MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loiprogramme du 24 décembre 2002 publiée au Moniteur belge du 31 décembre 2002.
www.moniteur.be
Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : op : www.staatsblad.be
Direction du Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles, tél. 02 552 22 11 - Conseiller : A. Van Damme
Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel, tel. 02 552 22 11 - Adviseur : A. Van Damme
Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :
N. 33
175e ANNEE
175e JAARGANG
MARDI 1er FEVRIER 2005
DINSDAG 1 FEBRUARI 2005
DEUXIEME EDITION
TWEEDE EDITIE
SOMMAIRE
Lois, décrets, ordonnances et règlements
Service public fédéral Finances
INHOUD
Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen
Federale Overheidsdienst Financiën
15 DECEMBRE 2004. — Loi relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, p. 2961.
15 DECEMBER 2004. — Wet betreffende financiële zekerheden en h o u d e n d e d i v e r s e fi s c a l e b e p a l i n g e n i n z a k e z a k e l i j k e zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, bl. 2961.
20 JANVIER 2005. — Arrêté royal modifiant l’AR/CIR 92 en matière de précompte mobilier sur les revenus payés ou attribués en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, p. 2978.
20 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake roerende voorheffing op inkomsten betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, bl. 2978.
Service public fédéral Mobilité et Transports 19 JANVIER 2005. — Arrêté royal fixant la rémunération du président et des membres du conseil d’administration du Fonds de l’Infrastructure ferroviaire, p. 2995.
Autres arrêtés
Service public fédéral Mobilité et Transports
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer 19 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldiging van de voorzitter en de leden van de raad van bestuur van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, bl. 2995.
Andere besluiten
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination de l’administrateur délégué de la société anonyme de droit public « Société nationale des Chemins de fer belges (SNCB) », p. 2995.
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van de gedelegeerd bestuurder van de naamloze vennootschap van publiek recht « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) », bl. 2995.
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination d’un membre du Conseil et du Président de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding », p. 2996.
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van een lid van de Raad van Bestuur en van de Voorzitter van de naamloze vennootschap van publiek recht « NMBS-Holding », bl. 2996.
40 pages/bladzijden
2960
MONITEUR BELGE − 01.02.2005 − Ed. 2 − BELGISCH STAATSBLAD
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination de l’administrateur délégué et membre du Conseil d’administration de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding », p. 2997.
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van de gedelegeerd bestuurder en lid van de Raad van Bestuur van de naamloze vennootschap van publiek recht « NMBS-Holding », bl. 2997.
Eretekens, bl. 2998.
2961
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES F. 2005 — 255
[C − 2005/03036]
15 DECEMBRE 2004. — Loi relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers (1) ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Les Chambres ont adopté et nous sanctionnons ce qui suit : er
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN N. 2005 — 255
[C − 2005/03036]
15 DECEMBER 2004. — Wet betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
CHAPITRE I . — Dispositions générales
HOOFDSTUK I. — Algemene bepalingen
Article 1er. La présente loi règle une matière visée par l’article 78 de la Constitution.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. La présente loi assure la transposition de la directive 2002/47/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 juin 2002 concernant les contrats de garantie financière.
Art. 2. Deze wet heeft de omzetting tot doel van richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiële-zekerheidsovereenkomsten.
Sans préjudice de la législation régissant la protection des consommateurs, elle établit un régime spécifique en ce qui concerne les sûretés réelles portant sur des instruments financiers ou des espèces et en ce qui concerne les conventions de netting.
Onverminderd de wetgeving inzake consumentenbescherming, voert zij een specifieke regeling in voor de zakelijke zekerheden met betrekking tot financiële instrumenten of contanten, en voor de nettingovereenkomsten.
En ce qui concerne ses dispositions contenues aux chapitres II à X, la présente loi peut être citée sous l’intitulé ″loi relative aux sûretés financières″.
Wat de bepalingen van de hoofdstukken II tot X betreft, mag naar deze wet worden verwezen onder het opschrift ″Wet betreffende de financiële zekerheden″.
CHAPITRE II. — Définitions
HOOFDSTUK II. — Definities
Art. 3. Pour l’application de la présente loi, il y a lieu d’entendre par :
Art. 3. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° ″instrument financier″ : un instrument financier au sens de la l’article 2, 1°, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, un droit sur ou relatif à un tel instrument financier, en ce compris un droit de copropriété, de nature incorporelle, conféré sur l’universalité d’instruments financiers de même espèce au sens de l’article 2, alinéa 3, de l’arrêté royal n° 62 coordonné relatif au dépôt d’instruments financiers fongibles et à la liquidation d’opérations sur ces instruments ou de l’article 468, alinéa 5, du Code des sociétés ou de l’article 3, alinéa 1er, de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire, ou encore une créance relative à un tel instrument financier;
1° ″financieel instrument″ : een financieel instrument in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, een recht op of ten aanzien van een dergelijk financieel instrument, met inbegrip van een recht van mede-eigendom, van onlichamelijke aard, dat wordt gevestigd op de universaliteit van financiële instrumenten van dezelfde aard in de zin van artikel 2, derde lid, van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten of van artikel 468, vijfde lid, van het Wetboek van vennootschappen of van artikel 3, eerste lid, van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium, of een vordering ten aanzien van een dergelijk financieel instrument;
2° ″espèces″ : les droits découlant de fonds portés en compte quelle qu’en soit la devise, à l’exclusion de la monnaie fiduciaire, ainsi que les créances similaires ouvrant le droit à la restitution d’argent;
2° ″contanten″ : de rechten die voortvloeien uit op een rekening gecrediteerde gelden in ongeacht welke valuta, met uitzondering van chartaal geld, alsook soortgelijke vorderingen tot restitutie van geld;
3° ″conventions constitutives de sûreté réelle″ : les conventions suivantes, ainsi que les conventions similaires conclues sous un droit étranger :
3° ″zakelijke-zekerheidsovereenkomsten″ : de volgende overeenkomsten, alsook naar buitenlands recht gesloten soortgelijke overeenkomsten :
a) les conventions de gage;
a) de pandovereenkomsten;
b) les conventions de transfert de propriété à titre de garantie, en ce compris les conventions de cessionrétrocession (″repos″);
b) de overeenkomsten die leiden tot eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid, inclusief cessieretrocessieovereenkomsten (″repo’s″);
4° ″conventions de netting″ : les conventions de novation ou de compensation bilatérale ou multilatérale;
4° ″nettingovereenkomsten″ : de overeenkomsten tot schuldvernieuwing of tot bilaterale of multilaterale schuldvergelijking;
2962
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
5° ″procédure d’insolvabilité″ : la faillite, le concordat judiciaire, le règlement collectif de dettes ou toute autre procédure collective judiciaire, administrative ou volontaire, belge ou étrangère, comprenant la réalisation des actifs et la répartition du produit de cette réalisation entre les créanciers, les actionnaires, les associés ou les membres selon le cas, ainsi que toute mesure d’assainissement impliquant une autorité administrative ou judiciaire belge ou étrangère, destinée à préserver ou rétablir la situation financière et qui affecte les droits préexistants de tiers, y compris notamment toute mesure qui comporte une suspension des paiements, une suspension des mesures d’exécution ou une réduction des créances;
6° ″parties″ :
5° ″insolventieprocedure″ : het faillissement, het gerechtelijk akkoord, de collectieve schuldenregeling of elke andere Belgische of buitenlandse rechterlijke, administratieve of vrijwillige collectieve procedure die de realisatie van de activa en de verdeling van de opbrengst van die realisatie onder, naargelang van het geval, de schuldeisers, de aandeelhouders, de vennoten of de leden behelst, alsook elke saneringsmaatregel die enigerlei optreden van Belgische of buitenlandse administratieve of rechterlijke instanties met zich brengt en die bestemd is om de financiële positie in stand te houden of te herstellen, en van dien aard is dat zij de bestaande rechten van derden aantast, inclusief onder meer elke maatregel die een opschorting van de betalingen, een opschorting van de uitvoeringsmaatregelen of een vermindering van de schuldvorderingen behelst; 6° ″partijen″ :
a) pour les conventions visées au point 3°, a), le créancier gagiste, le débiteur gagiste, le tiers convenu ou le tiers constituant du gage;
a) voor de overeenkomsten bedoeld in punt 3°, a), de pandhoudende schuldeiser, de pandgevende schuldenaar, de derde pandhouder of de derde pandgever;
b) pour les conventions visées au point 3°, b), le cédant et le cessionnaire, l’acheteur à terme et le vendeur à terme.
b) voor de overeenkomsten bedoeld in punt 3°, b), de overdrager en de overnemer, de koper op termijn en de verkoper op termijn.
7° ″défaut d’exécution″ : tout défaut de paiement ainsi que tout évènement convenu entre les parties à la convention constitutive de sûreté réelle ou à l’engagement garanti ou prévu par la loi, dont la survenance permet au bénéficiaire d’une convention constitutive de sûreté réelle de réaliser la sûreté;
7° ″wanprestatie″ : elke wanprestatie alsook elke tussen de partijen van de zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van de gewaarborgde verbintenis overeengekomen of bij de wet bepaalde gebeurtenis op grond waarvan de begunstigde van een zakelijkezekerheidsovereenkomst gerechtigd is de zekerheid te realiseren;
8° ″instruments financiers équivalents″ : des instruments financiers présentant les mêmes caractéristi ques pour le même montant ou acceptés conventionnellement comme tels;
8° ″gelijkwaardige financiële instrumenten″ : financiële instrumenten met dezelfde kenmerken en ter waarde van hetzelfde bedrag of financiële instrumenten die, bij overeenkomst, als dusdanig worden aanvaard;
9° ″appel de marge″ : les instruments financiers ou espèces fournis en garantie ou transférés dans le cadre d’une convention constitutive de sûreté réelle en vue d’assurer en cours de contrat l’équilibre convenu entre les prestations des parties ou des parties à l’engagement garanti, soit pour une opération déterminée, soit pour tout ou partie de leurs opérations.
9° ″marge-opvraging″ : de financiële instrumenten of contanten die als zekerheid worden verschaft of in het kader van een zakelijkezekerheidsovereenkomst worden overgedragen, en die bestemd zijn om, tijdens de duur van de overeenkomst, het overeengekomen evenwicht tussen de prestaties van de partijen of van de bij de gewaarborgde verbintenis betrokken partijen te bewaren, hetzij met betrekking tot één bepaalde transactie, hetzij met betrekking tot alle of een deel van hun transacties.
CHAPITRE III. — Champ d’application et dispositions générales
HOOFDSTUK III. — Toepassingsgebied en algemene bepalingen
Art. 4. § 1er. La présente loi s’applique aux conventions constitutives de sûreté réelle portant :
Art. 4. § 1. Deze wet is van toepassing op de zakelijkezekerheidsovereenkomsten :
1° sur des instruments financiers remis au bénéficiaire de la garantie ou à la personne agissant pour son compte;
1° op financiële instrumenten die zijn overgemaakt aan de begunstigde van de zekerheid of aan de persoon die voor zijn rekening optreedt;
2° ou sur des espèces mises en gage ou transférées par contrat au profit du bénéficiaire de la garantie ou de la personne agissant pour son compte.
2° of op contanten die bij overeenkomst in pand zijn gegeven of zijn overgedragen ten gunste van de begunstigde van de zekerheid of aan de persoon die voor zijn rekening optreedt.
Pour l’application de l’alinéa 1er, 1° et 2°, il suffit d’établir la livraison effective, le transfert, la détention, l’enregistrement ou tout autre traitement ayant pour effet que le bénéficiaire de la garantie ou la personne agissant pour son compte acquiert la possession ou le contrôle des avoirs remis en garantie.
Voor de toepassing van het eerste lid, 1° en 2°, volstaat het aan te tonen dat de als zekerheid verschafte activa daadwerkelijk zijn geleverd, overgedragen, gehouden, ingeschreven in een register of anderzijds gekwalificeerd, zodat zij in het bezit of onder de controle komen van de begunstigde van de zekerheid of de persoon die voor rekening van die begunstigde optreedt.
La mise en possession d’instruments financiers inscrits en compte peut être établie notamment par leur inscription au crédit d’un compte spécial ouvert au nom du constituant ou du bénéficiaire de la garantie ou encore d’un tiers convenu. Le fait que les avoirs donnés en garantie sont enregistrés dans les livres d’un intermédiaire ne prive pas celui-ci d’agir en qualité de partie en ce qui concerne ces avoirs.
De inbezitstelling van op rekening geboekte financiële instrumenten kan inzonderheid geschieden door de creditering van die instrumenten op een speciale rekening geopend op naam van de zekerheidsverschaffer of van de begunstigde van de zekerheid of van een derde pandhouder. Het feit dat de als zekerheid verschafte activa in de boeken van een bemiddelaar worden ingeschreven, belet die bemiddelaar niet om, met betrekking tot die activa, te handelen als een partij.
§ 2. La présente loi s’applique également aux conventions de netting.
§ 2. Deze wet is ook van toepassing op nettingovereenkomsten.
Art. 5. Les conventions constitutives de sûreté réelle conclues par un représentant de bénéficiaires de sûretés réelles, agissant en son propre nom, mais pour le compte desdits bénéficiaires, sont reconnues valables et opposables aux tiers, en ce compris ce représentant, pour autant que l’identité des bénéficiaires de sûretés réelles soit déterminable au moyen desdites conventions. L’identité de ces bénéficiaires de sûretés réelles peut varier dans le temps sans que cela n’affecte la sûretés réelles, notamment sa validité, son opposabilité et son rang.
Art. 5. De zakelijke-zekerheidsovereenkomsten die worden gesloten door een vertegenwoordiger van begunstigden van zakelijke zekerheden, die in eigen naam, maar voor rekening van die begunstigden optreedt, worden beschouwd als geldig en tegenstelbaar aan derden, inclusief aan de betrokken vertegenwoordiger, in zoverre de identiteit van de begunstigden van zakelijke zekerheden kan worden vastgesteld aan de hand van die overeenkomsten. De identiteit van die begunstigden van zakelijke zekerheden kan veranderen in de tijd, zonder dat dit de zakelijke zekerheid, inzonderheid de geldigheid, de tegenstelbaarheid en de rang ervan, aantast.
Le représentant jouit de tous les droits et prérogatives qui reviennent normalement aux bénéficiaires pour compte de qui il agit.
De vertegenwoordiger geniet alle rechten en prerogatieven die normaliter toekomen aan de begunstigden voor wier rekening hij optreedt.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2963
CHAPITRE IV. — Preuve
HOOFDSTUK IV. — Bewijs
Art. 6. La conclusion des conventions constitutives de sûreté réelle visées à l’article 4 doit être établie par écrit, en ce compris la forme électronique et tout autre support durable, ou par toutes voies de droit admises en matière commerciale. Il en va de même de l’identification d’avoirs faisant l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle et, pour les instruments financiers, de leur remise.
Art. 6. Het sluiten van de in artikel 4 bedoelde zakelijkezekerheidsovereenkomsten moet schriftelijk worden bewezen, inclusief op elektronische wijze en op elke andere duurzame drager, of via alle rechtsmiddelen die in commerciële aangelegenheden zijn toegestaan. Dit geldt eveneens voor de identificatie van de activa waarop de zakelijke-zekerheidsovereenkomst betrekking heeft en, wat de financiële instrumenten betreft, voor hun verschaffing.
CHAPITRE V. — Gage
HOOFDSTUK V. — Pand
Section Ire. — Conditions de validité et d’opposabilité du gage
Afdeling I. — Voorwaarden voor de geldigheid en de tegenstelbaarheid van het pand
Art. 7. § 1er. Le gage civil visé à l’article 4 n’est pas soumis aux obligations prévues par les articles 1328 et 2074. du Code civil.
Art. 7. § 1. De verplichtingen waarvan sprake in de artikelen 1328 en 2074 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op het burgerlijk pand als bedoeld in artikel 4.
§ 2. Les appels de marge ainsi que les instruments financiers équivalents ou espèces substitués en cours de contrat aux avoirs constituant initialement l’assiette suivent le même régime que ces avoirs remis initialement à titre de gage.
§ 2. Op de marge-opvragingen en op de gelijkwaardige financiële instrumenten of contanten die, tijdens de duur van de overeenkomst, in de plaats worden gesteld van de activa die het oorspronkelijke pand vormen, is dezelfde regeling van toepassing als op de laatstgenoemde activa.
Section II. — Réalisation
Afdeling II. — Realisatie
Art. 8. § 1er. Sauf stipulation contraire des parties, en cas de défaut d’exécution, le créancier gagiste est autorisé à réaliser, sans mise en demeure ni décision judiciaire préalable, les instruments financiers faisant l’objet du gage, dans les meilleurs délais possibles, nonobstant une procédure d’insolvabilité, la saisie ou toute situation de concours entre créanciers du débiteur ou du tiers constituant du gage. Le produit de la réalisation de ces instruments financiers est imputé, conformément à l’article 1254 du Code civil, sur la créance en principal, intérêts et frais, du créancier gagiste. Le solde éventuel revient au débiteur gagiste ou, selon le cas, au tiers constituant du gage.
Art. 8. § 1. Behoudens andersluidende overeenkomst tussen de partijen, is het de pandhoudende schuldeiser toegestaan om, bij wanprestatie, de financiële instrumenten waarop het pand betrekking heeft, binnen de kortst mogelijke termijn en zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke beslissing, te realiseren, niettegenstaande een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop tussen de schuldeisers van de schuldenaar of van de derde pandgever. De opbrengst van de realisatie van die financiële instrumenten wordt, overeenkomstig artikel 1254. van het Burgerlijk Wetboek, toegerekend op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de pandhoudende schuldeiser. Het eventuele saldo komt toe aan de pandgevende schuldenaar of, naargelang van het geval, de derde pandgever.
§ 2. Sans préjudice du § 1er, dans la mesure où les parties en sont convenues et que cet accord en précise les modalités, notamment en ce qui concerne l’évaluation des instruments financiers donnés en garantie, le créancier gagiste est autorisé, en cas de défaut d’exécution, à s’approprier, sans mise en demeure ni décision judiciaire préalable, les instruments financiers donnés en gage nonobstant une procédure d’insolvabilité, la saisie ou toute situation de concours entre créanciers du débiteur ou du tiers constituant du gage. Le montant résultant de l’évaluation des instruments financiers donnés en garantie est imputé, conformément à l’article 1254 du Code civil, sur la créance en principal, intérêts et frais, du créancier gagiste. Le solde éventuel revient au débiteur gagiste ou, selon le cas, au tiers constituant du gage.
§ 2. Onverminderd § 1 en voorzover de partijen daarover overeenstemming hebben bereikt en zij daarvoor in de overeenkomst de regels hebben vastgesteld, inzonderheid voor de waardering van de als zekerheid verschafte financiële instrumenten, is het de pandhoudende schuldeiser toegestaan om zich, bij wanprestatie en zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke beslissing, de in pand gegeven financiële instrumenten toe te eigenen, niettegenstaande een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop tussen de schuldeisers van de schuldenaar of van de derde pandgever. Het bedrag dat voortvloeit uit de waardering van de als zekerheid verschafte financiële instrumenten wordt, overeenkomstig artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, toegerekend op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de pandhoudende schuldeiser. Het eventuele saldo komt toe aan de pandgevende schuldenaar of, naargelang van het geval, de derde pandgever.
§ 3. Les §§ 1er et 2 ne portent pas préjudice à la possibilité pour les cours et tribunaux de contrôler ultérieurement les conditions de la réalisation des instruments financiers donnés en garantie ou l’évaluation de ces instruments financiers ou du montant de la créance garantie.
§ 3. Paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de hoven en rechtbanken om achteraf de voorwaarden te controleren voor de realisatie van de als zekerheid verschafte financiële instrumenten of de waardering van die financiële instrumenten of het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering.
Art. 9. § 1er. Sauf stipulation contraire des parties, en cas de défaut d’exécution, nonobstant une procédure d’insolvabilité, la saisie ou toute situation de concours entre créanciers du débiteur ou du tiers constituant du gage, le créancier gagiste est autorisé à réaliser, sans mise en demeure ni décision judiciaire préalable, le gage constitué sur des espèces en imputant, conformément à l’article 1254 du Code civil, les espèces engagées dans le respect des règles fixées par les parties en ce qui concerne leur évaluation et leur exigibilité, sur sa créance en principal, intérêts et frais.
Art. 9. § 1. Behoudens andersluidende overeenkomst tussen de partijen, is het de pandhoudende schuldeiser toegestaan om, bij wanprestatie, niettegenstaande een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop tussen de schuldeisers van de schuldenaar of van de derde pandgever, het pand op de contanten, zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke beslissing, te realiseren, door de in pand gegeven contanten, overeenkomstig artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek en met naleving van de door de partijen vastgestelde regels voor de waardering en de opeisbaarheid van die contanten, toe te rekenen op zijn schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten.
Le solde éventuel revient au débiteur gagiste ou, selon le cas, au tiers constituant du gage.
Het eventuele saldo komt toe aan de pandgevende schuldenaar of, naargelang van het geval, de derde pandgever.
§ 2. Le § 1er ne porte pas préjudice à la possibilité pour les cours et tribunaux de contrôler ultérieurement les conditions d’évaluation des espèces engagées ou du montant de la créance garantie.
§ 2. Paragraaf 1 doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de hoven en rechtbanken om achteraf de voorwaarden te controleren voor de waardering van de in pand gegeven contanten of van het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering.
2964
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 10. § 1er. Sauf convention contraire, le privilège du créancier gagiste prime le privilège légal des intermédiaires qualifiés et des organismes de compensation et de liquidation visé à l’article 31 de la loi du 2 août 2002 si ces intermédiaires ou organismes ont accepté d’inscrire sur un compte spécial dans leurs livres au sens de l’article 4, § 1er, ledit gage portant sur des instruments financiers faisant l’objet du privilège légal ou ont reconnu la mise en gage d’espèces conformément à l’article 2075, alinéa 2, du Code civil.
Art. 10. § 1. Behoudens andersluidende overeenkomst, heeft het voorrecht van de pandhoudende schuldeiser voorrang op het wettelijk voorrecht van de gekwalificeerde tussenpersonen en de verrekeningsen vereffeningsinstellingen als bedoeld in artikel 31 van de wet van 2 augustus 2002, als die tussenpersonen of die instellingen ermee hebben ingestemd om dat pand op de financiële instrumenten waarop het wettelijk voorrecht betrekking heeft, te crediteren op een speciale rekening in hun boeken in de zin van artikel 4, § 1, of als zij de inpandgeving van contanten hebben erkend conform artikel 2075, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.
§ 2. Le paragraphe 1er est également applicable en ce qui concerne le privilège légal visé à l’article 7 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique.
§ 2. Paragraaf 1 is ook van toepassing op het wettelijk voorrecht als bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.
Section III. — Droit d’utilisation des instruments financiers grevés
Afdeling III. — Recht om de in pand gegeven financiële instrumenten te gebruiken
Art. 11. § 1er. Dans la mesure où les parties en sont convenues, le créancier gagiste peut utiliser de quelque manière que ce soit, comme s’il en était propriétaire, les instruments financiers donnés en gage à charge pour lui de substituer, au plus tard pour la date d’exigibilité de la dette garantie, des instruments financiers équivalents à ceux originellement donnés en gage.
Art. 11. § 1. Voorzover de partijen daarover overeenstemming hebben bereikt, mag de pandhoudende schuldeiser de in pand gegeven financiële instrumenten op om het even welke manier gebruiken, alsof hij er eigenaar van is, op voorwaarde dat hij die financiële instrumenten uiterlijk op de datum van opeisbaarheid van de gewaarborgde schuld, vervangt door financiële instrumenten die gelijkwaardig zijn aan de oorspronkelijk in pand gegeven financiële instrumenten.
L’utilisation visée à l’alinéa précédent ne porte pas atteinte aux droits du créancier gagiste sur le gage.
Het in het vorige lid bedoelde gebruik tast de rechten van de pandhoudende schuldeiser op het pand niet aan.
§ 2. Au plus tard à la date d’exigibilité de la dette garantie, le créancier gagiste substitue aux instruments financiers originellement donnés en gage des instruments financiers équivalents ou, dans la mesure où les parties en sont convenues, en impute la valeur sur la créance en principal, intérêts et frais, du créancier gagiste dans le respect des règles convenues en ce qui concerne l’évaluation des instruments financiers engagés et de la dette garantie. Le solde éventuel revient au débiteur gagiste ou, selon le cas, au tiers constituant du gage.
§ 2. Uiterlijk op de datum van opeisbaarheid van de gewaarborgde schuld vervangt de pandhoudende schuldeiser de oorspronkelijk in pand gegeven financiële instrumenten door gelijkwaardige financiële instrumenten of, voor zover de partijen daarover overeenstemming hebben bereikt, rekent hij de waarde van die financiële instrumenten toe op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de pandhoudende schuldeiser met naleving van de overeengekomen regels met betrekking tot de waardering van de in pand gegeven financiële instrumenten en van de gewaarborgde schuld. Het eventuele saldo komt toe aan de pandgevende schuldenaar of, naargelang van het geval, de derde pandgever.
Les instruments financiers ainsi substitués suivent le même régime que les instruments financiers donnés initialement en gage sans qu’ils ne puissent être considérés comme une sûreté nouvelle.
Op de aldus vervangen financiële instrumenten is dezelfde regeling van toepassing als op de oorspronkelijk in pand gegeven financiële instrumenten, zonder dat zij als een nieuwe zekerheid kunnen worden beschouwd.
§ 3. A défaut pour le créancier gagiste d’avoir satisfait à son obligation de substituer les instruments financiers équivalents à ceux originellement donnés en gage à la date d’exigibilité de la créance garantie, le débiteur peut imputer, conformément à l’article 1254. du Code civil, la valeur des instruments financiers initialement engagés sur la créance en principal, intérêts et frais, du créancier gagiste, dans le respect des règles convenues en ce qui concerne l’évaluation des instruments financiers engagés et de la dette garantie. A défaut de telles règles, la valorisation des instruments financiers engagés s’effectue par référence à leur valeur à la date d’exigibilité de la dette garantie.
§ 3. Als de pandhoudende schuldeiser zijn verplichting niet nakomt om de oorspronkelijk in pand gegeven financiële instrumenten op de datum van opeisbaarheid van de gewaarborgde schuldvordering te vervangen door gelijkwaardige financiële instrumenten, mag de schuldenaar, overeenkomstig artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, de waarde van de oorspronkelijk in pand gegeven financiële instrumenten toerekenen op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de pandhoudende schuldeiser, met naleving van de overeengekomen regels voor de waardering van de in pand gegeven financiële instrumenten en van de gewaarborgde schuld. Bij gebrek aan dergelijke regels worden de in pand gegeven financiële instrumenten gewaardeerd onder verwijzing naar hun waarde op de datum van opeisbaarheid van de gewaarborgde schuld.
§ 4. Le présent article ne porte pas préjudice à la possibilité pour les cours et tribunaux de contrôler ultérieurement les conditions d’évaluation des instruments financiers donnés en garantie ou du montant de la créance garantie.
§ 4. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de hoven en rechtbanken om achteraf de voorwaarden te controleren voor de waardering van de als zekerheid verschafte financiële instrumenten of van het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering.
CHAPITRE VI. — Transfert de propriété à titre de garantie
HOOFDSTUK VI. — Eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid
Art. 12. § 1er. L’article 1328 et les dispositions du livre III, titre XVII, du Code civil ainsi que les dispositions du livre Ier, titre VI, du Code de commerce ne sont pas applicables aux transferts de propriété d’instruments financiers ou d’espèces en vue de garantir des engagements, qui comprennent un engagement du cessionnaire de rétrocéder les instruments financiers ou les espèces cédées, ou des instruments ou valeurs équivalents, sauf en cas d’inexécution totale ou partielle de l’engagement garanti.
Art. 12. § 1. Artikel 1328, de bepalingen van boek III, titel XVII, van het Burgerlijk Wetboek en de bepalingen van boek I, titel VI, van het Wetboek van koophandel zijn niet van toepassing op de eigendomsoverdrachten van financiële instrumenten of van contanten die worden verricht om verbintenissen te waarborgen en die een verbintenis van de overnemer inhouden om de overgedragen financiële instrumenten of contanten, of gelijkwaardige instrumenten of waarden, terug over te dragen, behalve wanneer de gewaarborgde verbintenis helemaal niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd.
Il en va de même des appels de marge ainsi que de la substitution en cours de contrat de nouveaux instruments financiers ou d’autres espèces aux avoirs cédés initialement.
Hetzelfde geldt voor de marge-opvragingen en voor de substitutie, tijdens de duur van de overeenkomst, van de oorspronkelijk overgedragen activa door nieuwe financiële instrumenten of andere contanten.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2965
§ 2. Les transferts de propriété visés au § 1er sont valables et opposables aux tiers, en ce compris les prérogatives découlant de la propriété permettant notamment l’aliénation des avoirs qui en forment l’objet ou la compensation des créances y afférentes, nonobstant une procédure d’insolvabilité, la saisie ou la survenance de toute situation de concours entre les créanciers d’une des parties à ces conventions.
§ 2. De in § 1 bedoelde eigendomsoverdrachten zijn geldig en aan derden tegenstelbaar, inclusief de prerogatieven die uit de eigendom voortvloeien en die inzonderheid de vervreemding van de activa waarop die overdrachten betrekking hebben, of de saldering van de desbetreffende schuldvorderingen mogelijk maken, niettegenstaande een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop tussen de schuldeisers van één van de partijen bij deze overeenkomsten.
§ 3. En cas d’inexécution totale ou partielle de l’engagement garanti, le montant des espèces ou la valeur des instruments financiers engagés, fixé par référence à la date d’exigibilité de la créance garantie, est imputé(e), conformément à l’article 1254 du Code civil, sur la créance en principal, intérêts et frais, du cessionnaire. Le solde éventuel revient au cédant.
§ 3. Wanneer de gewaarborgde verbintenis helemaal niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, wordt het bedrag van de contanten of de waarde van de als zekerheid overgedragen financiële instrumenten, vastgesteld onder verwijzing naar de datum van opeisbaarheid van de gewaarborgde schuld, overeenkomstig artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, toegerekend op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de overnemer. Het eventuele saldo komt toe aan de overdrager.
§ 4. Le présent article ne s’applique pas aux conventions conclues entre ou avec des personnes physiques.
§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de overeenkomsten die zijn gesloten tussen of met natuurlijke personen.
CHAPITRE VII. — Opérations de cession-rétrocession (″repos″)
HOOFDSTUK VII. — Cessie-retrocessieverrichtingen (″repo’s″)
Art. 13. § 1er. L’article 1328 et les dispositions du livre III, titre XVII, du Code civil et du livre Ier, titre VI, du Code de commerce ne sont pas applicables aux opérations de vente au comptant d’instruments financiers, comportant simultanément, entre les mêmes parties, un rachat à terme déterminé ou indéterminé d’instruments financiers équivalents, quelles que soient les modalités de prix, de livraison ou d’échéance convenues.
Art. 13. § 1. Artikel 1328, de bepalingen van boek III, titel XVII, van het Burgerlijk Wetboek en de bepalingen van boek I, titel VI, van het Wetboek van koophandel zijn niet van toepassing op de contante verkopen van financiële instrumenten, die tussen dezelfde partijen worden gesloten met gelijktijdige terugkoop op bepaalde of onbepaalde termijn van gelijkwaardige financiële instrumenten, ongeacht de overeengekomen prijs-, leverings- of looptijdvoorwaarden.
Les appels de marge sont considérés comme relevant des modalités de prix afférentes aux opérations de cession-rétrocession au sens de la présente disposition.
De marge-opvragingen worden geacht onder de prijsvoorwaarden te vallen die betrekking hebben op de cessie-retrocessieverrichtingen in de zin van deze bepaling.
Relèvent des modalités de livraison au sens de la présente disposition, la substitution en cours de contrat de nouveaux instruments financiers aux instruments financiers livrés initialement en exécution de la vente au comptant.
De leveringsvoorwaarden in de zin van deze bepaling omvatten de vervanging, tijdens de duur van de overeenkomst, van de financiële instrumenten die oorspronkelijk ter uitvoering van de contante verkoop zijn geleverd, door nieuwe financiële instrumenten.
§ 2. Sauf convention contraire, le non-paiement à échéance du prix de rachat à terme oblige le vendeur à terme à réaliser les instruments financiers au prix le plus avantageux et dans les meilleurs délais possibles, compte tenu du volume des transactions.
§ 2. Behoudens andersluidende overeenkomst, is de verkoper op termijn, bij niet-betaling op de vervaldag van de prijs van terugkoop op termijn, verplicht om de financiële instrumenten te realiseren tegen de voordeligste prijs en binnen de kortst mogelijke termijn, rekening houdend met het volume van de transacties.
Le produit de la réalisation de ces instruments financiers est imputé, conformément à l’article 1254 du Code civil, sur la créance en principal, intérêts et frais, du vendeur à terme. Le solde éventuel du produit de cette réalisation revient à l’acheteur à terme.
De opbrengst van de realisatie van die financiële instrumenten wordt, overeenkomstig artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek, toegerekend op de schuldvordering in hoofdsom, interesten en kosten, van de verkoper op termijn. Het eventuele saldo van de opbrengst van deze realisatie komt toe aan de koper op termijn.
L’exercice des droits conférés au vendeur à terme par le présent paragraphe n’est suspendu ni par une procédure d’insolvabilité de sa contrepartie ni par une saisie effectuée sur un élément de son patrimoine ni par la survenance de toute situation de concours entre ses créanciers.
De uitoefening van de rechten die deze paragraaf toekent aan de verkoper op termijn, wordt noch geschorst door een insolventieprocedure in hoofde van zijn tegenpartij, noch door een beslag dat wordt gelegd op één van zijn vermogensbestanddelen, noch door enig ander geval van samenloop dat plaatsvindt tussen zijn schuldeisers.
§ 3. Sauf convention contraire, le défaut de livraison à échéance des instruments financiers rachetés à terme oblige l’acheteur à terme à acquérir sur le marché des instruments financiers équivalents, au prix le plus avantageux et dans les meilleurs délais possibles, compte tenu du volume des transactions.
§ 3. Behoudens andersluidende overeenkomst, is de koper op termijn, bij niet-levering op de vervaldag van de financiële instrumenten teruggekocht op termijn, verplicht om op de markt gelijkwaardige financiële instrumenten te verwerven tegen de voordeligste prijs en binnen de kortst mogelijke termijn, rekening houdend met het volume van de transacties.
Si l’acquisition de tels instruments financiers, dans les conditions visées à l’alinéa 1er, s’effectue à un prix inférieur au prix convenu pour le rachat à terme, le surplus éventuel revient au vendeur à terme, après déduction des frais et intérêts dus, s’il échet, à l’acheteur à terme.
Indien de verwerving van dergelijke financiële instrumenten, op de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, tegen een lagere prijs geschiedt dan de voor de terugkoop op termijn overeengekomen prijs, komt het eventuele saldo toe aan de verkoper op termijn, na aftrek van de kosten en interesten die desgevallend aan de koper op termijn verschuldigd zijn.
L’exercice des droits conférés à l’acheteur à terme par le présent paragraphe n’est suspendu ni par une procédure d’insolvabilité de sa contrepartie ni par une saisie effectuée sur un élément de son patrimoine ni par la survenance de toute situation de concours entre ses créanciers.
De uitoefening van de rechten die deze paragraaf toekent aan de koper op termijn, wordt noch geschorst door een insolventieprocedure in hoofde van zijn tegenpartij, noch door een beslag dat wordt gelegd op één van zijn vermogensbestanddelen, noch door enig ander geval van samenloop dat plaatsvindt tussen zijn schuldeisers.
2966
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE VIII. — Conventions de netting
HOOFDSTUK VIII. — Nettingovereenkomsten
Art. 14. Les conventions de netting, ainsi que les clauses et conditions résolutoires ou de déchéance du terme stipulées pour permettre la novation ou la compensation, peuvent, sans mise en demeure ni décision judiciaire préalable, nonobstant toute cession des droits sur lesquelles elles portent, en cas de procédure d’insolvabilité, de saisie ou de toute situation de concours, être opposées aux créanciers si la créance et la dette à nover ou à compenser existent lors de l’ouverture de la procédure d’insolvabilité ou de la survenance de la saisie ou d’une situation de concours, quels que soient la date de leur exigibilité, leur objet ou la monnaie dans laquelle elles sont libellées.
Art. 14. De netting-overeenkomsten alsook de ontbindende bedingen en voorwaarden of de bedingen en voorwaarden met betrekking tot de vroegtijdige beëindiging die zijn vastgelegd om de schuldvernieuwing of -vergelijking mogelijk te maken, kunnen, zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke beslissing, niettegenstaande elke overdracht van de rechten waarop zij betrekking hebben, in het geval van de opening van een insolventieprocedure of in het geval van het beslag of enig ander geval van samenloop, aan de schuldeisers worden tegengesteld als de schuldvordering en de schuld waarop de schuldvernieuwing of -vergelijking moet worden toegepast, bestaan op het ogenblik waarop de insolventieprocedure, het beslag of een geval van samenloop plaatsvindt, ongeacht de datum van hun opeisbaarheid, hun doel of de valuta waarin zij zijn uitgedrukt.
CHAPITRE IX. — Insolvabilité
HOOFDSTUK IX. — Insolventie
Art. 15. § 1er. Les conventions constitutives de sûreté réelle et les conventions de netting sont valables et opposables aux tiers et peuvent donc sortir leurs effets y compris en cas de procédure d’insolvabilité ou de saisie ou en cas de situation de concours, si la conclusion de ces conventions précède le moment de l’ouverture d’une procédure d’insolvabilité, la survenance d’une saisie ou d’une situation de concours, ou si ces conventions ont été conclues après ce moment, dans la mesure où la contrepartie peut se prévaloir au moment où la convention a été conclue d’une ignorance légitime de l’ouverture ou de la survenance antérieure d’une telle procédure ou situation.
Art. 15. § 1. De zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en de nettingovereenkomsten zjn geldig en aan derden tegenstelbaar en zij kunnen dus rechtsgevolg hebben, inclusief in het geval van een insolventieprocedure, het beslag of enig ander geval van samenloop, als die overeenkomsten zijn gesloten vóór het tijdstip waarop de insolventieprocedure wordt geopend of vóór het be slag of de samenloop plaatsvindt, of, wanneer die overeenkomsten nà dat moment zijn gesloten, als de tegenpartij kan aantonen dat hij, op het ogenblik waarop de betrokken overeenkomst werd gesloten, in de gewettigde onwetendheid verkeerde over de opening of het eerder plaatsvinden van die procedure of die samenloop.
§ 2. Le § 1er est également applicable en ce qui concerne les paiements, opérations et actes effectués en exécution des conventions qui y sont visées et les opérations d’appel de marge ou de substitution visées aux articles 7, § 2, 12, § 1er, alinéa 2, 13, § 1er, alinéas 2 et 3, et 16.
§ 2. Paragraaf 1 is ook van toepassing op de betalingen, transacties en handelingen die worden verricht ter uitvoering van de in die paragraaf bedoelde overeenkomsten, en op de in de artikelen 7, § 2, 12, § 1, tweede lid, 13, § 1, tweede en derde lid, en 16 bedoelde margeopvragingen of vervangingen.
L’alinéa 1er est applicable sans préjudice de l’article 17, 3°, de la loi du 8 août 1997 sur les faillites pour les hypothèses où une sûreté est consentie pour la première fois pour garantir une dette antérieurement contractée.
Het eerste lid vindt toepassing onverminderd artikel 17, 3°, van de faillissementswet van 8 augustus 1997. voor de gevallen waarin een zekerheid voor het eerst wordt overeengekomen om een eerder aangegane schuld te waarborgen.
Art. 16. § 1er. Sans préjudice de l’article 20 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, les articles 17, 3°, et 18 de cette loi ne sont pas applicables en ce qui concerne les appels de marge.
Art. 16. § 1. Onverminderd artikel 20 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zijn de artikelen 17, 3°, en 18 van die wet niet van toepassing op de margeopvragingen.
§ 2. Sans préjudice de l’article 20 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, les articles 17, 3°, et 18 de cette loi ne sont pas applicables en ce qui concerne les instruments financiers ou espèces substitués aux instruments financiers ou espèces initialement fournis en garantie ou transférés dans le cadre d’une convention constitutive de sûreté réelle.
§ 2. Onverminderd artikel 20 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zijn de artikelen 17, 3°, en 18 van die wet niet van toepassing op de financiële instrumenten of contanten die in de plaats worden gesteld van de financiële instrumenten of contanten die oorspronkelijk als zekerheid zijn verschaft of zijn overgedragen in het kader van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst.
§ 3. Sans préjudice de l’article 20 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, les articles 17, 2°, et 18 de cette loi ne sont pas applicables en ce qui concerne les conventions de netting et les paiements, opérations et actes effectués en exécution de ces conventions ainsi que leurs modalités consistant dans des clauses et conditions résolutoires ou de déchéance du terme stipulées pour permettre la novation ou la compensation.
§ 3. Onverminderd artikel 20 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zijn de artikelen 17, 2°, en 18 van die wet niet van toepassing op de nettingovereenkomsten, op de betalingen, transacties en handelingen die worden verricht ter uitvoering van die overeenkomsten, en op hun bepalingen inzake de ontbindende bedingen en voorwaarden of de bedingen en voorwaarden met betrekking tot de vroegtijdige beëindiging die zijn vastgelegd om de schuldvernieuwing of -vergelijking mogelijk te maken.
CHAPITRE X. — Droit international privé
HOOFDSTUK X. — Internationaal privaatrecht
Art. 17. § 1er. Sans préjudice de l’article 8, § 2, de la loi du 28 avril 1999 visant à transposer la directive 98/26/CE du 19 mai 1998 concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres, toute question concernant l’un des éléments énumérés au § 2 qui se pose au sujet d’une sûreté sur des instruments financiers inscrits en compte est réglée selon la loi de l’Etat du lieu où le compte pertinent est tenu. Cette loi s’entend au sens du droit applicable en vigueur dans ledit Etat, à l’exclusion des règles de conflit de lois.
Art. 17. § 1. Onverminderd artikel 8, § 2, van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, wordt elke kwestie betreffende een in § 2 genoemde aangelegenheid die zich voordoet in verband met de toepassing van een zekerheid op op rekening geboekte financiële instrumenten, beheerst door het recht van de Staat waar de betrokken rekening wordt aangehouden. Die wet dient te worden geïnterpreteerd in de zin van het in die Staat van kracht zijnde recht, met uitsluiting van de regels inzake wetsconflicten.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Les éléments visés au paragraphe 1er sont les suivants : 1° la nature juridique et les effets patrimoniaux de la sûreté;
2967
§ 2. De in § 1 bedoelde aangelegenheden zijn : 1° de juridische aard en de vermogensrechtelijke gevolgen van de zekerheid;
2° les éventuelles exigences relatives aux formalités nécessaires pour rendre un telle sûreté opposable aux tiers;
2° de eventuele vereisten met betrekking tot het vervullen van de nodige formaliteiten om een dergelijke zekerheid tegenstelbaar te maken aan derden;
3° le concours entre droits concurrents ou le fait de savoir si une acquisition de bonne foi a eu lieu;
3° de samenloop tussen concurrerende rechten of de vraag of een verkrijging te goeder trouw heeft plaatsgevonden;
4° les éventuelles conditions requises pour la réalisation de la sûreté.
4° de eventuele voorwaarden voor de realisatie van de zekerheid.
§ 3. Pour l’application du présent article, le compte pertinent est celui tenu par l’intermédiaire financier ou l’organisme de compensation ou de liquidation dans les livres duquel les instruments financiers remis en garantie sont inscrits conformément à l’article 4, § 1er.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel is de betrokken rekening die van de financiële bemiddelaar of de verrekenings- of vereffeningsinstelling in wiens boeken de als zekerheid verschafte financiële instrumenten zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 4, § 1.
CHAPITRE XI. — Dispositions modificatives
HOOFDSTUK XI. — Wijzigingsbepalingen
Art. 18. L’article 3 de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire est remplacé par la disposition suivante :
Art. 18. Artikel 3 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium wordt vervangen als volgt :
« Art. 3. § 1er. Le montant des titres dématérialisés est inscrit en compte par catégorie de titres ayant les mêmes caractéristiques, au nom du propriétaire ou du détenteur, auprès d’un teneur de comptes, conférant ainsi un droit de copropriété, de nature incorporelle, sur l’universalité des titres de même catégorie inscrits.
« Art. 3. § 1. Het bedrag van de gedematerialiseerde effecten wordt per categorie van effecten met dezelfde kenmerken op naam van de eigenaar of van de houder, op een rekening geboekt bij een instelling die rekeningen bijhoudt, waardoor aldus een onlichamelijk recht van mede-eigendom wordt gevestigd op de universaliteit van de ingeschreven effecten van dezelfde categorie.
§ 2. Les établissements suivants sont reconnus comme teneurs de comptes et peuvent par conséquent détenir en Belgique des titres dématérialisés pour compte de tiers :
§ 2. De volgende instellingen zijn erkend om rekeningen bij te houden en kunnen bijgevolg in België gedematerialiseerde effecten bijhouden voor derden :
1° les personnes morales de droit belge qui sont agréées à cet effet par la Commission bancaire, financière et des assurances;
1° de rechtspersonen opgericht naar Belgisch recht, die daartoe door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vergund zijn;
2° les succursales établies en Belgique d’établissements de crédit ou d’entreprises d’investissement constitués conformément au droit d’un Etat membre de l’Espace économique européen, qui ont été autorisés dans leur Etat d’origine à détenir des titres pour compte de tiers;
2° de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen opgericht naar het recht van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, die in hun land van herkomst ertoe gemachtigd zijn effecten bij te houden voor rekening van derden;
3° les succursales établies en Belgique de personnes morales constituées conformément au droit d’un Etat étranger qui sont agréées à cet effet par la Commission bancaire, financière et des Assurances;
3° de in België gevestigde bijkantoren van rechtspersonen opgericht naar het recht van een buitenlandse Staat die daartoe door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen vergund zijn;
4° la Banque Nationale de Belgique. » Art. 19. L’article 4 de la même loi est remplacé par la disposition suivante : « Art. 4. § 1er. La Banque Nationale de Belgique est l’organisme de liquidation chargé de la détention des titres dématérialisés visés par la présente loi et de la liquidation des transactions sur ces titres. § 2. Le Roi peut arrêter des règles spécifiques relatives :
4° de Nationale Bank van België. » Art. 19. Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Art. 4. § 1. De Nationale Bank van België is de vereffeningsinstelling belast met het aanhouden van de in deze wet bedoelde gedematerialiseerde effecten en met de vereffening van transacties in deze effecten. § 2. De Koning kan bijzondere regels vaststellen voor :
1° au maintien en compte, par les teneurs de comptes, de titres dématérialisés libellés en monnaies étrangères ou en unités de compte;
1° het aanhouden op rekening, door de instellingen die rekeningen bijhouden, van in vreemde valuta’s of in rekeneenheden uitgedrukte gedematerialiseerde effecten;
2° au maintien en compte s’imposant à l’établissement qui tient des comptes en relation avec la gestion d’un système international de liquidation de titres, et qui sont relatives au maintien en compte de titres auprès d’un autre établissement semblable, afin de faciliter le transfert de titres entre ces systèmes de liquidation de titres.
2° het aanhouden op rekening, die gelden voor de instelling die rekeningen bijhoudt in verband met het beheer van een internationaal vereffeningssysteem, en die betrekking hebben op het bijhouden op rekening van effecten bij een andere gelijkaardige instelling, ten einde de overdracht van effecten tussen die vereffeningssystemen te vergemakkelijken.
§ 3. Les organismes de liquidation peuvent inscrire des titres en compte au nom de leurs participants sur la base de l’engagement irrévocable et inconditionnel de la Banque Nationale de Belgique d’inscrire, le même jour, ces titres dans son système de liquidation sur un compte au nom de l’établissement ou, le cas échéant, au nom de l’intermédiaire de cet établissement auprès du système de liquidation de titres de la Banque. »
§ 3. De vereffeningsinstellingen zijn gemachtigd om effecten op rekening van hun deelnemers te boeken op grond van een onherroepelijke en onvoorwaardelijke verbintenis van de Nationale Bank van België dat zij die effecten dezelfde dag in haar vereffeningssysteem zal inschrijven op een rekening op naam van de instelling of, in voorkomend geval, op naam van de intermediair van de instelling bij het vereffeningssysteem van de Bank. »
2968
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 20. A l’article 7 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
Art. 20. In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° l’alinéa 3 est abrogé;
1° het derde lid wordt opgeheven;
2° l’article est complété par l’alinéa suivant :
2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
« Le constituant du gage est présumé être propriétaire des titres dématérialisés donnés en gage. La validité du gage n’est pas affectée par l’absence de droit de propriété du constituant du gage sur les titres remis en gage, sans préjudice de la responsabilité du constituant du gage à l’égard du véritable propriétaire des titres remis en gage. Si le constituant du gage a averti le créancier gagiste, au préalable et par écrit, qu’il n’est pas le propriétaire des titres donnés en gage, la validité du gage est subordonnée à l’autorisation du propriétaire de ces titres de les donner en gage. »
« De pandgever wordt geacht eigenaar te zijn van de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten. De geldigheid van het pand wordt door de afwezigheid van eigendomsrecht van de pandgever op de in pand gegeven effecten niet aangetast, onverminderd de aansprakelijkheid van de pandgever ten overstaan van de werkelijke eigenaar van de in pand gegeven effecten. Indien de pandgever de pandhoudende schuldeiser voorafgaandelijk en schriftelijk heeft verwittigd dat hij niet de eigenaar is van de in pand gegeven effecten, dan is de geldigheid van het pand onderworpen aan de machtiging van de eigenaar voor de inpandgeving van deze effecten. »
Art. 21. A l’article 11, alinéa 1er, de la même loi, les mots ″droits réels, de nature incorporelle″ sont remplacés par les mots ″droits de copropriété visés à l’article 3, alinéa 1er,″.
Art. 21. In artikel 11, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden ″onlichamelijke zakelijke rechten″ vervangen door de woorden ″rechten van mede-eigendom bedoeld in artikel 3, eerste lid,″.
Art. 22. L’article 13 de la même loi est remplacé par la disposition suivante :
Art. 22. Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 13. § 1er. La Commission bancaire, financière et des assurances est chargée du contrôle du respect par les établissements visés à l’article 3, § 2, 1° à 3°, des règles et obligations prévues au présent chapitre ainsi que de celles prévues dans ses arrêtés d’exécution.
« Art. 13. § 1. De Commissie voor het Bank-Financie- en Assurantiewezen is belast met het toezicht op de naleving van de regels en verplichtingen bepaald in dit hoofdstuk en in de uitvoeringsbesluiten ervan door de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen.
§ 2. Pour l’exercice du contrôle prévu au § 1er, pour l’imposition des sanctions administratives et pour les autres mesures prises à l’égard des établissements visés à l’article 3, § 2, 1° à 3°, la Commission bancaire, financière et des assurances :
§ 2. Voor de uitoefening van het in § 1 bedoelde toezicht, voor het opleggen van bestuursrechtelijke sancties en voor het treffen van andere maatregelen ten overstaan van de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen, maakt de Commissie voor het Bank-, Financieen Assurantiewezen :
1° utilise à l’égard des établissements de crédit visés à l’article 3, § 2, 1° à 3°, les compétences qui lui ont été attribuées par la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit;
1° ten aanzien van de in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde kredietinstellingen, gebruik van de bevoegdheden die haar worden toegekend door de wet van 22. maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
2° utilise à l’égard des entreprises d’investissement et des autres établissements visés à l’article 3, § 2, 1° à 3°, les compétences qui lui ont été attribuées par la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, et par les arrêtés et règlements pris pour son exécution.
2° ten aanzien van beleggingsondernemingen en van de andere in artikel 3, § 2, 1° tot 3°, bedoelde instellingen, gebruik van de bevoegdheden die haar werden toegekend door de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs, en de in uitvoering ervan getroffen besluiten en reglementen.
Les dispositions correspondantes qui sanctionnent pénalement le non respect des dispositions précitées sont d’application.
De daarmee overeenstemmende bepalingen die de niet-naleving van voornoemde bepalingen bestraffen zijn van toepassing.
§ 3. Lorsqu’un établissement ne remplit plus les conditions nécessaires au maintien de son agrément en tant que teneur de compte, la Commission bancaire, financière et des assurances peut :
§ 3. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan wanneer een instelling niet meer voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden voor de handhaving van haar vergunning voor het bijhouden van rekeningen :
1° contraindre ledit établissement à remédier aux manquements identifiés endéans le délai qu’elle fixe;
1° de betreffende instelling verplichten de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen binnen de door haar vastgestelde termijn;
2° révoquer ou suspendre entièrement ou partiellement l’agrément dudit établissement.
2° de vergunning van de betreffende instelling geheel of gedeeltelijk herroepen of schorsen.
§ 4. La Commission bancaire, financière et des Assurances peut infliger une amende administrative à toute personne établie en Belgique qui tient des comptes de titres dématérialisés pour compte de tiers et qui ne se conforme pas à l’article 3;
§ 4. De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen mag een administratieve geldboete opleggen aan elke in België gevestigde persoon die rekeningen van gedematerialiseerde effecten bijhoudt voor derden en zich niet conformeert aan artikel 3;
L’amende administrative peut être infligée en une fois ou par jour de calendrier. Dans ce dernier cas, elle ne pourra être inférieure à 2 500 euros ni être supérieure à 2 500 000 euros. Au total, une amende infligée pour un même fait ou ensemble de faits ne pourra être supérieure à 12 500 000 euros.
De administratieve geldboete wordt ofwel eenmalig ofwel per kalenderdag opgelegd. In dit laatste geval mag deze noch minder bedragen dan 2 500 euro, noch meer dan 2 500 000 euro. In het totaal mogen de boeten opgelegd voor hetzelfde feit of geheel van feiten 12 500 000 euro niet overschrijden.
L’amende est recouvrée, au profit du Trésor, par l’Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines. »
De boeten worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. »
Art. 23. L’article 3, § 1er, 5°, de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit est complété par l’alinéa suivant :
Art. 23. Artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen wordt aangevuld met het volgende lid :
« pour l’application de l’article 49 sont assimilés à des établissements financiers :
« voor de toepassing van artikel 49 worden met een financiële instelling gelijkgesteld :
les organismes de liquidation visés à l’article 2, 17°, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, ainsi que les organismes dont l’activité consiste à assurer, en tout ou en partie, la gestion opérationnelle de services fournis par de tels organismes de liquidation. »
de vereffeninginstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten verstrekt door dergelijke vereffeninginstellingen. »
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2969
Art. 24. Les paragraphes 2 et 3 de l’article 157 de la même loi en deviennent respectivement les paragraphes 1er et 2.
Art. 24. Paragrafen 2 en 3 van artikel 157 van dezelfde wet worden respectievelijk § 1 en § 2 van dat artikel.
Art. 25. L’article 46, 7°, de la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements est complété par l’alinéa suivant :
Art. 25. Artikel 46, 7°, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs wordt aangevuld met het volgende lid :
« pour l’application de l’article 95 sont assimilés à des établissements financiers :
« voor de toepassing van artikel 95 worden met een financiële instelling gelijkgesteld :
les organismes de liquidation visés à l’article 2, 17°, de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, ainsi que les organismes dont l’activité consiste à assurer, en tout ou en partie, la gestion opérationnelle de services fournis par de tels organismes de liquidation. »
de vereffeninginstellingen bedoeld in artikel 2, 17°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en de instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten verstrekt door dergelijke vereffeninginstellingen. »
Art. 26. L’article 468 du Code des sociétés est complété par l’alinéa suivant :
Art. 26. Artikel 468 van het Wetboek van vennootschappen wordt aangevuld met het volgende lid :
« L’inscription de titres en compte confère un droit de copropriété, de nature incorporelle, sur l’universalité des titres de même catégorie inscrits au nom de l’organisme de liquidation dans le registre des titres nominatifs visé à l’alinéa 4. »
« De boeking op rekening van effecten vestigt een onlichamelijk recht van mede-eigendom op de universaliteit van effecten van dezelfde categorie die op naam van de vereffeningsinstelling zijn ingeschreven in het register van effecten op naam bedoeld in het vierde lid. »
Art. 27. A l’article 470 du même Code sont apportées les modifications suivantes :
Art. 27. In artikel 470 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° l’alinéa 2 est abrogé;
1° het tweede lid wordt opgeheven;
2° l’article est complété par l’alinéa suivant :
2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
« Le constituant du gage est présumé être propriétaire des valeurs mobilières dématérialisées données en gage. La validité du gage n’est pas affectée par l’absence de droit de propriété du constituant du gage sur les valeurs mobilières dématérialisées remises en gage, sans préjudice de la responsabilité du constituant du gage à l’égard du véritable propriétaire des valeurs mobilières dématérialisées remises en gage. Si le constituant du gage a averti le créancier gagiste, au préalable et par écrit, qu’il n’est pas le propriétaire des valeurs mobilières dématérialisées données en gage, la validité du gage est subordonnée à l’autorisation du propriétaire de ces valeurs mobilières de les donner en gage. »
« De pandgever wordt geacht eigenaar te zijn van de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten. De geldigheid van het pand wordt door de afwezigheid van eigendomsrecht van de pandgever op de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten niet aangetast, onverminderd de aansprakelijkheid van de pandgever ten overstaan van de werkelijke eigenaar van de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten. Indien de pandgever de pandhoudende schuldeiser voorafgaandelijk en schriftelijk heeft verwittigd dat hij niet de eigenaar is van de in pand gegeven gedematerialiseerde effecten, dan is de geldigheid van het pand onderworpen aan de machtiging van de eigenaar voor de inpandgeving van deze effecten. »
Art. 28. A l’article 471, alinéa 1er, du même Code, les mots ″droits réels, de nature incorporelle″ sont remplacés par les mots ″droits de copropriété visés à l’article 468, alinéa 5,″.
Art. 28. In artikel 471, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden ″onlichamelijke zakelijke rechten″ vervangen door de woorden ″rechten van mede-eigendom bedoeld in artikel 468, vijfde lid,″.
Art. 29. L’article 23 de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers est complété par le paragraphe suivant :
Art. 29. Artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
« § 7. Pour l’application des §§ 2 à 6 et des sections 8 et 9 du présent chapitre, sont assimilés à des organismes de liquidation les organismes établis en Belgique dont l’activité consiste à assurer, en tout ou en partie, la gestion opérationnelle de services fournis par des organismes de liquidation visés au § 1er, y compris lorsque ces derniers sont des établissements de crédit établis en Belgique. Le Roi désigne, sur avis de la BNB et de la CBFA, les organismes qui tombent dans le champ d’application du présent alinéa.
« § 7. Voor de toepassing van de §§ 2 tot 6 en de afdelingen 8 en 9 van dit hoofdstuk worden gelijkgesteld met vereffeningsinstellingen : de in België gevestigde instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van in § 1. bedoelde diensten van vereffeningsinstellingen, ook wanneer deze laatste in België gevestigde kredietinstellingen zijn. De Koning duidt, op advies van de NBB en de CBFA, de instellingen aan die in het toepassingsgebied vallen van dit lid.
Les organismes visés à l’alinéa 1er sont tenus de se faire agréer par la CBFA. Sur avis de la BNB et de la CBFA, le Roi règle notamment, tant sur base consolidée que sur base non consolidée, les conditions et la procédure de l’agrément et du maintien de l’agrément de ces organismes par la CBFA, y compris les conditions auxquelles les personnes qui assurent la gestion effective et les personnes qui détiennent une participation importante, doivent satisfaire.
De in het eerste lid bedoelde instellingen dienen een vergunning van de CBFA te verkrijgen. Op advies van de NBB en de CBFA regelt de Koning inzonderheid, zowel op geconsolideerde als nietgeconsolideerde basis, de voorwaarden en de procedure voor de vergunning en handhaving van de vergunning van deze instellingen door de CBFA, met inbegrip van de voorwaarden waaraan de personen die de effectieve leiding waarnemen en de personen die een belangrijke deelneming hebben, moeten voldoen.
Sur avis de la BNB et de la CBFA, le Roi peut, dans le respect des obligations internationales de la Belgique, appliquer totalement ou partiellement les règles visées aux alinéas 1er et 2 aux organismes établis à l’étranger dont l’activité consiste à assurer, en tout ou en partie, la gestion opérationnelle de services fournis par des organismes de liquidation visés au § 1er qui sont établis en Belgique, y compris lorsque ces derniers sont des établissements de crédit établis en Belgique. »
Op advies van de NBB en de CBFA kan de Koning, met naleving van de internationale verplichtingen van België, de in het eerste en tweede lid opgenomen regeling geheel of gedeeltelijk toepassen op in het buitenland gevestigde instellingen waarvan het bedrijf bestaat uit het gehele of gedeeltelijke operationele beheer van diensten van in België gevestigde vereffeningsinstellingen bedoeld in § 1, ook wanneer deze laatste in België gevestigde kredietinstellingen zijn. »
2970
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 30. A l’article 31 de la même loi sont apportées les modifications suivantes :
Art. 30. In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Dans le § 1er, les mots ″, de même rang que celui du créancier gagiste,″ sont insérés entre les mots ″privilège″ et ″sur″;
1° In § 1 worden de woorden ″van dezelfde rang als dat van de pandhoudende schuldeiser,″ ingevoegd tussen de woorden ″voorrecht″ en ″op″;
2° Dans le § 5, les mots ″Le placement par un intermédiaire financier d’instruments financiers sur un compte auprès d’un organisme visé au § 2 ayant pour effet de soumettre ces instruments au privilège de ce dernier nécessite l’accord écrit du client de l’intermédiaire financier, à peine de violer l’article 148, § 3, de la loi du 6 avril 1995″ sont remplacés par les mots ″Le placement par un intermédiaire financier d’instruments financiers sur un compte auprès d’un intermédiaire qualifié ou auprès d’un organisme visé au § 1er ou § 2. ayant pour effet de soumettre ces instruments au privilège de ces derniers nécessite l’accord écrit du client de l’intermédiaire financier, à peine de violer l’article 148, § 3, de la loi du 6 avril 1995″.
2° In § 5 worden de woorden ″Het plaatsen van financiële instrumenten door een financiële tussenpersoon op een rekening bij een instelling bedoeld in § 2 met voor gevolg dat deze instrumenten aan het voorrecht van deze instelling worden onderworpen, vereist de schriftelijke toestemming van de cliënt van de financiële tussenpersoon, op straffe van inbreuk op artikel 148, § 3, van de wet van 6 april 1995″ vervangen door de woorden ″Het plaatsen van financiële instrumenten door een financiële tussenpersoon op een rekening bij een gekwalificeerde tussenpersoon of bij een instelling als bedoeld in § 1 of in § 2 met als gevolg dat deze instrumenten aan het voorrecht van deze tussenpersoon of deze instelling worden onderworpen, vereist de schriftelijke toestemming van de cliënt van de financiële tussenpersoon, op straffe van inbreuk op artikel 148, § 3, van de wet van 6 april 1995″.
Art. 31. L’article 122 de la même loi est complété comme suit :
Art. 31. Artikel 122 van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
« 20° au demandeur d’un agrément et à l’établissement agréé contre la décision de la CBFA de refuser, suspendre ou révoquer l’agrément en vertu des articles 3, 12 et 13 de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire ainsi que de leurs arrêtés d’exécution. Le recours est suspensif de la décision à moins que la CBFA n’ait, pour motifs graves, déclaré sa décision exécutoire nonobstant recours. »
« 20° door de aanvrager van een vergunning en door de vergunde instelling tegen de beslissingen van de CBFA om de vergunning te weigeren, te schorsen of te herroepen krachtens de artikelen 3, 12 en 13 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium en van de in uitvoering ervan getroffen besluiten. Het beroep schorst de beslissing tenzij de CBFA, om zwaarwichtige redenen, haar beslissing uitvoerbaar zou hebben verklaard niettegenstaande hoger beroep. »
CHAPITRE XII. — Dispositions fiscales
HOOFDSTUK XII. — Fiscale bepalingen
Section Ire. — Loi du 10 mars 1999 modifiant la loi du 6 avril 1995. relative aux marchés secondaires, au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, fixant le régime fiscal des opérations de prêt d’actions et portant diverses autres dispositions
Afdeling I. — Wet van 10 maart 1999 tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, tot fiscale regeling van de verrichtingen van lening van aandelen en houdende diverse andere bepalingen
Art. 32. Les articles 52 à 54 de la loi du 10 mars 1999 modifiant la loi du 6 avril 1995 relative aux marchés secondaires, au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, fixant le régime fiscal des opérations de prêt d’actions et portant diverses autres dispositions sont rapportés.
Art. 32. De artikelen 52 tot 54 van de wet van 10 maart 1999 tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, tot fiscale regeling van de verrichtingen van lening van aandelen en houdende diverse andere bepalingen, worden ingetrokken.
Section II. — Code des impôts sur les revenus 1992
Afdeling II. — Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
Art. 33. A l’article 2 du Code des impôts sur les revenus 1992, remplacé par la loi du 10 août 2001 et modifié par la loi du 17 mai 2004, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 33. In artikel 2 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en gewijzigd bij de wet van 17 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le texte actuel qui devient le § 1er, est complété par un 11° et un 12°, rédigés comme suit :
1° de bestaande tekst die de § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een 11° en een 12°, luidende :
« 11° Instruments financiers. Par instruments financiers, on entend les instruments financiers visés à l’article 3, 1°, de la loi du […] relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
« 11° Financiële instrumenten. Onder financiële instrumenten wordt verstaan de financiële instrumenten vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van […] betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
12° Conventions constitutives de sûreté réelle portant sur des instruments financiers Par conventions constitutives de sûreté réelle portant sur des instruments financiers, on entend :
12° Zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten Onder zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten wordt verstaan :
a) les conventions de gage et les conventions de transfert de propriété à titre de garantie, en ce compris les conventions de cessionrétrocession (″repos″) telles que visées à l’article 3, 3°, de la loi du […] relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers;
a) de in artikel 3, 3°, van de wet van […] betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten vermelde pandovereenkomsten en overeenkomsten die leiden tot eigendomsoverdracht ten titel van zekerheid, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten (″repo’s″);
b) dans le cadre des conventions visées au a, les appels de marge visés à l’article 3, 9°, de la loi du […] relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, et les substitutions en cours de contrat de nouveaux instruments financiers aux avoirs donnés en garantie initialement;
b) binnen het kader van de in a bedoelde overeenkomsten, de marge-opvragingen bedoeld in artikel 3, 9°, van de wet van […] betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, en de substituties, in de loop van de overeenkomst, van de oorspronkelijk als zekerheid gegeven activa door nieuwe financiële instrumenten;
c) les conventions analogues à celles visées aux a et b qui, en vertu de dispositions de droit étranger, entraînent, ou, en ce qui concerne la convention de gage, sont susceptibles d’entraîner un transfert de propriété. »;
c) de soortgelijke overeenkomsten als bedoeld in a en b die, krachtens de bepalingen naar buitenlands recht, leiden of, terzake van de overeenkomsten van pandgeving, kunnen leiden tot een eigendomsoverdracht. »;
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 2° l’article est complété par un § 2, libellé comme suit :
2971
2° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende :
« § 2. Pour l’application dans leur chef des dispositions du présent Code, des dispositions légales particulières relatives aux impôts sur les revenus et des arrêtés pris pour leur exécution, le cédant, le donneur de gage et le prêteur, qui agissent en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur des instruments financiers, sont censés rester propriétaires de ceux-ci pendant toute la durée du contrat.
« § 2. Voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek, van de bijzondere wettelijke bepalingen op het stuk van de inkomstenbelastingen en van de tot uitvoering ervan genomen besluiten in hun hoofde, worden de overdrager, de pandgever en de leninggever die handelen in het kader van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot financiële instrumenten geacht eigenaar te blijven van de betrokken financiële instrumenten gedurende de hele looptijd van het contract.
Par dérogation à l’alinéa 1er, les revenus des capitaux et biens mobiliers produits par des instruments financiers cédés, donnés en gage ou prêtés en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt, ne sont pas censés avoir été recueillis par le cédant, le donneur de gage ou le prêteur. »
In afwijking van het eerste lid, worden de inkomsten van kapitalen en roerende waarden uit financiële instrumenten die zijn overgedragen, in pand zijn gegeven of zijn uitgeleend in het kader van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening niet geacht te zijn ontvangen door de overdrager, de pandgever of de leninggever. »
Art. 34. A l’article 18, alinéa 1er, du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992 et du 20 mars 1996, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et par les lois du 22. décembre 1998, du 10 mars 1999 et du 24 décembre 2002, le 3° est abrogé.
Art. 34. In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992 en 20 maart 1996, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, en bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999 en 24. december 2002, wordt het 3° opgeheven.
Art. 35. A l’article 19 du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992, du 22 juillet 1993, du 20 mars 1996 et du 10 mars 1999, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 35. In artikel 19 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 22 juli 1993, 20 maart 1996 en 10 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le § 1er, 1°, est remplacé par la disposition suivante : « 1° les intérêts, primes et tous autres produits de prêts, y compris de conventions constitutives de sûreté réelle portant sur des instruments financiers, de dépôts d’argent et de toute autre créance; »; 2° le § 2 est complété par un alinéa 3, rédigé comme suit :
1° § 1, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° interest, premies en alle andere opbrengsten van leningen, daaronder begrepen zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten, van gelddeposito’s en van elke andere schuldvordering; »; 2° § 2 wordt aangevuld met een derde lid, luidende :
« Par dérogation à l’alinéa précédent, le montant total des revenus des instruments financiers visés à l’alinéa 1er faisant l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt, qui est payé ou attribué à l’échéance fixée, pendant la durée de ce contrat, est imposable dans le chef du cessionnaire, du preneur de gage ou de l’emprunteur. »;
« In afwijking van het vorige lid, is het totaal bedrag van de in het eerste lid bedoelde inkomsten van financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening, dat, tijdens de looptijd van die overeenkomst, is betaald of toegekend op de vastgestelde vervaldag, belastbaar ten name van de cessionaris, van de pandnemer of van de leningnemer. »;
3° au § 3, les mots ″, autres que des conventions constitutives de sûreté réelle portant sur des instruments financiers,″ sont insérés entre les mots ″résultant d’opérations″ et les mots ″consistant en la remise″.
3° in § 3, worden de woorden ″, niet zijnde zakelijkezekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten,″ ingevoegd tussen de woorden ″uit verrichtingen″ en de woorden ″tot afstand″.
Art. 36. Dans le Titre II, chapitre II, Section IV, du même Code, la sous-section I est complétée par un point J intitulé ″Revenus divers à caractère professionnel″ comprenant un article 37bis, rédigé comme suit :
Art. 36. In Titel II, hoofdstuk II, Afdeling IV, van hetzelfde Wetboek, wordt de onderafdeling I aangevuld met een punt J met als titel ″Diverse inkomsten met beroepskarakter″ dat een artikel 37bis omvat, luidende :
« Art. 37bis. Sans préjudice de l’application du précompte mobilier, les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant afférentes aux instruments financiers qui font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt sont considérées comme des revenus professionnels lorsque les instruments financiers faisant l’objet de la convention sont affectés à l’exercice de l’activité professionnelle du bénéficiaire desdits revenus.
« Art. 37bis. Onverminderd de toepassing van de roerende voorheffing, worden vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betreffende financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van een lening, aangemerkt als beroepsinkomsten wanneer de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van de overeenkomst worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van die inkomsten.
Les revenus nets de ces indemnités sont déterminés conformément à l’article 98, alinéa 2. »
De netto-inkomsten van deze vergoedingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 98, tweede lid. »
Art. 37. A l’article 45 du même Code, modifié par les lois du 22 décembre 1998, du 10 mars 1999 et du 16 juillet 2001, le § 2 est abrogé.
Art. 37. In artikel 45 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999 en 16. juli 2001, wordt § 2 opgeheven.
Art. 38. A l’article 54 du même Code, remplacé par la loi du 28 juillet 1992, les mots ″indemnités visées à l’article 90, 11°, qui sont payées en compensation de ces intérêts,″ sont insérés entre le mot ″intérêts,″ et le mot ″redevances″.
Art. 38. In artikel 54 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 juli 1992, worden de woorden ″in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen, die worden betaald als compensatie voor deze intresten,″ ingevoegd tussen het woord ″interest,″ en het woord ″retributies″.
Art. 39. L’article 90 du même Code, modifié par les arrêtés royaux du 20 décembre 1996, du 20 juillet 2000 et du 13 juillet 2001 et par la loi du 10 août 2001, est complété par un 11°, rédigé comme suit :
Art. 39. Artikel 90 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 1996, 20 juli 2000. en 13 juli 2001 en bij de wet van 10 augustus 2001, wordt aangevuld met een 11°, luidende :
« 11° les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant afférentes aux instruments financiers qui font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt. »
« 11° de vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betreffende financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een zakelijkezekerheidsovereenkomst of van een lening. »
Art. 40. A l’article 98, alinéa 2, du même Code, remplacé par la loi du 27 octobre 1997, les mots ″et 11°″ sont insérés entre les mots ″5° à 7°″ et les mots ″, s’entendent″.
Art. 40. In artikel 98, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 oktober 1997, worden de woorden ″en 11°″ ingevoegd tussen de woorden ″5° tot 7°″ en de woorden ″, vermelde inkomsten″.
2972
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 41. A l’article 171 du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992, du 28 décembre 1992, du 24 décembre 1993, du 30 mars 1994, du 6 juillet 1994, du 20. décembre 1995, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996, par les lois du 25 janvier 1999, du 10 mars 1999, du 4. mai 1999 et du 6 avril 2000, par les arrêtés royaux du 20 juillet 2000 et du 13 juillet 2001 et par les lois du 24. décembre 2002 et du 28 avril 2003, le 3° ter est remplacé par la disposition suivante :
Art. 41. In artikel 171 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 28 december 1992, 24 december 1993, 30 maart 1994, 6 juli 1994, 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, bij de wetten van 25 januari 1999, 10 maart 1999, 4. mei 1999 en 6 april 2000, bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000 en 13 juli 2001 en bij de wetten van 24. december 2002 en 28 april 2003, wordt het 3° ter vervangen als volgt :
« 3°ter au taux de 10, 15, 20 ou 25 %, les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant visées à l’article 90, 11°, selon le taux applicable aux revenus de capitaux et biens mobiliers et aux lots visés à l’article 90, 6°, auxquels se rapportent ces indemnités; ».
« 3°ter tegen een aanslagvoet van 10, 15, 20 of 25 %, de in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot, naargelang de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, 6°, bedoelde loten, waarop die vergoedingen betrekking hebben; ».
Art. 42. A l’article 192, § 1er, alinéa 1er, du même Code, modifié par la loi du 28 décembre 1992, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et par les lois du 22 décembre 1998 et du 10 mars 1999, les mots ″et § 2, alinéa 1er″ sont supprimés.
Art. 42. In artikel 192, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 28 december 1992, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998 en 10 maart 1999, vervallen de woorden ″en § 2, eerste lid″.
Art. 43. A l’article 198, du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992, du 22 juillet 1993, du 27 décembre 1993, du 6 juillet 1994 et du 20 décembre 1995, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et par les lois du 22. décembre 1998, du 10 mars 1999, du 4 mai 1999, du 22 mai 2001 et du 24 décembre 2002, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 43. In artikel 198, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 22 juli 1993, 27 december 1993, 6 juli 1994 en 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999, 4 mei 1999, 22. mei 2001 en 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° l’alinéa 1er est complété par un 13°, rédigé comme suit : « 13° les indemnités pour coupon manquant payées ou attribuées en exécution de conventions de sûreté réelle ou de prêts portant sur des actions ou parts, à concurrence d’un montant égal à la différence entre d’une part le montant total du dividende brut payé ou attribué pour les actions ou parts auxquelles ces indemnités pour coupon manquant se rapportent et d’autre part le montant total brut des dividendes soit effectivement recueillis soit par rapport auxquels une indemnité pour coupon manquant a été recueillie pour ces actions ou parts. »; 2° l’alinéa 3 est abrogé. Art. 44. A l’article 202, § 2, du même Code, inséré par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et modifié par la loi du 10 mars 1999 et par les arrêtés royaux du 20 juillet 2000, du 13 juillet 2001 et du 24 décembre 2002, sont apportées les modifications suivantes : 1° l’alinéa 6 est remplacé par le texte suivant : « La fiction de non-transfert de propriété visée à l’article 2, § 2 ne s’applique pas pour déterminer si la condition visée à l’alinéa 1er, 1° est remplie. »; 2° le paragraphe est complété par l’alinéa suivant :
1° het eerste lid wordt aangevuld met een 13°, luidende : « 13° de vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten of leningen met betrekking tot aandelen, tot een bedrag gelijk aan het verschil tussen enerzijds het totale bruto dividend betaald of toegekend voor de aandelen waar deze vergoedingen voor ontbrekend coupon betrekking op hebben en anderzijds het totale bruto bedrag als dividend ofwel daadwerkelijk verkregen ofwel met betrekking waartoe een vergoeding voor ontbrekend coupon werd verkregen met betrekking tot deze aandelen. »; 2° het derde lid wordt opgeheven. Art. 44. In artikel 202, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 maart 1999 en bij de koninklijke besluiten van 20 juli 2000, 13 juli 2001 en 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het zesde lid wordt vervangen als volgt : « De in artikel 2, § 2, bedoelde fictie van niet overdracht van eigendom, is niet van toepassing voor de vaststelling of aan de in het eerste lid, 1°, bedoelde voorwaarde is voldaan. » ; 2° De paragraaf wordt aangevuld met het volgende lid :
« En outre, les revenus visés au § 1er, alinéa 1er, 1° et 2°, recueillis en raison d’actions ou parts qui ont été acquises en vertu d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur des instruments financiers, ne sont pas déductibles. »
« De in § 1, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde inkomsten verkregen uit hoofde van aandelen die verworven zijn krachtens een zakelijkezekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten zijn bovendien niet aftrekbaar. »
Art. 45. A l’article 203 du même Code, modifié par les lois du 28 décembre 1992, du 21 décembre 1994 et du 6. avril 1995, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et par les lois du 22 décembre 1998, du 10 mars 1999, du 4 mai 1999 et du 24 décembre 2002, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 45. In artikel 203 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1992, 21 december 1994. en 6 april 1995, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999, 4 mei 1999, en 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le § 1er, alinéa 2, est abrogé;
1° § 1, tweede lid, wordt opgeheven;
2° le § 2, alinéa 6, est abrogé.
2° § 2, zesde lid, wordt opgeheven.
Art. 46. A l’article 221, 2°, du même Code, modifié par les lois du 22 décembre 1998 et du 26 mars 1999, les mots ″article 90, 5° à 7°″ sont remplacés par les mots ″article 90, 5° à 7° et 11°″.
Art. 46. In artikel 221, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998 en 26 maart 1999, worden de woorden ″artikel 90, 5° tot 7°″ vervangen door de woorden ″artikel 90, 5° tot 7° en 11°″.
Art. 47. A l’article 223 du même Code, remplacé par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et modifié par les lois du 10 mars 1999, du 4 mai 1999 et du 28 avril 2003, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 47. In artikel 223 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 1996 en gewijzigd bij de wetten van 10 maart 1999, 4 mei 1999 en 28. april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° un 3° est inséré, rédigé comme suit : « 3° des indemnités pour coupon manquant visées à l’article 18, alinéa 1er, 3°. »; 2° le 3° est abrogé.
1° een 3° wordt ingevoegd, luidende : « 3° de vergoedingen toegekend voor ontbrekende coupon als vermeld in artikel 18, eerste lid, 3°. »; 2° het 3° wordt opgeheven.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2973
Art. 48. L’article 225 du même Code, modifié par la loi du 30. mars 1994, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 et par les lois du 10 mars 1999, du 4 avril 1999, du 4 mai 1999 et du 28 avril 2003, est modifié comme suit :
Art. 48. Artikel 225 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994, bij het koninklijk besluit van 20. december 1996 en bij de wetten van 10 maart 1999, 4 april 1999, 4 mei 1999 en 28 april 2003, wordt gewijzigd als volgt :
1° à l’alinéa 2, 5°, les mots ″et allocations″ sont remplacés par les mots ″allocations et indemnités″ et les mots ″à l’article 223, 2°″ sont remplacés par les mots ″à l’article 223, 2° et 3°″;
1° in het tweede lid, 5°, worden de woorden ″in artikel 223, 2°″ vervangen door de woorden ″in artikel 223, 2° en 3°″ en de woorden ″en toelagen″ door de woorden ″, toelagen en vergoedingen″;
2° l’alinéa 2, 5°, est remplacé par la disposition suivante : er
2° het tweede lid, 5°, wordt vervangen als volgt :
« 5° au taux visé à l’article 215, alinéa 1 , sur les cotisations, pensions, rentes et allocations visées à l’article 223, 2°; ».
« 5° tegen het tarief vermeld in artikel 215, eerste lid, op in artikel 223, 2°, vermelde bijdragen, pensioenen, renten en toelagen; ».
Art. 49. A l’article 228, § 2, 9°, du même Code, modifié par l’arrêté royal du 20 décembre 1996 sont apportées les modifications suivantes :
Art. 49. In artikel 228, § 2, 9°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° les mots ″l’article 90, 1° à 10°″ sont remplacés par les mots ″l’article 90, 1° à 11°″;
1° de woorden ″artikel 90, 1° tot 10°″ worden vervangen door de woorden ″artikel 90, 1° tot 11°″;
2° le 9° est complété par un j, rédigé comme suit : « j) d’indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant obtenues en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur des instruments financiers et qui sont à charge d’un emprunteur, un cessionnaire ou un preneur de gage qui est un habitant du royaume, une société, une association, un établissement ou un organisme quelconque ayant en Belgique son siège social, son principal établissement ou son siège de direction ou d’administration, l’Etat belge ou ses subdivisions politiques ou collectivités locales ou un établissement dont dispose en Belgique un non-résident visé à l’article 227, ainsi que de revenus de même nature à charge d’un emprunteur, un cessionnaire ou un preneur de gage qui est un nonrésident visé à l’article 227, lorsqu’ils sont produits ou recueillis en Belgique. » Art. 50. A l’article 230 du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992 et du 6 août 1993, sont apportées les modifications suivantes : 1° au 1° les mots ″ainsi que les revenus divers visés à l’article 228, § 2, 9°, j, autres que ceux qui se rapportent à des revenus d’actions ou parts″ sont insérés entre les mots ″autres que les dividendes,″ et les mots ″dont le débiteur est un habitant du Royaume″; 2° le 2° est remplacé par la disposition suivante : « 2° les revenus des instruments financiers étrangers déposés en Belgique et les revenus obtenus en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur ces instruments financiers, lorsque ces dépôts et ces opérations répondent aux conditions de forme fixées par le Ministre des Finances et pour autant que le déposant n’affecte pas ces instruments financiers à l’exercice d’une activité professionnelle en Belgique; »; 3° il est inséré un 2° bis, rédigé comme suit :
2° het 9°, wordt aangevuld met een j, luidende : « j) vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten en die ten laste zijn van een leningnemer, een cessionaris of een pandnemer zijnde een rijksinwoner, enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België, de Belgische Staat of de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, of een inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner in België beschikt, zomede de inkomsten van dezelfde aard ten laste van een leningnemer, een cessionaris of een pandnemer die een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner is wanneer zij in België worden verkregen. » Art. 50. In artikel 230 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992 en 6 augustus 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1° worden de woorden ″zomede de in artikel 228, § 2, 9°, j, bedoelde diverse inkomsten andere dan degene die betrekking hebben op inkomsten van aandelen,″ ingevoegd tussen de woorden ″niet zijnde dividenden,″ en de woorden ″waarvan de schuldenaar een rijksinwoner is,″; 2° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de inkomsten van buitenlandse financiële instrumenten die werden gedeponeerd in België en de inkomsten verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot die financiële instrumenten, wanneer die bewaargevingen en die transacties voldoen aan de vormvoorwaarden bepaald door de Minister van Financiën en voorzover de bewaargever die financiële instrumenten niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België gebruikt; »; 3° een 2° bis wordt ingevoegd, luidende :
« 2°bis les revenus des instruments financiers étrangers et les revenus d’origine étrangère obtenus en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt d’instruments financiers et pour autant que ces instruments financiers ne soient pas affectés à l’exercice d’une activité professionnelle en Belgique et que les revenus soient payés à l’intervention d’un intermédiaire financier établi en Belgique visé à l’article 2 de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l’utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et de financement du terrorisme, dans les conditions de forme fixées par le Ministre des Finances; »;
« 2°bis de inkomsten van buitenlandse financiële instrumenten en de inkomsten van buitenlandse oorsprong verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten en voorzover die financiële instrumenten niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België worden gebruikt en de inkomsten worden betaald door tussenkomst van een in België gevestigde financiële tussenpersoon als bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, onder de door de Minister van Financiën bepaalde vormvoorwaarden; »;
4° au 5°, les mots ″a à i,″ sont insérés entre les mots ″article 228, § 2, 9°,″ et les mots ″qui sont réalisés par″.
4° in het 5° worden de woorden ″a tot i,″ ingevoegd tussen de woorden ″artikel 228, § 2, 9°,″ en de woorden ″verkregen door″.
Art. 51. L’article 234, 5°, du même Code, inséré par la loi du 10 mars 1999, est abrogé.
Art. 51. Artikel 234, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 maart 1999, wordt opgeheven.
Art. 52. L’article 240, alinéa 2, du même Code, inséré par la loi du 10 mars 1999 et modifié par la loi du 4 mai 1999, est abrogé.
Art. 52. Artikel 240, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 maart 1999 en gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999, wordt opgeheven.
Art. 53. A l’article 247, 2°, du même Code, modifié par la loi du 10 mars 1999, les mots ″, allocations et indemnités″ sont remplacés par les mots ″et allocations″ et les mots ″et 5°″ sont supprimés.
Art. 53. In artikel 247, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 maart 1999, vervallen de woorden ″en 5°″ en worden de woorden ″, toelagen en vergoedingen″ vervangen door de woorden ″en toelagen″.
2974
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 54. A l’article 261 du même Code, modifié par les lois des 4 avril 1995, 22 décembre 1998 et 17 mai 2004, sont apportées les modifications suivantes : 1° l’alinéa 1er, 1°, est remplacé par la disposition suivante : « 1° les habitants du Royaume, les sociétés résidentes, associations, institutions, établissements et organismes quelconques et les personnes morales assujetties à l’impôt des personnes morales débiteurs de revenus de capitaux et biens mobiliers et de revenus visés à l’article 90, 6° ou 11°, ainsi que les contribuables assujettis à l’impôt des nonrésidents qui ont en Belgique un établissement sur les résultats duquel sont imputés des revenus visés à l’article 17, § 1er, 2° à 4°, et des revenus visés à l’article 90, 6° et 11°; »;
2° l’alinéa 1er est complété par un 4°, rédigé comme suit : « 4° les intermédiaires établis en Belgique qui paient, directement au bénéficiaire réel, des revenus visés à l’article 90, 11°, d’origine étrangère. »; 3° l’article est complété par un alinéa 3, rédigé comme suit :
Art. 54. In artikel 261 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 4 april 1995, 22 december 1998 en 17. mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° door rijksinwoners, binnenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen, inrichtingen en lichamen, en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen rechtspersonen die inkomsten van roerende goederen en kapitalen en inkomsten als bedoeld in artikel 90, 6° of 11°, verschuldigd zijn, zomede door aan de belasting van niet-inwoners onderworpen belastingplichtigen die in België een inrichting hebben, op de resultaten waarvan inkomsten als bedoeld in artikel 17, § 1, 2° tot 4°, en inkomsten als bedoeld in artikel 90, 6° en 11°, worden aangerekend; »; 2° het eerste lid wordt aangevuld met een 4°, luidende : « 4° door de in België gevestigde tussenpersonen die rechtstreeks aan de werkelijke verkrijger inkomsten als bedoeld in artikel 90, 11°, van buitenlandse oorsprong betalen. » ; 3° het artikel wordt aangevuld met een derde lid, luidende :
« Par dérogation à l’alinéa 1er, en ce qui concerne les intérêts de prêts d’instruments financiers et les revenus visés à l’article 90, 11°, qui sont payés en exécution d’un prêt portant sur des instruments financiers, conclu et intégralement liquidé par le biais d’un système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers, le redevable du précompte mobilier, qui doit retenir celuici sur les revenus imposables nonobstant toute convention contraire, est le gestionnaire du système centralisé agréé. Par ″système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers″, on entend un système de prêts d’instruments financiers ayant pour objectif de faciliter, en dernier recours, le règlement des ordres de transfert de titres et intégré dans un système de règlement-titres visé à l’article 2, § 1er, b, de la loi du 28 avril 1999 visant à transposer la directive 98/26/CE du 19 mai 1998 concernant le caractère définitif du règlement dans les systèmes de paiement et de règlement des opérations sur titres, ou dans un système d’un autre Etat dont la législation prévoit des conditions de fonctionnement au moins équivalentes, agréé par le ministre des Finances ou son délégué. Le Roi détermine les conditions d’agrément auxquelles le système doit satisfaire et la période durant laquelle l’agrément peut être octroyé. »
« Met betrekking tot de interest van leningen van financiële instrumenten en de in artikel 90, 11°, bedoelde inkomsten die worden betaald in uitvoering van een lening betreffende financiële instrumenten, gesloten en integraal vereffend door tussenkomst van een erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten, is, in afwijking van het eerste lid, de schuldenaar van de roerende voorheffing welke deze voorheffing op de belastbare inkomsten moet inhouden niettegenstaande elke andersluidende overeenkomst, de beheerder van het erkend gecentraliseerd systeem. Onder ″erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten″ wordt verstaan een systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten dat tot doel heeft in laatste instantie de afwikkeling van orders tot overdracht van effecten te vergemakkelijken en dat geïntegreerd is in een vereffeningssysteem voor effecten zoals bedoeld in artikel 2, § 1, b, van de wet van 28. april 1999 houdende omzetting van de richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitief karakter van de afwikkeling van de betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, of in een systeem van een andere Staat waarvan de wetgeving minstens in gelijkwaardige werkingsvoorwaarden voorziet, erkend door de minister van Financiën of zijn gedelegeerde. De Koning bepaalt de erkenningsvoorwaarden waaraan het systeem moet voldoen en de periode tijdens dewelke de erkenning kan worden verleend. »
Art. 55. A l’article 262 du même Code, modifié par les lois du 22 juillet 1993, du 30 janvier 1996, du 20 mars 1996, du 16 avril 1997 et du 22 décembre 1998, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 55. In artikel 262 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1993, 30 januari 1996, 20 maart 1996, 16 april 1997 en 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° au 1°, les mots ″les revenus divers visés à l’article 90, 6°,″ sont remplacés par les mots ″les revenus visés à l’article 90, 6° et 11°,″;
1° in 1°, worden de woorden ″diverse inkomsten vermeld in artikel 90, 6°,″ vervangen door de woorden ″in artikel 90, 6° en 11°, bedoelde inkomsten,″;
2° au 4°, les mots ″et les lots afférents aux titres d’emprunt″ sont remplacés par les mots ″, les lots afférents aux titres d’emprunts et les revenus visés à l’article 90, 11°″.
2° in 4°, worden de woorden ″en loten van effecten van leningen″ vervangen door de woorden ″, loten van effecten van leningen en de in artikel 90, 11°, bedoelde inkomsten,″.
Art. 56. A l’article 263, alinéa 1er, du même Code, modifié par la loi du 4 avril 1995, les mots ″sur les revenus visés à l’article 90, 11°, d’origine étrangère,″ sont insérés entre les mots ″déposées à l’étranger,″ et les mots ″ainsi que sur les revenus visés à l’article 267, alinéa 4.″
Art. 56. In artikel 263, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 april 1995, worden de woorden ″op de in artikel 90, 11°, bedoelde inkomsten van buitenlandse oorsprong,″ ingevoegd tussen de woorden ″gelddeposito’s in het buitenland,″ en de woorden ″alsook op in artikel 267, vierde lid, vermelde inkomsten.″
Art. 57. L’article 265 du même Code, remplacé par la loi du 4. avril 1995 et modifié par la loi du 12 décembre 1996, est complété comme suit :
Art. 57. Artikel 265 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 april 1995 en gewijzigd bij de wet van 12 december 1996, wordt aangevuld als volgt :
« Le précompte mobilier n’est pas davantage dû par les intermédiaires établis en Belgique, qui paient des revenus visés à l’article 90, 11°, d’origine étrangère, lorsque ces intermédiaires paient de telles indemnités au bénéfice immédiat d’une société résidente ou d’un contribuable assujetti à l’impôt des non-résidents conformément à l’article 233. »
« De roerende voorheffing is evenmin verschuldigd door de in België gevestigde tussenpersonen die in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen, van buitenlandse oorsprong betalen, wanneer deze tussenpersonen dergelijke vergoedingen betalen in het onmiddellijke voordeel van een binnenlandse vennootschap of een belastingplichtige onderworpen aan de belasting der niet-inwoners overeenkomstig artikel 233. »
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2975
Art. 58. A l’article 269 du même Code, remplacé par la loi du 30 mars 1994 et modifié par les lois du 20 décembre 1995, du 10 février 1998, du 22 décembre 1998, du 10. mars 1999, du 22 mai 2001, du 19 juillet 2001 et du 24. décembre 2002, l’alinéa 1er, 3°, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 58. In artikel 269 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 10 februari 1998, 22 december 1998, 10 maart 1999, 22 mei 2001, 19 juli 2001 en 24. december 2002, wordt het eerste lid, 3°, vervangen als volgt :
« 3° au taux de 10, 15, 20 ou 25 p.c., les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant visées à l’article 90, 11°, selon le taux applicable aux revenus de capitaux et biens mobiliers et aux lots visés à l’article 90, 6°, auxquels se rapportent ces indemnités. »
« 3° tegen een aanslagvoet van 10, 15, 20 of 25 pct., de in artikel 90, 11°, bedoelde vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot, naargelang de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen en op de in artikel 90, 6° bedoelde loten, waarop die vergoedingen betrekking hebben. »
Art. 59. L’article 280 du même Code, modifié par la loi du 6. juillet 1994 et par la loi du 4 juillet 2004, est complété par un alinéa 4 rédigé comme suit :
Art. 59. Artikel 280 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1994 en 4 juli 2004, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
« En outre, pour l’application de l’alinéa 2 dans le chef du bénéficiaire des revenus de capitaux et biens mobiliers dont il a acquis la propriété en vertu d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur des instruments financiers, le précompte mobilier est imputé à concurrence du montant du précompte qui se rapporte proportionnellement à la période totale formée par la période déterminéeconformément audit alinéa et celle pendant laquelle le prêteur, le cédant ou le donneur de gage a eu la pleine propriété de ces instruments financiers. »
« Bovendien wordt, voor de toepassing van het tweede lid ten name van de verkrijger van inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarvan hij de eigendom heeft verkregen krachtens een zakelijkezekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten, de roerende voorheffing verrekend ten belope van het bedrag van de voorheffing dat verhoudingsgewijze betrekking heeft op de totale periode bestaande uit de periode bepaald overeenkomstig het vermelde lid en die tijdens dewelke de leninggever, de overdrager of de pandgever de volle eigendom heeft gehad van die financiële instrumenten. »
Art. 60. A l’article 281 du même Code, complété par la loi du 10 mars 1999, l’alinéa 2 est abrogé.
Art. 60. In artikel 281 van hetzelfde Wetboek, aangevuld bij de wet van 10 maart 1999, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 61. Dans le même Code, l’article 283, abrogé par la loi du 30 janvier 1996, est rétabli dans la rédaction suivante :
Art. 61. In hetzelfde Wetboek wordt artikel 283, opgeheven bij de wet van 30 januari 1996, opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
« Article 283. Sauf si le prêt est conclu par le biais d’un système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers visé à l’article 261, alinéa 3, aucun précompte mobilier n’est imputé à raison des revenus d’actions ou parts de sociétés belges dont le bénéficiaire a acquis la propriété à l’occasion d’un prêt portant sur ces instruments financiers, lorsque le prêteur de ces instruments financiers est un résident d’un Etat avec lequel la Belgique a conclu une convention préventive de la double imposition et n’a pas affecté ces instruments financiers à l’exercice d’une activité professionnelle en Belgique.
« Artikel 283. Behalve indien de lening wordt gesloten door tussenkomst van een erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten bedoeld in artikel 261, derde lid, wordt geen enkele roerende voorheffing verrekend uit hoofde van inkomsten uit aandelen van Belgische vennootschappen waarvan de verkrijger de eigendom heeft verkregen naar aanleiding van een lening met betrekking tot financiële instrumenten wanneer de leninggever van deze financiële instrumenten een inwoner is van een Staat waarmee België een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting heeft gesloten en deze financiële instrumenten niet heeft gebruikt voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België.
Par dérogation à l’alinéa précédent et sans préjudice des dispositions prévues par les articles 281 et 282, lorsque l’emprunteur justifie que le prêteur des actions ou parts aurait pu, en l’absence de prêt, bénéficier d’une renonciation à la perception du précompte mobilier ou d’une réduction de précompte mobilier prévue par une convention préventive de la double imposition conclue par la Belgique sur les dividendes attribués ou mis en paiement pour ces actions ou parts, le précompte mobilier est imputé dans le chef de l’emprunteur à concurrence de la différence entre le précompte mobilier effectivement retenu sur les dividendes et le montant du précompte mobilier qui aurait été définitivement dû par le prêteur si celui-ci avait luimême perc¸ u les dividendes. »
In afwijking van het vorige lid en onverminderd de in de artikelen 281 en 282 bedoelde bepalingen, wordt in hoofde van de leningnemer, wanneer deze aantoont dat de leninggever van de aandelen zonder lening zou kunnen hebben genieten van een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing of van een vermindering van de roerende voorheffing als bedoeld in een overeenkomst die België ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten met betrekking tot dividenden toegekend of betaalbaar gesteld voor die aandelen, de roerende voorheffing verrekend ten belope van het verschil tussen de werkelijk op de dividenden ingehouden roerende voorheffing en het bedrag van de roerende voorheffing dat definitief zou verschuldigd zijn geweest door de leninggever indien deze laatste zelf de dividenden had ontvangen. »
Art. 62. L’article 289 du même Code, modifié par les lois du 6 juillet 1994 et du 10 août 2001, est complété comme suit :
Art. 62. Artikel 289 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 6 juni 1994 en 10 augustus 2001, wordt aangevuld als volgt :
« La quotité forfaitaire d’impôt étranger n’est pas imputée à raison des intérêts produits par des instruments financiers affectés en Belgique à l’exercice de l’activité professionnelle du bénéficiaire de ces revenus, lorsqu’il détient ces instruments financiers en qualité d’emprunteur, en exécution d’un prêt portant sur ces instruments financiers. »
« Het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting wordt niet verrekend terzake van interesten opgebracht door financiële instrumenten, welke in België zijn ge bruikt voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid van de verkrijger van de inkomsten wanneer hij deze financiële instrumenten bezit in zijn hoedanigheid van leningnemer in het kader van een lening met betrekking tot financiële instrumenten. »
Art. 63. A l’article 313, alinéa 1er, du même Code, modifié par les lois du 28 juillet 1992, du 6 juillet 1994, du 16. avril 1997, du 22 décembre 1998 et du 26 mars 1999, les mots ″ni les indemnités visées à l’article 90, 11°,″ sont insérés entre les mots ″ni les lots visés à l’article 90, 6°,″ et les mots ″pour lesquels″.
Art. 63. In artikel 313, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 6 juli 1994, 16. april 1997, 22 december 1998 en 26 maart 1999, worden de woorden ″, noch de vergoedingen vermeld in artikel 90, 11°,″ ingevoegd tussen de woorden ″noch de in artikel 90, 6°, vermelde loten″ en de woorden ″te vermelden″.
2976
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 64. L’article 362bis du même Code, inséré par la loi du 6 juillet 1994, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 64. Artikel 362bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Dans le chef des contribuables qui affectent à l’exercice de leur activité professionnelle des capitaux non représentés par des actions ou parts, la partie des intérêts courus de ces capitaux ou la partie des indemnités pour coupon manquant qui se rapporte à des intérêts courus de tels capitaux en vertu d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt, afférente à une période imposable déterminée, est considérée comme un revenu de cette période, même lorsque les intérêts ou les indemnités sont encaissés ou obtenus au cours d’une période ultérieure.
« Ten name van belastingplichtigen die kapitalen, niet zijnde aandelen, gebruiken voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid worden de op een bepaald belastbaar tijdperk betrekking hebbende verlopen interestgedeelten van die kapitalen of het gedeelte van de vergoedingen voor ontbrekende coupon dat betrekking heeft op de verlopen interesten van die kapitalen krachtens een zakelijkezekerheidsovereenkomst of een lening, beschouwd als een inkomen van dat tijdperk, zelfs wanneer de interesten of de vergoedingen gedurende een later tijdperk worden geïnd of verkregen.
Par dérogation à l’alinéa précédent, dans le chef des cessionnaires, preneurs de gage ou emprunteurs visés à l’article 19, § 2, alinéa 3, le montant total des intérêts qui sont encaissés ou obtenus au cours d’une période imposable déterminée dans le cadre de leur activité professionnelle, est considéré comme un revenu de cette période imposable. »
In afwijking van het vorige lid, wordt, ten name van de cessionarissen, pandnemers of leningnemers bedoeld in artikel 19, § 2, derde lid, het totale bedrag van de interest die werd geïnd of verkregen gedurende een bepaald belastbaar tijdperk in het kader van hun beroepswerkzaamheid, beschouwd als een inkomen van dat belastbaar tijdperk. »
Art. 65. Dans le même Code, l’article 394bis, abrogé par la loi du 15 mars 1999, est rétabli dans la rédaction suivante :
Art. 65. In hetzelfde Wetboek wordt artikel 394bis, opgeheven door de wet van 15 maart 1999, opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
« Article 394bis. L’article 2, § 2, alinéa 1er, ne s’applique pas aux dispositions relatives au recouvrement de l’impôt. »
« Artikel 394 bis. Artikel 2, § 2, eerste lid, is niet van toepassing op de bepalingen die betrekking hebben op de invordering van de belasting. »
Section III. — Loi du 4 décembre 1990 relative aux opérations financières et aux marchés financiers
Afdeling III. — Wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten
Art. 66. A l’article 143, § 1er, de la loi du 4 décembre 1990. relative aux opérations financières et aux marchés financiers, modifié par les lois du 5 août 1992, du 28. décembre 1992, du 16 avril 1997, du 10 mars 1999 et du 22 avril 2003, les mots ″des indemnités octroyées pour coupon manquant visées à l’article 18, alinéa 1er, 3°, du même Code,″ sont supprimés.
Art. 66. In artikel 143, § 1, van de wet van 4 december 1990. op de financiële transacties en de financiële markten, gewijzigd door de wetten van 5 augustus 1992, 28 december 1992, 16 april 1997, 10 maart 1999 en 22 april 2003, vervallen de woorden ″de vergoedingen toegekend voor ontbrekende coupon als vermeld in artikel 18, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek,″.
Section IV. — Loi du 6 août 1993 relative aux opérations sur certaines valeurs mobilières
Afdeling IV. — Wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten
Art. 67. A l’article 12 de la loi du 6 août 1993 relative aux opérations sur certaines valeurs mobilières sont apportées les modifications suivantes :
Art. 67. In artikel 12 van de wet van 6 augustus 1993 betreffende de transacties met bepaalde effecten, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° l’alinéa 1er est remplacé par la disposition suivante :
1° het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« En application de l’article 2, § 2, alinéa 1er, du Code des impôts sur les revenus 1992, le prêt et la convention constitutive de sûreté réelle portant sur des instruments financiers dont la livraison se fait par virement à partir ou à destination d’un compte exonéré, ne sont pas considérés comme translatifs de propriété dans le chef du titulaire d’un tel compte. »;
« Bij toepassing van artikel 2, § 2, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de lening en de zakelijkezekerheidsovereenkomst met betrekking tot financiële instrumenten die door overschrijving van of naar een vrijgestelde rekening worden geleverd, ten aanzien van de houder van een zodanige rekening, geacht geen eigendomsoverdracht tot gevolg te hebben. »;
2° à l’alinéa 2, les mots ″de cession-retrocession″ sont remplacés par les mots ″durant la période pour laquelle la convention constitutive de sûreté réelle portant sur des instruments financiers a donné lieu à un transfert de propriété en vertu de la loi du […] relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers »;
2° In het tweede lid worden de woorden ″van cessieretrocessie″ vervangen door de woorden ″tijdens de periode voor dewelke de zakelijke-zekerheidsovereenkomst met betrekking tot financiële instrumenten aan een eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden krachtens de wet van […] betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten »;
3° l’alinéa 3 est remplacé par la disposition suivante : « La rémunération du prêt ou de la convention constitutive de sûreté réelle portant sur des instruments financiers est considérée dans le chef des bénéficiaires visés à l’alinéa 2, 2°, comme un intérêt sur lequel l’emprunteur ou le cocontractant est redevable du précompte. »; 4° l’alinéa 4 est remplacé par la disposition suivante :
3° het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De vergoeding van de lening of van de zakelijkezekerheidsovereenkomst met betrekking tot financiële instrumenten wordt ten aanzien van de in het tweede lid, 2°, bedoelde verkrijgers beschouwd als een rente waarop de leningnemer of de medecontractant de voorheffing verschuldigd is. »; 4° het vierde lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Quand l’emprunteur ou le cocontractant n’est pas établi en Belgique, le précompte mobilier est dû par l’intermédiaire établi en Belgique qui attribue ou met en paiement l’indemnité compensatoire ou la rémunération du prêt ou de la convention constitutive de sûreté réelle portant sur des instruments financiers au bénéficiaire final. »
« Indien de leningnemer of de medecontractant niet in België is gevestigd, is de roerende voorheffing verschuldigd door de in België gevestigde tussenpersoon die de compenserende vergoeding of de vergoeding van de lening of van de zakelijke-zekerheidsovereenkomst met betrekking tot financiële instrumenten toekent of betaalbaar stelt aan de uiteindelijke verkrijger. »
Section V. — Code des taxes assimilées au timbre
Afdeling V. — Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen
Art. 68. L’article 1261, 15°, du Code des taxes assimilées au timbre, inséré par la loi du 4 avril 1995, est abrogé.
Art. 68. Artikel 1261, 15°, van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, ingevoegd bij de wet van 4. april 1995, wordt opgeheven.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE XIII. — Dispositions abrogatoires et diverses Art. 69. Sont abrogés :
2977
HOOFDSTUK XIII. — Opheffingsbepalingen en diverse bepalingen Art. 69. Opgeheven worden :
1° l’article 4, alinéas 3 et 4, de la loi du 5 mai 1872. formant le Titre VI, Livre Ier, du Code de commerce en ce que ces alinéas visent les gages sur instrument financier ou sur espèces;
1° artikel 4, derde en vierde lid, van de wet van 5. mei 1872 die Titel VI, Boek I, van het Wetboek van koophandel vormt, voor zover die leden betrekking hebben op de panden op financiële instrumenten of op contanten;
2° l’article 7, § 2, de l’arrêté royal n° 62 coordonné relatif au dépôt d’instruments financiers fongibles et à la liquidation d’opération sur ces instruments;
2° artikel 7, § 2, van het gecoördineerd koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten;
3° l’article 119 nonies, § 2, alinéas 3 et 4, de la loi du 4 décembre 1990 relative aux opérations financières et aux marchés financiers en ce que ces alinéas visent les gages sur instrument financier ou sur espèces;
3° artikel 119 nonies, § 2, derde en vierde lid, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, voor zover die leden betrekking hebben op de panden op financiële instrumenten of op contanten;
4° les articles 23 à 26 de la loi du 2 janvier 1991. relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire;
4° de artikelen 23 tot 26 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetaire beleidsinstrumentarium;
5° l’article 157, § 1er, de la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit.
5° artikel 157, § 1, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Art. 70. L’arrêté royal du 27 janvier 2004 portant coordination de l’arrêté royal n° 62 du 10 novembre 1967 favorisant la circulation des instruments financiers est confirmé avec effet à la date de son entrée en vigueur.
Art. 70. Het koninklijk besluit van 27 januari 2004 tot coördinatie van het koninklijk besluit nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van financiële instrumenten, wordt bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.
Art. 71. Les institutions, agréées par application de l’arrêté ministériel du 24 janvier 1994 portant agrément général, octroyé par catégorie d’établissements, pour la tenue de comptes de titres dématérialisés de la dette publique, qui tombent dans le champ d’application de l’article 3 de loi du 2 janvier 1991, sont de plein droit agréées jusqu’à ce que la Commission bancaire, financière et des assurances prenne une autre décision.
Art. 71. De instellingen, erkend met toepassing van het ministerieel besluit van 24 januari 1991 houdende algemene, per categorie van instellingen, verleende vergunning voor het bijhouden van rekeningen van gedematerialiseerde effecten van overheidsschuld, die binnen de toepassing vallen van artikel 3 van de wet van 2 januari 1991 verkrijgen van rechtswege een vergunning tot de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen een andere beslissing neemt.
Art. 72. Les systèmes centralisés de prêts d’actions ou parts agréés conformément à l’article 203, § 2, alinéa 6, du Code des impôts sur les revenus 1992, avant l’abrogation de cette disposition par l’article 42, 2°, de la présente loi, conservent leur agrément lorsqu’ils satisfont aux conditions fixées par le Roi endéans le délai qu’Il fixe. Cet agrément vaut alors agrément comme ″système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers″ tel que visé par l’article 261, alinéa 3, du même Code, tel qu’introduit par l’article 51 de la présente loi.
Art. 72. De gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van aandelen die werden erkend op grond van artikel 203, § 2, zesde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, voordat deze bepaling werd opgeheven door artikel 42, 2°, van deze wet, blijven hun erkenning behouden indien zij aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden voldoen binnen de door Hem vastgestelde termijn. Deze erkenning geldt dan als ″erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten″ als bedoeld in artikel 261, derde lid, van hetzelfde Wetboek, zoals ingevoerd bij artikel 51 van deze wet.
CHAPITRE XIV. — Entrée en vigueur
HOOFDSTUK XIV. — Inwerkingtreding
Art. 73. § 1er. A l’exception des articles 18, 19, 22, 31 et 71, dont le Roi fixe la date d’entrée en vigueur, les dispositions des chapitres II à XI de la présente loi entrent en vigueur le jour de sa publication au Moniteur belge.
Art. 73. § 1. Met uitzondering van de artikelen 18, 19, 22, 31 en 71, waarvan de tenuitvoerleggingsdatum door de Koning wordt vastgelegd, treden de bepalingen van de hoofdstukken II tot XI van deze wet in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Les dispositions visées à l’alinéa 1er sont également applicables aux conventions constitutives de sûreté réelle et aux conventions de netting conclues antérieurement à leur entrée en vigueur, sauf en ce qui concerne les procédures d’insolvabilité, les situations de concours ou les saisies survenues avant cette date.
De in het eerste lid bedoelde bepalingen zijn ook van toepassing op de zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en de netting overeenkomsten die zijn gesloten vóór hun inwerkingtreding, behalve wat de insolventieprocedures, de gevallen van samenloop of de beslagprocedures betreft die dateren van vóór die datum.
Art. 74. Les articles 32, 47, 1° et 48, 1°, sont applicables aux prêts d’actions ou parts conclus à partir du 14. avril 1999.
Art. 74. De artikelen 32, 47, 1° en 48, 1°, zijn van toepassing op leningen van aandelen afgesloten vanaf 14 april 1999.
Les articles 34, 37, 42, 43, 2°, 45, 47, 2°, 51 à 53 et 60 sont applicables aux prêts d’actions ou parts conclus à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge.
De artikelen 34, 37, 42, 43, 2°, 45, 47, 2°, 51 tot 53. en 60 zijn van toepassing op leningen van aandelen afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Les articles 33, 44, 1°, 65 et 67, 1° et 2°, sont applicables aux conventions constitutives de sûreté réelle et aux prêts portant sur des instruments financiers, conclus à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge.
De artikelen 33, 44, 1°, 65 en 67, 1° en 2°, zijn van toepassing op zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en op leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Les articles 35, 36, 38 à 40, 43, 1°, 44, 2°, 46, 48, 2°, 49, 50, 54 à 59, 64, 66 et 67, 3° et 4°, sont applicables aux indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant payées ou attribuées en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, conclus à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge.
De artikelen 35, 36, 38 tot 40, 43, 1°, 44, 2°, 46, 48, 2°, 49, 50, 54 tot 59, 64, 66 en 67, 3° en 4°, zijn van toepassing op vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Les articles 41 et 63 sont applicables à partir de l’exercice d’imposition 2005.
De artikelen 41 en 63 zijn van toepassing vanaf het aanslagjaar 2005.
2978
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
L’article 50, 2° et 3°, est applicable :
Artikel 50, 2° en 3°, is van toepassing :
– en ce qui concerne les revenus d’instruments financiers étrangers, aux revenus payés ou attribués à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge;
– wat de inkomsten van buitenlandse financiële instrumenten betreft, op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad;
– en ce qui concerne les revenus autres que les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant obtenus en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur des instruments financiers, aux revenus payés ou attribués en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, conclus à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge.
– wat de andere inkomsten dan vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot verkregen in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot financiële instrumenten betreft, op de inkomsten betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Les articles 61 et 62 sont applicables aux revenus des instruments financiers qui font l’objet de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers qui sont conclus à partir de la date de publication de la présente loi au Moniteur belge.
De artikelen 61 en 62 zijn van toepassing op inkomsten van financiële instrumenten die het voorwerp zijn van zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten die zijn afgesloten vanaf de datum van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Bruxelles, le 25 novembre 2004.
Brussel, 25 november 2004.
Promulguons la présente loi, ordonnons qu’elle soit revêtue du sceau de l’Etat et publiée par le Moniteur belge. Donné à Bruxelles, le 15 décembre 2004
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ’s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Gegeven te Brussel, 15 december 2004.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
La Ministre de la Justice, Mme L. ONKELINX
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
Le Ministre des Finances, D. REYNDERS
De Minister van Financiën, D. REYNDERS
Scellé du sceau de l’Etat :
Met ’s Lands zegel gezegeld :
La Ministre de la Justice, Mme L. ONKELINX
De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX
Note
Nota
(1) Session 2004-2005. Chambre des représentants. Documents parlementaires. - Projet de loi, 51-1407 - N° 1. - Projet de loi - N° 2. - Rapport - N° 3. - Texte adopté - N° 4. - Amendement N° 5. - Texte adopté. Sénat. Document parlementaire. - 3-934 - N° 1. - Expiration du délai d’évocation.
(1) Zitting 2004-2005. Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken. - Wetsontwerp, 51-1407- Nr. 1. - Wetsontwerp Nr. 2 - Verslag - Nr. 3 - Aangenomen tekst - Nr. 4 - Amendement Nr. 5 - Aangenomen tekst. Senaat. Parlementaire stukken. - 3-934 - Nr. 1. - Verstrijken van de evocatietermijn.
* SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES F. 2005 — 256
[C − 2005/03037]
FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN N. 2005 — 256
[C − 2005/03037]
20 JANVIER 2005. — Arrêté royal modifiant l’AR/CIR 92 en matière de précompte mobilier sur les revenus payés ou attribués en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers (1)
20 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake roerende voorheffing op inkomsten betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (1)
RAPPORT AU ROI
VERSLAG AAN DE KONING
Sire,
Sire,
Le présent arrêté que nous avons l’honneur de soumettre à la signature de Votre Majesté vise à modifier diverses dispositions de l’arrêté royal d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992 (AR/CIR 92) relatives à la renonciation à la perception du précompte mobilier et aux conditions d’agrément des systèmes centralisés de prêts d’instruments financiers intégrés dans un système de paiement et de règlement des opérations sur titres, en vue d’exécuter la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers (dénommée ci-après ″la loi relative aux sûretés financières″).
Het besluit dat wij aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleggen, heeft als oogmerk diverse bepalingen te wijzigen van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) met betrekking tot de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing en de voorwaarden tot aanvaarding van gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten geïntegreerd in een betalings- en afwikkelingssysteem van verrichtingen met effecten, met het oog op de uitvoering van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en h o u d e n d e d i v e r s e fi s c a l e b e p a l i n g e n i n z a k e z a k e l i j k e zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (hierna genoemd «de wet betreffende financiële zekerheden»).
La loi relative aux sûretés financières transpose en droit belge la Directive 2002/47/CE du Parlement européen et du Conseil du 6 juin 2002 concernant les contrats de garantie financière et elle organise un régime fiscal global et uniforme s’appliquant aux opérations
De wet betreffende financiële zekerheden zet de Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten om in het Belgisch recht en zij regelt een globaal en eenvormig fiscaal stelsel dat van toepassing is op
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2979
résultant de conventions constitutives de sûreté réelle portant sur les instruments financiers définis à l’article 2, § 1er, 11°, du Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 92), tel que modifié par l’article 30 de la loi relative aux sûretés financières, ainsi qu’aux prêts portant sur de tels instruments financiers.
verrichtingen uit zakelijke zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten gedefinieerd in artikel 2, § 1, 11°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), zoals gewijzigd door artikel 30 van de wet betreffende financiële zekerheden, alsmede op leningen met betrekking tot dergelijke financiële instrumenten.
Portée de l’arrêté royal proposé Les conventions constitutives de sûreté réelle sont définies à l’article 2, § 1er, 12°, CIR 92, tel que modifié par l’article 30 de la loi relative aux sûretés financières. Les indemnités pour coupons manquants et pour lots manquants qui sont payées ou attribuées en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle ou de prêts portant sur des instruments financiers (dénommées ci-après ″les conventions″) constituent des revenus divers visés à l’article 90, 11°, CIR 92, tel que modifié par l’article 36 de la loi relative aux sûretés financières. En vertu de l’article 269, alinéa 1er, 3°, CIR 92, tel que remplacé par l’article 55 de la loi relative aux sûretés financières, un précompte mobilier est dû en principe sur les revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92. Conformément à l’article 261, CIR 92, tel que modifié par l’article 51 de la loi relative aux sûretés financières, les débiteurs et les intermédiaires doivent retenir le précompte mobilier sur les indemnités payées en compensation des intérêts, dividendes ou lots manquants qu’ils attribuent ou paient au cédant, donneur en gage ou prêteur d’instruments financiers, en exécution d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur ces instruments.
Draagwijdte van het voorgestelde koninklijk besluit De zakelijke-zekerheidsovereenkomsten zijn gedefinieerd in artikel 2, § 1, 12°, WIB 92, zoals gewijzigd door artikel 30 van de wet betreffende financiële zekerheden. De vergoedingen voor ontbrekende coupon en voor ontbrekend lot betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten (hierna genoemd ″de overeenkomsten″) zijn een divers inkomen bedoeld in artikel 90, 11°, WIB 92, zoals gewijzigd door artikel 36 van de wet betreffende financiële zekerheden. Krachtens artikel 269, eerste lid, 3°, WIB 92, zoals vervangen door artikel 55 van de wet betreffende financiële zekerheden, is in beginsel een roerende voorheffing verschuldigd op de inkomsten vermeld in artikel 90, 11°, WIB 92. Overeenkomstig artikel 261, WIB 92, zoals gewijzigd bij artikel 51 van de wet betreffende financiële zekerheden, moeten de schuldenaars en de tussenpersonen de roerende voorheffing inhouden op de vergoedingen betaald als compensatie voor de ontbrekende interest, dividenden en loten die ze toekennen of betalen aan de overdrager, de pandgever of de leninggever van financiële instrumenten in uitvoering van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst of een lening met betrekking tot deze instrumenten. Artikel 261, derde lid, WIB 92, ingevoegd bij artikel 51 van de wet betreffende financiële zekerheden, bepaalt overigens, in afwijking van het vorige lid, dat het de beheerder van het erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten is die de schuldenaar is van de roerende voorheffing op de interest van leningen van financiële instrumenten en de inkomsten vermeld in artikel 90, 11°, WIB 92 betaald in uitvoering van een lening met betrekking tot financiële instrumenten gesloten en integraal vereffend door tussenkomst van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten. Artikel 266, WIB 92 bepaalt dat de Koning, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die hij bepaalt, kan afzien van de inning van de roerende voorheffing op inkomsten van roerende goederen en kapitalen en van diverse inkomsten, binnen de voorwaarden voorzien in deze wettelijke bepaling. Dit besluit strekt ertoe in dat kader de bepalingen van het KB/WIB 92 inzake de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing aan te passen aan de situatie waarin inkomsten worden betaald of toegekend in uitvoering van overeenkomsten bedoeld door de wet betreffende financiële zekerheden in de gevallen waar de aard van de verrichtingen het vereist. Het besluit strekt er overigens toe de erkenningvoorwaarden te wijzigen waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten moet voldoen, om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die de wet betreffende financiële zekerheden aan het WIB 92 heeft aangebracht.
L’article 261, alinéa 3, CIR 92 ajouté par l’article 51 de la loi relative aux sûretés financières prévoit par ailleurs, par dérogation à l’alinéa précédent, que c’est le gestionnaire du système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers qui est le redevable du précompte mobilier sur les intérêts de prêts d’instruments financiers et les revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92 qui sont payés en exécution d’un prêt portant sur des instruments financiers, conclu et intégralement liquidé par le biais d’un système centralisé de prêts d’instruments financiers.
L’article 266, CIR 92 prévoit que le Roi peut, dans les limites et aux conditions qu’il détermine, renoncer à la perception du précompte mobilier sur les revenus de capitaux et biens mobiliers et sur les revenus divers, dans les conditions prévues par cette disposition légale. Le présent arrêté vise dans ce cadre à adapter les dispositions de l’AR/CIR 92 en matière de renonciation à la perception du précompte mobilier à la situation des revenus payés ou attribués en exécution de conventions visées par la loi relative aux sûretés financières, dans les cas où la nature des opérations le requiert. L’arrêté vise par ailleurs à modifier les conditions d’agrément auxquelles doit satisfaire un système centralisé de prêts d’instruments financiers, pour les mettre en conformité avec les modifications apportées au CIR 92 par la loi relative aux sûretés financières. Commentaire des articles er
Articles 1 et 2 L’article 1er modifie l’intitulé de la section XXVIIquater du Chapitre Ier de l’AR/CIR 92. L’article 42 de la loi a en effet abrogé les dispositions de l’article 203, § 1er, alinéa 2 et § 2, alinéa 6, CIR 92, qui traitaient de la déductibilité des indemnités pour coupon manquant dans le cadre du régime des revenus définitivement taxés. Pour rappel, le régime fiscal antérieur des indemnités pour coupon manquant d’actions ou de parts allouées ou attribuées à l’occasion d’un prêt de ces actions ou parts était organisé par la loi du 10 mars 1999 modifiant la loi du 6 avril 1995 relative aux marchés secondaires, au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements, fixant le régime fiscal des opérations de prêt d’actions et portant diverses autres dispositions. Les dispositions abrogées qui avaient été insérées dans le CIR 92 par la loi du 10 mars 1999 avaient exclusivement trait aux prêts (portée qui a été élargie par la loi relative aux sûretés financières aux conventions constitutives de sûreté réelle, outre les prêts) d’actions ou parts admises à la négociation sur un marché réglementé (champ d’application qui a été élargi à tous les instruments financiers définis par la loi relative aux sûretés financières).
Bespreking van de artikelen Artikelen 1 en 2 Artikel 1 wijzigt het opschrift van de afdeling XXVIIquater van Hoofdstuk I van het KB/WIB 92. Artikel 42 van de wet heeft inderdaad de bepalingen van artikel 203, § 1, tweede lid, en § 2, zesde lid, WIB 92, opgeheven die handelden over de aftrekbaarheid van de vergoedingen voor ontbrekende coupon in het kader van het stelsel van de definitief belaste inkomsten. Ter herinnering kan worden gemeld dat het vorige fiscaal stelsel van vergoedingen voor ontbrekende coupon van aandelen verleend of toegekend naar aanleiding van een lening van die aandelen geregeld werd door de wet van 10 maart 1999 tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, tot fiscale regeling van de verrichtingen van lening van aandelen en houdende diverse andere bepalingen. De opgeheven bepalingen die in het WIB 92 waren ingevoegd door de wet van 10 maart 1999 hadden uitsluitend betrekking op leningen (draagwijdte welke door de wet betreffende financiële zekerheden werd uitgebreid tot zakelijke-zekerheidsovereenkomsten, naast de leningen) van aandelen die toegelaten zijn tot verhandeling op een gereglementeerde markt (toepassingsveld dat werd uitgebreid tot alle in de wet betreffende financiële zekerheden gedefinieerde financiële instrumenten).
2980
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
La loi du 10 mars 1999 assimilait complètement les indemnités pour coupon manquant d’actions ou parts à des dividendes, ce qui se traduisait par des mesures spécifiques en matière de revenus définitivement taxés. Les indemnités pour coupon manquant (payées en remplacement de dividendes ou d’intérêts suivant le champ d’application élargi organisé par le CIR 92) sont désormais considérées comme des revenus divers, de sorte qu’il convient d’adapter les dispositions de l’AR/CIR 92 qui se référaient à la notion de dividendes, tant au niveau de l’agrément d’un système centralisé de prêts de titres qu’en matière de renonciation à la perception du précompte mobilier (infra).
De wet van 10 maart 1999 stelde de vergoedingen voor ontbrekende coupon van aandelen volledig gelijk met aandelen, hetgeen werd vertaald met specifieke maatregelen inzake definitief belaste inkomsten. De vergoedingen voor ontbrekende coupon (betaald ter vervanging van dividenden of interest volgens het verruimde toepassingsveld ingesteld door het WIB 92) worden van nu af beschouwd als diverse inkomsten zodat het gepast was de bepalingen van het KB/WIB 92 met betrekking tot de notie van dividenden aan te passen en dat zowel op het vlak van de erkenning van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van effecten als inzake de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing (infra).
Dans ce nouveau contexte, il n’y a plus lieu de traiter les conditions d’agrément d’un système centralisé de prêts de titres au niveau de la section XXVIIquater relative aux revenus définitivement taxés (matière visée précédemment à l’article 203, § 2, alinéa 6, CIR 92, abrogé par la loi relative aux sûretés financières) mais de les traiter sous une section XXVIIquinquies spécifique se référant à l’article 261, alinéa 3, CIR 92, nouveau.
In deze nieuwe context is het niet meer gepast de erkenningsvoorwaarden van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van effecten op te nemen in de afdeling XXVIIquater met betrekking tot de definitief belaste inkomsten (materie die voorheen viel onder artikel 203, § 2, zesde lid, WIB 92, opgeheven door de wet betreffende financiële zekerheden), maar ze op te nemen in een specifieke afdeling XXVIIquinquies dat verwijst naar artikel 261, derde lid, WIB 92, nieuw.
En effet, comme nous l’avons déjà mentionné, l’article 51 de la loi a complété l’article 261, CIR 92 par un alinéa 3 qui identifie le gestionnaire du système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers comme étant le redevable du précompte mobilier pour les intérêts de prêts et les revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92 (″11° les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant afférentes aux instruments financiers qui font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt.″), qui sont payés en exécution d’un prêt d’instruments financiers conclu et intégralement liquidé par le biais de ce système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers.
Inderdaad, zoals wij reeds hebben vermeld, vult artikel 51 van de wet artikel 261, WIB 92 aan met een derde lid dat de beheerder van het erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten aanmerkt als de schuldenaar van de roerende voorheffing voor de interest van leningen en de inkomsten vermeld in artikel 90, 11°, WIB 92 (″ 11° de vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot betreffende financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening.″), die zijn betaald in uitvoering van een lening van financiële instrumenten gesloten en integraal vereffend door tussenkomst van dit erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten.
L’article 2 insère le titre de la nouvelle section XXVIIquinquies avant l’article 735, AR/CIR 92. La nouvelle section comprend les articles 735 à 7312, insérés dans l’AR/CIR 92 par l’arrêté royal du 29 novembre 2000 en exécution de l’article 203, § 2, alinéa 6, CIR 92 abrogé par la loi relative aux sûretés financières.
Artikel 2 voegt de titel van de nieuwe afdeling XXVIIquinquies in voor artikel 735, KB/WIB 92. De nieuwe afdeling omvat de artikelen 735 tot 7312, ingevoegd in het KB/WIB 92 bij het koninklijk besluit van 29 november 2000 tot uitvoering van artikel 203, § 2, zesde lid, WIB 92, opgeheven door de wet betreffende financiële zekerheden.
Les articles 3 à 9 du présent arrêté adaptent les articles 735 à 7312, AR/CIR 92, en exécution du nouvel article 261, alinéa 3, CIR 92, afin de les mettre en conformité avec les modifications apportées par la loi relative aux sûretés financières au CIR 92, en matière de prêts centralisés d’instruments financiers.
De artikelen 3 tot 9 van dit besluit passen de artikelen 735 tot 7312, KB/WIB 92, in uitvoering van het nieuwe artikel 261, derde lid, WIB 92, aan, teneinde ze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die door de wet betreffende financiële zekerheden aan het WIB 92 zijn aangebracht inzake gecentraliseerde leningen van financiële instrumenten.
Article 3
Artikel 3
A l’article 735, AR/CIR 92, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″.
In artikel 735, KB/WIB 92, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″.
Article 4
Artikel 4
Les références légales et la terminologie de l’article 736, AR/CIR 92 déterminant les conditions générales d’agrément du système centralisé sont adaptées au CIR 92 tel que modifié par la loi relative aux sûretés financières.
De verwijzingen naar de wetteksten en de terminologie van artikel 736, KB/WIB 92 dat de algemene erkenningsvoorwaarden van het gecentraliseerd systeem vastlegt, zijn aangepast aan het WIB 92 zoals gewijzigd door de wet betreffende financiële zekerheden.
L’article 4, 1°, remplace la référence légale à l’article 203, § 2, alinéa 6, 2°, CIR 92, qui mentionnait le système de paiement et de règlement des opérations sur titres, par celle du nouvel article 261, alinéa 3, qui vise le système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers.
Artikel 4, 1°, vervangt de verwijzing naar de wettekst van artikel 203, § 2, zesde lid, 2°, WIB 92, dat het betalings- en afwikkelingssysteem vermeldde, door een verwijzing naar het nieuwe artikel 261, derde lid, dat het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten beoogt.
Les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″, tels que visés par la loi relative aux sûretés financières.
Het woord « aandelen » wordt vervangen door de woorden « financiële instrumenten » zoals bedoeld in de wet betreffende financiële zekerheden.
L’article 4, 2°, supprime la condition consistant à prévoir des frais dissuasifs à charge de l’emprunteur, compte tenu que cette condition était propre au système abrogé qui était organisé par la loi du 10 mars 1999 précitée et dans lequel le recours systématique au paiement de coupons manquants par le biais d’un système centralisé devait être découragé par des moyens appropriés, en raison des avantages que ce paiement pouvait procurer en matière de revenus définitivement taxés.
Artikel 4, 2° heft de voorwaarde op die erin bestond in ontradende kosten te voorzien ten laste van de ontlener, rekening houdende dat deze voorwaarde eigen was aan het opgeheven systeem dat door de voornoemde wet van 10 maart 1999 was ingesteld en waarin het systematisch beroep doen op betaling van ontbrekende coupons door tussenkomst van een gecentraliseerd systeem diende ontmoedigd te worden door geëigende middelen wegens de voordelen dat deze betaling kon opleveren inzake definitief belaste inkomsten.
Cet avantage en matière de revenus définitivement taxés n’existe plus dans le nouveau système instauré par la loi relative aux sûretés financières, de sorte qu’il n’y a plus lieu de prévoir l’imputation de frais dissuasifs dans le chef des emprunteurs qui auraient pu intervenir dans de telles opérations.
Dit voordeel inzake definitief belaste inkomsten bestaat niet meer onder het nieuwe systeem dat door de wet betreffende financiële zekerheden is ingesteld zodat niet meer dient te worden voorzien in het opleggen van ontradende kosten ten name van de ontleners die in dergelijke verrichtingen zouden kunnen tussengekomen zijn.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2981
L’article 4, 3°, remplace la notion d’indemnités pour coupon manquant par la référence à l’article 90, 11°, CIR 92.
Artikel 4, 3°, vervangt het begrip van vergoedingen voor ontbrekende coupon door de verwijzing naar artikel 90, 11°, WIB 92.
Article 5 L’article 5, 1°, adapte la terminologie de l’article 738, § 1er, AR/CIR 92 à celle du CIR 92, tel que modifié par la loi relative aux sûretés financières. L’article 5, 2°, adapte la terminologie du paragraphe 2 de cet article et porte de deux à cinq ans la période pour laquelle le renouvellement de la période d’agrément est accordé.
Artikel 5 Artikel 5, 1°, past de terminologie aan van artikel 738, § 1, KB/WIB 92 aan deze van het WIB 92, zoals gewijzigd door de wet betreffende financiële zekerheden. Artikel 5, 2°, past de terminologie van paragraaf 2 van dit artikel aan en brengt de periode waarvoor de vernieuwing van de erkenningsperiode wordt verleend van twee op vijf jaar.
Article 6 L’article 739, AR/CIR 92, qui imposait l’obligation au gestionnaire du système de communiquer à l’Administration de la fiscalité des entreprises et des revenus certaines informations, est modifié afin que l’information à fournir par le gestionnaire du système au SPF Finances soit adaptée au fait que l’indemnité pour coupon manquant n’est plus considérée comme un dividende et qu’une exonération de précompte mobilier est d’application pour l’indemnité pour coupon manquant et la rémunération de prêt payées par le système centralisé (infra). L’information à fournir ne porte plus sur l’identité des débiteurs belges de l’indemnité pour coupon manquant mais sur l’identité des participants belges au système centralisé qui rec¸ oivent des indemnités pour coupon manquant et des rémunérations de prêt.
Artikel 6 Artikel 739, KB/WIB 92, dat aan de beheerder van het systeem de verplichting oplegde aan de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit bepaalde gegevens mee te delen, is gewijzigd teneinde de gegevens die door de beheerder van het systeem aan de FOD Financiën moeten worden verstrekt, aan te passen aan het feit dat de vergoeding voor ontbrekende coupon niet langer wordt aangemerkt als een dividend en dat de vrijstelling van de roerende voorheffing van toepassing is op de vergoeding voor ontbrekende coupon en de vergoeding voor lening betaald door het gecentraliseerd systeem (infra). De mee te delen gegevens hebben niet langer betrekking op de identiteit van de Belgische schuldenaars van de vergoeding voor ontbrekende coupon, maar op de identiteit van de Belgische deelnemers aan het gecentraliseerd systeem welke vergoedingen voor ontbrekende coupon of vergoedingen voor lening ontvangen.
Article 7 L’article 7310, AR/CIR 92, qui prévoyait l’obligation pour le gestionnaire du système de notifier toute modification du tarif des frais prévus à l’article 736, alinéa 1er, 4°, AR/CIR 92, est abrogé du fait de la suppression desdits frais prévue par l’article 4, 2° du présent arrêté.
Artikel 7 Artikel 7310, KB/WIB 92, dat voorzag in de verplichting voor de beheerder van het systeem elke wijziging van het tarief van de kosten vermeld in artikel 736, eerste lid, 4°, WIB 92, te melden, is opgeheven wegens de opheffing van deze kosten door artikel 4, 2° van dit besluit.
Article 8 L’alinéa 1er de l’article 7311, AR/CIR 92 qui prévoit que le système centralisé de prêts doit permettre au SPF Finances de disposer des informations relatives aux montants des indemnités pour coupon manquant payées par action ou part empruntée et par débiteur pendant une période de cinq ans, est remplacé par une nouvelle disposition qui se réfère aux revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92 et aux intérêts des prêts d’instruments financiers, et qui vise les informations relatives aux montants de ces revenus qui sont payés par et à chaque participant et par instrument sur une période de cinq ans. La détermination du montant desdits revenus et des rémunérations de prêts doit pouvoir être effectuée pendant cinq ans après l’année au cours de laquelle ces revenus ont été payés.
Artikel 8 Het eerste lid van artikel 7311, KB/WIB 92 dat voorziet dat het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen aan de FOD Financiën moet toelaten te beschikken over de gegevens met betrekking tot het bedrag van de vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald per ontleend aandeel en per schuldenaar gedurende een periode van vijf jaar, is vervangen door een nieuwe bepaling die verwijst naar de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11°, WIB 92 en naar de interest voor lening van financiële instrumenten, en die de gegevens beoogt met betrekking tot het bedrag van de inkomsten die zijn betaald door en aan iedere deelnemer en per instrument over een periode van vijf jaar. De vaststelling van het bedrag van deze inkomsten en de vergoedingen voor lening moet gebeuren gedurende vijf jaren na het jaar gedurende hetwelk deze inkomsten zijn betaald.
Article 9 A l’article 7312, AR/CIR 92, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″.
Artikel 9 In artikel 7312, KB/WIB 92, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″.
Article 10 Cet article modifie l’intitulé de la sous-section Ire de la section III du chapitre II de l’AR/CIR 92. Les revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92, (indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant) à charge d’un débiteur non-résident du Royaume sont ajoutés dans l’intitulé de la sous-section I de la section III du chapitre II afin d’indiquer clairement que ces revenus divers d’origine étrangère sont désormais visés par les mesures de contrôle prévues aux articles 96 et suivants.
Artikel 10 Dit artikel wijzigt het opschrift van onderafdeling I van afdeling III van hoofdstuk II van het KB/WIB 92. Aan het opschrift van hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling I worden de in artikel 90, 11°, WIB 92, bedoelde inkomsten (vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot) ten laste van een schuldenaar niet-rijksinwoner, toegevoegd teneinde duidelijk aan te geven dat die diverse inkomsten van buitenlandse oorsprong voortaan worden beoogd door de controlemaatregelen bedoeld in de artikelen 96 en volgende.
Article 11 L’article 96, AR/CIR 92 est remplacé intégralement en vue : 1. d’actualiser la terminologie utilisée; 2. d’exclure du champ d’application de cet article, les revenus visés à l’article 261, alinéa 3, CIR 92; 3. de permettre la tenue du registre spécial sur un support électronique. Les organismes et personnes concernés par cette disposition sont définis en se référant aux articles 2 et 2bis de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l’utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et de financement du terrorisme. Cette loi contient une énumération complète des intervenants susceptibles de payer de tels revenus en Belgique basée sur une terminologie plus actuelle et plus familière au secteur financier.
Artikel 11 Artikel 96, KB/WIB 92 wordt volledig vervangen teneinde : 1. de gebruikte terminologie te actualiseren; 2. de in artikel 261, derde lid, WIB 92 bedoelde inkomsten uit het toepassingsgebied van dit artikel te sluiten; 3. het bijhouden van een bijzonder register op een elektronische informatiedrager toe te laten. De door deze maatregel betrokken instellingen en personen worden omschreven door de verwijzing naar de artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Die wet bevat een volledige opsomming van de actoren die dergelijke inkomsten in België kunnen betalen, gebaseerd op een meer actuele en een voor de financiële sector meer vertrouwde terminologie.
2982
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Par ailleurs, les revenus exclus du champ d’application de cet article sont les intérêts de prêts d’instruments financiers et les revenus visés à l’article 90, 11°, CIR 92, à savoir les indemnités pour coupon manquant ou pour lot manquant, qui sont payés en exécution d’un prêt portant sur des instruments financiers, conclu et intégralement liquidé par le biais d’un système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers.
De uit het toepassingsgebied van dit artikel gesloten inkomsten zijn overigens de interesten van leningen van financiële instrumenten en de in artikel 90, 11°, WIB 92, bedoelde inkomsten, met name de vergoedingen voor ontbrekende coupon of voor ontbrekend lot die worden betaald in uitvoering van een lening die verband houdt met financiële instrumenten, gesloten en volledig vereffend door tussenkomst van een erkend gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten.
Les mesures de renonciation au précompte mobilier et les mesures de contrôle y afférentes concernant ces opérations très ciblées se trouvent aux articles 116bis et 117, § 16, nouveaux, AR/CIR 92.
De maatregelen inzake verzaking aan roerende voorheffing en de daarop betrekking hebbende controlemaatregelen inzake die specifieke verrichtingen zijn terug te vinden in de artikelen 116bis en 117, § 16, nieuw, KB/WIB 92.
Le paragraphe 2 prévoit les modalités qui doivent être observées par les organismes et personnes concernés pour tenir le registre spécial.
Paragraaf 2 bevat de modaliteiten die de betrokken instellingen en personen in acht moeten nemen voor het bijhouden van het bijzonder register.
Il y est notamment précisé que les données enregistrées sur le support électronique ne peuvent faire l’objet d’aucune modification, ajout ou suppression après leur insertion dans l’ordinateur. A cet égard, il appartient aux organismes et aux personnes concernés de prendre les mesures adéquates pour parvenir à ce résultat. Enfin, par analogie à ce que prévoit déjà actuellement l’article 315bis, alinéa 3, CIR 92, pour les comptabilités informatisées, les organismes et les personnes concernés doivent permettre aux fonctionnaires compétents de lire les données enregistrées et d’effectuer des copies de celles-ci, notamment en vue de pouvoir les emporter afin de les examiner de manière plus approfondie.
Er wordt inzonderheid verduidelijkt dat aan de op de elektronische informatiedrager geregistreerde gegevens niets mag worden gewijzigd, toegevoegd of weggelaten nadat ze in de computer zijn ingebracht.
Article 12 Le libellé de l’article 105, 1°, a, AR/CIR 92, tel que modifié par l’arrêté royal du 16 mai 2003, est précisé et actualisé. L’article 105, 6°, b, AR/CIR 92, inséré par l’arrêté royal du 22 décembre 2003 et modifié par l’arrêté royal du 13 août 2004 en vue de renoncer à la perception du précompte mobilier sur les intérêts et les redevances alloués ou mis en paiement à des sociétés associées, définit la notion de sociétés associées aux fins de renonciation à la perception du précompte mobilier sur les intérêts et les redevances payés ou attribués entre sociétés associées. Une participation directe ou indirecte de 25 % dans le capital est prévue aux fins de qualifier des sociétés comme sociétés associées en vue de la renonciation au précompte mobilier. L’article 12 complète la définition des sociétés associées afin d’éviter que par le biais d’un prêt d’au moins un an, portant sur les actions émises par une société associée, par une société actionnaire à une société emprunteuse, tant la société prêteuse que la société emprunteuse puissent se prévaloir simultanément de la qualité de société associée sur la base des actions faisant l’objet du prêt, compte tenu d’une part de la fiction de non-transfert de propriété prévue dans le chef du prêteur par l’article 2, § 2, alinéa 1er, CIR 92, tel que modifié par la loi relative aux sûretés financières et, d’autre part des règles du droit commun dans le chef de l’emprunteur qui est devenu propriétaire des actions ou parts par l’effet de la détention de celles-ci en exécution du prêt. Il est précisé qu’il n’est pas tenu compte des actions ou parts qui font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur les actions ou parts au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des intérêts pour vérifier si la condition de participation directe ou indirecte de 25 % est réunie en vue de l’application des dispositions relatives aux sociétés associées, telles qu’elles ont été insérées dans l’AR/CIR 92 par les arrêtés royaux du 22 décembre 2003 et du 13 août 2004. La disposition s’applique également, pour les mêmes motifs, aux actions ou parts faisant l’objet de conventions constitutives de sûreté réelle. Article 13 L’article 106, AR/CIR 92 définit les différents cas de renonciation totale ou partielle au précompte mobilier en matière de dividendes. L’article 13, 1° supprime, dans l’article 106, § 1er, alinéa 1er, AR/CIR 92, la référence à l’article 18, alinéa 1er, 3° CIR 92, qui définissait les indemnités pour coupon manquant relatives à des actions ou parts comme des dividendes dans le régime qui avait été instauré par la loi susvisée du 10 mars 1999.
In dit opzicht komt het aan de betrokken instellingen en personen toe om de vereiste maatregelen te nemen om tot dat resultaat te komen. Naar analogie van hetgeen het artikel 315bis, derde lid, WIB 92, nu reeds bepaalt voor de geautomatiseerde boekhoudingen, moeten de betrokken instellingen en personen de bevoegde ambtenaren toelaten om de geregistreerde gegevens te lezen en er kopieën van te maken zodat zij die gegevens kunnen meenemen met het oog op een grondig onderzoek. Artikel 12 De tekst van artikel 105, 1°, a, KB/WIB 92, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003, is verduidelijkt en geactualiseerd. Artikel 105, 6°, b, KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 augustus 2004 ter verzaking aan de inning van roerende voorheffing op interest en royalty’s verleend of betaalbaar gesteld aan verbonden vennootschappen, definieert het begrip verbonden ondernemingen met het oog op de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op intrest en royalty’s betaald of toegekend tussen verbonden ondernemingen. Een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van 25 % in het kapitaal is voorzien om vennootschappen als verbonden vennootschappen aan te merken voor de verzaking aan de roerende voorheffing. Artikel 12 vult de definitie van verbonden vennootschappen aan teneinde te vermijden dat door middel van een lening voor ten minste 1 jaar, van aandelen uitgegeven door een verbonden vennootschap, door een vennootschap aandeelhouder aan een vennootschap-ontlener, zowel de vennootschap-uitlener als de vennootschap-ontlener zich op hetzelfde ogenblik de hoedanigheid aanmeten van verbonden vennootschap op grond van de aandelen die het voorwerp zijn van de lening, rekening houdend, enerzijds, met de fictie van niet-overdracht van eigendom ten name van de leninggever voorzien in artikel 2, § 2, eerste lid, WIB 92, zoals gewijzigd door de wet betreffende financiële zekerheden en, anderzijds, met de regels van het gemeen recht waardoor de ontlener eigenaar van de aandelen is geworden door het bezit ervan in uitvoering van de lening. Er wordt gepreciseerd dat er geen rekening wordt gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de interesten toegekend of betaalbaar zijn gesteld, het voorwerp zijn van een zakelijkezekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen om na te gaan of aan de voorwaarden van de rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van 25 % is voldaan voor de toepassing van de bepalingen betreffende verbonden ondernemingen, zoals die in het KB/WIB 92 werden ingelast bij de koninklijke besluiten van 22 december 2003 en 13 augustus 2004. De bepaling is eveneens van toepassing, om dezelfde redenen, op aandelen die het voorwerp zijn van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten. Artikel 13 Artikel 106, KB/WIB 92, bepaalt de verschillende gevallen van volledige of gedeeltelijke verzaking aan de roerende voorheffing met betrekking tot dividenden. Artikel 13, 1° schrapt in het artikel 106, § 1, eerste lid, KB/WIB 92, de verwijzing naar artikel 18, eerste lid, 3°, WIB 92, dat de vergoedingen voor ontbrekende coupon met betrekking tot aandelen aanmerkte als dividenden in het stelsel dat was ingevoegd bij de bovenvermelde wet van 10 maart 1999.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2983
L’article 13, 2° abroge le § 1er, alinéa 2 de l’article 106, AR/CIR 92, qui traite exclusivement des indemnités pour coupon manquant relatives à des actions ou parts d’une société étrangère, pour les mêmes motifs que ceux mentionnés pour l’article 13, 1°.
Artikel 13, 2° heft § 1, tweede lid, van artikel 106, KB/WIB 92, dat uitsluitend handelt over de vergoedingen voor ontbrekende coupon met betrekking tot aandelen van een buitenlandse vennootschap, op om dezelfde redenen als deze vermeld voor artikel 13, 1°.
L’article 13, 3° modifie les §§ 2 et 3 de l’article 106, AR/CIR 92, et assimile les revenus qui sont payés ou attribués en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des actions ou parts belges, aux dividendes d’actions ou parts belges pour la renonciation au précompte mobilier en faveur d’épargnants nonrésidents qui ne se livrent pas à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif et qui sont exemptés de tout impôt sur les revenus dans le pays dont ils sont résidents ou en faveur de fonds de placement belges agréés par le Ministre des Finances visés à l’article 106, § 3, AR/CIR 92.
Artikel 13, 3° wijzigt §§ 2 en 3 van artikel 106, KB/WIB 92, en stelt de inkomsten die worden betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot Belgische aandelen gelijk met dividenden van Belgische aandelen voor de verzaking aan de roerende voorheffing ten gunste van spaarders niet-inwoners die geen onderneming exploiteren of die zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard en die vrijgesteld zijn van alle inkomstenbelastingen in het land waarvan ze inwoner zijn of ten gunste van de door de Minister van Financiën erkende Belgische beleggingsfondsen bedoeld in artikel 106, § 3, KB/WIB 92.
Cette extension vise les cas où un tel non-résident bénéficiant d’un statut d’exemption fiscale dans le pays dont il est le résident particulier ou un tel fonds de placement belge prête les actions ou parts belges qu’il détient à une société belge ou à une autre personne visée à l’article 106, § 2 ou § 3, AR/CIR 92, et rec¸ oit une indemnité pour dividende manquant payée par cet emprunteur.
Deze uitbreiding beoogt de gevallen waarin een dergelijke nietinwoner, die in het land waarvan hij een particulier inwoner is geniet van een regime van fiscale vrijstelling, of een dergelijk Belgisch beleggingsfonds de Belgische aandelen die hij of het fonds bezit, leent aan een Belgische vennootschap of aan een andere Belgische persoon bedoeld in artikel 106, § 2 of § 3, KB/WIB 92, en een vergoeding voor ontbrekend dividend ontvangt welke door deze ontlener is betaald.
Cette renonciation s’applique même dans les cas où l’épargnant non-résident visé à l’article 106, § 2, AR/CIR 92 ne peut se prévaloir d’une convention préventive de la double imposition (contrairement à la disposition de portée générale qui est prévue en matière de renonciation par l’article 111bis, § 2, AR/CIR 92, pour les indemnités pour coupon manquant afférentes entre autres à des actions ou parts belges).
Deze verzaking is zelfs van toepassing in de gevallen waarin de spaarder niet-inwoner bedoeld in artikel 106, § 2, KB/WIB 92 zich niet kan beroepen op een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting (in tegenstelling tot de algemene bepaling inzake verzaking die is voorzien in artikel 111bis, § 2, KB/WIB 92, voor de vergoedingen voor ontbrekende coupon met betrekking tot onder andere Belgische aandelen).
L’article 13, 4° remplace le § 4 de l’article 106, AR/CIR 92, par une disposition anti-abus plus précise.
Artikel 13, 4° vervangt § 4 van artikel 106, KB/WIB 92, door een preciezere anti-misbruikbepaling.
L’actuel § 4 de l’article 106, AR/CIR 92, précise que les renonciations au précompte mobilier mentionnées aux §§ 2 et 3 du même article ne sont pas d’application lorsque l’épargnant non-résident n’est pas le bénéficiaire final des revenus des actions, parts ou parts bénéficiaires parce qu’il s’est, en réalité, engagé de manière contractuelle à en reverser le produit à un tiers.
De huidige § 4 van artikel 106, KB/WIB 92, bepaalt dat de verzaking aan de roerende voorheffing bedoeld in §§ 2 en 3 van hetzelfde artikel niet van toepassing is wanneer de spaarder niet-inwoner niet de uiteindelijke verkrijger is van de inkomsten uit aandelen of winstbewijzen omdat hij er zich, in werkelijkheid, contractueel toe verbonden heeft het inkomen ervan door te storten aan een derde.
La nouvelle formulation de l’article 106, § 4, AR/CIR 92 étend l’application de la mesure anti-abus au cas où le non-résident visé à l’article 106, § 2, AR/CIR 92 ou le fonds de placement belge visé à l’article 106, § 3, AR/CIR 92, détient les actions ou parts en qualité d’emprunteur, l’obligation lui incombant de verser une indemnité pour dividende manquant au prêteur. Dans de telles situations, il apparaît que le bénéficiaire final du revenu n’est pas le non-résident visé à l’article 106, § 2, AR/CIR 92, ou le fonds de placement belge visé à l’article 106, § 3, AR/CIR 92.
De nieuwe formulering van artikel 106, § 4, KB/WIB 92 breidt de toepassing van de anti-misbruikbepaling uit tot het geval waarin de niet-inwoner bedoeld in artikel 106, § 2, KB/WIB 92, of het Belgisch beleggingsfonds bedoeld in artikel 106, § 3, KB/WIB 92, de aandelen bezit in de hoedanigheid van leningnemer en deze de verplichting heeft een vergoeding voor ontbrekend dividend aan de leninggever te storten. In dergelijke situaties blijkt dat de uiteindelijke verkrijger van het inkomen geen niet-inwoner is welke bedoeld wordt in artikel 106, § 2, KB/WIB 92, of het Belgisch beleggingsfonds bedoeld in artikel 106, § 3, KB/WIB 92.
Toutefois, la mesure anti-abus formulée à l’article 106, § 4, nouveau, AR/CIR 92 n’est pas applicable lorsque le non-résident visé à l’article 106, § 2, AR/CIR 92 ou le fonds de placement belge visé à l’article 106, § 3, AR/CIR 92 détiendraient les actions ou parts belges en vertu d’une convention, le cas échéant un emprunt, leur engageant à en reverser le produit, et le bénéficiaire final, le cas échéant prêteur, aurait pu lui-même bénéficier d’une renonciation à la perception du précompte mobilier sur la base de l’article 106, § 2, § 3, § 5 ou § 6, AR/CIR 92, dans l’hypothèse où il n’aurait pas prêté ces actions ou parts.
Evenwel is de anti-misbruikmaatregel zoals geformuleerd in artikel 106, § 4, nieuw, KB/WIB 92 niet van toepassing wanneer de nietinwoner bedoeld in artikel 106, § 2, KB/WIB 92, of het Belgisch beleggingsfonds bedoeld in artikel 106, § 3, KB/WIB 92 de Belgische aandelen krachtens een overeenkomst, desgevallend een ontlening, zouden bezitten die hen tot de doorstorting van de inkomsten ervan verplicht en de uiteindelijke verkrijger, desgevallend leninggever, zelf zou hebben kunnen genieten van een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op basis van artikel 106, § 2, § 3, § 5 of § 6, KB/WIB 92, in de veronderstelling dat hij deze aandelen zelf zou hebben bezeten.
L’article 117, §§ 2 et 3, AR/CIR 92, est par ailleurs adapté par l’article 19, 1° et 2° du présent arrêté afin que les attestations requises à l’appui de ces renonciations reflètent les conditions prévues pour limiter les possibilités d’abus.
Artikel 117, §§ 2 en 3, KB/WIB 92, wordt overigens aangepast door artikel 19, 1° en 2° van dit besluit opdat de vereiste attesten ter ondersteuning van deze verzakingen de voorziene voorwaarden bevatten om de mogelijke misbruiken te beperken.
L’article 13, 5° abroge le § 5, alinéa 4 de l’article 106, AR/CIR 92, concernant les revenus visés à l’article 18, alinéa 1er, 3°, CIR 92, cette disposition étant abrogée par la loi relative aux sûretés financières.
Artikel 13, 5° schrapt § 5, vierde lid van artikel 106, KB/WIB 92, met betrekking tot de inkomsten bedoeld in artikel 18, eerste lid, 3°, WIB 92 aangezien deze bepaling is opgeheven door de wet betreffende financiële zekerheden.
L’article 13, 6° remplace le § 5, alinéa 5 de l’article 106, AR/CIR 92. La nouvelle disposition stipule que les actions ou parts qui, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des revenus, font l’objet de conventions constitutives de sûreté réelle ou d’un prêt ne sont pas prises en considération pour la détermination de la participation minimale dans le chef du cédant, du donneur de gage ou du prêteur.
Artikel 13, 6° vervangt § 5, vijfde lid van artikel 106, KB/WIB 92. De nieuwe bepaling stipuleert dat de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, het voorwerp zijn van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten of van een lening niet in aanmerking genomen worden voor de vaststelling van de minimumdeelneming ten name van de overdrager, de pandgever of de leninggever.
2984
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
L’article 106, § 5, AR/CIR 92, prévoit la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les dividendes d’actions ou parts d’une filiale belge en faveur d’une société mère d’un autre Etat membre de l’Union européenne, en exécution de la directive du Conseil des Communautés européennes du 23 juillet 1990 (90/435/CEE) concernant le régime fiscal commun applicable aux sociétés mères et filiales d’Etats membres différents.
Artikel 106, § 5, KB/WIB 92, voorziet in een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot dividenden van een Belgische dochteronderneming ten gunste van een moedervennootschap in een andere Lidstaat van de Europese Unie, in uitvoering van de richtlijn van de Raad van Europese Gemeenschappen van 23 juli 1990 (90/435/EEG) betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende Lidstaten.
Toutefois, la renonciation n’est pas applicable lorsque la participation de la société mère génératrice des dividendes ne représente pas une participation minimale de 25 % dans le capital de la société filiale et lorsque cette participation minimale de 25 % n’est ou n’a pas été conservée pendant une période ininterrompue d’au moins un an.
De verzaking is evenwel niet van toepassing indien het aandelenbezit van de moedervennootschap uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald niet een deelneming vertegenwoordigt van ten minste 25 % in het kapitaal van de dochtervennootschap en deze minimumdeelneming van 25 % niet gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden.
L’article 106, § 5, alinéa 5, nouveau de l’AR/CIR 92 vise à éviter que par le biais d’un prêt d’au moins un an des titres d’une société fille par la société mère à une société emprunteuse, tant la société prêteuse que la société emprunteuse puissent se prévaloir simultanément de la qualité de société mère au sens de l’article 106, AR/CIR 92, sur la base des actions faisant l’objet du prêt, compte tenu d’une part de la fiction de non-transfert de propriété prévue dans le chef du prêteur par l’article 2, § 2, alinéa 1er, CIR 92, tel que modifié par la loi relative aux sûretés financières et, d’autre part des règles du droit commun dans le chef de l’emprunteur qui est devenu propriétaire des actions ou parts par l’effet de la détention de celles-ci en exécution d’un prêt.
Artikel 106, § 5, vijfde lid, nieuw van het KB/WIB 92 strekt ertoe te vermijden dat door middel van een lening van tenminste één jaar van effecten van een dochteronderneming door de moedervennootschap aan een ontlenende vennootschap, zowel de uitlenende als de ontlenende vennootschap zich gelijktijdig kunnen beroepen op de hoedanigheid van moedervennootschap in de zin van artikel 106, KB/WIB 92, op grond van de aandelen die het voorwerp zijn van de lening, rekening houdend enerzijds met de fictie van niet-eigendomsoverdracht voorzien in hoofde van de leninggever door artikel 2, § 2, eerste lid, WIB 92, zoals gewijzigd door de wet betreffende financiële zekerheden en anderzijds met de gemeenrechtelijke regels in hoofde van de leningnemer die eigenaar is geworden van de aandelen ten gevolge van het bezit van deze aandelen in uitvoering van een lening.
Toutefois cette règle n’est prévue que dans le chef de la société mère (qui agit donc comme prêteuse, donneur de gage ou cédante) et non dans le chef de la société emprunteuse de sorte que celle-ci pourra se prévaloir, aux fins de renonciation, des actions ou parts qu’elle détient en sa qualité d’emprunteur, de preneur de gage ou de cessionnaire en exécution d’un prêt ou d’une convention constitutive de sûreté réelle d’une durée d’au moins un an. Ainsi, une société mère détenant durablement 35 % des actions d’une société belge pourra prêter 10 % de ces actions sans perdre le bénéfice de la renonciation au précompte mobilier sur les dividendes afférents aux 25 % conservés, tandis que les deux sociétés emprunteuses qui détiendraient durablement, par hypothèse 20 % avant l’opération, pourraient satisfaire à la condition de participation minimale en empruntant chacune 5 % des actions pendant un an. Les indemnités pour coupon manquant versées par chacune des emprunteuses à la prêteuse pour les 5 % détenus sont en outre exonérés de précompte mobilier en vertu de l’article 111bis, AR/CIR 92, nouveau. En revanche, si la société mère prêtait plus de 10 % des 35 % détenus, elle perdrait le droit à la renonciation sur les actions détenues dès lors à concurrence de moins de 25 %, la fiction de non-transfert de propriété prévue par l’article 2, § 2, alinéa 1er, CIR 92, n’étant pas applicable à ce niveau.
Deze regel is evenwel slechts voorzien ten name van de moedervennootschap (die dus handelt als leninggever, pandgever of overdrager) en niet ten name van de ontlenende vennootschap zodat deze zich zal kunnen beroepen, met het oog op de verzaking, op de aandelen die ze bezit in de hoedanigheid van leningnemer, pandnemer of cessionaris in uitvoering van een lening of van een zakelijke zekerheidsovereenkomst met een looptijd van tenminste één jaar. Aldus zal de moedervennootschap die op duurzame wijze 35 % van de aandelen van een Belgische vennootschap bezit, 10 % van de aandelen kunnen uitlenen zonder het voordeel van de verzaking aan de roerende voorheffing op de dividenden van de behouden 25 % te verliezen, terwijl de twee ontlenende vennootschappen die op duurzame wijze bij hypothese 20 % zouden bezitten vóór de verrichting, zouden kunnen voldoen aan de voorwaarden inzake minimumdeelneming door elk 5 % van de aandelen te ontlenen gedurende één jaar. De vergoedingen voor ontbrekende coupon die door elk van de ontlenende vennootschappen worden uitgekeerd aan de uitlenende vennootschap voor de 5 % die ze bezitten zijn bovendien vrijgesteld van roerende voorheffing krachtens artikel 111bis, KB/WIB 92, nieuw. Indien daarentegen de moedervennootschap meer dan 10 % van de 35 % zou uitlenen, zou zij het recht op de verzaking met betrekking tot de aandelen in haar bezit die dan minder dan 25 % bedragen, verliezen daar de fictie van nieteigendomsoverdracht zoals voorzien in artikel 2, § 2, eerste lid, WIB 92, niet van toepassing is op dit vlak.
L’article 13, 7° abroge le § 6, alinéa 3 de l’article 106, AR/CIR 92, suivant les explications identiques à celles données pour l’article 13, 5°, supra, concernant l’abrogation du § 5, alinéa 4.
Artikel 13, 7° heft § 6, derde lid van artikel 106, KB/WIB 92, op volgens de verklaringen die identiek zijn als deze opgenomen voor artikel 13, 5°, supra, betreffende de afschaffing van § 5, vierde lid.
L’article 13, 8° remplace le § 6, alinéa 4, de l’article 106, AR/CIR 92. La nouvelle disposition stipule que les actions ou parts qui, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des revenus, font l’objet de conventions constitutives de sûreté réelle ou d’un prêt ne sont pas prises en considération pour la détermination de la participation minimale dans le chef du cédant, du donneur de gage ou du prêteur. L’article 106, § 6, AR/CIR 92, prévoit, mutatis mutandis avec l’article 106, § 5, le régime de la renonciation mère-fille entre sociétés résidentes. La même règle que celle qui a été commentée pour le § 5, alinéa 5, nouveau, est également prévue à ce niveau pour éviter la prise en considération simultanée des mêmes actions faisant l’objet d’un prêt ou d’une convention constitutive de sûreté réelle dans le chef des deux parties à la convention en vue de réunir les conditions de participation minimale.
Artikel 13, 8° vervangt § 6, vierde lid van artikel 106, KB/WIB 92. De nieuwe bepaling stipuleert dat de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, deel uitmaken van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten of een lening niet in aanmerking genomen worden voor de bepaling van de minimumdeelneming ten name van de overdrager, de pandgever of de leninggever. Artikel 106, § 6, KB/WIB 92, voorziet, mutatis mutandis artikel 106, § 5, in het stelsel van de verzaking voor moedervennootschappen en dochterondernemingen met betrekking tot binnenlandse vennootschappen. Dezelfde regel als deze welke is besproken voor § 5, vijfde lid, nieuw, is eveneens op dit vlak opgenomen om te vermijden dat dezelfde aandelen die het voorwerp uitmaken van een lening of van een zakelijke zekerheidsovereenkomst ten name van de twee partijen aan de overeenkomst gelijktijdig in aanmerking worden genomen om te voldoen van de voorwaarden inzake minimumdeelneming.
L’article 13, 9° abroge les §§ 10 et 11 de l’article 106, AR/CIR 92, qui concernent les revenus visés par l’article 18, alinéa 1er, CIR 92, abrogé par la loi relative aux sûretés financières, qui définissait les indemnités pour coupon manquant comme des dividendes.
Artikel 13, 9° heft de §§ 10 en 11 van artikel 106, KB/WIB 92, op omdat die betrekking hebben op de inkomsten bedoeld in het door de wet betreffende financiële zekerheden opgeheven artikel 18, eerste lid, WIB 92, die de vergoedingen voor ontbrekende coupon als dividenden definieerde.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Article 14 Cet article modifie l’article 107, § 2, AR/CIR 92, en ce qui concerne la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les intérêts. L’article 14, 1° complète l’article 107, § 2, 5° par un littera f) visant à octroyer la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les intérêts payés à des épargnants non-résidents (définis à l’article 105, 5°, AR/CIR 92) par des sociétés de bourse en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle ou de prêts portant sur des instruments financiers. Ce régime est également prévu dans le cas où le débiteur est un établissement belge d’une entreprise d’investissement de droit étranger qui est autorisée à fournir les mêmes catégories de services en matière d’investissement que les sociétés de bourse de droit belge. Il s’agit des entreprises d’investissement de droit belge qui sont agréées en qualité de société de bourse en vertu de l’article 47 de la loi du 6 avril 1995 relative au statut des entreprises d’investissement et à leur contrôle, aux intermédiaires et conseillers en placements. L’article 14, 2° renforce les conditions de renonciation à la perception du précompte mobilier sur les revenus d’obligations belges faisant l’objet d’une inscription nominative qui sont alloués ou attribués à des épargnants non-résidents par des débiteurs non visés à l’article 107, § 2, 5°, b, AR/CIR 92. La notion d’épargnant non-résident est précisée à cette fin afin de limiter les possibilités de recours, par des habitants du Royaume, à des sociétés étrangères bénéficiant d’un régime notablement plus avantageux qu’en Belgique. L’article 14, 3° abroge l’article 107, § 2, 12°, AR/CIR 92, qui avait trait aux intérêts de prêts d’actions ou parts alloués ou attribués par un système centralisé de prêt d’actions ou parts en application du régime abrogé par la loi relative aux sûretés financières. Ce régime est remplacé par l’article 116bis, AR/CIR 92, inséré par l’article 18 du présent arrêté.
2985
Artikel 14 Dit artikel wijzigt artikel 107, § 2, KB/WIB 92, wat de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op interest betreft. Artikel 14, 1° vult artikel 107, § 2, 5° aan met een littera f) dat ertoe strekt de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing toe te staan voor interest betaald aan spaarders niet-inwoners (gedefinieerd in artikel 105, 5°, KB/WIB 92) door beursvennootschappen in uitvoering van zakelijke zekerheidsovereenkomsten of leningen met betrekking tot financiële instrumenten. Deze regeling is ook voorzien wanneer de schuldenaar een Belgische inrichting van een beleggingsonderneming naar buitenlands recht is die dezelfde categorieën van diensten inzake beleggingen mag verlenen als de beursvennootschappen naar Belgisch recht. Het betreft beleggingsondernemingen naar Belgisch recht die zijn erkend als beursvennootschap krachtens artikel 47 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Artikel 14, 2° verstrengt de voorwaarden voor de verzaking aan de inning van roerende voorheffing op inkomsten van Belgische obligaties die het voorwerp zijn van een inschrijving op naam en die worden verleend of toegekend aan spaarders niet-inwoners door schuldenaars die niet bedoeld zijn in artikel 107, § 2, 5°, b, KB/WIB 92. Het begrip van spaarders niet-inwoners wordt met dit oogmerk gepreciseerd teneinde het gebruik door rijksinwoners van buitenlandse vennootschappen die genieten van een stelsel dat aanzienlijk gunstiger is dan in België te beperken. Artikel 14, 3° heft artikel 107, § 2, 12°, KB/WIB 92, op omdat dat betrekking had op interest van aandelenleningen verleend of toegekend door een gecentraliseerd systeem van aandelenleningen bij toepassing van het stelsel dat door de wet betreffende financiële zekerheden is opgeheven. Dit stelsel wordt vervangen door artikel 116bis, KB/WIB 92, ingevoegd bij artikel 18 van dit besluit.
L’alinéa 2 exclut toutefois le bénéfice de la renonciation à la perception du précompte mobilier pour les indemnités payées en exécution d’un prêt d’une durée égale ou supérieure à un an (la disposition ne vise pas les conventions constitutives de sûreté réelle), étant donné que des prêts d’une telle durée permettent en outre à l’emprunteur de bénéficier d’une renonciation à la perception du précompte mobilier lorsque la condition de permanence a été respectée (cf. article 118, AR/CIR 92 : détention à titre de propriétaire pendant toute la période à laquelle les revenus se rapportent). L’article 111bis, § 2, nouveau prévoit la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les indemnités pour coupon manquant payées par les débiteurs belges mentionnés dans la disposition, ou par un établissement belge d’une société étrangère, à tout épargnant non-résident qui a prêté, donné en gage ou cédé des instruments financiers définis ci-avant. Toutefois, la renonciation ne s’applique pas lorsque l’épargnant non-résident ne peut pas bénéficier de l’application d’une convention préventive de la double imposition conclue entre le pays dont il est le résident et la Belgique, soit parce qu’une telle convention n’existe pas, soit parce qu’il est exclu du champ d’application rationae personae d’une convention en vigueur.
Artikel 15 Artikel 15 voegt in het KB/WIB 92 een artikel 111bis in met het oog op het toestaan van een algemene verzaking aan de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot vergoedingen voor ontbrekende coupon ten gunste van verkrijgers bedoeld in de §§ 1 en 2 van deze nieuwe bepaling. Artikel 111bis, § 1, eerste lid, beoogt de vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald of toegekend aan elke binnenlandse vennootschap en aan een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap die de financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van een lening of van een zakelijke-zekerheidsovereenkomst heeft gebruikt voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid in België. Het tweede lid sluit evenwel het voordeel van de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing uit met betrekking tot vergoedingen betaald in uitvoering van een lening van 1 jaar of meer (de bepaling beoogt niet de zakelijke-zekerheidsovereenkomsten), aangezien de leningen met een dergelijke looptijd het ondermeer de ontlener mogelijk maken te genieten van een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing wanneer aan de permanentievoorwaarde is voldaan (cfr. artikel 118, KB/WIB 92 : het houden in eigendom gedurende de hele periode waarop de inkomsten betrekking hebben). Artikel 111bis, § 2, nieuw voorziet in de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald door Belgische schuldenaars bedoeld in de bepaling, of door een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap, aan elke spaarder niet-inwoner die de hiervoor gedefinieerde financiële instrumenten uitgeleend, in pand gegeven of overgedragen heeft. De verzaking is evenwel niet van toepassing wanneer de spaarder niet-inwoner geen aanspraak kan maken op de toepassing van een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting gesloten tussen het land waarvan hij inwoner is en België, hetzij omdat een dergelijke overeenkomst niet bestaat, hetzij omdat hij rationae personae is uitgesloten van de toepassing van een bestaande overeenkomst.
Articles 16 et 17 Ces articles adaptent les articles 115 et 116 aux modifications apportées au CIR 92 par la loi relative aux sûretés financières sur des points commentés ci-avant.
Artikelen 16 en 17 Deze artikelen passen de artikelen 115 en 116 aan met betrekking tot de wijzigingen aangebracht in het WIB 92 door de wet betreffende financiële zekerheden op de hiervoor besproken punten.
Article 18 L’article 18 insère un article 116bis dans l’AR/CIR 92 afin d’organiser la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les revenus visés à l’article 261, alinéa 3, CIR 92, tel qu’ajouté par la loi relative aux sûretés financières, c’est-à-dire les intérêts de prêts d’instruments financiers et les indemnités pour coupon manquant payées en exécution d’un prêt portant sur des instruments financiers, conclu et
Artikel 18 Artikel 18 voegt in het KB/WIB 92 een artikel 116bis in met het oog op het instellen van de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing op de inkomsten bedoeld in artikel 261, derde lid, WIB 92, zoals ingevoegd bij de wet betreffende financiële zekerheden, d.w.z. interest van leningen van financiële instrumenten en de vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald in uitvoering van een lening met
Article 15 L’article 15 introduit un article 111bis dans l’AR/CIR 92 en vue d’octroyer une renonciation générale à la perception du précompte mobilier sur les indemnités pour coupon manquant en faveur des bénéficiaires visés aux §§ 1er et 2 de cette nouvelle disposition. L’article 111bis, § 1er, alinéa 1er, vise les indemnités pour coupon manquant payées ou attribuées à toute société résidente et à un établissement belge d’une société étrangère qui a affecté les instruments financiers faisant l’objet du prêt ou de la convention constitutive de sûreté réelle à l’exercice de son activité professionnelle en Belgique.
2986
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
intégralement liquidé par le biais d’un système centralisé agréé de prêts d’instruments financiers. La renonciation est prévue en faveur de sept catégories de bénéficiaires. Cette liste de bénéficiaires est inspirée des catégories de personnes pour lesquelles il est renoncé à la perception du précompte mobilier sur la base de l’article 4 de arrêté royal du 26 mai 1994 relatif à la perception et à la bonification du précompte mobilier conformément au chapitre 1er de la loi du 6 août 1993 relative aux opérations sur certaines valeurs mobilières (système de liquidation X/N géré par la Banque Nationale de Belgique).
betrekking tot financiële instrumenten, gesloten en integraal vereffend door tussenkomst van een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten. In de verzaking is voorzien ten gunste van zeven categorieën van verkrijgers. Deze lijst van verkrijgers is gebaseerd op de categorieën van personen waarvoor wordt verzaakt aan de inning van de roerende voorheffing op basis van artikel 4 van het koninklijk besluit van 26 mei 1994 over de inhouding en de vergoeding van de roerende voorheffing overeenkomstig hoofdstuk I van de wet van 6 augustus 1993 betreffende transacties met bepaalde effecten (vereffeningsstelsel X/N beheerd door de Nationale Bank van België).
Article 19 L’article 19 complète l’article 117, AR/CIR 92, afin de préciser les formalités auxquelles les renonciations commentées ci-avant sont subordonnées. En ce qui concerne le respect de la condition de propriété des avoirs productifs des revenus prévue par l’article 117, § 2 nouveau, AR/CIR 92 dans le chef du bénéficiaire des indemnités pour coupon manquant, visé à l’article 106, § 2, AR/CIR 92, il est précisé que cette condition doit être examinée en tenant compte de la fiction de non-transfert de propriété qui est prévue par l’article 2, § 2, CIR 92, tel que modifié par l’article 30 de la loi relative aux sûretés financières.
Artikel 19 Artikel 19 vult artikel 117, KB/WIB 92, aan teneinde de formaliteiten waaraan de hiervoor vermelde verzakingen zijn onderworpen te verduidelijken. Met betrekking tot de voorwaarde inzake eigenaar zijn of vruchtgebruiker zijn van de rentegevende roerende kapitalen voorzien in artikel 117, § 2, nieuw KB/WIB 92 in hoofde van de verkrijger van vergoedingen voor ontbrekende coupon bedoeld in artikel 106, § 2, KB/WIB 92, wordt gepreciseerd dat deze voorwaarde dient te worden onderzocht rekening houdend met de fictie van niet eigendomsoverdracht voorzien in artikel 2, § 2, WIB 92, zoals gewijzigd bij artikel 30 van de wet betreffende financiële zekerheden.
Article 20 L’article 20 insère un nouvel article 123bis dans l’AR/CIR 92 en vue de déterminer les modalités d’application de l’article 283 nouveau, CIR 92, qui prévoit le refus ou la limitation de l’imputation du précompte mobilier dans le chef de l’emprunteur d’actions ou parts de sociétés belges, lorsque le prêteur est un non-résident qui n’a pas affecté ces titres à l’exercice d’une activité professionnelle en Belgique et est un résident d’un Etat qui a conclu une convention préventive de la double imposition avec la Belgique.
Artikel 20 Artikel 20 voegt in het KB/WIB 92 een nieuw artikel 123bis in teneinde de toepassingsmodaliteiten van het nieuwe artikel 283, WIB 92, vast te leggen dat voorziet in de weigering of de beperking van de verrekening van de roerende voorheffing in hoofde van de leningnemer van aandelen van Belgische vennootschappen, indien de leninggever een niet-inwoner is en die deze effecten niet heeft aangewend voor de uitoefening van een beroepswerkzaamheid in België en die inwoner is van een Staat waarmede België een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting heeft gesloten. Artikel 283, tweede lid, WIB 92 laat een voorwaardelijke gehele of gedeeltelijke verrekening van de roerende voorheffing toe in hoofde van de leningnemer in functie van de verzakingen aan de inning van de roerende voorheffing of ten belope van de vermindering van de bronbelasting waarvan de leninggever zou kunnen hebben genieten met betrekking tot deze dividenden die hem zouden zijn toegekend bij ontstentenis van een lening van aandelen. De toepassing van deze bepaling vereist dat de leningnemer die om de gehele of gedeeltelijke verrekening van de roerende voorheffing die werd ingehouden op de dividenden die hij heeft ontvangen verzoekt, een attest kan overleggen waarbij de leninggever bevestigt dat hij een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing of een verdragsvermindering van de bronbelasting had kunnen bekomen op het ogenblik van de toekenning of de betaalbaarstelling van de dividenden indien hij zijn aandelen waarop de dividenden betrekking hebben en die aan de roerende voorheffing zijn onderworpen, niet had uitgeleend.
L’article 283, alinéa 2, CIR 92 autorise en effet une imputation totale ou partielle conditionnelle du précompte mobilier dans le chef de l’emprunteur, en fonction des renonciations à la perception du précompte mobilier ou à concurrence de la réduction de la retenue d’impôt à la source dont aurait pu bénéficier le prêteur sur les dividendes qui lui auraient été attribués en l’absence de prêt de ces actions ou parts. L’application de cette disposition implique que l’emprunteur qui revendique l’imputation de tout ou partie du précompte mobilier qui a été retenu à sa charge sur les dividendes qu’il a perc¸ us puisse fournir une attestation à l’appui de cette imputation, par laquelle le prêteur établit qu’il aurait été en mesure de bénéficier d’une renonciation à la perception du précompte mobilier ou d’une réduction conventionnelle de retenue à la source au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des dividendes, s’il n’avait pas prêté les actions ou parts auxquelles se rapportent les dividendes qui ont subi le précompte mobilier. L’attestation devra préciser quelles sont les dispositions légales ou conventionnelles sur la base desquelles le droit à la renonciation ou à la réduction aurait pu être obtenu par le prêteur, ainsi que le taux du précompte ou de la retenue à la source qui aurait été définitivement dû par le prêteur si celui-ci avait lui-même perc¸ u les dividendes.
In het attest dient te worden verduidelijkt op grond van welke wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen de leninggever een verzaking of een vermindering had kunnen bekomen en dient ook het tarief van de roerende voorheffing of van de bronheffing dat door hem definitief zou zijn verschuldigd indien hijzelf de dividenden had ontvangen, te worden gepreciseerd.
Article 21 L’article 21 détermine l’entrée en vigueur des dispositions du présent arrêté en s’inspirant des règles prévues par la loi relative aux sûretés financières.
Artikel 21 Het artikel 21 regelt de inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit door zich te baseren op de regels voorzien in de wet betreffende financiële zekerheden.
Article 22 L’article 22 prévoit des mesures transitoires pour l’application de l’article 107, § 2, 10° et l’article 117, § 6, AR/CIR 92 en ce qui concerne les revenus d’obligations belges émises avant la date de publication du présent arrêté. Des mesures transitoires sont en outre prévues pour les systèmes centralisés de prêts d’actions ou parts qui ont été agréés sur la base des dispositions précédant l’entrée en vigueur du présent arrêté.
Artikel 22 Dit artikel 22 voorziet in overgangsmaatregelen voor de toepassing van artikel 107, § 2, 10° en artikel 117, § 6, KB/WIB 92 met betrekking tot inkomsten van Belgische obligaties uitgegeven vóór de datum van bekendmaking van dit besluit. Overgangsmaatregelen zijn ook voorzien voor gecentraliseerde systemen voor het lenen en het ontlenen van aandelen die erkend waren op grond van bepalingen invoegen vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Sire, De Votre Majesté, Le très respectueux et très fidèle serviteur,
Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar,
Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, D. REYNDERS
De Vice-Eerste Minister en de Minister van Financiën, D. REYNDERS
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 20 JANVIER 2005. — Arrêté royal modifiant l’AR/CIR 92 en matière de précompte mobilier sur les revenus payés ou attribués en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu le Code des impôts sur les revenus 1992, notamment :
2987
20 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake roerende voorheffing op inkomsten betaald of toegekend in uitvoering van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op :
- l’article 18, alinéa 1er, modifié par la loi du 28 juillet 1992, par l’arrêté royal du 20 décembre 1996, et par les lois du 22 décembre 1998, du 10 mars 1999, du 24 décembre 2002 et du 15 décembre 2004;
- artikel 18, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 28 juli 1992, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, en bij de wetten van 22 december 1998, 10 maart 1999, 24 december 2002 en 15 december 2004;
- l’article 19, § 1er, 1° et § 3, modifiés par les lois du 28 juillet 1992, du 22 juillet 1993, du 20 mars 1996, du 10 mars 1999 et du 15 décembre 2004;
- artikel 19, § 1, 1° en § 3, gewijzigd bij de wetten van 28 juli 1992, 22 juli 1993, 20 maart 1996, 10 maart 1999 en 15 december 2004;
- l’article 261, alinéas 1er, 4°, et 2, insérés par la loi du 15 décembre 2004;
- artikel 261, eerste lid, 4°, en tweede lid, ingevoegd bij de wet van 15 december 2004;
- l’article 263, modifié par la loi du 4 avril 1995;
- artikel 263, gewijzigd bij de wet van 4 april 1995;
- l’article 265, alinéas 2 et 3, insérés par la loi du 15 décembre 2004;
- artikel 265, tweede en derde lid, ingevoegd bij de wet van 15 december 2004;
- l’article 269, alinéa 1er, modifié par la loi du 24 décembre 1993, remplacé par la loi du 30 mars 1994 et modifié par les lois du 20 décembre 1995, du 10 mars 1999, du 24 décembre 2002 et du 15 décembre 2004;
- artikel 269, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, vervangen bij de wet van 30 maart 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 10 maart 1999, 24 december 2002 en 15 december 2004;
Vu l’arrêté royal d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992 (AR/CIR 92), notamment :
Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), inzonderheid op :
les articles 735, 736 et 738 à 7312, insérés par l’arrêté royal du 29 novembre 2000;
- artikelen 735, 736 en 738 tot 7312, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000;
l’article 96;
artikel 96;
l’article 105, modifié par les arrêtés royaux du 12 août 1994, du 7 avril 1995, du 23 décembre 1996, du 16 mai 2003, du 22 décembre 2003 et du 13 août 2004;
artikel 105, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 7 april 1995, 23 december 1996, 16 mei 2003, 22 december 2003 en 13 augustus 2004;
- l’article 106, modifié par les arrêtés royaux du 22 octobre 1993, du 10 avril 1995, du 6 juillet 1997, du 9 janvier 1998, du 4 décembre 2000 et du 15 mai 2003;
- artikel 106, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 10 april 1995, 6 juli 1997, 9 januari 1998, 4 december 2000 en 15 mei 2003;
- l’article 107, modifié par les arrêtés royaux du 26 mai 1994, du 11 décembre 1996, du 4 décembre 2000, du 15 mai 2003, du 22 décembre 2003 et du 13 août 2004;
- artikel 107, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996, 4 december 2000, 15 mei 2003, 22 december 2003 en 13 augustus 2004;
- l’article 115, modifié par l’arrêté royal du 1er septembre 1995;
- artikel 115, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995;
l’article 116, modifié par les arrêtés royaux du 22 octobre 1993, du 4 décembre 2000 et du 15 mai 2003;
- artikel 116, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 4 december 2000 en 15 mei 2003;
- l’article 117, modifié par les arrêtés royaux du 26 mai 1994, du 30 mai 1995, du 1er septembre 1995, du 11 décembre 1996, du 17 décembre 1996, du 6 juillet 1997, du 4 décembre 2000 et du 22 décembre 2003;
- artikel 117, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 30 mei 1995, 1 september 1995, 11 december 1996, 17 december 1996, 6 juli 1997, 4 december 2000 en 22 december 2003;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 1er septembre 2004;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 september 2004;
Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 2 septembre 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 2 september 2004;
Vu l’avis n° 37.831/2 du Conseil d’Etat, donné le 22 décembre 2004 en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Gelet op het advies nr. 37.831/2 van de Raad van State gegeven op 22 december 2004 in uitvoering van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Sur la proposition de Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances,
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. Dans l’intitulé de la section XXVIIquater du Chapitre Ier de l’AR/CIR 92, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, modifié par l’arrêté royal du 6 février 2003 et remplacé par l’arrêté royal du 13 décembre 2003, les mots ″203, § 1er, alinéa 3 et § 2, alinéa 6, 2°″ sont remplacés par les mots ″203, § 1er, alinéa 2″.
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. In het opschrift van afdeling XXVIIquater van Hoofdstuk I van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 november 2000, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2003 en vervangen door het koninklijk besluit van 13 december 2003, worden de woorden ″203, § 1, derde lid en § 2, zesde lid, 2°″ vervangen door de woorden ″203, § 1, tweede lid″.
2988
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Art. 2. Dans le Chapitre Ier du même arrêté, il est inséré, avant l’article 735, une section XXVIIquinquies contenant les articles 735 à 7312, insérés par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, et intitulée comme suit :
Art. 2. In Hoofdstuk I van hetzelfde besluit, wordt voor artikel 733 een afdeling XXVIIquinquies dat de artikelen 735 à 7312, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, omvat, ingevoegd en luidende als volgt :
« Section XXVIIquinquies. - Conditions d’agrément auxquelles doit satisfaire un système centralisé de prêts d’instruments financiers intégré dans un système de paiement et de règlement des opérations sur titres et période durant laquelle l’agrément peut être octroyé
« Afdeling XXVIIquinquies. - Erkenningsvoorwaarden waaraan een gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten dat geïntegreerd is in een betalings- en afwikkelingssysteem van effectenverrichtingen moet voldoen en periode gedurende dewelke de erkenning kan worden verleend
(Code des impôts sur les revenus 1992, article 261, alinéa 3). »
(Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 261, derde lid). »
Art. 3. A l’article 735, 1° et 2°, du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″.
Art. 3. In artikel 735, 1° en 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″.
Art. 4. A l’article 736 du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 4. In artikel 736 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° à l’alinéa 1er, les mots ″203, § 2, alinéa 6, 2°″ sont remplacés par les mots ″261, alinéa 3″ et les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″;
1° in het eerste lid, worden de woorden ″203, § 2, 6de lid, 2°″ vervangen door de woorden ″261, derde lid″ en het woord ″aandelen″ wordt vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″;
2° l’alinéa 1er, 4°, est supprimé;
2° het eerste lid, 4°, wordt opgeheven;
3° à l’alinéa 2, les mots ″d’indemnités pour coupon manquant″ sont remplacés par les mots ″de revenus visés à l’article 90, 11° du même Code″.
3° in het tweede lid, worden de woorden ″van vergoedingen voor ontbrekende coupon″ vervangen door de woorden ″van inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van hetzelfde Wetboek″.
Art. 5. A l’article 738, du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 5. In artikel 738 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° au § 1er, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″;
1° in § 1, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″;
2° au § 2, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers ″ et lemot ″deux″ est remplacé par lemot ″cinq″.
2° in § 2, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″ en het woord ″twee″ wordt vervangen door het woord ″vijf″.
Art. 6. L’article 739, du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 6. Artikel 739 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 739. Le gestionnaire du système ou, dans les cas visés à l’article 737 du présent arrêté, son représentant responsable, communique au SPF Finances avant le 15 décembre de chaque année civile, les informations suivantes :
« Art. 739. De beheerder van het systeem of, in de gevallen bedoeld in artikel 737 van dit besluit, zijn aansprakelijke vertegenwoordiger, deelt aan de FOD Financiën vóór 15 december van ieder kalenderjaar volgende gegevens mee :
- le montant total des revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 et des indemnités pour prêts payées, dans le cadre du système centralisé de prêts d’instruments financiers, au cours de la période s’écoulant du 1er septembre de l’année précédente au 31 août de l’année en cours ou, lorsque l’agrément a été obtenu au cours de ladite période, depuis la date d’agrément jusqu’au 31 août de l’année en cours;
- het totaal bedrag van de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de vergoedingen voor leningen die betaald zijn in het kader van het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten, in de loop van de periode die loopt van 1 september van het vorig jaar tot 31 augustus van het lopend jaar of, als de erkenning bekomen werd in de loop van de betrokken periode, sedert de datum van erkenning tot 31 augustus van het lopend jaar;
- l’identité des participants au système centralisé qui ont rec¸ u les revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 et les indemnités pour prêts au cours de la même période que celle visée au tiret précédent, ainsi que le montant de ces revenus et indemnités payés à chacun de ces participants pendant cette même période. »
- de identiteit van de deelnemers aan het gecentraliseerd systeem die de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en vergoedingen voor leningen hebben ontvangen in de loop van dezelfde periode als die bedoeld in het vorige gedachtestreepje, alsmede het bedrag van die inkomsten en vergoedingen betaald aan elk van die deelnemers in diezelfde periode. »
Art. 7. L’article 7310 du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, est supprimé.
Art. 7. Artikel 7310 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, wordt opgeheven.
Art. 8. L’article 7311, alinéa 1er, du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 8. Artikel 7311, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Le système centralisé de prêts d’instruments financiers doit permettre de déterminer le montant des revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 et des rémunérations de prêt payées par et à chaque participant par instrument financier prêté pendant cinq ans après l’année au cours de laquelle ces revenus ont été payés. »
« Het gecentraliseerd systeem voor het lenen en ontlenen van financiële instrumenten moet per geleend financieel instrument toelaten het bedrag te bepalen van de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de vergoedingen voor lening betaald door en aan iedere deelnemer gedurende vijf jaren na het jaar gedurende hetwelk deze inkomsten zijn betaald. »
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2989
Art. 9. A l’article 7312, §§ 2, 3 et 4, du même arrêté, inséré par l’arrêté royal du 29 novembre 2000, les mots ″actions ou parts″ sont remplacés par les mots ″instruments financiers″.
Art. 9. In artikel 7312, §§ 2, 3 en 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 29 november 2000, wordt het woord ″aandelen″ vervangen door de woorden ″financiële instrumenten″.
Art. 10. Dans l’intitulé de la sous-section Ire de la section III du chapitre II du même arrêté, les mots ″et revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 à charge d’un débiteur non-résident du Royaume″ sont insérés entre les mots ″dépôts d’argent à l’étranger ″ et les mots ″-Mesures de contrôle″.
Art. 10. In het opschrift van onderafdeling I van afdeling III van Hoofdstuk II van hetzelfde besluit, worden de woorden ″en inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ten laste van een schuldenaar niet rijksinwoner ″ ingevoegd tussen de woorden ″gelddeposito’s in het buitenland″ en de woorden ″-Controlemaatregelen″.
Art. 11. L’article 96 du même arrêté, est remplacé par la disposition suivante :
Art. 11. Artikel 96 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
« Art. 96. § 1er. Les organismes et personnes visés aux articles 2 et 2bis de la loi du 11 janvier 1993 relative à la prévention de l’utilisation du système financier aux fins de blanchiment de capitaux et de financement du terrorisme qui paient en Belgique des revenus d’origine étrangère ou qui interviennent d’une manière quelconque dans l’encaissement de ces revenus, sont tenus d’inscrire ces opérations au fur et à mesure où elles se produisent dans un registre spécial en vue d’assurer la perception régulière du précompte mobilier.
« Art. 96. § 1. Voor de regelmatige inning van de roerende voorheffing zijn de instellingen en personen die zijn vermeld in de artikelen 2 en 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, en die in België inkomsten van buitenlandse oorsprong uitbetalen of op enigerlei wijze bij de incassering van zulke inkomsten optreden, verplicht die verrichtingen, naarmate zij zich voordoen, te boeken in een bijzonder register.
Le registre qui doit contenir toutes les indications prescrites par le Ministre des Finances, peut être tenu sur papier ou sur un support électronique.
Het register dat alle door de Minister van Financiën voorgeschreven vermeldingen moet bevatten, kan zowel op papier als op een elektronische informatiedrager worden bijgehouden.
L’alinéa 1er n’est pas applicable aux revenus visés à l’article 261, alinéa 3, du Code des impôts sur les revenus 1992.
Het eerste lid is niet van toepassing op de inkomsten die zijn bedoeld in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.
§ 2. Si le registre est tenu sur support papier, il doit être présenté immédiatement, à toute réquisition des fonctionnaires désignés à l’article 101.
§ 2. Wanneer het register op papier wordt bijgehouden, moet het op elk verzoek van de in artikel 101 aangewezen ambtenaren onmiddellijk worden voorgelegd.
Si le registre est tenu sur support électronique, l’organisme ou la personne visée au § 1er doit :
Als het register wordt bijgehouden op een elektronische informatiedrager, moet de in § 1 bedoelde instelling of persoon :
- prendre les mesures adéquates interdisant toute modification, ajout ou suppression aux données enregistrées sur son support électronique;
- de passende maatregelen treffen die iedere wijziging, toevoeging of schrapping van geregistreerde gegevens op zijn elektronische informatiedrager beletten;
- et, à toute réquisition des fonctionnaires désignés à l’article 101, permettre de lire ces données immédiatement et effectuer sur son matériel, en présence des agents de l’administration, des copies, dans la forme que les agents souhaitent, de tout ou partie des données précitées. »
- en, op elk verzoek van de in artikel 101 aangewezen ambtenaren, onmiddellijk toelaten om die gegevens te lezen en op zijn uitrusting en in bijzijn van de ambtenaren van de administratie, kopieën te maken in de door die ambtenaren gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens. »
Art. 12. A l’article 105 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 12 août 1994, du 7 avril 1995, du 23 décembre 1996, du 15 mai 2003, du 22 décembre 2003 et du 13 août 2004, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 12. In artikel 105 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 7 april 1995, 23 december 1996, 15 mei 2003, 22 december 2003 en 13 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° au 1°, le a est remplacé par la disposition suivante : « a) les établissements de crédit établis en Belgique et visés par la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit, ainsi que la Banque Nationale de Belgique; »; 2° au 6°, le b est complété par un alinéa 2, rédigé comme suit :
1° in 1°, wordt a vervangen door de volgende bepaling : « a) de in België gevestigde kredietinstellingen bedoeld in de wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen van 22 maart 1993 evenals de Nationale Bank van België; »; 2° in 6°, wordt b aangevuld met een tweede lid die luidt als volgt :
« Pour la détermination de la participation directe ou indirecte d’au moins 25 p.c. visée à l’alinéa 1er, il n’est pas tenu compte des actions ou parts qui font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur ces actions ou parts au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des revenus. »
« Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25 pct., wordt er geen rekening gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn het voorwerp zijn van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen. »
Art. 13. A l’article 106 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 22 octobre 1993, du 10 avril 1995, du 6 juillet 1997, du 9 janvier 1998, du 4 décembre 2000 et du 15 mai 2003, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 13. In artikel 106 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 10 april 1995, 6 juli 1997, 9 januari 1998, 4 december 2000 en 15 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° au § 1er, alinéa 1er, les mots ″non visés à l’article 18, alinéa 1er, 3°, du Code des impôts sur les revenus 1992″ sont supprimés;
1° in § 1, eerste lid, vervallen de woorden ″niet in artikel 18, eerste lid, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde″;
2° le § 1er, alinéa 2, est abrogé; 3° aux §§ 2 et 3, les mots ″et sur les revenus visés à l’article 90, 11° du même Code relatifs à des actions ou parts belges″ sont insérés entre lemot ″dividendes ″ et les mots ″dont le débiteur″; 4° le § 4 est remplacé par la disposition suivante : « § 4. Les dispositions du § 2 ne sont pas d’application lorsque l’épargnant non-résident est tenu, soit de verser le produit des actions ou parts belges qu’il gère en son nom au bénéficiaire final en vertu d’une obligation contractuelle, soit de verser un revenu visé à l’article 90, 11° du même Code relatif à des actions ou parts belges qu’il détient en vertu d’un emprunt sauf si le bénéficiaire final est un non-résident visé au § 2, un fonds de placement visé au § 3 ou une société mère visée au § 5 ou au § 6. »;
2° § 1, tweede lid, wordt opgeheven; 3° in §§ 2 en 3, worden de woorden ″en op inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van hetzelfde Wetboek met betrekking tot Belgische aandelen ″ ingevoegd tussen het woord ″dividenden″ en de woorden ″waarvan de schuldenaar″; 4° § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4. De bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing wanneer de spaarder niet-inwoner er toe gehouden is, hetzij krachtens een contractuele verplichting de opbrengst van Belgische aandelen die hij in eigen naam beheert door te storten aan de uiteindelijke verkrijger, hetzij een inkomen bedoeld in artikel 90, 11° van hetzelfde Wetboek met betrekking tot Belgische aandelen die hij krachtens een ontlening bezit door te storten behalve wanneer de uiteindelijke verkrijger een niet-inwoner is bedoeld in § 2, een beleggingsfonds is bedoeld in § 3 of een moedervennootschap is bedoeld in § 5 of in § 6. »;
2990
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Les dispositions du § 3 ne sont pas d’application lorsque l’épargnant non-résident visé au § 3, alinéa 2, b, bien qu’il gère en son nom ou détient les parts du fonds, est tenu d’en verser le produit au bénéficiaire final en vertu d’une obligation contractuelle autre que le règlement du fonds, ni lorsque le fonds de placement est tenu de verser un revenu visé à l’article 90, 11° du même Code relatif à des actions ou parts belges qu’il détient en vertu d’un emprunt sauf si le bénéficiaire final est un non-résident visé au § 2, un fonds de placement visé au § 3 ou une société mère visée au § 5 ou au § 6. »;
5° le § 5, alinéa 4, est abrogé; 6° le § 5, alinéa 5, est remplacé par la disposition suivante : « Pour l’application du présent paragraphe, il n’est pas tenu compte des actions ou parts qui, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des revenus, font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur ces actions ou parts, en vue de la détermination de la participation minimale dans le capital de la société filiale dans le chef du cédant, du donneur de gage ou du prêteur. »; 7° le § 6, alinéa 3, est supprimé; 8° le § 6, alinéa 4, est remplacé par la disposition suivante : « Pour l’application du présent paragraphe, il n’est pas tenu compte des actions ou parts qui, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des revenus, font l’objet d’une convention constitutive de sûreté réelle ou d’un prêt portant sur ces actions ou parts, en vue de la détermination de la participation minimale dans le capital de la société filiale dans le chef du cédant, du donneur de gage ou du prêteur. »; 9° les §§ 10 et 11 sont abrogés.
De bepalingen van § 3 zijn niet van toepassing wanneer de spaarder niet-inwoner bedoeld in § 3, tweede lid, b, alhoewel hij de delen van het fonds in eigen naam beheert of bezit, er krachtens een andere contractuele verplichting dan het reglement van het fonds toe gehouden is de opbrengst ervan door te storten aan de uiteindelijke verkrijger, noch wanneer het beleggingsfonds er toe gehouden is een inkomen bedoeld in artikel 90, 11° van hetzelfde Wetboek met betrekking tot Belgische aandelen die het krachtens een ontlening bezit door te storten behalve wanneer de uiteindelijke verkrijger een niet-inwoner is bedoeld in § 2, een beleggingsfonds is bedoeld in § 3 of een moedervennootschap is bedoeld in § 5 of in § 6. »; 5° § 5, vierde lid, wordt opgeheven; 6° § 5, vijfde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van deze paragraaf wordt voor de vaststelling van de minimumdeelneming in het kapitaal van de dochteronderneming ten name van de overdrager, van de pandgever of van de leninggever geen rekening gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, het voorwerp zijn van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen. »; 7° § 6, derde lid, wordt opgeheven; 8° § 6, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de toepassing van deze paragraaf wordt voor de vaststelling van de minimumdeelneming in het kapitaal van de dochteronderneming ten name van de overdrager, van de pandgever of van de leninggever geen rekening gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn, het voorwerp zijn van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen. »; 9° de §§ 10 en 11 worden opgeheven.
Art. 14. A l’article 107, § 2, du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 26 mai 1994, du 11 décembre 1996, du 4 décembre 2000, du 15 mai 2003, du 22 décembre 2003 et du 13 août 2004, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 14. In artikel 107, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996, 4 december 2000, 15 mei 2003, 22 december 2003 en 13 augustus 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le 5°, est complété par un littéra f, dont le texte est libellé comme suit :
1° het 5° wordt aangevuld met een littera f, waarvan de tekst luidt als volgt :
« f) les intérêts de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers tels que visés à l’article 19, § 1er, 1° du Code des impôts sur les revenus 1992 alloués ou attribués par une société de bourse de droit belge ou par un établissement belge d’une entreprise d’investissement de droit étranger qui est autorisée à fournir les mêmes catégories de services en matière d’investissement que les sociétés de bourse de droit belge, à un bénéficiaire identifié comme un épargnant non-résident. »;
« f) interest van zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en van leningen met betrekking tot financiële instrumenten zoals beoogd door het artikel 19, § 1, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 toegekend of betaalbaar gesteld door een beursvennootschap naar Belgisch recht of door een Belgische inrichting van een beleggingsonderneming naar buitenlands recht die dezelfde categorieën van diensten inzake beleggingen mag verlenen als de beursvennootschappen naar Belgisch recht aan een verkrijger die wordt geïdentificeerd als een spaarder niet-inwoner. »;
2° le 10° est remplacé par la disposition suivante :
2° het 10° wordt vervangen door de volgende bepaling :
« 10° les revenus d’obligations belges faisant l’objet d’une inscription nominative chez l’émetteur qui sont alloués ou attribués à des épargnants non-résidents par des débiteurs non visés au 5°, b.
« 10° inkomsten van Belgische obligaties die het voorwerp zijn van een inschrijving op naam bij de uitgever die aan spaarders nietinwoners worden verleend of toegekend door niet in 5°, b, vermelde schuldenaars.
Les dispositions de l’alinéa 1er ne sont toutefois applicables que si le bénéficiaire est :
De bepalingen van het eerste lid zijn slechts van toepassing indien de verkrijger :
- soit un non-résident visé à l’article 227, 1° ou 3° du Code des impôts sur les revenus 1992;
- ofwel een in artikel 227, 1° of 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde niet-inwoner is;
- soit un non-résident visé à l’article 227, 2° du même Code qui, dans le pays dont il est résident, est assujetti à un impôt sur les revenus dont les dispositions du droit commun ne sont pas notablement plus avantageuses qu’en Belgique, soit dont les actions ou parts ne sont pas détenues à concurrence d’au moins la moitié par des habitants du Royaume;
- ofwel een in artikel 227, 2° van hetzelfde Wetboek vermelde niet-inwoner is die, in het land waarvan hij inwoner is, onderworpen is aan een inkomstenbelasting waarvan de bepalingen niet aanzienlijk gunstiger zijn dan in België, ofwel waarvan de aandelen niet voor ten minste de helft in het bezit zijn van rijksinwoners;
- soit une société d’investissement qui a fait appel public à l’épargne. »;
- ofwel een beleggingsvennootschap is die een openbaar beroep heeft gedaan op het spaarwezen. »;
3° le 12° est abrogé.
3° het 12° wordt opgeheven.
Art. 15. Entre les articles 111 et 112 du même arrêté, il est inséré un nouvel article 111bis dont le texte est libellé comme suit :
Art. 15. Tussen de artikelen 111 en 112 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel 111bis ingevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
« Art. 111bis. § 1er. Il est renoncé totalement à la perception du précompte mobilier sur les revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992, autres que ceux visés à l’article 265, alinéa 2 du même Code, lorsque le bénéficiaire est identifié comme une société résidente ou un contribuable assujetti à l’impôt des non-résidents conformément à l’article 233 du même Code, qui a affecté les instruments financiers, objet de la convention constitutive de sûreté réelle ou du prêt, à l’exercice de son activité professionnelle en Belgique.
« Art. 111bis. § 1. Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, andere dan degene bedoeld in artikel 265, tweede lid, van hetzelfde wetboek, wanneer de verkrijger wordt geïdentificeerd als een binnenlandse vennootschap of als een belastingplichtige onderworpen aan de belasting der niet-inwoners overeenkomstig artikel 233 van hetzelfde Wetboek, die de financiële instrumenten, die het voorwerp uitmaken van de zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van de lening, voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid in België gebruikt.
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
2991
L’alinéa 1er n’est pas applicable aux revenus visés à l’article 90, 11° du même Code qui sont payés ou attribués en exécution d’un prêt d’une durée égale ou supérieure à un an portant sur ces instruments financiers.
Het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 90, 11° van hetzelfde Wetboek bedoelde inkomsten die zijn betaald of toegekend in uitvoering van een lening met een looptijd die gelijk is aan of langer is dan één jaar met betrekking tot deze financiële instrumenten.
§ 2. Il est renoncé totalement à la perception du précompte mobilier sur les revenus visés à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 obtenus sur des instruments financiers et qui sont à charge d’un cessionnaire, d’un preneur de gage ou d’un emprunteur qui est un habitant du royaume, une société, association, établissement ou organisme quelconque ayant en Belgique son siège social, son principal établissement ou son siège de direction ou d’administration, l’Etat belge ou ses subdivisions politiques ou collectivités locales ou un établissement dont dispose en Belgique un non-résident visé à l’article 227, lorsque le bénéficiaire est identifié comme étant un épargnant non-résident qui peut bénéficier de l’application d’une convention préventive de la double imposition conclue entre la Belgique et l’Etat dont il est le résident. »
§ 2. Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot de inkomsten bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, verkregen uit financiëleinstrumenten en die ten laste zijn van een leningnemer, een cessionaris of een pandnemer zijnde een rijksinwoner, enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling met maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer in België, de Belgische Staat of de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan, of een inrichting waarover een in artikel 227 bedoelde niet-inwoner in België beschikt, wanneer de verkrijger wordt geïdentificeerd als een spaarder niet-inwoner die aanspraak kan maken op de toepassing van een overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting gesloten tussen België en de Staat waarvan hij inwoner is. »
Art. 16. A l’article 115, §§ 1er et 2, du même arrêté, modifié par l’arrêté royal du 1er septembre 1995, les mots ″et 90, 6°″ sont remplacés par les mots ″et 90, 6° et 11°″.
Art. 16. In artikel 115, §§ 1 en 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1995, worden de woorden ″en 90, 6°″ vervangen door de woorden ″en 90, 6° en 11°″.
Art. 17. A l’article 116 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 22 octobre 1993, du 4 décembre 2000 et du 15 mai 2003, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 17. In artikel 116 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 1993, 4 december 2000 en 15 mei 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° à l’alinéa 1er, les mots ″non visés à l’article 18, alinéa 1er, 3°, du même Code″ sont supprimés et les mots ″et 90, 6°″ sont remplacés par les mots ″et 90, 6° et 11°″;
1° in het eerste lid, vervallen de woorden ″die niet zijn bedoeld in artikel 18, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek″ en worden de woorden ″en 90, 6°″ vervangen door de woorden ″en 90, 6° en 11°″;
2° l’alinéa 2 est abrogé.
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 18. Entre les articles 116 et 117 du même arrêté, un nouvel article 116bis est inséré, dont le texte est libellé comme suit :
Art. 18. Tussen de artikelen 116 en 117 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel 116bis ingevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
« Art. 116bis. Il est renoncé totalement à la perception du précompte mobilier sur les revenus visés à l’article 261, alinéa 3, du Code des impôts sur les revenus 1992, dont les bénéficiaires appartiennent à l’une des catégories suivantes :
« Art. 116bis. Van de inning van de roerende voorheffing wordt volledig afgezien met betrekking tot de in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten, waarvan de verkrijgers deel uitmaken van een van de volgende categorieën :
1° les sociétés résidentes;
1° binnenlandse vennootschappen;
2° sans préjudice de l’application de l’article 262, 1° et 5° du même Code, les institutions, associations ou sociétés, visées à l’article 2, § 3 de la loi du 9 juillet 1975 relative au contrôle des sociétés d’assurances, autres que celles visées aux 1° et 3°;
2° onverminderd de toepassing van artikel 262, 1° en 5° van hetzelfde Wetboek, de in artikel 2, § 3, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen bedoelde instellingen, verenigingen of ondernemingen, andere dan deze vermeld in 1° en 3°;
3° les organismes paraétatiques de sécurité sociale ou organismes y assimilés visés à l’article 105, 2°;
3° de in artikel 105, 2° vermelde parastatale instellingen voor sociale zekerheid of ermede gelijkgestelde instellingen;
4° les épargnants non-résidents visés à l’article 105, 5°;
4° de in artikel 105, 5°, vermelde spaarders niet-inwoners;
5° les fonds de placement visés à l’article 115;
5° de in artikel 115 vermelde beleggingsfondsen;
6° les contribuables visés à l’article 227, 2° du même Code, qui sont assujettis à l’impôt des non-résidents conformément à l’article 233 du même Code, et qui ont affecté les capitaux productifs des revenus à l’exercice de leur activité professionnelle en Belgique;
6° de in artikel 227, 2° van hetzelfde Wetboek vermelde belastingplichtigen, die volgens artikel 233 van hetzelfde Wetboek aan de belasting van niet-inwoners onderworpen zijn en die de rentegevende kapitalen voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid gebruiken;
7° les organismes de placement collectif de droit étranger qui sont un patrimoine indivis géré par une société de gestion pour compte des participants, lorsque leurs parts ne font pas l’objet d’une émission publique en Belgique et ne sont pas commercialisées en Belgique. »
7° collectieve beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die een onverdeeld vermogen zijn dat wordt beheerd door een beheersvennootschap voor rekening van deelnemers, wanneer hun aandelen in België niet openbaar worden uitgegeven en niet in België worden verhandeld. »
Art. 19. A l’article 117 du même arrêté, modifié par les arrêtés royaux du 26 mai 1994, du 30 mai 1995, du 1er septembre 1995, du 11 décembre 1996, du 17 décembre 1996, du 6 juillet 1997, du 4 décembre 2000 et du 22 décembre 2003, sont apportées les modifications suivantes :
Art. 19. In artikel 117 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 30 mei 1995, 1 september 1995, 11 december 1996, 17 december 1996, 6 juli 1997, 4 december 2000 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le § 2 est remplacé par la disposition suivante :
1° § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 2. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 106, § 2, est subordonnée à la condition que le débiteur des revenus soit mis en possession d’une attestation par laquelle il est certifié que les bénéficiaires :
« § 2. De in artikel 106, § 2, gestelde verzaking aan de inning van de roerende voorheffing wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarbij is bevestigd dat de verkrijgers :
a) sont propriétaires ou usufruitiers des avoirs productifs des revenus;
a) eigenaar of vruchtgebruiker zijn van de rentegevende roerende kapitalen;
b) sont des non-résidents qui ne se livrent pas à une exploitation ou à des opérations de caractère lucratif et qui sont exemptés de tout impôt sur les revenus dans le pays dont ils sont résidents;
b) niet-inwoners zijn die geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden en die in het land waarvan zij inwoner zijn, vrijgesteld zijn van inkomstenbelastingen;
c) ne sont pas tenus de verser le produit des actions, parts ou parts bénéficiaires au bénéficiaire final en vertu d’une obligation contractuelle ou de verser un revenu visé à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 relatif à des actions ou parts belges qu’ils détiennent en vertu d’un prêt sauf si le bénéficiaire final est un
c) niet gehouden zijn de opbrengst van aandelen of winstbewijzen aan de uiteindelijke verkrijger krachtens een contractuele verplichting door te storten of een inkomen bedoeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot Belgische aandelen die ze krachtens een overeenkomst bezitten door te
2992
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
non-résident visé à l’article 106, § 2, un fonds de placement visé à l’article 106, § 3 ou une société mère visée à l’article 106, § 5 ou § 6. »; 2° le § 3 est remplacé par la disposition suivante :
storten behalve indien de uiteindelijke verkrijger een niet-inwoner is bedoeld in artikel 106, § 2, een beleggingsfonds is bedoeld in artikel 106, § 3 of een moedervennootschap is bedoeld in artikel 106, § 5 of § 6. »; 2° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 3. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue aux articles 106, § 3, et 110, 4°, c, est subordonnée à la condition que la société de gestion du fonds de placement délivre au débiteur du précompte mobilier une attestation certifiant qu’il s’agit de revenus qui sont perc¸ us au profit d’un fonds de placement agréé conformément à l’article 106, § 3.
« § 3. De in de artikelen 106, § 3, en 110, 4°, c, gestelde verzaking aan de inning van de roerende voorheffing wordt slechts toegestaan indien de beheersvennootschap van het beleggingsfonds aan de schuldenaar van de roerende voorheffing een attest overhandigt waarbij wordt bevestigd dat de het gaat om inkomsten die worden verkregen ten voordele van een overeenkomstig artikel 106, § 3, erkend beleggingsfonds.
La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 106, § 3, est en outre subordonnée à la condition que l’attestation visée à l’alinéa précédent certifie que les épargnants non-résidents qui détiennent les parts du fonds ne sont pas tenus d’en verser le produit au bénéficiaire final en vertu d’une obligation contractuelle et que le fonds de placement n’est pas tenu de verser un revenu visé à l’article 90, 11° du Code des impôts sur les revenus 1992 relatif à des actions ou parts belges qu’il détient en vertu d’un prêt sauf si le bénéficiaire final est un non-résident visé à l’article 106, § 2, un fonds de placement visé à l’article 106, § 3 ou une société mère visée à l’article 106, § 5 ou § 6. »;
De in artikel 106, § 3, gestelde verzaking aan de inning van de roerende voorheffing wordt bovendien slechts toegestaan indien het attest bedoeld in het vorige lid bevestigt dat de spaarders niet-inwoners die de aandelen bezitten er niet toe gehouden zijn het resultaat ervan krachtens een contractuele verplichting aan de uiteindelijke verkrijger door te storten en dat het beleggingsfonds er niet toe gehouden is een inkomen vermeld in artikel 90, 11° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot Belgische aandelen die het krachtens een lening bezit door te storten behalve indien de uiteindelijke verkrijger een niet-inwoner is bedoeld in artikel 106, § 2, een beleggingsfonds is bedoeld in artikel 106, § 3 of een moedervennootschap is bedoeld in artikel 106, § 5 of § 6. »;
3° le § 4, alinéa 3, est abrogé;
3° § 4, derde lid, wordt opgeheven;
4° le § 5, alinéa 3, est abrogé;
4° § 5, derde lid, wordt opgeheven;
5° dans le § 6, les mots ″107, § 2, 5°, b à e, 6° et 10°″ sont remplacés par les mots ″107, § 2, 5°, b à f, et 6°″; 6° il est inséré un § 6ter rédigé comme suit :
5° in § 6, worden de woorden ″107, § 2, 5°, b tot e, 6° en 10°″ vervangen door de woorden ″107, § 2, 5°, b tot f, en 6°″; 6° een § 6ter wordt ingevoegd, luidende :
« § 6ter. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 107, § 2, 10°, est subordonnée à la condition que le débiteur des revenus soit mis en possession d’une attestation par laquelle il est certifié que le bénéficiaire :
« § 6ter. De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing ingevolge artikel 107, § 2, 10°, wordt slechts toegestaan indien de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarbij is bevestigd dat de verkrijger :
a) est propriétaire ou usufruitier des avoirs productifs des revenus;
a) eigenaar of vruchtgebruiker is van de rentegevende roerende kapitalen;
b) est un non-résident qui n’a pas affecté ces avoirs à l’exercice d’une activité professionnelle en Belgique;
b) niet-inwoner is die deze kapitalen niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België gebruikt;
c) - soit un non-résident visé à l’article 227, 1° ou 3° du Code des impôts sur les revenus 1992;
c) - ofwel een in artikel 227, 1° of 3° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde niet-inwoner is;
- soit un non-résident visé à l’article 227, 2° du Code des impôts sur les revenus 1992 qui, dans le pays dont il est résident, est assujetti à un impôt sur les revenus dont les dispositions du droit commun ne sont pas notablement plus avantageuses qu’en Belgique, ou dont les actions ou parts ne sont pas détenues à concurrence d’au moins la moitié par des habitants du Royaume;
- ofwel een in artikel 227, 2° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde niet-inwoner is die, in het land waarvan hij inwoner is, onderworpen is aan een inkomstenbelasting waarvan de bepalingen niet aanzienlijk gunstiger zijn dan in België, ofwel waarvan de aandelen niet voor ten minste de helft in het bezit zijn van rijksinwoners;
- soit une société d’investissement qui a fait appel public à l’épargne. »;
- ofwel een beleggingsvennootschap is die een openbaar beroep doet op het spaarwezen. »;
7° le § 16 est remplacé par la disposition suivante : « § 16. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 116bis est subordonnée à la condition que le gestionnaire du système centralisé agréé soit mis en possession, par le participant au système qui lui remet les instruments financiers prêtés, d’une attestation par laquelle celui-ci certifie que les revenus ont pour bénéficiaires des personnes appartenant à l’une des catégories citées dans cet article. »; 8° le § 17 est remplacé par la disposition suivante :
7° § 16 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 16. De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing ingevolge artikel 116bis, wordt slechts toegestaan indien aan de beheerder van het erkende gecentraliseerde systeem een attest wordt overhandigd door de deelnemer aan het systeem die hem de geleende financiële instrumenten overdraagt, waarin wordt bevestigd dat de inkomsten zijn verkregen door personen behorende tot de in dit artikel bedoelde categorieën. »; 8° § 17 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 17. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 111bis, § 1er, est subordonnée à la condition que le débiteur des revenus soit mis en possession d’une attestation par laquelle il est certifié que le bénéficiaire :
« § 17. De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing ingevolge artikel 111bis, § 1, wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten een attest wordt overhandigd waarin wordt bevestigd dat de verkrijger :
a) est une société résidente ou un contribuable assujetti à l’impôt des non-résidents conformément à l’article 233 du même Code, qui a affecté les instruments financiers, objet de la convention constitutive de sûreté réelle ou du prêt, à l’exercice de son activité professionnelle en Belgique;
a) een binnenlandse vennootschap is of een belastingplichtige is onderworpen aan de belasting der niet-inwoners overeenkomstig artikel 233 van hetzelfde Wetboek, die de financiële instrumenten, die het voorwerp uitmaken van de zakelijke-zekerheidsovereenkomst of van de lening, voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid in België gebruikt;
b) est propriétaire des instruments financiers prêtés. »;
b) eigenaar is van de geleende financiële instrumenten. »;
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD 9° le § 18 est remplacé par la disposition suivante :
2993
9° § 18 wordt vervangen door de volgende bepaling :
« § 18. La renonciation à la perception du précompte mobilier prévue à l’article 111bis, § 2, est subordonnée à la condition que le débiteur des revenus ou l’intermédiaire établi en Belgique soit mis en possession d’une attestation par laquelle il est certifié que le bénéficiaire :
« § 18. De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing ingevolge artikel 111bis, § 2, wordt slechts toegestaan indien aan de schuldenaar van de inkomsten, of de in België gevestigde tussenpersoon een attest wordt overhandigd waarin wordt bevestigd dat de verkrijger :
a) est un épargnant non-résident qui peut revendiquer l’application d’une convention préventive de la double imposition conclue entre la Belgique et l’Etat dont il est le résident;
a) een spaarder niet-inwoner is die om de toepassing kan verzoeken van een overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting gesloten tussen België en de Staat waarvan hij inwoner is;
b) est propriétaire des instruments financiers prêtés. »
b) eigenaar is van de geleende financiële instrumenten. »
Art. 20. Entre les articles 123 et 124 du même arrêté, il est inséré un nouvel article 123bis, rédigé comme suit :
Art. 20. Tussen de artikelen 123 en 124 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel 123bis ingevoegd waarvan de tekst luidt als volgt :
« Art. 123bis. L’imputation du précompte mobilier prévue à l’article 283, alinéa 2, du Code des impôts sur les revenus 1992, est subordonnée à la condition que le bénéficiaire des revenus soit mis en possession d’une attestation par laquelle il est certifié :
« Art. 123bis. De verrekening van de roerende voorheffing bedoeld in artikel 283, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is onderworpen aan de voorwaarde dat de verkrijger van de inkomsten in het bezit wordt gesteld van een attest waarbij is bevestigd :
a) soit que le prêteur des actions ou parts pour lesquelles l’imputation est demandée aurait, en l’absence d’un prêt portant sur ces actions ou parts, réuni les conditions pour bénéficier d’une renonciation à la perception du précompte mobilier conformément aux articles 106 à 119bis, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des dividendes qui se rapportent aux actions ou parts prêtées;
a) hetzij dat de leninggever van de aandelen waarvoor de verrekening wordt gevraagd, zonder een lening met betrekking tot die aandelen, de voorwaarden zou hebben vervuld om de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing te bekomen overeenkomstig de artikelen 106 tot 119bis op het ogenblik van de toekenning en de betaalbaarstelling van de dividenden die betrekking hebben op de geleende aandelen;
b) soit que ce prêteur aurait, en l’absence d’un prêt portant sur ces actions ou parts, réuni les conditions pour bénéficier d’une réduction de précompte mobilier conformément aux dispositions d’une convention préventive de la double imposition, au moment de l’attribution ou de la mise en paiement des dividendes qui se rapportent aux actions ou parts prêtées. »
b) hetzij dat de leninggever zonder een lening met betrekking tot die aandelen de voorwaarden zou hebben vervuld om een vermindering van de roerende voorheffing te bekomen overeenkomstig de bepalingen van een overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting, op het ogenblik van toekenning of betaalbaarstelling van de dividenden die betrekking hebben op de geleende aandelen. »
Art. 21. Les articles 1er à 11 entrent en vigueur à partir de la date de publication de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
Art. 21. De artikelen 1 tot 11 treden in werking vanaf de datum van bekendmaking van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
L’article 12, 1° entre en vigueur le jour de la publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Artikel 12, 1° treedt in werking op de dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Les articles 12, 2° et 13, 6° et 8°, sont applicables aux conventions constitutives de sûreté réelle et aux prêts portant sur des instruments financiers qui sont conclus à partir de la date de publication de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
De artikelen 12, 2° en 13, 6° en 8°, zijn van toepassing op zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en op leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en h o u d e n d e d i v e r s e fi s c a l e b e p a l i n g e n i n z a k e z a k e l i j k e zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
Les articles 13, 1°, 2° et 9° sont applicables aux revenus attribués ou mis en paiement en exécution de prêts d’actions ou parts conclus à partir de la date de publication de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
De artikelen 13, 1°, 2° en 9° zijn van toepassing op inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld in uitvoering van de leningen van aandelen afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
Les articles 13, 5° et 7° et 19, 3° et 4°, sont applicables aux prêts d’actions ou parts conclus à partir de la date de publication de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
De artikelen 13, 5° en 7° en 19, 3° en 4°, zijn van toepassing op leningen van aandelen afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en h o u d e n d e d i v e r s e fi s c a l e b e p a l i n g e n i n z a k e z a k e l i j k e zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
Les articles 13, 3° et 4°, 14, 1° et 3°, 15 à 18 et 19, 1°, 2° et 7° à 9° et 20 sont applicables aux revenus attribués ou mis en paiement en exécution de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers, qui sont conclus à partir de la date de publication de la loi du 15 décembre 2004 relative aux sûretés financières et portant des dispositions fiscales diverses en matière de conventions constitutives de sûreté réelle et de prêts portant sur des instruments financiers.
De artikelen 13, 3° en 4°, 14, 1° en 3°, 15 tot 18 en 19, 1°, 2° en 7° tot 9° en 20, zijn van toepassing op inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld in uitvoering van de zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, afgesloten vanaf de datum van bekendmaking van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten.
L’article 14, 2° et l’article 19, 5° et 6°, sont applicables aux revenus d’obligations belges faisant l’objet d’une inscription nominative chez l’émetteur émises à partir de la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Artikel 14, 2° en artikel 19, 5° en 6°, zijn van toepassing op inkomsten van Belgische obligaties die het voorwerp uitmaken van een inschrijving op naam bij de emittent uitgegeven vanaf de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 22. L’article 107, § 2, 10° et l’article 117, § 6 de l’AR/CIR 92, tels qu’ils existaient avant d’être modifiés par le présent arrêté, restent applicables aux revenus d’obligations belges faisant l’objet d’une inscription nominative chez l’émetteur émises avant la date de publication du présent arrêté au Moniteur belge.
Art. 22. Artikel 107, § 2, 10° en artikel 117, § 6 van het KB/WIB 92, zoals deze bestonden alvorens door dit besluit te zijn gewijzigd blijven van toepassing op inkomsten van Belgische obligaties die het voorwerp uitmaken van een inschrijving op naam bij de emittent uitgegeven vóór de datum van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Les systèmes centralisés de prêts d’actions ou parts agréés conformément à l’article 738, AR/CIR 92, tel qu’il existait avant d’être modifié par l’article 5 du présent arrêté, conservent l’agrément qui est en cours
De gecentraliseerde systemen voor het lenen en ontlenen van aandelen erkend overeenkomstig het artikel 738, KB/WIB 92, zoals dit bestond voor de wijziging door artikel 5 van dit besluit, behouden hun
2994
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
au moment de l’entrée en vigueur des articles 1er à 9 du présent arrêté pour autant qu’ils se conforment, endéans le délai de 12 mois à partir de cette date, aux conditions prévues par les articles 735, 736 et 738 à 7312, AR/CIR 92, tels que modifiés par le présent arrêté et sous réserve qu’ils aient respecté sans discontinuité les conditions prévues par l’article 737, AR/CIR 92, et par les articles 735, 736 et 738 à 7312, AR/CIR 92, tels que ceux-ci existaient avant d’être modifiés par le présent arrêté.
erkenning die ze hadden op het moment van het in voege treden van de artikelen 1 tot 9 van dit besluit voorzover dat ze zich binnen de termijn van 12 maanden vanaf deze datum in overeenstemming brengen met de voorwaarden voorzien bij de artikelen 735, 736 en 738 tot 7312, KB/WIB 92, zoals gewijzigd bij dit besluit en onder voorbehoud dat ze zonder onderbreking de voorwaarden hebben gerespecteerd zoals voorzien bij het artikel 737 en bij de artikelen 735, 736 en 738 tot 7312, KB/WIB 92, zoals zij bestonden vóór enige aanpassing bij dit besluit.
Art. 23. Notre Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Art. 23. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à Bruxelles, le 20 janvier 2005.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2005.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Vice-Premier Ministre et Ministre des Finances, D. REYNDERS
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
Note
Nota
(1) Références au Moniteur belge. Code des impôts sur les revenus 1992, arrêté royal du 10 avril 1992, Moniteur belge du 30 juillet 1992. Loi du 28 juillet 1992, Moniteur belge du 31 juillet 1992. Arrêté royal du 20 décembre 1996, Moniteur belge du 31 décembre 1996, 4e édition. Loi du 22 décembre 1998, Moniteur belge du 15 janvier 1999. Loi du 10 mars 1999, Moniteur belge du 14 avril 1999, 2e édition.
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad. Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 28 juli 1992, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1992. Koninklijk besluit van 20 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 4de editie. Wet van 22 december 1998, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1999. Wet van 10 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 14 april 1999, 2e editie. Wet van 24 december 2002, Belgisch Staatsblad van 31 december 2002, 2de editie. Wet van 15 december 2004, Belgisch Staatsblad van …. Wet van 22 juli 1993, Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993. Wet van 20 maart 1996, Belgisch Staatsblad van 7 mei 1996. Wet van 4 april 1995, Belgisch Staatsblad van 23 mei 1995 – err. 1 juli 1995. Wet van 24 december 1993, Belgisch Staatsblad van 31 december 1993, 2de editie. Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994, 2de editie. Wet van 20 december 1995, Belgisch Staatsblad van 23 december 1995. Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993. Koninklijk besluit van 29 november 2000, Belgisch Staatsblad van 23 december 2000, 2de editie. Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 10 september 1994. Koninklijk besluit van 7 april 1995, Belgisch Staatsblad van 29 april 1995. Koninklijk besluit van 23 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 3de editie. Koninklijk besluit van 16 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 5 juni 2003. Koninklijk besluit van 22 december 2003, Belgisch Staatsblad van 31 december 2003, 2de editie. Koninklijk besluit van 13 augustus 2004, Belgisch Staatsblad van 7 september 2004. Koninklijk besluit van 22 oktober 1993, Belgisch Staatsblad van 29 oktober 1993. Koninklijk besluit van 10 april 1995, Belgisch Staatsblad van 13 mei 1995. Koninklijk besluit van 6 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1997. Koninklijk besluit van 9 januari 1998, Belgisch Staatsblad van 6 februari 1998. Koninklijk besluit van 4 december 2000, Belgisch Staatsblad van 23 december 2000, 2e editie. Koninklijk besluit van 15 mei 2003, Belgisch Staatsblad van 12 juni 2003. Koninklijk besluit van 26 mei 1994, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1994. Koninklijk besluit van 11 december 1996, Belgisch Staatsblad van 14 december 1996. Koninklijk besluit van 1 september 1995, Belgisch Staatsblad van 5 oktober 1995 – err. 20 oktober 1995. Koninklijk besluit van 30 mei 1995, Belgisch Staatsblad van 21 juli 1995. Koninklijk besluit van 17 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 2de editie. Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.
Loi du 24 décembre 2002, Moniteur belge du 31 décembre 2002, 2e édition. Loi du 15 décembre 2004, Moniteur belge du …. Loi du 22 juillet 1993, Moniteur belge du 26 juillet 1993. Loi du 20 mars 1996, Moniteur belge du 7 mai 1996. Loi du 4 avril 1995, Moniteur belge du 23 mai 1995 – err. 1er juillet 1995. Loi du 24 décembre 1993, Moniteur belge du 31 décembre 1993, 2e édition. Loi du 30 mars 1994, Moniteur belge du 31 mars 1994, 2e édition. Loi du 20 décembre 1995, Moniteur belge du 23 décembre 1995. Arrêté royal du 27 août 1993 d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992, Moniteur belge du 13 septembre 1993. Arrêté royal du 29 novembre 2000, Moniteur belge du 23 décembre 2000, 2e édition. Arrêté royal du 12 août 1994, Moniteur belge du 10 septembre 1994. Arrêté royal du 7 avril 1995, Moniteur belge du 29 avril 1995. Arrêté royal du 23 décembre 1996, Moniteur belge du 31 décembre 1996, 3e édition. Arrêté royal du 16 mai 2003, Moniteur belge du 5 juin 2003. Arrêté royal du 22 décembre 2003, Moniteur belge du 31 décembre 2003, 2e édition. Arrêté royal du 13 août 2004, Moniteur belge du 7 septembre 2004. Arrêté royal du 22 octobre 1993, Moniteur belge du 29 octobre 1993. Arrêté royal du 10 avril 1995, Moniteur belge du 13 mai 1995. Arrêté royal du 6 juillet 1997, Moniteur belge du 30 juillet 1997. Arrêté royal du 9 janvier 1998, Moniteur belge du 6 février 1998. Arrêté royal du 4 décembre 2000, Moniteur belge du 23 décembre 2000, 2e édition. Arrêté royal du 15 mai 2003, Moniteur belge du 12 juin 2003. Arrêté royal du 26 mai 1994, Moniteur belge du 9 juin 1994. Arrêté royal du 11 décembre 1996, Moniteur belge du 14 décembre 1996. Arrêté royal du 1er septembre 1995, Moniteur belge du 5 octobre 1995 – err. 20 octobre 1995. Arrêté royal du 30 mai 1995, Moniteur belge du 21 juillet 1995. Arrêté royal du 17 décembre 1996, Moniteur belge du 31 décembre 1996, 2e édition. Lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, loi du 12 janvier 1973, Moniteur belge du 21 mars 1973.
2995
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
F. 2005 — 257 [C − 2005/14024] 19 JANVIER 2005. – Arrêté royal fixant la rémunération du président et des membres du conseil d’administration du Fonds de l’Infrastructure ferroviaire
N. 2005 — 257 [C − 2005/14024] 19 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de bezoldiging van de voorzitter en de leden van de raad van bestuur van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi–programme du 22 décembre 2003, notamment l’article 454, § 2, alinéa 4; Vu l’arrêté royal du 14 juin 2004 portant réforme des structures de gestion de l’infrastructure ferroviaire, notamment l’article 8, § 3;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid op artikel 454, § 2, vierde lid; Gelet op het koninklijk besluit van 14 juni 2004 tot hervorming van de beheersstructuren van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid op artikel 8, § 3; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 januari 2005; Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 19 januari 2005; Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 17 janvier 2005; Vu l’accord de Notre Ministre du Budget, donné le 19 janvier 2005; Sur la proposition de Notre Ministre des Entreprises publiques et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
er
Article 1 . La rémunération annuelle brute du président du conseil d’administration du Fonds de l’Infrastructure ferroviaire, est fixée à 20.156,87 EUR. Elle est payée mensuellement à terme échu.
Artikel 1. De jaarlijkse bruto bezoldiging van de voorzitter van de raad van bestuur van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur, wordt vastgesteld op 20.156,87 EUR. Ze wordt maandelijks na vervallen termijn betaald.
Art. 2. La rémunération totale annuelle brute des membres du conseil d’administration du Fonds de l’Infrastructure ferroviaire comprend :
Art. 2. De jaarlijkse bruto bezoldiging van de leden van de raad van bestuur van het Fonds voor Spoorweginfrastructuur omvat :
— une allocation annuelle fixée à 2.015,68 EUR payée mensuellement à terme échu;
— een jaarlijkse toelage vastgesteld op 2.015,68 EUR na vervallen termijn betaald;
— un jeton de présence de 134,38 EUR par séance du conseil d’administration.
— presentiegeld van 134,38 EUR per zitting van de raad van bestuur.
Art. 3. Le régime de mobilité applicable aux traitements du personnel des ministères s’applique également aux montants visés aux articles 1er et 2 du présent arrêté. Ils sont liés à l’indice pivot 138,01.
Art. 3. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de ministeries is van toepassing op de in de artikelen 1 en 2 bedoelde bedragen. Ze zijn aan de spilindex 138,01 gekoppeld.
Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets le 22 novembre 2004 Art. 5. Notre Ministre qui a les Chemins de fer dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 19 janvier 2005.
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 22 november 2004 Art. 5. Onze Minister bevoegd voor de Spoorwegen is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel 19 januari 2005.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre des Entreprises publiques, J. VANDE LANOTTE
De Minister van Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
[C − 2005/14027]
[C − 2005/14027]
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination de l’administrateur délégué de la société anonyme de droit public « Société nationale des Chemins de fer belges (SNCB) »
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van de gedelegeerd bestuurder van de naamloze vennootschap van publiek recht « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) »
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, notamment l’article 224, § 3;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 224, § 3;
Vu les statuts de la Société nationale des Chemins de fer Belges, notamment l’article 30;
Gelet op de statuten van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, inzonderheid op artikel 30;
Considérant que la démission donnée par M. Karel Vinck de son mandat d’administrateur délégué de la Société nationale des Chemins de fer belges, S.A. de droit public, produit ses effets le 1er février 2005;
Overwegende dat het ontslag gegeven door de heer Karel Vinck van zijn mandaat als gedelegeerd bestuurder van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, N.V. van publiek recht, uitwerking heeft op 1 februari 2005;
2996
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Considérant qu’aucune règle ne prescrit un appel public aux candidatures ou une quelconque autre procédure pour la désignation de l’administrateur délégué de la Société nationale des Chemins de fer belges; Considérant cependant qu’il convient de prendre en considération la candidature de M. Marc Descheemaecker; Considérant une expérience de plus de 15 ans dans des fonctions de Directeur Commercial puis de Directeur Général de différentes entreprises privées où il a acquis une connaissance approfondie des techniques de vente et de gestion; Considérant ses aptitudes à prendre et à implémenter des décisions nécessaires pour rendre la SNCB capable d’affronter la libéralisation progressive des services ferroviaires; Considérant sa capacité à convaincre, son aptitude au dialogue; Considérant sa connaissance du secteur ferroviaire acquise notamment dans le cadre des fonctions de Directeur-Général Marchandises puis Directeur Général Marchandises et Opérations exercées de 2002 à 2005; Sur la proposition de Notre Ministre des Entreprises publiques et de l’avis de Nos Ministre qui en ont délibéré en Conseil, Nous avons arrêté et arrêtons :
Overwegende dat geen enkele regel een openbare oproep tot kandidatuurstelling of enige andere procedure voorschrijft voor de aanstelling als gedelegeerd bestuurder van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen; Overwegende evenwel dat het past om de kandidatuur van de heer Marc Descheemaecker in overweging te nemen; Overwegende een ervaring van meer dan 15 jaar in de functie van Commercieel Directeur en van Directeur-generaal van verscheidene privé-ondernemingen waar hij een grondige kennis heeft verworven van verkoops- en beheerstechnieken; Overwegende zijn bekwaamheid om de nodige beslissingen te nemen en uit te voeren om de NMBS in staat te stellen de stapsgewijze liberalisering van de spoordiensten aan te kunnen; Overwegende zijn overtuigingskracht, zijn bekwaamheid inzake dialogeren; Overwegende zijn kennis van de spoorwegsector inzonderheid verworven in het kader van zijn functie van Directeur-generaal Goederen en Directeur-generaal Goederen en Operaties uitgeoefend van 2002 tot 2005; Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
er
Article 1 . Démission honorable de ses fonctions d’Administrateur délégué de la société anonyme de droit public « SNCB » est donnée à M. Karel VINCK, avec effet au 1er février 2005.
Artikel 1. Aan de heer Karel Vinck wordt eervol ontslag verleend uit zijn functie als gedelegeerd bestuurder bij de N.V. van Publiek recht NMBS, ingaand op 1 februari 2005.
Art. 2. M. Marc Descheemaecker est nommé Administrateur délégué de la société anonyme de droit public « SNCB » pour une durée de 6 ans.
Art. 2. De heer Marc Descheemaecker wordt benoemd tot gedelegeerd bestuurder van de N.V. van Publiek recht NMBS voor een duur van 6 jaar.
Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er février 2005 Art. 4. Notre Ministre des Entreprises publiques est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 28 janvier 2005.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2005. Art. 4. Onze Minister van Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 28 januari 2005.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Vice-Premier Ministre et Ministre du Budget et des Entreprises publiques, J. VANDE LANOTTE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
* SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
[C − 2005/14026]
[C − 2005/14026]
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination d’un membre du Conseil et du Président de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding »
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van een lid van de Raad van Bestuur en van de Voorzitter van de naamloze vennootschap van publiek recht « NMBS-Holding »
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, notamment l’article 162bis; Vu les statuts de la SNCB-Holding, notamment l’article 12;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 162bis; Gelet op de statuten van de NMBS-Holding, inzonderheid op artikel 12;
Considérant que la démission donnée par Mme Dominique Offergeld de ses mandats de membre et de Présidente du Conseil d’Administration de la SNCB-Holding, S.A. de droit public, produit ses effets le 1er février 2005;
Overwegende dat het ontslag gegeven door Mevr. Dominique Offergeld van haar mandaten als lid en als Voorzitter van de Raad van Bestuur van de NMBS-Holding, N.V. van publiek recht, uitwerking heeft op 1 februari 2005;
Considérant qu’aucune règle ne prescrit un appel public aux candidatures ou une quelconque autre procédure pour la désignation d’un membre ou du Président du Conseil d’Administration de la SNCB-Holding;
Overwegende dat geen enkele regel een openbare oproep tot kandidatuurstelling of enige andere procedure voorschrijft voor de aanstelling als lid of als Voorzitter van de Raad van Bestuur van de NMBS-Holding;
Considérant qu’il convient de prendre en considération la candidature au poste d’Administrateur de Mme Catherine Gernay;
Overwegende dat het past om de kandidatuur voor Bestuurder van Mevr. Catherine Gernay in beschouwing te nemen;
Considérant l’expérience acquise par Mme Gernay dans différentes fonctions, ou elle a développé des connaissances particulières en matière d’analyse financière et de gestion, de vision stratégique et de relations internationales;
Overwegende de ervaring van Mevr. Gernay in verschillende functies, waarin ze bijzondere kennis heeft ontwikkeld in de materies zoals financiële analyse en beheer, strategische visie en internationale relaties;
2997
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant qu’il convient de prendre en considération la candidature de M. Jean-Claude Fontinoy , administrateur, à la fonction de Président du Conseil; Considérant que M. Fontinoy possède de grandes connaissances du secteur ferroviaire acquises au sein de la SNCB où il a exercé différentes fonctions pendant plus de 25 ans et notamment les fonctions de Conseiller du Président du Conseil d’Administration; Considérant que le Président appartient à un autre rôle linguistique que l’Administrateur Délégué; Considérant que M. Fontinoy a acquis une grande connaissance en finances publiques au sein du Cabinet du Ministre des Finances; Considérant l’expérience d’administrateur de M. Fontinoy acquise au sein des sociétés Euro Liège TGV, Belgocontrol, et au sein de la SNCB et de la SNCB-Holding; Sur la proposition de Notre Ministre des Entreprises publiques et de l’avis de Nos Ministre qui en ont délibéré en Conseil,
Overwegende evenwel dat het past om de kandidatuur van de heer Jean-Claude Fontinoy, bestuurder voor de functie van Voorzitter van de Raad in overweging te nemen; Overwegende dat de heer Fontinoy een uitgebreide kennis heeft van de spoorwegsector verworven binnen de NMBS, waar hij gedurende meer dan 25 jaar verschillende functies heeft uitgeoefend en inzonderheid de functies van Adviseur van de Voorzitter van de Raad van Bestuur; Overwegende dat de Voorzitter tot een andere taalrol behoort dan de Gedelegeerd Bestuurder; Overwegende dat de heer Fontinoy een uitgebreide kennis inzake openbare financiën heeft verworven binnen het kabinet van de Minister van Financiën; Overwegende de ervaring van de heer Fontinoy als bestuurder verworven binnen de vennootschappen Euro Liège TGV, Belgocontrol en binnen de NMBS en de NMBS-Holding; Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Nous avons arrêté et arrêtons : Article 1er. Démission honorable de ses fonctions de Présidente du Conseil d’Administration de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding » est donnée à Mme Dominique Offergeld, avec effet au 1er février 2005.
Artikel 1. Aan Mevr. Dominique Offergeld wordt eervol ontslag verleend uit haar functie als Voorzitter van de Raad van bestuur van de NV van Publiek recht NMBS-Holding, ingaand op 1 februari 2005.
Art. 2. Mme Catherine Gernay est nommée membre du Conseil d’administration de la SNCB-Holding pour un terme de 6 ans;
Art. 2. Mevr. Catherine Gernay wordt benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van de NMBS-Holding voor een termijn van 6 jaar;
Art. 3. M. Jean-Claude Fontinoy est nommé Président du Conseil d’Administration de la société anonyme de droit public « SNCBHolding » pour une durée de 6 ans.
Art. 3. De heer Jean-Claude Fontinoy wordt benoemd tot Voorzitter van de Raad van Bestuur van de NV van Publiek recht « NMBSHolding » voor een termijn van 6 jaar.
Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er février 2005 Art. 5. Notre Ministre des Entreprises publiques est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 28 janvier 2005.
Art. 4. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2005. Art. 5. Onze Minister van Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 28 januari 2005.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Vice-Premier Ministre et Ministre du Budget et des Entreprises Publiques, J. VANDE LANOTTE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
* SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS
FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER
[C − 2005/14025]
[C − 2005/14025]
28 JANVIER 2005. — Arrêté royal accordant démission honorable de ses fonctions et nomination de l’administrateur délégué et membre du Conseil d’administration de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding »
28 JANUARI 2005. — Koninklijk besluit tot eervol ontslag en benoeming van de gedelegeerd bestuurder en lid van de Raad van Bestuur van de naamloze vennootschap van publiek recht « NMBSHolding »
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, notamment les articles 162bis et 162quater;
Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op de artikelen 162bis en 162quater;
Vu les statuts de la SNCB-Holding, notamment les articles 12 et 16;
Gelet op de statuten van de NMBS-Holding, inzonderheid op de artikelen 12 en 16;
Considérant que la démission donnée par M. Karel Vinck de son mandat d’administrateur délégué et de membre du Conseil d’Administration de la SNCB-Holding, S.A. de droit public, produit ses effets le 1er février 2005;
Overwegende dat het ontslag gegeven door de heer Karel Vinck van zijn mandaat als lid van de Raad van Bestuur en als Gedelegeerd bestuurder van de NMBS-Holding, N.V. van publiek recht, uitwerking heeft op 1 februari 2005;
Considérant qu’aucune règle ne prescrit un appel public aux candidatures ou une quelconque autre procédure pour la désignation de l’administrateur délégué ou d’un membre du Conseil de la SNCB-Holding;
Overwegende dat geen enkele regel een openbare oproep tot kandidatuurstelling of enige andere procedure voorschrijft voor de aanstelling als gedelegeerd bestuurder of lid van de Raad van Bestuur van de NMBS-Holding;
Considérant qu’il convient de prendre en considération la candidature de M. Jannie Haek;
Overwegende dat het past om de kandidatuur van de heer Jannie Haek in overweging te nemen;
2998
MONITEUR BELGE — 01.02.2005 − Ed. 2 — BELGISCH STAATSBLAD
Considérant son expérience de la gestion d’entreprises publiques et des relations sociales acquises notamment comme président du Conseil d’Administration de BIAC; Considérant son expérience des finances publiques, acquise dans ses fonctions d’Inspecteur général des Finances et auprès du Vice-Premier Ministre et Ministre du Budget; Considérant ses connaissances du secteur du transport acquises au sein du Conseil d’Administration de BIAC et dans le cadre de la réforme de la SNCB réalisée par le gouvernement en 2004; Considérant ses qualités et son expérience de négociateur acquise dans ses fonctions de Chef de Cabinet du Vice-Premier Ministre, exercées de 1999 à 2004; Considérant sa capacité à garantir une coordination efficace et la cohérence des activités de groupe, sans porter atteinte à la nécessaire indépendance d’Infrabel pour garantir l’accès équitable et non discriminatoire au réseau belge; Sur la proposition de Notre Ministre des Entreprises publiques et de l’avis de Nos Ministre qui en ont délibéré en Conseil,
Gelet op zijn ervaring inzake het beheer van overheidsbedrijven en van de maatschappelijke betrekkingen verworven met name als voorzitter van de Raad van Bestuur van BIAC; Gelet op zijn ervaring inzake overheidsfinanciën verworven in zijn functie als Inspecteur-generaal van Financiën en bij de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting; Gelet op zijn kennis van de vervoerssector verworven binnen de Raad van Bestuur van BIAC en in het kader van de hervorming van de NMBS uitgevoerd door de Regering in 2004; Gelet op zijn kwaliteiten en zijn ervaring als onderhandelaar verworven in zijn functie als Kabinetschef van de Vice-Eerste Minister van 1999 tot 2004; Gelet op zijn vermogen een doeltreffende coördinatie en de samenhang van de groepsactiviteiten te verzekeren zonder inbreuk te maken op de zelfstandigheid van Infrabel nodig om de rechtvaardige, niet-discriminatoire toegang tot het Belgische netwerk te waarborgen; Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. Démission honorable de ses fonctions d’administrateur délégué et de membre du Conseil d’Administration de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding » est donnée à M. Karel VINCK, avec effet au 1er février 2005.
Artikel 1. Aan de heer Karel Vinck wordt eervol ontslag verleend uit zijn functies van lid van de Raad van Bestuur en van gedelegeerd bestuurder bij de N.V. van Publiek recht NMBS-Holding, ingaand op 1 februari 2005.
Art. 2. M. Jannie Haek est nommé membre du Conseil d’Administration et administrateur délégué de la société anonyme de droit public « SNCB-Holding » pour une durée de 6 ans.
Art. 2. De heer Jannie Haek wordt benoemd tot lid van de Raad van Bestuur en tot gedelegeerd bestuurder van de NV van Publiek recht NMBS Holding voor een duur van 6 jaar.
Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er février 2005
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2005.
Art. 4. Notre Ministre des Entreprises publiques est chargé de l’exécution du résent arrêté. Donné à Bruxelles, le 28 janvier 2005.
Art. 4. Onze Minister van Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 28 januari 2005.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Vice-Premier Ministre et Ministre du Budget et des Entreprises Publiques, J. VANDE LANOTTE
De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
* FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER [C − 2005/14023] Eretekens ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Als blijk van erkentelijkheid voor bewezen diensten door de hierna in artikel 1 genoemde persoon; Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en op het advies van Onze in Raad vergaderde Minister, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De heer Vinck Karel, geboren op 19 september 1938, gedelegeerd bestuurder bij de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, wordt benoemd tot Grootofficier in de Orde van Leopold II. Art. 2. Hij neemt zijn rang in de Orde in op de datum van 27 januari 2005. Art. 3. Onze Minister van Buitenlandse Zaken, tot wiens bevoegdheid het beheer der Orde behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Oswieum, 27 januari 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE
Moniteur belge, rue de Louvain 40-42, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Leuvenseweg 40-42, 1000 Brussel. Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME