegenomen bij producten die te maken hebben met voorlichting ten behoeve van jeugd, ook als het wordt uitgevoerd door een ondersteunende afdeling. Voorlichting ten behoeve van de algemene bevolking waaronder jeugd dient bij het onderdeel gezondheidspreventie en –bevordering verantwoord te worden. 2.16 Technische Hygiënezorg In de WCPV (tekst 13 juli 2002) wordt het fysieke milieu niet apart genoemd onder de jeugdgezondheidszorg. In de memorie van toelichting wordt onder de technische hygiënezorg aangegeven, dat gemeenten verplicht zijn om na te gaan waar een verhoogd risico op verspreiding van pathogene microorganismen bestaat. De gemeenten moeten maatregelen voorstellen om de risico’s in te dammen. Als voorbeeld van de instellingen waar risico’s bestaan, worden met name groep 1 en 2 van het basisonderwijs genoemd. In het basistakenpakket (het ‘groene boekje’ van VWS) is monitoring van het fysieke milieu als activiteit opgenomen onder het uniforme deel van het basistakenpakket (product u 1.2.4). Ten tijde van het opstellen van het ‘groene boekje’ was er nog geen landelijke standaard voorhanden voor het monitoren van het fysieke milieu. De inschatting was dat zodra het elektronische dossier beschikbaar komt, de monitoring op efficiënte wijze kan worden uitgevoerd. In het voorjaar van 2005 is door het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV) het conceptrapport ‘Gezondheidsrisico’s in een basisschool’ gemaakt. Nadat dit concept is vastgesteld, wordt een controlelijst ontwikkeld die door GGD’en gebruikt kan worden bij het monitoren van het fysieke milieu. De huidige invulling van de technische hygiënezorg op (basis)scholen is erg wisselend per GGD. Bij veel GGD’en is de THZ ondergebracht bij de afdeling AGZ. In het kader van het VISI-project is een normering afgesproken voor de technische hygiëne op basisscholen. In deze normering worden een hygiënist en een administratief medewerker (rapportage) ingezet. In sommige regio’s is ervoor gekozen om de scholen niet meer te inspecteren, omdat scholen in het kader van de ARBO-wetgeving zelf verantwoordelijk werden voor de hygiëne en veiligheid op school. Daarnaast worden scholen ook geïnspecteerd in verband met de naleving van de verbruiksvergunningen.
05.0377jg, 21 december 2005
9
Om de uniforme activiteit te verankeren in het uniforme deel, stelt de werkgroep voor dit product op te nemen in het productenoverzicht. De inzet van de JGZ-medewerkers kan in het rekenmodel worden opgenomen. Indien de inspectie wordt uitgevoerd door een andere afdeling of andere disciplines, kunnen deze disciplines ook in het model worden opgenomen, zodat in een later stadium de kosten kunnen worden bepaald. 2.17
Beleidsadvisering
In het ‘groene boekje’ van het Ministerie van VWS wordt beleidsadvisering niet als apart product genoemd voor de GGD’en. Het maken van het jeugd(gezondheids)beleid is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het doel van de verschillende producten van het basistakenpakket is het verzamelen van gegevens op basis waarvan de gemeenten het beleid kunnen maken. Veel gemeente vragen bij het opstellen van het beleid hulp bij de GGD’en . Hoewel het product beleidsadvisering niet apart wordt genoemd als maatwerkproduct in het basistakenpakket, wil de werkgroep dit product wel als apart onderdeel opnemen in het rekenmodel. 2.18
MOA
De MOA vormt geen onderdeel van de WCPV. De aparte richtlijnen en JGZprotocollen van de MOA worden niet opgenomen in het basistakenpakket. Wel moeten deze activiteiten als plustaken in het landelijke rekenmodel ingevoerd kunnen worden.
3
Normering
3.1
Norm 2002
De door Van Naem & Partners gebruikte normtijden voor een PGO (rapport kosten basistakenpakket 2002) was als volgt opgebouwd: -
onderzoekstijd voor-/nabespreking
25 minuten 6 minuten
Bij deze normtijden was geen rekening gehouden met niet aan het kind gerelateerde tijd (indirecte tijd, reistijd, organisatie, registratie, management en staftaken).
05.0377jg, 21 december 2005
10
Ook zijn de volgende activiteiten bij de norm buiten beschouwing gelaten: -
interne/externe contacten (exclusief nabespreking op scholen) beleidsontwikkeling organisatie en coördinatie van zorg netwerken epidemiologisch onderzoek innovatie deskundigheidsbevordering.
Voor planning, dossierbeheer, opzoeken, aanvragen van dossiers, GBAmutaties en computerbeheer is administratieve ondersteuning nodig. De administratieve voorbereiding en afhandeling van het PGO zijn in de norm voorzien in de 6 minuten die bovenop de onderzoekstijd komen bij de assistentes. In 2002 zijn de indirecte kosten gebaseerd op gegevens van een aantal GGD’en. Een deel van deze GGD had mogelijk een deel van de administratieve handelingen en/of planning ondergebracht bij een bedrijfsbureau dat onderdeel uitmaakte van de overhead van de afdeling. Op basis van deze praktijkgegevens zat een deel van administratie en planning in de opslag voor de indirecte kosten. De variabelen waarbij het gaat om uren, gelden voor alle relevante disciplines. 3.2
Aanpassen normering
Een aantal GGD’en dat is vertegenwoordigd in de werkgroep, heeft een inventarisatie ingevuld van de uitvoering van de JGZ. Hierbij is in principe uitgegaan van de (concept-)productenlijst van het rekenmodel (zie bijlage 2). Het was de bedoeling om op basis van deze inventarisatie te komen met een voorstel voor normen voor de uitvoering, maar de verschillen tussen de GGD’en zijn groot en de tijd was te kort om hier goed over te debatteren. ‘ Zo zien we bijvoorbeeld bij het PGO groep 2 dat de inzet van de arts voor het contactmoment zelf bij alle GGD’en heel dicht bij elkaar ligt, maar bij de overige activiteiten ontstaan verschillen die niet alleen door de reistijd worden veroorzaakt. De inzet van de arts voor dit PGO ligt tussen 31 en 40 minuten. Bij de assistentes is het verschil nog groter (tussen de 31 en 49 minuten). Ook bij de andere producten zien we verschillen tussen de GGD’en. Verschillen in inzet van fte’s tussen de GGD’en worden mogelijk deels verklaard door verschillen in de omgeving waarin de GGD opereert. Bij de 0 tot 4-jarigenzorg is bij de verdeling van de financiële middelen rekening gehouden met omgevingsfactoren.
05.0377jg, 21 december 2005
11
De verdeling van de RSU is als volgt berekent: -
80% van de financiële middelen op basis van het aantal jongeren 4,5% van de middelen op basis van het aantal lage inkomens 4,5% van de middelen op basis van het aantal minderheden 8% van de middelen op basis van het aantal kernen 3% van de middelen op basis van het aantal hectaren.
Bij de 4 tot 19-jarigenzorg bestaat een dergelijke verdeelsleutel niet, maar kan dus wel tot uitdrukking komen in verschillen in de uitvoering. Het is lastig om normen vast te stellen omdat de GGD’en nog niet allemaal dezelfde producten leveren en omdat ervaringscijfers ontbreken om de variabelen allemaal in te kunnen vullen. Nadat de productenlijst en de variabelen zijn vastgesteld door het bestuur, worden de variabelen opgenomen in de benchmark en kunnen alle GGD’en hun producten afstemmen op de vastgestelde productenlijst. Vanaf de benchmark 2006 (voorjaar 2007) komen vergelijkbare gegevens beschikbaar en kan op basis van ervaringscijfers van een groot aantal GGD’en de best practice tot norm worden verheven. De werkgroep gaat een poging doen om in het voorjaar van 2005 met een voorlopige norm te komen. Alle variabelen zullen tegen het licht worden gehouden. Daar waar een redelijke overeenstemming wordt bereikt in de werkgroep, wordt voor dat onderdeel de voorlopige landelijke norm vastgesteld. Op de onderdelen waar grote verschillen bestaan en de werkgroep niet tot een eenduidig standpunt kan komen, wordt vooralsnog een landelijke norm opgenomen. De beschikbare gegevens worden besproken in de werkgroep, waarbij wij vooraf een analyse van de cijfers maken. In de periode tot juni zal gelijktijdig met de bouw van het model, de discussie over de normering worden gevoerd. De door de werkgroep voorgestelde normen worden in het model verwerkt.
05.0377jg, 21 december 2005
12
4
Variabelen uniform deel
4.1
Variabelen PGO’s regulier onderwijs
De werkgroep adviseert om zo veel als mogelijk inzet van disciplines te koppelen aan de activiteiten. Zij stelt voor om in de uitvoeringsnorm van een PGO de volgende activiteiten op te nemen: -
planning klassikale introductie het onderzoek nabespreking met school bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd* inrichten werkruimte*.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
De andere rekeneenheden die nodig zijn in het model: -
4.2
Het aantal kinderen dat een PGO moet ondergaan. Hierbij dient te worden uitgegaan van het werkelijke aantal kinderen. Het percentage dat bij de eerste oproep niet komt opdagen. Dit percentage kan regionaal verschillen. Variabelen Speciaal onderwijs
Bij de plaatsingsonderzoeken en de herhalingsonderzoeken SO gelden dezelfde variabelen als bij de PGO’s regulier onderwijs, met uitzondering van de klassikale introductie, deze komt niet voor bij het SO. 4.3
PGO nieuwe instroom
Bij het PGO nieuwe instroom gelden dezelfde variabelen als bij de PGO’s regulier onderwijs, met uitzondering van de klassikale introductie.
05.0377jg, 21 december 2005
13
4.4
Logopedische screening
Ook voor de logopedische screening gelden dezelfde variabelen als bij het speciaal onderwijs en de nieuwe instroom. De inzet wordt (nog) niet genormeerd. De uitvoeringsnormen worden bepaald op het moment dat de resultaten van het TNO-onderzoek bekend zijn en besluitvorming hierover heeft plaatsgevonden (zie 2.10) 4.5
Monitoring
Bij monitoring zijn twee soorten activiteiten onderscheiden: -
-
4.6
Verzamelen gegevens van individuele gegevens. De variabelen die hierbij horen zijn het aantal kinderen en de tijd per kind voor het verzamelen van de gegevens. Verzamelen/rapporten van gegevens op groepsniveau. De variabelen die hierbij horen zijn het aantal kinderen en de tijd per kind voor het verzamelen van de gegevens. Bijkomende zorg regulier onderwijs
Voor de berekening van benodigde formatie voor de bijkomende zorg is het volgende nodig: -
totale populatie 4 tot 19-jarigen (exclusief SO) tijd per kind per discipline planning bespreking met derden bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd*.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
In het model is een voorzet gedaan om de bijkomende zorg uit te splitsen naar verschillende activiteiten: -
huisbezoek onderzoek op verzoek/indicatie controle onderzoek kortdurende begeleiding (maximaal 3 contacten).
05.0377jg, 21 december 2005
14
De variabelen die per (deel)product van belang zijn: -
aantal kinderen planning het onderzoek bespreking met derden bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd *.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
4.7
Bijkomende zorg Speciaal Onderwijs
De variabelen van de bijkomende zorg Speciaal onderwijs zijn hetzelfde als de variabelen van het regulier onderwijs. Bij het speciaal onderwijs kunnen per cluster andere normen gelden. In plaats van de totale populatie 4 tot 19 jaar wordt hier gerekend met de werkelijke aantallen speciaal onderwijs. 4.8
Begeleidingscommissie Speciaal Onderwijs (op de scholen zelf)
De variabelen om de benodigde inzet van fte te bepalen zijn: -
aantal scholen frequentie tijdsinzet per vergadering bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd *.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
4.9
Overleg geïndiceerde leerling speciaal onderwijs (schooloverstijgend (permanenten leerlingcommissies) onderdeel van weer samen naar school (WSNS)
De indicatoren zijn gelijk aan 3.9. Alleen in plaats van het aantal scholen is de rekeneenheid hier het aantal samenwerkingsverbanden WSNS.
05.0377jg, 21 december 2005
15
4.10 Vaccinaties 9-jarigen (kostendekkend uitgevoerd) -
aantal kinderen organisatie/planning uitvoering administratie/rapportage reistijd*.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
4.11
Vaccinatie inhaal/nieuwkomers
De variabelen zijn hetzelfde als bij de vaccinaties 9-jarigen. 4.12 Visusscreening Indien dit product apart wordt uitgevoerd, zijn de volgende indicatoren van belang: -
aantal screeningen het onderzoek bespreking in het JGZ-team administratie/rapportage individueel dossierbeheer reistijd*.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
4.13
Overdracht dossier thuiszorg
-
aantal dossiers percentage overdracht naar arts percentage overdracht naar verpleegkundigen dossieroverdracht dossierbeheer beoordelen dossier reistijd*.
* deze variabelen kunnen regionaal verschillen, de overige kunnen als landelijke norm worden gebruikt.
05.0377jg, 21 december 2005
16
4.14 Integraal Dossierbeheer (voorwaarde scheppend) -
totaal aantal dossiers in beheer tijdsinzet per dossier (exclusief individuele handelingen, deze zijn bij de verschillende activiteiten opgenomen).
5
Variabelen Maatwerkdeel
Omdat het maatwerk per gemeente wordt afgesproken en de uitvoering per GGD verschillend is, wordt het maatwerk niet genormeerd. De variabelen worden wel in beeld gebracht om het mogelijk te maken het maatwerk ook in het rekenmodel op te nemen. 5.1
Voorlichting advies 4 tot 12-jarigen (Bao)
-
inzet op jaarbasis reistijd.
5.2
Voorlichtingadvies 12 tot 19-jarigen (VO)
-
inzet op jaarbasis reistijd.
5.3
Gezondheidsbevordering Speciaal onderwijs
-
inzet op jaarbasis reistijd.
5.4
Gezondheidsbedreigingen 1e en 2e milieu
-
inzet op jaarbasis reistijd.
5.5
Sociaal medisch team (SMT) Voortgezet onderwijs/Zorgteams VO
-
aantal SMT tijdsinzet per SMT reistijd.
5.6
Consultatieteams Basisonderwijs/Zorgteams BaO
-
aantal consultatieteams tijdsinzet per consultatieteam reistijd.
05.0377jg, 21 december 2005
17
5.7
Buurtnetwerken
-
aantal buurtnetwerken tijdsinzet per buurtnetwerk reistijd.
5.8
Gestructureerd overleg overige zorgaanbieders gericht op individu
-
aantal overleggen zorgaanbieders tijdsinzet per overleg zorgaanbieders reistijd.
5.9
Samenwerkingsverbanden en netwerken
-
aantal samenwerkingsverbanden tijdsinzet per samenwerkingsverband reistijd.
5.10 Schoolgezondheidsbeleid basisonderwijs -
aantal scholen tijdsinzet per school reistijd.
5.11
Schoolgezondheidsbeleid voortgezet onderwijs
-
aantal scholen tijdsinzet per school reistijd.
5.12
Lokaal/regionaal jeugdgezondheidsbeleid
-
inzet op jaarbasis reistijd.
5.13
Beleidsadvisering
-
inzet op jaarbasis reistijd.
05.0377jg, 21 december 2005
18
Bijlage 1
Samenstelling werkgroep
S. de Gouw W. Huisman G. van den Bamborst M. Blom M. Durand T. Groendijk W. Hilgersom E.J. Maarsingh J.E. Pijlman G. van der Schot T. Snijders E. Jens H. Visch M. Moosting J. Lansink S. Neppelenbroek A. Lodder J. van Gastel
05.0377jg, 21 december 2005
GGD ZHN GGD Amsterdam GGD Zeeland GGD ZOB GGD Gelre-IJssel GGD NML GGD MN GGD NWV GGD Fryslân GGD ZHW GGD Zeeland GGD AM GGD ZHE GGD ZW GGD regio Twente GGD NL GGD NL Van Naem & Partners
19
Bijlage 2
Overzicht producten basistakenpakket JGZ
Deel 4 - 19 jarigen
Producttype Benchmark
Productnaam
Uniform
contactmoment 1
Preventief Gezondheids Onderzoek 5-jarigen (groep 2)
Uniform
contactmoment 2
Preventief Gezondheids Onderzoek 10-jarigen (groep 7)
Uniform
contactmoment 3
Preventief Gezondheids Onderzoek 13-jarigen (klas 2) HAVO/VWO
Uniform
contactmoment 3
Preventief Gezondheids Onderzoek 13-jarigen (klas 2) VMBO/LWOO
Uniform
contactmoment SO
Plaatsingsonderzoek SBO/SVO
Uniform
contactmoment SO
Plaatsingsonderzoek cluster 2, 3 en 4 scholen
Uniform
contactmoment SO
Preventief Herhalings Onderzoek SBO/SVO 8,11,13 en 16 jaar
Uniform
contactmoment SO
Preventief Herhalings Onderzoek cluster 3 (ZLMK)
Uniform
contactmoment SO
Preventief Herhalings Onderzoek cluster 2 en 4
Uniform
benchmark nieuw product
PGO nieuwe instroom
Uniform (?)
preventieve logopedie
Logopedische screening
Uniform
monitoring
Groepsgerichte monitoring, verzamelen gegevens individueel
Uniform
monitoring
Groepsgerichte monitoring, verzamelen groepsgegevens
Uniform
bijkomende zorg regulier onderwijs
Extra zorg regulier onderwijs
Uniform
onderzoek op indicatie SO
Extra zorg Speciaal Onderwijs
Uniform
onderzoek op indicatie SO
Begeleidingscommissie Speciaal Onderwijs
Uniform
onderzoek op indicatie SO
Overleg geïndiceerde leerlingen SO
Uniform
vaccinaties 9-jarigen
Vaccinaties 9-jarigen (kostendekkend)
05.0377jg, 21 december 2005
20
Producttype Benchmark
Productnaam
Uniform
vaccinaties inhaal/nieuwkomers
Vaccinaties inhaal/nieuwkomers
Uniform
visusscreening
Visusscreening
Uniform
overdracht dossier
Integraal Dossier (overdracht 4-jarigen)
Uniform
nieuw (voorwaardescheppend ) product
Integraal Dossier (beheer)
Maatwerk
technische hygiënezorg basisscholen
Technische hygiënezorg basisscholen
Maatwerk
voorlichting/advies
Voorlichtingsactiviteiten 4-12 jaar (BO/SO)
Maatwerk
voorlichting/advies
Voorlichtingsactiviteiten 12-19 jaar (VO)
Maatwerk
Gezondheidsbedreigingen 1e en 2e milieu
Gezondheidsbedreigingen 1e en 2e milieu (crisiszorg obv nacalculatie)
Maatwerk
zorgcoördinatie
Sociaal Medisch Team Voortgezet Onderwijs
Maatwerk
zorgcoördinatie
Consultatieteam Basisonderwijs
Maatwerk
zorgcoördinatie
Buurtnetwerken
Maatwerk
zorgcoördinatie
Gestructureerd overleg overige zorgaanbieders gericht op individu
Maatwerk
netwerken
Samenwerkingsverbanden en netwerken
Maatwerk
netwerken
Schoolgezondheidsbeleid Basisonderwijs
Maatwerk
netwerken
Schoolgezondheidsbeleid Voortgezet onderwijs
Maatwerk
netwerken
Lokaal/regionaal (jeugd)gezondheidsbeleid
Maatwerk
voorlichting/advies
Gezondheidsbevordering Speciaal onderwijs (nnvt)
Maatwerk
beleidsadvisering
Beleidsadvisering
05.0377jg, 21 december 2005
21
Bijlage 3
Schematische opzet productiviteit per discipline
Productieve uren per fte per discipline arts
vp
assistente
administr.
1,00
1,00
1,00
1,00
Weken
52
52
52
52
Uren per week
36
36
36
36
1872
1872
1872
1872
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00
0,00
0,00
0,00
Verlof
25
25
25
25
Feestdagen
7
7
7
7
Totaal aantal dagen
32,00
32,00
32,00
32,00
Uren per dag
7,20
7,20
7,20
7,20
230,40
230,40
230,40
230,40
1641,60
1641,60
1641,60
1641,60
Deeltijdfactor (= bezetting/fte)
Beschikbare uren
Beschikbare uren op jaarbasis
Ziekteverzuim Verzuimpercentage Uren ziekteverzuim op jaarbasis
Verlof
Gemeentelijke dagen Overige verlof Leeftijdsdagen .. .. .. ..
Uren verlof op jaarbasis
Werkbare uren Uren op jaarbasis
05.0377jg, 21 december 2005
arts
vp
assistente
administr.
0
0
0
0
0
0
0
0
Reistijd
0
0
0
0
Overige indirecte uren
0
0
0
0
1642
1642
1642
1642
Overleg Uren personeelsbijeenkomst Uren werkoverleg Functioneringsgesprek … … … … Uren overleg op jaarbasis
Scholing/productontwikkeling Uren bijscholing Kwaliteit/innovatie Uren accreditatie-bijscholing .. .. .. Uren scholing en opleiding
Uren voorwaardenscheppend/alg. adm. .. .. .. .. ..
Productieve uren op jaarbasis (afgerond)
05.0377jg, 21 december 2005