Bis dc nacht komt,
DRUKKERIJ KOTTIN3. AMSTERDAM 2725.
-
-
'V
Vereeniging ,,HULP VOOR ONBEHUISDEN". Goedgekeurd bij Koe. Besluit van 30 Aug. 1904, Staatsblad No. 222.
AMSTERDAM.
DIRECTEUR: T. JONKER, Hoofdkantoor: 2e Const. Huijgensstraat No. 35. (Oud-Buitengasthuis).
Telefoon No. 5353.
gh HET BESTUUR: J. F. L. BLANKENBERG, Voorzitter. Dr. C. W. JANSSEN. Mr. J. G. SCHÖLVINCK. A. J. MENDES DA COSTA. J. H, VAN EEGHEN.
F. RENÉ VAN OUWENALLER, Penrnngmeester. Mejuffr J. P. REIJNVAAN. W. H. VAN ZANTEN, Jr., Ringkade 14, Secretaris Mr. C H. GUEPIN, Roomer VissoherSt, aal 3 Se.rretarj.
L -,
1 ..1 11 1 1 behoe Denoerte te om den eecis een geruimen tijd gevoelden wij cie f
..J arbeid onzer Vereeniging onder de aandacht te brengen van het Nederlandsche publiek, waardoor meer bekendheid met den omvang en de strekking kan worden verkregen. Na rijp beraad zijn wij gekomen tot de uitgaaf van dit boekje. Wij doen dit in vol vertrouwen, dat, wanneer meer kennis wordt gemaakt met onzen arbeid, wij in de toekomst ook op meer medewerking en steun kunnen rekenen. Moge dan dit boekje daartoe bijdragen, dat de arme onbehuisden, de verwaarloosden en zij die zonder steun zouden verzinken, in U, die dit hoekje leest, een Vriend of Vriendin zullen vinden. Namens het Bestuur
T. JONKER. DIRECTEUR.
3 zoodat men geen bekend dronkaard, geen verachtelijk wezen, geen oudgevangene in dienst nam. Vroegen ze om hulp en steun, ze werden afgewezen: men gaf niet aan bedelaars! Er moest dus werk zijn om brood, kleeding en onderdak te verdienen. Er moesten vrienden zijn die leiding wilden geven aan het verloren leven van den armen tobberd, die steun wilden bieden bij verleiding. Er was een groot aantal vrouwen die in ontucht en dronkenschap Als dan de avond daalt en de nacht komt en men zwerf t dan door de straten zonder tehuis, zonder geld met een leege maag, wat zijn de ver-
hun leven verwoestten. Gehuwde vrouwen die, doordat zij door hun mannen waren verlaten hun kinderen deden voortleven in voortdurende
zoekingen dan sterk en wat heeft de mensch dan een wilskracht noodig om eerlijk te blijven. Wat wordt dan met dankbaarheid aanvaard de hand ter hulpe en redding toegestoken.
ikwijls hoor ik van menschen, die nog zoo weinig begrip hebben van onzen arbeid. Wat doet toch die Vereeniging: Hulp voor Onbehuisden in Amsterdam? ik zou deze vraag eenvoudig kunnen beantwoorden met artikel één van onze statuten: ,,De Vereeniging draagt den naam ,,Hulp voor Onbehuisden". Zij is gevestigd te Amsterdam en stelt zich ten doel in de gemeente Amsterdam aan hen die van huisvesting verstoken zijn tijdelijk onderkomen en zoo mogelijk verdere hulp te verleenen tot het voorzien in eigen onderhoud." Dit zou dus het antwoord kunnen zijn op die vraag, ik zou echter tekort doen aan den arbeid wanneer ik niet uitvoeriger het doel en de werking der Vereeniging beschreef. In onze groote stad met ruim een half millioen inwoners waren een groot aantal armen, mannen en vrouwen zoowel als kinderen, die moesten derven, Wat anderen bezitten, die medelijden verdienden, en verachting ontvingen. Ze zwierven rond zonder voedsel, zonder voldoende kleeding, zonder onderdak; werk om het hoogst noodige te verkrijgen, konden zij niet vinden. Door bijna iedereen verstooten, doolden zij als paria's langs wegen en straten. Zij hadden geen doel, geen toekomst, geen vooruitzicht eens te worden opgeheven uit het slijk waarin ze dag in dag uit leefden en steeds dieper verzonken. Daar waren mannen, ouderen en jongeren van jaren, die door slechte opvoeding, misbruik van sterken drank, voortdurende verleiding, in de gevangenissen terecht kwamen, om zoodra ze die weer hadden verlaten, er weer terug te keeren, want niemand wilde met hen te doen hebben. Vroegen ze om werk, men wees hen af: daar 'WOO tmmet'e lekoenlijke rnenchen genoeg, die werk noodig hadden,
I
-
Het oude Buiten-Gasthuis.
ellende en armoede. Door ieder verlaten, door bijna ieder met den vinger nagewezen, moesten zij verloren gaan. Er was ook een groot aantal kinderen aan verwaarloozing ten prooi, opgevoed om te stelen, die nacht op nacht een schuilplaats moesten zoeken, om na een ellendige rust den dag, dien langen dag, weer te beginnen zonder tehuis, zonder verzorging. Moesten deze kleinen boeten voor de zonden hunner ouders? Was het billijk tegenover de arme verwaarloosde kinderen om hen te laten zwerven, en was het voor de samenleving geen zorgwekkende zaak als men aan de toekomst van al deze kleinen dacht? Dit alles werd door ons gevoeld de nachten op straat doorgebracht,
5
enkele bezoeken op de politie-bureaux, gaven ons de overtuiging, dat voor al deze ongelukkigen in Amsterdam niet, laat staan voldoende
naar de andere, nu eens werkende, dan weer zijn brood bedelende. Op zekeren dag klopte hij in zeer beklagenswaardigen toestand bij ons aan.
werd gezorgd. Toen deze overtuiging bij ons had post gevat konden wij onmo-
Hij had bijna geen kleeren aan en was onrein, haveloos en uitgehongerd. Hij werd opgenomen en na gereinigd te zijn en gegeten te hebben, werd
gelijk werkeloos blijven; wij wilden trachten onderdak aan te bieden aan ieder die daarom vroeg, wij wilden werk en brood geven aan al die
hem een slaapplaats aangewezen. Den volgenden morgen zonden wij hem naar de werkplaats. Hij gedraagt zich goed, werkt met ijver en binnen korten tijd hopen wij hem aan de maatschappij terug te geven,
ellendigen, die, zoo ze niet geholpen werden, een gewissen ondergang te gemoet gaan. Wij wilden de hand toesteken aan den dronkaard, aan den oud-gevangene, aan den zedelijk zwakke. Wij wilden de arme vrouwen en kinderen helpen, ja ieder die maar onder ons bereik kwam zou een vriendenhand vinden om ze op te beuren. Met deze schoone taak voor ons en den nood gevoelende zetten wij ons aan den arbeid. In September 1903 begonnen wij dien arbeid in eene gehuurde woning aan de Bloemgracht No. 24, het ,,tehuis" voor vrouwen en kinderen. Den eersten nacht waren reeds acht bedden bezet waarvan 2 door vrouwen en zes door kinderen; mijn vrouw en twee helpsters namen het toezicht op zich. Wij hadden in dat tehuis plaats voor 15 vrouwen. 30 kinderen en 6 zuigelingen. Eiken dag kwamen er meerdere diep ongelukkigen tot ons; door verschillende personen werden wij gewezen op gevallen van verwaarloozing van kinderen en onze arbeid werd daardoor eiken dag uitgebreider. Op den 12 November 1903 werd ons tehuis voor mannen geopend in een perceel in de Haarlemmerhouttuinen 15, waar wij den armen zwerver een tehuis aanboden, hem tevens in de gelegenheid stellende, om in de werkplaats door zijn eigen werkkracht in zijn onderhoud te voorzien. Van de zijde der pers mochten wij zeer veel waardeering en medewerking ondervinden en ook het publiek kreeg allengs een kijk op de heerschende ellende en hare gevolgen en begon onzen arbeid te steunen. Wij hadden de deuren van onze tehuizen open gezet, gaven een welkom aan al de ongelukkigen die aanklopten, ieder, man, vrouw of kind, van welke richting of godsdienst ook, werd geholpen. Om het den lezer duidelijk te maken in welke gevallen door ons werd geholpen, laat ik enkele kleine stukjes volgen door mij beschreven in een klein boekje uitgegeven in begin 1904.
waarin hij dan in zijn eigen onderhoud kan voorzien. Op zekeren morgen meldde zich op ons kantoor een man aan van ruim 30 jaar. Hij vertelde ons, dat hij eenige weken geleden wegens slapte door zijn patroon was ontslagen en door geheel Amsterdam tevergeefs werk had gezocht. Zijn overgespaarde penningen waren opgeteerd en hem restte niets anders, als wij hem niet konden helpen, dan zich bij de politie aan te melden als zijnde zonder middelen van bestaan. Gelukkig waren wij in staat den man uit zijn ellendigen toestand te verlossen door hem dadelijk in de inrichting op te riemen en van voeding en werk te voorzien. Ieder, die door ons wordt opgenomen, wordt reeds bij zijn opname onder 't oog gebracht, dat zijn verblijf in onze inrichtingen slechts tijdelijk is en dat hij, zoo gauw hij weer op dreef is, uit moet zien naar eene betrekking. Meestal komen de personen echter in zulk een ongelukkigen toestand dat zij eerst na verscheidene weken wat op verhaal komen * a
Door werkeloosheid geraakte het gezin B. in zeer treurige omstandigheden. De man werd tengevolge van te genspoed en ontberingen ziek en naar het ziekenhuis gebracht. Zijne vrouw bleef met zes kinderen geheel onverzorgd achter. Om het allernoodigste voedsel te kunnen koopen werd het eene stuk huisraad na het andere verkocht, totdat er ten laatste niets meer te verkoopen was. De vrouw, die haar zevende kind verwachtte, moest ook naar het ziekenhuis worden gebracht, alwaar het kindje spoedig 't levenslicht aanschouwde. De kinderen werden toen in het Bestedelingenhuis opgenomen. Kort daarna vverd de vader als hersteld ontslagen en zoodra dit in het Bestedelingenhuis bekend was, werden zijn kinderen bij hem terug-
Een jongeling van 18 Jaar, die reeds op zeer jeugdigen leeftijd Zijne
gebracht. Waar moest die arme man nu met zijn kinderen heen? Geen werk, geen huis, geen enkelen cent op zak en zoo liep hij met zijn
moeder verloor, werd, toen hij 12 jaar oud was, door zijnen vader verlaten en begon loan fee, ls een zwervend leven. Hij trok van de cane stad
kinderen te zwerven, totdat hij 's avonds gelukkig hoorde, dat er cane inrichting was, waar arme zwervers werden opgenomen.
6 Wij zonden de kinderen naar ons kindertehuis en hem werd een plaats in de manneninrichting gegeven. Eenige dagen daarna werd ook de vrouw ontslagen uit het ziekenhuis met een zuigeling van 12 dagen en ook zij werd direct in onze inrichting opgenomen. Zoo hadden wij dan het geheele gezin onder onze hoede en begonnen voor den man werk te zoeken. Gelukkig na eenige weken Verwaarloosd,
vond de man werk op een fabriek in de stad en begonnen we maatregelen te nemen, om dat gezin in de maatschappij terug te brengen. Met behulp van andere R. C. Vereenigingen werd door den man een huisje gehuurd en trad hij vol moed de maatschappij weer in, dankbaar dat wij hem liefderijk opgenomen en hem en de zijnen verzorgd hadden. ** *
Eenige maanden geleden werd mij verteld, dat een arme man reeds twee jaar met zijn drie kinderen zwierf. ik zocht hem op straat op, waar hij mij vertelde, dat ruim twee jaar geleden zijn vrouw gestorven was en dat na dien tijd zijn kinderen overal hadden rondgezworven; thans vertoefden zij op een zolder bij oude buren maar ook daar konden zij niet blijven. ik vroeg hem den volgenden morgen met dekinderen bij mij te komen dat drietal !onderen
: J -
,.
vOOr mij zag staan, moest ik bekennen nog nimmer kinderen in zulk een ellendigen toestand te hebben gezien. Ik zal den lezer een beschrijving van hun lijden sparen, genoeg als ik zeg, dat het heel wat moeite kostte deze kinderen te reinigen. De vader verdiende eenige centen per dag en had die voor zich zelf noodig, de kinderen leefden van hetgeen andere menschen, bijna even arm als zij zelf, hun gaven. Zij zijn nu bij ons in de inrichting, gaan geregeld school en alhoewel de onderwijzers heel wat moeite hebben om hen te onderwijzen, zullen zij toch nog wel iets inhalen van de schade door verwaarloozing aan hun opvoeding veroorzaakt. Het oudste, een meisje van 13 jaar, is begonnen het a. b. c. te leeren Reeds jaren zwierf door de straten van Amsterdam een vrouw met twee kleine jongens. Toen ik haar, eenige jaren geleden, voor het eerst opmerkte, waren de kinderen 2 en 1 jaar oud. De vrouw, verschrikkelijk aan den drank verslaafd, brengt haar tijd door of in de gevangenis wegens verschillende vergrijpen tegen de wetten Of dronken op een der politieposten. Wanneer zij in de gevangenis zit, worden de kinderen in het Bestedelingenhuis verpleegd, maar zoodra wordt zij niet ontslagen, of zij haalt hare kinderen en komt dan aan den avond van den zelfden dag, met hen, dronken op een der bureaux. De vrouw slaapt haar roes uit in het arrestantenhok en de kinderen spelen bij de agenten, totdat zij eindelijk in slaap vallen. Dit treurig spel heeft zich verscheidene malen herhaald tot dat een der Commissarissen van Politie, begaan met het ellendig leven, waaraan deze kinderen waren prijsgegeven, zich hun lot aantrok. Door zijne tusschenkomst werden de kinderen eerst bij een paar vrouwen een tijdlang verpleegd en daarna 'werd het oudste kind aan onze zorgen toevertrouwd. Het jongste wordt thans in het gasthuis verpleegd, maar ook voor hem is na zijn herstel een plaats in onze inrichting. De moeder leidt nog steeds haar zwervend leven; men ziet haar nooit ander , dan in beschonken toestand, achtervolgd door een troep kinderen, die haar plagen en uitjouwen, totdat een agent van politie haar weer opbergt; gelukkig echter zijn de beide kinderen aan dat ellendig leven onttrokken
1
• .
-
y•'
'
-;
-
,
-
De twee laatste gevallen geven ons nu eIken dag nog reden van blijdschap, daar deze kinderen alien zijn geplaatst en voor hun toekomst geborgen zijn. Heerlijk, te kunnen terugzien op gunstige resultaten reeds van af het begin van onzen arbeid.
Na 6,r inaandn.
.M
9
Wij begonnen al heel spoedig de noodzakelijkheid in te zien van het stichten eener vereeniging. In den zomer van 1904 was de Burgemeester van Amsterdam zoo vriendelijk een vergadering te presideeren en werden de statuten van de vereeniging door de vergadering goedgekeurd en een Bestuur gekozen. Kort daarna ontvingen wij op de statuten de Koninklijke goedkeuring en werd de naam van onze Vereeniging ,,Hulp voor Onbehuisden". In hoeverre onze inrichtingen aan de eischen voldeden, blijkt uit het feit dat gedurende de eerste zes maanden van 1904 14608 nachtverblijven gratis werden verstrekt aan onbehuisde mannen, vrouwen en kinderen en ruim 60000 maaltijden gegeven werden. in het laatst van 1904 werden de statuten in de stad rondgezonden met een oproep, lid te worden van de Vereeniging om daardoor den arbeid te steunen. De door ons verlangde steun bleef niet achterwege, en van alle kanten ontvingen wij waardeering. Het werd ons dus mogelijk gemaakt om veel goed te doen. in het jaar 1904 werden niet minder dan 31665 verpleegdagen gratis verstrekt aan 1957 mannen, 485 vrouwen en 817 kinderen. Onze ruimte was beperkt, wij konden niet altijd helpen waar wij zoo gaarne wilden en gelukkig bracht het nieuwe jaar ons verbetering aan. Het oude Buiten-Gasthuis werd aan onze vereeniging afgestaan en in Maart 1905 met de restauratie van het gebouw een aanvang gemaakt. Waren toen enkele stadgenooten, die een warm hart hebben voor de armen, niet zoo vriendelijk geweest ons geldelijk te helpen, dan was er van de vertimmering, zooals die is geschied, niets gekomen. Wij waren nu in staat gesteld onze taak nog wat ruimer op te vatten; niet alleen was het ons nu mogelijk het zwervende en verwaarloosde kind te helpen, maar ook strekten wij onze hand uit naar het kind dat dreigde verwaarloosd te worden. Kinderen waarvan de moeder tijdelijk naar een ziekenhuis moest en waar de vader of geen werk had en zoodoende niet voor de kinderen kon zorgen, of door zijn werk verhinderd was zulks te doen. In het laatste geval moest de vader iets bijdragen tot onderhoud van zijn kinderen. Uit een boekje in 1905 door ons uitgegeven haal ik het volgende aan. ,,Onze inrichting is dan ook voor een zeer groot aantal kleine zwervers of zwerfsters een ware toevlucht geworden. Wij helpen altijd onverwijld het zwervende kind, komende met den vader, de moeder of alleen. Is er treuriger toestand denkbaar dan een zwervend kind, geen tehuis hebbende door welke omstandigheid ook in geen geval zijn eigen schuld misschien wel de schuld zijner ouders ? Maar het kind, het onschuldige wicht kwam ongevraagd op deze wereld:
-
-
en het is dit kind, dat ons aller liefde noodig heeft; want een volk, dat de kinderen zijner armen armen al of niet door eigen schuld in onreinheid en bandeloosheid laat wegzinken of tot allerlei ondeugden laat vervallen, ondermijnd zijn eigen leven. De kinderen verdienen altijd hulp, wie of wat de ouders ook mogen zijn. De kinderen hebben recht op ons medelijden, want wij moeten hun de gelegenheid geven om te toonen wat zij willen, en die kans moet zijn in eene reine omgeving, niet op straat zwervend van den eenen dag in den anderen. Wij helpen het kind der ongehuwde moeder, den verstooteling der samenleving; wij nemen echter dit kind niet alleen, maar altijd met de moeder, opdat deze voor haar zuigeling kunne werken. Verdienen deze arme verschoppelingen niet onzen steun en liefde? Ons antwoord is: ja, zij verdienen die ten volle in elk geval de zuigeling, het zich van niets bewuste leven; dit kind kan een zegen voor de moeder worden, als het blijft leven; het kan haar behoeden voor een tweeden misstap. Tevens leert de moeder voor haar kind werken en zorgen. -
Wij helpen de kinderen van den dronkaard, die, na moeders dood, het leven voor Zijne kleinen tot eene hel heeft gemaakt: die zijn kroost laat slapen in een ledige woning, op een zolderkamertje waar geen huisraad meer is: die alles vernielt, en waar hij zelf nog dagelijks komt, om zijn roes uit te slapen, of zijne kinderen te mishandelen. Wij helpen kinderen over wier lot zich niemand ontfermt. Zij worden onze kinderen, voor wie wij leven en die wij liefhebben. In 1905 vermeerderde het aantal kinderen dat door ons geholpen werd, dagelijks. Het aantal verpleegdagen in dat jaar beliep 53070. De inwerkingtreding van de kinderwetten maakte onzen arbeid weer uitgebreider, want nu werden ook door Voogdijraden de verwaarloosde kinderen tot ons gebracht, waarvan de ouders tijdelijk, hangende het geding, uit de ouderlijke macht werden ontzet. Die samenwerking bracht heerlijke resultaten. Ik laat uit dien tijd enkele verhaaltjes volgen: het eerste stukje werd geschreven door den Heer S. Slooten, thans ambtenaar bij de toepassing der Kinderwetten.
CZED
II 8 maanden zwangere vrouw, nog 7 dagen per week van 's morgens 8 tot s avonds 8 uit werken gaat, om de huishuur te kunnen betalen en om haar kinderen van brood te voorzien? Dat deed zij, omdat
EENE AANKLACHT.
de man en vader wegliep, of te lui was om te werken en soms haar nog het weekgeld ontstal om aan zijn drankzucht te kunnen voldoen . En toch staat zij schuldig bekend en heeft de omgeving haar gebrandmerkt als eene slechte moeder. 0, die arme kinderen! Veel,
De mensch die gebrek leidt, verliest ook zijn gevoel van eigenwaarde, dat is de verschrikkelijke uitwerking der armoede en een algemeene ramp."
k heb ze gekend, toen zij jong was, buiten op haar dorpje, toen zij nog ter school ging, een zwartiokkige krullebol, met blozende wangen en donkere kijkers; het troetelkind van hare grootmoeder, die, goedhartig van aard, hare eigen dochter en kleinkind zorgeloos heeft grootgebracht. Ik heb haar zien heengaan met hare ouders nadat land, hofstede en vee, wegens achteruitgang waren verkocht naar Amsterdam, het einddoel van tal van menschen die elders niet kunnen slagen. Maar ook hier liep het mis; de melkstand, duur gekocht, verliep en toen zijn zij arm geworden. . . .
Nog hoor ik mijn moeder zeggen, toen zij dat gezin eens had opgezocht: ,Kinderen, spiegelt je aan die menschen en schuwt een arbeidzaam leven niet !Daarna heb ik haar op 't terrein van armenzorg ontmoet, ruim 7 jaar geleden, 25 jaar oud; toen was zij reeds ,,eene verlaten vrouw" met een 4-tal kinderen. Arm was zij en slordig, maar niet slecht, en .....daarna heb ik haar uit het oog verloren, omdat zij niet kwam vragen en haar man nu en dan eens terug was gekomen.
Kleine W
hier, hier was het toppunt bereikt. Armoede! hoe dikwijls o mhaiigI ge de ziel met lompen of berooft ge haar van datgeen, wat verwarmt of versiert; en hier zag ik kinderen omhangen met die lom pen, wriemelend van ongedierte in eene omgeving verdierlijkt er vervuild, kinderen zoo goed alt -
naakt
in een donker hok, da
eene kamer moest heeten, achter ir eene lange sombere gang, zondei
licht en lucht, rondkruipende in hur
Thans heb ik haar weer gezien en moeten aanspreken als eene vrouw, die niet waardig is moeder te zijn. En toen neen slecht is zij niet, hoe diep ook gevallen. 0, had
eigen vuil, kinderen, van 2 en jaren oud, met open wonden liggende op een handvol stroc en lompen, die krioelden var onrein .....
die vrouw haar nood durven klagen, en afstand kunnen doen van dien lagen en laffen dronkaard en vrouwenbeul, niet waard den naam van
Armoede, hoe somber zijn uwe uitwassen !
vader te dragen neen, dan zou het zoo niet zijn gegaan! Zij was slordig, vuil, en scheen al 't gevoel van moederliefde te hebben afgelegd; maar lui, te traag om voor haar brood te gaan werken, neen, dat was zij niet. Of getuigt het niet van werkkracht als eene tengere,
En gij, wegloopende huisvaders, wat zijt gij wreed en
. . . .
zeer veel heb ik op 't terrein van armenzorg reeds ontmoet. Ellende, allerlei misdadige en droeve tafereelen van armoede; maar
misdadig; en er is, helaas, geen wetsartikel om u te treffen!
Na drie maanden.
12
13
Ontzet hen uit de ouderlijke macht: zij lachen u uit! Spreek hen toe: zij luisteren niet! Zeg hun, dat zij niet waardig zijn om vader te wezen! 0, bittere ironie, voor hen heeft het vaderschap geen waarde! Voor zulke misdadigers en vrouwenbeulen zijn wellust en drankzucht de eenige begeerten; liefde, verantwoordelijkheid, gevoel en ouderplichten kennen zij niet. Gelukkig het land waar de voogdijwetten het mogelijk makn om althans de kinderen voorloopig te redden, maar bovenal gelukkig, als men met goeden wil, in een spanne tijds dergelijke verwaarloosde en onreine kinderen, die door de ellende het lachen hadden verleerd, kan zien omtooveren in heldere, opgewekte, vroolijke kinderen. Dit toonde de Heer Jonker, Directeur van ,,Hulp voor Onbehuisden", te kunnen, die hier, toen slechts én ,,noodsein" kwam, ter redding uittoog en zoo dat vijftal kinderen indien God wil bewaren kan voor algeheele ,,stranding". En nu die moeder......'k heb haar gekend, toen ze klein was, in weelde grootgebracht, verre van 't leven eener groote stad, bloemen plukkend in de weide. En thans stond zij weer voor mij, ondergegaan in modder en vuil, afgebeuld, gesloopt naar lichaam en ziel, nog met een spoor van liefde in het hart voor haar slechten man, maar die met en door hem geworden was .....eene onwaardige moeder. Arme vrouw, hoe pijnlijk trof het mij u zoo te moeten spreken, en hoe diep gevoelde ik uw smartkreet, toen u uitriep: ,,Ben ik dan alleen schuldig? U weet toch dat ik niet slecht ben !" Schuldige moeder, die moederliefde zat bij u niet diep en is verminderd door de ellende in uw lot en leven. Maar schuldiger is hij, die thans nog Vrij en frank daarheen loopt, als ware hij geen vader van dat vijftal kinderen, en toch zooals het nu staat, door den strafrechter niet kan worden vervolgd. Die leemte is in onze strafwetgeving zoo sprekend, dat eene aanklacht als deze, in 't belang van ,,verlaten vrouwen en kinderen" niet luide genoeg kan worden uitgeroepen, en wordt zij daarom in hoofdzaak gericht tot hen, die geroepen zijn 's lands wetten te verbeteren. -
-
Kleine W., bijna 3 jaar oud, totaal vervuild en verwaarloosd, is zelfs nog niet in staat om te loopen; alleen zijn hoofd is ontwikkeld, maar zijn rugje door altijd zitten, verkromd. Met ongedierte bezaaid en juist zooals op het plaatje, is hij door den Voogdijraad tot ons gebracht uit een van de achterbuurten dezer stad. Hij is, helaas, een van de velen, die nog in onze stad voortleven, overgegeven aan alle denkbare
ellende. Toen hij door de zuster in een lekker warm bad werd gewasschen, heeft hij zoo verbazend geschreeuwd, dat men bijna zou denken dat het kind al zijn leven nog nooit water gezien had. Ook van hem geven wij U thans een photo, op vorenstaande pagina, waaruit U kan zien wat enkele weken verzorging reeds voor dezen armen kleine heeft uitgewerkt. 4 Kinderen S. Moeder eene lijderes, aanhoudende bloedspuwingen, kan het zijn, moet naar eene inrichting tot herstel van krachten en tot herstel van gezondheid. Zij kan echter niet gaan, tenzij hare kinderen verzorgd worden, want zij heeft altijd voor hare kinderen gewerkt, omdat haar man niet voldoende verdiende. Bij ons werd aangeklopt, hoe lang de ziekte van de moeder duurt, is onbekend, maar daar wij de kinderen opnamen, kan zij gerust en kalm haar hoofd neerliggen in het bewustzijn: mijn kinderen worden goed verzorgd. De vader betaalt enkele guldens per week als tegemoetkoming in het onderhoud van de kinderen. -
D. een oppassend werkman, heeft altijd voor zijn gezin gewerkt; daar welvaart heeft in het gezin altijd geheerscht, geen overdaad hij die niemand waren vaders verdiensten niet naar. De dood kwam ontziet, en nam na weinige dagen van ziekte, de moeder uit dat gezin weg. In de eerste opwelling van deelneming waren verschillende familieleden bereid om een van de kinderen mede te nemen; vooral de kleintjes zouden door hen worden opgevoed. Na enkele maanden heeft de weduwnaar al zijn kinderen weer thuis; zij waren te lastig, die kinderen, en de deelneming was niet meer zoo groot. Toen begon voor den armen vader het bittere lijden; terwijl hij naar zijn werk ging, moesten de kinderen worden overgelaten aan het oudste zusje, dat geen gezag had over de jongens, en zoodoende waren zij de meeste uren van den dag op straat, verzuimden de school en groeiden op, geheel buiten vaders schuld, voor niet veel goeds. Deze mannen kunnen geen huis~ houdsters nemen, daarvoor is hun weekgeld te klein. In weeshuizen worden deze kinderen niet opgenomen, en toch zijn zij o, zoo diep te beklagen. Toen deze vader tijdelijke opneming vroeg voor zijne kinderen en tevens van zijn weekloon afstond wat hij missen kon, hadden wij geen vrijheid deze kinderen te weigeren. Zij zouden immers totaal loozen als niemand zich hunner aantrok, tijdelijke verzorgers zijn wij dus van deze soort van kinderen. Wij ondervinden, dat hier een verbazend groot arbeidsveld is, -
-
:
.
,li
t
j'7
Na goede verzorging.
ouw. 1 CL
ew
.i -4
5111
j
Bij opname (Eene aanklacht).
I
I
r
-
I
1 .'f: ~1
6
waarvan de omvang alleen kan worden begrepen door hen, die zich de moeite geven om eens geregeld de volksbuurten te bezoeken, en den velen kinderen die op straat zweven te vragen hoe het komt dat zij niet gezellig thuis zijn. Velen van die kleinen zullen U dan antwoorden, dat sinds moeder dood is zij geen gezellig thuis meer hebben. De kleine over wie ik thans schrijf, behoort niet tot de gelukkigen en bevoorrechten, evenmin als al de anderen die in ons huis zijn opgenomen. Nooit een eigen wiegje gehad te hebben, zich geen plekje te kunnen herinneren, hetwelk in later jaren thuis genoemd kan worden, en reeds van de eerste oogenblikken moederliefde, dien rijksten en grootsten schat, te hebben moeten derven, is voorzeker treurig, ja, diep tragisch. En dit is de toestand der kleine B., met hare donkere kijkertjes. Moeder overleed in het gasthuis en maanden lang werd kleine B. met de meest teedere zorg en koesterende liefde door doctoren en zusters verpleegd en in het leven gehouden. Maar na 12 maanden moest zij, hoe noode ook, plaats maken voor een ander. De vader maakte absoluut geen aanspraak op het kind, en had blijkbaar vergeten, dat bij het heengaan zijner jonge vrouw nog een kleine, wier leven haar leven had gekost, achterbleef. Het kind naar vader sturen, zou wel een wettige daad geweest zijn, maar hoe kan men, na alle zorg aan zulk een kindje besteed te hebben, het overgeven in onverschillige handen? Men klopte bij ons aan, en zoo kwam zij in November 1905 bij ons. Thans is de vader ontzet, en zal B. weldra van ons heengaan. Wij hopen naar een gezin, waar geen kindervreugde gekend, en toch zoo gewenscht wordt en waar zij het zonnetje van 't huis zal worden. Ik zou zoo door kunnen gaan bladzijden te vullen met de meest uiteenloopende verhalen van ellende; de voorgaande zullen wel genoeg zijn om U een blik te doen slaan in hoeverre wij voldeden aan onze roeping: de ellendigen te helpen. In 1906 waren de verpleegdagen 92281
1907 1908 1909
,,
,,
,,
,,
121435 140845 147946
Elk jaar is het aantal dat door ons geholpen kon worden vermeerderd en de gevolgen van onze hulp zijn dan ook duidelijk zichtbaar.
b bom
.1 -
• •-
__
—.
__ ~«i
E
1
•;
•-
L,--
__I.t ffi k
1 _-—
19
Wij helpen, zooals U reeds uit voorgaande regels is gebleken, eiken man of vrouw die bij ons aanklopt om hulp. Zoolang er eenbed over is en de aanvrager of vraagster bereid is de reinigingskuur te ondergaan. Ieder gaat dus bij aankomst in het bad en 's nachts worden de kleeren gereinigd; het is zeker onnoodig te zeggen dat dit laatste ook erg noodig is. De arme zwervers komen dan ook uit verschillende plaatsen van ons land om voor een nacht onderdak te vragen, niet zoo zeer omdat zij dat ook niet ergens anders konden krijgen, maar meestal om weer eens goed te worden gereinigd, ik geloof, de lezer zal het met mij eens zijn wanneer ik zeg dat dit een zegen is voor geheel Nederland. Mannen en vrouwen worden weer in de maatschappij teruggevoerd. Ons huis is maar een doorgang, zij komen onrein, afgetobt, uitgezworven en uitgehongerd. Zij gaan rein, uitgerust en wel doorvoed weer verder. Velen gelukt het om met een goeden wil en steun van onzen kant weer bij vernieuwing een ander leven te beginnen.
ik zijn geschiedenis reeds kende, vroeg ik hem ze mij nog eens onder het genot van een kop thee te verhalen, opdat ik haar ook in het Maandblad zou kunnen oververtellen. ik laat hem dus nu zelf aan het woord. Met genoegen voldoe ik aan Uwen wensch en hoop van harte dat mijne geschiedenis velen moge prikkelen tot het blijven geven van hun onmisbaren steun aan Uwe schoone instelling. Het was den 7 Augustus 1905 dat ik op een Maandagmiddag uitgeput van vermoeidheid en ontbering onderdak vroeg aan U op Uw kantoor, destijds aan de Haarlemmerhouttuinen. ik was den 4en Juli in een vlaag van zenuwachtigheid, een uur nadat mijn betrekking tegen den 31'n Juli was opgezegd, terwijl mijn patroon beloofde, ook na mijn officieel ontslag mij met geringere werkzaamheden een kans te geven, op mijn gemak naar een andere betrekking te zoeken, toch heengegaan, had van de 1 3.— die ik in mijn portemonnaie had er f 2.— op den schoorsteenmantel van mijn huiskamer voor mijn vrouw neergelegd, mijn twee lieve kinderen, waarvan de oudste nauwelijks 4 jaar was, goeden dag gezoend en heftig
Hoeveel gezinnen worden niet weer hereenigd. Gezinnen die jaren ongelukkig zijn geweest, misschien door een misverstand of door werkloosheid gescheiden, komen dan weer gelukkig samen. Een enkele greep uit de vele wil ik hier neerschrijven.
bewogen, zonder iets te zeggen, heengegaan ......met het doel om mij te verdrinken. Ik woonde destijds in den Haag en liep 's middags naar Rotterdam. Ik stond 's nachts aan den Maasoever, vijf- zesmaal stond ik op het punt den sprong te wagen, doch ik waagde hem niet, ik bracht den
Een gelukkig gezin is zeker dat van een onzer oud-verpleegden, een jongen man, die geen gelegenheid laat voorbijgaan, mij zijne dankbaarheid te komen betuigen.
nacht half wakende door in portieken van groote huizen en doolde dagen door Rotterdam, aanvaardde te voet de reis naar Antwerpen, en leed honger. ik zat nog al knap in de plunje, doch verkwanselde onderweg een boord, een das, een manchetknoop voor een stuiver of een stuk
Zoo ontving ik verleden week Woensdag een briefkaart met den volgenden inhoud: Hooggeachte Heer, Het komt mij voor dat het U zal verheugen te vernemen, dat ik Weer met 1 October I.I. f 3.— per week verhooging heb ontvangen. Bij al Uwe teleurstellingen in verschillende personen zal mijn loopbaan, op 28 October 1905 begonnen met f 6.— per week en nu 1 October 1908 op f 15.— per week UEd. zeker bemoedigend stemmen. Vriendelijk groetend, Uw toegen. dw. dn. De vriendelijke lezer of lezeres begrijpt, dat zulk een briefkaart een lichtpunt is te midden van zorgen en moeilijkheden, ik schreef den jongen man een briefje of hij mij weer eens wilde bezoeken en hoewel
brood. In Antwerpen waren de Belgische Onalhankelijksfeesten in vollen gang en sliep ik overdag in de groote weilanden bij de forten; 's nachts liep ik over de straten, omdat de nachten koud waren. Nergens kon ik werk bekomen, omdat mijn handen maar al te zeer toonden, dat ik geen zwaar werk gewend was. Ik leed hevigen honger en er is een tijdstip geweest, dat ik in geen 4 dagen iets anders dan het drinkwater uit de fonteinen heb gedronken. Drie weken leefde ik zoo en werd mijn gevoel verstompt. Bovendien was ik gewend om een bril te dragen en had ook deze verkocht, zoodat ik ook niet veel kon zien en alles dof voor mij was. Teneinde raad meldde ik mij bij den Hollandschen consul aan en deze heer was zoo vriendelijk mij een spoorkaartje naar den Haag te geven. In den Haag aangekomen, durfde ik niet naar huis terug in den toestand, waarin ik mij bevond en vertrok wederom te voet den avond van den 2' Augustus over Utrecht naar Amsterdam, een reis
20
21
die door uitputting tot den 6 Augustus duurde: 's Zondagsochtends verkocht ik in Amsterdam nog mijn jas en vest voor f 1.— en kocht een jasje voor een dubbeltje. Voor het geld ging ik eten, kocht broodvoorraad en ging op weg naar Kudelstaart, waar aan de forten werk was te vinden. 's Nachts
licht door lotgenooten, op den weg gesproken hebbende, in den laten middag bij U aan. Er waren te veel menschen reeds zeide U, maar ik moest maar naar beneden gaan en wat gaan eten en slapen en dan kon U den volgenden dag verder zien, wat met mij aan te vangen. Eindelijk lag ik
4
.4 .
:•
-7
;.,
I
F
kwam ik aan en om 4 uur was ik present, maar het werk was le zwaar zei de baas en hoe ik ook smeekte, het eens met mij te probeeren, hij begon er niet aan. Zoo opgewekt als ik begonnen was dien dag, zoo moedeloos was ik nu en ik haakte naar onderdak. ik liep den ganschen weg terug en kwam, na weer den honger voelende komen en voorge-
dien nacht weer eens onder een dak, ik, van jongsaf nooit van huis geweest, had nu vijf weken onder den blooten hemel doorgebracht. Toch was ik in die dagen versuft door de doorgestane ellende. En ik deed gewillig al het werk, dat mij in ruil voor de uitmuntende ligging en het goede voedsel werd opgedragen. In Uwe inrichting leerde ik mij weer
22
23
mensch gevoelen en natuurlijk dat ik ging lijden bij de gedachte aan huis. Ik had U nimmer durven zeggen, dat ik getrouwd was en U vroeg mij meermalen deelnemend, of ik niet eens aan wat anders zou denken, want als ik zoo stil bleef, vreesde U voor de gevolgen, die zulk een toestand op mijn geest zou uitoefenen, ik besteedde mijn zakgeld van een kwartje zoo goed mogelijk, met een medehuisgenoot was ik voor een dubbeltje op een courant geabonneerd en stelde weer belang in de dingen van den dag. Met alle verpleegden kon ik het goed vinden en was hun raadsman in menig oordeel. Ik solliciteerde druk en op een regenachtigen Zondag, toen ik van morgens vroeg tot 's avonds had gedomineerd met de anderen, gaf U mij het Nieuws van den Dag en wees mij een kleine annonce aan. Is dat niet iets voor je? vroeg U en ik schreef er op en het gelukte mij voor f 6.— per week op een kantoor te komen. Ik had juist een maand te voren van den Heer van Delden van het Rokin een splinternieuw costuum gekregen, omdat ik bij mijn werkzaamheden voor Uwe inrichting op de kleermakers-tentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt (Sept. 1905) zoo mijn best gedaan had. Met dat costuum was ik keurig gekleed en dat heeft denkelijk het Zijne er toe bijgedragen dat ik aangenomen werd. ik deed mijn best en kreeg op 1 Januari 1906 f 2.— verhooging (dus reeds 2 maanden later). Op dien zelfden in Jan. besloot ik na hevigen strijd, vergiffenis aan mijn familie te vragen en telegrafeerde ik aan mijne ouders: ,,God zal alles wel maken". En die profetie is bewaarheid geworden, de Heer heeft alles wel gemaakt. Van af dien dag is mijn maatschappelijke vooruitgang gestadig geweest. De verzoening met mijn familie volgde spoedig. Hoe gelukkig waren mijn ouders en hoe dankbaar waren ze U dat gij U het lot van hun zoon hadt aangetrokken. Mijn vrouw had zich op heldhaftige wijze, gesteund door edele dames en door eigen arbeid, door het leven heengeslagen' Ik woonde hier op een kamertje en droeg van mijn f 8.— verdienste iedere week f 2.— aan mijn vrouw af en dit kon ik doen omdat U, ook na het verlaten der Inrichting, uwe zorgen aan mij bleef wijden en mij in mijne kleeding zoo vriendelijk tegemoet kwam. Dit duurde zoo tot October, toen het belang der kinderen medebracht mijn huishouden vóór den barren wintertijd weer te vereenigen. Ik ging zoo den winter tegemoet en door de goede zorgen van de dames uit den Haag, die zoo edel voor mijn vrouw hadden gezorgd, leden wij geen gebrek.
Op den in Januari 1907 vertelde mijn patroon mij, dat ik weder
f 100,— verhooging ontving en daar ik hem nog nooit had durven zeggen, dat ik getrouwd was, uit vrees ontslagen te zullen worden, kwam het hooge woord er toen uit, en was het antwoord van mijn patroon: een zwijgende handdruk als blijk van zijn medegevoelen met mijn zorgen.
Na dien dag klom mijn gelukszon hooger en hooger en werden er middelen beraamd dat ik zonder schulden kon blijven. Wat die middelen waren weet u en wilt u zeker wel niet mecledeelen. daar anders zeer velen mijn naam zouden gissen, wat nu bepaald niet behoeft. In het kort wil ik u nog laten aanstippen, dat ik op 1 Jan. 1908 f 12,— salaris ontving, waarvan ik door verstrekte bijverdienste iedere week f 2,— op de Postspaarbank deponeeren moest en thans op 1 Oct. as. f 15,— per week ontvang en mijn spaarboekje, dan / 78,— groot, mij in staat zal stellen een behoorlijke woning te huren om door het verhuren van een voorkamer op netten stand weder goedkoop te wonen en ik mijn beide kinderen en mijn vrouw kan geven wat zij noodig hebben Geheelonthouder was ik en ben ik gebleven. Ook het rooken heb ik mij uit zuinigheidsoogpunt met een salaris van f 6,— moeten ontzeggen, wat mij een zwaren strijd heeft gekost doch waar ik mij thans best bij bevind. Ik zelf mijnheer, gevoel mij nog aan het begin van mijn loopbaan, ik ben pas 29 jaar en met hoop en verwachting op mijn toekomst, niet in mijn belang, maar voor het geluk van mijn lieve vrouw en kinderen.
4
De verleiding in de steden is groot, vooral in Amsterdam is zulks het geval. Uit alle kleine dorpjes en plaatsen komen er meisjes naar deze stad en velen helaas vinden spoedig hun verleider. Ook in deze gevallen moet er geholpen worden. Wel zijn er verschillende inrichtingen op dit gebied, maar veel te weinig naar het aantal ongelukkigen. Een klein stukje onder den titel: Zwervens moede, uit ons blad laat ik hier volgen om u een beeld te geven van het komen naar de stad. Geboren in een klein dorpje in Zeeland, verloor zij reeds op jeugdigen leeftijd haar, wier hart het warmst voor haar kloppen kon, die met het grootste geduld hare feilen kon verdragen en met onuitputtelijke liefde haar kon verzorgen en haar levenspad richten. 0, welk een ontzettend verlies lijdt toch het kind, dat vroeg zijn,moeder moet missen. Want wie zal hare plaats vervullen? Wie met
Zooals
zij kwamen.
bo 0 N t) 0 t) 0 0
0)
00
0) V 0)
z
27
26
Onze zuster sprak haar aan en bracht haar naar een der zieken-
nimmer moede wordende liefde en teederheid de zorg voor de baren op zich nemen?
huizen in onze stad, want ziek was zij naar lichaam en geest. Daar werd zij een poosje verpleegd, met versterkende middelen opgekwikt,
Als kind kan men weenen bij het grafwaarts brengen eener teedere, trouwe, liefdevolle moeder, maar 't beseffen, 't begrijpen welk een onherstelbaar verlies men lijdt, dat kan 't kind niet. Eerst als wij in later jaren, gerijpt door 't leven, en ontnuchterd door grootere of kleinere teleurstellingen, bij 't geen het leven ons leerde, zien waarvoor wij bewaard bleven zullen we slechts één vurigen wensch koesteren zoolang te mogen gespaard blijven om onze kinderen groot te zien en hen te kunnen omringen met liefde en zorg, hen te bewaren voor de vele en velerlei verzoekingen, die zoo dikwerf het pad der jeugd om-
doch moest na een beetje opgelapt te zijn weer vertrekken. Waarheen nu, arme ziel met hare twee kindertjes? De telefoon is een gemakkelijk ding en de directeur van het gasthuis had spoedig ,,Hulp voor Onbehuisden" opgebeld met verzoek om een plaatsje voor een patiente met twee kindertjes, die geen thuis had en ook niet sterk genoeg was te kunnen werken. Een uurtje later zat zij in onze vrouwenzaal en waren hare kindertjes op de afdeelingen bij de kleintjes van hun leeftijd. Wat was zij gelukkig, na 't rusteloos zwerven. nu te kunnen rusten. Ik geloof dat zij in ons huis de gelukkigste dagen baars levens doorbracht; wat vierde zij gelukkig kerstfeest, en hoe schitterde hare oogen
ringen; dan gevoelt, dan beseft men het eerst ten volle, wat 't leven ons schonk of ontnam in eene moeder. De jonge vrouw, uit wier leven ik U iets wil vertellen, was reeds vroeg moederloos. Van liefde, vriendelijkheid of iets van blijde herinnering aan haar thuis, had zij niet. Wel van koude dagen, doorgebracht in een schuur, met een halfgevulde maag en allesbehalve vriendelijke be l egeningen eener stiefmoeder, die er zeker toe bijdroegen haar leven
bij 't licht van den heerlijken, mooien kerstboom. Evenals de kleintjes, vol verrukking zag zij op naar de lichtjes en verrassing was op haar aangezicht te lezen bij 't luisteren naar de kerstgeschiedenis, die zij niet kende en hoorde van Hem, die was gekomen om de gebrokenen van
droevig en somber en haar hart koud en onverschillig te maken voor wat er van haar terecht kwam. Geleden armoede, ontberingen, kastijdingen, misten hare uitwerking niet en zwak van lichaam en versuft van
harte te heelen. Zij hield veel van hare kindertjes en was dankbaar dat zij ontvingen wat zij zelf hun niet geven kon. Werken kon zij niet; 't ging dan ook steeds achteruit, totdat ze na 2 jaar bij ons te zijn geweest heenging, we e r naar 't gasthuis, maar
geest, kwam zij naar de groote stad, met een sprankje hoop dat zij vrij zijnde, het hier wel beter zou hebben dan gindsch en immers wat had zij te verliezen?
nu om niet meer tot ons weder te keeren, 't Waren heerlijke oogenblikjes
Maar ook de groote stad met haar lichtglans en haar schijnschoon, haar danshuizen en plaatsen van zonde en verleiding bracht haar geen rust, geen troost, geen heil en voerde haar, dom, onverschillig buitenkind, slechts op het pad dat langzaam maar zeker, haar krachten sloopend, haar deugd ontnemend, haar reinheid bezoedelend, voerde naar een wis verderf. Slechte gewetenloozen, die onteerden haar en lieten haar alleen in de ure, dat zij het meest haar nabij behoorden te zijn. Maar neen, de zonde doet den mensch dalen beneden het redelooze dier, doodt alle gevoel en maakt harten hard, koud, gevoelloos als Steen. Enkele jaren tobde zij voort en trachtte in haar onderhoud en dat van haar kind te voorzien. Ongeregeld leven, ontbeering en ellende sloopten echter hare krachten en de sluimerende kiem van de verradelijke ziekte, die haar zeker vroeg grafwaarts zou voeren, woekerde reeds voort. Moede en mat, bijna zonder hoop en zonder eenige levenslust of levensmoed, vond een onzer zusters haar op een kouden Decemberavond, zittend op een stoep, een klein jongske naast haar.
als haar kleintjes bij haar kwamen en zij een poosje met hen mocht spelen. De laatste week was dit haar echter onmogelijk. Zij was benauwd en voelde zelf dat 't einde van haar treurig leven naderde. Toch was zij kalm, rustig en toen ik haar enkele uren voor haar heengaan vroeg of ik nog iets voor haar doen kon, of zij nog iets op 't hart had, dankte zij voor alles wat voor haar gedaan was en dat zij 't hoofd gerust kon neerleggen, vertrouwende op Hem, die bij haar zou blijven •
en beloofd heeft een Vader der weezen te zullen zijn. Zoo ging zij heen en ook wij dankten voor 't lichtstraaltje dat wij hadden mogen brengen in dat donkere leven. Ik zou voort kunnen gaan met beschrijvingen te doen van al de ellende die wij dagelijks zien ; maar ik geloof u voldoende te hebben ingelicht omtrent den aard en omvang van onzen arbeid. Op dit oogenblik terwijl ik deze regels schrijf worden er juist twee zuigelingen gebracht van acht dagen oud.
29
De moeder stierf enkele uren na de geboorte van de tweelingen de vader, een arme werkman, is niet in staat voor die teere plantjes te zorgen. Wij hadden eigenlijk geen plaats, maar wij hadden erg medelijden met den vader en zijne moederlooze kleintjes, en wij namen ze daarom maar in. Vergeef mij dus wanneer ik zeg, gelukkig dat er een thuis was waar deze kleinen door vriendenhanden werden ontvangen. Ik zal eindigen, alhoewel er nog zooveel te vertellen is.
Kindertjes van 2 en - 3 jaar.
Op dit oogenblik worden er dagelijks bij ons verpleegd: 150 á 160 mannen 50 vrouwen. 40 ,,
en ruim 260 kinderen. Wanneer u nu na lezing van dit boekje genegen mocht zijn onzen arbeid te steunen wees dan zoo vriendelijk en zend ons ingesloten inteekenbiljet ingevuld terug. Bij voorbaat dank. AMSTERDAM, Januari 1910.
•
•B
*
-
C
-
.
.
2e
Telephoon 5353.
Adres:----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Naam:----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
(Wanneer over de bijdrage moet worden gedisponeerd).
Datum:
Gift in e ens
f
De ondergeteekende wenscht bovenbedoelde Vereeniging te steunen met
Hoofdkantoor;
AMSTERDAM. Const. Huygensstraat 35, (Oud-Buitengasthuis.) DIRECTEUR: T. JONKER.
GOEDGEKEURD BIJ KONINKLIJK BESLUIT VAN 30 AUGUSTUS 1904.
Vereeniging ,,Hulp voor Onbehuisden".
(
Een jaarlijksche bijdrage van
p