1
HET ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT VAN DE STAD LOKEREN INHOUDSTAFEL BLZ.
TITEL I. ALGEMENE REGELGEVING
1
DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN
1
Afdeling 1. Toepassingsgebied
(art 1 – 4)
1
Afdeling 2. Bevoegde personen
(art 5)
1
DEEL 2. OPENBARE NETHEID VAN DE LEEFOMGEVING
2
Afdeling 1. Netheid op en rond het openbaar domein * Achterlaten van stoffen, voorwerpen, huisvuil * Verplichte reiniging * In acht te nemen maatregelen
(art 6 – 9)
2
Afdeling 2. Aanplakkingen, publiciteit en opschriften
(art 10)
3
Afdeling 3. Dieren * Voederen
(art 11)
4
DEEL 3. OPENBARE GEZONDHEID
5
Afdeling 1. Ongezonde en/of bouwvallige onroerende goederen (art 12 -14)
5
Afdeling 2. Verbranding van afvalstoffen
(art 15 - 16)
5
Afdeling 3. Hinderlijke dieren
(art 17)
6
DEEL 4. OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE DOORGANG Afdeling 1. Openbare vergaderingen, samenscholingen, feesten, openbare vermakelijkheden, evenementen, braderijen en manifestaties op openbaar domein (art 18 - 27) * vergunningsplicht/meldingsplicht * straatmuzikanten * bedelen dranken, voedingswaren en voorwerpen * huwelijks- en andere karavanen
7
7
2 Afdeling 2. Privaat gebruik van het openbaar domein * Algemene meldingsplicht voor inname * Woonwagens * Gedwongen ontruiming
(art 28 - 30)
Afdeling 3. Hinderlijke en/of gevaarlijke activiteiten
8
9
Onderafdeling 1. Vuurwerk en aanverwante * Vergunningsplicht/meldingsplicht * Verkoop aan min 16-jarigen * Administratieve inbeslagname * Collectieve toestemming
(art 31 - 34)
9
Onderafdeling 2. Niet georganiseerde spelen * Gevaar voor verkeer
(art 35)
10
Onderafdeling 3. Bedelen
(art 36)
10
Onderafdeling 4. Inzamelingen * Meldingsplicht * Niet toegelaten handelingen
(art 37 - 39)
10
Onderafdeling 5. Loterijen en kansspelen * Verbod
(art 40)
10
Onderafdeling 6. Onherkenbaar openbaar verschijnen * Vergunningsplicht (individueel, collectief)
(art 41 - 44)
10
Onderafdeling 7. Zwemmen in openbare waters
(art 45)
11
Onderafdeling 8. Uitdelen van pamfletten, flyers, folders en aanverwante, bedelen van reclamedrukwerk en gratis regionale pers (art 46 - 49) * Openbare orde, rust, netheid en veiligheid * Verbod op achterlaten op geparkeerde voertuigen * Niet-gewenste bedeling reclamedrukwerk Afdeling 4. Rampen, onmiddellijk gevaar en ander onheil: voorkomen, waarnemen en verplichte handelingen * Verplichtingen * Bedrieglijke oproep Afdeling 5. Water, sneeuw en ijs * Verboden handelingen * Verplichtingen
11
(art 50 -54)
12
(art 55 - 56)
12
Afdeling 6. Huisnummering, plaatsen van verkeers- en straatnaamborden en voorwerpen en leidingen van openbaar nut (art 57 - 62) * Verplichting tot aanvraag en aanbrengen huisnummers * Duplicaat huisnummer
13
3 * Niet-naleving voorschrift betreffende de huisnummering * Toestaan aanbrengen straatnaamborden en leidingen van openbaar nut * Kennisgeving bij wijziging/verandering aan gebouw * Beschadigen straatnaamborden en leidingen van openbaar nut Afdeling 7. Onderhoud van gronden en hun begroeiing * Verplichtingen ivm snoeien en onkruiden
(art 63 - 65)
14
DEEL 5. OPENBARE RUST
15
Afdeling 1. Geluidshinder (art 66 - 70) * Algemeen * Niet - hinderlijke geluiden * Overlast door muziekinstallaties o.a. in voertuigen en in private eigendommen * Gebruik van geluidsinstallaties op openbare weg * Stilstaande voertuigen
15
Afdeling 2. Hinderlijk gedrag (art 71 - 72) * Gevaarlijk/roekeloos/respectloos/maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag * Beledigingen
16
DEEL 6. INRICHTINGEN TOEGANKELIJK VOOR PUBLIEK EN RECREATIE 16 Afdeling 1. Openbare parken, stedelijke speel en – ravotterreinen
16
Onderafdeling 1. Openbare parken * Definitie * Voertuigen in parken * Openingsuren
(art 73 - 75)
16
Onderafdeling 2. Stedelijke speel- en ravotterreinen * Oneigenlijk gebruik * Overlast
(art 76 - 77)
17
Afdeling 2. Stedelijke infrastructuur * Gedragsregels
(art 78 - 79)
17
DEEL 7. GEMENGDE INBREUKEN
(art 80 – 80bis)
18
DEEL 8. PLAATSVERBOD
(art 81)
26
4
TITEL II. SPECIFIEKE REGELGEVINGEN
27
DEEL 1. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. HET BEHEER VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN VERGELIJKBARE BEDRIJFSAFVALSTOFFEN
27
Afdeling 1. Algemene bepalingen
(art 82 - 95)
27
Afdeling 2. Inzameling van restafval
(art 96 - 101)
30
Afdeling 3. Inzameling van grofvuil
(art 102 - 104)
32
Afdeling 4. Selectieve inzameling van hol glas
(art 105 - 108)
32
Afdeling 5. Selectieve inzameling van papier en karton
(art 109 - 111)
33
Afdeling 6. Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval
(art 112 - 115)
34
Afdeling 7. Selectieve inzameling van groente-, fruiten tuinafval (GFT) en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval
(art 116 - 121)
35
Afdeling 8. Selectieve inzameling van houtafval, snoeihout en kerstbomen
(art 122 - 127)
36
Afdeling 9. Selectieve inzameling van plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD-afval)
(art 128 - 130)
37
Afdeling 10. Selectieve inzameling van metaalafval
(art 131 - 133)
39
Afdeling 11. Selectieve inzameling van textiel
(art 134 - 136)
39
Afdeling 12. Het recyclagepark
(art 137 - 145)
40
DEEL 2. SPECIFIEKE REGELS VOOR EIGENAARS VAN DIEREN (art 146 – 150)
43
DEEL 3. SPECIFIEKE REGELS VOOR HANDELAARS EN HORECA-UITBATERS (art 151 – 156)
44
5
DEEL 4. SPECIFIEKE REGELS VOOR ORGANISATOREN VAN EVENEMENTEN
51
Afdeling 1. Voorwaarden en vergunning voor de organisatie van evenementen op het openbaar domein en van activiteiten in publiek toegankelijke inrichtingen
(art 157 – 159)
51
Afdeling 2. Specifieke voorwaarden en vergunning voor de organisatie van evenementen in tenten, tijdelijke en/of mobiele constructies
(art 160 – 178)
51
Afdeling 3. Brandveiligheid in publiek toegankelijke inrichtingen
(art 179 – 203bis)
56
DEEL 5. SPECIFIEKE REGELS VOOR BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING
68
Afdeling 1. Definities
(art 204)
68
Afdeling 2. Toepassingsgebied
(art 205 - 206)
68
Afdeling 3. Pleegvormen die de begravingen/crematies voorafgaan
(art 207 – 219)
69
Afdeling 4. Lijkenvervoer
(art 220 – 224)
71
Afdeling 5. Mortuarium
(art 225)
72
Afdeling 6. Begravingen
(art 226 – 234)
73
Afdeling 7. Ontgravingen
(art 235 – 240)
75
Afdeling 8. Retroactieve thuisbewaring: toepassing artikel 24 § 1 vierde lid en 24bis
(art 241)
76
Afdeling 9. Graftekens, bouw- en beplantingswerken onderhoud der graven
(art 242 – 264)
77
Afdeling 10. Concessies
(art 265 – 287)
83
Afdeling 11. Patrimoniumlijst
(art 288)
89
Afdeling 12. Bruikleen en peter/meterschap
(art 289 – 298)
89
Afdeling 13. Ordemaatregelen
(art 299 – 302)
91
6
DEEL 6. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. KERMISACTIVITEITEN OP EN BUITEN DE OPENBARE KERMISSEN 93 Afdeling 1. Organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie op openbare kermissen
(art 303 – 316)
93
Afdeling 2. Organisatie van kermisactiviteiten op het openbaar domein buiten openbare kermissen (wijkkermissen en andere)
(art 317 – 319)
101
Afdeling 3. Algemene bepalingen
(art 320 – 321)
101
DEEL 7. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. AMBULANTE ACTIVITEITEN OP DE OPENBARE MARKTEN EN OP HET OPENBAAR DOMEIN 102 Afdeling 1. Organisatie van ambulante activiteiten op de openbare markten
(art 322 – 340)
102
Afdeling 2. Organisatie ambulante activiteiten buiten de openbare markten
(art 341 – 346)
110
Afdeling 3. Algemene bepalingen
(art 347 – 348)
111
TITEL III. ALGEMENE BEPALINGEN
112
DEEL 1. STRAFBEPALINGEN
(art 349 – 350)
112
DEEL 2. OPHEFFINGSBEPALINGEN
(art 351)
112
DEEL 3. INWERKINGTREDING
(art 352)
112
TITEL VI. BIJLAGEN
113
DEEL 1. GEBRUIKERSREGLEMENT VAN DE BIBLIOTHEEK VAN LOKEREN
113
DEEL 2. HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET CULTUREEL CENTRUM 119
7
DEEL 3. GEBRUIKERSREGLEMENT JEUGD- EN SPORTCOMPLEX
122
DEEL 4. GEBRUIKERSREGLEMENT ATLETIEKACCOMMODATIE
142
DEEL 5. PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES. INBREUKEN OP HET STRAFWETBOEK (NIET-VERKEER). 144 DEEL 6. PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES. INBREUKEN VERKEER.
156
1
HET ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT VAN DE STAD LOKEREN TITEL I. ALGEMENE REGELGEVING DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN AFDELING 1. TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1. De inhoud van dit reglement betreft de materies die verband houden met de opdrachten van de gemeente, zoals bepaald in de nieuwe gemeentewet en het gemeentedecreet, met de bedoeling de inwoners en hen die zich op het grondgebied van de stad bevinden, te laten genieten van de voordelen van een goede handhaving voor wat betreft de netheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op het openbaar domein en aanpalende terreinen, alsook in de plaatsen en gebouwen die er zich op bevinden. Dit reglement omvat daarnaast ook het markt- en kermisreglement, het reglement inzake de brandveiligheid in publiek toegankelijke inrichtingen (PTI-reglement), het reglement op de begraafplaatsen. Artikel 2. Dit reglement is van toepassing op het grondgebied van de stad Lokeren en op iedereen die zich op dit grondgebied bevindt, ongeacht zijn woonplaats of nationaliteit. Artikel 3. Wanneer er in onderhavig reglement sprake is van vergunningen, meldingen en/of toelatingen dienen de erin vervatte voorwaarden, modaliteiten, verplichtingen strikt nageleefd te worden. Niet naleving ervan vormt op zich een inbreuk op het betreffende artikel en kan als dusdanig op dezelfde wijze gesanctioneerd worden. Artikel 4. Voorwerpen die werden gebruikt om een inbreuk te plegen of die voortkomen uit het plegen van een inbreuk op dit reglement kunnen bestuurlijk in beslag worden genomen door de lokale politie van de stad Lokeren op kosten en risico van de overtreder. De voorwerpen worden gedurende minimum 24 uur door de politiediensten in bewaring gehouden. De eigenaar/gebruiker dient na het verstrijken van deze termijn zelf initiatief te nemen voor teruggave van de in bewaring gehouden voorwerpen. Hij wordt geacht er afstand van te doen ten voordele van de stad na verloop van dertig dagen.
AFDELING 2. BEVOEGDE PERSONEN Artikel 5. Zijn bevoegd toezicht uit te oefenen op de naleving van de bepalingen van onderhavig reglement en de nodige vaststellingen te doen: a) de personen die bij wet of decreet bevoegd zijn gemaakt b) de door de gemeenteraad aangestelde ambtenaren.
2
DEEL 2. OPENBARE NETHEID VAN DE LEEFOMGEVING AFDELING 1. NETHEID OP EN ROND HET OPENBAAR DOMEIN Artikel 6. § 1. Op het openbaar domein of op aanpalende terreinen, zelfs op privaat terreinen, is het verboden eender welke voorwerpen of stoffen die kunnen bevuilen of schade toebrengen, daarin begrepen huishoudelijk afval, te werpen of achter te laten, evenals om het eender waar zoals bijvoorbeeld in rioolkolken, op gevels, trappen, drempels, vensters, monumenten, afsluitingen en groenaanplantingen. § 2. Het is verboden huishoudelijk afval1, of ander afval dan bedoeld voor de specifieke recipiënten, te werpen of achter te laten in de vuilnisbakken die zich op de openbare weg bevinden, in de ten behoeve van handelszaken geplaatste afvalrecipiënten, in particuliere containers voor afbraakmaterialen of andere specifieke containers. In de glasbollen en in de kledingcontainers mag enkel het huishoudelijk afval hiervoor bedoeld (aangeduid op de respectievelijke recipiënten) worden achtergelaten. § 3. Eenieder die zich schuldig maakt aan inbreuken op artikel 6, §1-2 is bovendien gehouden om dadelijk over te gaan tot opruiming. De sluikstorter valt tevens onder toepassing van het belastingsreglement op het verwijderen van afval2. Artikel 7. § 1. De eigenaar/bewoner/gebruiker is verplicht alle maatregelen te treffen om de netheid van het voetpad voor de door hem bewoonde of gebruikte eigendom te garanderen, zonder evenwel de bestrating te beschadigen. In straten waar geen voetpad is aangelegd, dienen de hoger vermelde personen de netheid te garanderen over een breedte van minimum 1,50 m gemeten vanaf de rooilijn. § 2. Bovendien dienen de straatgoot, de rioolkolk en het rioolrooster palend aan dit deel voetpad, net gehouden te worden teneinde de waterafvoer op generlei wijze te belemmeren, er over wakend dat de aangetroffen stoffen niet in de riolering terecht komen doch reglementair verwijderd3 worden. Zo is het verboden slijk, zand of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten of -kolken producten of voorwerpen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu, zoals bijvoorbeeld vloeibare afvalstoffen, verven, vetten en derivaten van petroleum. § 3. Bij appartementsgebouwen rust deze verplichting prioritair op de eigenaar/bewoner/gebruiker van de gelijkvloerse verdieping of op de gemeenschap van eigenaars/bewoners/gebruikers. Bij leegstaande gebouwen rust deze verplichting op de eigenaar. Bij onbebouwde percelen rust deze verplichting op de eigenaar/gebruiker van de grond. 1
afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1. van het VLAREMA. 2 Contant te betalen belasting op het weghalen en verwijderen van afvalstoffen, achtergelaten op niet reglementaire plaatsen of tijdstippen of in niet - reglementaire recipiënten dd. 16/12/2013. 3 Zie Deel 1. Specifieke regels m.b.t. het beheer van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen van Titel II. Specifieke regelgevingen.
3
Artikel 8. Het is verboden op het openbaar domein, op terreinen met een openbaar karakter en op aan het openbaar domein palende private terreinen te spuwen of zich te ontlasten. Artikel 9. § 1. Het reinigen van voertuigen op het openbaar domein dient te geschieden vóór het gebouw waar de eigenaar van het voertuig woont of vóór zijn garage indien deze mogelijkheid bestaat. De werkzaamheden mogen geen hinder opleveren voor de andere weggebruikers. § 2. Herstelling en onderhoud van en aan voertuigen op het openbaar domein zijn, behoudens overmacht, verboden.
AFDELING 2. AANPLAKKINGEN, PUBLICITEIT EN OPSCHRIFTEN Artikel 10.§ 1. Het aanbrengen, op welke wijze ook, van opschriften, affiches, spandoeken, beelden en fotografische voorstellingen, vlugschriften en aanplakbiljetten op de openbare weg en op bomen, aanplantingen, aanplakborden, gevels, muren, vensters, omheiningen, pijlers, palen, zuilen, bouwwerken, monumenten en andere, langs het openbaar domein of in de onmiddellijke nabijheid ervan gelegen, is verboden. § 2. Het is nochtans toegelaten: - aanplakbiljetten, aankondigingen of berichten van openbare verkopen op muren van het lokaal waar die verkoop zal plaatsvinden of van het te verkopen goed, aan te brengen; - verkoop- of verhuringsberichten op de gevels van het goed dat te koop of te huur is, aan te brengen; - reclamepanelen aan te brengen op tijdelijke afsluitingen rond werfinrichtingen op de openbare weg voor zover die betrekking hebben op de werkzaamheden van deze werf; - spandoeken op te hangen op niet hinderlijke plaatsen op het openbaar domein indien dit gebeurt ter aankondiging van een activiteit die georganiseerd wordt door een stedelijke adviesraad. Indien de spandoek over de openbare weg wordt gehangen zal een vrije ruimte van 4,5 m boven het wegdek gerespecteerd worden. Verder blijven de bepalingen die in artikel 10 werden opgenomen steeds van toepassing. § 3. Verkiezingspubliciteit mag enkel aangebracht worden op de daarvoor bestemde aanplakkingborden. § 4. Sociale, culturele en sportieve activiteiten/manifestaties, die plaats hebben op een bepaald tijdstip binnen onze stad, kunnen worden aangekondigd op de door het stadsbestuur op diverse plaatsen tot dit doeleinde ter beschikking gestelde metalen constructies waarin houten panelen kunnen worden geschoven. De zelf aan te maken borden mogen volgende afmetingen niet overschrijden: hoogte 0,6 m; breedte 2,2 m en dikte 8 mm. Ze dienen door de verenigingen zelf in de constructie geschoven te worden, dit ten vroegste 3 weken voor de activiteit/manifestatie, en ook weer verwijderd te worden uiterlijk 3 werkdagen na de activiteit/manifestatie. § 5. Sociale, culturele en sportieve activiteiten/manifestaties kunnen tevens worden aangekondigd op het informatiebord aan de hoofdingang van het treinstation van Lokeren en in de toekomst eventueel op de digitale borden van de stad.
4 De aanplakking op het informatiebord aan het treinstation/berichtgeving op de digitale borden wordt uitgevoerd door een stadsdienst na bezorging van de papieren/digitale affiche door de organisator. De papieren/digitale affiche mag ten vroegste 3 weken voor de activiteit/manifestatie worden aangebracht en moet worden verwijderd uiterlijk 3 werkdagen na de activiteit/manifestatie. § 6. Voor de aankondiging van sociale, culturele en sportieve activiteiten/manifestaties op de hierboven beschreven manieren geldt dat de naamvermelding van de organisator verplicht is. Bovendien kunnen enkel de Lokerse adviesraden en aangesloten verenigingen hiervan gebruik maken. § 7. Het aanbrengen van bewegwijzeringsborden voor bepaalde activiteiten en manifestaties is wel toegelaten mits hiervoor minimum 1 maand op voorhand een melding wordt ingediend bij de dienst secretariaat van het stadsbestuur. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de van toepassing zijnde voorschriften. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. De bewegwijzeringsborden mogen ten vroegste 3 werkdagen voor de activiteit/manifestatie worden aangebracht en moeten uiterlijk 3 werkdagen na de activiteit/manifestatie worden verwijderd. § 8. Aangebrachte aanplakkingen mogen niet afgerukt, gescheurd, bevuild, noch onleesbaar gemaakt worden. § 9. Het overdekken van aangebrachte aanplakkingen is verboden zolang de datum van de gebeurtenis niet is verstreken of zolang deze haar belang niet heeft verloren. Aanplakkingen verliezen hun belang twee maanden nadat ze zijn aangebracht of wanneer deze door weersomstandigheden of door andere omstandigheden onherkenbaar zijn geworden. § 10. De bepalingen van onderhavige afdeling zijn niet van toepassing op aanplakkingen door daartoe wettelijk bevoegde instanties of personen. § 11. Aanplakkingen die in strijd met dit reglement gebeurden, dienen na aanmaning door de bevoegde diensten onmiddellijk te worden verwijderd, zo niet zal dit ambtshalve gebeuren op kosten van de overtreder (zijnde in prioritaire volgorde de aanbrenger, de opdrachtgever, de verantwoordelijke uitgever).
AFDELING 3. DIEREN Artikel 11. Het is verboden op het openbaar domein meeuwen, ganzen, eenden, duiven, verwilderde kippen en andere dieren te voederen op uitzondering aan de oevers van vijvers en waterlopen. Hoe dan ook mag er slechts in zeer beperkte hoeveelheden4 gevoederd worden.
DEEL 3. OPENBARE GEZONDHEID
4
Onder ‘beperkt’ wordt verstaan de hoeveelheid voedsel die in een zeer korte tijdspanne door de dieren verorberd wordt.
5
AFDELING 1. ONGEZONDE EN/OF BOUWVALLIGE ONROERENDE GOEDEREN Artikel 12. Onroerende goederen (gebouwen en aanhorigheden, met inbegrip van tuinen, terreinen, gronden,…) zijn ongezond als ze een bedreiging vormen voor de openbare gezondheid en/of niet beantwoorden aan de elementaire veiligheids-, gezondheids-, en kwaliteitsnormen, zoals bepaald in de Vlaamse Wooncode. Bouwvallige woningen en/of gebouwen zijn onroerende goederen die zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval vertonen aan bijvoorbeeld buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinten, buitenschrijnwerk, kroonlijst, dakgoten of glas en die een hinder of gevaar kunnen betekenen. Artikel 13. § 1. Op voorstel van degenen, die door hem gelast zijn met een onderzoek, beveelt de burgemeester of zijn gemachtigde de nodige maatregelen en werken, noodzakelijk voor de gezondmaking van ongezonde onroerende goederen en het herstel van de zichtbare en storende gebreken aan bouwvallige woningen en/of om het onroerend goed conform te maken met de elementaire veiligheids-, gezondheids- en kwaliteitsnormen van de Vlaamse Wooncode. § 2. De burgemeester of zijn gemachtigde beveelt eveneens binnen welke termijn de in de eerste paragraaf bedoelde maatregelen en werken dienen uitgevoerd te worden. § 3. De eigenaar van het ongezonde en/of bouwvallige onroerend goed is verplicht de bevelen van de burgemeester of zijn gemachtigde uit te voeren. § 4. Indien de maatregelen en werken vermeld in paragraaf 1 niet uitgevoerd worden binnen de gestelde termijn, zal de burgemeester of zijn gemachtigde hiertoe van ambtswege, op kosten en risico van degene die in gebreke gebleven is, laten overgaan onverminderd de toepassing van de in dit reglement voorziene strafbepalingen. Artikel 14. Indien de omstandigheden het vereisen, kan de burgemeester de onmiddellijke gehele of gedeeltelijke ontruiming bevelen met verbod de betrokken lokalen, terreinen of gronden te betreden.
AFDELING 2. VERBRANDING VAN AFVALSTOFFEN Artikel 15. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen5 is, met het oog op de bescherming van de omgeving tegen schadelijke rookgassen, het verboden afvalstoffen van gelijk welke aard te verbranden. Dit verbod geldt zowel in open lucht als in gebouwen, werkplaatsen en lokalen en zowel bij verbranding door middel van toestellen en procédés zoals kachels, open haarden, allesbranders, als door andere soortgelijke toestellen en procédés. Artikel 16. § 1. De gebruikers van de verbrandingsinstallaties met of zonder energiewinning 5
O.a. Bosdecreet, VLAREM, VLAREMA, Veldwetboek (art. 89, 8°).
6 (o.a. open haard, kachel, bakoven) en die niet onderworpen zijn aan een voorafgaande vergunning of melding zoals voorzien in het Vlarem I, moeten ervoor zorgen dat daarmee geen luchtverontreiniging veroorzaakt wordt die de gezondheid kan schaden. § 2. Zij dienen tevens alle voorzorgen te treffen om de buurt niet te hinderen door geur, gas, damp, roet, stof en andere uitwasemingen.
AFDELING 3. HINDERLIJKE DIEREN Artikel 17. § 1. De eigenaars/bewoners/gebruikers van onroerende goederen zijn verplicht alle maatregelen te treffen om te voorkomen dat er zich hinderlijke dieren 6 zouden ontwikkelen en in voorkomend geval dienen zij deze te verdelgen. § 2. In het geval er broedplaatsen van verwilderde, gedomesticeerde duiven aanwezig zijn dienen zij dit te melden aan de dienst milieu en landbouw van het stadsbestuur Lokeren. De eigenaar/bewoner/gebruiker mag het vangen van deze dieren door de dienst milieu en landbouw niet bemoeilijken. § 3. Indien de nodige maatregelen, zoals voorzien in de vorige paragraaf niet getroffen worden, zal de burgemeester hiertoe van ambtswege op kosten en risico van de overtreder laten overgaan.
6
Hinderlijke dieren zoals er zijn ratten, faraomieren, kakkerlakken, gedomesticeerde duiven, …
7
DEEL 4. OPENBARE VEILIGHEID EN VLOTTE DOORGANG AFDELING 1. OPENBARE VERGADERINGEN, SAMENSCHOLINGEN, FEESTEN, OPENBARE VERMAKELIJKHEDEN, EVENEMENTEN, BRADERIJEN EN MANIFESTATIES OP OPENBAAR DOMEIN Artikel 18. Elke vergadering, manifestatie, samenscholing, feest, openbare vermakelijkheid, evenement of braderij op het openbaar domein moet minimum 3 maanden op voorhand worden gemeld op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren. Deze melding moet gebeuren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorschriften. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. Artikel 19. Voor volgende evenementen op het openbaar domein is echter steeds een schriftelijke vergunning vereist: - evenementen waarbij verkeerstechnische ingrepen nodig zijn (tijdelijk verkeersreglement); - evenementen in een tent met een oppervlakte ≥ 100 m2; - evenementen met een grote volkstoeloop. - evenementen met gebruik van vuurkorven, kampvuur en kerstboomverbranding Deze vergunning moet minimum 3 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Artikel 20. Straatmuzikanten, -orkesten en -artiesten die op het openbaar domein en in de lokalen voor het publiek toegankelijk, willen spelen, zingen of musiceren, moeten dit minimum één maand op voorhand melden aan de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorschriften. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. Artikel 21. Het college van burgemeester en schepenen kan de onder artikel 19 verleende toelating intrekken wanneer zij van oordeel zijn dat evenementen een gevaar zouden betekenen voor de openbare veiligheid, orde of rust. Artikel 22. De verkoop en het gratis ter beschikking stellen van gelijk welke dranken, voedingswaren, voorwerpen en materialen op het openbaar domein moet minimum één maand op voorhand worden gemeld op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorwaarden. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding.
8 Artikel 23. De organisatie van een huwelijks- of andere karavaan7 op het openbaar domein moet minimum één maand op voorhand worden gemeld bij de lokale politie van de stad Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorwaarden. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. Artikel 24. De deelnemers aan huwelijks- en andere karavanen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor gepleegde inbreuken. Artikel 25. Het is verboden een met de voorschriften in orde zijnde vergadering, samenscholing, feest, openbare vermakelijkheid, evenement, braderij en manifestatie op openbaar domein, te dwarsbomen, te onderbreken of om op het even welke wijze te storen. Artikel 26. Bij niet naleving van de voorwaarden, of als er geen melding werd ingediend of geen vergunning werd bekomen of bij wanordelijkheden dient de activiteit op politiebevel onmiddellijk gestopt en ontbonden te worden. Artikel 27. Overtreders zijn bovendien verplicht elke mogelijke hindernis op het openbaar domein onverwijld te verwijderen. Bij niet naleving hiervan kunnen de gebruikte of nog te gebruiken voorwerpen tijdelijk administratief in beslag worden genomen, dit op kosten en risico van de overtreder en of de opdrachtgever. De voorwerpen worden gedurende minimum 24 uur door de politiediensten in bewaring gehouden. De eigenaar/gebruiker dient na het verstrijken van deze termijn zelf initiatief te nemen voor teruggave van de in bewaring gehouden voorwerpen. Hij wordt geacht er afstand van te doen ten voordele van de stad na verloop van dertig dagen.
AFDELING 2. PRIVAAT GEBRUIK VAN HET OPENBAAR DOMEIN Artikel 28. § 1. Het privaat gebruik8 van het openbaar domein moet minimum één week op voorhand worden gemeld bij de dienst mobiliteit van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de van toepassing zijnde voorschriften. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. § 2. Bij inbreuken kunnen de gebruikte of nog te gebruiken voorwerpen tijdelijk administratief in beslag worden genomen, dit op kosten en risico van de overtreder en of de opdrachtgever. De voorwerpen worden gedurende minimum 24 uur door de politiediensten in bewaring gehouden. De eigenaar/gebruiker dient na het verstrijken van deze termijn zelf initiatief te nemen voor teruggave van de in bewaring gehouden voorwerpen. Hij wordt geacht er afstand van te doen ten voordele van de stad na verloop van dertig dagen. Artikel 29. Het stationeren of plaatsen van om het even welke bewoonde of niet bewoonde woon- of kermiswagens, met of zonder hun trek- of aanhangwagens en van om het even 7
Met een karavaan wordt bedoeld: meer dan vijf voertuigen die in kolonne achter elkaar rijden en gebruik maken van geluidsproducerende middelen. 8 Zoals bij wijze van voorbeelden: plaatsen van stellingen, goederen, werf- en werkconstructies, voorwerpen, afsluitingen, uitstaltoestellen, wind- of zonneschermen, verhuisvoertuigen, containers, …
9 welke tenten of barakken bestemd om er te overnachten of te verblijven, zelfs zeer tijdelijk, moet minimum één maand op voorhand worden gemeld op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorwaarden. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding.
Artikel 30. Wanneer in de gevallen van de artikelen van afdeling 2 van deel 4 van onderhavig reglement, de eigenaar/gebruiker/bewoner weigert gevolg te geven aan de aanmaning om zich in regel te stellen, kan, na beslissing van de burgemeester, een gehele of gedeeltelijke opruiming geschieden op kosten en risico van de eigenaar/bewoner/ gebruiker. Bovenstaande bepaling belet het opleggen van een administratieve sanctie niet.
AFDELING 3. HINDERLIJKE EN/OF GEVAARLIJKE ACTIVITEITEN Onderafdeling 1. Vuurwerk en aanverwante Artikel 31. § 1. Het gebruik van schietwapens9, veldkanonnetjes, en aanverwante10 naar aanleiding van een huwelijk of een andere eenmalige activiteit moet minimum één maand op voorhand worden gemeld aan de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijn voorwaarden. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. § 2. Voor het gebruik van vuurwerk en voor het gebruik van veldkanonnen voor gewasbescherming moet minimum één maand op voorhand een vergunning worden gevraagd aan de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. § 3. De betrokkene moet tijdens de activiteit, drager zijn van het ontvangstbewijs van de melding of van de vergunning en dient deze bovendien, op verzoek, aan ieder binnen deze regelgeving gemachtigd persoon te vertonen. Artikel 32. Het is verboden aan minderjarigen beneden de leeftijd van zestien jaar te verkopen of uit te delen: knalbonbons, knalerwten, knalstenen, voetzoekers en ander vuurwerk11. Artikel 33. Bij inbreuken op de twee vorige artikelen kunnen de gebruikte of nog te gebruiken voorwerpen, dewelke niet onder de wet op de springstoffen vallen, tijdelijk administratief in beslag worden genomen en dit op kosten en risico van de overtreder. Zij worden gedurende minimum 24 uur door de politiediensten in bewaring gehouden. De eigenaar/gebruiker dient na het verstrijken van deze termijn zelf initiatief te nemen voor teruggave van de in bewaring 9
Hieronder wordt niet begrepen het reglementair gebruik van vuurwapens (vb. jacht, schietvereniging, …) en bogen (vb. schieting). 10 Knalbonbons, knalerwten, knalstenen en voetzoekers. 11 Die niet vallen onder de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen (BS 09.06.1956) en zijn latere wijzigingen.
10 gehouden voorwerpen. Hij wordt geacht er afstand van te doen ten voordele van de stad na verloop van dertig dagen. Artikel 34. Bij besluit van de burgemeester kan voor het gebruik van vuurwerk en onverminderd de bepalingen van art. 31, 32 en 33, collectieve toestemming worden verleend aan bijzondere groepen van personen of binnen een welbepaalde tijdsperiode die bekend wordt gemaakt aan de bevolking. Onderafdeling 2. Niet georganiseerde spelen Artikel 35. Spelen die, rekening houdend met de plaatstoestand en de aard van het spel, een reëel gevaar zouden betekenen voor het verkeer en/of de weggebruikers, zijn verboden. Uitzondering hierop is mogelijk mits voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde, die de noodzakelijke begeleidende maatregelen zal bepalen. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Onderafdeling 3. Bedelen Artikel 36. Op het openbaar domein is het verboden te bedelen. Onderafdeling 4. Inzamelingen12 Artikel 37. Het verrichten op het openbaar domein en in voor publiek toegankelijke plaatsen van een inzameling, inclusief de huis- aan-huis inzameling, moet minimum 1 maand op voorhand worden gemeld op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorwaarden. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding. Artikel 38. Het is de inzamelaars geboden het ontvangstbewijs van de melding tijdens hun activiteiten bij zich te hebben en dit telkens spontaan te vertonen. Artikel 39. Het is de inzamelaars verboden de vrijgevigheid op te wekken door gebrekkigheden of misvormingen tentoon te stellen of voor te wenden. Bovendien mogen zij zich niet met hetzelfde doel laten vergezellen door te jonge kinderen. Onderafdeling 5. Loterijen en kansspelen. Artikel 40. Het is verboden op het openbaar domein, of plaatsen grenzend aan het openbaar domein, niet vergunde loterijen en kansspelen te organiseren of te houden. Onderafdeling 6. Onherkenbaar verschijnen Artikel 41. Het verschijnen in voor het publiek toegankelijke plaatsen met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat men niet herkenbaar of identificeerbaar is, is 12
Onder inzameling wordt verstaan het verwerven van fondsen of goederen zonder er iets voor in ruil te geven. Verkopen waarbij er wel iets in ruil voor de verworven fondsen wordt gegeven vallen niet onder inzamelingen.
11 uitsluitend toegelaten naar aanleiding van feestactiviteiten en mits voorafgaande schriftelijke vergunning van de burgemeester of zijn gemachtigde. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Artikel 42. In het geval van individuele vergunning dient de betrokkene tijdens de activiteit drager te zijn van deze vergunning. Bovendien dient hij deze, op verzoek, aan ieder binnen deze regelgeving gemachtigd persoon te vertonen. Artikel 43. Bij besluit van de burgemeester kan voor het onherkenbaar verschijnen en onverminderd de bepalingen van art. 41 en 42, collectieve toestemming worden verleend aan bijzondere groepen van personen of binnen een welbepaalde tijdsperiode13 die bekend wordt gemaakt aan de bevolking. Artikel 44. Op het eerste verzoek moeten de gemaskerde, vermomde of onherkenbare personen zich onmiddellijk herkenbaar maken. Onderafdeling 7. Zwemmen in openbare waters Artikel 45. In alle waters op het openbaar domein is het verboden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde te zwemmen, baden of duiken, tenzij deze activiteiten onderhevig zijn aan de meldings- of vergunningsplicht conform Vlarem. Onderafdeling 8. Uitdelen van pamfletten, flyers, folders en aanverwante en bedelen van reclamedrukwerk en gratis regionale pers Artikel 46. De uitdeling van voorwerpen, pamfletten, flyers, folders en aanverwante mag de openbare orde, rust, netheid en veiligheid niet in het gedrang brengen. Het is alleszins verboden over te gaan tot huis-aan-huisbedeling van reclamedrukwerk en gratis regionale pers vóór 7 uur en na 22 uur. Artikel 47. Iedere verdeler moet zelf, of via een helper, instaan voor het oprapen van de door het publiek in de omgeving weggeworpen exemplaren of voorwerpen. Weigert of onttrekt de verdeler en/of de helper zich dan zal het stadsbestuur de nodige opruiming laten verrichten op kosten van de opdrachtgever en/of verdeler en/of helper. Artikel 48. Het is in ieder geval verboden voorwerpen, pamfletten, flyers, folders en aanverwante te plaatsen op geparkeerde voertuigen op uitzondering van politionele documenten14 en parkeerretributiedocumenten. Artikel 49. Het is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen op adressen waar duidelijk kenbaar is gemaakt dat dit niet is gewenst15, evenals aan leegstaande panden.
13
Bijvoorbeeld: carnavalgebeuren, halloween,… Voorbeelden van politionele documenten: onmiddellijke inningen, vaststelling van inbreuken, preventiedrukwerken, verbaliseringstickers, e.a. 15 Onder meer door zelfklevers door de stad ter beschikking gesteld aan haar bevolking. 14
12
AFDELING 4. RAMPEN, ONMIDDELLIJK GEVAAR EN ANDER ONHEIL: VOORKOMEN, WAARNEMEN EN VERPLICHTE HANDELINGEN. Artikel 50. Het is aan de eigenaars, huurders of bewoners van gebouwen geboden de erin voorhanden zijnde schouwen of rookkanalen, ook deze geplaatst in aanhorige gebouwen, ten minste eens per jaar doeltreffend te reinigen of te doen reinigen; zulks mag niet worden gedaan door middel van vuur. Artikel 51. Zij die een brand, een overstroming, een gaslek of een gasontploffing, een onmiddellijk gevaar of enig ander onheil waarnemen, zijn verplicht onmiddellijk daarvan kennis te geven aan de politie, de brandweer of een andere bevoegde openbare dienst. Artikel 52. Het is geboden aan de eigenaars en/of gebruikers van de naburige gebouwen, alle mogelijke hulp tot het bestrijden van de ramp, het gevaar of het onheil te verlenen aan de brandweer, aan de politie en andere personen die door deze diensten werden opgevorderd. In geval van weigering of afwezigheid zijn de brandweer en/of de politie gerechtigd alle terzake dienende maatregelen te nemen, daarin ook begrepen het openen van welke toegangen dan ook. Het is bovendien geboden zich niet te verzetten tegen het aanbrengen van waterslangen of andere reddingstoestellen, noch het beletten dat gebruik wordt gemaakt van de watervoorraad waarover de betrokkenen beschikken. Daarenboven is het tevens geboden om zich, buiten de gevallen van opvordering, te verwijderen uit de onmiddellijke omgeving van de ramp, het gevaar of het onheil tot op de plaats door de politie of brandweer bevolen. Artikel 53. Iedere bedrieglijke hulpoproep of ieder bedrieglijk gebruik, op eender welke wijze, van een signalisatietoestel dat bestemd is om de veiligheid van gebruikers te vrijwaren, is verboden. Artikel 54. Het rondrijden met brandende fornuizen, zoals frietkramen en dergelijke, is verboden.
AFDELING 5. WATER, SNEEUW EN IJS Artikel 55. Bij vriesweer of dreigende vorst is het verboden water te gieten of te laten lopen op de openbare weg, en behoudens voorafgaandelijke, schriftelijke toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde, op het openbaar domein. Het is eveneens verboden om sneeuw of ijs afkomstig uit het gebouw of aanhorigheden ervan op het openbaar domein te leggen .
Artikel 56. § 1. Bij ijzel is de eigenaar/bewoner/gebruiker verplicht om het voetpad over een minimale breedte van 1,5 meter ijzelvrij te maken zonder de bestrating te beschadigen en de openbare gezondheid te schaden. § 2. Bij sneeuwval is de eigenaar/bewoner/gebruiker verplicht om het voetpad over een minimale breedte van 1,5 meter sneeuwvrij te maken. De sneeuw dient opgehoopt te worden
13 langs de rand van het voetpad, op zodanige wijze dat de straatgoot en de straatkolken worden vrijgehouden. Ter hoogte van opritten, oversteekplaatsen voor voetgangers en aangeduide haltes voor lijnbussen moet de rand van het voetpad gelegen langs de rijbaan steeds vrijgehouden worden. § 3. In verkeersvrije straten of pleinen, in straten waar geen voetpad is aangelegd alsmede in open winkelgalerijen, dienen eigenaars/bewoners/gebruikers de verplichtingen voorzien in §1-2 uit te voeren over een breedte van minimum 1,5 meter, gemeten vanaf de rooilijn. § 4. In afwijking van de vorige bepalingen dient bij een te smal voetpad (< 1,5 meter breedte) de sneeuw of het ijs op de weg opgehoopt te worden, zo dicht mogelijk bij de boordsteen van het voetpad maar zodanig dat de straatgoot en de straatkolken vrij blijven.
AFDELING 6. HUISNUMMERING, PLAATSEN VAN VERKEERS- EN STRAATNAAM-BORDEN EN LEIDINGEN VAN OPENBAAR NUT Artikel 57. Bij nieuwbouw moet de eigenaar, binnen de maand nadat het gebouw onder dak staat, de dienst bevolking om de toewijzing van een huisnummer verzoeken. Het huisnummer wordt binnen dezelfde maand aangebracht door de eigenaar op een van op de straat goed leesbare plaats. Artikel 58. De eigenaar/bewoner/gebruiker dient het huisnummer steeds goed leesbaar te houden. Indien het huisnummer door verbouwing, herstelling, schildering of door diefstal zou verdwenen zijn, dient bij de dienst bevolking een duplicaathuisnummer opgehaald te worden. Artikel 59. Bij het weigeren van binnen een door het stadsbestuur bepaalde periode gevolg te geven aan de bovenvermelde voorschriften zal het stadsbestuur ambtshalve en op kosten van de belanghebbende overgaan tot het aanbrengen van het huisnummer. Artikel 60. De eigenaar/bewoner/gebruiker van een gebouw moet op de gevel ervan de plaatsing en onderhoud in opdracht van het stadsbestuur dulden van: straatnaamborden, verkeersborden, houders van leidingen van openbaar nut en veiligheid of andere voorwerpen van openbaar belang. Artikel 61. De eigenaar/bewoner/gebruiker van een gebouw moet, indien werkzaamheden de verplaatsing van een leiding en voorwerp van openbaar nut noodzaken, het stadsbestuur en de eigenaar of de exploitant van de voorwerpen ten minste drie dagen op voorhand verwittigen. Artikel 62. Het is verboden de straatnaamborden, huisnummers of elke andere aanduiding of voorwerp van openbaar belang te bedekken, weg te nemen, te veranderen of op enigerlei wijze te beschadigen of te vernielen.
14
AFDELING 7. ONDERHOUD VAN GRONDEN EN HUN BEGROEIING Artikel 63. De gebruiker en bij ontstentenis de eigenaar van een grond, dienen er voor te zorgen dat de op deze grond geplante bomen, struiken en planten zodanig gesnoeid worden dat er geen enkele tak op minder dan 4,5 meter van de grond boven de rijbaan of berm hangt en geen enkele tak op minder dan 2,5 meter van de grond boven het fiets- of voetpad hangt. Bovendien dienen de bomen, struiken en planten zodanig gesnoeid te worden dat zij geen hinder kunnen betekenen voor de weggebruikers. Artikel 64. Elke gebruiker en bij ontstentenis de eigenaar van een terrein, al dan niet bebouwd, zijn ertoe gehouden het terrein zodanig te onderhouden dat de zindelijkheid, gezondheid en veiligheid niet in het gedrang komen en er geen overlast veroorzaakt wordt aan de omliggende terreinen of het openbaar domein. Inzonderheid zijn de gebruiker en bij ontstentenis de eigenaar van het terrein ertoe gehouden de groei en zaadvorming van distels, brandnetels en in het algemeen alle hinderlijke onkruidsoorten, wiens zaadverspreiding of groei het ongestoord genot van de omliggende gronden kunnen beïnvloeden, te beletten. Artikel 65. De eigenaar/bewoner/gebruiker moet gepaste feitelijke maatregelen nemen om de toegang tot onbezette gebouwen en terreinen te verhinderen.
15
DEEL 5. OPENBARE RUST AFDELING 1. GELUIDSHINDER Artikel 66. Behoudens toegelaten afwijking van de burgemeester of zijn gemachtigde is elk geluid of lawaai, dat de rust van de inwoners kan verstoren of hen onnodig overlast kan berokkenen en dat zonder noodzaak veroorzaakt wordt en/of dat is toe te schrijven aan een gebrek aan vooruitzicht en voorzorg, verboden. Worden echter niet als hinderlijke geluiden in de zin van dit artikel beschouwd: * activiteiten met gebruik van elektronisch versterkte muziek zoals gedefinieerd in VLAREM (zowel niet-ingedeelde activiteiten als activiteiten onderhevig aan een milieumelding of – vergunning); * geluiden die het gevolg zijn van werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toelating of in opdracht van de daartoe bevoegde overheid; * geluiden die het gevolg zijn van werken of handelingen die bij hoogdringendheid of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen; * geluiden die het gevolg zijn van een door het gemeentebestuur vergunde manifestatie, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd; * geluiden die het gevolg zijn van werken, tussen 07 uur en 21 uur, aan private eigendommen, al of niet vergunningsplichtig, én waarbij de nodige voorzorgen werden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te vermijden. Artikel 67. Het is verboden, behoudens schriftelijke vergunning van de burgemeester of zijn gemachtigde, de openbare rust te verstoren door elk geluid, voortgebracht door een muziekinstallatie, zelfs deze geplaatst in, op of aan een voertuig en waarbij het geen belang heeft of het voertuig open vensters of een open dak heeft. In het geval van het voertuig wordt de inbreuk geacht begaan te zijn door de bestuurder en bij niet identificatie van deze door de eigenaar. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Artikel 68. Zonder schriftelijke vergunning van de burgemeester of zijn gemachtigde is het in private eigendommen en in lokalen toegankelijk voor het publiek verboden instrumenten, luidsprekers of andere geluidsinstallaties te gebruiken als het gebruik ervan bestemd is om op de openbare weg gehoord te worden. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Artikel 69. Met uitzondering van de bepalingen voorzien in de wegcode16, is het zonder schriftelijke vergunning van de burgemeester of zijn gemachtigde, verboden op het openbaar domein, muziekinstrumenten, geluidsverwekkende hulpmiddelen17, luidsprekers of andere geluidsinstallaties al dan niet op een voertuig geplaatst te gebruiken.
16 17
Wegcode: KB 1/12/75 Zoals er zijn: fluiten, sirenen, toeters, bellen, klokken, muziek,…
16 De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. Artikel 70. Het is verboden voertuigen of toebehoren bij het voertuig (o.a. koelinstallaties) draaiend te houden terwijl het voertuig stilstaat, tenzij daartoe noodzaak is én indien de nodige voorzorgen genomen zijn (waaronder afstand tot bewoonde panden) en onverminderd de bepalingen van de wegcode.
AFDELING 2. HINDERLIJK GEDRAG Artikel 71. Volgende vormen van hinderlijk gedrag zijn verboden: - gevaarlijk en/of roekeloos gedrag dat een risico vormt voor de andere gebruikers van het openbaar domein; - respectloos en/of maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag dat ergerlijk, intimiderend of hinderlijk is voor andere personen; - het belemmeren van de vlotte doorgang van andere personen. Artikel 72. Het is verboden andere beledigingen dan bedoeld in boek II, titel VIII, hoofdstuk V van het strafwetboek te richten tegen gestelde lichamen of tegen andere personen18.
DEEL 6. INRICHTINGEN TOEGANKELIJK VOOR PUBLIEK EN RECREATIE AFDELING 1. OPENBARE PARKEN, STEDELIJKE SPEEL EN – RAVOTTERREINEN. Onderafdeling 1. Openbare parken: Artikel 73. Parken zijn de gebieden vastgelegd als park bij gemeenteraadsbesluit.19 Artikel 74. In deze parken is het verboden er zich toegang te verschaffen gebruik makend van een gemotoriseerd voertuig met uitzondering van bevoegde diensten en van voertuigen voor personen met een handicap welke niet sneller dan stapvoets kunnen rijden. Artikel 75. Behoudens schriftelijke vergunning door de burgemeester of zijn gemachtigde is het verboden zich in de parken te bevinden buiten de voorgeschreven uren die als volgt bepaald worden: van 01/11 tot 31/03 van 8 tot 18 uur en van 01/04 tot 31/10 van 6 tot 22 uur. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier. 18
boek II, titel VIII, hoofdstuk V omvat o.m. laster, eerroof, lasterlijke aangifte, lasterlijke aantijging, beledigingen door daden, geschriften of zinnebeelden en waarbij het openbaar karakter duidelijk aanwezig is en waarbij een specifiek feit aan de grondslag van de beledigingen ligt. 19 Bij het van kracht worden van huidig reglement zijn volgende gebieden als park omschreven in het besluit van 21/01/1998, herzien op 07/09/1998: Verloren Bos, Bospark, Ter Beuken en het Prinses Josephine Charlottepark.
17 Onderafdeling 2. Stedelijke speel- en ravotterreinen: Artikel 76. Het oneigenlijk gebruik van de terreinen en hun uitrustingen is verboden. De eventuele gebruiksvoorschriften dienen nageleefd te worden. Artikel 77. Behoudens schriftelijke vergunning door de burgemeester of zijn gemachtigde is het verboden zich op de speel- en ravotterreinen te bevinden buiten de voorgeschreven uren die als volgt bepaald worden: van 01/11 tot 31/03 van 8 tot 18 uur en van 01/04 tot 31/10 van 6 tot 22 uur. De vergunning moet minimum 1 maand op voorhand worden gevraagd op de dienst secretariaat van het stadsbestuur Lokeren door middel van een voorgeschreven formulier.
AFDELING 2. STEDELIJKE INFRASTRUCTUUR20 Artikel 78. Het is aan bezoekers van de stedelijke infrastructuur geboden zich niet hinderlijk te gedragen en de aanwijzingen van het verantwoordelijke personeel van die instellingen op te volgen. Artikel 79. Door het betreden van de stedelijke infrastructuur, die beschikken over huishoudelijke reglementen, verklaart ook de toevallige gebruiker zich akkoord met de naleving er van. Deze reglementen liggen ter inzage aan de respectievelijke balies. Deze reglementen werden ook in bijlage bij onderhavig reglement gevoegd. Het niet naleven ervan vormt op zich reeds een inbreuk strafbaar met administratieve sancties zoals bepaald in artikelen 349 en 350 van dit reglement, onverminderd de eventuele maatregelen vervat in het overtreden huishoudelijk reglement.
20
Zoals er zijn: stedelijk zwembad, stedelijk sport– en jeugdcomplex, atletiekpiste, tennisterreinen, cultureel centrum, stedelijke bibliotheek, stadhuis, politiecommissariaat, stedelijke visvijvers…
18
DEEL 7. GEMENGDE INBREUKEN Artikel 80. Onder de voorwaarden bepaald door het protocolakkoord niet-verkeer21, dat in bijlage bij onderhavig reglement wordt gevoegd, zijn volgende (gemengde) inbreuken strafbaar met administratieve sancties zoals bepaald in artikelen 349 en 350 van dit reglement: 1° Inbreuken op artikel 398 van het Strafwetboek: “Hij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro of met een van die straffen alleen. Ingeval de schuldige heeft gehandeld met voorbedachten rade, wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van een maand tot een jaar en tot geldboete van vijftig euro tot tweehonderd euro.” 2° Inbreuken op artikelen 461 en 463 van het Strafwetboek: “Hij die een zaak die hem niet toebehoort, bedrieglijk wegneemt, is schuldig aan diefstal. Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.” 3° Inbreuken op artikel 521, derde lid, van het Strafwetboek: “Bij onbruikbaarmaking met het oogmerk om te schaden, is de straf vijftien dagen tot drie jaar gevangenis en geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro. De in het tweede lid bedoelde straf is toepasselijk in geval van gehele of gedeeltelijke vernieling of van onbruikbaarmaking, met het oogmerk om te schaden, van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen.” 4° Inbreuken op artikel 526 van het Strafwetboek: “Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd euro wordt gestraft hij die vernielt, neerhaalt, verminkt of beschadigt: - Grafsteden, gedenktekens of grafstenen; - Monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht; - Monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.” 5° Inbreuken op artikel 534bis van het Strafwetboek: “Met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die zonder toestemming graffiti aanbrengt op roerende of onroerende goederen.”
21
Zoals bepaald in artikel 23 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties: “Met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde inbreuken, kan de gemeenteraad een protocolakkoord dat gesloten werd tussen de bevoegde procureur des Konings en het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bekrachtigen.”
19 6° Inbreuken op artikel 534ter van het Strafwetboek: “Met gevangenisstraf van een maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die opzettelijk andermans onroerende eigendommen beschadigt.” 7° Inbreuken op artikel 537 van het Strafwetboek: “Hij die kwaadwillig een of meer bomen omhakt of zodanig snijdt, verminkt of ontschorst dat zij vergaan, of een of meer enten vernielt, wordt gestraft: voor elke boom, met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot honderd euro; voor elke ent, met gevangenisstraf van acht dagen tot vijftien dagen en met geldboete van zesentwintig euro tot vijftig euro of met een van die straffen alleen.” 8° Inbreuken op artikel 545 van het Strafwetboek: “Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot tweehonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die geheel of ten dele grachten dempt, levende of dode hagen afhakt of uitrukt, landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, vernielt; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen, verplaatst of verwijdert.” 9° Inbreuken op artikel 559, 1° van het Strafwetboek: “Met geldboete van tien euro tot twintig euro worden gestraft: zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van dit wetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen.” 10° Inbreuken op artikel 561, 1° van het Strafwetboek: “Met geldboete van tien euro tot twintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot vijf dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord.” 11° Inbreuken op artikel 563, 2° van het Strafwetboek: “Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: zij die stedelijke of landelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, opzettelijk beschadigen.” 12° Inbreuken op artikel 563, 3° van het Strafwetboek: “Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van die straffen alleen worden gestraft: daders van feitelijkheden of lichte gewelddaden, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen.” 13° Inbreuken op artikel 563bis van het Strafwetboek: “Met geldboete van vijftien euro tot vijfentwintig euro en met gevangenisstraf van een dag tot zeven dagen of met een van deze straffen alleen worden gestraft, zij die zich, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt
20 of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn. Het eerste lid geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten.”
Artikel 80bis. Onder de voorwaarden bepaald door het protocolakkoord verkeer22, dat in bijlage bij onderhavig reglement wordt gevoegd, zijn volgende (gemengde) inbreuken strafbaar met administratieve sancties zoals bepaald in artikelen 349 en 350 van dit reglement: 1° overtredingen van eerste categorie, bestrafbaar met een administratieve geldboete van 55 euro: a) artikel 22 bis, 4°, a) koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter ''P'' aangebracht is, of op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat”; b) artikel 22ter, 1,3° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen
reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering”; c) artikel 22sexies, 1 en 2 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen
reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “in voetgangerszones is het parkeren verboden”; d) artikel 23.1, 1° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting; indien het een rijbaan is met eenrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden”; e) artikel 23.1, 2° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “elk 22
Zoals bepaald in artikel 23 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties: “Met betrekking tot de in artikel 3 bedoelde inbreuken, kan de gemeenteraad een protocolakkoord dat gesloten werd tussen de bevoegde procureur des Konings en het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bekrachtigen.”
21 stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld buiten de rijbaan op de gelijkgrondse berm of, buiten de bebouwde kommen, op eender welke berm; indien het een berm betreft die de voetgangers moeten volgen, moet langs de buitenkant van de openbare weg een begaanbare strook van ten minste 1,50 meter breed vrijgelaten worden; indien de berm niet breed genoeg is, moet het voertuig gedeeltelijk op de berm en gedeeltelijk op de rijbaan opgesteld worden; indien er geen bruikbare berm is, moet het voertuig op de rijbaan opgesteld worden”; f) artikel 23.2, eerste lid, 1°, 2°en 3° en tweede lid koninklijk besluit van 1 december 1975
houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden: 1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan; 2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg; 3° in één enkele file. Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden”; g) artikel 23.3 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°. f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg”; h) artikel 23.4 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken”; i)
artikel 24, eerste lid, 2°, 4° en 7°, 8°, 9° en 10 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid: o op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
22 o op de rijbaan op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter voor de oversteekplaatsen voor voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen; o in de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naastbij gelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering; o op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering; o op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt; o op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt”; j)
artikel 25.1, 1°,2°,3°, 5°, 8°,9°,10°, 11°,12 en 13° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden een voertuig te parkeren: o op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen; o op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst; o voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht; o op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen; o buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht; o op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht; o op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2.° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg; o op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen; o op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen; o buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middenberm die deze rijbanen scheidt”;
23 k) artikel 27.1.3 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft”; l)
artikel 27.5.1., 5.2. en 5.3 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te parkeren. Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto's, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht. Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te parkeren”;
m) artikel 27bis koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het niet hebben aangebracht van de speciale kaart bedoeld in artikel 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of het door artikel 27.4.1 van hetzelfde besluit hiermee gelijkgesteld document op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het op een voorbehouden parkeerplaats voor personen met een handicap geparkeerde voertuig”; n) artikel 68.3. koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het niet in acht nemen van het verkeersbord C3 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen”; o) artikel 68.3. koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het niet in acht nemen van het verkeersbord F 103 wanneer deze inbreuken vastgesteld worden door automatisch werkende toestellen”; p) artikel 70.2.1. koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “verkeersborden E 1, E 3, E 5, E 7 en van het type E 9 betreffende het stilstaan en het parkeren niet in acht nemen”; q) artikel 70.3 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het verkeersbord E11 niet in acht nemen”;
24 r) artikel 77.4 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken”; s) artikel 77.5 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op
de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan”; t)
artikel 77.8 koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht”;
2° overtredingen van de tweede categorie, bestrafbaar met een administratieve geldboete van 110 euro: a) artikel 24 lid 1, 1°,2°, 4°, 5°en 6° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid: o op de trottoirs en, binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering; o op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden; o op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen; o op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen; op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is”; b) artikel 25.1, 4°,6° en 7° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen
reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden een voertuig te parkeren: op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden; op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden; wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden”;
25 c) artikel 25.1.14° koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg: “het is verboden een voertuig te parkeren op de parkeerplaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°, c van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg behalve voor de voertuigen gebruikt door personen met een handicap die in het bezit zijn van een speciale kaart zoals bedoeld in artikel 27.4.1 of 27.4.3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg”;
26
DEEL 8. PLAATSVERBOD Artikel 81. De inbreuken op artikel 134sexies van de Nieuwe Gemeentewet23 inzake plaatsverbod opgelegd door de burgemeester, zijn strafbaar met administratieve sancties zoals bepaald in artikelen 349 en 350 van dit reglement.
23
Artikel 134sexies van de Nieuwe Gemeentewet: § 1. De burgemeester kan, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen. § 2. Onder "tijdelijk plaatsverbod" wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder. § 3. De in §1 bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde; 2° bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bij de eerstvolgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegenheid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk of mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering. § 4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging. § 5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties. ".
27
TITEL II. SPECIFIEKE REGELGEVINGEN DEEL 1. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. HET BEHEER VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN EN VERGELIJKBARE BEDRIJFSAFVALSTOFFEN AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 82. Huishoudelijke afvalstoffen: definities - Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “afvalstof” verstaan: elke stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen, zoals gedefinieerd in het Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen. - Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “huishoudelijke afvalstoffen” verstaan: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 4.1.1. van het VLAREMA24. - Voor de toepassing van dit reglement wordt onder “met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen”, hierna “vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen” genoemd, verstaan: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen, die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in artikel 1.2.1, §2, 54° van het VLAREMA25. Artikel 83. Verboden afvalstoffen Het is verboden afvalstoffen, afkomstig uit andere gemeenten ter inzameling aan te bieden. Het is tevens verboden om volgende voorwerpen mee te geven, met om het even welke ophaling van huishoudelijke of daarmee gelijkgestelde afvalstoffen (excl. recyclagepark): - grijze restafvalzakken (behalve indien ze in de restafvalcontainer zitten) - afbraakmateriaal, puin en grond - afvalwaters en vloeibare afvalstoffen - autobanden - autowrakken - gasflessen of andere ontplofbare voorwerpen - geneesmiddelen - krengen van dieren en slachtafval Artikel 84. Vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars § 1. Alleen de geregistreerde vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars, daartoe aangewezen door het gemeentebestuur, zijn gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen.
24
VLAREMA, Art. 4.1.1: Aansluitend op de bepalingen van het Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen wordt het straat- en veegvuil gelijkgesteld aan huishoudelijke afvalstoffen. 25 VLAREMA, Art. 1.2.1, §2, 54°: Met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen en die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als activiteiten van de normale werking van een particuliere huishouding.
28 § 2. Het is voor iedereen verboden om het even welke huishoudelijke afvalstof mee te geven aan andere vervoerders, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars dan deze daartoe aangewezen door het gemeentebestuur. Artikel 85. Verbranden van afvalstoffen Voor het verbranden van afvalstoffen wordt verwezen naar de bepalingen in artikel 15 van Titel I Algemene regelgeving. Artikel 86. Sluikstorten van afvalstoffen § 1. Voor sluikstorten van afvalstoffen op het openbaar domein of op aanpalende terreinen wordt verwezen naar de bepalingen van artikel 6 en 7 van Titel I Algemene regelgeving. § 2. Het is verboden om bedrijfsafval of daarvoor bestemde recipiënten achter te laten op openbare plaatsen, behalve tot aanbieding aan de natuurlijke personen of rechtspersonen die deze bedrijfsafvalstoffen inzamelen of ophalen. In dit geval mag de aanbieding op een openbare plaats uitsluitend gebeuren op de dag van de ophaling en in geen geval tussen 20.00 uur ‘s avonds en 6.00 uur ‘s ochtends, noch op zondag of een wettelijke feestdag. Het achtergelaten bedrijfsafval en de daarvoor bestemde recipiënten mogen het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers niet hinderen. Het afval moet worden aangeboden in een in verhouding tot het aangeboden volume - voldoende aantal, afgesloten recipiënten, zodanig dat de plaats waar ze worden aangeboden in ordelijke staat verkeert. Afval dat op een openbare plaats verspreid wordt, moet op initiatief van de aanbieder opgeruimd worden. § 3. Met het oog op thuiscomposteren is het voor particulieren toegestaan op eigen privéterrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen groente-, fruit- en tuinafval. Deze composteerruimte van minder dan 10 m³, niet zichtbaar van op straat, mag geen hinder veroorzaken voor de buurtbewoners. Artikel 87. Netheid op privaat terrein § 1. Het is verboden huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, afbraakmateriaal, wrakken, allerhande goederen en voorwerpen die de reinheid en esthetiek v²an de omgeving benadelen en/of een gevaar zijn voor de openbare gezondheid te storten, te doen storten, achter te laten, te doen achterlaten of te laten achterlaten, of zulks toe te laten op private terreinen, ongeacht het feit van eigendom, indien hiertoe geen geschreven vergunning werd verleend door de bevoegde overheid. § 2. Het is tevens verboden huishoudelijke en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, afbraakmateriaal, wrakken, allerhande goederen en voorwerpen die de reinheid en esthetiek van de omgeving benadelen en/of een gevaar zijn voor de openbare gezondheid te behouden, te verzamelen en op te stapelen op binnen- en achterplaatsen, in kelders, bijgebouwen, in stallen,… Deze bepaling geldt niet voor de industriële inrichtingen voor met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, en voor de landbouwuitbatingen wat het mest betreft, voor zover voldaan is aan eventuele meldings- en/of vergunningsplicht opgelegd door de hogere overheid. § 3. Wanneer afval wordt achtergelaten op een wijze of een plaats in strijd met dit reglement, is de gemeente gemachtigd ambtshalve en op kosten van de daders, de betrokken producten of voorwerpen op te ruimen of te laten opruimen. De eigenaars van private gronden op wier eigendommen vuil wordt gestort, zelfs door derden, kunnen verplicht worden dit vuil op te ruimen binnen de termijn die de gemeente oplegt. Bij
29 weigering dit te doen, kan het vuil op hun kosten worden opgeruimd, na het verstrijken van de initieel vastgestelde termijn. Artikel 88. Afvalstoffen: wijze van aanbieden en toezicht § 1. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen dienen aangeboden te worden zoals voorzien in dit reglement. Afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van dit reglement worden niet aanvaard. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet-aanvaarde afvalstoffen terug te nemen. § 2. Het toezicht op de aanbieding van afvalstoffen wordt uitgevoerd door de overbrengers die van het gemeentebestuur de toelating kregen afvalstoffen in te zamelen en door de parkwachter in geval van inzameling via het recyclagepark. Deze overbrengers en de parkwachter mogen de aanbieders wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen verstrekken. Artikel 89. Afvalstoffen: wanneer en waar buitenplaatsen § 1. De aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen geschiedt voor 8 u ’s morgens op de door de Intercommunale Durme-Moervaart vastgestelde dagen. Het mag eveneens de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling zal plaatsvinden, aan de rand van de openbare weg geplaatst worden en dit vanaf 20 u. De frequentie en dagen der ophaling kunnen worden geraadpleegd op de ophaalkalender van de Intercommunale Durme-Moervaart, die huis aan huis wordt bedeeld. § 2. De huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen worden in de voorgeschreven recipiënten of wijze aangeboden aan de rand van de openbare weg en vóór het betrokken perceel waar de aanbieder gevestigd is, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De aanbieder die afgelegen van de openbare weg gevestigd is of die langs wegen, plaatsen of stegen gevestigd is die niet door de wagens van de ophaaldienst bereikbaar zijn, dienen de voorgeschreven recipiënten te plaatsen langs de dichtst bij zijn perceel grenzende openbare weg die wel toegankelijk is. § 3. De inwoners die het recipiënt buitenzetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel zwerfvuil dat hiervan afkomstig is en staan zelf in voor het opruimen ervan. § 4. Het is verboden de langs de openbare weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie. § 5. De geledigde recipiënten dienen door de aanbieder op de dag van lediging terug te worden verwijderd van de openbare weg. Artikel 90. Afval op standplaatsen: voorzien van afvalrecipiënten De uitbater van een private vaste of verplaatsbare inrichting aan of langs de openbare weg die voedingswaren of dranken verkoopt of aanbiedt die ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving worden verbruikt (drank- en snoepautomaat, snackbar, broodjeszaken, supermarkt, frituur, ijssalon, e.d.) is verplicht voldoende, duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien. In deze afvalrecipiënten mogen enkel huishoudelijke afvalstoffen afkomstig van de door hen verkochte waren gedeponeerd worden.
30 Artikel 91. Afval op standplaatsen: gescheiden inzameling De diverse vrijkomende fracties zoals de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, plastic flessen en – flacons, metalen verpakkingen en drankkartons (PMD-afval), e.d. dienen gescheiden te worden ingezameld in hun respectievelijke recipiënten. Deze recipiënten dienen voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar opschrift dat aangeeft welke fractie het betreft. Artikel 92. Afval op standplaatsen: opstelling en aantal inzamelrecipiënten De opstellingsplaats en het aantal inzamelrecipiënten, alsook de aard van de in te zamelen fracties kunnen door het gemeentebestuur worden bepaald. Artikel 93. Afval op standplaatsen: lediging van de inzamelrecipiënten De uitbater dient de recipiënten zelf tijdig te ledigen en is verplicht om op de standplaats van het recipiënt en in de nabije omgeving van zijn inrichting afval afkomstig van de door hem verkochte waren te verwijderen. Indien de uitbater niet voldoet aan de verplichting vermeld in het vorige lid, kan het gemeentebestuur, ambtshalve en op kosten van de uitbater, de recipiënten ledigen en/of op de standplaats en in de onmiddellijke omgeving van de inrichting het afval opruimen. Artikel 94. Reclamedrukwerk en gratis regionale pers §1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of achter te laten op andere plaatsen, inclusief het recyclagepark, anders dan de brievenbus. §2. Het is verboden om reclamedrukwerk te bedelen in brievenbussen waarop, op duidelijk zichtbare wijze, vermeld wordt dat men geen reclamedrukwerk wenst te ontvangen. Artikel 95. Evenementen Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dient de organisatoraanvrager ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. De organisator-aanvrager dient in ieder geval op een behoorlijke wijze, voldoende duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënten te voorzien. In deze afvalrecipiënten mogen enkel huishoudelijke afvalstoffen van ter plaatse geconsumeerde producten gedeponeerd worden. De organisatoraanvrager dient ervoor te zorgen dat de recipiënten tijdig geledigd worden en de plaats van het evenement rein wordt gehouden. Indien de organisator-aanvrager niet voldoet aan de verplichting vermeld in het vorige lid, kan het gemeentebestuur, ambtshalve en op kosten van de organisator-aanvrager, de recipiënten ledigen en/of de plaats van het evenement rein maken.
AFDELING 2. INZAMELING VAN RESTAFVAL Artikel 96. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder restafval verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die in de voorgeschreven restafvalcontainer moeten geborgen worden. Verboden afvalstoffen voor de restafvalcontainer zijn: - papier en karton, zoals verder gespecifieerd - hol glas, zoals verder gespecifieerd - K.G.A., met inbegrip van minerale oliën en vetten (bv. motorolie) en plantaardige vetten en oliën (bv. frituurvet), zoals verder gespecifieerd - GFT zoals verder gespecifieerd
31 - PMD, zoals verder gespecifieerd - afbraakmateriaal van woningen en gebouwen - metaalafval zoals verder gespecifieerd - recycleerbare kleding en ander textiel - afgedankte elektrische en elektronische apparaten - andere fracties die selectief worden ingezameld via het recyclagepark. Overtredingen worden aanzien als sluikstorten en zullen als dusdanig beboet worden. Artikel 97. Inzameling § 1. Het restafval wordt tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de voor de overbrenger toegankelijke straten, wegen en pleinen, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. § 2. Het restafval mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een inzameling andere dan deze van het restafval. § 3. Het is verboden voor de verwijdering van het restafval gebruik te maken van een recyclagepark. Artikel 98. Wijze van aanbieding § 1. Het restafval dient gescheiden aangeboden te worden in containers. Het recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen. De containers dienen aangeboden te worden met het handvat en de wielen naar de straat gericht en met gesloten deksel, voor 8 u ’s morgens op de stoeprand. § 2. Het restafval dient aangeboden te worden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de overbrenger. Artikel 99. Gebruik van de restafvalcontainer: eigendom De restafval container blijft eigendom van de Intercommunale Durme Moervaart en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het restafval. Artikel 100. Gebruik van de restafvalcontainer: onderhoud en gebruik § 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de restafvalcontainer. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de restafvalcontainer uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van restafval. § 2. In geval van schade, diefstal of verlies stelt de inwoner de intercommunale hiervan onverwijld in kennis met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe restafvalcontainer. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 101. Gebruik van de restafvalcontainer: adresgebonden § 1. De restafvalcontainer blijft verbonden aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de restafvalcontainer mee te nemen naar zijn nieuwe adres. Het is verboden om afval te gooien in andermans restafvalcontainer. § 2. Bij verhuizing dient de inwoner dit te melden op het gratis groen nummer 0800-16636 om de containers te laten blokkeren en de laatste ledigingsdatum af te spreken.
32
AFDELING 3. INZAMELING VAN GROFVUIL Artikel 102. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de restafvalcontainer kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of groenafval, PMD-afval, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval, houtafval, metalen gemengd, afvalbanden, industrieel afval en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. Artikel 103. Inzameling § 1. Het grofvuil wordt, samen met, maar gesorteerd van metaal- en houtafval, als “groot huisvuil”, op afspraak en mits betaling van een retributie zoals bepaald in het desbetreffende retributiereglement aan huis opgehaald door de Intercommunale Durme-Moervaart. Het grofvuil wordt ook ingezameld op het recyclagepark. Van de inwoners wordt verwacht dat zij herbruikbare goederen aanbieden aan de kringwinkel: dit is gratis. § 2. Het grofvuil mag niet worden meegegeven met het restafval of een inzameling, andere dan deze van het grofvuil. Artikel 104. Wijze van aanbieding § 1. Het grofvuil dient aangeboden te worden na afspraak met de Intercommunale DurmeMoervaart aan de straatzijde tegen 8 u voor een ophaling in de voormiddag en tegen 12 u voor een ophaling in de namiddag. Het grofvuil mag niet in zakken of dozen zitten. § 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet groter zijn dan 25 kg. Het grofvuil mag niet langer zijn dan 2 meter. § 3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
AFDELING 4. SELECTIEVE INZAMELING VAN HOL GLAS Artikel 105. Definitie § 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder hol glas verstaan: hol glas ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, kristal, opaal glas, plexiglas, ander hittebestendig glas, gewapend glas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen, drinkglazen, vlak glas, stolpen, spiegelglas, stenen flessen en kruiken e.d. § 2. Hol glas betreft alle flessen en bokalen (verpakkingsglas).
33 Artikel 106. Inzameling § 1. Hol glas wordt ingezameld op het recyclagepark of wordt ingezameld via de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het gebruik van de containers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente . § 2. Hol glas mag niet worden meegegeven met het restafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van glas. Artikel 107. Wijze van aanbieding Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient, afhankelijk van de kleur, in de daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas dient leeg te zijn, voldoende gereinigd en ontdaan zijn van deksels en doppen. Artikel 108. Wijze van aanbieding: verboden § 1. Het deponeren in glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan hol glas is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen achter te laten. § 2. Het is verboden glas te deponeren in de glascontainers tussen 20 u en 8 u.
AFDELING 5. SELECTIEVE INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON Artikel 109. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan: alle dag-, weeken maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander drukwerk, publicaties, telefoon- en faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geolied papier of geolied karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier, cement-, meststof- en sproeistofzakken, e.d. Artikel 110. Inzameling § 1. Papier en karton wordt maandelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. Papier en karton wordt ook ingezameld op het recyclagepark. § 2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het restafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton. Artikel 111. Wijze van aanbieding Het papier en karton dient aangeboden te worden in een kartonnen doos of ingebonden door een natuurtouw. Het moet ontdaan zijn van plastiekfolie. Het gewicht van de doos of het pak mag niet groter zijn dan 20 kg.
34
AFDELING 6. SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL Artikel 112. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna KGAgenoemd, verstaan, de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.2.2.1 van het VLAREMA26. Artikel 113. Inzameling § 1. Het KGA wordt ingezameld op het recyclagepark.
26
VLAREMA, Art. 5.2.2.1: De volgende afvalstoffen worden als KGA beschouwd: 1° resten van verven, inkten, lijmen, harsen: a. ve rf, lak, vernis; b. houtbeschermingsmiddelen, carbolineum, black varnish, creoline; c. lijm, hars, siliconen; d. filmafval; e. kleurstoffen, toner, inkten, drukinkten, stempelkussens; 2° olie en vet: a. gebruikte dierlijke en plantaard ige vetten en oliën; b. meubelolie, boenwas; c. afgewerkte olie; d. brandstoffen; 3° solventen: a. ontvetters, droogkuisproducten, vl ekkenwater, decapeermiddelen en beitsmiddelen; b. gechloreerde koolwaterstoffen: trichloorethyleen, tetrachloorethyleen, chloroform; c. ontvlambare oplosmiddelen: petroleumether, ether, wasbenzine, brandspiritus, benzine, aceton, methanol, ethanol, hexaan, tolueen, xyleen; d. verdunners: white spirit, lijnolie, terpentijn, terpentine, celluloseverdunners; e. gefluoreerde schoonmaakmiddelen; f. glycol, antivries; g. formol; 4° zuren: a. zoutzuur, middelen die kalk en cement verwijderen; b. zwavelzuur, accuzuur; c. salpeterzuur, chroomzuur, fosforzuur; d. fixeervloeistoffen en stopbadvloeistoffen; 5° basen: a. ontvetters, ontstoppers, bijtende soda , natronloog, kaliloog, ammoniak; b. bijtende schoonmaakmiddelen, beits- en decapeermiddelen, bleekwater, hypochlorieten, hypochloraten; c. fotografische ontwikkelaars, activators en additieven; 6° schoonmaakmiddelen: a. zepen, waspoeders, wc-rei nigers, glansmiddelen voor de vaatwas; b. metaalpoets, roestverwijderingsmiddelen; c. autowax; 7° batterijen en accu’s; 8° stoffen of producten met kwik: a. gasontladingsl ampen; b. kwikthermometers; 9° kga met gemengde samenstelling: a. restanten met onbekende samenstelling; b. cosmetica; c. ongebruikte, afgedankte chemicaliën; d. pesticiden; e. brandblusmiddelen; f. fotografisch zilver; g. vuurwerk en andere ontplofbare stoffen van huishoudelijke en vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong, met uitzondering van munitie; h. rookdetectoren; 10° verpakkingen met of zonder restanten van kga, g enoemd in 1°, 2°, b), c) en d), 3°, 4°, 5°, 6°, b), 9°, c) en d); 11° insulinespuiten, pennaalden, gebruikt door particulieren om zichzelf geneesmiddelen toe te dienen, en bloedlancetten.
35 § 2. KGA mag niet worden meegegeven met het restafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van KGA. Artikel 114. Wijze van aanbieding § 1. Het KGA dient, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden te worden in een daartoe geschikte recipiënt. § 2. Injectienaalden moeten worden aangeboden in een naaldcontainer. § 3. Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen. Artikel 115. Bevoegd personeel § 1. Het KGA dat wordt aangeboden op het recyclagepark wordt door het bevoegde personeel in de inrichting aansluitend bij het recyclagepark gedeponeerd. De aanbieder van het KGA mag dit niet zelf doen. § 2. De afgifte van KGA aan de erkende overbrenger gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van het bevoegde personeel.
AFDELING 7. SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE-, FRUITEN TUINAFVAL (GFT) EN ORGANISCH-BIOLOGISCH VERGELIJKBAAR BEDRIJFSAFVAL Artikel 116. Definitie § 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder groente- en fruitafval verstaan: aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en papieren koffiefilters, papier van de keukenrol, plantaardig keukenafval en etensresten, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het tuinafval omvat versnipperd snoeihout, haagscheersel, gazonmaaisel, bladeren, onkruid, resten van groente- en siertuin, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, zaagmeel en schaafkrullen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding. Het groente-, fruit- en tuinafval wordt hierna GFT-afval genoemd. § 2. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval verstaan: alle afvalstoffen, vermeld in § 1, ontstaan door een met de huishoudens vergelijkbare bedrijfsactiviteit. § 3. Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen en dierlijk afval, mosselschelpen, wegwerpluiers, aarde, zand, saus, olie, vet, stof uit stofzuiger, as van open haard, houtskool, kunststoffen, metalen en kattenbakvulling, e.d. worden niet als GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval beschouwd. Artikel 117. Inzameling § 1. Het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden minstens
36 tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. § 2. GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet meegegeven worden met het restafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. § 3. Verontreinigd GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden niet aanvaard bij de selectieve inzameling. Artikel 118. Wijze van aanbieding Het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval dienen gescheiden aangeboden te worden in een GFT-container. De containers dienen aangeboden te worden met het handvat naar de straat gericht. Artikel 119. GFT- container: eigendom De GFT-container blijft eigendom van de Intercommunale Durme Moervaart en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. Artikel 120. GFT- container: onderhoud en gebruik § 1. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de GFT-container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de GFT-container uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van GFT-afval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. § 2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de intercommunale hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe GFT-container. De kosten van herstelling of vervanging kunnen verhaald worden op de inwoner, in geval van oneigenlijk gebruik. Artikel 121. GFT- container: adresgebonden § 1. De GFT-container blijft verbonden aan het adres waar hij is geleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de GFT-container mee te nemen naar zijn nieuwe adres. § 2. Bij verhuizing dient de inwoner dit te melden op het gratis groen nummer 0800-16636 om de containers te laten blokkeren en de laatste ledigingsdatum af te spreken.
AFDELING 8. SELECTIEVE INZAMELING VAN HOUTAFVAL, SNOEIHOUT EN KERSTBOMEN Artikel 122. Houtafval: definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder houtafval verstaan: ramen en deuren waarbij het glas verwijderd is, meubilair (vb. kasten, houten geraamte van fauteuils, tafels, stoelen ed), houten balken en planken, afbraakhout, laminaat, paletten, spaanplaten, vezelplaten, OSB-platen, MDF-platen, geverfd hout en hout voorzien van kunststoflaag. Houten treinbielzen of spoordwarsliggers worden niet aanvaard.
37 Artikel 123. Houtafval: inzameling Het houtafval wordt samen met, maar gesorteerd van metaalafval en grofvuil, als “groot huisvuil”, op afspraak en mits betaling van een retributie zoals bepaald in het desbetreffende retributiereglement aan huis opgehaald door de Intercommunale Durme-Moervaart. Houtafval wordt ook ingezameld op het recyclagepark. Van de inwoners wordt verwacht dat zij herbruikbare goederen aanbieden aan de kringwinkel: dit is gratis. Artikel 124. Houtafval: wijze van aanbieding bij de huis aan huis inzameling Het houtafval wordt per voorwerp of per pak aangeboden. Het aangeboden voorwerp of pak mag niet zwaarder wegen dan 25 kg en mag niet langer zijn dan 2 meter. Indien het houtafval wordt samengebonden, dan dient dit te gebeuren zodanig dat het pak niet uit elkaar kan vallen en geen gevaar kan vormen voor de overbrengers. Het is niet toegelaten om tussen of in de houten voorwerpen andere afvalstoffen te deponeren. Artikel 125. Snoeihout en kerstbomen: definitie § 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder snoeihout verstaan: gesnoeide takken van bomen en struiken met een maximale doorsnede van 10 cm. Aarde of stenen, boomstronken, grote wortels of ander tuinafval worden niet aanvaard. § 2. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder kerstbomen verstaan: natuurlijke kerstbomen die ontdaan zijn van potten en versiering. Kerstbomen opgebouwd uit kunststofmaterialen worden niet aanvaard. Artikel 126. Snoeihout en kerstbomen: inzameling § 1. Het snoeihout wordt minstens 2 maal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. Snoeihout wordt ook ingezameld op het recyclagepark. § 2. Kerstbomen worden minstens 1 maal per jaar huis-aan-huis ingezameld langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dag. Kerstbomen worden ook ingezameld op het recyclagepark. Artikel 127. Snoeihout: wijze van aanbieding bij de huis aan huis inzameling Het snoeihout wordt per pak aangeboden. De ingebonden pakken mogen niet zwaarder wegen dan 20 kg en niet langer zijn dan 1,5 m.
AFDELING 9. SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTIC FLESSEN EN FLACONS, METALEN VERPAKKINGEN EN DRANKKARTONS (PMD-AFVAL) Artikel 128. Definitie § 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Plastic flessen en flacons, Metalen verpakkingen en Drankkartons, ook PMD-afval genoemd, verstaan: plastic flessen en flacons (ev. platgedrukt en met hun dop) van dranken, reinigings- en wasmiddelen, verzorgingsproducten, keukenolie en –azijn, metalen verpakkingen (inclusief kroonkurken en metalen deksels en schroefdoppen van flessen en bokalen) , zoals drankblikjes, conserven, aluminium schotels en bakjes, spuitbussen van voedingswaren en cosmetica en drankkartons,
38 ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. § 2. De aangeboden plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten. § 3. Worden niet aanvaard bij het PMD: - alle andere plastic verpakkingen en voorwerpen (bv. plastic potjes en vlootjes, plastic zakken, folie) - verpakkingen die giftige of bijtende middelen of motorolie bevat hebben - aluminiumfolie - piepschuim - verontreinigde plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen of drankkartons. Artikel 129. Inzameling § 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden tweewekelijks huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het gemeentebestuur bepaalde dagen. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden ook ingezameld op het recyclagepark. § 2. Plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen niet worden meegegeven met het restafval, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons. § 3. Metalen verpakkingen die via de PMD-inzameling opgehaald worden, zijn niet toegelaten bij de fractie metaalafval, zoals verder gespecifieerd. Artikel 130. Wijze van aanbieding § 1. De plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons dienen aangeboden te worden in een speciaal daarvoor voorziene blauwe kunststof zak voorzien van het logo van de Intercommunale Durme Moervaart. § 2. De verschillende fracties van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons mogen gemengd in het voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. § 3. Het gewicht van één recipiënt mag niet groter zijn dan 10 kg en dient gesloten aangeboden te worden. § 4. Het maximum volume van de plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons bedraagt 8 liter. § 5. Er mogen geen verpakkingen aan de buitenkant van de zak worden vastgemaakt. § 6. De niet-conforme inhoud kan aangeduid worden met een sticker. Indien de zak geweigerd is, moet deze opnieuw gesorteerd worden. De zak dient op dezelfde dag als de ophaling terug binnen te worden genomen.
39
AFDELING 10. SELECTIEVE INZAMELING VAN METAALAFVAL Artikel 131. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder metaalafval verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van KGA, metalen verpakkingen die met de PMD-fractie ingezameld worden en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Artikel 132. Inzameling § 1. Metaalafval wordt samen met, maar gesorteerd van houtafval en grofvuil, als “groot huisvuil”, op afspraak en mits betaling van een retributie zoals bepaald in het desbetreffende retributiereglement aan huis opgehaald door de Intercommunale Durme-Moervaart. Metaalafval wordt ook ingezameld op het recyclagepark. § 2. Metaalafval mag niet worden meegegeven met het restafval of een selectieve inzameling, andere dan deze van het metaalafval. Artikel 133. Wijze van aanbieding § 1. Metaalafval moet aangeboden worden per voorwerp of per pak. § 2. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of pak mag niet groter zijn dan 25 kg. Het mag niet langer zijn dan 2 meter. § 3. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de overbrengers van de afvalstoffen.
AFDELING 11. SELECTIEVE INZAMELING VAN TEXTIEL Artikel 134. Definitie Voor de toepassing van dit reglement wordt onder textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed en woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…) die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. Bij deze fractie worden niet aanvaard: vervuilde kleding, matrassen, kussens, tapijten en vodden. Artikel 135. Inzameling § 1. Het textiel wordt ingezameld in de textielcontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Het textiel wordt eveneens ingezameld op het recyclagepark of in de door de OVAM erkende kringloopcentra. § 2. Alleen de organisaties die vermeld zijn op de door de OVAM gepubliceerde lijst van erkende textielinzamelaars en die toelating hebben van de dienst milieu en landbouw, waarmee ze een overeenkomst afgesloten hebben, zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen op zowel openbaar domein als op privé-terrein toegankelijk voor het publiek. § 3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het restafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van het textiel.
40 Artikel 136. Wijze van aanbieding § 1. Het textiel dient bij het deponeren in een container in een degelijke en goed gesloten zak verpakt te zijn. Het aangeboden textiel mag niet nat, bevuild of totaal versleten zijn. § 2. Het deponeren in textielcontainers van om het even welke andere afvalstof dan textiel is verboden. Het is verboden om naast de textielcontainers textiel of andere afvalstoffen achter te laten.
AFDELING 12. HET RECYCLAGEPARK Artikel 137. Doel Het recyclagepark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen. Artikel 138. Ligging. Het recyclagepark is gelegen in de Bobijnerslaan te Lokeren. Artikel 139. Toegankelijkheid § 1. Op het recyclagepark mogen enkel: - huishoudelijke afvalstoffen afkomstig van particulieren wonende te Lokeren en - vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 82. , afkomstig van bedrijven, zelfstandigen, scholen, instellingen, vrije beroepen, verenigingen e.d. gevestigd te Lokeren gedeponeerd worden. Ook de bewoners van een tweede verblijf gelegen te Lokeren worden toegelaten op het recyclagepark, evenals toekomstige inwoners die een woning gelegen te Lokeren aan het (ver)bouwen zijn. Beide categorieën mogen enkel op het grondgebied van de gemeente geproduceerde huishoudelijke afvalstoffen op het recyclagepark deponeren. § 2. Gezinnen ingeschreven in de bevolkingsregisters van de stad Lokeren hebben toegang tot het recyclagepark via hun elektronische identiteitskaart (e-ID). Alle andere in §1 vermelde categorieën hebben toegang via een door de gemeente ter beschikking gestelde elektronische badge, waarvoor een bijdrage van 25 euro gevraagd wordt. § 3. Het recyclagepark is open op volgende dagen en uren: dinsdag van 13.00u tot 17.30u woensdag van 13.00u tot 17.30u donderdag van 13.00u tot 17.30u vrijdag van 13.00u tot 17.30u zaterdag van 08.00u tot 12.00u en van 13.00u tot 16.00u. Men dient zich op het recyclagepark aan te bieden ten laatste 15 minuten voor sluitingstijd. Op maandag, zondag en officiële feestdagen is het recyclagepark gesloten. Het recyclagepark is ook gesloten op sommige plaatselijke verlofdagen: deze worden jaarlijks vastgelegd door het College van Burgemeester en Schepenen en bekendgemaakt in de ophaalkalender en op de website (www.idm.be) van de Intercommunale Durme-Moervaart. § 4. Tijdens de openingsuren is het de aanbrenger slechts toegelaten het recyclagepark te betreden gedurende een normale periode, nodig om het aangevoerde materiaal te deponeren.
41
§ 5. Personen, vreemd aan de dienst en die geen materiaal aanbrengen, hebben geen toegang tot het recyclagepark. § 6. De recyclageparkwachters hebben ten allen tijde het recht om de identiteit te controleren van wie afvalstoffen naar het recyclagepark brengt. § 7. De toegang is beperkt tot voertuigen met een maximum toegelaten massa van 3,5 ton, een maximum lengte van 11 m en een maximum aslengte van 8,5 m. Artikel 140. Afvalstoffen De afvalstoffen mogen slechts onder toezicht van de aanwezige parkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden. De sorteerregels zoals aangeduid bij de diverse containers, recipiënten of opslagplaatsen dienen opgevolgd te worden. Op het recyclagepark worden de volgende afvalstoffen, opgedeeld in vier categorieën, selectief ingezameld: 1. 2. 3. -
-
Grofvuil: de aanvoer is beperkt tot stukken met een grootste afmeting van 1,80 m. Niet-recycleerbaar afval: asbesthoudend bouw- en sloopafval, Recycleerbaar afval: gemengd tuinafval, snoeihout: de aanvoer is beperkt tot takken van bomen en struiken met een maximale doorsnede van 10 cm en een maximale lengte van 2,00 m; het snoeihout dient los aangeboden te worden, papier & karton, hol glas, PMD: dient aangeboden en afgeleverd te worden in de officiële blauwe PMD-zak, harde plastic, plastic folies, plastic drankdoppen, plastic bloempotten, plastic plantentrays, EPS (isomo), CD- en DVD-doosjes, CD- en DVD-schijfjes, printercartridges houtafval: de aanvoer is beperkt tot stukken met een grootste afmeting van 1,80 m, metaalafval: de aanvoer is beperkt tot stukken van maximum 2 m lang, vlak glas, steenpuin, gips en pleister, cellenbeton, roofing, banden: de aanvoer is beperkt tot 4 banden per aanvoerbeurt, textiel, kurk, kaarsresten,
42 4. -
AEEA (Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparaten) & KGA: AEEA: eindverkopers dienen het AEEA aan te bieden op het ROS (regionaal overslagstation) te Lokeren bij de Intercommunale Durme-Moervaart KGA.
De aanvoer is beperkt tot huishoudelijke hoeveelheden. Restafval wordt geweigerd. Van de inwoners wordt verwacht dat zij herbruikbare goederen aanbieden aan de Kringwinkel (een door OVAM erkend kringloopcentrum). Artikel 141. Verkeersregeling § 1. Het is de parkwachter toegestaan de aanbrengers van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel mensen op het recyclagepark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling op het recyclagepark. § 2. Kinderen jonger dan 12 jaar dienen vergezeld te zijn door een volwassen begeleider. § 3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het recyclagepark. Artikel 142. Sorteren § 1. De afvalstoffen dienen gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 10 km/u. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen. De bezoekers en de overbrengers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen. § 2. Eens de afvalstoffen in de daartoe voorziene container worden gedeponeerd, mogen deze afvalstoffen niet meer opnieuw door een bezoeker van het recyclagepark worden meegenomen. Artikel 143. Reinheid omgeving § 1. De gebruikers van het recyclagepark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds rein houden. Zij kunnen door de parkwachter verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen. § 2. Tijdens de sluitingsuren van het recyclagepark is het verboden om afval buiten het terrein van het recyclagepark te deponeren of over de omheining op het recyclagepark te gooien. Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten. Artikel 144. Rookverbod Op het recyclagepark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting. Artikel 145. Afwijkingen Het gemeentebestuur kan om duidelijk gemotiveerde redenen afwijkingen toestaan op de bepalingen van Deel 1. Beheer van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, Afdeling 12. Het recyclagepark.
43
DEEL 2. SPECIFIEKE REGELS VOOR EIGENAARS VAN DIEREN Artikel 146. § 1. De eigenaar of begeleider, die zich met een hond op het openbaar domein bevindt, is verplicht steeds in het bezit te zijn van voldoende zakjes om de uitwerpselen in op te bergen. Hij dient dit ook te kunnen aantonen op het eerste verzoek van een bevoegd ambtenaar. § 2. De eigenaar of begeleider van een hond, die zich op het openbaar domein of aanpalende terreinen bevindt, moet er steeds voor zorgen dat zijn dier deze plaatsen niet met uitwerpselen bevuilt. Hij dient er tevens over te waken dat zijn dier niet urineert tegen of op roerende of onroerende goederen. Indien de hond toch een van eerder vermelde plaatsen met uitwerpselen heeft bevuild dan is de eigenaar of de begeleider verplicht om deze uitwerpselen onmiddellijk van de grond te verwijderen door gebruik te maken van een in § 1 bedoeld zakje. § 3. De bepalingen van §1-2 zijn niet van toepassing voor personen met een geleidehond, bijvoorbeeld blinden. Artikel 147. § 1. Op het openbaar domein en op de aanpalende terreinen is het verboden dieren, die geen vrije loop hebben, te laten lopen zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen opdat zij de veiligheid niet in gevaar zouden brengen en/of de vrije doorgang zouden verhinderen. § 2. Aan het openbaar domein palende terreinen waarop dieren gehouden worden dienen voldoende afgesloten te zijn. Op de afsluiting, duidelijk zicht- en leesbaar van op het openbaar domein, dient een bord aangebracht te worden met daarop vermeld de naam en het telefoonnummer van de verantwoordelijke. § 3. Het is verboden dieren die geen vrije loop hebben, zonder toestemming van de bewoner, te laten binnendringen in bewoonde plaatsen of hun aanhorigheden, zoals bijvoorbeeld tuinen en erven. § 4. Op het openbaar domein is het verboden rond te lopen met wilde, kwaadaardige of woeste dieren, zelfs afgerichte, zelfs aan de leiband, zelfs gemuilband. Bovendien kunnen dergelijke dieren wanneer zij rondzwerven of niet aangelijnd zijn, door de politie gedood worden. Dit geldt ook voor honden en katten wanneer die als kwaadaardig kunnen beschouwd worden. Artikel 148. § 1. Honden dienen op het openbaar domein ten allen tijde aan de leiband gehouden te worden. De lengte van de leiband dient aangepast te worden aan de omstandigheden met een maximum van 1,5 meter. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing voor politiehonden begeleid door hun meester. Artikel 149. Het is verboden honden aan te hitsen, ze onder elkaar te doen of te laten vechten, andere dieren te doen of te laten aanvallen of ze na te jagen. Het is eveneens verboden om honden te doen of te laten springen op personen, roerende of onroerende goederen. Artikel 150. De houders van dieren dienen er over te waken dat hun dieren geen hinder veroorzaken voor de omwonenden door aanhoudend geblaf, geschreeuw, gekrijs of enig ander extreem geluid.
44
DEEL 3. SPECIFIEKE REGELS VOOR HANDELAARS EN HORECA-UITBATERS Artikel 151. Inzameling van afval afkomstig van de uitbating van een handels- of horecazaak Voor wat betreft de wijze waarop afval dient te worden ingezameld door uitbaters van een inrichting die voedingswaren of dranken verkoopt wordt verwezen naar artikels 91 tot 93 van Deel 1. Specifieke regels m.b.t. het beheer van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen van Titel II. Specifieke regelgeving. Artikel 152. Geluidshinder veroorzaakt door de uitbating van een handels- of horecazaak § 1. Voor wat betreft het verstoren van de openbare rust door om het even welk geluid of lawaai wordt verwezen naar artikel 66 van Titel I. Algemene Regelgeving. § 2. Voor het veroorzaken van nachtlawaai wordt verwezen naar artikel 80 van Titel I. Algemene Regelgeving. Artikel 153. Gebruik van geluidsverwekkende hulpmiddelen27, luidsprekers of andere geluidsinstallaties op een voertuig van een ambulante handelaar: § 1. Voor wat de vergunningplicht betreft wordt verwezen naar artikel 69 van Titel I. Algemene Regelgeving. § 2. Bij gebruik van geluidsverwekkende hulpmiddelen28, luidsprekers of andere geluidsinstallaties op een voertuig van een ambulante handelaar gelden volgende voorwaarden: - Het geproduceerde geluid mag slechts 15 seconden duren waarna ten minste een interval van 15 seconden stilte in acht wordt genomen. - Bij stilstand van het voertuig mag er geen geluid worden gemaakt. - Het voertuig mag niet meer dan 2 keer per dag dezelfde route passeren. - Na 20:00 uur mag geen muziekgeluid meer worden geproduceerd, maar mag enkel nog een belsignaal worden gebruikt. Artikel 154. Voorwaarden en vergunning voor het plaatsen van terrassen door handelaars en horeca-uitbaters § 1. Dit artikel regelt zeer specifiek het plaatsen van terrassen op openbaar domein. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: * terras: een terras is elke inname van het openbaar domein met losse tafels, stoelen en parasols * open terras: een terras, zonder overdekking en zonder afschermingspanelen * afgesloten terras: een terras, afgeschermd door een constructie die tot doel heeft de grens van het terras af te bakenen en de bezoekers te beschermen tegen wind (door middel van windschermen). * overdekt terras: ieder terras, waarvan de overdekking omwille van de stabiliteit ondersteund is door één of meerdere rechtstreeks of onrechtstreeks op de grond steunende of aan de grond verankerde elementen (o. a. zonnetenten/luifels).
27
Zoals er zijn: fluiten, sirenen, toeters, bellen, klokken, muziek,…
45 § 2. Deze bepalingen zijn van toepassing op terrassen die vrij zijn van bouwvergunning, zoals omschreven in het Besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is; met name seizoensgebonden, niet-overdekte terrassen aan horecazaken, voor zover de terrassen niet geplaatst worden aan een beschermd monument of op een ontwerp van lijst voorkomend monument. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op terrassen die vergunningsplichtig zijn volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. § 3. De inname van het openbaar domein door het plaatsen van een terras is slechts toegelaten na uitdrukkelijke schriftelijke aanvraag en schriftelijke vergunning door het college van burgemeester en schepenen. De schriftelijke aanvraag dient twee maand voor de plaatsing van het terras te worden ingediend op de dienst mobiliteit van de stad Lokeren. § 4. Terrassen, in toepassing van dit reglement, kunnen enkel toegelaten worden vóór horecaof andere handelszaken die gewoonlijk bereide voedingswaren en/of dranken te koop aanbieden welke bestemd zijn om ter plaatse verbruikt te worden. § 5. Terrassen , in toepassing van dit reglement , kunnen enkel toegelaten worden binnen de ruimte welke zich uitstrekt vóór het onroerend goed (haaks op de gevel) zoals vermeld in § 4 van dit reglement. Deze ruimte is begrensd volgens het plan dat gehecht is aan elke vergunning bedoeld in § 3. § 6. Een terrasvergunning wordt verleend of geweigerd in functie van de beschikbare veilige oppervlakte, en breedte van het voetpad , de vlotte, normale en veilige doorgang voor de voetgangers en de toegankelijkheid voor personen met een handicap, de mogelijke hinder ten opzichte van buureigendommen en installaties of voorwerpen van openbaar nut. § 7. De vergunde terrasruimte zal door het personeel van de technische dienst van de stad Lokeren afgebakend worden met klinknagels of met andere, visueel duidelijk waarneembare, middelen. § 8. De diepte van het terras, haaks op de gevel van het desbetreffende onroerend goed gemeten, dient aan volgende voorwaarden te voldoen: - er dient steeds een minimale vrije doorgang van 1.20m behouden te blijven. - indien het trottoir breder is dan 2.00m dient een minimale vrije doorgang van 1.50m te worden behouden. Voornoemde vrije doorgangsruimte dient eveneens gerespecteerd te worden tussen de rand van het terras en eventueel op het trottoir aanwezige obstakels zoals verkeersborden, openbare verlichting, parkeermeters, ticketautomaten, beplantingen, straatmeubilair e.d. § 9. Afbakening van de zone waarbinnen artikel 154 van toepassing is: - Groentemarkt - Grote Kaai (van Markt tot Torenstraat) - Kerkplein - Kerkstraat - Markt (tot Poststraat, met inbegrip van Den Abazjoer, Kerkstraat 2) - Oude Vismijn - Poststraat (tot Blekerijstraat) - Prosper Thuysbaertlaan (deel VTI tot bocht t.h.v. Durmebrug Museum) - Roomstraat - Schoolstraat en Vieremmersstraat
46 - Sint-Laurentiusplein - Stationsplein - Stationsstraat - Torenstraat § 10. Gesloten terrassen (o.a. veranda’s) zijn niet toegelaten. § 11. Terrasvloeren onder welke vorm of in welk materiaal ook zijn niet toegelaten. § 12. Zonnetenten / luifels Terrassen afgedekt met zonnetent of luifel worden beschouwd als een overdekt terras. Voor het aanbrengen of wijzigen van een zonnetent of luifel dient een afzonderlijke stedenbouwkundige vergunning te worden aangevraagd. De aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning dient aan volgende voorwaarden te voldoen: - vrije keuze in vorm, materialen en kleur m.u.v. fluorescerende kleuren - op hetzelfde terras moeten alle zonnetenten van dezelfde vorm, materialen en kleur vervaardigd zijn - op hetzelfde terras moeten alle zonnetenten én alle parasols van hetzelfde kleur vervaardigd zijn - zowel knikarmen (ophangtype) als geleidingssystemen zijn toegelaten; enkel verankering in de gevel is toegestaan - de gehele oppervlakte moet in dezelfde kleur worden uitgevoerd (geen strepen, bollen, e.a. decoratie) - moet zo worden geplaatst dat het hellend vlak van de uitgevouwen zonnetent naar de voorkant van het terras is gericht - de uitgevouwen flap moet een evenwijdige lijn vormen met de voorkant van het terras - iedere zonnetent mag voorzien zijn van een rechte of golvende niet-afrolbare volant (overhangende smalle voorrand) van maximum 25cm breedte en van dezelfde kleur en vormgeving als de zonnetent - op de boven- en onderkant van de zonnetent mag geen reclame, tekst of tekening voorkomen - op de rechte of golvende niet-afrolbare volant (overhangende smalle voorrand) is reclame toegelaten beperkt tot de naam van de uitbating (centraal te plaatsen) en maximaal 2 logo's/opschriften - zijschermen of voorschermen als zonnescherm zijn niet toegelaten; enkel windschermen zijn toegelaten (zie § 14) - de constructie moet volledig stabiel zijn - het materiaal waaruit de zonnetent is vervaardigd, moet voldoen aan brandklasse "M1 – niet ontvlambaar", wat aangetoond moet worden met een attest - de brandbeveiligingsvoorschriften op federaal, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn van toepassing. § 13. Parasols - vrije keuze in vorm, materialen en kleur m.u.v. fluorescerende kleuren - op hetzelfde terras moeten alle parasols van dezelfde vorm, materialen en kleur vervaardigd zijn - op hetzelfde terras moeten alle parasols én alle zonnetenten uit hetzelfde kleur vervaardigd zijn - de gehele oppervlakte moet in dezelfde kleur worden uitgevoerd (geen strepen, bollen, e.a. decoratie); maximum 2 kleurschakeringen (kleurnuance) binnen eenzelfde kleur is toegelaten - vrije keuze van de grootte
47 - iedere parasol mag voorzien zijn van rechte of golvende niet-afrolbare volants (overhangende smalle voorranden) van maximum 25cm breedte en van dezelfde kleur en vormgeving als de parasol; alleen op deze volants mag een tekst, logo of een tekening voorkomen; op parasols zonder volants (overhangende smalle voorranden) mag een tekst, logo of tekening voorkomen en dit om de 2 segmenten aan de rand van de bovenzijde van de parasol - het materiaal waaruit de parasol is vervaardigd, moet voldoen aan brandklasse "M1 – niet ontvlambaar", wat aangetoond moet worden met een attest - de brandbeveiligingsvoorschriften op federaal, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn van toepassing. - wijze waarop een parasol binnen het terras moet geplaatst worden: voorzien van een voet die stevig en zwaar is zodat de parasol niet omvalt of wegwaait, die onder geen enkel beding mag worden verankerd in de verharding van het openbaar domein - parasols mogen niet uitsteken buiten de begrenzingen van het terras. § 14. Windschermen - windschermen kunnen als volgt geplaatst worden: - 1 zijdelings windscherm haaks op de gevel aan de rechterkant van het terras - 1 zijdelings windscherm haaks op de gevel aan de linkerkant van het terras - 2 zijdelingse windschermen haaks op de gevel, 1 aan de rechterkant van het terras en 1 aan de linkerkant van het terras - windschermen aan de voorzijde van het terras, al of niet aansluitend aan de zijdelingse windschermen zijn niet toegestaan; met uitzondering van een korte retour van maximum 70cm aansluitend aan de zijdelingse windschermen - vrije keuze in vorm, duurzaam materiaal en kleur - alle panelen, onderdelen, … moeten op hetzelfde terras van dezelfde vorm, duurzame materialen en kleur vervaardigd zijn - moeten steeds een aaneengesloten geheel vormen - zonder in- of uitsprongen of gevaarlijke uitsteeksels - geen enkel voorwerp mag op de buitenrand van de windschermen uitspringen - het ondoorzichtig gedeelte mag tot maximum 1.20m boven het wegdek reiken - hierboven en tot maximum 2m boven het wegdek dient het windscherm te bestaan uit een doorzichtig en splintervrij paneel of doorzichtig veiligheidsglas met afgeschuinde boorden, zonder bovenregel; uitzondering: een bovenregel op het doorzichtig en splintervrij paneel of op het doorzichtig veiligheidsglas met afgeschuinde boorden wordt toegelaten in bepaalde gevallen zoals op sterk windgevoelige plaatsen, de aanvraag hiervoor dient vermeld te worden op het aanvraagformulier voor de terrasvergunning - het is niet toegelaten de doorzichtige wanden af te schermen met elementen die de doorkijk belemmeren - beperkte publiciteit op het ondoorzichtig gedeelte is toegelaten - de opening van de zijwand tussen glas en zonnetent mag niet dicht gemaakt worden - de windschermen moeten volledig stabiel zijn; verankering in de verharding van het openbaar domein is alleen toegelaten door middel van roestvrije keilbouten die geplaatst worden volgens de voorschriften van de fabrikant en volgens de regels van de kunst; bevestiging van de stijlen mag eveneens door middel van (verplaatsbare) voeten of door middel van verankering aan de gevel
48 - beschadigingen aan het openbaar domein door ondeskundige verankeringen / bevestigingen zullen hersteld worden op kosten van de houder van de terrasvergunning § 15. Meubilair (tafels en stoelen) - op hetzelfde terras moeten - alle stoelen van dezelfde vorm, materialen en kleur zijn - eveneens alle tafels van dezelfde vorm, materialen en kleur zijn - op hetzelfde terras moeten alle tafels en stoelen één geheel vormen - op het meubilair mag geen reclame zijn aangebracht - het meubilair mag enkel geplaatst worden binnen de voorziene oppervlakte van de terrasruimte § 16. Verwarming - de brandbeveiligingsvoorschriften op federaal, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn van toepassing. - leidraad en aanbeveling voor wat als veilig wordt aanzien is de Technische fiche "Gebruik van terrasverwarmers (outdoor heaters) op basis van vloeibaar gemaakte petroleumgassen, aardgas en elektriciteit" van de Brandweer van de stad Gent. § 17. Verlichting - de brandbeveiligingsvoorschriften op federaal, gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zijn van toepassing. § 18. Groenvoorziening - schriftelijke aanvraag te richten aan het SC met opgave van de te plaatsen elementen en de beplanting in deze elementen - afbakening met bloembakken moet voldoen aan volgende voorwaarden: - van elkaar losstaande elementen - tussenruimte van minimum 50 cm - afmetingen: maximumlengte: 100 cm maximumhoogte: 80 cm diepte: 40 cm - bakken mogen op geen enkele wijze met elkaar verbonden zijn, noch aan de grond vastgemaakt worden - dienen enkel ter afbakening van de vergunde oppervlakte en moeten binnen die zone geplaatst worden - mogen niet gebruikt worden om gelijk welk voorwerp op te plaatsen zoals verwarmings- of verlichtingspunten en –armaturen, menu- en/of publiciteitsborden, figuren, tuinfakkels, enz. § 19. Reinheid en stevigheid Hygiënische verplichtingen: - het terras moet dagelijks en onmiddellijk na de sluiting van de zaak grondig worden gereinigd - afval of vuilnis afkomstig van de terrassen mag niet in de greppels of in de straatkolken terechtkomen en moet op een reglementaire manier verwijderd worden - naast het terras dienen ook de greppels en eventueel de stoep in reine staat te worden gehouden en dagelijks gereinigd - de terrasmeubelen en bloembakken mogen op het vergund terrasgedeelte worden gestapeld, maar dit moet op een ordelijke wijze gebeuren.
49 Stevigheid: - in de verharding van het openbaar domein mag onder geen enkel beding worden geboord of gekapt om er terrasonderdelen of voorwerpen in te bevestigen, met uitzondering van de windschermen. § 20. Overgangsmaatregel - uitbaters krijgen tot 1 april 2015 de tijd om hun terras in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het reglement; - als op basis van facturen, overeenkomsten, … kan aangetoond worden dat in de periode van drie jaar voor 1 april 2013 werd geïnvesteerd in nieuwe windschermen of zonnetenten/luifels of parasols wordt de overgangsmaatregel verlengd met 2 jaar voor de betrokken inrichting. § 21. Tijdens de augustuskermis en andere occasionele manifestaties kan het college van burgemeester en schepenen een vergunning verlenen waarbij kan afgeweken worden van bepaalde normen in §8. De aanvraag hiertoe dient minstens 1 maand voor de manifestatie bij het college van burgemeester en schepenen ingediend te worden. § 22. Bijzondere voorwaarden en/of beperkingen kunnen steeds opgelegd worden door het college van burgemeester en schepenen in functie van o.a. hinder voor de vlotte, normale en veilige looproute voor de voetgangers. § 23. De afgeleverde vergunning dient op een vanaf het openbaar domein duidelijk zichtbare plaats aangebracht te worden. Artikel 155. Uitbating van vaste drankgelegenheden, inclusief deze uitgebaat door VZW’s en feitelijke verenigingen, alsook van telefoon-, nachtwinkels en internetcafés. § 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: - exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de inrichting wordt gedreven - telefoonwinkel: dienstverlenende bedrijven die er hoofdzakelijk op gericht zijn om ter plaatse toegang te verlenen tot bepaalde telecommunicatiemiddelen zoals telefoon en/of internet - nachtwinkel: een handelszaak die: a) ingeschreven is in de kruispuntbank van ondernemingen uitsluitend onder de rubriek “verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen” b) geen andere handelsactiviteit uitoefent dan die hierboven bedoeld c) een maximale netto-verkoopsoppervlakte heeft van 150 m2 d) die op een duidelijke en permanente manier de vermelding “nachtwinkel” draagt of die ingevolge de openingsuren als een nachtwinkel kan worden beschouwd - drankgelegenheden: alle drankslijterijen of restaurants in lokalen of ruimten, permanent ingericht om te worden gebruikt als ruimte waarin gewoonlijk dranken of maaltijden van welke aard ook worden verstrekt, zelfs gratis, voor gebruik ter plaatse - club-VZW’s: drankgelegenheden die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden (kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidkaart) toegelaten en waarvan de exploitant een VZW is, en/of feitelijke vereniging en/of een natuurlijk persoon die geen handelaar is. § 2. Voor de uitbating van een vaste drankgelegenheid, nachtwinkel, telefoonwinkel en clubVZW moet de uitbater in het bezit zijn van een gunstig brandveiligheidsattest afgeleverd door de bevoegde brandweer.
50
Artikel 156. Wanordelijkheden in horecazaken Het is aan de uitbaters, hun aangestelden of zij die in hun plaats kunnen optreden geboden om bij wanordelijkheden, na ontruiming, hun inrichting te sluiten op bevel van de politie. Met wanordelijkheden worden onder andere bedoeld: vechtpartijen, herhaalde vaststellingen van geluidsoverlast binnen hetzelfde etmaal, ... Het is de aanwezige bezoekers van de inrichting geboden om in te gaan op het eerste verzoek van de politie om de zaak te verlaten.
51
DEEL 4. SPECIFIEKE REGELS VOOR ORGANISATOREN VAN EVENEMENTEN AFDELING 1. VOORWAARDE EN VERGUNNING VOOR DE ORGANISATIE VAN EVENEMENTEN OP HET OPENBAAR DOMEIN EN VAN ACTIVITEITEN IN PUBLIEK TOEGANKELIJKE INRICHTINGEN Artikel 157. § 1. Geluidshinder Met betrekking tot geluidshinder moeten bij de organisatie van evenementen de bepalingen van artikels 66 en 80 van Titel I. Algemene regelgeving worden gerespecteerd. § 2. Afval Met betrekking tot afvalinzameling op evenementen moeten de bepalingen van artikel 95 van Deel 1. Specifieke regels m.b.t. het beheer van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen van Titel II. Specifieke regelgevingen worden gerespecteerd. Artikel 158. Voor de organisatie van evenementen op het openbaar domein dient een melding te gebeuren conform de bepalingen van artikel 18 van Titel I. Algemene regelgeving. Artikel 159. Voor een activiteit29, die wordt georganiseerd in een voor het publiek toegankelijke inrichting moet minimum 2 maand op voorhand een melding worden ingediend bij het fuifloket van de jeugddienst van de stad Lokeren door middel van een voorgeschreven meldingsformulier en evenementenbundel. De melding dient te gebeuren door de verantwoordelijke van de activiteit en in ondergeschikte orde de organisator en/of uitbater van de inrichting. De melder krijgt hiervan een ontvangstbewijs en een afschrift van de op zijn gemelde activiteit van toepassing zijnde voorschriften. Dit ontvangstbewijs geldt als toelating tenzij er een expliciete weigering van de gevraagde activiteit volgt binnen de maand na de melding.
AFDELING 2. SPECIFIEKE VOORWAARDEN EN VERGUNNING VOOR DE ORGANISATIE VAN EVENEMENTEN IN TENTEN, TIJDELIJKE EN/OF MOBIELE CONSTRUCTIES Artikel 160. Deze reglementering is van toepassing op alle inrichtingen waar ontspanningsactiviteiten worden georganiseerd zoals fuiven, muziekactiviteiten, theateractiviteiten, sportactiviteiten en tentoonstellingen en die plaatshebben in: 1°: tenten30 met een totale oppervlakte van meer dan 100 m2 2°: tijdelijke en/of mobiele constructies31 met een totale oppervlakte van meer dan 100 m2 29
Alle activiteiten met versterkte muziek zoals bijvoorbeeld fuiven, optredens en festivals alsook eetfestijnen en activiteiten met een commercieel karakter 30 Tent: iedere constructie welke langs de 4 zijden kan worden afgesloten met een tentdoek en die bovenaan dicht is door een tentkoepel. 31 Tijdelijke en/of mobiele constructie: iedere constructie van tijdelijke en/of mobiele aard vervaardigd uit diverse bouwmaterialen, zoals geprefabriceerde houten of metalen onderdelen, eventueel gecombineerd met
52 Deze reglementering geldt zowel op privé- als op openbaar domein. Artikel 161. § 1. De Brandweer legt het maximum aantal personen vast dat gelijktijdig binnen de inrichting mag aanwezig zijn, op basis van volgende criteria: het aantal uitgangen, de nuttige breedte van de uitgangen, evacuatiewegen en trappen. Het kleinste resultaat van de uitgevoerde berekeningen geldt als het maximum aantal toegelaten personen voor zover het maximum van 3 personen per m² netto-oppervlakte niet wordt overschreden. De exploitant, of bij afwezigheid zijn aangestelde, neemt alle nodige maatregelen om overschrijding van dit aantal te voorkomen. Het aantal toegelaten personen moet door de exploitant worden aangeduid op een bordje dat duidelijk leesbaar is en voor iedereen zichtbaar. De respectievelijke berekeningswijze is als volgt: § 2. Het aantal uitgangen: Het aantal toegelaten personen is kleiner of gelijk aan de bezetting die overeenstemt met het aantal uitgangen zoals bepaald in artikel 166 van dit reglement. § 3. De vereiste nuttige breedte van de uitgangen, evacuatiewegen en trappen De uitgangen, evacuatiewegen en deuren in de evacuatiewegen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen, dat ze moet gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken. De trappen moeten een totale breedte hebben die, uitgedrukt in centimeters, ten minste gelijk is aan dat aantal personen, vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang of 2 indien ze er naar opstijgen. Het berekenen van de nuttige breedte moet gesteund zijn op de onderstelling dat, bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping samen de naburige verdieping vervoegen en dat deze ontruimd is als zij er aankomen. Bij de berekening wordt steeds rekening gehouden met de smalste doorgang op een evacuatietraject. Artikel 162. Opstelling van tenten en tijdelijke en/of mobiele constructies § 1. Tenten en tijdelijke en/of mobiele constructies dienen op één van de volgende manieren door de hulpdiensten kunnen benaderd worden: - minimum 2 doorlopende toegangswegen welke tot op 20 meter van de tent kunnen benaderd worden en zodanig verhard dat deze geschikt zijn voor een aslast van 13 ton. De beide toegangswegen hebben een minimale vrije breedte en hoogte van 4 meter. - minimum 1 doodlopende toegangsweg welke tot op 20 meter van de tent kan benaderd worden en zodanig verhard dat deze geschikt is voor een aslast van 13 ton. De doodlopende toegangsweg heeft een minimale vrije breedte van 8 meter, een minimale vrije hoogte van 4 meter en dient te beschikken over een draaistraal van 11 meter aan de binnenzijde en 15 meter aan de buitenzijde. § 2. Tenten en tijdelijke en/of mobiele constructies moeten tenminste op 5 meter van andere constructies, gebouwen of inrichtingen opgesteld worden. Het is evenwel toegelaten een tent op stellen op een kortere afstand van een gebouw op voorwaarde dat de wanden van het gebouw over de lengte van de tent + 5 meter beschikken over een brandweerstand van 2 uur. tentdoek, die niet onderworpen is aan een bouwvergunning, en die niet als een tent wordt beschouwd in de zin van onderhavig artikel.
53
§ 3. Tenten en tijdelijke en/of mobiele constructies dienen met voldoende verankeringspunten te worden opgesteld om omkantelen of instorten te voorkomen. De verankeringspunten moeten voldoende gesignaleerd worden en op een efficiënte manier beveiligd om ongevallen te voorkomen. § 4. De bereikbaarheid van hydranten mag op geen enkele wijze gehinderd worden door opstellingen op het terrein. Artikel 163. Reactie bij brand van de materialen § 1. Indeling. De indeling van de materialen wordt bepaald door de bijlage 5 van het KB. van 19/12/97 tot vaststelling van de basisnormen voor preventie van brand en ontploffing. § 2. Klasse AO: onbrandbaar voor: - De opbouw van de inrichting. - De vullingen van de zitplaatsen. § 3. Klasse A1: Niet ontvlambaar en oppervlakte met zeer trage vlamvoortplantingssnelheid. - De inwendige inrichting. - De opbouw van standen. - De vast bevestigde bekledingen. - De bekledingen van de zitplaatsen. § 4. Klasse A2: moeilijk ontvlambaar en oppervlakte met trage vlamvoortplantingssnelheid. - De niet vast bevestigde bekledingen. - De losse versieringen. - Het meubilair. - De vloerbekledingen. - De eventuele decorstukken of toneelbenodigdheden. Artikel 164. Brandpreventiemaatregelen. § 1. Het gebruik van open vuur, Bengaals vuur of enige andere vorm van open vuur is te allen tijde verboden. § 2. Veiligheidsmaatregelen moeten getroffen worden om de risico's eigen aan het roken te beveiligen. De asbakken moeten na sluiten geledigd worden in een speciaal daartoe voorziene container. Deze container zal buiten opgesteld worden op een afstand van 8 m van de tent en/of de tijdelijke en/of mobiele constructie, of van de gebouwen waar occasioneel gedanst wordt. § 3. Het is verboden ontvlambare of gemakkelijk ontvlambare stoffen, recipiënten die ontvlambare of gemakkelijk ontvlambare stoffen of gassen bevatten, op te slaan binnen de inrichting. Ophoping van brandbaar materiaal moet vermeden worden. Artikel 165. De bekledingen moeten zodanig aangebracht worden dat geen risico bestaat op ophoping van stof en/of afval. Horizontaal aangebrachte doeken zijn verboden en verticaal aangebrachte doeken mogen op geen enkele manier deuren, uitgangen of pictogrammen aan het zicht onttrekken, noch het gebruik ervan bemoeilijken.
54
Artikel 166. Het aantal uitgangen wordt bepaald in functie van de bezetting. § 1. De uitgangen moeten zich zoveel mogelijk gespreid en in tegenovergestelde zones bevinden. Er zijn tenminste twee uitgangen. Elke uitgang heeft een minimum breedte van 100 cm. De uitgangen welke niet voldoen aan de eisen worden niet meegerekend in de totale breedte. De totale breedte in cm is minimaal gelijk aan het maximum aantal toegelaten personen. De uitgangen moeten voldoen aan de eisen van een nooduitgang. De deuren in de vluchtwegen moeten in vluchtrichting draaien en in geopende stand kunnen geblokkeerd worden. Trommel en draaikruisdeuren zijn verboden. Kassa's en controleloketten moeten stevig vastgehecht worden en mogen in géén geval de nuttige breedte van de evacuatiewegen verminderen De vrije hoogte is minimaal 200 cm. § 2. Vanaf 251 personen tot 500 personen zijn er tenminste drie uitgangen § 3. Een bijkomende uitgang per schijf van 500 personen of een fractie van 500 personen dient voorzien te worden. § 4. De uitgangen moeten rechtstreeks op de openbare weg uitgeven en mogen in geen enkel geval andere bezette lokalen of belendende barakken doorlopen. Artikel 167. Er moet een verzamelplaats voorzien worden in verhouding met het maximum aantal bezoekers. Artikel 168. § 1. De ruimte voor ieder zittende toeschouwer is minstens 50 cm breed en minstens 75 cm lang. Deze afmetingen worden genomen van as tot as der zitplaatsen van eenzelfde rij en van as tot as der rijen zitplaatsen. § 2. De breedte van de doorgang tussen de rij- en zitplaatsen mag nergens minder dan 45 cm bedragen. Deze breedte mag tot 40 cm herleid worden indien de zitplaatsen geplaatst zijn op treden van tenminste 15 cm hoogte. § 3. De rijen zitplaatsen mogen niet méér dan 10 zitplaatsen omvatten wanneer er slechts één gang voor bestaat. Zij mogen 20 zitplaatsen omvatten wanneer er langs beide zijden een gang bestaat. § 4. De staande toeschouwers worden slechts tot de daartoe speciaal bestemde wandelgangen toegelaten. De aan ieder staande toeschouwer voorbehouden plaats bedraagt tenminste een halve vierkante meter. § 5. De gangen die leiden naar de zit- en/of staanplaatsen moeten altijd over de totale breedte vrij gehouden worden van belemmeringen en moeten tenminste tachtig cm breed zijn. Artikel 169. De signalisatie door middel van pictogrammen moet aangebracht worden conform het KB van 17/06/97. De pictogrammen moeten bij normale en bij de veiligheidsverlichting duidelijk zichtbaar zijn. Op de veiligheidsverlichtingstoestellen mogen geen klevers of andere materialen aangebracht worden die de verlichtingssterkte negatief kunnen beïnvloeden. Artikel 170. De plaatsing van de verlichtingstoestellen mag in geen enkel geval aanleiding geven tot enig brandgevaar. Het afdekken van verlichtingstoestellen met papier of enig ander
55 materiaal is verboden. De ventilatie van de toestellen mag niet gehinderd worden. De volledige elektrische installatie, inclusief de veiligheidsverlichting moet het voorwerp uitmaken van een keuring door een erkend organisme. Het attest waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan de geldende wetgeving moet ter beschikking zijn van de burgemeester of zijn afgevaardigde. Artikel 171. Een veiligheidsverlichting moet geïnstalleerd worden zodanig dat een veilige en vlotte evacuatie mogelijk wordt. De veiligheidsverlichting moet onmiddellijk en automatisch in werking treden bij het uitvallen van de gewone verlichting en moet over een autonomie van 1 uur beschikken. De veiligheidsverlichting dient te voldoen aan de norm NBN-EN 1838. Artikel 172. Verwarmingstoestellen met als brandstof alcohol, benzine of petroleum zijn verboden. § 1. De verwarmingsinstallatie moet zodanig opgesteld worden dat zij alle waarborgen van veiligheid tegen brand bieden. § 2. Bij gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen dienen de persflessen en houders geplaatst te worden buiten de inrichting in een volledig afzonderlijke ruimte met voldoende verluchting aan de buitenlucht. De gasleidingen naar de toestellen moeten uitgevoerd worden in rood koper. De verbindingen moeten aan elkaar gesoldeerd worden met een zilverlegering en de onmiddellijke aansluiting dient te gebeuren door middel van een zo kort mogelijk gehouden flexibele rubberslang. Het aantal te plaatsen blustoestellen is te bepalen in samenspraak met de bevoegde brandweerdienst. De snelblustoestellen moeten opgehangen worden op een vaste plaats, conform de norm N.B.N 671-1. Artikel 173. Conform de voorschriften van het A.R.A.B. / CODEX moeten er voldoende materiële hulpmiddelen aanwezig zijn en voldoende mensen welke kennis hebben van de technieken inzake eerste hulp bij ongevallen. Artikel 174. Voor melding van enig onheil gaat de voorkeur uit naar een telefoontoestel welke is aangesloten op het openbaar telefoonnet. Indien er geen toestel op het openbaar net beschikbaar is moeten minstens twee GSM-toestellen van een verschillende provider permanent beschikbaar zijn. De personen, die deze GSM-toestellen beheren tijdens de activiteit, moeten drager zijn van de nummers van de hulpdiensten. Artikel 175. De organisatoren dienen een intern noodplan op te stellen dat erop gericht is de ernst van de gevolgen van een ongewenste gebeurtenis te beperken en door het uitwerken van aangepaste materiële en organisatorische noodvoorzieningen aan de overheid een eerste dispositief te verschaffen in de rampenbestrijding. Het intern noodplan bevat minimaal volgende gegevens: - een blad met algemene gegevens over de manifestatie, in te vullen op het aanvraagformulier. - inplantingsplan met een getrouwe weergave van het gebouw of installatie en zijn onmiddellijke omgeving. Op het inplantingsplan worden de toegangswegen, in- en uitgangen, brandbestrijdingsvoorzieningen en bijzondere risicopunten aangeduid. - lijst van contactpersonen met telefoonnummers voor - en tijdens de manifestatie - telefoonrepertorium van de hulpdiensten
56 - beschrijving van de te nemen maatregelen bij een evacuatie (alarmering, verzamelplaats, opvang van de hulpdiensten) - beschrijving van de potentiële gevaren (gevaarlijke producten, elektriciteit, verwarming) - beschrijving van de actieve veiligheidsmaatregelen (blusapparaten, schakelaar elektriciteit, alarmeringssysteem,…) - beschrijving van de passieve veiligheidsmaatregelen (veiligheidsverlichting, noodstroomaggregaat, reactie bij brand van de aangewende materialen,…). Artikel 176. De conform dit reglement vereiste attesten moeten ter beschikking zijn van de burgemeester of zijn afgevaardigde, alsmede van de bevoegde politie- en brandweerdiensten, ook ter plaatse. Artikel 177. Onverminderd gebeurlijk andere van toepassing zijnde wettelijke of reglementaire bepalingen (zoals de regelgeving betreffende ruimtelijke ordening en stedenbouw, het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning of andere politiereglementen…) vallen activiteiten, evenementen en manifestaties die in een onder artikel 160 van dit reglement begrepen constructie of locatie plaats vinden, met betrekking tot de meldings- of vergunningsplicht onder de bepalingen van artikels 158 en 159 van dit deel. Artikel 178. De organisatoren zullen te allen tijde vrije toegang verlenen tot hun domein, gebouwen, constructies en installaties aan de burgemeester of zijn afgevaardigde, alsmede aan de bevoegde politie- en brandweerbeambten, teneinde de toepassing van deze reglementering te laten controleren.
AFDELING 3. BRANDVEILIGHEID IN PUBLIEK TOEGANKELIJKE INRICHTINGEN Artikel 179. Algemeen Dit reglement bepaalt de normen betreffende brandpreventie, waaraan het concept, de bouw en de inrichting van publiek toegankelijke inrichtingen moeten voldoen. Deze bepalingen zijn echter niet van toepassing op de inrichtingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen, tenten, circussen, inrichtingen in open lucht e.d. en gebouwen waar enkel erkende erediensten in worden gehouden en op de publiek toegankelijke inrichtingen waarvoor een specifieke reglementering inzake brandveiligheid van toepassing is. Artikel 180. Definities brandpreventie: het geheel van veiligheidsmaatregelen, zoals omschreven in artikel 1 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. publiek toegankelijke inrichting: gebouwen, lokalen of plaatsen, die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn, ook al wordt het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden (kosteloos, tegen betaling of op vertoon van een lidkaart) toegelaten, en waar het aantal gelijktijdig toegelaten personen 50 of meer kan bedragen. basisnormen: de basisnormen, vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 juli 1994, met latere wijzigingen, tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen. draaideur: deur met één of meerdere vleugels, die om een verticale as draait. uitgang: “Een uitgang leidt de aanwezigen ofwel rechtstreeks naar de openbare weg ofwel naar een plaats van waaruit de openbare weg bereikbaar is, via een veilige plaats, via een
57 ander compartiment, via een trap of via een evacuatieweg.” evacuatietraject: de weg die men aflegt vanaf de inrichting tot op de openbare weg. netto-oppervlakte: de oppervlakte die beschikbaar is voor het publiek, verminderd met de oppervlakte die wordt ingenomen door het vaste meubilair, de vestiaire(s) en het sanitair. Verder zijn de definities van bijlage 1 van het KB van 07/07/1994 van toepassing. Artikel 181. Brandveiligheidattest Het openhouden, openen of heropenen van een publiek toegankelijke inrichting is afhankelijk van het bekomen van een gunstig brandveiligheidattest. Bij elke wijziging van exploitatie of exploitant, bij transformatie- of renovatiewerken, bij vernieuwing van de binneninrichting, bij wijziging van de netto-oppervlakte, bij bestemmingswijziging en bij elke wijziging die de brandveiligheid en de evacuatiemogelijkheden kan beïnvloeden, dient voorafgaandelijk door de exploitant een brandveiligheidattest aangevraagd aan de Burgemeester. Het brandveiligheidsattest wordt door de Burgemeester afgeleverd op advies van de Brandweer. Het advies van de Brandweer bevat een beschrijving van de bestaande toestand en eventueel de maatregelen, die door de exploitant moeten worden getroffen om in overeenstemming te zijn met onderhavige reglementering. Artikel 182. Verzekering Inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, bezorgen aan de Burgemeester bovendien een duplicaat van het door de verzekeringsonderneming aan de verzekeringnemer afgeleverd attest, bepaald bij artikel 7 van het Koninklijke besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8 bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. Artikel 183. Attesten brandklasse en brandweerstand De exploitant legt op eenvoudige vraag geldige attesten betreffende materiaalklasse en brandweerstanden voor. Artikel 184. Aantal toegelaten personen § 1. Onverminderd de verdere bepalingen van dit reglement dient de exploitant alle nodige maatregelen te nemen om brand te voorkomen en de aanwezigen te beschermen tegen de gevolgen van brand en paniek. § 2. De Brandweer legt het maximum aantal personen vast dat gelijktijdig binnen de inrichting mag aanwezig zijn, op basis van volgende criteria: het aantal uitgangen, de nuttige breedte van de uitgangen, evacuatiewegen en trappen. Het kleinste resultaat van de uitgevoerde berekeningen geldt als het maximum aantal toegelaten personen voor zover het maximum van 3 personen per m² netto-oppervlakte niet wordt overschreden. De exploitant, of bij afwezigheid zijn aangestelde, neemt alle nodige maatregelen om overschrijding van dit aantal te voorkomen. Het aantal toegelaten personen moet door de exploitant worden aangeduid op een bordje dat duidelijk leesbaar is en voor iedereen zichtbaar. De respectievelijke berekeningswijze is als volgt:
58 § 3. Het aantal uitgangen: Het aantal toegelaten personen is kleiner of gelijk aan de bezetting die overeenstemt met het aantal uitgangen zoals bepaald in artikel 189 van dit reglement. § 4. De vereiste nuttige breedte van de uitgangen, evacuatiewegen en trappen De uitgangen, evacuatiewegen en deuren in de evacuatiewegen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het aantal personen, dat ze moet gebruiken om de uitgangen van het gebouw te bereiken. De trappen moeten een totale breedte hebben die, uitgedrukt in centimeters, ten minste gelijk is aan dat aantal personen, vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang of 2 indien ze er naar opstijgen. Het berekenen van de nuttige breedte moet gesteund zijn op de onderstelling dat, bij het verlaten van het gebouw, alle personen van een verdieping samen de naburige verdieping vervoegen en dat deze ontruimd is als zij er aankomen. Bij de berekening wordt steeds rekening gehouden met de smalste doorgang op een evacuatietraject. Artikel 185. Brandgedrag van materialen § 1. Vast bevestigde bekledingen: Voor vast bevestigde bekledingen van technische lokalen, stookplaatsen, keukens, evacuatiewegen, zowel voor de horizontale als voor de verticale, en voor de publiek toegankelijke lokalen gelden de beproevingsmethoden en de onderverdeling in brandklassen uit bijlage 5 van het KB van 07/07/1994 en de norm NBN EN 13501-1 ”Vuurindeling van bouwwaren en bouwdelen - Deel 1: Indeling berustend op uitkomsten van de proeven op de tegenwerking tegen vuur van bouwwaren.” Massief parket (minstens 1,8 cm) op betonnen ondergrond is toegestaan. § 2. Niet-vastbevestigde bekledingen De niet-vastbevestigede bekledingen moeten op zodanige wijze zijn aangebracht dat de mogelijkheid niet bestaat tot ophoping van stof of afval achter de bekledingen. Velums en andere horizontaal aangebrachte doeken zijn verboden. Verticaal hangende doeken mogen geen deuren of uitgangen aan het zicht onttrekken of het gebruik ervan bemoeilijken. De brandweer kan, mits de nodige motivatie, voor doeken en (over)gordijnen klasse M2 conform NF P 92501-7 of Class 2 conform NBN 13773 opleggen in haar advies. § 3. Versieringen Alle aangebrachte versieringen mogen geen bijzonder risico voor de brandveiligheid met zich mee brengen. Gemakkelijk brandbare materialen als rietmatten, stro, karton, boomschors, papier, evenals gemakkelijk brandbare textiel en kunststoffen mogen niet als versiering worden aangewend. § 4. Beklede meubelen De brandweer bepaalt het vereiste brandgedrag van de beklede meubelen in functie van het risico van de inrichting. De volgende normen zijn hierbij van toepassing: NBN EN 1021-1 “Meubelen - Beoordeling van de ontvlambaarheid van beklede meubelen - Deel 1: Smeulende sigaret als ontstekingsbron”. NBN EN 1021-2 “Meubelen - Bepaling van de ontsteekbaarheid van beklede meubelen - Deel 2: Equivalent van de lucifervlam als onstekingsbron”.
59
Crib 5 volgens BS 5852 “Methods of test for assessment of the ignitability of upholstered seating by smouldering and flaming ignition sources”.
Artikel 186. Toegangswegen De toegangswegen worden bepaald in akkoord met de bevoegde brandweer, onverminderd de toepassing van de basisnormen ter zake. Artikel 187. Inplanting Bijgebouwen, uitspringende daken, luifels, uitkragende delen of andere dergelijke toevoegingen zijn enkel toegelaten indien daardoor noch de evacuatie, noch de veiligheid van de personen, noch de actie van de brandweer in het gedrang komen. Artikel 188. Compartimentering De hoogte van een compartiment stemt overeen met de hoogte van één bouwlaag. Een compartiment mag zich echter uitstrekken over twee boven elkaar gelegen bouwlagen met een binnenverbindingstrap (duplex) op voorwaarde dat de gecumuleerde oppervlakte van die bouwlagen niet groter is dan 2500 m². De wanden tussen compartimenten hebben ten minste de brandweerstand van de structurele elementen. De publiek toegankelijke inrichting dient brandwerend gecompartimenteerd te zijn van de rest van het gebouw. In de publiek toegankelijke inrichting mogen zich geen lokalen met nachtverblijf bevinden. Artikel 189. Evacuatie § 1. Aantal uitgangen Elk compartiment en/of elk lokaal en/of elk niveau van de duplex (met uitzondering van duplexen die het evacuatieniveau omvatten) hebben minimum: - één uitgang indien de bezetting minder dan 100 personen bedraagt; - twee uitgangen indien de bezetting 100 of meer dan 100 en minder dan 500 personen bedraagt; - 2+n uitgangen indien de bezetting 500 of meer dan 500 personen bedraagt waarbij n het gehele getal is onmiddellijk groter dan de deling door 1000 van de maximale bezetting van het compartiment. Indien een deel van het gebouw waarin de publiek toegankelijke inrichting is gelegen gebruikt wordt door de exploitant voor privé doeleinden, mag een uitgang van de inrichting ook dienst doen als uitgang van dit privé gedeelte. Indien een deel van het gebouw, waarin de inrichting is gelegen, door derden wordt gebruikt mag dit gedeelte niet evacueren door de publiek toegankelijke inrichting. Bovengrondse of ondergrondse lokalen die voor het publiek toegankelijk zijn, moeten via vaste trappen bereikbaar zijn. Als de totale oppervlakte van een duplexcompartiment kleiner of gelijk is aan 300 m² én als de oppervlakte van de bouwlaag van de duplex die rechtstreeks evacueert via een uitgang, groter is dan de oppervlakte van de andere bouwlaag van het duplexcompartiment, moet enkel het niveau van de duplex met de grootste oppervlakte over het vereiste aantal uitgangen beschikken. Het minimum aantal uitgangen kan door de brandweer in haar advies verhoogd worden in functie van het risico en de configuratie van de lokalen. Rol- en spiltrappen, evenals hellende vlakken met een hellingsgraad groter dan 10 % komen niet in aanmerking voor de berekening van het vereiste aantal uitgangen.
60 § 2. Eigenschappen van de uitgangen De nuttige breedte van elke uitgang bedraagt minstens 0,80 m, de vrije hoogte minstens 2 m. De uitgangen zijn zoveel als mogelijk gelegen in tegenovergestelde zones van een compartiment of een lokaal. Alle uitgangen en nooduitgangen moeten bij aanwezigheid van publiek steeds onmiddellijk bruikbaar zijn en een snelle en gemakkelijke ontruiming van de aanwezigen mogelijk maken. § 3. Evacuatietraject Een publiek toegankelijke inrichting moet minstens over één brandveilig evacuatietraject beschikken. Op een evacuatieniveau mogen geen wanden of deuren, zonder de vereiste brandweerstand, uitgeven op een brandveilig evacuatietraject, met uitzondering van de laatste 3 m tot de openbare weg. § 4. Evacuatiewegen De binnenwanden van evacuatiewegen, gelegen buiten de inrichting, moeten minstens de brandweerstand van de structurele elementen hebben. De deuren die op deze evacuatiewegen uitgeven moeten een brandweerstand van ½ h hebben. De evacuatiewegen moeten aan deze eisen voldoen in de mate dat er minstens één brandveilig evacuatietraject moet zijn. De minimale nuttige breedte van de evacuatiewegen bedraagt 0,80 m, de vrije hoogte minstens 2 m. De evacuatiewegen moeten zo kort en rechtlijnig mogelijk gehouden worden. De lengte van eventueel doodlopende delen in de evacuatiewegen mag niet meer dan 15 m bedragen. De af te leggen afstand vanaf elk punt van de publiek toegankelijke bedraagt maximaal: 30 m tot de dichtstbijzijnde uitgang; 60m tot een tweede uitgang. Op een evacuatietraject mogen bij aanwezigheid van publiek de deuren niet op slot zijn of ze moeten uitgerust zijn met paniekbeslag; er mogen zich op een evacuatietraject geen voorwerpen bevinden die de evacuatie kunnen belemmeren en er mogen geen spiegels worden aangebracht die het publiek kunnen misleiden. § 5. Trappenhuizen Trappenhuizen gelegen op een evacuatietraject, moeten toegang geven tot een evacuatieniveau. Op een evacuatieniveau leidt iedere trap naar buiten, hetzij rechtstreeks, hetzij via een evacuatieweg. De binnenwanden van een trappenhuis moeten een brandweerstand hebben van minstens 1h en de deuren, die erop uitgeven, ½ h. De laatste eis geldt niet voor buitentrappenhuizen. In de buitenwanden van een trappenhuis mogen openingen zitten indien deze openingen over ten minste 1m zijdelings afgezet zijn met een element dat een vlamdichtheid heeft van ½ h. De trappenhuizen moeten aan bovenstaande eisen voldoen in de mate dat er minstens één brandveilig evacuatietraject moet zijn. § 6. Trappen De trappen moeten de volgende kenmerken hebben: 1. evenals de overlopen zijn de trappen vervaardigd uit beton. Als de graad van brandweerstand niet kan bewezen worden moet de trap brandwerend beschermd worden. Deze eis geldt niet voor buitentrappen, duplextrappen en bij buitentrappenhuizen; 2. ze zijn aan beide zijden uitgerust met leuningen. Voor de trappen met een nuttige breedte, kleiner dan 1,20 m, is één leuning voldoende, voor zover er geen gevaar is voor het vallen.
61 Vanaf een breedte van 2,40 m dienen de trappen voorzien te zijn van een bijkomende leuning in hun as; 3. de aantrede van de treden is in elk punt op de looplijn ten minste 20 cm; 4. de optrede van de treden mag niet meer dan 18 cm bedragen; § 7. Liften Liften moeten, ongeacht het type, brandwerend gescheiden zijn van de publiek toegankelijke inrichting door wanden Rf 1 h en deuren Rf ½ h . Deze eisen gelden niet als de lift slechts één compartiment aandoet. § 8. Deuren De deuren op een evacuatietraject moeten ofwel in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien over een minimale hoek van 90°. Voor publiek toegankelijke inrichtingen met een capaciteit van meer dan 49 en minder dan 100 personen moet ten minste één deur van een uitgang in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien. Voor inrichtingen met een capaciteit vanaf 100 personen moeten de deuren van alle uitgangen in beide richtingen ofwel in de richting van de uitgang opendraaien. Publiek toegankelijke inrichtingen, waarvan een deur niet in de vluchtzin kan opendraaien omdat ze zich op minder dan haar breedte van de rooilijn bevindt, moeten een sas voorzien worden met een binnendeur die opent in de vluchtzin zodat deur op de rooilijn, bij aanwezigheid van publiek in openstand kan geblokkeerd worden. Automatische schuifdeuren mogen op een evacuatietraject enkel gebruikt worden indien ze, onder een lichte druk van binnenuit, kunnen opengedraaid worden in de vluchtzin (= schuifdeuren met anti-paniekbeslag). Draaideuren, draaipaaltjes en manueel bediende schuifdeuren zijn op een evacuatietraject niet toegelaten. De vleugels van glazen deuren moeten een merkteken dragen dat volstaat om zich rekenschap te geven van hun aanwezigheid. § 9. Signalisatie Iedere uitgang en nooduitgang, evenals de wegen die ernaar toe leiden moeten aangeduid worden met pictogrammen zoals bepaald in bijlage II van het KB van 17 juni 1997 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Deze pictogrammen moeten zichtbaar zijn bij veiligheidsverlichting. Vanaf om het even welk punt van de inrichting moet steeds minstens 1 aanduiding van uitgang of nooduitgang zichtbaar zijn. § 10. Verlichting De lokalen toegankelijk voor het publiek moeten behoorlijk verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron. In de inrichting moet veiligheidsverlichting aangebracht zijn met een voldoende lichtsterkte om een veilige en snelle ontruiming te verzekeren. Deze veiligheidsverlichting moet conform de norm NBN EN 1838 zijn. Ze bestaat minstens uit een evacuatieverlichting om een veilige evacuatie van het gebouw te verzekeren en het gebruik van de aanwezige brandbestrijdingsmiddelen mogelijk te maken. Volgende plaatsen worden voorzien van veiligheidsverlichting, geleverd door noodverlichtingarmaturen conform NBN EN 60598-2-22: De (nood)uitgangen, de evacuatiewegen, de vluchtterrassen, de overlopen van de trappenhuizen, de liftkooien, de technische lokalen, de belangrijkste elektrische borden, en ook in het bijzonder in de onmiddellijke omgeving van de blusmiddelen en op de plaatsen
62 waar het noodzakelijk is nadruk te leggen op mogelijk gevaar. Lokalen met een bezettingscapaciteit van 100 of meer personen dienen tevens met een antipaniekverlichting uitgerust om de verplaatsing van de aanwezigen naar de evacuatieweg mogelijk te maken en de kans op paniek te verkleinen. Artikel 190. Doorvoeringen door wanden Het doorvoeren van leidingen doorheen wanden mag de vereiste brandweerstand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden. Artikel 191. Structurele elementen De structurele elementen dienen een weerstand tegen brand te bezitten in overeenstemming met volgende tabel: Structuur van het gebouw Aantal Bovengrondse Dakstructuur Ondergrondse bouwlagen structuur structuur ** 1 ½h ½ h* 1h 2 ½h ½ h* 1h 1h ½ h* 1h 2 *Dit voorschrift is niet van toepassing indien het dak aan de binnenkant beschermd is door een bouwelement met weerstand tegen brand van ½ h. **Met inbegrip van de vloer van het laagste evacuatieniveau. Voor verandadaken worden geen eisen gesteld aan de stabiliteit indien gelijktijdig aan volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. de oppervlakte van de veranda is kleiner dan het gedeelte van de inrichting dat in een gebouw gelegen is dat wel aan de eisen betreffende de structurele elementen voldoet; 2. beide ruimtes hebben minstens één uitgang. Artikel 192. Plafonds en valse plafonds In de evacuatiewegen en in de voor het publiek toegankelijke lokalen hebben de valse plafonds een stabiliteit bij brand van ½ h. De ruimte tussen het plafond en het valse plafond wordt onderbroken door de verlenging van alle verticale wanden die ten minste een weerstand tegen brand van ½ h bezitten. Indien de ruimte tussen het plafond en het valse plafond niet is uitgerust met een sprinklerinstallatie, dient deze ruimte derwijze onderbroken te worden met verticale scheidingen met een Rf = ½ h dat er ruimten ontstaan waarvan de horizontale projectie kan ingeschreven worden binnen een vierkant met zijden 25 x 25 m. Artikel 193. Technische lokalen Een technisch lokaal of een geheel van technische lokalen vormt een compartiment met wanden Rf 1h en deur(en) Rf ½ h. Artikel 194. Verwarming § 1. Stookplaats Indien het nominale vermogen van de centrale stookinstallatie minder is dan 30 kW, is een stookplaats niet vereist, toch dient de ruimte voorzien te zijn van voldoende boven- en onderverluchting. Indien het vermogen van de centrale stookinstallatie meer dan 30 kW en minder of gelijk aan 70 kW bedraagt, dient deze ondergebracht in een stookplaats met wanden van minstens Rf 1h;
63 de toegang tot dit lokaal geschiedt via een zelfsluitende deur met minstens Rf 1/2h.Bovendien dient dit lokaal voorzien te worden van onder- en bovenverluchting rechtstreeks uitgevend in de buitenlucht. Gaswandketels tot 70 kW van het type C (gesloten type) moeten niet in een stookplaats worden opgesteld. Er moet geen extra verluchting voorzien worden. Centrale stookinstallaties met een vermogen 70 kW, worden ondergebracht in stookplaatsen waarvan de opvatting en uitvoering voldoen aan de voorschriften van de norm NBN B61-001. De stookplaats mag niet rechtstreeks uitgeven in een ruimte toegankelijk voor het publiek. Een stookplaats mag enkel voor desbetreffend doel worden aangewend. Een stookplaats met een verwarmingsinstallatie op gas, dient uitgerust te zijn met een gasdetector, gekoppeld aan een buiten deze ruimte voorziene automatische gasafsluiter. § 2. Lokale verwarmingstoestellen met verbranding Deze verwarmingstoestellen moeten aangesloten zijn op een schoorsteen of een speciale inrichting voor de afvoer van verbrandingsgassen. Tevens dient elk toestel minstens voorzien te zijn van een duidelijk gesignaleerde, manueel bedienbare kraan die de brandstoftoevoer afsluit. § 3. Verwarmingsinstallaties met warme lucht Deze installaties moeten aan volgende voorwaarden voldoen: - de temperatuur van de warme lucht mag op de verdelingspunten 80° C niet overschrijden; - de kanalen van de warme lucht moeten volledig uit onbrandbare materialen vervaardigd zijn; - doorvoeringen doorheen wanden met een brandweerstand Rf = 1 h mogen deze brandweerstand niet reduceren of teniet doen; - bij abnormale stijging van de temperatuur in de luchtkanalen moet de verwarmingsinstallatie automatisch stilgelegd worden zowel ventilatoren als warmtegeneratoren; - de te verwarmen lucht mag niet aangezogen worden uit de stookplaats. § 4. Gas De gasteller(s) moet(en) geplaatst worden conform de richtlijnen van de gasmaatschappij. Ze moeten ontoegankelijk zijn voor het publiek. Er moet zowel onder- als bovenverluchting voorzien worden met een minimale oppervlakte van elk 150 cm². De gastellers mogen nooit in een stookplaats worden geplaatst. Buiten het gebouw moet een afsluitkraan aangebracht worden op de hoofdtoevoerleiding. De plaats ervan moet aangeduid zijn met de letters “Gas” en de coördinaten. De Brandweer moet te allen tijde deze afsluitkraan gemakkelijk kunnen bedienen. Installaties voor brandbaar gas verdeeld door leidingen moeten voldoen aan de reglementaire voorschriften en de regels van goed vakmanschap. § 5. Gasrecipiënten Zowel de volle als de lege gasrecipiënten moeten op een veilige plaats in open lucht worden ondergebracht. De voedingsleidingen naar de verbruikstoestellen zijn vast. Enkel de laatste 2 meter naar het verbruikstoestel kunnen bestaan uit soepele leidingen die moeten voldoen aan NBN EN 559. § 6. Brandstofvoorraad In de inrichting moet de niet-ingegraven brandstofvoorraad in een afzonderlijk goed verlucht lokaal geplaatst worden. De binnenwanden van dit lokaal moeten minimaal een brandweerstand van 1 uur hebben. De deuren in die wanden moeten zelfsluitend zijn en moeten een brandweerstand Rf ½ h hebben.
64
§ 7. Brandbestrijding Op de brander van de centrale verwarming (met stookolie) moet een automatisch poederblusapparaat NBN EN E3-3, E3-6, E3-7 type ABC P12 geïnstalleerd worden. Dit blusapparaat wordt aangesloten op de alarminrichting (indien aanwezig). § 8. Rookkanalen De afvoer van de verbrandingsgassen moet gebeuren langs vaste, onbrandbare rookkanalen. De rookkanalen mogen nergens in aanraking komen met brandbare materialen. Een veiligheidsafstand van 15 cm moet worden aangehouden tenzij een effectieve, brandveilige thermische isolatie is aangebracht. Artikel 195. Keukens De keuken van een inrichting moet brandwerend gescheiden worden van de publiek toegankelijke delen door wanden Rf 1h en door (bij brand) zelfsluitende in de vluchtzin opendraaiende deuren met Rf ½ h. Deze brandwerende compartimentering is niet vereist indien elke dampkap voorzien is van een vaste automatische blusinstallatie die bij activering tevens de energietoevoer van de betrokken keukeninstallaties uitschakelt. Bij gebruik van gasrecipiënten geldt §5 van artikel 194. Artikel 196. Principe van goed vakmanschap De technische uitrusting van de inrichting moet ontworpen, geplaatst en onderhouden worden volgens alle geldende regels van goed vakmanschap. Artikel 197. Elektrische laagspanningsinstallaties voor drijfkracht, verlichting en signalisatie De volledige elektrische installatie moet worden gekeurd door een vanwege de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie erkend keuringsorganisme: - bij haar in bedrijfstelling. - bij belangrijke uitbreidingen of wijzigingen. - om de vijf jaar, met uitzondering van de neonverlichting werkende op hoogspanning die conform het AREI, jaarlijks moet gekeurd worden. Artikel 198. Installaties voor melding, alarm en detectie § 1. Melding Elke inrichting moet voorzien zijn van een telefoontoestel met duidelijke vermelding van de oproepnummers van de hulpdiensten, evenals de naam, het adres en het telefoonnummer van de betreffende inrichting. § 2. Algemeen Volgende installaties worden bepaald op advies en in akkoord met de bevoegde brandweerdienst. a. Alarm De brandweer kan in haar advies een auditief alarmsysteem opleggen dat een alarmsignaal in werking stelt dat de aanwezigen er op een duidelijke wijze toe aanzet de inrichting onmiddellijk te verlaten. Het auditieve alarmsignaal moet niet alleen hoorbaar zijn in de inrichting zelf maar ook in het deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen of, indien nodig, zelfs in gans het gebouw. De brandweer kan in haar advies opleggen dat de activering van het auditieve alarmsysteem moet gepaard gaan met het automatisch stoppen van de muziekinstallatie.
65 b. Automatische branddetectie Indien een deel van het gebouw waarin de inrichting is gelegen lokalen bevat voor nachtverblijf, dient in de publiek toegankelijk gedeelten een automatische branddetectie conform de geldende normen voorzien te worden, gekoppeld aan een auditief alarmsysteem.. Ook indien er geen nachtverblijf is kan de brandweer, indien nodig automatische branddetectie opleggen. Artikel 199. Brandbestrijdingsmiddelen De aard, het aantal en de plaats van de blusmiddelen worden bepaald in akkoord met de bevoegde brandweer. Er dient minstens voorzien te worden in één bluséénheid per 150 m² vloeroppervlakte met een minimum van twee blustoestellen per niveau. Bijkomend kan de brandweer in haar advies brandhaspels opleggen conform NBN EN 671-1. De exploitant en zijn medewerkers moeten beschikken over duidelijke, schriftelijke instructies in verband met de taakverdeling bij brand en evacuatie en over het gebruik van de aanwezige brandbestrijdings-middelen. Het brandbestrijdingsmaterieel moet goed onderhouden worden, beschermd tegen vorstgevaar, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld. Het moet steeds onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden. Artikel 200. Rook- en warmteafvoerinstallaties De brandweer kan in haar advies in grote onverdeelde ruimten met slechts één bouwlaag, eisen opleggen met betrekking tot de rookafvoer. Artikel 201. Roken Om de brandrisico’s verbonden aan het roken te weren dienen een voldoend aantal veilige asbakken ter beschikking gesteld te worden, in de plaatsen waar roken is toegelaten overeenkomstig de geldende reglementering op het roken. Artikel 202. Controle De exploitant zal het publiek slechts toelaten na zich er telkens van vergewist te hebben dat alle uitgangen en nooduitgangen goed zichtbaar en onmiddellijk bruikbaar zijn. De exploitant dient te allen tijde toegang te verlenen aan de burgemeester of zijn afgevaardigde. De exploitant moet volgende installaties periodiek laten nazien, hetzij door een bevoegd persoon (BP), hetzij door een bevoegd installateur (BI), hetzij door de externe dienst voor technische controles (EDTC):
66 Installatie personenliften
Controleorgaan EDTC
goederenliften cv en schouwen Alarm * branddetectie * brandbestrijdingsmiddelen * individuele gasverwarmingstoestellen * dichtheidsproef gasinstallatie * gashouders (tanks 300 l) * laagspanning +werking veiligheidsverlichting* neonverlichting, werkend op hoogspanning
EDTC BI/BP BI/BP BI/BP BI/BP BI/BP
periodiciteit 3-maandelijks door nietgecertificeerde onderhoudsdienst 6-maandelijks door gecertificeerde onderhoudsdienst jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks jaarlijks
EDTC
5-jaarlijks
EDTC EDTC
5-jaarlijks 5-jaarlijks
EDTC
jaarlijks
Installaties aangeduid met een “*” worden bovendien bij elke wijziging van exploitatie of exploitant, bij transformatie- of renovatiewerken, vernieuwing van de binneninrichting, bij wijziging van de netto-oppervlakte, bij bestemmingswijziging en bij elke wijziging die de brandveiligheid kan beïnvloeden, aan een controle onderworpen. Artikel 203. Veiligheidsregister In elke inrichting dient een veiligheidsregister ter inzage te liggen voor de burgemeester of zijn afgevaardigde. Dit register bevat informatie met betrekking tot de bij dit reglement opgelegde veiligheidscontroles en verificaties, wettelijk opgelegde periodieke controles, exploitatievergunning, stappenplan, aantal toegelaten personen, verzekeringspolis objectieve aansprakelijkheid in geval van brand en ontploffing (indien van toepassing) e.d. De exploitant dient de gegevens van het veiligheidsregister op te volgen en indien nodig te actualiseren. Artikel 203bis. Overgangsbepalingen en afwijkingen § 1. Afwijkend van artikel 181 zullen inrichtingen, die bij de inwerkingtreding van dit reglement beantwoorden aan de definitie van een publiek toegankelijke inrichting maar nog niet beschikken over een brandveiligheidattest, pas moeten voldoen aan alle bepalingen van dit reglement, uiterlijk 12 maanden na ontvangst van een brief van de burgemeester waarin, op advies van de brandweer, de te nemen maatregelen zijn opgenomen. De burgemeester kan, op advies van de brandweer, mits een stappenplan, een andere uitvoeringstermijn aanvaarden. Indien noodzakelijk voor de veiligheid kan de burgemeester voor sommige maatregelen een kortere termijn opleggen. § 2. Indien het onmogelijk is te voldoen aan één of meerdere vereisten van deze reglementering, kan de burgemeester, op advies van de brandweer, afwijkingen toestaan voor
67 zover deze in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, beantwoorden aan het algemene beveiligingsprincipe en een veiligheidsniveau bieden dat ten minste gelijk is aan het niveau beoogd met deze reglementering.
68
DEEL 5. SPECIFIEKE REGELS VOOR BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING AFDELING 1. DEFINITIES Artikel 204. In dit reglement worden volgende begrippen gebruikt: - As: overblijfsel van een gecremeerd stoffelijk overschot. - Begraafplaats: een terrein waar overledenen begraven worden. - Columbariumnis: betonnen element dat dient als bewaarplaats voor één of twee asurnen en dat door middel van een plaat wordt afgesloten. - Concessie: een administratief contract of grondvergunning waarbij de concessieverlenende overheid een gebruiker toelaat een perceel van het openbaar domein exclusief en tijdelijk te gebruiken, maar op precaire en herroepbare wijze. - Decreet: decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd. - Graf: laatste rustplaats voor een lijk of asresten. - Graftekens: gewone grafstenen, monumenten, confessionele en niet confessionele symbolen. - Mortuarium: vertrek in een ziekenhuis waar lijken in een aangepaste koelinstallatie bewaard worden. - Stoffelijk overschot: dood lichaam of asresten van een mens waarvan het overlijden is vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand. - Strooiweide: een afgescheiden grasperk van de begraafplaats, waarop as van een gecremeerde wordt uitgestrooid en dat enkel en alleen voor dit doel mag gebruikt worden. - Ter aarde bestellen: het begraven van lijken of as in volle grond. - Urne: vaas in aardwerk of kunststof ter bewaring van de as van een gecremeerd stoffelijk overschot.
AFDELING 2. TOEPASSINGSGEBIED Artikel 205. De stad Lokeren beschikt over 6 begraafplaatsen, met name: - Bleekmeers en Oude-Brug - Daknam - Doorslaar - Eksaarde - Heiende - Oudenbos. Artikel 206. Iedere begraafplaats beschikt over een urnenveld, een strooiweide, een columbarium en een kinderperk. Een foetusveld is enkel beschikbaar op de begraafplaats Bleekmeers. Geen van de begraafplaatsen beschikt over een mortuarium of dodenhuisje.
69
AFDELING 3. PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN/CREMATIES VOORAFGAAN Onderafdeling 1. Vaststelling overlijden Artikel 207. Elk overlijden in de gemeente wordt binnen de 2 werkdagen aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. De in artikel 214 bedoelde zon- en feestdagen en zaterdagen waarop de administratieve diensten gesloten zijn, worden niet meegeteld voor het berekenen van deze termijn. Artikel 208. Diegenen die voor de begraving instaan, regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan op kosten van het nalatenschap. Artikel 209. § 1. Het stoffelijk overschot van behoeftigen, ingeschreven in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het stoffelijk overschot van onbekende personen gevonden op het grondgebied van de gemeente wordt door de zorgen van het gemeentebestuur op behoorlijke wijze gekist, vervoerd en begraven of gecremeerd. § 2. Bij de bepaling van de wijze van lijkbezorging zal rekening worden gehouden met de schriftelijke wilsuiting van de overledene. Met schriftelijke wilsuiting van de overledene wordt bedoeld hetzij de kennisgeving van de laatste wilsbeschikking over de wijze van lijkbezorging, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, hetzij een testament, hetzij een gezamenlijk verzoek van de nabestaanden voor uitstrooiing, begraving of bewaring van de as op een andere plaats dan de begraafplaats. Met het gezamenlijke schriftelijke verzoek van de betrokken nabestaanden als er geen geschreven wilsuiting van de overledene bestaat, wordt bedoeld een door alle betrokken nabestaanden ondertekende verklaring met vermelding van de naam, voornamen en adres van de nabestaande die de zorg voor de as zal dragen én van de exacte plaats waar de as van de overledene zal worden uitgestrooid, begraven of bewaard. § 3. Bij de naleving van de wilsuiting van de overledene moet een evenwicht worden gevonden tussen de naleving van die keuze en een gezond beheer van de gemeentefinanciën. De gemeente heeft het recht om de laatste wilsbeschikking af te wijzen wanneer deze wilsbeschikking aanzienlijke kosten meebrengt voor de omhulling van het lijk, de kisting, het vervoer en/of het graf. Onderafdeling 2. Toestemming tot crematie Artikel 210. Voor crematie is een toestemming vereist die wordt verleend door: 1° de ambtenaar van de burgerlijke stand waar het overlijden werd vastgesteld, indien dat overlijden in een gemeente van het Vlaams Gewest heeft plaatsgehad; OF 2° de procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaatsgehad buiten een gemeente van het Vlaams Gewest.
70 Artikel 211. De toestemming mag niet verleend worden vóór het verstrijken van een termijn van 24 uren, ingaande met de ontvangst van de aanvraag om toestemming. Artikel 212. § 1. Bij de aanvraag om toestemming moet een attest worden gevoegd waarin de behandelende geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak. Geldt de aanvraag het lijk van een in België overleden persoon, en heeft de in het bovenstaand lid bedoelde geneesheer bevestigd dat het een natuurlijk overlijden betreft, dan moet bovendien het verslag worden bijgevoegd van een beëdigd geneesheer die door de ambtenaar van de burgerlijke stand uit de eigen gemeente of een andere gemeente van het Vlaamse Gewest is aangesteld om de doodsoorzaken na te gaan. In dat verslag wordt vermeld of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak. Het ereloon en alle daaraan verbonden kosten van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand aangestelde geneesheer vallen ten laste van het gemeentebestuur van de woonplaats van de overledene. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet het dossier aan de procureur des Konings van het arrondissement zenden wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de geneesheer in een van de onder §1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn. In dat geval kan de toestemming tot crematie eerst worden verleend nadat de procureur des Konings aan de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet. Onderafdeling 3. Verlof tot begraven Artikel 213. Ten vroegste 24 uur doch uiterlijk binnen de vijf werkdagen volgend de dag van het overlijden en na afgifte van het “verlof tot vervoer van het lijk en van as”, vindt de begraving van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten of de crematie met daarop volgend de begraving, de bijzetting of de verstrooiing van as, plaats. De in artikel 214 bedoelde zon- en feestdagen en zaterdagen waarop de administratieve diensten gesloten zijn, worden niet meegeteld voor het berekenen van deze termijn. Deze termijn kan mits bijzondere redenen bij beslissing van de Burgemeester verlengd worden. Indien echter het overlijden te wijten is aan een besmettelijke ziekte of een ziekte die de natuurlijke en normale ontbinding van het lichaam versnelt of een andere oorzaak die de openbare gezondheid in gevaar zou kunnen brengen kan de Burgemeester bevelen onmiddellijk te begraven. Artikel 214. Er kan begraven, bijgezet of uitgestrooid worden op weekdagen van 8 tot 16 uur, op zaterdagen van 8 tot 15 uur, niet op zondagen, wettelijke feestdagen, 2 januari, 11 juli, 2 november, 15 november en 26 december. De Burgemeester of zijn gemachtigde kan, mits
71 gemotiveerd verzoek, afwijkingen toestaan. Enkel het aangestelde stadspersoneel is bevoegd tot begraven, bijzetten en uitstrooien. Het gemeentebestuur beslist in elk geval over dag en uur van de begrafenis. Onderafdeling 4. Kisting Artikel 215. Behalve wanneer de openbare gezondheid het anders vereist, mag slechts tot vormneming, balseming of kisting worden overgegaan nadat het overlijden is vastgesteld door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand en hij een verlof tot begraven of cremeren heeft afgeleverd. Artikel 216. Onmiddellijk nadat het verlof tot begraving is uitgereikt, moet het lijk in een doodskist of ander lijkomhulsel geplaatst worden. De Burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen om de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen na te gaan. Indien de overledene een implantaat draagt dat werkt op een batterij moet deze batterij verwijderd worden vóór de definitieve kisting, zowel in geval van begraving als van crematie. Een balseming of enige andere conserverende behandeling, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Vlaamse regering bepaalde gevallen toegelaten worden. Artikel 217. De kisting van het naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland) te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de Burgemeester of zijn gemachtigde, die de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen nagaat. Artikel 218. Voor de begraving in volle grond is het gebruik van lijkkisten, foedralen, lijkwaden, producten en procédés die de natuurlijke of normale ontbinding van de stoffelijke overschotten verhinderen, verboden; is de verwijdering van een implantaat dat werkt op een batterij verplicht. Een attest van de geneesheer die het overlijden vaststelt moet voorgelegd worden. De verwijdering van het implantaat mag in geen enkel geval door het stadspersoneel gebeuren. Artikel 219. Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing, mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.
AFDELING 4. LIJKENVERVOER Artikel 220. Het lijkenvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen en onder toezicht van het stadsbestuur die ervoor zorgt dat ze ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verloopt. Het vervoer dient steeds in de kortst mogelijke afstand te gebeuren. a) Vervoer van niet-gecremeerde stoffelijke overschotten Artikel 221. § 1. Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaamse Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelend geneesheer of de geneesheer die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart
72 dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is. § 2. Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten moeten individueel met een lijkwagen of op een passende wijze worden vervoerd. Hiervan kan worden afgeweken in geval van rampsituaties. Artikel 222. Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of zijn gemachtigde: a) het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van stoffelijke overschotten die er overleden of dood aangetroffen werden; b) het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van stoffelijke overschotten die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden In het in a) vermelde geval, wordt de machtiging slechts verleend op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming. Artikel 223. Voor het vervoer naar een rouwcentrum buiten de gemeente, in afwachting van een begrafenis binnen de gemeente, kan door de burgemeester aan een private onderneming een permanente toelating worden verleend. Voor het vervoer naar een rouwcentrum binnen de gemeente, in afwachting van een begrafenis buiten de gemeente, kan door de burgemeester aan een private onderneming een permanente toelating worden verleend. Dit artikel is niet van toepassing indien het vervoer geschiedt op bevel van de gerechtelijke overheid belast met een rechterlijk vooronderzoek. Vervoer naar het buitenland is onderworpen aan formaliteiten vermeld in: a) het K.B. van 8 maart 1967, wanneer het stoffelijk overschot naar Nederland of Luxemburg moet vervoerd worden; b) het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het stoffelijk overschot moet vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder a) en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft; c) het Regentbesluit van 20 juni 1947, wanneer het stoffelijk overschot moet vervoerd worden naar een land, niet bedoeld in a) of b). b) Vervoer van gecremeerde stoffelijke overschotten Artikel 224. Het vervoer van de as is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van de welvoeglijkheid.
AFDELING 5. MORTUARIUM Artikel 225. Er wordt gebruik gemaakt van het mortuarium van het Algemeen Ziekenhuis Lokeren. Het mortuarium dient voor: 1. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden stoffelijke overschotten die nog dienen geïdentificeerd te worden; 2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die, om ernstige redenen door de burgemeester aangenomen, niet kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats; 3. het opnemen van stoffelijke overschotten waarop een lijkschouwing moet worden verricht ingevolge gerechtelijke beslissing;
73 4. het bewaren van stoffelijke overschotten voor de vrijwaring van de openbare gezondheid; 5. het bewaren van stoffelijke overschotten waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of, bij ontstentenis door elke belanghebbende, na machtiging van het gemeentebestuur.
AFDELING 6. BEGRAVINGEN Onderafdeling 1. Algemeen Artikel 226. De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor: - het begraven van lijken, foetussen en urnen; - het bijzetten van urnen in een columbariumnis; - het verstrooien van de as op de strooiweide; van de personen die: a) overleden zijn op het grondgebied Lokeren of er levenloos gevonden worden; b) overleden zijn buiten het grondgebied Lokeren, maar ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister van de stad; c) begunstigde zijn van een graf- of nisconcessie te Lokeren; d) niet vermeld zijn in a), b)en c) mits een geschreven toestemming van de Burgemeester en mits betaling van de door de gemeenteraad gevestigde belasting op het begraven en bijzetten in nissen. Artikel 227. Het college van burgemeester en schepenen bepaalt, per begraafplaats, op welke plaatsen en in welke volgorde de begravingen, bijzettingen en verstrooiingen moeten gebeuren. Artikel 228. De begraving vindt plaats in volle grond. Bovengronds begraven wordt niet toegestaan Er mogen ten hoogste 2 lijken boven elkaar geplaatst worden. Artikel 229. Na het zinken van de kist, urne of een ander lijkomhulsel moet de kuil gevuld worden met losse aarde die goed aangedrukt wordt. Artikel 230. In het daartoe bestemd perceel op de begraafplaats mogen enkel opgegraven beenderen verzameld en begraven worden. Artikel 231. Op de begraafplaats mogen enkel de gekiste lijken en de urnen waarin de as van de verbrande lijken zich bevindt, gebracht worden om er een rouwceremonieel te houden en te begraven. Onderafdeling 2. Levenloos geboren kinderen Artikel 232. § 1. Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet hebben bereikt, worden op verzoek van de ouders begraven op de foetusweide van de begraafplaats Bleekmeers. Dit betreft een gemeenschappelijke foetusweide voor gans Lokeren. De naaste verwant meldt deze begraving aan de dienst begraafplaatsen minstens twee werkdagen vooraf.
74
§ 2. Levenloos geboren kinderen die de wettelijke levensvatbaarheidgrens nog niet hebben bereikt, kunnen na een zwangerschapsduur van ten volle 12 weken op verzoek van de ouders begraven of gecremeerd worden. Het stoffelijk overschot of de asurne van het levenloos geboren kind kan dan begraven worden in het perceel voorzien in artikel 261 van dit reglement of op de gewone begraafplaats. Onderafdeling 3. Afmetingen percelen a) Geconcedeerde gronden Artikel 233. § 1. Afmetingen percelen
e a) Percelen voor begravingen in volle grond voor 2 stoffelijke overschotten of 2 asurnen b) Percelen voor begravingen in volle grond voor 4 stoffelijke overschotten of 4 asurnen c)Percelen bestemd voor de begraving van urnen d) Kindergraf
Lengt
Breedte
Opmerkingen
2m
1m
Eventuele bloembakken inbegrepen
2m
2m
Eventuele bloembakken inbegrepen
0,5 m
0,5 m
1,5 m
1m
§ 2. Behoudens in een kindergraf, kunnen in een enkele grafconcessie maximum 2 personen begraven worden. § 3. In een columbariumnis kunnen maximum 2 urnen worden bijgezet. § 4. In een urnenkoker kunnen minimum twee en maximum 4 urnen bijgezet worden. § 5. In een kindergraf kan maximum 1 persoon begraven worden of 1 urne worden bijgezet. § 6. Indien het gaat om oude grafkelders die opnieuw in gebruik worden genomen en die oorspronkelijk dienden om meer dan 2 personen in te begraven, kan de Burgemeester of zijn afgevaardigde een afwijking toestaan op bovenstaande §2. b) Niet-geconcedeerde gronden Artikel 234. § 1. In een niet-geconcedeerd graf kan maximum 1 persoon begraven worden of 1 urne worden bijgezet. § 2. Een niet-geconcedeerd graf of nis wordt 10 jaar bewaard. Dergelijk graf mag enkel verwijderd worden nadat gedurende een jaar een afschrift van de beslissing tot verwijdering werd uitgehangen aan de ingang van de begraafplaats en bij het graf of de nis. In deze beslissing tot verwijdering wordt tevens vermeld dat graftekens of columbariumplaten binnen de 2 maand door de eigenaars of hun rechthebbenden moeten worden weggenomen dit steeds in aanwezigheid van de grafmaker. Zo de graftekens en de zich op de graven of aan de nis bevindende voorwerpen binnen het jaar gedurende hetwelk het afschrift van de beslissing tot verwijdering uithangt niet zijn
75 opgeruimd, worden zij ambtshalve weggenomen. § 3. Indien 10 jaar na de laatste bijzetting, de niet-geconcedeerde nissen in het columbarium dienen vrijgemaakt te worden, zorgt de stad voor de verstrooiing van de as op de verstrooiingsweide van de begraafplaats. Indien mogelijk zal een familielid in kennis gesteld worden van de geplande ontruiming uit het columbarium en de daarmee gepaard gaande verstrooiing.
AFDELING 7. ONTGRAVINGEN Artikel 235. Behoudens de ontgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen ontgraving worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. Het verlenen van een toestemming tot ontgraven door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. Alle kosten verschuldigd bij een ontgraving worden vastgesteld door het belastingreglement. Alle kosten zijn ten laste van de aanvragers. Artikel 236. De ontgraving is slechts toegelaten: - om een lijk of de urne over te brengen van een niet-geconcedeerd graf naar een geconcedeerd graf; - op bevel van de gerechtelijke overheid; - wegens een bestuurlijke beslissing met name bij de terugneming van het geconcedeerd perceel of de nis wegens een openbaar belang of dienstnoodwendigheden; - om ernstige redenen. Artikel 237. De aanvraag moet door de overlevende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en bloedverwanten in de eerste graad (opgaande en neergaande lijn) schriftelijk, gedateerd en ondertekend, gericht worden aan de burgemeester. Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toelating bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds volgende beschikkingen worden nageleefd: a) dag en uur waarop de ontgraving zal geschieden worden in overleg met de dienst van de begraafplaatsen vastgesteld; b) de opgravingen en de herbegravingen moeten zo vroeg mogelijk in de morgen zonder onderbreking, worden uitgevoerd; c) het openleggen van het graf, het openen van de grafkelders, het lichten van de kist uit het graf en het vullen van de kuil geschieden door de zorgen van de gemeente; d) het openen van de nis, het uitnemen van de urne uit de nis en het terug sluiten van de nis, geschieden door de zorgen van de gemeente; e) Tijdens de ontgraving wordt de plaats ervan visueel voor het publiek afgeschermd. Artikel 238. Behalve bij gerechtelijk bevel en bij afwijkingen toegestaan door de burgemeester, worden geen opgravingen gedaan op zaterdagen, zondagen, wettelijke feestdagen, 2 januari, 11 juli, 2 november, 15 november en 26 december. Ontgravingen worden gedaan door het daartoe aangesteld stadspersoneel, in het bijzijn van: 1. de aanvrager of zijn bijzonder gevolmachtigde; 2. een beambte belast met het toezicht op de begraafplaats; 3. een politiebeambte die van de verrichtingen proces-verbaal opstelt, dat hij zonder uitstel
76 aan de burgemeester overhandigt. Het hiertoe aangesteld stadspersoneel kan de vernieuwing van de kist voorschrijven indien zij zulks nodig achten en elke andere maatregel nemen die van die aard is dat de welvoeglijkheid en de openbare gezondheid worden beschermd, zulks op kosten van de aanvrager. Artikel 239. Indien het op te graven stoffelijk overschot naar een andere begraafplaats op het grondgebied of naar dit van een andere gemeente moet overgebracht worden, is het verplicht de opgegraven kist in een hermetisch gesloten omhulsel te plaatsen alvorens zij mag vervoerd worden. Bij overbrenging naar een andere gemeente is een voorafgaandelijke machtiging van enerzijds de burgemeester van de plaats waar de persoon begraven ligt en anderzijds van de burgemeester van de plaats waar de herbegraving is gepland, vereist. Artikel 240. Voor de crematie na ontgraving is de toestemming nodig van de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de plaats van overlijden, de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is of de plaats waar het crematorium zich bevindt. Bij de aanvraag van toestemming tot ontgraving moet een attest worden gevoegd van de laatste wilsbeschikking van de overledene.
AFDELING 8. RETROACTIEVE THUISBEWARING: TOEPASSING ARTIKEL 24 §1 VIERDE LID EN 24 BIS.32 a) Niet geconcedeerde graven Artikel 241. § 1. De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een asurne uit een nietgeconcedeerd perceel in het columbarium of urnenveld moet schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen door de overlevende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en de bloedverwanten in de eerste graad. De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid. De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan ingediend worden tot zolang de procedure van ontruiming van niet-geconcedeerde graven loopt. De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan slechts éénmaal worden ingediend. De modaliteiten betreffende de ontgraving, opgenomen in artikel 235 tot 238 zijn van toepassing. Na de ontgraving wordt het grafmonument of de afdekplaat eigendom van de stad. De retroactieve thuisbewaring wordt gedurende een termijn van 1 jaar bekendgemaakt aan het perceel van de niet-geconcedeerde graf of aan de niet-geconcedeerde nis. Wanneer de thuisbewaring ophoudt, kan de as van de overledene uitgestrooid worden op de strooiweide van één van de begraafplaatsen of kan de asurne terug worden bijgezet of begraven worden in een concessie op één van de begraafplaatsen. b) Geconcedeerde graven § 2. De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een of meerdere asurnen uit een concessie in het columbarium of het urnenveld moet per overledene schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen door de overlevende echtgeno(o)te of samenlevende partner en de bloedverwanten in de eerste graad. De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid. De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan slechts éénmaal worden ingediend. De modaliteiten betreffende de ontgraving, opgenomen in onderhavig reglement zijn van toepassing. De retroactieve thuisbewaring wordt gedurende 32
Van het decreet van 16/01/2004 gewijzigd bij decreet van 09/12/2011
77 een termijn van 1 jaar bekendgemaakt aan het perceel van de geconcedeerde begraving of de geconcedeerde nis. De geconcedeerde nis of perceel wordt gedurende 2 jaar bewaard. De bewaringstermijn heeft geen invloed op de oorspronkelijk toegekende concessietermijn. De concessie is onoverdraagbaar. Wanneer op het ogenblik van de aanvraag door de nabestaanden reeds gekozen wordt om de asurne niet meer terug te brengen of wanneer door de nabestaanden gekozen wordt voor een asverstrooiing op een andere plaats dan de begraafplaats dan worden de modaliteiten van artikel 282 tot 285 toegepast, zijnde de vroegtijdige beëindiging van de grafconcessie. Wanneer de concessie tijdens de periode van bewaring moet hernieuwd worden, zijn de modaliteiten van de hernieuwing opgenomen in het reglement van toepassing. Wanneer, na een termijn van twee jaar, de asurne niet wordt teruggebracht naar de begraafplaats wordt de concessie ambtshalve opgeheven. De betaalde concessieprijs kan noch geheel noch gedeeltelijk teruggevorderd worden. Wanneer tijdens de bewaringstermijn van 2 jaar, slechts een beperkt aantal van de asurnen wordt teruggebracht, blijven de oorspronkelijk toegekende voorwaarden van de concessie van toepassing. c) Grafmonumenten § 3. De kosten van de verwijdering en de herplaatsing van de afdekplaten naar aanleiding van een aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een asurne zijn ten laste van de aanvrager van de thuisbewaring. Wanneer de asurne op het ogenblik van de ontgraving beschadigd is, moet deze door de aanvrager van de thuisbewaring vervangen worden. Het grafmonument moet binnen een termijn van 3 maanden terug herplaatst worden, zowel naar aanleiding van de aanvraag tot retroactieve thuisbewaring als naar aanleiding van de het terugbrengen van de asurne. Het grafmonument of de afdekplaat van een geconcedeerde begraving of bijzetting moet gedurende de verplichte bewaringstermijn van 2 jaar bewaard blijven. Er moet bij de terugbrenging rekening gehouden worden met de reeds voorbehouden ruimte.
AFDELING 9. GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN – ONDERHOUD DER GRAVEN Onderafdeling 1. Algemeen Artikel 242. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder. Artikel 243. § 1. De graftekens moeten derwijze in de grond geplant worden op het graf dat overhellen onmogelijk wordt; daartoe mag enkel de aarde goed aangedrukt worden; zij mogen enkel opgericht worden indien de graftekens gelijken op het goedgekeurde ontwerp ervan, en onder toezicht van het daartoe door het stadsbestuur aangesteld personeel. Daartoe dienen de oprichters van de graftekens datum en uur af te spreken met de grafmaker. § 2. De grafoppervlakte mag niet aangevuld worden met gelijk welke harde materie dan ook. Artikel 244. De grafmaker houdt een register bij waarin de identiteit wordt vermeld van diegene die er wordt begraven, bijgezet in een nis in het columbarium of verstrooid wordt met vermelding van de plaats ervan. In het register wordt ook de datum van begraven alsmede de plaats van begraven vermeld.
78
Onderafdeling 2. Grafversieringen Artikel 245. § 1. Beplantingen Niet schadelijke of hinderlijke beplantingen, met een maximum hoogte van 40 cm, zijn geoorloofd in de losse bodem van het graf; zij mogen niet buiten de afmetingen van het graf overhellen of uitgroeien. Grassoorten mogen ten hoogste 5 cm lang zijn. § 2. Sierstukken. Het is geoorloofd een graf te versieren met sierstukken, zoals bloemtuilen, bloempotten, kransen, zinnebeelden die geen aanstoot kunnen geven. In voorkomend geval moeten de sierstukken blijvend op het graf zelf geplaatst worden. Zij moeten er evenwel van verwijderd worden indien zij stuk, of van geen nut meer zijn. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zal de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. Artikel 246. Rechtopstaande gedenkstenen Op de grafsteen mogen opschriften en foto’s aangebracht worden. Bijkomende grafversierselen, bloemen en planten mogen enkel op het voetstuk geplaatst worden. Artikel 247. Columbarium - strooiweide Het is de concessiehouder toegelaten op de afsluitplaat van de nis van het columbarium een foto aan te brengen waarvan de afmetingen 4,5 cm op 4,5 cm niet mogen overschrijden. Op de afsluitplaten van de nissen in het columbarium kan, op verzoek van de nabestaanden en door de zorgen van de stad, tegen betaling, een siervaasje aangebracht worden. Het is verboden aan het columbarium, behalve het toegestane vaasje, of op de strooiweide sierstukken te bevestigen of neer te leggen. Natuurlijke bloemen en bloemenkransen kunnen ter gelegenheid van de bijzettingen of de asverstrooiingen aan de voet van het columbarium en aan de rand van de strooiweide worden neergelegd op de door de grafmaker aangeduide plaats. Nadat de bloemen verwelkt zijn zullen zij door de zorgen van het personeel worden weggenomen. Artikel 248. Herdenkingszuil Ter nagedachtenis van de personen van wie de as werd uitgestrooid, wordt op iedere begraafplaats in de omgeving van de strooiweide een herdenkingszuil opgericht. Op deze zuil wordt op uitdrukkelijk verzoek van de nabestaanden, tegen betaling, een éénvormig gedenkplaatje aangebracht voor een periode van10 jaar. Op dit gedenkplaatje zal een tekst worden gegraveerd met de naam, de voornaam, het geboortejaar, de overlijdensdatum van de overledene. Het gemeentebestuur bepaalt het model, de afmetingen, het materiaal, de inhoud en de manier van graveren. De gedenkplaatjes worden door toedoen van de gemeente op de herdenkingszuil aangebracht. De vergoeding van het naamplaatje, het graveren en het plaatsen wordt vastgesteld door het retributiereglement. Artikel 249. Urnenveld Op de grafsteen mogen opschriften en foto’s aangebracht worden. Er mag geen enkel opstaand element noch versierselen op de grafsteen geplaatst worden. Er is ruimte voorzien voor de grafsteen om versierselen, sierstukken, bloemtuilen, bloempotten, kransen en
79 zinnebeelden die geen aanstoot kunnen geven, aan te brengen en te plaatsen. Artikel 250. Gemeenschappelijke bepalingen Het stadsbestuur staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Bij overtreding van bovenstaande bepalingen zullen niet reglementaire graftekens, sierstukken en versierselen op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd worden door de zorgen van de gemeente. Onderafdeling 3. Onderhoud en verwaarlozing der graven Artikel 251. § 1. De graftekens en hun omgeving moeten voortdurend in perfecte staat van bewaring, onderhoud en reinheid gehouden worden gedurende de hele concessieperiode. De verantwoordelijke families of belanghebbenden moeten elk grafteken dat bouwvallig of vervallen is, doen herstellen of wegnemen. Het onderhoudsverzuim, dat verwaarlozing van het graf voor gevolg heeft, wordt door de burgemeester in een akte vastgesteld, die een jaar lang aangeplakt blijft bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats. Bij het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling, wordt de concessie beëindigd door het College van Burgemeester en Schepenen en wordt van ambtswege overgegaan tot afbraak en/of tot het wegnemen van de materialen (graftekens en eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken,…) op kosten van de familie of ander belanghebbende. Alle materialen worden eigendom van de gemeente en worden van het graf verwijderd. § 2. Het onderhoud van zowel geconcedeerde als niet-geconcedeerde gronden of nissen berust bij de belanghebbenden. Verwaarlozing als gevolg van onderhoudsverzuim kan vastgesteld worden als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig of wanneer het gedenkteken overhelt of verrot is. § 3. In geval het verwaarloosde graf een onmiddellijk hygiënisch of veiligheidsrisico vormt, kan, na pogingen om de belanghebbenden terug te vinden en na hen aangespoord te hebben om een einde te maken aan de verwaarlozing binnen een redelijke termijn, bij besluit van het college van burgemeester en schepenen, na het verstrijken van die termijn, het grafteken zonder verwijl en zonder verhaal of aanspraak op vergoeding, geheel of gedeeltelijk worden weggenomen. Het collegebesluit wordt gedurende die termijn eveneens aangeplakt aan het graf en aan de ingang van de begraafplaats. Onderafdeling 4. Grafconstructies a) Grafkelders Artikel 252. Er mogen geen nieuwe grafkelders meer geplaatst worden op de verschillende begraafplaatsen. Grafkelders, in gebruik genomen voor 1/7/2004 – datum inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit- en na die datum ontruimd en opnieuw in gebruik genomen, moeten aan de voorwaarden van artikel 33 van het uitvoeringsbesluit van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen voldoen. Grafkelders die al in gebruik genomen zijn voor 1/7/2004 en die niet ontruimd zijn en waarin nog bijzettingen gebeuren, moeten nog niet aangepast worden aan de vereisten van artikel 33 van het uitvoeringsbesluit van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van
80 begraafplaatsen.
b) Graftekens. 1. Niet-geconcedeerde gronden Artikel 253. Op niet-geconcedeerde gronden mogen enkel verticaal staande graftekens worden opgericht. Artikel 254. De in voorgaand artikel vermelde graftekens mogen enkel uit hout vervaardigd worden; zij mogen ten hoogste 1,10 m hoog zijn en mogen enkel in bruin of zwart gekleurd zijn. 2. Geconcedeerde en niet-geconcedeerde columbariumnis Artikel 255. De columbaria bestaan uit prefabelementen. Ze worden geplaatst naargelang de behoefte en naar inzichten van het stadsbestuur. De opening bevindt zich langs de voorkant van het element en wordt door de zorgen van het stadsbestuur afgesloten met een uniforme afsluitplaat. Artikel 256. De concessiehouder is verplicht op de afsluitplaten van de nissen in het columbarium door de zorgen van de stad, tegen betaling, een naamplaat te laten aanbrengen. Deze plaat vermeldt de naam, de voornaam, het geboortejaar, het jaar van overlijden en eventueel een symbolisch teken. Geen enkel ander teken, plaat of vermelding mag op de afsluitplaten aangebracht worden. Het niet naleven van deze richtlijnen staat gelijk met onderhoudsverzuim zoals voorzien in artikel 251 van onderhavig reglement. Bij het verstrijken van de termijn of bij het einde van de concessies zullen de naamplaten door het stadspersoneel worden verwijderd en, indien mogelijk, aan de eigenaar of belanghebbende teruggegeven worden. 3. Geconcedeerd en niet-geconcedeerd urnenveld Artikel 257. Op een graf voor urnen mag enkel een uniforme grafsteen geplaatst worden, die beantwoordt aan volgende voorschriften: 1. afmetingen: één vierkante plaat van 50x50 cm 2. materiaal: graniet - jasberg 3. dikte van de plaat: de hoogte is vooraan 7 cm en loopt schuin op naar 10 cm hoog achteraan. 4. Foetusweide Artikel 258. Op de foetusweide kan een steen als gedenkteken gelegd worden bij de gedenkrots door de aangestelde van de stad. Er mogen geen individuele aanduidingen, zoals de naam van de foetus of van de ouders, worden vermeld en geplaatst. 5. Geconcedeerde gronden Artikel 259. De concessiehouder is verplicht binnen het jaar vanaf de aanvangsdatum van de
81 concessie op geconcedeerde gronden een grafteken in duurzaam materiaal te plaatsen; 5.1 Graf Artikel 260. De graftekens of zerken te plaatsen op geconcedeerde graven moeten beantwoorden aan de volgende voorschriften: a) klassieke grafstenen 1. Op de gewone graven moeten de grafstenen opgericht worden met duurzame materialen die tegen het weer bestand zijn; 2. maximale hoogte: de grafstenen mogen ten hoogste 1.50m hoog zijn; 3. afmetingen: lengte 2 meter x breedte 1 meter; 4. De grafoppervlakte moet minstens afgeboord zijn met een boord uit harde materie van ten hoogste 20 cm onder en boven het maaivlak. b) rechtopstaande gedenkstenen 1. Rechtopstaande gedenkstenen mogen enkel geplaatst worden op de daarvoor door het stadbestuur voorziene percelen. 2. Op de betonnen boord mag enkel een rechtopstaande/verticale gedenksteen worden opgericht. Het te gebruiken materiaal en de kleur van de gedenksteen worden door het stadbestuur bepaald. 3. Afmetingen: Voetstuk/sokkel lengte: 0,8 m breedte: 0,45m hoogte: 0,05m Rug enkel graf: breedte: 0,60m hoogte: 0,80m dikte (ornamenten inbegrepen): 0,10m De rug moet achteraan op het voetstuk geplaatst worden. 5.2 Kindergraf Artikel 261. § 1. Klassiek kindergraf Op het perceel voorzien voor het begraven van foetussen van ten volle 12 weken en van kinderen van minder dan 10 jaar met een grafconcessie van 50 jaar mag enkel een rechtstaande grafsteen opgericht worden. Het grondvlak moet 100cm breed en 20 cm diep zijn en de hoogte mag maximaal 100cm zijn. § 2. Paddenstoelzerk, engeltjeszerk of kabouterzerk Op het perceel voorzien voor het begraven van de as van foetussen van ten volle 12 weken en van kinderen van minder dan 10 jaar wordt het grafmonument samen met de grond in concessie gegeven voor een periode van 30 jaar. Er mogen geen andere graftekens aangebracht worden dan deze voorzien door het stadsbestuur. 6. Goedkeuring. Artikel 262. De ontwerpen van de graftekens met de erop gebeitelde, getekende of geschreven opschriften en zinnebeelden en met aanduiding van de te gebruiken materialen worden onderworpen aan de goedkeuring van het college van Burgemeester en Schepenen.
82 De aanvragen omvatten volgende gegevens: 1. schets van de te plaatsen grafsteen; 2. aanduiding van de begraafplaats 3. lengte, breedte en hoogte van het grafteken 4. gebruikte materialen en kleur 5. aan te brengen tekst 6. vermelding “duur van vergunning”. 7. naam en adres van de plaatser van het grafteken 8.vermelding: “nieuwe plaatsing” of “vervanging” Alle aanvragen dienen op voorgeschreven formulieren in tweevoud te worden ingediend op de Dienst Begraafplaatsen. Enkel na goedkeuring mag tot de plaatsing of vervanging van een grafsteen worden overgegaan worden. 7. Oprichting. Artikel 263. § 1. De grafstenen moeten opgericht worden binnen het jaar vanaf de aanvangsdatum van de concessie. § 2. Zij moeten afgewerkt op de begraafplaats gebracht worden en opgericht in de voorgeschreven lijnrichting; indien zij op losse bodem opgericht worden, dienen zij aan de uiteinden te rusten op betonnen paaltjes die ten minste 1,60 m in de grond gedreven zijn of op buizen met een diameter van ten minste 15 cm waarvan de bovenzijde niet boven het maaiveld mag uitsteken en die aan de onderzijde gedicht zijn met materiaal dat een zinvolle weerstand geeft vb. beton. § 3. Zij mogen enkel opgericht worden indien de grafstenen gelijken op het goedgekeurde ontwerp ervan, en onder toezicht van het daartoe door het stadsbestuur aangesteld personeel. Daartoe dienen de oprichters van de grafstenen datum en uur af te spreken met de grafmaker. § 4. Vaste betonconstructies en funderingen uit steenslag zijn niet toegelaten. § 5. De afstand tussen 2 naast elkaar geplaatste monumenten bedraagt 20 cm. Deze ruimte moet vrij gehouden worden. Er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp geplaatst worden. Inbreuken worden ambtshalve verwijderd. § 6. Een nieuw te plaatsen monument volgt de achterlijn van de reeds eerder geplaatste grafmonumenten. 8. Gemeenschappelijke bepalingen. Artikel 264. Zij die de grafconstructies plaatsen moeten in acht nemen: 1. Dat geen aarde, materiaal, bouwstukken of andere voorwerpen gelegd worden of terecht komen op andere graven, grafzerken, grafversieringen en dergelijke. 2. Dat de overblijvende aarde, de opgegraven beenderen of andere voorwerpen verzameld en gebracht worden op de plaats door de grafmaker aangewezen. 3. Dat de begonnen werken zonder onderbreking worden uitgevoerd. 4. Dat de bomen of enigerlei inplantingen niet worden gebruikt als aanhechtingspunten voor stellingen, koorden, kabels of wat ook. 5. Dat de lanen, paden, wegels en dergelijke na de werken onmiddellijk worden hersteld in hun oorspronkelijke staat, derwijze dat de kleinste verzakking niet kan waargenomen
83 worden na een maand. 6. Dat de graafwerken en de oprichting van bouwstukken geschieden volgens de vastgestelde afmetingen. 7. Dat de identificatietekens van de graven of van de concessies onmiddellijk na de werken op de grafruimte worden geplaatst. 8. Dat de op de begraafplaatsen toegelaten voertuigen die voor het werk gebruikt zijn onmiddellijk van de begraafplaats verwijderd worden. 9. Dat bij een begrafenis de lanen en de paden vrij worden gemaakt. 10. Het openen en sluiten van een grafkelder gebeurt onder toezicht van het stadspersoneel, daartoe zal datum en uur afgesproken worden met de grafmaker. 11. De lijnrichting en de waterpas worden bepaald door een afgevaardigde van het gemeentebestuur. 12. Vanaf de voorlaatste werkdag van oktober tot en met 2 november is het verboden, behoudens toestemming van de burgemeester, op de gemeentelijke begraafplaats graftekens te plaatsen, bouw-, beplantings- of aanaardingswerken aan de graven uit te voeren. Dit verbod geldt niet voor het neerleggen van eenvoudige draagbare kransen, bloemen, medaillons enz. Gewone reiniging en onderhoud mag wel op zaterdagmiddag gebeuren. 13. de schade aangebracht aan het openbaar domein van de stad wordt van ambtswege hersteld op kosten van de aansprakelijke persoon.
AFDELING 10. CONCESSIES Onderafdeling 1. Algemene bepalingen Artikel 265. Zolang de omvang van de begraafplaatsen dit mogelijk maakt worden op de stedelijke begraafplaatsen worden concessies verleend. Deze hebben betrekking op: - ofwel een perceel grond; - ofwel een nis in een columbarium. Artikel 266. De concessies geven geen recht op eigendom, zelfs geen recht op vruchtgebruik. Zij kunnen enkel verleend worden aan natuurlijke personen. Zij zijn onvervreemdbaar en kunnen niet afgestaan worden tenzij aan het stadsbestuur. Zij bevatten voor de stad enkel de verplichting voor een bepaalde duur een ruimte of een nis voor te behouden voor de begraving of bijzetting van één of meer lichamen en/of asurnen. Er mag aan de concessie nooit een andere bestemming worden gegeven dan die waarvoor ze werd verleend. Artikel 267. Een zelfde concessie mag slechts dienen voor het begraven van: - ofwel het stoffelijk overschot van de aanvrager, van zijn echtgenoot, van zijn bloed- of aanverwanten, - ofwel het stoffelijk overschot van de aanvrager en van diegene waarmee hij op het ogenblik van overlijden een feitelijk gezin vormt; - ofwel het stoffelijk overschot van personen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de stedelijke overheid hun wil te kunnen hebben gegeven om in eenzelfde graf begraven te worden; -ofwel het stoffelijk overschot van derden en hun familie door de concessiehouder aangewezen. Wijzigingen kunnen door het College van Burgemeester en Schepenen worden toegestaan
84 conform artikel 270 § 4 met dien verstande dat de wijzigingen slechts kunnen gedaan worden ten aanzien van het aantal voorbehouden plaatsen. Artikel 268. § 1. Concessies aangegaan voor 01/01/2013 De grafconcessies aangegaan voor 01/01/2013 worden verleend voor een periode van 30 jaar of voor een periode van 50 jaar, die aanvangt op de datum van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen. § 2. Concessies aangegaan vanaf 1/1/2013 De grafconcessies aangegaan vanaf 1/1/2013 worden verleend voor een periode van 25 jaar, die aanvangt op de datum van de begraving of bijzetting. Artikel 269. Het College van Burgemeester en Schepenen wordt gemachtigd om: -grafconcessies te verlenen, -grafconcessies te hernieuwen, -grafconcessies te beëindigen in geval van onderhoudsverzuim, -grafconcessies te beëindigen op verzoek van de nabestaanden onder de voorwaarden vastgesteld in dit reglement en het desbetreffende tariefreglement, dat geldt op het ogenblik van de aanvraag. Onderafdeling 2. Concessieaanvraag Artikel 270. § 1. De concessieaanvraag wordt gericht aan het College van Burgemeester en Schepenen. De concessieaanvraag vermeldt de identiteit van de aanvrager en duidt de tot bijzetting gerechtigde personen nominatief aan. Er kunnen geen concessies verleend worden voor het overlijden.De concessieaanvraag is slechts ontvankelijk bij overlijden van de persoon wiens stoffelijk overschot zal worden begraven in volle grond of, bij lijkverbranding, in het columbarium of in het urnenveld zal worden bijgezet. De aanvrager moet instaan voor de betaling van de verschuldigde concessievergoeding. § 2. De concessie is niet overdraagbaar. De houder beschikt over het exclusieve recht om te bepalen wie gebruik kan maken van de concessie. Hieruit vloeit voort dat wanneer de concessiehouder overleden is, de lijst van de begunstigden onveranderlijk komt vast te staan. § 3. De bewijslast over het al dan niet bestaan van een concessievergunning met de daarin opgenomen begunstigden, ligt ten laste van de concessiehouder of zijn erfgenamen, of bij ontstentenis hiervan bij iedere belanghebbende. § 4. Het college van Burgemeester en Schepenen kan, met uitzondering van artikel 241 van onderhavig reglement, in uitzonderlijke gevallen wijzigingen in de concessiebestemming toestaan. De aanvraag tot wijziging wordt gemotiveerd ingediend door de concessiehouder. Alle oorspronkelijk aangeduide rechthebbenden die nog in leven zijn, tekenen mee voor akkoord. Indien alle rechthebbenden overleden zijn en er zijn nog plaatsen in de concessie beschikbaar, dan kan het College van Burgemeester en Schepenen, op vraag en met instemming van alle erfgenamen een wijziging van concessiebestemming toestaan. Deze wijziging is niet mogelijk wanneer de oorspronkelijke concessiehouder uitdrukkelijk voorzien heeft dat geen wijzigingen in de nominatief aangeduide personen mogen worden aangebracht.
85 Artikel 271. § 1. De duur van de concessie neemt aanvang conform artikel 268. Zij eindigt na verloop van de toegestane termijn. § 2. Van deze regel (§1) wordt afgeweken in het geval een oorspronkelijk gratis concessie op het urnenveld of columbarium wordt omgezet in een betalende concessie. In dat geval neemt de concessie een aanvang op de datum van de begraving. § 3. De concessie mag slechts in gebruik worden genomen na betaling van het verschuldigd tarief in handen van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Onderafdeling 3. Concessiehernieuwing Artikel 272. De concessies kunnen op aanvraag van enige belanghebbende hernieuwd worden. Artikel 273. Minstens 1 jaar voor het verstrijken van de concessietermijn of van de hernieuwing ervan, maakt de Burgemeester of zijn afgevaardigde een akte op waarbij eraan herinnerd wordt, dat een aanvraag om hernieuwing bij hem moet toekomen. Een afschrift van deze akte wordt 1 jaar lang uitgehangen: -bij het graf of de nis -aan de ingang van de begraafplaats. Artikel 274. § 1. Een hernieuwing zonder bijzetting De aanvraag dient te worden ingediend vóór de eerste vervaldatum van de concessie. Concessies verleend voor 1/1/2013: de concessie kan verlengd worden voor een periode van dezelfde duur en tegen de prijs en de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag. De hernieuwing vangt aan op de datum van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen. Concessies verleend vanaf 1/1/2013: de concessie kan verlengd worden voor een periode van 15 jaar te rekenen van af de datum van het schriftelijk verzoek en tegen de prijs en voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag. De burgemeester of zijn gemachtigde zal één jaar vóór het verstrijken van de concessie een akte opmaken waarbij eraan wordt herinnerd dat het behoud van het recht op de concessie afhankelijk is van een tot hem te richten aanvraag tot hernieuwing. Er zal een afschrift van bovenvermelde akte één jaar lang aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt worden. Als er geen aanvraag tot hernieuwing is gedaan, vervalt de concessie. § 2. Een hernieuwing met bijzetting Concessies verleend voor 1/1/2013: de concessie kan op uitdrukkelijke vraag van iedere belanghebbende verlengd worden voor een periode van dezelfde duur en tegen de prijs en de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag naar aanleiding van elke nieuwe bijzetting in de concessie. De hernieuwing vangt aan op de datum van de beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen. Concessies verleend vanaf 1/1/2013: de concessie kan verlengd worden voor een periode van 15 jaar te rekenen van af de datum van het schriftelijk verzoek en tegen de prijs en
86 voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag naar aanleiding van elke nieuwe bijzetting in de concessie. Ingeval er van deze mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt tijdens en na de laatste begraving in de concessie en indien deze begraving zich minder dan tien jaar vóór het verstrijken van de concessie voordoet, moet het graf voor een termijn van tien jaar behouden blijven. Deze tienjarige termijn begint te lopen vanaf de datum van overlijden. Deze maatregel kan echter niet tot gevolg hebben dat een aanvraag tot hernieuwing van de concessie ingediend kan worden na het verstrijken van de termijn ervan. Tevens kan geen enkele nieuwe teraardebestelling toegelaten worden in de geconcedeerde grond na dit verstrijken. De retributie voor de vroegtijdige hernieuwingen vermeld onder §1 en §2 wordt proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt. Artikel 275. § 1. Een hernieuwing van de vroegere altijddurende concessies. Door de wet van 20 juli 1971 worden de eeuwigdurende concessies afgeschaft en worden de bestaande eeuwigdurende concessies omgezet in onbeperkt hernieuwbare concessies van 50 jaar. Op verzoek kunnen deze kosteloos telkens met een periode van 50 jaar hernieuwd worden. De bewijslast of het al dan niet een eeuwigdurende concessie betreft en de daarin opgenomen begunstigden, ligt ten laste van de concessiehouder of zijn erfgenamen, of bij ontstentenis hiervan bij iedere belanghebbende. De hernieuwingen van de altijddurende concessie verleend voor 13 augustus 1971 worden toegestaan overeenkomstig artikel 9 van het decreet. § 2. Procedure hernieuwing bij vervallen van de eeuwigdurende concessie Minstens één jaar voor het verstrijken van de concessie of van de hernieuwingen ervan, maakt de Burgemeester of zijn gemachtigde een akte op waarbij eraan herinnerd wordt dat een aanvraag om hernieuwing bij hem moet toekomen. Een afschrift van deze akte wordt één jaar lang zowel bij het graf als aan de ingang van de begraafplaats uitgehangen. Als er geen aanvraag om een hernieuwing is gedaan, dan vervalt de concessie. Deze hernieuwing is kosteloos. § 3. Procedure hernieuwing reeds vervallen eeuwigdurende concessie: Betreft het een reeds vervallen concessie, dan wordt zolang de inventarisatie van de begraafplaatsen niet werd afgerond, aan iedere belanghebbende alsnog de mogelijkheid geboden deze concessie te verlengen. De nieuwe concessietermijn vangt aan op datum van het collegebesluit waarbij de hernieuwde concessie verleend wordt. Artikel 276. De aanvragen tot hernieuwing worden ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen vòòr het verstrijken van de concessietermijn. Artikel 277. Het tarief voor de hernieuwingen wordt proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt. Artikel 278. De hernieuwingen kunnen worden geweigerd indien de concessie verwaarloosd is op het moment van de aanvraag.
87 Artikel 279. Er mogen geen bijzettingen geschieden wanneer de concessietermijn verstreken is. Onderafdeling 4. Omzetting concessie Artikel 280. De verzoeken tot omzetting van reeds verleende concessies in één of meer andere concessies op de stedelijke begraafplaatsen kunnen slechts worden ingewilligd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - de aanvraag moet door de verkrijger van de oorspronkelijke concessie of zijn rechthebbende worden ingediend; deze wordt gericht aan het College van Burgemeester en Schepenen en is opgesteld op kosteloos ter beschikking gestelde formulieren; - na goedkeuring van de aanvraag moeten, op kosten van de belanghebbende, de stoffelijke overblijfselen die reeds in de oorspronkelijke concessie werden bijgezet of begraven naar de nieuwe concessie worden overgebracht. De aanvankelijk geconcedeerde grond of nis moet in de toestand worden gebracht zoals die was op het tijdstip dat die concessie een aanvang nam. - de burgemeester dient toestemming te verlenen tot opgraving overeenkomstig de artikelen 235 - 240. - het verschuldigde tarief voor de ontgraving en de nieuwe concessie wordt gekweten. Onderafdeling 5. Uitbreiding concessie grafkelder Artikel 281. De verzoeken tot uitbreiding van het aantal begunstigden van een reeds verleende concessie in een grafkelder kan slechts worden ingewilligd indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: - er moet nog minstens één plaats beschikbaar zijn in de grafkelder. De concessiehouder of zijn erfgenamen geven toelating aan het door het stadsbestuur aangesteld personeel om de kelder te openen en na te gaan hoeveel beschikbare plaatsen voorhanden zijn; - 1 beschikbare plaats biedt plaats aan 1 kist of maximum 8 urnen; - de aanvraag tot uitbreiding van het aantal begunstigden moet door de verkrijger van de oorspronkelijke concessie of zijn rechthebbende worden ingediend, dit ten laatste bij de eerstvolgende bijzetting in het graf; - de aanvraag wordt gericht aan het College van Burgemeester en Schepenen; - er wordt afstand gedaan van de voorheen eeuwigdurende concessie of 50 jarige concessie; - alle begunstigden van de concessie worden nominatief in de aanvraag vermeld; - het verschuldigde tarief voor de hernieuwing van de concessie wordt gekweten conform artikel 6 van het tariefreglement op de grafconcessies. Onderafdeling 6. Wijziging bestemming begraafplaats Artikel 282. In geval van terugneming van een grafconcessie wegens openbaar belang, dienstnoodwendigheid, sluiting of wijziging van de bestemming van de begraafplaats, kan de concessiehouder geen aanspraak maken op enige vergoeding. De concessiehouder heeft het recht op het kosteloos bekomen, voor de resterende concessietermijn, van een perceel van dezelfde oppervlakte of een nis van dezelfde grootte, op dezelfde begraafplaats of op een andere begraafplaats. Dit recht is afhankelijk van het indienen van een aanvraag tot overbrenging welke moet worden ingediend: - door een belanghebbend persoon; - vóór de datum van de terugneming; - schriftelijk bij het College van Burgemeester en Schepenen.
88 De kosten voor de overbrenging van de stoffelijke overschotten zijn ten laste van het stadsbestuur. De kosten voor de overbrenging van de graftekens vallen ten laste van de persoon die de overbrenging heeft aangevraagd. Onderafdeling 7. Vroegtijdige beëindiging concessie Artikel 283. Een concessie kan vroegtijdig door het college van burgemeester en schepenen worden teruggenomen in volgende gevallen: a) op verzoek van de concessiehouder; b) bij een toegestane ontgraving en overbrenging van het stoffelijk overschot of van de asurne naar een andere concessie; c) ingeval van de, overeenkomstig art. 251, vastgestelde verwaarlozing. In alle andere gevallen behoort de bevoegdheid tot terugneming toe aan de gemeenteraad. Bij een voortijdige beëindiging kunnen nabestaanden het betaalde concessietarief noch geheel, noch gedeeltelijk terugvorderen. Artikel 284. Elke belanghebbende kan na 10 jaar na de laatste bijzetting, schriftelijk, vragen om een concessie vroegtijdig te beëindigen. Gedurende 1 jaar zal een bericht aangeplakt worden aan het graf. In dit bericht zal vermeld worden dat een belanghebbende de concessie niet wenst te behouden en dat het graf zal weggeruimd worden. Het bericht zal ook vermelden waar men terecht kan om hiertegen een bezwaar te uiten. Het college van Burgemeester en Schepenen kan één jaar na de aanplakking en op voorwaarde dat er geen bezwaar geuit werd, beslissen de concessie terug te nemen. Artikel 285. Wanneer een concessie om welke reden dan ook een einde neemt, worden de graftekens die na 2 maanden niet zijn weggenomen en de nog bestaande ondergrondse constructies eigendom van de stad. De concessiehouders kunnen geen aanspraak maken op enige vergoeding. Artikel 286. De in voorgaand artikel bedoelde ondergrondse constructies kunnen door de stad in concessie worden gegeven op voorwaarde dat de concessionaris zelf de grafkelder aanpast aan de vereisten van artikel 33 van het uitvoeringsbesluit van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen. Onderafdeling 8. Vervallen concessie Artikel 287. De gronden die het voorwerp uitmaken van vervallen grafconcessies zullen worden ontruimd na 31 december van het jaar waarin de concessies vervallen. De erop staande grafzerken of de aangebrachte columbariumplaten moeten binnen de twee maanden door de eigenaars worden weggenomen in aanwezigheid van de grafmaker. Indien de grafzerken of columbariumplaten binnen de gestelde periode niet worden opgeruimd, zullen zij ambtshalve worden weggenomen en verkocht. Na 31 december van het jaar waarin de concessie van een columbariumnis of een concessie op het urnenveld vervallen is worden deze ontruimd. De stad zorgt voor de verstrooiing van de as op de strooiweide van de begraafplaats. Een maand vooraf zal, indien mogelijk, de familie in kennis gesteld worden van de geplande ontruiming en de daarmee gepaard gaande verstrooiing. In elk geval zal de geplande verstrooiing aangekondigd worden aan de ingang van de begraafplaats.
89
AFDELING 11. PATRIMONIUMLIJST Artikel 288. Het College van Burgemeester en Schepenen maakt autonoom een lijst op van graven met lokaal historisch belang die als kleine onroerende erfgoedelementen kunnen worden beschouwd. De graven op deze lijst zullen 50 jaar worden bewaard en onderhouden door de stad overeenkomstig de voorschriften van artikel 26§2 van het decreet. Deze termijn is verlengbaar. Een afschrift van deze lijst met plan wordt bezorgd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Monumenten en de Landschappen.
AFDELING 12. BRUIKLEEN EN PETER/METERSCHAP Onderafdeling 1. Bruikleen Artikel 289. § 1. Graftekens waarvan de vergunning verlopen is en niet hernieuwd werd, worden eigendom van de stad. § 2. De stad kan voor die graftekens bruikleen toestaan. § 3. De stad behoudt het eigenaarschap over het grafmonument. Een éénmalige retributie voor de bruikleen (hergebruik) dient betaald te worden aan de Stad. § 4. Grafmonumenten worden opnieuw in concessie gegeven op voorwaarde dat: a. Het monument integraal behouden blijft met inbegrip van alle symbolen, portretfoto’s, iconografische elementen en opschriften, ongeacht hun ideologische, filosofische of linguïstische betekenis; b. Het monument geconserveerd wordt conform de vigerende opvattingen terzake en mits goedkeuring van de burgerlijke stand; c. De ontwerpen van de conservatiewerken van de graftekens met de erop gebeitelde, getekende of geschreven opschriften en zinnebeelden en met aanduiding van de te gebruiken materialen worden onderworpen aan de goedkeuring van het college van Burgemeester en Schepenen. De aanvragen omvatten volgende gegevens: 1. schets van de te restaureren grafsteen; 2. omschrijving van de werkzaamheden 3. aanduiding van de begraafplaats 4. lengte, breedte en hoogte van het grafteken 5. gebruikte materialen en kleur 6. aan te brengen tekst op de plexiplaat 7. vermelding “duur van vergunning” 8. naam en adres van de plaatser van het grafteken Alle aanvragen dienen op voorgeschreven formulieren in tweevoud te worden ingediend op de Dienst Begraafplaatsen. Enkel na goedkeuring mag tot de restauratie van een grafsteen worden overgegaan worden. d. de nieuwe toevoegingen op geen enkele wijze afbreuk doen aan de historiciteit van het monument of het zicht op de oorspronkelijke symbolen en opschriften bemoeilijken; e. op deze grafmonumenten mag over de oude naamplaat een nieuwe plexinaamplaat aangebracht worden, mits het behoud van de oude.
90
§ 5. Met grafmonument wordt hier bedoeld de monumenten die slaan op een graf dat niet behoort tot de lijst met graven van lokaal historisch belang zoals bedoeld in artikel 46 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 2004 tot organisatie, inrichting en beheer van begraafplaatsen en crematoria en ook niet tot de erkende monumenten zoals bedoeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten en het besluit van de Vlaamse regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en andere stadsgezichten. Artikel 290. § 1. Een concessie op een in herbruik verleende grafkelder of een grafmonument wordt verleend voor een periode van 25 jaar tegen het op het ogenblik van de aanvraag geldende tarief en voorwaarden. § 2. Zij kunnen hernieuwd worden met een periode van 15 jaar. § 3. De beslissing van toekenning en van hernieuwing door het college van burgemeester en schepenen wordt ter kennis gebracht van de concessiehouder. De duur van de concessie neemt een aanvang op de dag waarop het college van burgemeester en schepenen beslist heeft de concessie te verlenen. De bruikleen (hergebruik)overeenkomst loopt gelijk met de aanvang en het einde van de concessie en neemt hoe dan ook een einde indien de concessie wordt beëindigd Artikel 291. De bruikleen (hergebruik) van het grafteken is onlosmakelijk verbonden met de concessie voor het graf. De bruikleen (hergebruik) kan maar worden verleend en is maar rechtsgeldig zolang er voor het graf aan dezelfde aanvrager een concessie is toegekend. Artikel 292. Wanneer iemand een hernieuwing aanvraagt voor een perceel grond met een hergebruikt grafmonument, dan zal de aanvrager van deze hernieuwing de verbintenis aangaan om dit monument te onderhouden en te conserveren. § 1. Het in concessie nemen van een grafmonument kan op voorwaarde dat de concessiehouder binnen een termijn van 8 maanden na toekenning van de concessie door het College van Burgemeester en Schepenen, het grafmonument laat restaureren zoals voorzien in artikel 289, § 4. Het moet gerestaureerd worden volgens de richtlijnen van de dienst begraafplaatsen rekening houdend met de voorschriften. § 2. Is het monument binnen de gestelde termijn niet gerestaureerd dan vervalt de concessievergunning. § 3. De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan de eigendommen van de stad als gevolg van werken die in zijn/haar opdracht worden uitgevoerd. Artikel 293. Bij het niet naleven van de voorwaarden kan de dienst begraafplaatsen de verwaarlozingsprocedure inzetten. Dit leidt na één jaar tot het beëindigen van de concessie en meteen ook tot het beëindigen van de bruikleen (hergebruik) van het grafteken. Artikel 294. De aanvrager verbindt er zich toe om geen aanspraak te maken op vergoedingen
91 of compensaties bij de beëindiging of niet hernieuwing van de bruikleen (hergebruik) en dus ook van de grafconcessie. Artikel 295. De aanvragen zullen worden verwerkt in de volgorde waarin ze worden ontvangen. Onderafdeling 2: Peterschap/Meterschap Artikel 296. Privé-personen, verenigingen of organisaties kunnen het peterschap verwerven over grafmonumenten met het oog op het restaureren en in stand houden ervan terwijl de stad het eigenaarschap behoudt. Artikel 297. Het college van Burgemeester en Schepenen keurt de concrete aanvragen voor peterschap/meterschap van bestaande graftekens goed. Artikel 298. Peterschap/meterschap wordt verleend onder de volgende voorwaarden: § 1. het grafmonument is en blijft eigendom van de stad Lokeren en komt niet in aanmerking voor bruikleen (hergebruik); § 2. de stoffelijke overschotten blijven onaangeroerd; § 3. de aanvrager verbindt er zich toe om instandhoudings- en/of restauratiewerken aan het grafmonument uit te voeren in overleg met de dienst begraafplaatsen. § 4. Aan het grafmonument kan de aanvrager een bordje aanbrengen met zijn/haar naam en coördinaten en de vermelding dat hij/zij als peter dit grafmonument onderhoudt; § 5. De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan de eigendommen van de stad als gevolg van werken die in zijn/haar opdracht worden uitgevoerd; § 6. Het peterschap/meterschap wordt rechtsgeldig op het ogenblik dat het college de aanvraag goedkeurt of bekrachtigt; § 7. Bij het niet naleven van de voorwaarden die deel uitmaken van de overeenkomst kan de dienst begraafplaatsen in dringende omstandigheden en na aangetekende aanmaning aan de aanvrager na 30 kalenderdagen overgaan tot onmiddellijke beëindiging van het peterschap over het grafmonument. § 8. Een concessie op een in peterschap/meterschap gegeven grafkelder of een grafmonument wordt verleend voor een periode van 25 jaar. Zij kunnen hernieuwd worden met een periode van 15 jaar. § 9. De peter/meter verbindt er zich toe om geen aanspraak te maken op vergoedingen of compensaties bij de beëindiging of niet hernieuwing van het peterschap.
AFDELING 13. ORDEMAATREGELEN Artikel 299. De begraafplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek: a) de begraafplaats Bleekmeers – Oude Brug, van zonsopgang tot zonsondergang b) de begraafplaatsen Eksaarde, Doorslaar, Heiende, Oudenbos, van zonsopgang tot zonsondergang; c) behoudens afwijkingen door de burgemeester vastgesteld. Deze beschikkingen worden aangeplakt aan de ingang van de begraafplaatsen. Artikel 300. De toegang is verboden voor personen: - die kennelijk in staat van dronkenschap verkeren, - personen die goederen of diensten te koop aanbieden,
92 -
personen die de rust van de begraafplaatsen verstoren of door hun daden of woorden een volkstoeloop veroorzaken.
Artikel 301. Op de begraafplaatsen is het verboden gelijk welke daad te stellen, een houding aan te nemen of een manifestatie op touw te zetten die de welvoegelijkheid van de plaats, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen. Meer in het bijzonder is het verboden: - zich voor zonsopgang en na zonsondergang op de begraafplaats te bevinden, - de omheiningen van de begraafplaatsen, de graven, de grafstenen en de gedenktekens te beklimmen, - de graven, de bloemperken en het gras te betreden, - te leuren, gelijk welke goederen uit te stallen, te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden, - te bedelen of geld in te zamelen, - dieren mee te brengen op de begraafplaats, tenzij geleidehonden voor mindervaliden, politiediensten en erkende bewakingsondernemingen met waak-, speur- en verdedigingshonden, - met de fiets, bromfiets of auto de begraafplaats binnen te rijden, tenzij de Burgemeester, om gewichtige en uitzonderlijke redenen, daartoe toelating heeft verleend. Dit verbod is niet van toepassing voor de lijkwagen, rijtuigen voor mindervaliden en dienstvoertuigen. - reclamebriefjes te verspreiden, aanplakbiljetten, berichten of aankondigingen aan te brengen, behoudens in gevallen bepaald bij het decreet of bij onderhavig reglement, - afval, papier, verpakkingsmiddelen of andere voorwerpen binnen de omheining van de begraafplaats weg te gooien, tenzij in de daartoe bestemde korven of containers, - opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied verstoren, - zich luidruchtig op te stellen, - de begraafplaats te verlaten met planten, bloemen of versieringen van alle aard tenzij mits toestemming van de gemeentelijke overheid, - binnen de omheiningen van de begraafplaatsen begrafenissen of lijkstoeten te filmen of te fotograferen, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de getroffen familie. In alle andere gevallen is het maken van foto- of filmopnamen aan de schriftelijke toelating van de Burgemeester onderworpen. - Grafschriften mogen niet oneerbiedig zijn en geen aanleiding geven tot wanorde. Onverminderd het bepaalde in artikel 301 wordt eenieder die één van deze verbodsbepalingen zou overtreden, onverwijld van de begraafplaats verwijderd of kan de toegang worden ontzegd door het bevoegd personeel. Artikel 302. Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslecht door het College van Burgemeester en Schepenen, in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen.
93
DEEL 6. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. KERMISACTIVITEITEN OP EN BUITEN DE OPENBARE KERMISSEN AFDELING 1. ORGANISATIE VAN KERMISACTIVITEITEN EN AMBULANTE ACTIVITEITEN IN KERMISGASTRONOMIE OP OPENBARE KERMISSEN Artikel 303. Toepassingsgebied (wet art. 1 5°, art. 2 §2)33 Als kermis wordt beschouwd elke manifestatie ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen. Als kermisactiviteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie. Dit reglement is niet van toepassing op pretparken, noch op vaste kermisattracties. Artikel 304. Gegevens van openbare kermissen (wet art. 8 §2) De gemeente richt op het openbaar domein volgende openbare kermissen in en vertrouwt aan het college van burgemeester en schepenen de bevoegdheid toe betreffende alle aangelegenheden ter uitvoering tot dit reglement, de regeling van de kermissen en het opnemen van wijzigingen. Het college zal voor elke standplaats de ligging, de grootte en het gebruik bepalen:
1 Karnavalkermis PLAATS: het evenementenplein - Markt, Lokeren. PERIODE: zaterdag vóór Aswoensdag tot de zondag nadien. SPECIALISATIE: geen PLAN VAN DE STANDPLAATSEN: beschikbaar op dienst economie van het stadsbestuur Lokeren. 2. Augustuskermis (Lokerse Feesten) PLAATS: Lokeren Markt PERIODE: vrijdag vóór de eerste zondag van augustus tot de tweede zondag. SPECIALISATIE: geen PLAN VAN DE STANDPLAATSEN: beschikbaar op dienst economie van het stadsbestuur Lokeren. 3. Herfstkermis PLAATS: het evenementenplein – Markt, Lokeren. PERIODE: week van de herfstvakantie. SPECIALISATIE: geen 33
Met deze en alle latere verwijzingen naar de wet wordt verwezen naar de Wet van 25/06/1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten en zijn wijzigingen.
94 PLAN VAN DE STANDPLAATSEN: beschikbaar op dienst economie van het stadsbestuur Lokeren.
Artikel 305. Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen (wet art. 8§2, art. 10 § 1 en KB art. 4 §2 en art. 1034) § 1. De standplaatsen op een openbare kermis worden toegewezen: Voor kermisattracties en vestigingen van kermisgastronomie met bediening aan tafel: - houder zijn van een “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor eigen rekening - aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks bestuur houder van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” Bijkomende voorwaarden: - uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s - wanneer het een kermisattractie met voortbeweging van personen, aangedreven door een niet-menselijke energiebron betreft, de attractie voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het KB van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen - het bewijs dat de uitbating van de kermisattractie met dieren voldoet aan de reglementaire voorschriften betreffende deze materie - het bewijs dat de vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid § 2. Voor vestigingen van kermisgastronomie zonder bediening aan tafel: - houder zijn van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”voor eigen rekening - aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks bestuur houder van de “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” Bijkomende voorwaarden: - uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s - het bewijs dat de vestiging en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid Artikel 306. Verhouding abonnement – losse plaatsen (KB art. 8, 9 § 1) De standplaatsen op de openbare kermissen worden toegewezen hetzij voor de duur van de kermis, hetzij per abonnement. Het abonnement is de regel. De toewijzing voor de duur van de kermis is mogelijk: - in geval van absolute noodzaak; - wanneer de verplichtingen onafscheidelijk zijn verbonden aan de hernieuwing van de kermis (bijvoorbeeld introductie van nieuwe attracties). De standplaatsen per abonnement worden toegewezen aan de uitbater die een zelfde standplaats op een abonnementsplaats heeft verkregen gedurende drie opeenvolgende jaren. Voor de berekening van de termijn, worden de opeenvolgende jaren van verkrijging van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname. 34
Met deze en alle andere verwijzingen naar het KB wordt verwezen naar het KB van 24/09/2006 betreffende de uitoefening en organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie
95 De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van een opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats. Artikel 307. Toewijzingsregels voor standplaatsen op de openbare kermissen (KB art. 13) § 1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats (KB art. 13 en 14) Wanneer een standplaats vrijkomt, zal de burgemeester of zijn afgevaardigde deze vacature bekend maken door publicatie via de stedelijke website: www.lokeren.be. De kandidaturen worden ingediend volgens de voorschriften35 en binnen de termijn voorzien in de kennisgeving van de vacature. Kandidaturen die hieraan niet voldoen, worden niet weerhouden. § 2. Onderzoek van de kandidaturen (KB art. 15) Voor de vergelijking van de kandidaturen onderzoekt de gemeente of voldaan is aan de voorwaarden inzake toewijzing vermeld in artikel 305 van dit reglement. De standplaatsen worden toegewezen op basis van één of meer van de volgende criteria: a) de aard van de attractie of van de vestiging; b) de technische specificaties van de attractie of van de vestiging; c) de graad van veiligheid van de attractie of van de vestiging; d) de aantrekkingskracht van de attractie of van de vestiging; e) de deskundigheid van de uitbater, van de « aangestelde - verantwoordelijken » en van het tewerkgesteld personeel; f) desgevallend, de nuttige ervaring; g) de ernst en het zedelijk gedrag van de kandidaat. Het openen van de kandidaturen, hun vergelijkend onderzoek, de controle van de voorwaarden en de gemotiveerde beslissing tot toewijzing van de standplaats worden opgenomen in een proces-verbaal. § 3. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaats (KB art. 15 § 5) De gemeente deelt zowel aan de kandidaat die de standplaats toegewezen kreeg als aan elke niet weerhouden kandidaat de beslissing die hem aanbelangt mee: - hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, - hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, - hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding Artikel 308. Het register of plan van de toegewezen standplaatsen (KB art. 16) Een plan of register wordt bijgehouden waarin voor elke toegewezen standplaats vermeld staat: a) de situering van de standplaats; b )de toewijzingsmodaliteiten van de standplaats; c) de duur van het gebruiksrecht of het abonnement; d) de naam, voornaam, adres van de persoon aan wie of door tussenkomst van wie de standplaats toegewezen werd; e) desgevallend, het maatschappelijk doel van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegewezen werd en het adres van haar maatschappelijke zetel; f) het ondernemingsnummer; g) de aard van de attractie of van de vestiging die de standplaats inneemt of die op de standplaats toegelaten is; 35
De wijze van indiening wordt nader bepaald in art 14, eerste lid van het KB van 24 september 2006
96 h) de prijs van de standplaats behalve wanneer deze uniform werd vastgesteld; i) desgevallend, de identificatie van de overlater en de datum van de overdracht. Artikel 309. Spoedprocedure (KB artikel 17) Indien, in de vijftien dagen voorafgaand aan de opening van de kermis, de standplaatsen vacant blijven, - hetzij omdat zij niet konden worden toegewezen na afloop van de gewone procedure (cf. artikel 307 van dit reglement), - hetzij omdat ze dit in die tussentijd zijn geworden, - hetzij ten gevolge van hun niet-bezetting resulterend uit de afwezigheid van hun houder, kan er worden voorzien in een spoedprocedure die als volgt is bepaald: 1° de gemeente raadpleegt de door hem gekozen kandidaten. Hij richt zich, in de mate van het mogelijke, tot verscheidene kandidaten per voorziene standplaats; 2° de kandidaturen worden ingediend hetzij per duurzame drager tegen ontvangstbewijs, hetzij schriftelijk tegen ontvangstbewijs; 3° de gemeente gaat over tot de toewijzing van de standplaatsen overeenkomstig de bepalingen opgenomen in artikel 307. § 2, eerste en tweede lid van dit reglement; 4° hij stelt een proces-verbaal op dat per vacature of onbezette standplaats de kandidaten vermeld die hun kandidatuur hebben ingediend; 5° indien meerdere kandidaten naar eenzelfde standplaats dingen, geeft hij in het proces-verbaal de motivatie van zijn keuze aan; 6° hij deelt aan iedere kandidaat, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, hetzij per duurzame drager (bijv. fax of e-mail) met ontvangstmelding, de beslissing mede die hem aanbelangt. Het plaatsen van uitbaters van kermisattracties of vestigingen waaraan een standplaats werd toegewezen op basis van de spoedprocedure, kan leiden tot aanpassingen aan het plan van de kermis, voor zover deze beperkt blijven en nauwkeurig worden gemotiveerd door de technische noodzakelijkheden van de toevoeging van de nieuwkomers op het kermisterrein. De aanpassingen zullen onderworpen worden aan de goedkeuring van de eerstvolgende gemeenteraad of college van burgemeester en schepenen, al naargelang het geval. Artikel 310. Duur abonnement (KB Art. 12, §1 en 2) § 1. Het abonnement heeft een duur van vijf jaar. Na afloop wordt het stilzwijgend verlengd behalve in de gevallen bedoeld bij het opschorten (cf. artikel 301 van dit reglement) of het afstand doen van het abonnement (cf. artikel 312 van dit reglement). § 2. De houder van het abonnement kan, op gemotiveerd verzoek, het abonnement voor een kortere duur verkrijgen. Deze aanvraag wordt ingewilligd bij de stopzetting van de activiteiten aan het einde van de loopbaan. Indien zij omwille van andere motieven aangevraagd wordt, hangt ze af van de beoordeling van het College van Burgemeester en Schepenen. Artikel 311. Opschorten abonnement (KB art. 12 § 3) De houder van het abonnement kan het abonnement opschorten wanneer: 1° hij tijdelijk ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen: - door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest, - door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond.
97 De opschorting gaat in onmiddellijk na de bekendmaking van de ongeschiktheid en houdt op, op het einde van de kermis. Indien de opschorting één jaar overschrijdt, moet zij minstens dertig dagen voor het begin van de kermis hernieuwd worden. 2° hij over een abonnement beschikt voor een andere kermis die op hetzelfde ogenblik plaats heeft. De opschorting moet worden bekend gemaakt tenminste dertig dagen voor het begin van de kermis. Zij mag geen drie opeenvolgende jaren overschrijden. De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voortkomen. De vraag tot opschorting dient te gebeuren: - hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, - hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, - hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding Artikel 312. Afstand van het abonnement (KB art. 12 §4) De houder van het abonnement kan van het abonnement afstand doen: - bij de vervaldag van het abonnement, mits een opzegtermijn van tenminste drie maand; - bij de stopzetting van zijn activiteiten, mits een opzegtermijn van tenminste drie maand. - indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 311.1° van dit reglement. De opzegging gaat onmiddellijk in na de bekendmaking van de ongeschiktheid, - de houder kan een vervroegde beëindiging van zijn abonnement aanvragen voor andere motieven. De beslissing om gevolg aan deze aanvraag te geven hangt af van de beoordeling van het College van Burgemeester en Schepenen. - de rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent, kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg, afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was. Artikel 313. Schorsing en opzegging van het abonnement (KB art. 12 § 6) Het abonnement kan door het college van burgemeester en schepenen geschorst of ingetrokken worden in volgende gevallen: 1° hetzij omdat de titularis van de standplaats niet langer voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende de uitoefening van kermisactiviteiten of aan deze die van toepassing zijn op de betrokken attractie of vestiging, 2° hetzij: 1. bij niet of laattijdige betaling van de standplaatsvergoeding; 2. bij overdracht van een abonnement aan een derde zonder te voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 314 van onderhavig gemeentelijk reglement; 3. wanneer zonder toelating een andere attractie of vestiging wordt geplaatst dan diegene vermeld op het abonnement. 4. bij niet-naleving van de onderrichtingen van de bevoegde ambtenaren en de bepalingen van dit reglement. De beslissing tot schorsing of opzegging wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of op een duurzame drager tegen ontvangstbewijs. Bovendien kan de standplaatshouder, onverminderd de vervolgingen die door het College kunnen worden ingeleid, verplicht worden zijn inrichting van het foorplein te verwijderen.
98 Indien het bevel tot ontruiming niet wordt opgevolgd, kan door het College van Burgemeester en Schepenen de ontruiming ambtshalve worden doorgevoerd op kosten en risico van de nalatige foorreiziger. Wanneer de standplaatsen op de openbare kermis definitief worden opgeheven geldt, behoudens dringende noodzakelijkheid, een vooropzegtermijn van één jaar. Artikel 314. Overdracht standplaats (KB artikel 18) De overdracht van een standplaats is toegelaten wanneer: 1) de houder van een standplaats op een openbare kermis de uitbating van zijn attractie(s) of zijn vestiging(en) stopzet; 2) de houder van een standplaats overlijdt. Zijn rechthebbenden kunnen zijn standplaats overlaten. In beide gevallen is overdracht slechts mogelijk op voorwaarde dat - de overnemer(s) de attractie(s) of vestiging(en) uitgebaat op de overgedragen standplaatsen overneemt; - de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot het toewijzen van een standplaats op de kermis (cf. artikel 305 van dit reglement). - de gemeente vastgesteld heeft dat de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot overdracht. Artikel 315. Inname standplaatsen (KB art. 11) § 1. De standplaatsen kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door: 1) de personen aan wie standplaats toegewezen is (cf. artikel 305 van dit reglement) houders “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” 2) de verantwoordelijke van het dagelijks bestuur van een rechtspersoon aan wie de standplaats is toegewezen, houder van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” 3) de echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houders van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening 4) de feitelijke vennoten van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houders van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening 5) de personen die beschikken over de “machtiging als aangestelde-verantwoordelijke in kermisactiviteiten” die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de personen bedoeld in 1) tot en met 4) 6) aangestelden die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de personen bedoeld in 1) tot en met 4) onder het gezag en in aanwezigheid van deze of van een persoon bedoeld in 5) De personen bedoeld in 2) tot en met 5) kunnen deze standplaatsen innemen voor zover hun machtiging geldig is voor de attractie of vestiging die erop uitgebaat worden. Zij kunnen deze standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen. § 2. De standplaatsen voor een ambulante activiteit in kermisgastronomie zonder bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door: 1) de personen aan wie de standplaats toegewezen is (cf. artikel 305 van dit reglement) houders “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”
99 2) de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de standplaats is toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” 3) de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; 4) de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; 5) door de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een “machtiging als aangestelde B”, die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in 1) tot en met 4) 6) door de personen vrijgesteld van de machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten36 in een vestiging kermisgastronomie zonder bediening aan tafel, in aanwezigheid en onder het gezag van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als werkgever” of van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als aangestelde A of B” De personen opgesomd in 2) tot en met 5) kunnen de standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen. Artikel 316. Exploitatievoorschriften § 1. De foorreizigers mogen de hun toegewezen standplaats innemen na het afrijden van de woensdagmarkt, tenzij anders bepaald door het schepencollege. § 2. Geluidsmaatregelen: Enkel tijdens de augustuskermis mogen de foorkramers van 12 uur 's middags tot 2.30 uur de volgende ochtend muziek op hun vergunde standplaats produceren. Voor de andere kermissen is het verboden micro’s, luidsprekers, megafoons e.d. te gebruiken of muziek uit te zenden tussen middernacht en 12 uur de volgende dag. De geluidssterkte, geproduceerd op de foorkramen, mag de maximumsterkte zoals bepaald in de vigerende wetgeving, niet overschrijden. Deze geluidsregeling kan aangepast worden bij besluit van het College. Elk verzoek van de marktleider of van de politie, tot vermindering van de geluidssterkte moet onmiddellijk worden opgevolgd. Het is iedere foorreiziger verboden zijn inrichting uit te baten op een wijze die de uitbating van andere foorinrichtingen ernstig hindert of onmogelijk maakt. § 3. Het foorterrein moet ontruimd zijn uiterlijk om 12 uur ‘s middags volgend op de laatste kermisdag. Indien een standplaats niet tijdig is ontruimd, kan het College van Burgemeester en Schepenen ambtshalve, op kosten en risico van de nalatige foorreiziger de standplaats doen ontruimen. § 4. De foorreiziger moet zijn inrichting voor eigen rekening exploiteren. De hem toegewezen standplaats moet door hem worden gebruikt voor de oprichting van een inrichting waarvoor hem machtiging werd verleend en die in het abonnement is omschreven. Overdracht van standplaatsen is niet mogelijk zonder voorafgaande en schriftelijke instemming van het College van Burgemeester en Schepenen en volgens de voorwaarden vermeld in artikel 304 van dit reglement. 36
KB art. 2, § 3
100 Indien het College niet kan instemmen met de voorgenomen overname, dan is het abonnement - indien het niet van rechtswege een einde neemt - vervallen, en dit zonder teruggave van de betaalde standplaatsrechten en borgsommen, hetzij de oorspronkelijke vergunningshouder zijn standplaats verder, voor eigen rekening, wenst te exploiteren. § 5. De foorreiziger zal enkel mogen beschikken over de plaatsruimte die hij werkelijk nodig heeft en die hem werd toegewezen, zonder dat daarbij de maximumafmetingen, op de overeenkomst aangeduid, om welke reden ook mogen overschreden worden. Bij het opbouwen van zijn inrichting zal de vergunninghouder stipt de op het foorplein aangebrachte aflijning moeten in acht nemen. Hij moet zich steeds houden aan de hem ter plaatse door de marktleider gegeven onderrichtingen. Indien een standplaats werd toegewezen waarvan de gevellengte groter is dan voor de foorinstelling noodzakelijk is, beschikt het College over de aldus bekomen vrije ruimte, zonder dat enige vermindering van het standplaatsrecht kan worden gevorderd door de houder van de vergunning. § 6. De woonwagens en de voor de inrichting onmisbare voertuigen zijn vrij van de thans bestaande belasting terzake en zullen volgens de aanduidingen van de marktleider achter de inrichting mogen opgesteld worden, voor zover de daartoe nodige plaatsruimte beschikbaar is. De woonwagens en andere voertuigen zullen alleen aan de achterzijde van de inrichting mogen geplaatst worden. Er mag evenwel slechts één woonwagen per inrichting opgesteld worden. Op het foorplein zullen geen woon- of slaapwagens worden geduld die niet voorzien zijn van reukvrije toiletten. De ledige wagens en de wagens welke niet voor de uitbating noodzakelijk zijn, moeten van het foorplein worden afgevoerd. § 7. Het stadsbestuur neemt geen bestendige bewaking op zich van de foorinrichting, de foorwagens en hun inhoud, ongeacht waar die opgesteld staan. Het stadsbestuur kan in geen geval verantwoordelijk worden gesteld voor beschadiging, verlies of diefstal van voorwerpen of toestellen op het foorplein of elders opgesteld. Elke deelnemer aan de foren of de kermissen is ertoe gehouden zich in regel te stellen met de wettelijke en reglementaire bepalingen die zijn uitbating kunnen regelen. Hij dient ervoor te zorgen dat alle nodige maatregelen worden genomen teneinde diefstal, ongeval, brand e.d. te voorkomen. Hij dient over een degelijke verzekeringspolis inzake brand en ongevallen te beschikken. Hij moet, op het eerste verzoek van het schepencollege eventueel de desbetreffende documenten voorleggen op straf van op de foor of de kermis niet toegelaten te worden. § 8. De foorreizigers zijn verplicht alle schade, welke rechtstreeks of onrechtstreeks door hun inrichting aan het privaat of openbaar domein van de stad wordt aangebracht, te vergoeden. De te vergoeden schade wordt door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld. § 9. Het is streng verboden huisvuil, verpakkingsmateriaal of andere voorwerpen op de openbare weg te plaatsen of achter te laten; § 10. Elke foorreiziger die aan de foor deelneemt machtigt het College om op zijn kosten en risico te handelen, indien hij nalatig blijft in het stipt naleven van de opgelegde voorwaarden. Door het enkel feit van deelnemen aan één van de foren, erkent de standplaatshouder kennis te hebben genomen van de inhoud van dit reglement en ter zake geen onwetendheid te zullen
101 inroepen. Hij verbindt zich ertoe alle erin opgenomen bepalingen stipt te zullen naleven.
AFDELING 2. ORGANISATIE VAN KERMISACTIVITEITEN OP HET OPENBAAR DOMEIN BUITEN OPENBARE KERMISSEN (WIJKKERMISSEN EN ANDERE) Artikel 317. Toepassingsgebied (KB art. 19 en 20) § 1. Op aanvraag van een kermisuitbater: Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het openbaar domein buiten de openbare kermissen om een kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel uit te baten dient dit voorafgaand aan te vragen bij de gemeente op basis van een door de gemeente ter beschikking gesteld aanvraagformulier. § 2. Van uit de gemeente: Wanneer de gemeente een standplaats op het openbaar domein wenst toe te kennen, wordt de procedure zoals omschreven in artikel 307 van Afdeling 1 van dit reglement gevolgd. Artikel 318. Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen (KB art. 21) De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 305) en innemen (cf. supra Afdeling 1 artikel 315) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen. Artikel 319. Duur machtiging (KB art. 22) De machtiging wordt door de gemeente toegekend voor een bepaalde periode De bevoegdheid betreffende alle aangelegenheden ter uitvoering tot dit reglement, de regeling van de kermisactiviteiten op het openbaar domein en het opnemen van wijzigingen wordt toevertrouwt aan het College van Burgemeester en Schepenen. Het college zal voor elke standplaats de ligging, de grootte en het gebruik bepalen.
AFDELING 3. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 320. (KB art. 24) De personen belast met de praktische organisatie van de openbare kermissen en de kermisactiviteiten op het openbaar domein, hiertoe aangesteld door de burgemeester, zijn afgevaardigde of de concessionaris zijn gemachtigd om de documenten vermeld in Afdeling 1, artikel 305 van dit reglement te controleren. Deze documenten dienen ten allen tijde op de plaats van uitbating beschikbaar te zijn Artikel 321. De niet uitdrukkelijk in dit reglement voorziene gevallen worden door het College van Burgemeester en Schepenen beslecht. Inzake rechterlijke betwistingen zijn alleen deze rechtbanken bevoegd waarvan de territoriale bevoegdheid zich uitstrekt over het grondgebied Lokeren
102
DEEL 7. SPECIFIEKE REGELS M.B.T. AMBULANTE ACTIVITEITEN OP DE OPENBARE MARKTEN EN OP HET OPENBAAR DOMEIN AFDELING 1. ORGANISATIE VAN AMBULANTE ACTIVITEITEN OP DE OPENBARE MARKTEN Artikel 322. Gegevens van openbare markten (wet art. 8 § 2)37 § 1. De gemeente richt op het openbaar domein volgende openbare markten in en vertrouwt aan het college van burgemeester en schepenen de bevoegdheid toe betreffende alle aangelegenheden ter uitvoering tot dit reglement, de indeling van de markten en het opnemen van wijzigingen. Het college zal voor elke standplaats de ligging, de grootte en het gebruik bepalen. LOKEREN: Plaats: Markt, Groentemarkt, Kerkplein, Roomstraat en wordt zo nodig uitgebreid op andere plaatsen aan te duiden door het college van burgemeester en schepenen Dag: Woensdag. Uur: De markt begint om 8.00 uur tijdens periode van het winteruur, en om 7.30 tijdens periode van het zomeruur, en eindigt om 13.00 uur. Opstelling: De marktkramers die over een abonnement beschikken mogen hun standplaats innemen vanaf 5.00 uur en moeten ten laatste om resp. 7.30 uur (zomer) en 8.00 uur (winter) aanwezig zijn, zoniet worden zij als afwezig beschouwd. Eén uur na het beëindigen van de markt moeten alle voertuigen, kramen en goederen van de standplaats verwijderd zijn. De standhouders mogen hun standplaats niet verlaten vóór 12u. Specialisatie: Markt van gemengd productaanbod Zonering van de standplaatsen: beschikbaar op de dienst economie van het stadsbestuur Lokeren. § 2. De markten die op een feestdag vallen worden gehouden op die dag zelf, behalve indien 25 december (Kerstmis) en 1 januari (Nieuwjaar) op een woensdag vallen. Dan wordt de marktdag verschoven bij besluit van het College van Burgemeester en Schepenen, na raadpleging van de Stedelijke Marktcommissie. Artikel 323. Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen (wet. 8§2, art. 10§1 en KB art. 2538) Een standplaats op de openbare markt kan enkel toegewezen worden aan: - de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen, houders van een “machtiging als werkgever” - rechtspersonen die dezelfde activiteit uitoefenen. De standplaatsen worden aan deze laatsten toegekend door tussenkomst van een persoon verantwoordelijk voor het 37
Met deze en alle latere verwijzingen naar de wet wordt verwezen naar de Wet van 25/06/1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten en zijn wijzigingen 38 Met deze en alle andere verwijzingen naar het KB wordt verwezen naar het KB van 24/09/2006 betreffende de uitoefening en organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie.
103 dagelijks bestuur van de vennootschap en die houder is van de “machtiging als werkgever” De standplaatsen kunnen occasioneel ook toegewezen worden aan de verantwoordelijken van verkoopacties zonder commercieel karakter, hiervoor toegelaten overeenkomstig artikel 7 van voornoemd KB van 24 september 2006. Teneinde de diversiteit van het aanbod te waarborgen is het aantal standplaatsen per onderneming beperkt tot 1. Artikel 324. Verhouding abonnementen - losse standplaatsen (KB art. 24§1) De standplaatsen op de openbare markt worden toegewezen: - hetzij per abonnement (maximum 95% van het totaal aantal standplaatsen) - hetzij van dag tot dag (minimum 5% van het totaal aantal standplaatsen) Bij de standplaatsen die per abonnement worden toegewezen, wordt voorrang gegeven aan de standwerkers tot 5% van het totaal aantal standplaatsen op de markt. De abonnementsplaatsen kunnen maximum 20 lopende meter bedragen, de losse standplaatsen maximum 8 lopende meter en de plaatsen bestemd voor standwerkers 4 lopende meter. Teneinde enige diversiteit in het aanbod van producten te behouden, zijn voor het totaal aantal standplaatsen per abonnement maximum quota’s van toepassing op de hieronder vermelde producten zijnde: Textiel: 40% Voeding: 35% Andere: 20% De standplaatsen van de houders van een abonnement, die niet tijdig zijn ingenomen, kunnen toegewezen worden aan de marktkramers die zich op risico hebben aangeboden Artikel 325. Toewijzingsregels losse standplaatsen. De toewijzing van de losse standplaatsen gebeurt bij loting. De houder van de machtiging als werkgever moet bij de toewijzing van de standplaats aanwezig zijn. Deze loting geschiedt om 7.30 (zomer) of 8.00 (winter) uur op een plaats te bepalen in overleg met de respectievelijke marktbonden. Marktkramers die zich niet tijdig aanmelden voor de loting van de losse standplaatsen worden niet meer geplaatst op de desbetreffende marktdag. Artikel 326. Marktleiding De marktleiding wordt door het college van burgemeester en schepenen toevertrouwd aan een administratief personeelslid. Artikel 327. Toewijzingsregels per abonnement op de openbare markten.(KB art.28 en 30) § 1.Vacature en kandidatuurstelling standplaats per abonnement Wanneer een standplaats die per abonnement toegewezen wordt vrijkomt, zal deze vacature bekend gemaakt worden door publicatie van een kennisgeving. Deze kennisgeving zal gebeuren via de website van de stad www.lokeren.be en door aanplakking. De kandidaturen kunnen ingediend worden na een melding van vacature of op elk ander tijdstip.
104 De kandidaturen worden ingediend volgens de voorschriften van artikel 30§1, tweede lid van het KB van 24 september 2006 en binnen de termijn voorzien in de kennisgeving van de vacature. De kandidaturen tot het innemen van een standplaats met abonnement moeten volgende gegevens bevatten: - Volledige naam en adres van de aanvrager - Soort van producten of diensten die te koop worden aangeboden - Kopie van de machtiging of kaart ambulante handel - Ondernemingsnummers - Minimum en maximum gevraagd aantal meters - Soort van uitstalling (kraam of winkelwagen) Kandidaturen die hieraan niet voldoen, worden niet weerhouden. § 2. Register van de kandidaten (KB art. 31) Alle kandidaturen worden naargelang hun ontvangst (chronologisch) bijgehouden in een register. Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit register steeds geraadpleegd worden. De kandidaturen blijven geldig zolang ze niet werden nagekomen of ingetrokken door hun auteur. Om de 3 jaar zullen de kandidaten opgenomen in het register de vraag krijgen om hun kandidatuur te bevestigen en dus in het register opgenomen te blijven. § 3. Volgorde van toekenning van de standplaatsen (KB art 31) Bij het vacant komen van een standplaats per abonnement worden met het oog op de toekenning ervan de kandidaturen als volgt geklasseerd in het register, rekening houdend met de maximum quota vermeld in artikel 324 van onderhavig reglement. 1. aan standwerkers voor zover ze 5% van het totaal aantal standplaatsen niet bereiken 2. en dan volgens de kandidaturen bij voorrang van volgende categorieën; a. personen die een standplaats vragen als gevolg van de opheffing ervan die ze op de markt innamen of aan wie de gemeente een vooropzeg heeft gegeven omwille van definitieve opheffing van de markt of een deel van de standplaatsen b. personen die een uitbreiding van hun standplaats vragen c. personen die een wijziging van hun standplaats vragen d. de externe kandidaten (chronologische lijst). Aan een ontbrekend artikel kan door het college van burgemeester en schepenen voorrang gegeven worden. 3. en ten slotte volgens datum. Wanneer twee of meerdere aanvragen behorend tot dezelfde categorie tezelfdertijd ingediend worden, wordt als volgt voorrang gegeven: 1. voorrang wordt gegeven(uitgezonderd de categorie externe kandidaten) aan de aanvrager die de hoogste anciënniteit op de markten van de gemeente heeft; wanneer de anciënniteit niet kan vergeleken worden, wordt de voorrang bepaald bij loting. 2. voor de externe kandidaten wordt de voorrang bepaald bij loting. § 4. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaatsen (KB art. 33) De toewijzing van de standplaatsen wordt bekend gemaakt aan de aanvrager: 1. bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs; 2. of door overhandiging van een brief tegen ontvangstbewijs 3. of bij elektronische post met ontvangstbewijs
105 § 5. Het register van de standplaatsen toegewezen per abonnement (KB art. 34) Een plan of register wordt bijgehouden waarin voor elke standplaats toegewezen per abonnement vermeld staat: 1. de naam, voornaam, het adres van de persoon aan wie of door wiens tussenkomst de standplaats werd toegekend; 2. in voorkomend geval, de handelsnaam van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegekend werd en het adres van haar maatschappelijke zetel; 3. het ondernemingsnummer; 4. de producten en/of diensten die te koop aangeboden worden; 5. in voorkomend geval, de hoedanigheid van de standwerker; 6. de datum van de toewijzing van de standplaats en de duur van het gebruiksrecht; 7. indien de activiteit seizoensgebonden is, de periode van activiteit; 8. de prijs van de standplaats behalve wanneer deze uniform werd vastgesteld; 9. desgevallend, de naam en het adres van de overlater en datum van de overdracht. De marktkramers die houder zijn van een abonnement zijn er toe gehouden elke wijziging schriftelijk mee te delen aan het college van burgemeester en schepenen Het register wordt in een digitaal bestand bijgehouden. Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit register steeds geraadpleegd worden. Voor eventuele uitbreiding van de oppervlakte van een standplaats of voor de uitbreiding of wijziging van het assortiment koopwaren waarvoor toelating is verleend dient een schriftelijke aanvraag aan het College van Burgemeester en Schepenen gericht te worden, dat de Stedelijke Marktcommissie vooraf om advies verzoekt. Voor de toewijs gelden de bepalingen van artikel 327 § 3.. Artikel 328. Identificatievereiste bij het uitoefenen van ambulante activiteiten op de openbare markt (KB art. 21) Elke persoon die een ambulante handel uitoefent op de openbare markt dient zich te identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op het kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen werken. Het bord bevat volgende vermeldingen: 1. hetzij de naam, de voornaam van de persoon die een ambulante activiteit uitoefent als natuurlijk persoon voor eigen rekening of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; hetzij de naam, de voornaam van de persoon die het dagelijks bestuur binnen een rechtspersoon waarneemt of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; 2. de firmanaam en/of de benaming van de onderneming; 3. al naargelang het geval, de gemeente van haar maatschappelijke zetel of van de uitbatingzetel en indien de onderneming niet in België gelegen is, het land en de gemeente waar zich deze bevindt; 4. het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (of een identificatie die deze vervangt, indien het om een buitenlands bedrijf gaat) Artikel 329. Duur van het abonnement (KB art 32) De abonnementen worden toegekend voor de duur van 3, 6 of 12 maanden, naargelang de keuze van de abonnementhouder.
106 Na verloop van deze termijn worden zij stilzwijgend verlengd behoudens anders bepaald door de aanvrager (cf. artikel 330 en 331 van onderhavig marktreglement) en behoudens intrekking bij aangetekend schrijven of via een duurzame drager tegen ontvangstbewijs door het college van burgemeester en schepenen in gevallen, bepaald in artikel 332 van onderhavig reglement. De duur van de driemaandelijkse abonnementen wordt als volgt vastgesteld: - van 1 januari tot en met 31 maart - van 1 april tot en met 30 juni - van 1 juli tot en met 30 september - van 1 oktober tot en met 31 december De duur van de zesmaandelijkse abonnementen wordt als volgt vastgesteld: - van 1 januari tot en met 30 juni - van 1 juli tot en met 31 december De duur van de twaalfmaandelijkse abonnementen wordt als volgt vastgesteld: - van 1 januari tot en met 31 december Artikel 330. Opschorting van het abonnement (KB art 32) De houder van een abonnement kan het abonnement opschorten voor een voorziene periode van tenminste één maand wanneer hij of zij ongeschikt is zijn of haar activiteit uit te oefenen: 1. door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest; 2. door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond; De opschorting gaat in de dag waarop de gemeente op de hoogte wordt gebracht van de ongeschiktheid en houdt op ten laatste vijf dagen na de melding van het hernemen van de activiteiten. Na afloop van de opschorting krijgt de geabonneerde zijn of haar standplaats terug. De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voorkomen. Gedurende de periode van opschorting kan de standplaats toegewezen worden als losse plaats. Artikel 331. Afstand van het abonnement (KB. art. 32) De houder van een abonnement kan afstand doen van het abonnement: 1. bij de vervaldag van het abonnement mits een opzegging van tenminste 30 kalenderdagen; 2. bij stopzetting van de ambulante activiteiten mits een opzegtermijn van tenminste 30 kalenderdagen indien hij definitief ongeschikt is om zijn of haar activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 330 van dit reglement. In dit geval is geen vooropzeg nodig; 3. op ieder ogenblik mits een opzegging van tenminste 30 kalenderdagen. De rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn of haar activiteit uitoefende kunnen bij zijn of haar overlijden, zonder vooropzeg, afstand doen van het abonnement waarvan hij of zij de houder was. De aanvragen van opschorting, herneming of opzegging van een abonnement worden betekend volgens één van de hierna vermelde modaliteiten: 1. bij per post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs; 2. overhandiging tegen ontvangstbewijs; 3. op een duurzame drager (fax, e-mail) tegen ontvangstbewijs. Artikel 332. Schorsing en opzegging van het abonnement (KB art.32 laatste lid)
107 Het abonnement kan door het college van burgemeester en schepenen geschorst of ingetrokken worden in volgende gevallen: 1. bij niet of laattijdige betaling van de standplaatsvergoeding en/of vergoeding elektriciteit; 2. bij afwezigheid gedurende vier opeenvolgende weken zonder de marktleider vooraf tijdens de eerste week van afwezigheid op de hoogte te stellen; 3. bij overdracht van een abonnement aan een derde zonder te voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 336 van onderhavig gemeentelijk reglement; 4. wanneer zonder toelating andere waren of diensten verkocht worden dan diegene vermeld op het abonnement. 5. bij niet-naleving van de onderrichtingen van de bevoegde ambtenaren en de bepalingen van dit reglement. De beslissing tot schorsing of opzegging wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of via een duurzame drager tegen ontvangstbewijs. Artikel 333. Vooropzeg vanuit de gemeente. (wet art.8 § 2) Wanneer de manifestatie of een deel van de standplaatsen definitief wordt opgeheven, geldt een termijn van vooropzeg van één jaar, behalve in geval van dringende noodwendigheid aan de houders van een standplaats per abonnement. Deze personen krijgen voorrang bij het toekennen van een vacante standplaats per abonnement. (cf artikel 327 § 3.2a) Artikel 334. Seizoensgebonden ambulante activiteiten (KB art.37) Een seizoensgebonden activiteit is in het algemeen een activiteit die betrekking heeft op producten of diensten die wegens hun aard of traditie gedurende een periode van het jaar verkocht worden. De abonnementen die toegekend worden voor de verkoop van hoger genoemde activiteiten worden geschorst gedurende de periode van non-activiteit. Gedurende de periode van non-activiteit kunnen deze standplaatsen toegewezen worden als losse standplaatsen. Artikel 335. Inname standplaatsen (KB art. 26) § 1. De standplaatsen op de openbare markten kunnen ingenomen worden door: 1. de natuurlijke persoon , die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefent, houder van een “machtiging als werkgever” aan wie de standplaats is toegewezen; 2. de verantwoordelijke(n) van het dagelijks bestuur van een rechtspersoon aan wie de standplaats is toegewezen, houder(s) van een “machtiging als werkgever”; 3. de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijk persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houders van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; 4. de echtgeno(o)t(e) en wettelijk samenwonende van de natuurlijk persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening; 5. de standwerker, houder van een “machtiging als werkgever”” aan wie het tijdelijk gebruiksrecht van de standplaats werd onderverhuurd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 36 van voornoemd KB van 24 september 2006 alsook aan de standwerker, houder van een “machtiging als aangestelde A en B “ voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor rekening of in dienst van de persoon aan de standplaats werd toegewezen of onderverhuurd.
108 6. de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een “machtiging als aangestelde B” die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in 1° tot en met 4° De personen bedoeld in 2° tot 6°, kunnen de standplaats innemen, toegewezen of onderverhuurd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening of in wiens dienst zij de activiteit uitoefenen, buiten de aanwezigheid van de persoon aan wie of door middel van wie de standplaats werd toegewezen of onderverhuurd § 2. De personen die verkopen realiseren zonder commercieel karakter binnen het kader van de actie bedoeld in artikel 7 van voornoemd KB van 24 september 2006, kunnen een standplaats innemen, toegewezen aan een verantwoordelijke van de actie. Desgevallend kunnen zij deze innemen buiten de aanwezigheid van deze. Artikel 336. Overdracht standplaatsen (KB art. 35) § 1. De overdracht van een standplaats is toegelaten onder de volgende voorwaarden 1. wanneer de houder van de standplaats(en) zijn ambulante activiteiten als natuurlijk persoon stopzet of overlijdt of wanneer de rechtspersoon haar ambulante activiteiten stopzet. Bij stopzetting bezorgt de overlater of zijn rechthebbende of zijn rechthebbenden een document als bewijs van schrapping van zijn ambulante activiteit in de Kruispuntbank van Ondernemingen. 2. en indien de overnemer(s) houder is van een machtiging tot het uitoefenen van een ambulante activiteit als werkgever en de specialisatie van de overlater voortzetten op de overgedragen standplaats. 3. een eventuele wijziging van specialisatie dient aangevraagd te worden per aangetekend schrijven gericht aan het college van burgemeester en schepenen. In beide gevallen (behoud specialisatie of toegelaten wijziging van specialisatie) dient de overnemer over de gepaste machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten te beschikken 4. de onderneming van de overnemer mag door de overname over niet meer dan 1 standplaats beschikken cf. artikel 323) § 2. In afwijking van artikel 336. § 1 wordt de overdracht van standplaatsen toegelaten tussen: 1. echtgenoten bij feitelijke scheiding; 2. echtgenoten bij scheiding van tafel en bed en van goederen; 3. echtgenoten bij scheiding 4. wettelijk samenwonenden bij stopzetting van de wettelijke samenwoning. Op voorwaarde dat: 1. de overlater of de overnemer aan de gemeente een document voorlegt als bewijs van de voormelde toestand in artikel 336 § 2; 2. de overnemer voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 336. § 1, 2° en 4° De overdracht is geldig voor de resterende geldigheidsduur van het abonnement van de overlater. Ingeval van overdracht wordt het abonnement eveneens stilzwijgend vernieuwd Artikel 337. Onderverhuur standwerkers (KB art 36) Standwerker mag enkel diegene zich noemen die houder is van een machtiging voor ambulante activiteiten en wiens activiteit uitsluitend erin bestaat op verschillende markten, producten of diensten te koop aan te bieden waarvan hij de kwaliteit aanprijst en/of waarvan hij het gebruik toelicht dmv argumenten en/of demonstraties die bedoeld zijn om deze producten of diensten beter bij het publiek bekend te maken en zo de verkoop ervan te bevorderen.
109 De standwerkers, die een abonnement voor een standplaats verkregen hebben, kunnen hun tijdelijk gebruiksrecht op deze standplaats onderverhuren aan andere standwerkers namelijk: 1. rechtstreeks aan een andere standwerker; 2. via een vereniging om die voor alle standwerkers zonder discriminaties openstaat. Al naargelang deelt de standwerker of de vereniging de lijst van de standwerkers mee aan wie het tijdelijk gebruiksrecht van de standplaats werd onderverhuurd. De prijs van de onderverhuring mag niet hoger zijn dan het deel van de abonnementsprijs voor de duur van de onderverhuring. Artikel 338. Algemene onderrichtingen Elke marktkramer dient zich te verzekeren voor zijn burgerlijke aansprakelijkheid jegens derden, en op verzoek van de bevoegde ambtenaren daarvan het bewijs voor te leggen. De marktkramers dienen zich te gedragen naar de onderrichtingen van de bevoegde politieambtenaren en van de door het College van Burgemeester en Schepenen met de leiding van de openbare markten belaste ambtenaren van de stedelijke administratie. Het is de marktkramers verboden hun activiteiten derwijze uit te oefenen dat de verkoopsactiviteiten van de andere standhouders worden gestoord dan wel onmogelijk gemaakt. Het is verboden om het even welke afval of verpakkingsmateriaal achter te laten op de markt. Bij overtreding, en onverminderd de strafrechtelijke en administratieve sancties, kan het College van Burgemeester en Schepenen de achtergelaten vuilnis door de eigen diensten laten opruimen op kosten van de overtreder. Artikel 339. Opstelling kramen voor winkelhuizen en woningen De marktkramers dienen te worden geplaatst volgens een door het College van Burgemeester en Schepenen na raadpleging van de Stedelijke Marktcommissie vastgesteld plaatsingsplan. Dat plaatsingsplan zal voorzien in doorgangen tussen de kramen op bepaalde plaatsen zodat het publiek de achterliggende handelszaken vlot kan bereiken. De standhouders dienen hun koopwaren, verpakkingsmateriaal en andere benodigdheden binnen de grenzen van hun standplaats neer te zetten. De voertuigen die noodzakelijk zijn voor de verkoop mogen op de standplaats blijven staan op voorwaarde dat zij de grenzen van de standplaats niet overschrijden. Voertuigen die niet noodzakelijk zijn voor de verkoop mogen niet in de marktzone geplaatst worden. Artikel 340. Marktcommissie § 1. Het College van Burgemeester en Schepenen laat zich adviseren door een commissie met de naam: “Stedelijke Marktcommissie”. Die commissie is samengesteld als volgt: 1) de schepen onder wiens bevoegdheid de openbare markten vallen; 2) een afgevaardigde aangeduid door het College van Burgemeester en Schepenen; 3) een ambtenaar van het stadsbestuur, die de functie van secretaris uitoefent; 4) twee afgevaardigden per wettelijk erkende marktkramers- en demonstreerdersvereniging, die persoonlijk of via hun vereniging een vaste standplaats hebben op de wekelijkse markt; 5) twee afgevaardigden van de lokale handelaars (Markt en Groentemarkt); 6) twee onafhankelijke marktkramers, woonachtig te Lokeren en met vaste standplaats op de wekelijkse markt, die worden voorgedragen door minstens 10 marktkramers met standplaats op de wekelijkse markt. De Stedelijke Marktcommissie kan geldig vergaderen en beslissen ook al is zij niet volledig samengesteld en ongeacht het aantal aanwezige leden.
110 § 2. De Stedelijke Marktcommissie vergadert onder voorzitterschap van de afgevaardigde aangeduid door het College van Burgemeester en Schepenen telkens wanneer zij dit nodig acht. Zij adviseert het College op eigen initiatief of op aanvraag over alle aangelegenheden die de goede en ordelijke werking van de openbare markten, jaarmarkten, foren, kermismarkten, feest- en avondmarkten betreffen. § 3. De leden van de Stedelijke Marktcommissie worden door het College van Burgemeester en Schepenen aangesteld voor een termijn van zes jaar. De Commissie wordt om de zes jaar vernieuwd, in de loop van de eerste maand volgend op de installatie van de nieuwe Gemeenteraad. § 4. Elk lid van de Stedelijke Marktcommissie dat 3 opeenvolgende vergaderingen zonder geldige reden afwezig is, wordt als ontslagnemend beschouwd. In dat geval zal aan de voordragende vereniging worden gevraagd een nieuwe vertegenwoordiger af te vaardigen. De uitnodiging tot de vergaderingen gebeurt schriftelijk en ten minste 8 dagen voor de vergadering.
AFDELING 2. ORGANISATIE AMBULANTE ACTIVITEITEN BUITEN DE OPENBARE MARKTEN Artikel 341. Toepassingsgebied (KB art. 38) Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het openbaar domein en/of het privaat terrein, buiten de openbare markten om ambulante activiteiten uit te oefenen dient dit voorafgaand aan te vragen bij de gemeente. Artikel 342. Voorafgaande machtiging § 1. Aanvraag machtiging (KB art. 38) Om een standplaats in te nemen zoals vermeld in artikel 1 moet voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in artikel 40 KB 24/9/2006 en dient men te beschikken over een machtiging van de gemeente. Deze machtiging dient schriftelijk en voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit aangevraagd te worden bij het stadsbestuur en moet volgende gegevens bevatten: - volledige naam en adres van de aanvrager - soort van producten die te koop worden aangeboden - kopie van de machtiging of kaart ambulante handel - ondernemingsnummers - minimum en maximum gevraagd aantal meters - soort van uitstalling (kraam of winkelwagen) - plaats op het openbaar domein/privaat domein die men wil innemen. § 2. Beslissing machtiging In geval van positieve beslissing verkrijgt de aanvrager een machtiging met daarin vermeld - de aard van de producten of diensten die hij gemachtigd is te verkopen - de plaats, de datum en duur van de verkoop De gevraagde machtiging kan geweigerd worden omwille van één of meerdere van onderstaande redenen: - redenen van openbare orde - redenen van volksgezondheid - bescherming van de consument
111 - activiteit kan het bestaand commercieel aanbod in gevaar brengen De gemeente zal deze reden(-en) motiveren in zijn kennisgeving van de negatieve beslissing aan de aanvrager en verwijst tevens naar rechtsmiddelen inzake beroep. Artikel 343. Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 323) en innemen van de standplaatsen op de openbare markt (cf. supra Afdeling 1 artikel 335) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen. Artikel 344. Toewijzingsregels losse standplaatsen (KB art. 43 §2) De toewijzing van losse plaatsen gebeurt volgens de chronologische volgorde van aanvragen en desgevallend in functie van de gevraagde plaats en specialisatie. Wanneer twee of meerdere aanvragen voor standplaatsen gelijktijdig ingediend worden, gebeurt de toewijzing via loting. Artikel 345. Toewijzingsregels per abonnement Hier gelden dezelfde regels als voor de openbare markten (cf. supra). Voorwaarden inzake melding van vacature (cf. Afdeling 1 artikel 327. § 1 van dit reglement) geldt niet. Artikel 346. Identificatievereiste bij uitoefenen ambulante activiteiten ( KB art 21) Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent op het openbaar domein, dient zich te identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op de kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen werken. Het bord bevat volgende vermeldingen: 1° hetzij de naam, de voornaam van de persoon die een ambulante activiteit uitoefent als natuurlijk persoon voor eigen rekening of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; hetzij de naam, de voornaam van de persoon die het dagelijks bestuur binnen een rechtspersoon waarneemt of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; 2° de firmanaam en/of de benaming van de onderneming; 3° al naargelang het geval, de gemeente van haar maatschappelijke zetel of van de uitbatingszetel; en indien de onderneming niet in België gelegen is, het land en de gemeente waar deze zich bevindt; 4° het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (of een identificatie die deze vervangt, indien het om een buitenlands bedrijf gaat).
AFDELING 3. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 347. Onvoorziene gevallen Het college van burgemeester van burgemeester en schepenen beslecht alle onvoorzien gevallen na de marktleider vooraf te hebben gehoord. Artikel 348. Bevoegdheid marktleider (KB art. 44) De marktleider is bevoegd om documenten die de machtiging en identiteit van de personen die een ambulante activiteit uitoefenen aantonen te controleren.
112
TITEL III. ALGEMENE BEPALINGEN DEEL 1. STRAFBEPALINGEN Artikel 349. Overtredingen van dit reglement kunnen gesanctioneerd worden met een gemeentelijke administratieve geldboete van ten hoogste 350 euro, opgelegd door de sanctionerend ambtenaar, of met een door het college van burgemeester en schepenen genomen beslissing tot administratieve schorsing of intrekking van een afgeleverde toelating of vergunning en/of tot een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling, dit alles overeenkomstig de bepalingen van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 1 juli 2013). Uitzondering wordt gemaakt voor de gemengde verkeersinbreuken waarvoor, afhankelijk van de categorie van overtreding, een administratieve geldboete van respectievelijk 55 euro of 110 euro wordt opgelegd. De administratieve sanctie staat in verhouding tot de ernst van de feiten die haar verantwoorden en in verhouding tot de eventuele herhaling39. De gemeentelijke administratieve sancties kunnen enkel opgelegd worden aan meerderjarige overtreders. Artikel 350. De procedure inzake bovenvermelde administratieve sancties wordt geregeld overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 1 juli 2013) en zijn uitvoeringsbesluiten.
DEEL 2. OPHEFFINGSBEPALINGEN Artikel 351. Het algemeen politiereglement van de stad Lokeren dd. 17/12/2013 wordt expliciet opgeheven op de dag van inwerkingtreding van huidig reglement.
DEEL 3. INWERKINGTREDING Artikel 352. Onderhavig politiereglement treedt in werking op 1 januari 2015.
39
Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van de inbreuk.
113
TITEL IV. BIJLAGEN DEEL 1. GEBRUIKERSREGLEMENT VAN DE BIBLIOTHEEK LOKEREN Missie 1. De bibliotheek van Lokeren moet een open huis zijn, toegankelijk voor alle burgers. Met bekwaam en klantvriendelijk personeel wordt de bibliotheek uitgebouwd tot een ontmoetingsruimte en speelt ze een belangrijke rol in de informatiebemiddeling. De bibliotheek wil op een objectieve wijze de drempel naar de samenleving toe verlagen met een gevarieerde collectie en aangepaste activiteiten om zo bij te dragen aan een rijkere en multiculturele samenleving. Tijdens de vastgestelde openingsuren is zij vrij toegankelijk voor iedereen: Hoofdbibliotheek Uitleenpost Kerkplein 3 Eksaardedorp 86 09/340.50.70
[email protected] Maandag 14-18 uur Dinsdag 9-12 uur en 16-20 uur Woensdag 9-12 uur en 14-20 uur Donderdag 14-18 uur Vrijdag 16-20 uur Zaterdag 9-12 uur Voor verdere informatie zie: www.lokeren.be.
0478/829347 bibliotheek.eksaarde @lokeren.be
16-18 uur
10-12 uur
Inschrijven 2. Om materialen te kunnen uitlenen en reserveren en om het internet en andere digitale informatie te kunnen raadplegen is een inschrijving verplicht. Dit is gratis en gebeurt op voorlegging van een geldig identiteitsbewijs (eID of geldige documenten waaruit zowel de identiteit als het adres blijkt). 3. Minderjarigen die zich laten inschrijven worden geacht te hebben gehandeld met toestemming van hun wettelijke verantwoordelijke. 4. Personen die in het buitenland gedomicilieerd zijn betalen een waarborgsom die onmiddellijk wordt terugbetaald bij het beëindigen van het lidmaatschap en op voorlegging van het betalingsbewijs (zie bijlage Tarieven). eID/Lenerskaart 5. Na inschrijving wordt de eID (elektronische Identiteitskaart) gebruikt als lenerskaart. Minderjarigen onder de 12 jaar of personen die nog niet in het bezit zijn van een elektronische identiteitskaart moeten voor het uitlenen gebruik maken van een lenerskaart die ter beschikking gesteld wordt door de bibliotheek. 6. Het lidmaatschap is strikt persoonlijk: geleende materialen mogen niet verder worden uitgeleend. De lener is verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle materialen die op de kaart ontleend zijn. 7. Bij verlies of diefstal van de lenerskaart of eID brengt de lener onmiddellijk de bibliotheek
114 op de hoogte. De kaart of de lenerstoegang wordt dan geblokkeerd om mogelijke misbruiken te vermijden. Bij verlies van de kaart zonder melding aan het bibliotheekpersoneel blijft de lener verantwoordelijk voor eventueel misbruik. Een duplicaat van de lenerskaart kan tegen betaling aangevraagd worden op voorlegging van het identiteitsbewijs (zie bijlage Tarieven). 8. Met de eID/lenerskaart kunnen materialen uitgeleend worden uit alle afdelingen van de hoofdbibliotheek en de uitleenpost, met uitzondering van de als “niet-uitleenbaar” gemarkeerde materialen. 9. Uitleningen en verlengingen zijn slechts mogelijk op een kaart met een maximale openstaande rekening van € 15. Als dit bedrag overschreden wordt of als een bedrag (hoe klein ook) langer dan 3 maanden openstaat zal het lidmaatschap automatisch geblokkeerd worden tot de betaling gebeurd is. Uitlenen 10. De uitleenvoorwaarden zijn opgenomen in de bijlage Tarieven. 11. De vervaldata van de uitgeleende materialen worden op het uitleenbriefje vermeld. 12. De bibliotheek heeft het recht tijdelijke uitleenregels te hanteren. Tarieven en uitleenvoorwaarden van speciale, externe wisselcollecties kunnen afwijken van het reglement voor de gebruiker van de stedelijke openbare bibliotheek. 13. Uitleenbare materialen en tijdschriftartikelen die de bibliotheek van Lokeren zelf niet bezit kan de lener tegen een vergoeding aanvragen in openbare en wetenschappelijke bibliotheken (Interbibliothecair leenverkeer = IBL; zie bijlage Tarieven). Recent uitgegeven materialen komen niet voor IBL in aanmerking. De uitlenende bibliotheek bepaalt de uitleentermijn. 14. Alvorens de bibliotheek te verlaten, controleert de lener de materialen op eventuele beschadiging en volledigheid. Indien er problemen zijn verwittigt de lener het personeel om te vermijden dat hij of zij zelf aansprakelijk zou worden gesteld. 15. Onder de 12 jaar kunnen enkel de materialen behorend bij de jeugdcollectie uitgeleend worden. De ouders zijn verantwoordelijk voor het uitleengedrag van hun kinderen. 16. Personen die zich niet kunnen verplaatsen of bewoners van rusthuizen kunnen materialen aan huis aanvragen via de Boekendienst aan Huis. Ze contacteren hiervoor de bibliotheek. 17. De bibliotheek beschikt over een inleverbus waarin de terug te brengen materialen buiten de openingsuren gedeponeerd kunnen worden. De materialen worden de eerstvolgende werkdag ingenomen. Gebruik maken van deze inleverbus gebeurt op eigen verantwoordelijkheid. 18. Leesgroepen die actief zijn binnen Lokeren kunnen beroep doen op bijkomende dienstverlening. Reserveringen 19. Alle uitgeleende materialen kunnen gereserveerd worden tegen betaling, ook via de website (zie bijlage Tarieven). 20. De gereserveerde materialen blijven 14 dagen ter beschikking na de verzendingsdatum van de melding. Verlengen van de uitleentermijn 21. De vastgestelde uitleentermijnen kunnen éénmaal verlengd worden, op voorwaarde dat de materialen niet gereserveerd zijn door een andere lener. Dit kan in de bibliotheek, telefonisch tijdens de openingsuren of via de website. De verlenging van de leentermijn van betalende collecties is eveneens betalend. 22. De uitleentermijn van IBL-materialen wordt niet verlengd, tenzij er een akkoord is van de uitlenende bibliotheek.
115
Overschrijden van de uitleentermijn 23. Wie geleende materialen te laat binnenbrengt, betaalt per exemplaar een boete berekend naar het aantal uitleendagen overschrijding (zie bijlage Tarieven). 24. Als de lener na 2 maningen en een aangetekend schrijven nog geen gevolg geeft, wordt het dossier overgemaakt aan de Financieel-Economische Dienst van de Stad Lokeren waarna de Invorderingsprocedure fiscale en niet-fiscale ontvangsten wordt gestart. Verlies, diefstal, beschadiging 25. De lener draagt zorg voor de geleende materialen. Bij verlies, diefstal of totale beschadiging betaalt de lener de volledige aankoopprijs vermeerderd met een administratieve verwerkingskostprijs (zie bijlage Tarieven) of zorgt voor de vervanging van de materialen in goede staat (volledig identiek). Bij aankoop van een vervangexemplaar zullen de verwerkingskosten extra aangerekend worden (zie bijlage Tarieven). In geval van betwisting oordeelt de bibliothecaris. 26. Indien een werk verscheidene onderdelen omvat en er één van beschadigd of zoek is, zal de lener verplicht worden tot betaling van de vervangingswaarde van het volledige werk. 27. De bibliotheek kan nooit aansprakelijk gesteld worden voor schade aan apparatuur van leners. Digitale bibliotheek 28. De digitale bibliotheek omvat de informatie die de bibliotheek via computers aanbiedt. Het betreft de databanken, de bibliotheekwebsite en de PC’s met internettoegang en kantoortoepassingen. De digitale bibliotheek is toegankelijk tijdens de openingsuren van de bibliotheek, de website 24/24 uur. 29. Internet kan gratis geraadpleegd worden door leden van de bibliotheek. Er wordt verondersteld anderen niet te hinderen bij het zoeken op internet. Om de rust te bewaren kan er met maximum 2 personen per computer gewerkt worden. 30. De computers kunnen voor instructieve doeleinden tijdelijk gereserveerd worden door het bibliotheekpersoneel. 31. Reserveren van een computer is mogelijk. 32. Het personeel is graag behulpzaam met algemene zoeksuggesties, maar is niet beschikbaar om gebruikers individueel op te leiden. 33. Informatie van het internet kan afgedrukt of gedownload worden (zie bijlage Tarieven). Elke pagina waartoe een drukopdracht gegeven werd dient betaald te worden. 34. Het is niet toegelaten om: a. Internetsites te bezoeken die strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden. b. Eigen software te gebruiken. c. Andere toestellen aan te sluiten op de computers van de bibliotheek (uitgenomen geheugensticks en hoofdtelefoons). d. Internet te gebruiken voor illegale of commerciële doeleinden. e. Zonder toestemming gegevens te kopiëren waarop auteursrechten van toepassing zijn, of andere inbreuken op het auteursrecht. f. Het computerbeveiligingssysteem te schenden. g. Computerinformatie te vernietigen, veranderen of aan te passen. h. Apparatuur, software of gegevens die toebehoren aan de bibliotheek of aan andere gebruikers te vernietigen, aan te passen of te beschadigen. 35. Misbruiken of het niet naleven van de richtlijnen kunnen leiden tot volgende sancties: a. Vergoeden van de veroorzaakte schade. Bij schade aan apparatuur en/of software bepaalt de bibliothecaris de te betalen vergoeding.
116 b. Tijdelijke of definitieve uitsluiting van het gebruik van de digitale bibliotheek. c. Tijdelijke of definitieve uitsluiting uit de bibliotheek. d. Juridische vervolging bij ernstige vergrijpen. 36. De bibliotheek kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor het tijdelijk niet beschikbaar zijn van de computers, de bibliotheekwebsite en/of van het internet. 37. Software die overgenomen wordt van het internet kan virussen bevatten. De bibliotheek is niet verantwoordelijk voor schade aan apparatuur of programma’s of verlies van gegevens die het gevolg zijn van virussen. 38. De bibliotheek kan op geen enkele wijze garant staan of aansprakelijk gesteld worden voor de kwaliteit van de op internet aangeboden informatie. Algemene bepalingen 39. Om hygiënische redenen zijn dieren niet toegelaten in de bibliotheek, met uitzondering van assistentiehonden. 40. Roken en eten in de bibliotheek zijn verboden. 41. Drinken is enkel toegelaten in de daarvoor gemarkeerde ruimte(s). 42. Bij gsm-gebruik neemt de bezoeker de nodige discretie in acht. 43. Uitgeleende materialen mogen alleen conform de geldende (auteurs-) wetgevingen gekopieerd worden. Documenten mogen uitsluitend voor eigen gebruik gekopieerd worden. Voor audiovisuele materialen betekent dit dat de materialen enkel ter beschikking gesteld mogen worden voor gebruik in besloten kring, als er geen toegangsgeld wordt gevraagd. De volledige verantwoordelijkheid in verband met het gebruik van de bibliotheekmaterialen berust bij de gebruiker. 44. Wie een optimale dienstverlening verwacht, is ten minste 15 minuten voor sluitingstijd aanwezig. 45. De bibliotheekgebruiker gedraagt zich respectvol tegenover de andere bezoekers, het personeel, de aanwezige materialen en het meubilair. Extreem storend gedrag of gedrag dat niet strookt met de goede zeden kan leiden tot sancties. 46. De bibliothecaris behoudt het recht de toegang tot de bibliotheek te weigeren aan personen die door manifest gedrag aantonen het inzicht te hebben de openbare orde en rust te verstoren of daartoe te provoceren. 47. Bij verstoring van de openbare orde kan de burgemeester voor een bepaalde periode de toegang tot het gebouw weigeren. Privacy 48. In de bibliotheek hangen camera’s (een pictogram wijst erop dat de bezoeker gefilmd wordt). De beelden worden enkel in geval van ernstige delicten (diefstal, agressie,…) bekeken en dit overeenkomstig de geldende wetgevingen. 49. Bij de inschrijving of bij andere gelegenheden kan het e-mailadres van leners worden opgevraagd. Het e-mailadres wordt uitsluitend voor de bibliotheekwerking aangewend en zonder toestemming niet doorgegeven aan derden. 50. De bibliotheek respecteert de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De bibliotheekgebruiker gaat akkoord met het gebruik van de door hem ter beschikking gestelde persoonlijke gegevens, in zoverre dit nodig is voor de werking van de bibliotheek en voor de verzending van culturele informatie door de bibliotheek, de stad Lokeren of de provincie Oost-Vlaanderen. De houder van het lenersbestand is het gemeentebestuur van en te Lokeren, Groentemarkt 1, 9160 Lokeren. De verwerker is de Bibliotheek Lokeren, Kerkplein 3, 9160 Lokeren. Overeenkomstig de wet van 8 december 1992 heeft elke persoon een recht van toegang en een recht tot verbetering. Iedere persoon kan aanvullende inlichtingen over deze verwerking vinden in het openbaar register van de
117 geautomatiseerde verwerkingen dat bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt gehouden. 51. Fotograferen / filmen in de bibliotheek is enkel toegestaan na het akkoord van de bibliothecaris. 52. Het personeel van de bibliotheek is gerechtigd de oorzaak van het alarmsignaal aan de uitgang na te gaan. Slotbepalingen 53. Het volledige reglement ligt op de uitleenbalie ter beschikking van de gebruiker. Bij inschrijving wordt een verkorte versie van het reglement aan de gebruiker overhandigd. Op verzoek ontvangt hij een volledige versie. Door zijn inschrijving erkent en aanvaardt de gebruiker de bepalingen van het reglement. Door het betreden van de bibliotheek en gebruik te maken van de bibliotheekdiensten verklaart ook de toevallige gebruiker zich akkoord met de bepalingen van dit reglement. 54. Wie dit reglement niet respecteert, kan de toegang tot de bibliotheek tijdelijk of definitief ontzegd worden. 55. De bibliothecaris of de door hem gedelegeerde verantwoordelijke zorgt voor de afhandeling van alle niet door dit reglement voorziene gevallen. 56. Dit reglement voor de gebruiker vervangt alle voorgaande dienstreglementen. De bijlagen maken onverbrekelijk deel uit van het reglement van de gebruiker. Bijlage: Tarieven 1. Lidmaatschap gratis 2. Waarborg € 25 3. Vervanging van lenerskaart bij verlies € 2,50 4. Aantal uitleenbare werken: 20 stuks per lenerskaart en per vestiging. 5. Uitleentermijn: - 4 weken voor boeken, daisy-boeken, luisterboeken, tijdschriften, stripverhalen, cd’s, cdroms, dvd’s en taalcursussen - 1 week voor films van de Cinébib-wisselcollectie 6. Leengeld: - gratis voor boeken, daisy-boeken, luisterboeken, tijdschriften, stripverhalen en films uit de Cinébib-wisselcollectie - € 0,25 per cd-doos - € 1,25 voor dvd’s, cd-rom of taalcursussen 7. Boetegeld: - € 0,50 per materiaal en per week (= 7 dagen). De boete gaat in op de dag na het verstrijken van de uitleentermijn. Bij verlenging via de telefoon, de website of bij het te laat deponeren van materialen in de inleverbus, zal deze boete worden verrekend bij het eerstvolgende bezoek aan de bibliotheek. 8. Beschadiging, verlies, diefstal - Bij beschadiging van een cd-doosje wordt er per onderdeel (deksel, doosje) € 0,65 aangerekend, bij beschadiging van een dvd-doosje € 1. - Bij beschadiging zijn én de aard van de beschadiging én de waarde van het beschadigde
118 materiaal bepalend voor het vaststellen van de schadevergoeding. - Bij verlies wordt naast het oorspronkelijke aankoopbedrag tevens een administratieve verwerkingskostprijs van € 3 aangerekend voor materialen die minder dan € 6 kosten. Voor materialen die meer dan € 6 kosten wordt een administratieve verwerkingskostprijs aangerekend van € 6,5. Per verloren tijdschrift wordt € 3 administratieve verwerkingskostprijs aangerekend. Enkel het aankoopbedrag kan gerecupereerd worden als materialen binnen de 6 maanden worden teruggevonden. 9. IBL-vergoeding - IBL-aanvraag aan openbare bibliotheken in België: € 2,50 - IBL-aanvraag aan wetenschappelijke bibliotheken + buitenlandse bibliotheken: € 2,50 + de kosten die door de uitlenende bibliotheek worden aangerekend - Bovenop deze vergoeding geldt de normale regeling van leengeld en boetes. 10. Reserveren € 0,50 per materiaal. 11. Fotokopieën / prints € 0,10 per A4 zwart/wit € 0,50 per A4 kleur 12. Overige € 0,50 voor een linnen draagtas.
119
DEEL 2. HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN HET CULTUREEL CENTRUM 1. Huurders die lokalen en installaties van het Cultureel Centrum ter beschikking krijgen zijn aansprakelijk voor de schade die tijdens de gebruiksperiode aangericht wordt. Per vereniging stelt diegene die het contract ondertekent zich daarom borg. De huurder licht de directie onverwijld in omtrent de schade die hij vóór het ingaan van de huurtijd vaststelt of die tijdens de gebruikperiode ontstaat. Onmiddellijk na het beëindigen van de activiteiten dient de toezichter van het Cultureel Centrum verwittigd. Samen met de verantwoordelijke huurder dient nazicht te gebeuren van de gebruikte lokalen en/of materialen. Indien schade wordt vastgesteld zal door de directie van het Cultureel Centrum het schadebedrag bepaald worden. Dit bedrag zal doorgerekend worden aan de verantwoordelijke gebruiker. Opname van de schade zal tegensprekelijk gebeuren door de huurder en de directie of een afgevaardigde. 2. De huurder mag de lokalen of installaties alleen gebruiken voor de activiteit waarvoor ze gehuurd werd. Er mag niet onderverhuurd worden. 3. 1) In beginsel duurt de voormiddag van 8u30 tot 12u., de namiddag van 13u30 tot 17u. en de avond van 19u. tot 23u30. 2) In de huurprijs van de schouwburg zijn inbegrepen: * 4 manuren per dagtarief en 12 manuren per weektarief voor de technicus * de aanwezigheid van één toezichter op bovenvermelde uren. Het personeel is ter beschikking tussen 8u en 23u30. Tussen 12u. en 13u. en tussen 17u30 en 18u30 heeft het personeel recht op rusttijd. 3) De bijkomende uren gepresteerd door het personeel van het Cultureel Centrum worden gerekend aan: - 9 EUR/uur voor tarief B en C - 28 EUR/uur voor tarief D. Bijkomend personeel (plaatsaanduiding, programmaverkoop) moet eveneens betaald worden aan deze tarieven of via een partageregeling af te spreken met de directie. 4) Er kan afgeweken worden van het beginsel dat de activiteit een einde moet nemen om 23u30. Dit geldt in het bijzonder voor de stedelijke adviesraden voor activiteiten met gratis toegang en van stedelijk belang. Deze activiteiten dienen vooraf aan de raad van bestuur van het Cultureel Centrum en aan het College van Burgemeester en Schepenen ter goedkeuring voorgelegd. Van deze activiteiten wordt jaarlijks in september door de raad van bestuur en het College van Burgemeester en Schepenen een nominatieve lijst opgemaakt. 4. De huurder blijft aansprakelijk tegenover derden, ook tegenover om het even welk openbaar of particulier gezagsorgaan, bestuur of instantie, bijvoorbeeld voor het betalen van taksen, belastingen, verzekeringen, auteursrechten, e.d. Het bestuur van het Cultureel Centrum kan niet aansprakelijk gesteld worden voor het verlies of de diefstal van bezittingen van personen of verenigingen. In gevallen waarbij het
120
schouwburg-personeel dient worden bijgestaan door leden van de organiserende vereniging (cfr. tarieven) draagt de vereniging hiervoor zelf de volledige verantwoordelijkheid. De huurder dient de normen i.v.m. brandveiligheid na te leven of te doen naleven. De burgerlijke aansprakelijkheid van de huurder tegenover derden wordt niet gedekt door een polis van het Cultureel Centrum. 5. Voor manifestaties die geen besloten karakter hebben worden vijf plaatsbewijzen gratis ter beschikking gesteld voor het bestuur van het Cultureel Centrum. De organisatoren mogen er echter vrij over beschikken indien deze plaatsen 3 dagen voor aanvang van de manifestatie niet opgevraagd werden. 6. De directie van het Cultureel Centrum of zijn afgevaardigde mag te allen tijde toezicht uitoefenen in het Cultureel Centrum. Het niet naleven van de onderrichtingen uitgaande van de directie of zijn afgevaardigde kan de verwijdering uit het gebouw, desnoods door toedoen van de politie, zelfs een tijdelijke of definitieve ontzegging tot het Cultureel Centrum tot gevolg hebben. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan gedragingen die voor andere aanwezigen hinderlijk zijn. 7. De huurder zal er over waken dat het rookverbod nageleefd wordt. 8. De huurder mag op eigen risico en op eigen kosten materiaal binnenbrengen in het Cultureel Centrum. Na het verstrijken van de huurperiode dient hij dit dadelijk te verwijderen, op gevaar af dit door het bestuur van het Cultureel Centrum te zien gebeuren tegen aanrekening van de kosten. Het bestuur van het Cultureel Centrum is niet verantwoordelijk voor verlies, diefstal of beschadiging van het materiaal dat door de huurder werd binnengebracht. 9. De gebruiker erkent op de hoogte te zijn van volgende reglementen: 1) Het in gereedheid brengen van de zalen mag nooit voorafgaande activiteiten storen. Het in gereedheid brengen van de zalen op de dag of de avond die de manifestatie voorafgaat, kan slechts toegestaan worden als de zalen vrij zijn. 2) Annulering van geplande activiteiten brengt mee: * annuleren tot 1 maand vóór de geplande datum, verlies van 1/2 van de huurprijs; * annuleren minder dan 1 maand vóór de geplande datum, verlies van het recht op terugbetaling van de huurprijs. 3) Bij verschuiving van een activiteit: a) ingeval van heirkracht: geen sancties; b) in elk ander geval wordt dezelfde regeling toegepast als bepaald in 9.2. 4) Dit huurcontract heeft slechts kracht en gaat slechts in als het ondertekend is door de gebruiker en de afgevaardigde van het Cultureel Centrum en wanneer de huurprijs is betaald. Indien dit niet gebeurt, vervalt het contract. 10. De huurder verbindt er zich toe onmiddellijk na de activiteit de gebruikte zaal volledig in orde te brengen, d.w.z. versieringen weg te nemen, tafels en stoelen die gebruikt werden op te ruimen, tenzij anders overeengekomen werd met de directie en vastgelegd in art. 16 van dit huishoudelijk reglement. Indien extra personeel moet ingezet worden om de zalen op te
121
ruimen en schoon te maken moeten de werkuren door de huurder worden betaald aan het Stadsbestuur Lokeren op Rek. nr. 000-0003648-59. Afval dient na de activiteit door de huurder uit het Cultureel Centrum verwijderd te worden. 11. Bij alle activiteiten in de stadsfeestzaal is de huurder verantwoordelijk voor de kaartenverkoop en de uitbating van de vestiaire, tenzij anders werd afgesproken met de directie (art. 16 van het reglement). 12. Bediening van de apparatuur van het Cultureel Centrum gebeurt enkel en alleen onder toezicht van het schouwburgpersoneel. 13. Dansfeesten. De organisatoren dienen zelf te zorgen voor de aanvoer van materialen die niet in het Cultureel Centrum voorhanden zijn. Bepaalde uitrustingen dienen door de concessiehouder geleverd en geplaatst te worden (zie art. 14.1) in de lokalen van het Kerkplein. Alle nietvoorhanden materiaal dient te worden geleverd in afspraak met de directie. Het personeel zorgt voor de plaatsing ervan bijgestaan door de huurders. Na het dansfeest dient de zaal te zijn ontruimd vóór 12u. van de volgende dag. 14. 1) Bij het huren van de lokalen dient de huurder er rekening mee te houden dat de exploitatie van de horecasector in concessie werd gegeven wat betreft de lokalen op het Kerkplein. Hieromtrent dient men een regeling te treffen met de concessiehouder en de gerant van de cafetaria. Alle dranken, eetwaren, rookwaren, snoep, versnaperingen moeten afgenomen worden van de cafetaria met uitzondering van eetwaren, wijnen en aperitieven voor banketten, recepties en kooklessen en van degustatiematerialen bij als dusdanig aangevraagde degustatiebijeenkomsten. De concessionaris is gehouden voldoende personeel in te zetten om de gebruikers vlot te bedienen in de lokalen. Het is wel begrepen dat mogelijke geschillen met de concessionaris volledig los staan van dit reservatiecontract en geen contractuele verantwoordelijkheid ten laste van het Stadsbestuur van Lokeren kunnen veroorzaken. 2) Toelating om eten en drank te serveren in de lokalen van de Torenstraat dient men aan te vragen aan het College van Burgemeester en Schepenen. Na goedkeuring is men vrij zelf een leverancier aan te stellen. 15. Eventuele geschillen worden door het College van Burgemeester en Schepenen beslecht. 16. Overeengekomen afwijkingen - uitzonderingen:
122
DEEL 3. GEBRUIKERSREGLEMENT JEUGD- EN SPORTCOMPLEX ALGEMENE BEPALINGEN Deze algemene bepalingen gelden voor alle inrichtingen in het jeugd- en sportcomplex. Art. 1. Het stedelijk jeugd- en sportcomplex bestaat uit twee sportzalen, kleedkamers met douches, sanitair, EHBO-lokalen, bergingen, één polyvalente zaal, één ontmoetingsruimte, een buitenschoolse kinderopvang, de speel-o-theek en uitleendienst, burelen, vergaderzalen, een balie en een cafetaria. Zowel de jeugd- als sportdienst en een afdeling van de buitenschoolse kinderopvang zijn er in ondergebracht. Art. 2. De inrichting staat onder het beheer van het College van Burgemeester en Schepenen. Art. 3. Het College van Burgemeester en Schepenen kan het geheel of een gedeelte van de inrichting opeisen voor het inrichten van een voor Lokeren uitzonderlijke activiteit. Openingsuren Art. 4. De openingsuren van de diverse diensten en de diverse ruimtes in het complex worden door de bevoegde diensten bepaald in functie van de diverse werkingen. Art. 5. De inrichting is heel het jaar toegankelijk voor het publiek, rekening houdend met de openingsuren. Het complex is gesloten op wettelijke feestdagen, de door de werkgever vastgelegde verlofdagen en tijdens de kermisweek, met uitzondering van de vooraf vastgelegde evenementen. Art. 6. Het College van Burgemeester en Schepenen kan onder bijzondere omstandigheden wijzigingen aan de openingsuren aanbrengen. Art. 7. De inrichting is voor het publiek enkel toegankelijk in de daarvoor voorziene ruimten en tijdens de vastgestelde uren. Huur en toegang tot gebouw Art. 8. § 1. Voor verhuur en vragen met betrekking tot de accommodatie dient men zich te wenden tot de accommodatiebeheerder, die verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de infrastructuur en de definitieve toekenning van het lokalengebruik overeenkomstig de reglementen. § 2. De accommodaties worden verhuurd aan de tarieven bepaald in het desbetreffende tariefreglement en aan de algemene voorwaarden van dit reglement en de voorwaarden die specifiek betrekking hebben op de desbetreffende accommodatie. Iedereen die de infrastructuur van het jeugd- en sportcomplex huurt, verklaart zich akkoord met het door de gemeenteraad vastgestelde gebruikersreglement. Art. 9. De accommodatiebeheerder waakt er tevens over dat de concessionaris van de cafetaria, evenals alle andere gebruikers van de verschillende lokalen en toeschouwers het reglement naleven en zich gedragen volgens de voorschriften. Art. 10. Iedere bezoeker is verplicht de aanwijzingen van het personeel op te volgen en wordt geacht de reglementen van het jeugd- en sportcomplex te aanvaarden. Art. 11. In het stedelijk jeugd- en sportcomplex kunnen volgende lokalen gehuurd worden:
123
vergaderzalen, twee sportzalen met kleedkamers, douches en sanitair, 1 polyvalente zaal en 1 ontmoetingsruimte met sanitair en EHBOlokaal. Art. 12. Het spel- en sportmateriaal kan enkel ontleend worden mits toestemming van het bevoegde personeel. Bij vastgestelde schade dient de ontlener het bedrag te betalen dat bepaald wordt door het bevoegde personeelslid op basis van de oorspronkelijke waarde en slijtage. Art. 13. Elke vereniging dient, mits toestemming en onder het toezicht van de zaalverantwoordelijke, zelf de materialen op te stellen en terug weg te bergen in de berging. Zij dienen hierbij de aanwijzingen van deze verantwoordelijke op te volgen. Toestellen mogen niet versleept worden om vloerbeschadiging te voorkomen. De club of gebruiker is hiervoor verantwoordelijk. Art. 14. Gevonden voorwerpen moeten worden afgegeven aan het personeel en worden gedurende 1 maand bewaard bij de receptie. Daarna worden ze overgemaakt aan de kringloopwinkel “De Cirkel” of definitief verwijderd, met uitzondering van identiteitsdocumenten en gepersonaliseerde items die aan de politie zullen worden bezorgd. Art. 15. Parkeren van auto’s, moto’s en bromfietsen dient te gebeuren op de daarvoor voorziene plaatsen, zoals op de Grote Kaai en de Sportlaan, met uitzondering van dienstvoertuigen en hulpdiensten. Fietsen moeten in de daartoe bestemde fietsenstalling geplaatst worden. Art. 16. Het is ten strengste verboden: a) De inrichting te betreden vóór de vastgestelde opening of na de sluiting b) De zedelijke of openbare orde te verstoren c) Het gebouw en het materiaal te beschadigen, de kleedkamers of lokalen te bevuilen, aantekeningen aan te brengen op muren of materialen d) Te roken of illegale drugs te gebruiken in het ganse complex e) Te spuwen f) Spijzen en dranken te gebruiken buiten de cafetaria, de ontmoetingsruimte, de polyvalente zaal en de vergaderzalen g) De activiteiten te storen h) Op leuningen of afsluitingen te klimmen Art. 17. Wie gebruik maakt van de accommodatie of er bezoeker van is, moet bereid zijn de gedachte van wederzijds respect en verdraagzaamheid te respecteren. Art. 18. Kinderen beneden de acht jaar kunnen slechts toegelaten worden indien zij vergezeld zijn of onder leiding staan van een persoon die zich verantwoordelijk stelt en minimum 16 jaar oud is. Art. 19. Aan personen die dronken zijn of onder invloed zijn van drugs wordt de toegang geweigerd. Art. 20. Dieren worden in de inrichting niet toegelaten, met uitzondering van deze die nodig zijn voor eigen activiteiten of geleide dieren.
124
Art. 21. Niet actieve gebruikers, toeschouwers en bezoekers hebben geen toegang tot de sporthal, de kleedkamers, EHBO, de gangen naar de kleedruimtes, de bergruimten, de burelen, de buitenschoolse kinderopvang, de speel-o-theek en de vergaderzalen. Art. 22. Enkel spelers, officiëlen en trainers worden toegelaten tot de sportzaal. Zij mogen deze enkel betreden met aangepast schoeisel dat alleen indoor gebruikt mag worden en geen strepen nalaten op de sportvloer. Schade, verzekering en aansprakelijkheid Art. 23. De huurder moet alle gebreken die tijdens de duur van het gebruik worden vastgesteld, na het verlaten van de zaal, onmiddellijk kenbaar maken aan de accommodatiebeheerder van de stad Lokeren. Art. 24. Gebroken glazen, stoelen, tafels, sanitair, spel- en sportmateriaal en andere beschadigingen zijn volledig voor rekening van de huurder en de kosten ervoor zullen worden verrekend. Art. 25. Personen die deelnemen aan activiteiten georganiseerd door de stedelijke jeugd- of sportdienst vallen onder de verzekering lichamelijke ongevallen en burgerrechtelijke aansprakelijkheid afgesloten door stadsbestuur Lokeren, binnen de voorwaarden in de polis bepaald. Andere gebruikers en/of huurders van de accommodatie vallen niet onder deze verzekering, zij zijn zelf verantwoordelijk voor lichamelijke ongevallen, ten gevolge van de ingerichte activiteit, die op de beheerder verhaald zouden kunnen worden. Hiertoe dienen zij een ongevallenverzekering te onderschrijven op hun naam. Art. 26. De bezoekers worden voor hun eigen onverantwoordelijk en/of onveilig gedrag burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld. Het stadsbestuur kan hierbij niet aansprakelijk gesteld worden. Art. 27. Iedere bezoeker is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de schade aangericht door hem aan lokalen en materialen. Geleide groepen en verenigingen zijn collectief verantwoordelijk en dienen verplicht verzekerd te zijn voor burgerrechtelijke en contractuele aansprakelijkheid. Art. 28. Het stadsbestuur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor ongevallen voorkomend door oneigenlijk gebruik of foutief gebruik van toestellen, materialen of lokalen. Art. 29. Het stadsbestuur of zijn aangestelden kunnen niet aansprakelijk gesteld worden voor verlies, beschadiging of diefstal van goederen in de inrichting. Art. 30. Ingeval van diefstal dient er door het slachtoffer klacht ingediend te worden bij de politie. Veiligheid en gezondheid Art. 31. Een uitgerust E.H.B.O.-lokaal is ter beschikking. Art. 32. De verantwoordelijke of een afgevaardigde van de vereniging staat in voor het toedienen van de eerste verzorging. Tijdens officiële competitiewedstrijden moeten de clubs zelf in het bezit zijn van een reglementaire EHBO-koffer. Art. 33. In het jeugd- en sportcomplex geldt een algemeen rookverbod. De huurder is verantwoordelijk voor het doen naleven van dit algemeen rookverbod. Bij vaststelling van
125
overtreding zal een eventuele retributie of boete ten laste vallen van de verantwoordelijke inrichter van de activiteit. Enkel buiten mag er gerookt worden. Peuken dienen in de voorziene asbak gedeponeerd te worden. Art. 34. Alle elektrische toestellen welke op het elektriciteitsnet van het complex worden aangesloten dienen te voldoen aan de wettelijke bepalingen volgens het ARAB/CODEX/AREI. Art. 35. Het opgelegde maximaal toegelaten vermogen per aansluitingspunt op het elektriciteitsnet mag niet worden overschreden. Elke gebruiker zal hiervoor tijdig advies vragen bij de accommodatiebeheerder. Art. 36. Het is verboden obstakels voor (nood)uitgangen, evacuatiewegen, brandblusapparaten en brandblushaspels te plaatsen. Alle veiligheidspictogrammen, noodverlichting en brandmelders moeten te allen tijde zichtbaar blijven. Art. 37. Er is een automatisch brandalarmeringssysteem aanwezig in het gebouw. Bij de aansturing van de sirene dient iedereen het gebouw te verlaten via de dichtstbijzijnde beschikbare uitgang of nooduitgang, welke aangeduid is met de wettelijke pictogrammen. Art. 38. Het brandalarm kan ook geactiveerd worden door het indrukken van een brandmeldingsknop. Het alarmsysteem mag voor geen enkel ander doel dan het veiligheidsaspect gebruikt worden. Art. 39. Bij aansturing van het brandalarm, melding van ernstige ongevallen of andere situaties waarbij het noodzakelijk is, dient men, afhankelijk van de situatie die zich voordoet, volgende diensten te verwittigen: Brandweer Lokeren: 112 Politie: 101 of 09/340.94.99 Accommodatiebeheerder: 09/340.50.80 Art. 40. § 1. Alle blusapparaten dienen op de voorziene plaatsen te blijven hangen. De brandmeldingsinstallatie mag niet buiten dienst gesteld worden. § 2. Het gebruik van de brandhaspels is enkel in noodsituaties toegelaten. Verstoring werking en/of openbare orde - Sanctionering Art. 41. Personen die de bepalingen van dit reglement overtreden, zullen verzocht worden de inrichting te verlaten. De politie zal in geval van onwil of weerspannigheid opgeroepen worden. De stedelijke diensten zijn gemachtigd om in geval van wantoestanden de activiteit onmiddellijk stop te zetten en de infrastructuur te laten ontruimen door de politie. Art. 42. Onverminderd de toepassing van Gemeentelijke Administratieve Sancties en/of begeleiding in het kader van het Nero-traject, worden in geval van vandalisme, verstoring van de werking, of de openbare orde/rust volgende sancties opgelegd volgens de verder bepaalde modaliteiten: tijdelijke of definitieve uitsluiting werkingen, weigering toegang tot het gebouw. Art. 43. De verantwoordelijken van de werking bepalen in samenspraak met het diensthoofd of de accommodatiebeheerder de mate van sanctionering voor wat betreft de schorsing of weigering van de eigen werkingen en geven indien nodig advies over de op te leggen sanctie
126
aan de in dit reglement aangeduide bevoegde instanties tot sanctioneren. Wanneer het goed functioneren van de werking en de openbare rust wordt verstoord, wordt in principe een (tijdelijke) uitsluiting van de werkingen voorgesteld en bij herhaling mogelijks een definitieve uitsluiting; bij geweld en verstoring openbare rust/orde een weigering tot toegang van het gebouw. Het departementshoofd Vrije Tijd kan bij verstoring openbare rust/orde in de gebouwen aan de betrokkene(n) de toegang tot het gebouw ontzeggen voor een periode tot 2 maanden. De Burgemeester kan betrokkene(n) steeds de toegang tot het gebouw tijdelijk of definitief verbieden in geval van éénmalige of herhaaldelijke verstoring van de openbare orde. Art. 44. De Burgemeester kan tijdelijk de inrichting sluiten om reden van openbaar nut of openbare orde. Art. 45. Elke verstoring van de openbare orde, evenals elke gedraging die een misdrijf uitmaakt of kan uitmaken, zal aan de politie worden gemeld. Art. 46. Onverminderd de bepalingen van art. 41 tem art. 45 kan het College van Burgemeester en Schepenen beslissen, na vaststelling van overtredingen op dit reglement inzake de voorziene huurders- en gebruikersverplichtingen, om de gebruiker uit te sluiten van de huur van diverse ruimtes in het complex. Hoofdstuk 1: POLYVALENTE RUIMTE Inleidende bepalingen Art. 47. § 1. Het stadsbestuur Lokeren verhuurt volgende ruimtes: Niveau -2: polyvalente zaal 537 m² Niveau -1: ontmoetingsruimte 178m² (voorzien van toog en muziekinstallatie), vestiaire en inkomhal, sanitair en EHBO-lokaal § 2. Deze ruimten zijn dienstig voor socio-culturele activiteiten van ontspannende, culturele, sportieve of vormende aard. § 3. Worden evenwel niet toegelaten: a) Partijpolitieke bijeenkomsten met een besloten karakter of religieuze erediensten b) Fuiven van het type “all-in party” c) Activiteiten waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat ze niet passen binnen de werking van het complex of waarbij de kans voor beschadigingen groot is d) Allerhande privéfeestjes waaronder: lentefeest, communie, babyborrel, verjaardag,… (deze lijst is niet limitatief) Art. 48. De in hoofdstuk 1 bepaalde regels zijn toepasselijk voor zowel de ontmoetingsruimte als de polyvalente zaal.
127
Huur en mogelijke activiteiten Art. 49. De huurder mag gebruik maken van de centrale inkomhal, de ontmoetingsruimte, de polyvalente zaal met sanitair, EHBOlokaal en bijhorende bergingen, zoals afgesproken in het contract. Art. 50. Andere ruimtes van het complex mogen niet betreden worden. Art. 51. De gehuurde ruimte kan enkel betreden worden op de afgesproken en vastgestelde uren. Art. 52. De stad Lokeren onderscheidt twee groepen activiteiten, namelijk: Activiteitengroep 1: alle activiteiten zonder versterkte muziek zoals bijvoorbeeld workshops, bijeenkomsten, grote vergaderingen, recepties, quizzen, lezingen, proclamaties en filmvertoningen. Activiteitengroep 2: alle activiteiten met versterkte muziek zoals bijvoorbeeld fuiven, optredens en festivals, alsook eetfestijnen en activiteiten met een commercieel karakter. Art. 53. § 1. Per weekend kan er slechts één nachtactiviteit § 2. Daags na een evenement uit activiteitengroep 2 is er geen verhuur mogelijk. § 3. Als uitzondering op dit artikel is een meerdaags evenement door eenzelfde organisator wel mogelijk. Art. 54. § 1. Voor een evenement uit de activiteitengroep 2 dienen volgende sluitingsuren strikt gerespecteerd te worden: van zondag tot en met donderdag tot 24 u, op vrijdag en zaterdag tot 2u30. § 2. Op dagen aan de vooravond van een officiële feestdag geldt dezelfde uurregeling als op vrijdag en zaterdag. § 3. Voor fuiven geldt een uitzonderlijk sluitingsuur om 6u, waarbij de verkoop van drankbonnetjes eindigt om 5u, er geen consummaties meer verkocht worden vanaf 5u15 en de muziek eindigt om 5u30. § 4. Voor een evenement uit de activiteitengroep 1 dient 1u als sluitingsuur op vrijdag en zaterdag en 24u van zondag tot en met donderdag strikt gerespecteerd te worden. § 5. Het gebouw dient te worden opgekuist en ontruimd tegen ten laatste 12u de volgende middag, conform de bepaling in art. 100. Art. 55. § 1. Voor en na de activiteit zullen de huurder en een stadsmedewerker een plaatsbeschrijving, opgemaakt na rondgang, ondertekenen waarin alle gebreken, beschadigingen en eventuele opmerkingen vermeld staan. § 2. Bij afwezigheid van de huurder wordt de schade eenzijdig door de stad vastgesteld. Bij betwisting over de schade neemt het College van Burgemeester en Schepenen de eindbeslissing. Het bedrag van de schadevergoeding wordt eenzijdig door het College van Burgemeester en Schepenen vastgesteld. Art. 56. De huurder staat in voor de goede orde en netheid van de zaal en de site, meer bepaald de onderdoorgang tussen de Sportlaan en de parking aan de Grote Kaai, de
128
aanpalende grasvelden inclusief speelterreinen tot en met het voetpad. Art. 57. De stad kan niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele klachten van buurtbewoners of inbreuken vastgesteld door politie, met uitzondering van klachten m.b.t. evenementen georganiseerd door stadsdiensten. Reservering, waarborg, betaling en annulering Art. 58. § 1. Het reserveren van de zaal kan zowel schriftelijk als online gebeuren door middel van het reservatieformulier. Voor informatie en het bekomen van een reservatieformulier kan u terecht: Bij het fuifloket, stedelijke jeugddienst Lokeren, Sportlaan 2-4, 9160 Lokeren Telefoon 09/340.95.30, fax. 09/340.96.09,
[email protected] Online: www.lokeren.be § 2. Het reservatieformulier dient volledig en correct ingevuld te worden. Onvolledige, onduidelijke of foutieve reservaties worden niet aanvaard. § 3. De aanvraag is pas definitief wanneer het reservatieformulier ingevuld en getekend werd ontvangen. Op basis van dit reservatieformulier zal aan de huurder het contract in tweevoud bezorgd worden, samen met een verzoek tot betaling van de waarborg. § 4. De reservatie wordt definitief bevestigd na tijdige ontvangst van de waarborg, de ondertekening van het contract door een meerderjarige vertegenwoordiger van de organisatie en de goedkeuring van de evenementenbundel. Voor de activiteitengroep 1 ten laatste 1 maand voor de activiteit, voor activiteitengroep 2 ten laatste twee maand voor de activiteit. Art. 59. De factuur wordt opgemaakt door de sportdienst conform het reservatieformulier en conform de verhuurtarieven door de Gemeenteraad bepaald. De factuur dient betaald binnen de 14 werkdagen na ontvangst. Art. 60. § 1. Voor de reservatie en huurtarieven worden de potentiële huurders met het oog op de reservatietermijnen onderverdeeld in volgende categorieën: Categorie A Stedelijke diensten, erkende adviesraden en stedelijke commissies. Activiteiten binnen de reguliere dagwerkingen van de jeugdverenigingen die aangesloten zijn bij de jeugdraad, op in de jeugdkalender vooraf vastgelegde data en uren met een maximum van 2 keer per jaar per aangesloten vereniging. Categorie B Lokerse verenigingen aangesloten bij erkende adviesraden en stedelijke commissies. Lokerse scholen. Individuele jongeren gedomicilieerd in Lokeren, met uitzondering van fuiven (privéinitiatief van jongeren, < 26 jaar, die een activiteit organiseren expliciet gericht naar kinderen en jongeren).
129
Lokerse verenigingen werkzaam binnen de socio-culturele, jeugd- of sportsector. Categorie C Alle andere. § 2. De zaal kan worden gereserveerd binnen onderstaande termijnen: Activiteitengroep 1 Vanaf 12 maand tot minimum 1 maand voor alle stedelijke initiatieven en alle activiteiten van erkende adviesraden en stedelijke commissies, Lokerse verenigingen aangesloten bij erkende adviesraden en stedelijke commissies, Lokerse verenigingen werkzaam binnen de socio-culturele, jeugd- of sportsector, Lokerse scholen en Lokerse particuliere jongeren. Vanaf 6 maand tot minimum 1 maand voor alle andere. Activiteitengroep 2 Vanaf 18 maand tot minimum 4 maand voor stedelijke initiatieven en jeugdfuiven georganiseerd door Lokerse jeugdverenigingen en Lokerse particuliere jongeren. Vanaf 12 maand tot minimum 4 maand voor alle andere evenementen van erkende adviesraden en stedelijke commissies, Lokerse verenigingen aangesloten bij erkende adviesraden en stedelijke commissies, Lokerse verenigingen werkzaam binnen de socio-culturele, jeugd- of sportsector en Lokerse scholen. Vanaf 6 maand tot minimum 4 maand voor alle andere. Art. 61. De totale waarborg dient te worden gestort op het rekeningnummer van het stadsbestuur Lokeren, 091-0122505-23, met vermelding “ betaling borg gebruik ontmoetingsruimte en/of polyvalente zaal jeugd- en sportcomplex + naam vereniging”. Art. 62. De waarborg dient als (gedeeltelijke) vergoeding bij schade, niet-naleving of verbreking van het contract. Art. 63. Wanneer de stad Lokeren de betaling van de waarborg niet tijdig heeft ontvangen, vervalt de reservatie. Art. 64. De waarborg of het saldo ervan, na verrekening van de gemaakte kosten, wordt door de stedelijke financieel-economische dienst binnen 1 maand, nadat alle openstaande facturen betreffende de verhuring vereffend werden, terugbetaald. Art. 65. De verhuurtarieven en het bedrag van de waarborg werden vastgelegd in het tariefreglement ontmoetingsruimte - polyvalente zaal - vergaderzaal in het jeugd- en sportcomplex, vastgesteld door de Gemeenteraad. Art.66. § 1. In geval van annulering door de huurder van de definitieve reservering zal de stad Lokeren volgende bedragen terugbetalen: Activiteitengroep 1 100% van de waarborg, meer dan 1 maand voor de voorziene datum 50% van de waarborg, 1 maand tot twee weken voor de voorziene datum 25% van de waarborg, twee weken tot 5 dagen voor de voorziene datum
130
Activiteitengroep 2 100% van de waarborg, meer dan twee maand voor de voorziene datum 50% van de waarborg, twee maand tot één maand voor de voorziene datum 25% van de waarborg, één maand tot 15 dagen voor de voorziene datum § 2. Indien de annulering van de definitieve reservering door de huurder plaatsvindt minder dan 15 dagen voor de voorziene datum voor activiteitengroep 2 of minder dan 5 dagen voor de voorziene datum voor activiteitengroep 1, wordt de waarborg niet terugbetaald. § 3. Indien de annulering van de definitieve reservering door de verhuurder plaatsvindt, wordt de waarborg à rato van 100% terug betaald. Huurafspraken Sleutelbeheer Art. 67. Sleutels en badges worden ter beschikking gesteld. Art. 68. Indien er meerdere sleutels en badges worden aangevraagd, blijft de huurder aansprakelijk voor alle medewerkers. Art. 69. Bij verlies of beschadiging van een sleutel of toegangsbadge dient de huurder onmiddellijk de accommodatiebeheerder te verwittigen en zal de kostprijs verrekend worden. Art. 70. Het is niet toegestaan de sleutel of de toegangsbadge te markeren of door te geven. Art. 71. Er is geen permanent toezicht door personeelsleden van de dienst jeugd en sport. Afspraken over afhalen en terugbrengen van de sleutel en/of badge, alsook overleg betreffende het alarmsysteem en de veiligheidsaspecten dienen op voorhand te gebeuren, tijdens de normale openingsuren van het complex, met de accommodatiebeheerder van de stad Lokeren of het hiervoor aangeduide personeelslid van de stad Lokeren. Tijdens dit gesprek worden eveneens de afspraken betreffende opbouw, afbraak en opkuis van de activiteit vastgelegd. Art. 72. Degene die de sleutel en/of badge komt halen en de rondleiding krijgt, wordt beschouwd als de verantwoordelijke van de organisatie. Dezelfde persoon is aanwezig op de afspraak voor de rondgang en staat in voor het nakomen van de gemaakte afspraken tijdens de activiteit en de briefing van de medewerkers. Dranken en catering Art. 73. De dranken moeten door de gebruiker via de concessionaris worden besteld, inclusief deze voor backstage, medewerkers, artiesten, e.a. Art. 74. Voor dranken die niet in het aanbod voorkomen, wordt eerst via de accommodatiebeheerder nagekeken of deze alsnog via de vaste drankenleverancier geleverd kunnen worden. Indien blijkt dat deze dranken niet geleverd kunnen worden, kan de huurder, na overleg met de accommodatiebeheerder, zelf deze dranken aankopen bij een leverancier naar keuze. Art. 75. De huurder staat in voor het uitbaten van de bar en de bediening van de dranken tijdens de activiteit. Alle mogelijke gegenereerde winsten zijn voor de huurder. De huurder bepaalt zelf zijn consumptieprijzen.
131
Art. 76. Voor de organisatie van fuiven is er een algemeen verbod om glas te gebruiken. Art. 77. Glas kan op andere evenementen door de stad Lokeren verboden worden omwille van de veiligheid. Art. 78. Indien de huurder sterke drank wenst te schenken, dient deze zelf minstens één maand voor de aanvang van de activiteit de vraag tot toelating te stellen aan het College van Burgemeester en Schepenen. Dit kan door middel van het document dat een onderdeel is van de evenementenbundel, die minstens 4 maand voor aanvang van de activiteit dient aangevraagd te worden bij het fuifloket of het secretariaat. Art. 79. De huurder is verantwoordelijk voor de opvolging van de HACCP normen, indien dit door de wetgever vereist is. Toezicht, security en openbare orde/veiligheid Art. 80. De huurder is verantwoordelijk voor het doen naleven van de wet op de openbare dronkenschap en de wet op de jeugdbescherming. Art. 81. De huurder kijkt er nauwgezet op toe dat er geen alcoholische dranken worden geschonken aan jongeren beneden zestien jaar en geen sterke drank beneden achttien jaar. De huurder blijft in deze steeds verantwoordelijk. Art. 82. De huurder dient alle nodige maatregelen te nemen om overlast en geluidshinder te beperken. Art. 83. § 1. Voor fuiven bepaalt het stadsbestuur in overleg met de huurder, het fuifloket en de Politie het minimum aantal security. Voor fuiven dient de huurder minstens 2 externe securitykrachten te voorzien, met uitzondering van deze beperkt tot de ontmoetingsruimte en andere evenementen uit activiteitengroep 2, waarvoor minstens 1 externe security dient te worden voorzien. Deze security dient aangesteld te worden bij een door de stad aangeduide firma. Aanvulling tot het minimum aantal kan door middel van interne of externe security. De huurder is zelf verantwoordelijk om de administratieve verplichtingen in orde te brengen bij het fuifloket van de dienst jeugd en sport. De security, extern en intern, staat in voor de controle in het gebouw, alsook het beperken van en indien nodig optreden tegen overlast op de site. § 2. De externe security is verantwoordelijk voor diverse controles zoals het naleven van het rookverbod, het vrijhouden van de uitgangen en nooduitgangen en alarmering bij onregelmatigheden en staat ook in voor de coördinatie van de evacuatie in geval van een noodsituatie (vb. brand, gaslek,…). Hij of zij dient goed geïnformeerd te zijn over de basisprincipes van de brandbeveiliging in het gebouw en moet een eventuele evacuatie in goede banen te leiden. Tevens dient minstens één security geattesteerd te zijn met de codificatie BA4 of BA5 voor in het geval er interventies in elektrische borden noodzakelijk zijn en is het noodzakelijk dat er één erkende EHBO helper is. § 3. De stad neemt voor organisatoren uit categorie A en B één van bovenvermelde securitykrachten ten laste. § 4. De stad zorgt tevens voor een deskundige, die voor de aanvang van de activiteit controleert of er voldaan is aan de na te leven veiligheidsvoorschriften zoals vrijhouden van nooduitgangen en evacuatiewegen en correcte plaatsing en/of bevestiging van gebruikte materialen. De activiteit kan pas plaats vinden mits akkoord van deze deskundige nadat alle
132
noodzakelijke voorzorgsmaatregelen genomen zijn. Art. 84. Binnen de afspraken gemaakt conform art. 83§1 neemt de huurder zelf contact op met de securityfirma voor de opmaak van het contract en de financiële afhandeling die rechtstreeks tussen huurder en securityfirma dienen te gebeuren, met uitzondering van de door de stad te bekostigen kracht. Zonder dat de huurder een kopie van het contract met de securityfirma voorlegt, kan de activiteit niet doorgaan. Art. 85. De huurder is verantwoordelijk voor het waken over de niet-overschrijding van het maximum toegelaten aantal bezoekers, dat bepaald wordt door de evenementencel aan de hand van de vooraf te bezorgen zaalopstelling, die aan de evenementenbundel dient te worden toegevoegd. Art. 86. De huurder is verantwoordelijk voor het goede verloop van de activiteiten en voor gebeurlijke incidenten. De huurder heeft dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid betreffende veiligheid. Hij dient zich als een “goede huisvader” te gedragen en alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om schade aan goederen en personen te voorkomen. Art. 87. § 1. Bij een verhuur met „open karakter” moet de vrije toegang gerespecteerd worden. De huurder kan geen bezoekers weigeren, tenzij dit om een zeer grondige reden zou zijn (bv. in schijnbaar dronken toestand, agressief gedrag, …). § 2. Voor de veiligheid van de gebruikers kan het stadsbestuur te allen tijde een identiteitscontrolesysteem invoeren. § 3. De huurder is steeds verplicht de leden van het College van Burgemeester en Schepenen en de afgevaardigden van het stadsbestuur vrije toegang te verlenen tot de gebruikte lokalen. Art. 88. § 1. De accommodatie mag onder geen enkel beding zonder toezicht achtergelaten worden. § 2. Indien er een externe security aanwezig is, gaat deze na of de gebruikte lokalen grondig genoeg gepoetst zijn, conform art. 100 en alles veilig is achtergelaten (vb. machines en arbeidsmiddelen spanningsloos, controle van eventuele beschadigingen,…), sluit ramen en deuren, dooft de lichten en schakelt het alarmsysteem in. § 3. Indien er geen externe security meer aanwezig is, dient de organisator te wachten tot er een toezichter aanwezig is die kan nagaan of de gebruikte lokalen grondig genoeg gepoetst zijn, conform art. 100 en alles veilig is achtergelaten (vb. machines en arbeidsmiddelen spanningsloos, controle van eventuele beschadigingen,…), ramen en deuren kan sluiten, lichten doven en het alarmsysteem inschakelen. Art. 89. § 1. Het aanbrengen van sfeerverlichting met open vuur zoals kaarsen, helium, petroleumlampen, alsook fakkels is niet toegelaten. Het is eveneens verboden ontvlambare of explosieve stoffen op te slaan in het gebouw. § 2. Brandbare materialen zoals rietmatten, stro, karton, boomschors, papier, alsmede gemakkelijk brandbare textiel en kunststoffen, mogen in de infrastructuur toegankelijk voor het publiek noch als versiering noch als bouwmateriaal aangewend worden. § 3. Losse plafonddoeken zijn niet toegelaten. § 4. Onder „versiering” dient niet verstaan de normale, functionele brandvrije stoffering
133
(gordijnen en overgordijnen aan ramen, vaste muurbekleding, tafellinnen, vloerbedekking, e.d.). § 5. Alle materialen die door de huurder worden aangebracht dienen in regel te zijn met het gemeentelijk politiereglement publiek toegankelijke inrichtingen van de stad Lokeren. § 6. Ook alle andere materialen die in de gehuurde ruimte worden geplaatst, bij de organisatie van jeugdfuiven en evenementen, dienen te beschikken over de noodzakelijke keuringsattesten. Verzekeringen, aansprakelijkheid en schade Art. 90. De stad Lokeren beschikt over een brandverzekering waarin bepaald is dat de eigenaar afstand doet van verhaal ten aanzien van de organisatoren. D.w.z. dat de huurder ook automatisch verzekerd is tegen brand. Art. 91. De huurder is steeds verplicht een contractuele aansprakelijkheidsverzekering (in gebruik neming stedelijke gebouwen) af te sluiten via de stad. De stad Lokeren verplicht de organisatoren van een evenement uit de activiteitengroep 2 tevens een evenementenverzekering (burgerlijke aansprakelijkheid) af te sluiten via de stad. Voor evenementen uit de activiteitengroep 1 wordt dit eveneens aanbevolen. Art. 92. De Stad Lokeren neemt geen bewakingsplicht op zich en ook geen verantwoordelijkheid voor beschadiging, diefstal of verlies van materialen van de huurder. Art. 93. De huurder is juridisch aansprakelijk voor alle gebeurlijke ongevallen, overlast, schade, incidenten, ed. die zich voordoen gedurende de verhuurperiode. Art. 94. Bij misbruik en/of beschadiging van het brand- en inbraakalarm, het brandsleutelkastje en de brandblusmiddelen heeft de stad Lokeren het recht om de volledige waarborg in te houden. Indien deze ontoereikend is om de schade te herstellen, zullen de extra kosten bijkomend gefactureerd worden. Muziek Art. 95. De huurder staat in voor zijn muziekkeuze en voor het voorzien van een geluids- en lichtinstallatie, noodzakelijk voor de organisatie van de activiteit. Art. 96. § 1. De huurder dient de geluidshinder tot een minimum te beperken en volgt het advies op van de verantwoordelijke van het fuifloket betreffende de meest optimale opstelling en keuze van de luidsprekers, rekening houdend met een zo efficiënt mogelijke verdeling van het geluid. § 2. De huurder is verantwoordelijk voor het naleven van de bepalingen inzake nachtlawaai, zoals voorzien in de strafwet en het politiereglement. § 3. De huurder dient alle nodige voorzorgen te nemen om hieraan te voldoen zoals het dicht houden van ramen en deuren. Art. 97. § 1. In de polyvalente ruimte is een milieuvergunning klasse 2 van toepassing. Hierdoor zijn muziekactiviteiten toegelaten met een maximaal geluidsniveau > 95 dB(A)LAeq,15 min en < 100 dB(A)LAeq,60 min. § 2. De stad voorziet in meetapparatuur die voldoet aan de vereisten om de LAeq,60 min continu te meten en te registreren. Met deze apparatuur dient het geluidsniveau tijdens de
134
muziekactiviteit continu zichtbaar te zijn voor en bewaakt door een aangesteld persoon. § 3. Met het oog op het voorkomen van gehoorschade dient de huurder de wetgeving voor geluidsnormen muziekactiviteiten na te leven. § 4. De huurder is verplicht om tijdens de duur van de muziekactiviteit de meetapparatuur op de voorgeschreven wijze te gebruiken en metingen te registreren. De huurder stelt een medewerker aan die verantwoordelijk is voor het continu bewaken en opvolgen van de metingen. § 5. De stad voorziet in het kosteloos ter beschikking stellen van oordoppen aan alle bezoekers. Het beheer van de oordoppen wordt opgevolgd door de externe security die financieel ten laste is van de stad. Afvalbeheer Art. 98. Na afloop van de activiteit dient de volledige gebruikte ruimte, de vestiaire en het sanitair onmiddellijk ontruimd te worden. De huurder dient de gebruikte ruimte achter te laten in de staat waarin hij ze gekregen heeft. Art. 99. De huurder krijgt al het nodige kuismateriaal ter beschikking: schuurmachine, bezems, borstels, aftrekkers, emmers, vuilblikken, dweilen, allesreiniger, schuursponsjes, schotelvod en handdoeken. Art. 100. De huurder zorgt ervoor dat na afloop van de activiteit: De zaal, de toogruimte, het sanitair, de inkomhal en vestiaire opgeruimd, geschuurd en gedweild zijn. Tafels en stoelen afgekuist en terug in de berging geplaatst of indien gehuurd op de karren gestapeld zijn. Op de site, zoals omschreven in art. 56, alle bekers, lege flessen, gebroken glas, ed. opgeruimd zijn. Verbruikt gevaarlijk medisch materiaal (zoals priknaalden, e.d.) wordt meegenomen en niet in de afvalcontainers van het complex wordt achterlaten. Alle afspraken met de concessionaris nageleefd worden. Art. 101. § 1. Indien bij de plaatsbeschrijving, na de activiteit door de verantwoordelijke, die hiervoor door de stad werd aangesteld, wordt vastgesteld dat de voorwaarden bepaald in art. 100 niet zijn nagekomen, wordt de extra opkuis aangerekend. § 2. Indien blijkt dat na een activiteit de aanstelling van een kuisfirma nodig is om de zaal opnieuw gebruiksklaar te maken, zal de kostprijs hiervan doorgerekend worden aan de huurder op basis van de factuur. Indien blijkt dat na een activiteit enkel inzet nodig is van eigen poets- en toezichterspersoneel zullen alle prestaties die nodig zijn om de zaal opnieuw gebruiksklaar te maken, doorgerekend worden aan de huurder volgens de tarieven die vastgelegd zijn in het tariefreglement van de ontmoetingsruimte – polyvalente zaal – vergaderzaal in het jeugd- en sportcomplex, vastgesteld door de Gemeenteraad. § 3. In voorkomend geval zal de waarborg worden ingehouden, naast eventuele extra aan te rekenen kosten. § 4. Indien vastgesteld wordt dat een huurder niet voldoet aan de voorwaarden bepaald in
135
art. 100 kan deze uitgesloten worden van verdere verhuur. Art. 102. Tijdens de activiteit dient de huurder regelmatig het sanitair blok te controleren om problemen als verstopping van de toiletten en urinoirs te voorkomen. Er is een extra voorraad toiletpapier en papieren handdoekservetten aanwezig. De huurder is verantwoordelijk voor het aanvullen van het toiletpapier en de handdoekservetten tijdens de activiteit. Art. 103. De huurder dient voor het verwijderen van het gemaakte afval containers te voorzien via de Intercommunale Durme-Moervaart. Deze aanvraag dient online te gebeuren op www.idm.be. Indien er afval achterblijft in de gehuurde ruimten worden de kosten voor het verwijderen ervan doorgerekend aan de huurder. Deze kosten bedragen de gangbare tarieven van IDM. Hoofdstuk 2: VERGADERZALEN Inleidende bepalingen Art. 104. Het stadsbestuur Lokeren verhuurt volgende ruimtes: Niveau +1: vergaderzaal 1/3, 2/3, 3/3 Toewijzen uren en ruimten en reservaties Art. 105. Het stadsbestuur Lokeren verhuurt de vergaderzaal op de tijdstippen dat het complex geopend is en er minstens 1 toezichter aanwezig is. De activiteiten die in aanmerkingen komen, zijn socio-culturele activiteiten van ontspannende, culturele, sportieve of vormende aard. Art. 106. Vergaderlokalen zijn betaalbaar via de maandelijkse factuur, opgemaakt door de sportdienst conform het reservatieformulier en conform de verhuurtarieven door de Gemeenteraad bepaald, die binnen de 14 werkdagen dient vereffend te worden of contant bij reservatie. Art. 107. Voor de huurtarieven worden de potentiële huurders onderverdeeld in volgende categorieën: Catetorie A Stedelijke diensten, erkende adviesraden en stedelijke commissies. Activiteiten binnen de reguliere werkingen van de jeugdverenigingen die aangesloten zijn bij de jeugdraad, op vooraf vastgelegde data en uren met een maximum van 2 keer per jaar per aangesloten vereniging. Categorie B Lokerse verenigingen aangesloten bij erkende adviesraden en stedelijke commissies. Lokerse scholen. Individuele jongeren gedomicilieerd in Lokeren (privé-initiatief van jongeren, < 26 jaar, die een activiteit organiseren expliciet gericht naar kinderen en jongeren).
136
Lokerse verenigingen werkzaam binnen de socio-culturele, jeugd- of sportsector. Categorie C Alle andere. Art. 108. Worden niet toegelaten: a) Partijpolitieke bijeenkomsten met een besloten karakter of religieuze erediensten b )Activiteiten waarvan redelijkerwijze kan worden verwacht dat ze niet passen binnen de werking van het complex of waarbij de kans voor beschadigingen groot is c) Allerhande privéfeestjes waaronder: lentefeest, babyborrel, verjaardag,… (deze lijst is niet limitatief) Art. 109. Vergaderlokalen dienen door derden op voorhand te worden gereserveerd bij de centrale inkombalie. Art. 110. Indien de vergaderzaal 3 dagen voor de voorziene datum geannuleerd wordt, worden er geen kosten aangerekend. In geval van annulering op de dag zelf zal er een vergoeding aangerekend worden ten bedrage van de huurprijs. Een vergoeding van 50% en 25 % van de huurprijs zal aangerekend worden voor een annulering van respectievelijk 1 en 2 dagen voor de voorziene datum. Art. 111. De lokalen dienen steeds net en zonder afval te worden achtergelaten. Zo niet kunnen latere vragen voor gebruik geweigerd worden. Art. 112. Voor vergaderingen of bijeenkomsten van derden mogen er enkel dranken en etenswaren, besteld via de uitbater van de concessie, genuttigd worden. Hoofdstuk 3: SPORTHAL Inleidende bepalingen Art. 113. Het stadsbestuur Lokeren verhuurt volgende ruimtes: Niveau 0: Sporthal 1: 1/3: 525m2 (+ aanpalende doucheruimte) Sporthal 1: 2/3: 1050m2 (+ aanpalende doucheruimte) Sporthal 1: 3/3: 1575m2 (+ aanpalende doucheruimte) Sporthal 2: 1/3: 480m2 (+ aanpalende doucheruimte) Sporthal 2: 2/3: 960m2 (+ aanpalende doucheruimte) Sporthal 2: 3/3: 1440m2 (+ aanpalende doucheruimte) Toewijzen uren en ruimten en reservaties Art. 114. De zaalverdeling en de toekenning van de uren wordt vastgelegd overeenkomstig de goedgekeurde beleidsplanning, in functie van de realisatie van de door de stad vooropgestelde en goedgekeurde doelstellingen en actieplannen. Hierbij zal er gestreefd worden naar een evenwichtige verdeling tussen competitie- recreatie- en schoolsport. De
137
sportdienst zal de definitieve uren van toegankelijkheid van de sporthal bepalen. Bij de opmaak van de zaalverdeling en de toekenning van de uren zal de sportdienst, binnen het kader van deze evenwichtige verdeling, rekening houden met de volgende voorrangslijst: 1) Eigen activiteiten georganiseerd door sport- en jeugddienst 2) Lokerse clubs erkend door de sportraad in competitieverband 3) Lokerse clubs/verenigingen erkend door de sport- of jeugdraad, recreatief 4) Lokerse clubs, verenigingen of scholen die regelmatig gebruik maken van de sportaccommodatie 5) Lokerse verenigingen of organisaties die toevallig gebruik maken van de sportaccommodatie 6) Lokerse particulieren 7) Clubs van buiten Lokeren 8) Verenigingen van buiten Lokeren 9) Particulieren van buiten Lokeren 10)Verenigingen die niet aan sport doen Art. 115. De uurregeling kan door de accommodatiebeheerder in samenspraak met het departementshoofd Vrije Tijd steeds worden gewijzigd in het belang van de dienst. Art. 116. De accommodatiebeheerder of voor eenmalige reservaties de sporthalverantwoordelijke, bepaalt welk speelveld aan de vereniging wordt toegewezen. Art. 117. Het hoofdterrein mag enkel gebruikt worden indien geen andere verenigingen gebruik maken van de sporthal en mits akkoord van de accommodatiebeheerder. Art. 118. Aanvragen tot gebruik dienen minimum 1 week op voorhand schriftelijk gericht te worden aan de accommodatiebeheerder van het stedelijk jeugd- en sportcomplex, Sportlaan 2 te 9160 Lokeren. Art. 119. Eens de aanvraag goedgekeurd, is de reservatie definitief en wordt zij hoe dan ook aangerekend. Art. 120. Bij elke aanvraag dient zich een persoon als verantwoordelijke op te geven. Gebruikers zonder verantwoordelijke of klassen zonder leraar kunnen uit de accommodatie worden gezet. Art. 121. § 1. Indien verlenging van een reservatieperiode gewenst wordt, moet dit schriftelijk aangevraagd worden 30 dagen voor de laatste speeldag van de toegestane reservatieperiode. Indien dit niet gebeurd is, zullen andere aanvragen de voorrang krijgen. § 2. Bij onderbrekingen tot maximum 1 maand, wegens verlof (juli-augustus-september) of buitenactiviteit, moet de aanvraag eveneens hernieuwd worden zoals hierboven aangegeven. § 3. Voor onderbreking, buiten competitieverband en langer dan 1 maand, moet er een volledig nieuwe aanvraag ingediend worden (ten vroegste 1 maand op voorhand). § 4. Hierbij geldt de normale voorrangslijst en kan er geen ander voorrangsrecht ingeroepen
138
worden. § 5. De clubs die na hun outdoor- of non-actieve periode verder gebruik wensen te maken van de sporthal, dienen dit op het einde van hun laatste reservatie, reeds schriftelijk kenbaar te maken en een optie te nemen voor volgend competitieseizoen of kwartaal. De definitieve bevestiging hiervan dient schriftelijk gestuurd te worden naar de beheerder, minimum 6 weken voor de vooropgestelde aanvangsdatum. § 6. Op het einde van een competitieseizoen kan de beheerder de reservaties groeperen om een efficiënter gebruik van de accommodaties te bekomen. Hierdoor is het mogelijk dat clubs en verenigingen moeten veranderen van dag en uur. § 7. Bij het onderschrijven van een reservatie voor een lange termijn zal men gehouden zijn alle uren te betalen, behalve deze vallend op wettelijke feestdagen en andere dagen waarop de sporthallen gesloten zijn. § 8. Andere reservaties, van kortere duur of eenmalige reservaties, moeten aangevraagd worden aan de verantwoordelijke van de sporthal en op voorhand aan de kassa betaald worden. Bij afwezigheid kan geen geld meer teruggekeerd worden. Art. 122. Het gebruik van de tribune moet aangevraagd worden en kan slechts indien de gaanderij onvoldoende ruimte zou bieden aan de bezoekers. Art. 123. Tornooien moeten voor de opmaak van de competitiekalenders aangevraagd worden. Tornooien worden beperkt gehouden tijdens het competitieseizoen om de normale afwikkeling van de competitiewedstrijden mogelijk te maken. Vastgelegde competitiewedstrijden kunnen niet verplaatst worden tenzij met goedkeuring van de betrokken clubs. Gebruik inrichting Art. 124. Regelmatige gebruikers krijgen na elke maand een factuur toegestuurd. De betaling dient binnen de 14 werkdagen te gebeuren op de stadsrekening. Toevallige gebruikers betalen vooraf aan de kassa of de verantwoordelijke. Art. 125. De minimum huurtijd van de zaal of van een gedeelte ervan bedraagt één uur. Indien er die dag geen andere activiteiten zijn, wordt de accommodatie pas geopend bij een reservering vanaf 3 opeenvolgende uren. Art. 126. Deze huurtijd omvat ook de nodige tijd voor het plaatsen en wegbergen van de toestellen. Art. 127. Indien men langer doorspeelt dan voorzien wordt er automatisch een half uur meer aangerekend. Uitzondering: bij competitiewedstrijden wordt er betaald per wedstrijd en dit ongeacht de duur ervan. Art. 128. In de huurprijs, die door de Gemeenteraad in een afzonderlijk reglement bepaald wordt, is enkelvoudige verlichting en verwarming tot 16° C inbegrepen, evenals het gebruik van de kleedkamers. Art. 129. Het gebruik van de kleedkamers en douches dient zich te beperken tot een minimum. Daaronder wordt verstaan maximum 15' voor en 30' na bij training en 30' voor en
139
30' na een wedstrijd bij competitiewedstrijden. Art. 130. Iedere beschadiging dient onmiddellijk gemeld aan de verantwoordelijke. Niet naleven van deze maatregel kan uitsluiting tot gevolg hebben. Art. 131. Permanent opbergen van clubmateriaal in het complex kan alleen met de toestemming van de accommodatiebeheerder. Niet clubmateriaal kan enkel mits toestemming door de zaalverantwoordelijke gebruikt worden. Art. 132. De accommodatiebeheerder beslist autonoom welke zaalruimte er in gebruik kan/mag genomen worden. Hoofdstuk 4: ZWEMBAD Inleidende bepalingen Art. 133. Het stadsbestuur Lokeren verhuurt volgende ruimtes: Niveau 0: zwembad van 25 x 12.5 m (6 banen), kleedkamers, douches, sanitair en lockers. Gebruik inrichting Art. 134. De inrichting is gans het jaar toegankelijk voor het publiek. Er dient hierbij rekening gehouden met de dienstregeling. Het zwembad is gesloten op zondagnamiddag, de wettelijke feestdagen en tijdens de kermisweek. De toegangstarieven worden door de Gemeenteraad bepaald in een afzonderlijk reglement. Art. 135. Het College van Burgemeester en Schepenen kan tijdelijk de inrichting sluiten om reden van openbaar nut of om hygiënische redenen. Art. 136. Het College van Burgemeester en Schepenen kan in uitzonderlijke omstandigheden het geheel of een gedeelte van de inrichting toewijzen voor het inrichten van trainingen en zwemorganisaties, waarbij men vrije toegang heeft ofwel een huurprijs betaalt naar gelang de omstandigheden. Art. 137. De inrichting is voor het publiek toegankelijk tijdens de vastgestelde uren. De uurregeling kan men in de hal van de zweminrichting aangeduid vinden. Een half uur voor het sluiten wordt echter geen toegang meer verleend. Art. 138. Iedere bezoeker moet zich aan de kassa voorzien van een toegangskaartje. Dit moet hij op verzoek en zonder uitstel aan controle kunnen onderwerpen. Het kan evenmin terugbetaald worden. Door het kopen van een toegangsbewijs aanvaardt men de richtlijnen van het inwendig reglement van de zweminrichting. Art. 139. Abonnementskaarten zijn strikt persoonlijk en geven recht op eenmaal zwemmen per dag. Art. 140. De zwemtijd is normaal voorzien op 55 minuten. De beheerder kan hieraan evenwel wijzigingen brengen. Art. 141. In de kleedkastjes kan de kledij geborgen worden. Indien men langer dan de voorziene tijd in het zwembad blijft, moet men een aanvullend bedrag betalen voor de periode die men overschreden heeft. Ter controle zal bij het buitengaan het ticket weer
140
ingeleverd worden. Het stadsbestuur is niet verantwoordelijk voor zaken die eventueel uit de kleedkastjes zouden verdwijnen. Elke bezoeker dient op een behoorlijke manier het kleedkastje te openen en te sluiten. Indien er ter zake moeilijkheden zijn, dan moet men het personeel direct op de hoogte brengen. Veiligheid en openbare hygiëne Art. 142. Aan personen die in staat van dronkenschap zijn, wordt de toegang ten strengste geweigerd. Toegang wordt evenmin verleend aan personen die aan een huidziekte of enige besmettelijke ziekte zouden lijden, die niet geheelde en/of ernstige verwondingen hebben en ten slotte aan degenen die in een onzindelijke toestand mochten komen. Art. 143. Een passend zwempak is vereist. De gedragen zwemkledij dient aangepast te zijn aan de goede zeden en moet beantwoorden aan wat onder normale zwemkledij wordt verstaan. De zwemkledij is alleen toegelaten in de lokalen die voor de baders voorbehouden zijn. Art. 144. Voor men in het zwembad gaat, is men verplicht een stortbad te nemen. Om hygiënische redenen is het ook aan te raden van het toilet gebruik te maken, vooraleer men in het water gaat. Iedereen is verplicht zich blootsvoets aan het bad te begeven. Lesgevers tijdens het schoolzwemmen en medewerkers tijdens speciale activiteiten zijn op blote voeten of maken gebruik van hygiënische bad –of overschoenen. Art. 145. Het is ten strengste verboden: a) Zich te wagen in te grote diepte zonder een 25-meterbrevet gehaald te hebben b) Te gewaagde oefeningen uit te voeren c) Te duiken van de springplank zonder zich vooraf vergewist te hebben of er een zwemmer in de omgeving van de valput is - idem voor glijbaan d) Rond het zwembad te lopen of door spelen andere baders te storen e) Ballen of andere speeltuigen in het water te werpen zonder toelating van het personeel f) Zonder dat het noodzakelijk is de reddingstuigen te gebruiken g) Onnodig gebruik te maken van de douches of deze niet af te sluiten na het gebruik hiervan h) In zwemkledij te vertoeven op plaatsen die voorbehouden zijn aan de toeschouwers i) Dat men als toeschouwer verblijft op plaatsen, die voorbehouden zijn aan de zwemmers j) Duikapparaten te gebruiken tijdens de periode die voorzien is voor het publiek k) Om veiligheidsredenen gebruik te maken van onderwaterbrillen en zwemvliezen tijdens de periode die voorzien is voor het publiek l) Eetwaren te gebruiken in de kleedhokjes, tussen de kleedkastjes en rond het bad zelf m) Voor zwemwedstrijden zijn er afzonderlijke afspraken Verantwoordelijkheden en sancties Art. 146. Het personeel waakt over de strikte toepassing van het reglement. Bij afwijkingen
141
in de naleving dient elk personeelslid onmiddellijk op te komen voor de toepassing van de reglementen. De instructies, gegeven door het personeel, dienen te alle tijde te worden opgevolgd, onmiddellijk en strikt. Personen, die de bepalingen van dit reglement overtreden, zullen verzocht worden de inrichting te verlaten. In dit geval kan ook het abonnement worden ontnomen. De politie kan opgeroepen worden in geval van weerspannigheid. Art. 147. Verantwoordelijkheden van de bezoekers: elke zwembadbezoeker dient op elk gebied en op elk ogenblik zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Elke bezoeker dient hulp te bieden, volgens eigen mogelijkheden, waar het nodig blijkt en dit zeker in alle noodgevallen. Schoolgroepen dienen onder leiding en voortdurende controle te staan van een eigen begeleider. De begeleiders dienen mede toezicht uit te oefenen en dit gedurende de periode waarin de leerlingen zich in het water bevinden. Indien de leerkracht niet mee in het water gaat, dient hij van op de perrons mee toezicht te houden. De tegenwoordigheid van een reddingsdienst ontslaat de bezoeker van geen enkele verantwoordelijkheid. Iedereen blijft verantwoordelijk voor zichzelf of voor de persoon en de groep waarover hij de leiding heeft.
142
DEEL 4. GEBRUIKERSREGLEMENT ATLETIEKACCOMMODATIE De piste is alle dagen open voor vrij gebruik, behalve tijdens onderhoudswerken, clubactiviteiten of gereserveerde activiteiten. 1.Openen en sluiten van de piste. Elke gebruiker (individu, groep, club of school) moet zich onder alle omstandigheden steeds laten registreren bij de sportdienst. De sleutel is af te halen in het zwembad. Als borg dient de identiteitskaart te worden afgegeven. Voor schoolgebruik, bieden de leerkrachten zich in het zwembad aan en tekenen een aanwezigheidslijst. Het hekken van de piste moet na training of les steeds slotvast zijn. De laatste die de piste verlaat zorgt hiervoor. Diegene die de sleutel heeft afgehaald brengt de sleutel terug binnen, ook al blijven er andere op de piste. De tweede groep of persoon die verder gebruik wenst te maken van de piste, komt vervolgens de sleutel afhalen in het zwembad zodat de piste kan afgesloten worden na gebruik. 2. Gebruik van piste en materiaal a) Gebruik zoveel mogelijk de buitenkant van de piste zodat banen 1 en 2 gespaard blijven. b) Het is verboden te lopen op de witte kunststofgootjes aan de binnenkant van de piste. c) Het is verboden te lopen of te springen op de rooster langsheen de zandbak van het verspringen. Na het verspringen wordt het zand opgekuist en geëgaliseerd in de zandbak. d) Werpnummers mogen enkel in de richting van de daartoe aangelegde en voorziene zone. e) Discuswerpen mag enkel met opgetrokken net. Na gebruik dient dit net verplicht terug te worden neergelaten. Vraag hiervoor eerst toestemming aan de verantwoordelijken van zwembad of sporthal. Let erop het net op voldoende afstand van de palen wordt aangespannen om schade aan de palen te voorkomen. f) Na gebruik van de valmatten moeten deze opnieuw ordentelijk worden opgeborgen in de daartoe voorziene garageboxen en afgesloten worden met de sleutel. g) Alle gebruikte en ontleende materialen dienen terug gebracht te worden op de sportdienst. Doorgeven aan derden is verboden, tenzij zo afgesproken wordt met de verantwoordelijke van de sportdienst. 3. Orde a) Houdt de piste proper. b) Laat geen vuil of afval liggen maar deponeer het in de vuilbak. c) Breng geen sintel of grint mee op de piste. Zorg er voor dat de loopschoenen proper zijn. d) Lege blikken of drankflessen horen niet thuis langsheen de piste.
4. Roken en kauwgom zijn verboden op de piste.
143
5. Schade. Alle schade die toegebracht wordt of veroorzaakt wordt, hetzij vrijwillig, hetzij door onachtzaamheid, hetzij door ondeskundig gebruik, zal aangerekend worden. OVEREENKOMST MET ATLETIEKVERENIGING LOKEREN De club kan gebruik maken van de atletiekaccommodatie mits duidelijke afspraken qua dagen en uren met de stedelijke sportdienst. De stad staat in voor: - afmaaien van de grasoppervlakten - het periodiek groenonderhoud - grote herstellingen of aanpassingen. De club staat in voor: - het dagelijks onderhoud van de baan en de toestellen - onderhoud van de afvoeren en verwijderen van bladeren - de club zorgt voor een propere en nette accommodatie en omgeving. - het laten naleven en uitvoeren van het gebruiksreglement
144
DEEL 5. PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES. INBREUKEN OP HET STRAFWETBOEK (NIET-VERKEER)
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
DEEL 6. PROTOCOLAKKOORD BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES. INBREUKEN VERKEER.
157
158
159
160
161
162
163
164
165