Biotoopstudie in ‘het Molsbroek’ Lokeren Het Molsbroek in Lokeren is een natuurreservaat van 80 ha. Het is het grootste beschermde gebied in de Durmestreek. Doorheen en omheen het reservaat slingert een geasfalteerde wandeldijk van 4,5 km. Deze is vrij toegankelijk en biedt de wandelaar een prachtig uitzicht op de verschillende biotopen. Een grote moerasvlakte, brede rietvelden, graslanden, broekbos en rivierduinen laten een wisselende inkijk toe. Het Molsbroek is het ideale biotoop voor veel planten en dieren. Het Molsbroek wordt beheerd: maaien van rietvelden, hooien, begrazen van runderen, kappen van wilgen en elzen in het moeras, aanplanten van schermgroen, maar ook op sommige plaatsen doelbewust niets doen.
Ecocircuit
1
www.vzwdurme.be
Ecocircuit
2
www.vzwdurme.be
Ecocircuit Elke groep van 4 leerlingen begint bij een verschillende opdracht en gaat dan na ongeveer 10 minuten naar de opdracht met een volgend nummer. Je verlaat nooit je groepje, is er een probleem ga naar de gids of de leerkracht. Opdracht1: Vogels kijken met verrekijkers. Plaats: Op het terras met zicht op het moeras. Vraag uw gids om 2 determinatiekaarten van vogels en 4 verrekijkers. Geef ze na je opdracht terug. OPGAVE: Naast de kokmeeuwen die niet op de zoekkaart staan herken je nog andere watervogels. Noteer de naam van nog 3 andere watervogels + 3 typische kenmerken a…………………………………. kenmerken:……………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… b…………………………………. kenmerken:……………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… c…………………………………. kenmerken:……………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Ecocircuit
3
www.vzwdurme.be
Opdracht 2: Bereken de hoogte van een boom. Plaats: Boom aan de bankjes naast het bezoekerscentrum. OPGAVE: Vraag een boomhoogtemeter en een rolmeter (of stuk touw) bij de gids. Bereken volgens volgende methode de hoogte van de boom. Maar schat eerst de hoogte, je zal versteld staan van het verschil tussen beide getallen. Boomhoogte: ik schat……………………meter.
1. Hou de boomhoogtemeter zoals op de tekening is aangeduid tussen je ogen. De ene rechthoekszijde horizontaal, de andere rechthoekzijde verticaal. Zorg ervoor dat het touwtje met het loodje loodrecht naar beneden hangt. 2. Loop voor- en achteruit totdat je de top van de boom door het kijkbuisje ziet. Blijf staan. 3. Je medeleerling meet nu de afstand tussen de boom en de plaats waar je staat met een rolmeter of een koord. Deze afstand is ……………….meter. Als je hier je lichaamslengte bij op telt, bekom je.........................meter. Dit is ongeveer de hoogte van de boom! (Was je schatting juist???)
Opdracht 3: Insecten determineren Plaats: Insectentuin naast het bezoekerscentrum OPGAVE: Vraag aan de gids 4 loepepotjes en ga in de insectenhoek elk 1 tot 2 insecten zoeken. Zoek de naam van je insect met een determineertabel. Noteer de naam van je insect + een beetje uitleg. (noteer in totaal 4 insecten) - Insect 1:……………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………….. - Insect 2……………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………..
- Insect 3……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. - Insect 4……………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………..
Ecocircuit
4
www.vzwdurme.be
Opdracht 4: Informatie opzoeken over watervogels. Plaats: In bezoekerscentrum. OPGAVE: Beantwoord volgende vragen: (verdeel het opzoekwerk, niet langer dan 10 minuten) 1. Hoe groot is een kokmeeuw? ……….. Bespreek het uitzicht Zomerkleed:
Winterkleed
-
-
-
-
-
-
Wat eten kokmeeuwen?
Wat is de relatie tussen een kolonie kokmeeuwen en de geoorde fuut? Hoeveel paartjes kokmeeuwen nestelen er in het Molsbroek? 2. Hoe ziet een geoorde fuut eruit? Zomerkleed
Winterkleed
-
-
-
-
-
-
Hoe vangt hij insecten, schaaldieren en weekdieren? Hoe neemt de geoorde fuut zijn jongen mee?
Ecocircuit
5
www.vzwdurme.be
Opdracht 5: Meten van de temperatuur. Plaats: Op de muur van bezoekerscentrum (links naast voordeur). OPGAVE: Temperatuur van de lucht en het water meten. 1. Hoe warm is de lucht? Lees de thermometer. De temperatuur is……………°C. 2. Meet de temperatuur van het water. Lees de thermometer af die in het water hangt. De watertemperatuur is……………….°C Wat is het verschil tussen beide temperaturen: ……………. Kan je daar een verklaring voor vinden?………………………………………………………………………………………….
Opdracht 6: Waterplanten determineren. Plaats: Op de dijk voor de poel. OPGAVE: Benoem 3 waterplanten met determineertabel en noteer een korte omschrijving (kleur, vorm blad, in diep water, ondiep water op de oever). - Waterplant1: ……………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. - Waterplant 2: ………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………….. - Waterplant 3: ……………...................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................
Opdracht 7: Bijen waarnemen Plaats: Buiten en in bezoekerscentrum OPGAVE: Kijk eerst hoe de bijen van buiten naar binnen komen. Bestudeer de bijen achter glas in het bezoekerscentrum en beantwoord volgende vragen. Ook de computer kan je helpen. (duur ongeveer 10 minuten, verdeel het werk) 1. Hoeveel eitjes legt een koningin?………….. Ze wordt ……..tot ………jaar oud. 2. Wat doet de mannelijke dar?………………….........................…………………………… Wie doet al het werk......................................................................................................... 3. Hoe bekomt men een nieuwe koningin?…..................................…………… ………………………………………….................................………………… 4. Uit hoeveel bijen bestaat een bijenkolonie?…….....................................................………… 5. Hoe herkennen bijen elkaar?……………..............................................................………… 6. Waarvan zijn de zeshoekige raten gemaakt?…………………….......................... 7. Hoe ziet een wespennest eruit?……………….............................…………………… 8. Hoe anders zien wespen eruit dan bijen………...............................……………… 9. Wat eten wespen?…………………………………..............................…………… Ecocircuit
6
www.vzwdurme.be
Opdracht 8: Waterbeestjes determineren. Plaats: Bij de gids aan de poel (beperk je tot 10 min). OPGAVE: Benoem 4 waterdiertjes in het aquarium bij de gids met determineertabel Noteer naam + wat uitleg. - Waterdier 1:………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… - Waterdier 2………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. - Waterdier 3………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………. - Waterdier 4……………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….
Opdracht 9: De Amfibieën: kikker, pad en salamander. Plaats: In het bezoekerscentrum bij de gids. OPGAVE: Luister goed naar de gids en lees ook de extra informatie achteraan. 1. Bekijk de gedaantewisseling of metamorfose van ei tot kikker op de volgende bladzijde en lees bijgaande tekst. Plaats de verschillende stadia in de juiste volgorde. 2. Bekijk de bouw van de bruine kikker en de salamander op het extra blad achteraan in jullie bundeltje. 3. Luister goed naar wat je gids je over de kikker, de pad en de salamander vertelt en noteer enkele belangrijke gegevens: .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... ............................................................ 4. Benoem de belangrijkste kenmerken van een amfibie (kikker, pad en salamander) en noteer deze informatie: .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... .................................................................................................................................................................... ............................................................
Ecocircuit
7
www.vzwdurme.be
Gedaantewisseling van de bruine kikker: - Observeer verschillende ontwikkelingsstadia van de bruine kikker - Zoek bij elk afgebeeld stadium de passende beschrijving. Vorm de juiste cijferlettercombinatie.
A. Achterpoten verschijnen, nog steeds geen voorpoten; voedsel bestaat vooral uit dierlijk plankton. B. Achterpoten zijn zo lang als de staart geworden, voorpoten verschijnen; terwijl de longen zich ontwikkelen ademt het diertje vooral door de huid. C. De blinde, kommavormige larve voedt zich met de geleiachtige massa. D. De larve ademt via 3 paar uitwendige kieuwen en hecht zich met zuigschijfjes vast aan waterplanten. E. Het diertje ademt door longen, kan het water verlaten en insecten vangen; de staart is nog slechts een stompje. F. Het geleiachtig omhulsel dat het bevrucht eitje omgeeft zwelt op; de eieren drijven op het water. G. Het kikkervisje ademt via 4 paar inwendige kieuwen, zwemt vrij rond en raspt met hoorntandjes wieren van waterplanten; nog geen ledematen, wel een krachtige zwemstaart. H. Het lichaam wordt brerder, de staart verdwijnt geleidelijk; de mondopening krijgt de vorm van een echte kikkerbek. I. Na 12 weken is de staart volledig verdwenen, het lichaam heeft de vorm van een echte kikker. Ecocircuit
8
www.vzwdurme.be
Opdracht 10: Welke dieren vind je op de wilg? Plaats: Wilg langs dijk, net voorbij de poel. OPGAVE: Vraag 4 loepepotjes aan de gids en zoek minstens 2 afgebeelde insecten of planten en noteer hun naam op onderstaande figuur. Los vervolgens het vraagstuk op (zie volgende bladzijde).
Ecocircuit
9
www.vzwdurme.be
Vraagstuk over de wilg:
Ecocircuit
10
www.vzwdurme.be
Opdracht 11: Vragen over vlinders, lieveheersbeestjes en andere dieren. Plaats: In het bezoekerscentrum. OPGAVE: Wat hoort bij wat? Vlinders? Lieveheersbeestjes? (verdeel het opzoekwerk, niet langer dan 10 minuten) a. Tracht de juiste combinaties te vinden met het electrospel en noteer er 4 hieronder. MOL VLAAMSE GAAI KONIJN KOOLMEES
b. Wat is het verschil tussen een dagvlinder en een nachtvlinder: …………………………………………………………………........................................... Noem 3 soorten vlinders die je ook in het Molsbroek kan aantreffen: …………………….., ………………………..,……………………………………..................... Vul de tekening hieronder aan over de gedaante wisseling van het koolwitje.
Ecocircuit
11
www.vzwdurme.be
c. Lieveheersbeestjes zijn insecten en meer speciaal kevers. Er zijn ongeveer 40 soorten. Teken heel schematisch een lieveheersbeestje hieronder.
Benoem de 4 fasen die een lieveheersbeestje doorloopt vanaf het ei. EI, ........................ , ............................... en volwassen dier. Welke kleur heeft het ei? ……………………..................................................................................... Kunnen larven zien? Leg uit: ………………………………………………………................. Hoe beschermen ze zich tegen vijanden?…………………………………………….............. Maak een voedselketen waarin een lieveheersbeestje voorkomt: ………………………………………………………………………………………….. .......... Opdracht 12: Veren. Plaats: In het bezoekerscentrum. OPGAVE: Bekijk de veren onder de bino en beantwoord volgende vragen. Als je tijd over hebt, kan je ook het verenspel op de computer spelen.
1. 2. 3. 4.
Ecocircuit
12
www.vzwdurme.be
1. Plaats de naam van de verschillende soorten veren in onderstaande tabel. 2. Welke veer voelt het zachtst aan? ……………………................................................................... 3. Welke veer zorgt ervoor dat de vogel warm blijft? ………………………................................................................................................................. 4. Duid op onderstaande tekening ‘vlag’, ‘spoel’ en ‘schacht’ aan.
5. Neem een slagpen en trek voorzichtig de haartjes van de veer uit elkaar. Bekijk de haartjes met een loep en teken wat je ziet (naast de veren). 6. Wat is het nut van die kleine haakjes?……………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 7. Kijk of de spoel doorzichtig en hol is?…………… Waarom?……………………………………………………………………………………… ……………………………
Ecocircuit
13
www.vzwdurme.be
Opdracht 13: Beheer van het Molsbroek of hoe de mens ingrijpt in de natuur. Plaats: Bankjes tussen het bezoekerscentrum en de insectentuin. OPGAVE: Beantwoord vragen over relatie mens /Molsbroek. Gebruik hiervoor volgende informatie, de tekst op het eerste blad van dit bundeltje (boven het kaartje) en vraag uitleg aan de gids (als hij vrij is). Het Molsbroek is een natuurreservaat, dit betekent dat het de natuur wil beschermen tegenover iedereen die de natuur schade wil toebrengen. Om dit gebied te beschermen was het dan ook nodig dat de overheid deze gebieden aankocht zodat ze niet meer konden worden gebruikt om bijvoorbeeld een industriezone aan te leggen, of te verkavelen om huizen op te bouwen. Dit was een eerste stap die natuurliefhebbers hebben gezet om dit gebied te beschermen. Beschermen was niet voldoende, er was ook beheer van dit gebied nodig. Wat wil nu beheer zeggen? Bijvoorbeeld: het moeras dat zich voor het bezoekercentrum uitstrekt zou zonder ingrijpen van de mens al een bos zijn geworden. We noemen die met een moeilijk woord ‘verlanding’ wat wil zeggen dat het gebied jaar na jaar met meer aarde en planten wordt opgevuld zodanig dat het moeras verdwijnt, waardoor ook de vele watervogels zouden verdwijnen. Dit zou een verarming betekenen, vandaar dat men elk jaar met een bootje jonge boompjes en andere gewassen die dit dichtgroeien veroorzaken gaat uittrekken. Het waterniveau in het Molsbroek kan doormiddel van sluizen aangepast worden, dus door het waterniveau kunstmatig te verhogen voorkomt men ook die verlanding. Een ander probleem: de canadese gans heeft in het Molsbroek geen natuurlijke vijanden, ze wordt de koe van de watervogels genoemd omdat ze massaal de oevers kaalvreet, veel uitwerpselen nalaat, waardoor de bodem verrijkt wordt en bepaalde planten niet meer kunnen voorkomen. Ze broedt jaar na jaar meer eieren uit en verdringt de andere inheemse watervogels, die we juist hier in het Molsbroek willen behouden. Een mogelijke oplossing is het schudden van de eieren. Eens een ei geschud is komen er geen kuikens uit maar blijft de gans broeden en legt geen andere eieren. Zo tracht men de populatie van canadese ganzen onder controle te houden. Sommige delen van het Molsbroek worden bewust ongemoeid gelaten, dwz valt er een boom neer, dan blijft hij liggen en kunnen er insecten, zwammen en mossen de boom verdere verteren, een natuurlijke evolutie. Andere delen zoals bepaalde rietvelden gaat men bewust maaien en hooien, het verdroogde gras weghalen, zodat er plaats is voor andere planten. De laatste jaren is men in vele natuurcentra gestart met een geringe begrazing. Zo worden er op bepaalde percelen runden, schapen soms ezels of paarden uitgezet die zorgen voor begrazing. Zo verdwijnt het gras op een selectieve manier en krijgen andere planten meer kans, ook de uitwerpselen van deze dieren zorgt voor een natuurlijke bemesting. Het knotten van wilgen en andere bomen wordt dan weer gedaan met als doel de knotbomen te behouden omdat zij belangrijk zijn voor andere planten en insecten die er in leven. Vroeger werden bomen geknot omdat boeren het hout gebruiken als brandstof of om klompen, en borstelstelen van te maken. De eenjarige wilgentakken werden gebruikt om manden te vlechten (nu is dat eerder folklore of als hobby). Op bepaalde plaatsen worden bewust bomen gekapt en andere aangeplant, bvb om een groen scherm te vormen tegen wind en geluidshinder. De vogelpopulatie in het Molsbroek is zeer divers en van groot belang, vandaar dat deze populatie geteld en geringd wordt in het Molsbroek. De aanwezigheid van een vos is Ecocircuit
14
www.vzwdurme.be
waargenomen in het Molsbroek, zijn omgeving wordt bewust beschermd, zodat hij niet verstoord wordt. Vissen wordt op bepaalde plaatsen op bepaalde tijden toegelaten, niet overal in het Molsbroek. De grachten en andere waterreservoirs worden selectief uitgebaggerd, dus dieper gemaakt omdat bepaalde vissoorten een zekere diepte nodig hebben. Je ziet dat een natuurreservaat niet allen moet beschermd worden, maar dat de mens op een verstandige manier moet ingrijpen om de diversiteit van deze unieke plaatsen in ons land te bewaren. Vragen: Wat is verlanding?………....…………………………………………............................ ………………………………………………………………………………………….. Waarom is de canadese gans een bedreiging?……………………...………….............. ………………………………………………………………………………………...... Hoe tracht men in natuurreservaten het gras op een natuurlijke manier kort te houden? …………………………………………….......…………………………………........... Hoe zorgt men dat er voldoende water in het Molsbroek aanwezig is? ………….....…................................................................................................................. ……………………………… Worden overal in het Molsbroek bomen gekapt en gras gemaaid? ………...………………………………………………………………………...........… Opdracht 14: Leeftijd boom bepalen. Plaats: Boom aan het bruggetje van de poel. OPGAVE: Vraag de determinatietabel ‘bomen’ aan de gids en zoek de naam van de boom. Bepaal vervolgens de ouderdom van de boom. Schat eerst de leeftijd van de boom. Ik schat dat deze boom ………………jaar oud is. Neem een touw en de meter. Meet met het touw de omtrek van de stam (in cm) op 1,50 m boven de grond. De omtrek is ……………cm Bereken de leeftijd van je boom door één van onderstaande formules te gebruiken. Eik = Beuk en linde = Berk, wilg en populier = Andere soorten =
omtrek : 3 x2 omtrek : 2 omtrek : 4 omtrek : 3
Deze boom is ………………jaar oud.
Ecocircuit
15
www.vzwdurme.be
Opdracht 15: De brandnetel. Plaats: Brandnetels langs de dijk, net voorbij de poel. OPGAVE: Vraag 4 loepepotjes aan de gids en zoek minstens 2 afgebeelde insecten. Tip: Schud eventjes aan een brandnetel en vang alles op in een bakje.
Ecocircuit
16
www.vzwdurme.be
Over jeuk en de brandnetel:
Opdracht 16: Helderheid van het water. Plaats: Educatieve poel. OPGAVE: Vraag aan de gids de secchischijf en bepaal de helderheid van het water. Laat de schijf recht naar beneden in het water zakken (liefst in de schaduw) tot de schijf net onzichtbaar wordt. Doe het voorzichtig en tel ondertussen de knopen die onder water verdwijnen. Haal de schijf terug op. Na................knopen was de schijf onzichtbaar. Vermenigvuldig dit aantal knopen met 10 cm en je weet de helderheid. Het water is doorzichtig tot....................cm.
Ecocircuit
17
www.vzwdurme.be
Opdracht 17: Enkel uit voeren als je opdracht 14 gedaan hebt. Benoem alle cirkels zie pagina 10. Wat is hun relatie met de brandnetel? Noteer het op de pijl.
Ecocircuit
18
www.vzwdurme.be
Opdracht 18: Enkel uitvoeren als je opdracht 9 gedaan hebt.
Met dank aan Christine Bauts.
Ecocircuit
19
www.vzwdurme.be