Bitten: het verhaal van binnenuit. Deel 1: een wetenschappelijke studie over de werking van het bit en de effecten daarvan op de paardenmond. Door: Dr. Hilary M. Clayton, dierenarts Foto’s ter beschikking gesteld door het McPhail Paarden Test Centrum Het gebruik van een bit is verplicht bij het rijden van dressuurwedstrijden en iedere ruiter wordt geconfronteerd met de uitdaging om een juist en passend bit voor zijn of haar paard te vinden. Omdat het bit de gevoelige structuur binnen de mondholte van een paard raakt zal een onjuiste keuze, maat of gebruik van een bit waarschijnlijk verzet oproepen bij het aannemen van de teugels of zelfs beschadigingen veroorzaken in de paardenmond. Gebieden waar het bit in aanraking komt met een benig oppervlakte, zoals het harde verhemelte en de lagen, zijn bijzonder kwetsbaar voor de pijnlijke druk van het bit. Ruitersportzaken beschikken over een brede keuze aan bitten – sommige zijn bekend en vertrouwd, andere nieuw en anders (en soms niet toegestaan voor de dressuurwedstrijden). De laatste jaren zijn bitten gefabriceerd met de bedoeling om het voor het paard aangenamer te maken. Veeleer een paardvriendelijker oplossing dan een beter controlemiddel voor de ruiter, wat beslist een positieve stap is. Jammer genoeg is de informatie daarover om de ruiters te helpen een passend bit te kiezen beperkt. In een poging om enige wetenschap te brengen in de kunst van het bitpassen en de bitkeuze hebben wetenschappelijke onderzoekers in het McPhail Centrum onlangs een serie onderzoeken afgesloten over de vorm van de paardenmond en het bitpassen. In dit artikel zal ik de ligging van verschillende bitten in de paardenmond beschrijven en hun relatie tot de gevoelige mondstructuur. Deel 2 zal gaan over de bewegingen van het bit binnen de mondholte. De anatomie van de mond Binnen de mondholte van een paard rust het bit op de tong en op het tandvlees (gemodifieerd botvlies) dat op de lagen ligt. Het harde verhemelte dat het ‘dak’ van de mond vormt, is de bovengrens van de mondholte. De tong vult normaal gesproken de mondholte en het bit wordt tussen de zachte tongspier en het benige harde verhemelte geplaatst. Als het paard het bit accepteert, ontspannen de tongspieren, waardoor het mogelijk is dat het bit ingebed wordt in de tong en daardoor de druk van het bit op het verhemelte vermindert. De vorm van de mond Paarden verschillen in grootte en vorm in hun mondholtes en deze verschillen schrijven het type mondstuk en de grootte voor die een gerieflijke pasvorm bieden. Factoren waarmee rekening moet worden gehouden zijn: de plaats van de mondhoeken in verhouding tot de lagen, de breedte van de mond tussen de mondhoeken, dus tussen de linker- en rechterkant boven de onderkaak, de vorm van het verhemelte (vlak of gewelfd) en de dikte en breedte van de tong. Het eerste deel van ons onderzoek maakte gebruik van röntgenfoto’s om enkele interne afstanden binnen de paardenmondholte te meten. Het doel was om vast te stellen of de grootte van de mond in verhouding stond tot de grootte van het paard. De testpaarden waren vier warmbloeden en vier volbloeden. De hoogte en lengte van de mondholte van ieder paard werd radiografisch gemeten en deze afmetingen werden gecorreleerd aan de stokmaat. Het bleek dat er geen correlatie bestaat tussen de stokmaat van een paard en de grootte van zijn
mondholte. Praktisch gesproken betekent deze uitkomst dat we niet kunnen veronderstellen dat een groot paard een groter bit zou moeten dragen dan een kleiner paard. Een onderzoek naar de ligging van het bit Bitten variëren in grootte, vorm en mechanische inwerking. De meeste ruiters zijn zich ervan bewust dat bepaalde paarden beter reageren op bepaalde bitten en dat deze voorkeuren te maken kunnen hebben met de vorm van de mondholte of met de gevoeligheid van het paard op het mechanisme van de inwerking. Ons subjectief oordeel over de respons van het paard is het belangrijkste criterium dat gebruikt wordt om een passend bit uit te kiezen voor een bepaald paard. De doelstelling van ons tweede onderzoek was om de ligging van de verschillende soorten bitten in de paardenmond te beschrijven en hun nabijheid te meten tot het harde verhemelte en de eerste kiezen (premolaren), die allemaal al op de röntgenfoto’s waren vastgelegd. De acht paarden uit het voorgaande onderzoek kregen een gebroken trens in, die zo was bevestigd dat er twee smalle rimpels te zien waren bij de mondhoeken. Een gecombineerde neusriem werd aangegespt, maar niet zo strak dat die in de huid insnoerde. We onderzochten de volgende vier bitten: een enkelgebroken watertrens, een lepeltrens (Baucher), een KK Ultra en een Myler comfort trens. De breedte van ieder mondstuk was gelijk of 0,5 cm breder dan de breedte van de paardenmond en de mondstukken hadden dezelfde dikte op de plek waar ze de lagen kruisten. We namen twee röntgenfoto’s van elk van de vier bitten: met losse teugels en met een gelijke spanning op beide teugels. De gebroken watertrens De enkelgebroken watertrens (Figuur 1) lag in de mond met de halve mondstukken naar beneden hangend in de richting van de snijtanden. Het bleek dat het mondstuk draaide door de bitringen tot een stand van vier uur in plaats van in het midden van de ring op een stand van drie uur. De scherp gebogen verbinding in het midden van het mondstuk drong in het verhemelte van het paard. De losse bitring gaaf het mondstuk de vrijheid rond te draaien, zodat het paard zijn tong kon gebruiken om het mondstuk op verschillende posities te verleggen, misschien als middel om de plekken die onder druk stonden te wisselen. Toen er spanning op de teugels werd gezet, duwde het mondstuk dieper in de tong en zorgde daarbij dat de middenverbinding wegdraaide van het verhemelte. Enkelgebroken bitten worden meestal beschreven dat ze inwerken als een notenkraker, waarbij de hoek van de twee mondstukdelen onder de spanning van de teugels kleiner wordt en de middenverbinding in de richting van het verhemelte wordt geduwd. Bij ons onderzoek bleek dat elk notenkrakereffect dat richting verhemelte ging, meer dan voldoende gecompenseerd werd door het inzakken van het bit in de tong. De Baucher (lepeltrens) De Bauchertrens is ook een enkelgebroken trens, maar de mechanische inwerking is anders dan van de watertrens vanwege de wijze van bevestiging aan de bakstukken en de teugels. Bij de Bauchertrens worden de bakstukken bevestigd aan de kleine bovenring waardoor het mondstuk niet kan ronddraaien. Het gevolg is dat het mondstuk in een meer verhoogde positie op de tong ligt dan bij een watertrens. Op deze manier ligt de middenverbinding tegen het verhemelte van het paard en kan het mondstuk relatief weinig bewegen, zodat het paard het moeilijker heeft om de druk van het bit te verminderen op gevoelige delen. De KK Ultra trens De losse bitringen van de KK Ultra trens geven het mondstuk de gelegenheid om neerwaarts te draaien. Omdat de middenverbinding gehoekt staat ten opzichte van de zijdelen van het
mondstuk brengt deze neerwaartse draaiing de gladde oppervlakte van de middenverbinding naar het verhemelte. Dit middenstukje blijft echter verder van het verhemelte vandaan dan de verbindingen van de enkelgebroken trensen. Teugelspanning brengt het hele mondstuk van de KK Ultra uit de buurt van het verhemelte door de tong in te drukken. Het middenstuk rolt omhoog over de tongoppervlakte als de teugelspanning toeneemt. De relatief grote afstand tussen het middenstuk van dit bit en het verhemelte, in combinatie met de gladde buitenkant van dit middenstuk, kan verklaren waarom veel paarden zich comfortabel voelen en goed op dit bit lopen. De Myler Comfort trens Er bestaat een grote collectie van Mylerbitten. Een van de bitten die bekeken werd in dit onderzoek was de Myler Comfort trens. Zoals getoond in figuur 4 komen de twee zijdelen van het mondstuk samen in een middencilinder die wel een draaiende beweging mogelijk maakt maar geen enkele notenkrakerinwerking vertoont. De röntgenfoto’s laten zien dat het mondstuk tamelijk hoog op de paardentong ligt en de neiging heeft om diep in de tong te duwen, wat betekent dat de tongspieren ontspannen waren. De ligging en hoek van het Myler mondstuk veranderde niet als er spanning op de teugels werd gezet, maar het bit bewoog weg van het verhemelte door verder in de tong te drukken. Sommige paarden die zich verzetten tegen de inwerking van een conventioneel bit, lopen goed op een Mylerbit. Deze verhoogde acceptatie kan te maken hebben met de gladde oppervlakte van de middencilinder en het feit dat de hoek van het mondstuk niet verandert als er spanning op de teugels komt, of door alle drie tegelijk. Een andere mogelijkheid is dat de relatieve onbeweeglijkheid van het Mylermondstuk het paard de kans geeft om zijn tong ertegen aan te duwen om zo de druk op de lagen te controleren. Een bit kiezen De resultaten van ons onderzoek bewijzen dat de grootte en vorm van de mondholte tussen de paarden varieert. Deze verschillen hebben waarschijnlijk invloed op het prettig ervaren van een bepaald bit door een bepaald paard. In deel 2 van mijn artikel zal ik bekijken hoe het paard zijn tong kan gebruiken om de ligging van het bit te veranderen. Figuur 1 Röntgenfoto van het zijaanzicht van een paardenhoofd. Het paard kijkt naar rechts. De gespen komen van de neusriem (links) en van het sperriempje (rechts). De twee witte stippen zijn metalen ‘markers’ die op de huid waren geplakt om de afstandsmaten in te schalen. Het paard draagt een enkelgebroken watertrens met losse bitringen, aangeduid met R, het mondstuk met M en de middenverbinding met J (joint). Let op de vorm van de middenverbinding en hoe dicht die bij het verhemelte (hard palate) komt. Het woord ‘bars’ betekent ‘lagen’ en de ‘upper premolar’ zijn de eerste kiezen in de bovenkaak, de ‘lower premolar’ zijn de eerste kiezen in de onderkaak. Figuur 2 De Bauchertrens, ook wel lepeltrens genoemd. De röntgenfoto is van opzij genomen met het Baucherbit in. De P staat voor verhemelte, T staat voor tong, UR voor de kleine bovenste ring, waar de
bakstukken aan bevestigd zijn, R staat voor de onderste ring waaraan de teugels bevestigd worden, M is het mondstuk en J de middenverbinding. Let erop dat het mondstuk hoger ligt op de tong vergeleken bij de watertrens en op de middenverbinding vlak bij het verhemelte. Figuur 3 De KK Ultra trens. De röntgenfoto is vanaf de zijkant genomen met de KK Ultra in de mond. P (verhemelte), T (tong), R (bitring), M (mondstuk) en L (het middenstuk). Let op de gladde noppervlakte van dit middenstuk dat richting verhemelte wijst. Figuur 4 De Myler Comforttrens. De röntgenfoto is van opzij genomen met een Myler Comforttrens in. P (verhemelte), T (tong), R (bitring), M (mondstuk) en B (middencilinder). Let op de gladde oppervlakte van de middencilinder, die in de richting van het verhemelte gaat en zie hoe het bit diep in de tong gedrukt wordt, zelfs zonder dat er sprake is van spanning op de teugels.
Deel 2: de inwerking van bitten en de reactie daarop In deel 1 beschreef ik de uitkomsten van een onderzoek met röntgenfoto’s over de ligging van vier trensbitten (enkelgebroken, Baucher, KK Ultra en Myler Comfort) in de mondholte van het paard. In dit deel beschrijf ik een ander facet van dit onderzoek: de evaluatie van de bewegingen van de onderkaak en tong van het paard in respons op de aanwezigheid van een bit. Gedragsuitingen met een bit in De röntgenafdeling van de veterinaire faculteit aan de Michigan State University beschikt over een techniek die fluoroscopie wordt genoemd en die het mogelijk maakt om röntgenstralen op videoband op te nemen. Dit is een prachtige techniek om te observeren wat er gebeurt binnen in een paardenmond, waar normaal gesproken de bewegingen van het bit en de tong onzichtbaar zijn. Tijdens ons onderzoek droegen de paarden een hoofdstel dat zo was aangepast dat het bit slechts een klein rimpeltje in iedere mondhoek gaf, precies genoeg om het bit prettig op zijn plaats te houden, maar niet zo hoog dat het bit een ‘glimlach’ veroorzaakte. De gecombineerde neusriem lag goed aangesloten op het hoofd van ieder paard, maar niet zo strak dat het in de huid drukte en daardoor de paarden zou verhinderen hun onderkaken te bewegen of hun monden open te doen. Ik heb de videofilmpjes op de website gezet van McPhail Chair Web. Lezers/kijkers dienen geen enkele conclusie te trekken uit de keuze van de bitten, die de verschillende gedragsuitingen gaven. De videoclips waren uitgezocht omdat ze specifieke gedragsuitingen duidelijk lieten zien en niet omdat dit gedrag typerend was voor een bepaald bit. We hebben onderzoek en testen gedaan met een brede variatie in bitten en het is mogelijk dat de foto’s bij dit deel 2 verschillen van degene die ik in deel 1 had besproken.
Gedragsuiting 1: rustige mond De paardenmonden waren rustig gedurende een groot deel van de tijd dat ze bekeken werden. Wij definiëren ‘rustig’ als de mond gesloten blijft, met de bovenrij kiezen in gesloten contact met de onderrij kiezen en met een tong die een minimale beweging toont, zodat het bit niet waarneembaar binnen de mondholte beweegt (figuur 5). Gedragsuiting 2: het rustig kauwen Wanneer de paarden rustig kauwden, was er een beetje beweging tussen de boven- en onderkiezen, maar zonder dat de lippen van elkaar kwamen. De tong bewoog, maar bleef onder het bit met de tongpunt in het voorste gedeelte van de mondholte in de buurt van de snijtanden (figuur 6). Deze manier van kauwen vindt plaats als het paard ontspannen is en het bit accepteert. Bij deze actie ontstaan kleine luchtbelletjes in het speeksel, waardoor het gaat schuimen. Gedragsuiting 3: het openen van de mond Paarden deden soms hun monden herhaaldelijk open en dicht terwijl ze hun tong onder het bit hielden en de tongpunt dicht in de buurt van de snijtanden. Deze gedragsuiting geeft een klappend geluid omdat de boven- en onderkiezen tegen elkaar komen als de mond gesloten wordt. De foto van figuur 7 laat de mond zien die wijder openstaat dan wanneer een paard op het bit kauwt. Gedragsuiting 4: het bit omhoog duwen Een paard kan zijn tong gebruiken om het bit dichter naar zijn kiezen te tillen. Soms kan hij zelfs het bit vastgrijpen tussen zijn boven- en onderkiezen (figuur 8). Op de video lijkt het mondstuk tussen de kiezen gevangen en dan plotseling losgelaten te worden. Het bit vastpakken tussen de kiezen wordt geassocieerd met het geluid van emaille op metaal. Soms kun je het bewijs van dit vastpakken zien aan de beschadigingen op het mondstuk. Gedragsuiting 5: het terugtrekken van de tong Een paardentong is erg beweeglijk en heeft behoorlijk wat vrijheid om zich heen en terug onder het mondstuk van het bit te bewegen. Paarden trekken soms hun tong terug, waarbij ze het voorste deel van de tong richting de kiezen trekken. Het terugtrekken van de tongpunt vanonder het mondstuk is makkelijk waar te nemen op de video’s. De tong kan zo ver worden teruggetrokken dat deze totaal verdwijnt uit het voorste gedeelte van de mondholte (figuur 9), zelfs zonder dat het paard zijn mond opent. De spieren die de tong terugtrekken, zijn verbonden van de tongbeentjes, die gestabiliseerd worden door spieren aan de onderkant van de hals, die lopen vanuit de tongbeentjes naar het borstbeen. Geen wonder dat het terugtrekken van de tong geassocieerd kan worden met spanning in de spieren aan de onderzijde van de hals. Gedragsuiting 6: tong over het bit Geen van de paarden uit dit onderzoek deed zijn tong helemaal over het bit. Op verschillende momenten en bij verscheidene paarden welfde het grootste deel van de tong zich toch over het mondstuk en vormde zo een kussen tussen mondstuk en verhemelte (figuur 10). Dit gedrag werd behoorlijk vaak waargenomen en kan een manier zijn voor paarden om hun verhemelte te beschermen tegen een pijnlijke druk van het bit. Slikken met een bit in
Er is een discussie geweest over de mogelijkheid dat een paard in staat is te slikken met een bit in en of het type bit dat gebruikt wordt van invloed is op het gemak van het slikken. Om te kunnen slikken moet een paard de gelegenheid hebben om zijn tong te bewegen en terug te trekken. Onderzoekers hebben de vraag gesteld of de aanwezigheid van een bit de tongbeweging hindert en het slikken tegenhoudt. In het McPhail onderzoek gebruikten we een endoscoop om de bewegingen van het strottenhoofd vast te leggen terwijl de paarden op een lopende band galoppeerden met het hoofd afgebogen. Analyse van de videobanden toonde aan dat er een heleboel variatie was tussen de twaalf paarden wat betreft de frequentie van het slikken. Maar de slikfrequentie van ieder afzonderlijk paard was hetzelfde, of ze nu een bit (enkelgebroken trens of een Myler comfort trens), een halster of een bitloze optoming aan hadden. Daarom concludeerden we dat de aanwezigheid van een bit het paard niet hindert in zijn mogelijkheden tot slikken. Een passend bit uitzoeken Er bestaat geen eenvoudige manier om het ‘beste’ bit voor een bepaald paard uit te zoeken, maar de resultaten van ons onderzoek hebben toch enig inzicht gegeven in de redenen waarom een paard zich niet prettig voelt of in verzet komt bij een bepaald bit. Laat de volgende factoren in aanmerking komen bij het kiezen van een bit: Grootte. De breedte en dikte van een bit moet passen bij de afmetingen van de paardenmond. De breedte van de mond is de afstand tussen de mondhoeken. De overeenkomstige bitmondstukmaat is de afstand tussen de binnenkant van de bitringen. Het mondstuk moet tot ruim een cm breder zijn dan de paardenmond om te voorkomen dat het bit de mondhoeken afknelt. Sommige paarden lijken enkelgebroken mondstukken niet prettige te vinden als ze veel breder zijn, omdat deze dan te laag op de tong komen te liggen. De dikte van het bit is de diameter van het mondstuk, meestal gemeten op 2-2½ cm vanaf de bitringen, op die plek waar het mondstuk over de lagen komt. Traditiegetrouw werd altijd gedacht dat een dikker bit milder inwerkte dan een dunner bit, omdat de kracht over een groter gebied wordt verspreid en daardoor minder druk uitoefent. Maar, zoals ik al in deel 1 heb gesteld, lijkt uit ons onderzoek naar voren te komen dat de mondholtes van veel paarden te klein is om dikke bitten te kunnen bevatten en dat zulke paarden beter af zijn met dunnere mondstukken. De ruimte tussen de lagen onder en boven geven bij een gesloten mond een indicatie voor de maximale dikte van het bit dat een paard kan bevatten. Je kunt de grootte van die ruimte inschatten door de lippen van je paard van elkaar te doen en een vinger te steken tussen het tandvlees op de plek waar het bit hoort te liggen. De grootte van de tong is een volgende beperkende factor, omdat het bit de tong moet indrukken om het in de mondholte te laten passen. Een paard met een grote tong heeft meer moeite om ruimte te scheppen voor het bit, zeker als het verhemelte vlak is en niet gewelfd. De tong daarentegen is erg kneedbaar en kan vele verschillende vormen aannemen, zoals de foto’s laten zien. Type. Een bit passen is geen kwestie van ‘één maat voor iedereen passend’. Zelfs na het vaststellen van de grootte en het inschatten van de vorm van de mondholte van het paard, blijft het element van proberen en fouten maken bij het vinden van het prettigste en meest passende bit voor een bepaald paard. De paarden in ons onderzoek leken die bitten het prettigst te vinden die geen druk gaven op het verhemelte. Veel paarden liepen goed op de KK Ultra trens. Sommige paarden, die een afkeer toonden van conventionele trensen bleken meer tevreden te zijn met een Myler Comfort trens; maar dat laatste kan te maken hebben met de andere inwerking door de draaiende beweging van het Myler mondstuk. De Nationale Hippische Federatie in de Verenigde Staten kent reglementen die de typen bit beperken die toegelaten zijn voor de erkende dressuurcompetitie op nationaal niveau en deze
reglementen zijn onderhevig aan herziening en verandering. Controleer de huidige reglementen van je eigen Nationale Hippische Federatie voor je investeert in een nieuw bit. Figuur 5: Rustige mond. De mond van het paard is gesloten, zoals te zien is aan de geslotenheid van de snijtanden onder en boven (IT) en van de kiezen (CT). De tong (T) die er grijs uitziet op de foto vult de hele mondholte aan de voorkant van het mondstuk van het bit (M). Het paard kijkt op de foto naar rechts. Het verhemelte (P) en de bitringen (R) zijn aangegeven.
Figuur 6: Op het bit kauwen. De donkere ruimte tussen de snijtanden boven en onder (IT) laat zien dat de mond een beetje openstaat terwijl het paard rustig kauwt. De tong (T) is te zien onder het mondstuk (M) en ervoor in het voorste gedeelte van de mondholte.
Figuur 7: Het bit omhoog duwen. De tong (T) wordt gebruikt om het bit op te tillen zodat het mondstuk (M) dichter naar de kiezen (CT) komt. De donkere ruimte tussen de snijtanden laat zien dat de paardenmond openstaat.
Figuur 8: Het bit vastpakken tussen de kiezen. Dit plaatje is een close-up van de kiezen (CT), waarop te zien is dat het mondstuk tussen de boven- en onderkiezen wordt vastgehouden. De paardentong is niet zichtbaar op deze foto. De linker- en de rechterbitring (R) lijken vervormd, maar dat komt omdat de close-up een beetje scheef gemaakt is. Figuur 9: De tong terugtrekken. De tong (T) is teruggetrokken onder het bit zodat alleen het topje nog zichtbaar is. De mondholte ziet er donker uit, omdat die leeg is, vanwege de teruggetrokken tong.
Figuur 10: Tong over het bit. Het middelste gedeelte van de tong (T) staat bol over het mondstuk (M) heen en vormt een kussen tussen het mondstuk en het verhemelte (P). De tongpunt is niet verplaatst over het bit.
(Volgens mij verkeerde foto, namelijk dezelfde van nr. 9.MC)
Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt dankzij een gift van de U.S. Eventing Association. Het onderzoek is uitgevoerd door Dr. Jane Manfredi, toen zij werkzaam was aan het McPhail Centrum. Hilary Clayton is een wereldbekende expert op het gebied van de biomechanica en de conditietraining van paarden. Ze houdt zich bezig met onderzoek bij dressuur- en sportpaarden. Deel 1 gepubliceerd in december 2005 en deel 2 in mei 2006. Vertaling: M. Calkoen