María Dueñas
Het geluid van de nacht
wereldbibliotheek · amsterdam
Uit het Spaans vertaald door Jacqueline Visscher
Omslagontwerp Karin van der Meer Omslagfoto © Richard Jenkins Oorspronkelijke titel El tiempo entre costuras © 2009 Agoriuq, S.L. © 2012 Nederlandse vertaling Jacqueline Visscher en Uitgeverij Wereldbibliotheek bv Spuistraat 283 · 1012 vr Amsterdam www.wereldbibliotheek.nl isbn 978 90 284 2455 5 e-book 978 90 284 4016 6
13
Zodra het huis op orde en iedereen weer in zijn normale doen was, ging Candelaria op pad om in de Ensanche een ruimte voor mijn bedrijfje te zoeken. De Tétouaanse Ensanche, zo totaal verschillend van de Moorse medina, was naar Europese maatstaven geconstrueerd om tegemoet te komen aan de behoeften van het Spaanse Protectoraat: zijn burgerlijke en militaire instellingen herbergen en in woningen en winkels voorzien voor de gezinnen die afkomstig waren van het Iberisch schiereiland en zich gaandeweg permanent in Marokko hadden gevestigd. De nieuwe gebouwen, met witte gevels, ornamentele balkons en een uitstraling tussen modern en Moors in, lagen aan brede straten en ruime pleinen die harmonieus een rechthoek vormden. Daar verplaatsten zich goedgekapte dames en heren met hoed, geüniformeerde militairen, Europees geklede kinderen en formeel verloofd gearmde paartjes. Er waren trolleybussen en wat automobielen, confiseries, luisterrijke cafés en een select eigentijds winkelaanbod. Er heerste orde en rust, een totaal andere wereld dan de drukte, de geuren en stemmen op de soeks in de medina, die besloten enclave uit het verleden omgeven door muren met zeven poorten naar de buitenwereld. En tussen beide delen in, het Arabische en het Spaanse, lag bijna bij wijze van grens La Luneta, de straat die ik op het punt stond te verlaten. Zodra Candelaria een ruimte voor het atelier gevonden had, zou mijn leven een nieuwe wending nemen en zou ik me daarnaar moeten voegen. Ik besloot alvast te veranderen: ik zou mezelf helemaal vernieuwen, me van de oude ballast ontdoen en vanaf nul beginnen. In een paar maanden tijd had ik de deur voor de neus van mijn hele verleden dichtgeslagen; ik was afwisselend en tegelijk veranderd van een onbeduidend naaistertje in vele verschillende vrouwen. Heel kort aspirante voor een overheidsbetrekking, begunstigde van het erfgoed van een grootindustrieel, reislustig minnares van een schaamteloze
· 140 ·
schoft, begoocheld kandidate om directielid te worden van een Argen tijns bedrijf, falende moeder van een niet-geboren kind, verdachte van oplichting en diefstal en tot over haar oren in de schuld, en een gelegenheidshandelaarster in wapens die zich had voorgedaan als een onschuldige inheemse. En al heel snel moest ik me weer een nieuwe persoonlijkheid aanmeten, want geen van de vorige kon ik nog gebruiken. In mijn oude wereld heerste oorlog en was de liefde weggeglipt, met medeneming van mijn bezittingen en illusies. Het nooit geboren kind was weggevloeid in een plas stollend bloed toen ik uit een bus stapte, een dossier met mijn gegevens circuleerde op politiebureaus in twee landen en in drie steden, en het kleine arsenaal pistolen dat ik op mijn huid had vervoerd, had misschien al levens genomen. Die pathetische bagage wilde ik de rug toekeren, en ik nam het besluit de toekomst tegemoet te treden met een masker van bravoure en zelfvertrouwen om te voorkomen dat mijn angsten, mijn ellende en de dolk die nog in mijn ziel stak zichtbaar zouden zijn. Ik besloot met de buitenkant te beginnen, een façade te creëren van een wereldse, onafhankelijke vrouw aan wie niets te bespeuren viel van mijn verleden als slachtoffer van een verwerpelijke schoft, noch van de duistere oorsprong van het bedrijf dat ik weldra ging opzetten. Daartoe moest het verleden verfraaid, rap een heden bedacht en een even onechte als schitterende toekomst gepland worden. En het moest snel gebeuren, ik moest meteen aan de slag. Geen tranen meer, geen gejammer. Geen toegeeflijke blik op het verleden. Enkel het heden, het nu. Daarom koos ik een nieuwe persoonlijkheid die ik uit mijn mouw schudde, zoals een goochelaar een sliert zakdoeken of een hartenaas tevoorschijn tovert. Ik besloot een gedaanteverwisseling te ondergaan en mijn keuze viel op een ogenschijnlijk vastberaden, betrouwbare en dynamische vrouw. Ik moest alles in het werk stellen zodat mijn naïviteit voor arrogantie, mijn onzekerheid voor nonchalance werd aangezien; zodat mijn angsten niet eens vermoed werden, verborgen als ze waren achter de ferme pas op hoge hakken en een op en top zelfverzekerde verschijning; zodat de enorme inspanning niet doorschemerde die ik nog dagelijks moest leveren om stilaan mijn verdriet te boven te komen. Als eerste zou ik me een andere stijl aanmeten. Door de ongewisse tijden, de miskraam en de herstelperiode was ik zes of zeven kilo af-
· 141 ·
gevallen. De verbittering en het ziekenhuis hadden de rondingen van mijn heupen, enige borstomvang, wat dijvlees en het overtollige vet dat zich ooit rond mijn middel had opgehoopt afgevoerd. Dat alles hoefde ik ook niet terug. Ik voelde me prettig met mijn nieuwe figuur: nog een stap vooruit. Uit mijn geheugen diepte ik de kledingstijl van de buitenlandse vrouwen in Tanger op, en ik besloot mijn sobere garderobe onder handen te nemen. Ik zou die minder streng maken dan die van mijn landgenoten, wat suggestiever, maar zonder uitdagend of onbetamelijk te zijn. De tinten wat kleuriger, de stoffen wat speelser. Het decolleté van de blouses een beetje verder opengeknoopt, de rokken iets minder lang. Voor de gebarsten spiegel in Candelaria’s kamer imiteerde, oefende en maakte ik me het bekoorlijke over elkaar slaan van de benen eigen dat ik dagelijks op het tijdstip van het aperitiefje op de terrassen had gezien, de elegante tred waarmee de dames over de brede trottoirs van de boulevard Pasteur zwierden, en de charme van pas gemanicuurde handen die een Frans modetijdschrift, een gin-fizz of een Turkse sigaret in een ivoren mondstuk vasthielden. Voor het eerst in meer dan drie maanden schonk ik aandacht aan mijn uiterlijk en ik ontdekte dat ik dringend aan een opknapbeurt toe was. Een buurvrouw epileerde mijn wenkbrauwen, een andere deed mijn handen. Na maanden mijn gezicht alleen gewassen te hebben maakte ik me weer op; ik koos potloden uit om de contouren van mijn lippen aan te zetten, karmijnrode lippenstift om ze in te kleuren, oogschaduw, rouge, eyeliner en mascara voor mijn wimpers. Ik liet Jamila met de naaischaar mijn haar knippen, exact volgens een foto in een oude Vogue die nog in mijn koffer zat. Mijn dikke donkere haar dat tot halverwege mijn rug reikte, viel als dode ravenvleugels in lange lokken op de keukenvloer, tot mijn haar in een rechte lijn ter hoogte van mijn kaak viel, steil, met een scheiding opzij en de neiging ondeugend over mijn rechteroog te vallen. Naar de hel met die warme haardos waar Ramiro zo door gefascineerd werd. Ik zou niet kunnen zeggen of het nieuwe kapsel me wel of niet stond, maar ik voelde me frisser, vrijer. Hernieuwd, voorgoed gedistantieerd van die middagen onder de ventilatorbladen in onze kamer in het Continental, van die eindeloze uren zonder andere beschutting dan onze vervlochten lichamen en mijn lange dikke haardos die als een deken over de lakens uitwaaierde.
· 142 ·
Al na een paar dagen wierp Candelaria’s zoektocht vruchten af. Eerst had ze drie panden in de Ensanche gelokaliseerd waar per direct een ruimte te huur was. Ze vertelde me de bijzonderheden van elk appartement, we bespraken de voor- en nadelen van elk pand grondig en kwamen ten slotte tot een besluit. Het eerste appartement waarover Candelaria me vertelde leek aanvankelijk perfect: groot, modern, hagelnieuw, vlak bij het postkantoor en het theater Español. ‘Er is zelfs een handdouche die net een telefoon lijkt, kindje, alleen komt er geen stem maar een waterstraal uit die je elke kant op kan richten,’ verklaarde de smokkelaarster perplex over dat wonder. Niettemin streepten we het weg. De reden was dat ernaast een braakliggend terrein lag waar zich naar hartenlust magere katten en vuilnis ophoopten. De Ensanche groeide, zeker, maar hier en daar waren nog plekken die op bebouwing wachtten. We dachten dat een dergelijk schouwspel geen goede indruk zou maken op de verfijnde cliëntèle die we wilden binnenhalen, dus viel de optie van een atelier met telefoondouche af. Het tweede alternatief lag aan de belangrijkste weg van Tétouan, in een prachtig gebouw met torentjes op de hoeken. Op het eerste gezicht voldeed het eveneens aan al onze eisen: het was ruim, voornaam en in plaats van te grenzen aan een braakliggend terrein lag het op de hoek van twee belangrijke en drukke verkeersaders. Daar weerhield ons echter een buurvrouw: in het gebouw ernaast was een van de beste kleermaaksters van de stad gevestigd, een naaister op leeftijd met een goede reputatie. We overwogen het, maar besloten die mogelijkheid ook af te strepen; het was beter de concurrentie niet te hinderen. We helden dus over naar de derde optie. De ruimte die uiteindelijk mijn werk- en woonverblijf zou worden was een groot appartement in de calle Sidi Mandri, niet ver van de plaza de España, het Hoge Commissariaat en het paleis van de kalief met zijn indrukwekkende wachters die de ingang bewaakten, een exotisch vertoon van tulbanden en prachtige op de wind wiegende schoudermantels. Candelaria sloot de overeenkomst met de jood Jacob Benchimol, die vanaf dat moment heel discreet mijn huisbaas werd in ruil voor een stipt betaalde huur ten bedrage van driehonderdvijfenzeventig peseta per maand. Drie dagen later nam ik, de nieuwe Sira Quiroga, zogenaamd veranderd in een persoon die ik weliswaar niet was maar op een dag
· 143 ·
misschien zou zijn, het appartement in bezit en zette ik de deuren voor een nieuwe fase in mijn leven wijd open. ‘Ga jij maar vast vooruit,’ zei Candelaria toen ze me de sleutel overhandigde. ‘Het is beter dat ze ons niet meer zo vaak samen zien. Ik kom zo.’ Ik baande me een weg door de rommelige La Luneta terwijl er voortdurend mannen naar me keken. Ik kon me niet herinneren dat me de voorgaande maanden ook maar een kwart van dergelijke blikken was toegeworpen, toen ik er nog uitzag als een onzeker meisje met mijn haar in een saai knotje en lusteloos voortging in kleurloze kleding en met verwondingen van een verleden dat ik probeerde te vergeten. Nu bewoog ik me met een voorgewende flair en deed ik mijn best een arrogantie en savoir-faire uit te stralen die niemand een paar weken eerder had kunnen bevroeden. Hoewel ik probeerde rustig te lopen, bereikte ik toch binnen tien minuten de plaats van bestemming. Dat gebouw was me nooit opgevallen, ook al stond het op luttele meters van de hoofdstraat van de Spaanse wijk. Het deed me plezier te zien dat het op het eerste gezicht aan alle voorwaarden voldeed die ik wenselijk achtte: een uitstekende locatie met stijlvolle voordeuren, een zweem Arabisch exotisme in het tegelwerk aan de gevel, een vleug Europese soberheid in het binnenontwerp. De gedeelde toegangsruimte was elegant en goed ingedeeld; de trap was niet heel breed, maar had wel een prachtige smeedijzeren balustrade die gracieus meedraaide met de opgaande traparmen. Het portaal was open, zoals gebruikelijk in die jaren. Ik nam aan dat er een conciërge was, maar die liet zich niet zien. Zenuwachtig begon ik omhoog te lopen, bijna op mijn tenen, en probeerde het geluid van mijn voetstappen te dempen. Aan de buitenkant was ik zelfverzekerd en elegant, maar vanbinnen was ik geïntimideerd en viel ik het liefst zo min mogelijk op. Ik bereikte de eerste verdieping zonder iemand te zijn tegengekomen en stond op een overloop met twee identieke deuren. Links en rechts, beide gesloten. De eerste hoorde bij de woning van de mij nog onbekende buren. De tweede was mijn deur. Ik haalde de sleutel uit mijn tas, stak hem met trillende vingers in het slot, draaide hem om. Ik gaf de deur beschroomd een zetje en gedurende een paar seconden durfde ik niet naar binnen te gaan; ik liet mijn blik slechts over datgene glijden wat de deuropening me liet zien. Een ruime hal met
· 144 ·
kale wanden en een wit-met-granaatkleurige vloer waarvan de tegels in een geometrisch patroon waren gelegd. Achteraan het begin van een gang. Rechts een grote salon. In de loop der jaren waren er veel momenten geweest waarop het lot me onverwachte ontwikkelingen had gepresenteerd, aangename en minder aangename verrassingen die ik spoorslags het hoofd moest bieden al naar gelang ze zich voordeden. Soms was ik erop voorbereid, meestal niet. Maar nooit was ik me er zo sterk van bewust geweest dat ik een nieuwe periode in ging als toen op die oktobermiddag, toen mijn voetstappen het eindelijk aandurfden de drempel over te gaan en hol weerklonken in de ongemeubileerde woning. Achter me bleef een gecompliceerd verleden en voor me, als een voorteken, lag een grootse lege ruimte die de tijd zou vullen. Vullen met wat? Met voorwerpen en genegenheid. Met minuten, gewaarwordingen en mensen; met leven. Ik ging de schemerdonkere salon binnen. Drie balkons waarvan de gesloten groene luiken het daglicht tegenhielden. Ik deed ze een voor een open en de Marokkaanse herfst stroomde het vertrek binnen, bedolf de schaduwen met zoete voorspellingen. Ik proefde de stilte en de eenzaamheid, en bleef een paar minuten roerloos staan; ik deed helemaal niets, stond daar gewoon in het midden van de leegte en nam mijn nieuwe plek in de wereld in me op. Na een poosje, toen ik vond dat het tijd werd uit mijn lethargie te ontwaken, laadde ik me op met een flinke dosis doortastendheid en kwam in beweging. Met doña Manuela’s atelier als voorbeeld liep ik het hele appartement door en deelde in gedachten de ruimte in. De salon zou als ontvangstruimte dienen; daar zouden ideeën worden gepresenteerd, modebladen bekeken, stoffen en modellen uitgekozen en opdrachten binnengehaald. De kamer ernaast, een soort eetkamer met een erker op de hoek, zou de paskamer worden. Een gordijn halverwege de gang zou dat gedeelte van de rest van het appartement scheiden. Het volgende stuk gang met de bijbehorende kamers zou het werkdeel worden: atelier, magazijn, strijkkamer, ruimte voor voltooide modellen en illusies, alles wat er maar in paste. Het derde gedeelte, helemaal achter in de woning, het donkerste en minst aantrekkelijke, zou voor mij zijn. Daar zou mijn ware ik bestaan, de gepijnigde, gedwongen ontheemde vrouw, geplaagd door schulden, vragen en onzekerheden. De vrouw wier hele bezit bestond uit een halflege koffer en een moeder die alleen in een
· 145 ·
verre stad woonde en daar voor haar bestaan vocht. De vrouw die wist dat er een flinke berg pistolen nodig was geweest om het atelier te kunnen openen. Dat zou mijn toevluchtsoord worden, mijn privéruimte. Daarbuiten, als het lot me tenminste niet langer de rug toekeerde, zou zich het publieke terrein bevinden van de naaister die uit de Spaanse hoofdstad was gekomen om in het Protectoraat het elegantste modehuis te openen dat het gebied ooit had gekend. Ik liep terug naar de entree en hoorde iemand met haar knokkels op de deur kloppen. Ik deed meteen open, ik wist wie het was. Candelaria glipte als een uit de kluiten gewassen aal naar binnen. ‘En, meisje, hoe vind je het? Is het wat?’ vroeg ze gespannen. Ze had zich voor de gelegenheid opgedoft: ze droeg een van de mantelpakjes die ik voor haar had gemaakt, schoenen die ze van mij had overgenomen en die haar twee maten te klein waren, en een enigszins opzichtig kapsel waar haar vriendin Remedios haastig voor had gezorgd. Vanonder de onbeholpen opgemaakte oogleden glansden haar donkere ogen aanstekelijk. Ook voor de smokkelaarster was het een bijzondere dag, het begin van iets nieuws en onverhoopts. Met de zaak die ze nu ging beginnen, speelde ze voor de eerste en enige keer in haar stormachtige bestaan zo’n hoge troef uit. Misschien zouden de honger uit haar kindertijd, de pakken slaag van haar man en de voortdurende dreigementen bij monde van de politie die ze al jaren moest aanhoren, eindelijk gecompenseerd worden. Driekwart van haar leven had ze het maar net kunnen rooien, had ze spitsvondig moeten zijn, almaar vooruit moeten vluchten en armpje moeten drukken met de tegenspoed; misschien was de tijd aangebroken om te gaan uitrusten. Ik antwoordde niet meteen op haar vraag hoe ik de ruimte vond; eerst hield ik haar blik een poosje vast en overdacht ik wat die vrouw voor mij betekend had sinds de commissaris me als een ongewenst pakketje in haar huis had gedumpt. Ik keek haar zwijgend aan en over haar heen verscheen opeens de schaduw van mijn moeder. Ze hadden maar heel weinig gemeen, Dolores en de smokkelaarster. Mijn moeder was een en al gestrengheid en gematigdheid, en vergeleken bij haar was Candelaria puur dynamiet. Hun manier van zijn, hun ethische normen en de wijze waarop beiden de beschikkingen van het lot het hoofd boden waren totaal verschillend, maar voor het eerst herkende ik een zekere overeenkomst tussen hen.
· 146 ·
Beiden, elk op haar manier en in haar eigen wereld, behoorden tot het slag moedige en strijdlustige vrouwen die in staat waren zich een weg door het leven te banen met het weinige waarmee het lot hun bedeelde. Voor mezelf en voor hen, voor ons alle drie, moest ik vechten om het atelier van de grond te krijgen. ‘Ik vind het geweldig,’ antwoordde ik ten slotte, glimlachend. ‘Het is perfect, Candelaria, ik had me geen betere plek kunnen wensen.’ Ze lachte terug en gaf me liefdevol een kneepje in mijn wang, met een wijsheid zo oud als de wereld. We voelden beiden dat alles vanaf nu heel anders zou zijn. We zouden elkaar blijven zien, zeker, maar slechts af en toe en niet openlijk. We zouden niet langer onder hetzelfde dak wonen, we zouden niet meer samen de ruzies over het tafelkleed heen meemaken, we zouden na het avondeten niet meer samen de tafel afruimen, noch in het donker fluisterend in mijn armzalige kamertje praten. Onze wegen stonden op het punt te scheiden, inderdaad. Maar we wisten allebei dat we tot het einde der dagen verbonden waren door iets waarover niemand ons ooit zou horen praten.
· 147 ·