1
GEMEENTE KORTENBERG
ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT
Uittreksel uit het register der beraadslagingen van de gemeenteraad van Kortenberg van 6 juni 1983 – 7 oktober 1985 – 2 mei 1988 – 1 oktober 1990 – 7 januari 1991 – 3 juni 1991 – 7 december 1992 – 4 december 1995 – 8 januari 1996 – 2 maart 1998 – 29 maart 1999 – 8 november 1999 – 4 december 2000 – 12 januari 2004 – 16 april 2007 – 25 juni 2007 – 3 september 2007 - 3 november 2008 - 15 december 2008 - 9 november 2009 - 14 december 2009 – 5 september 2011 -
2
Gelet op het decreet van 14 december 1789 betreffende de oprichting van gemeenten, inzonderheid artikel 50; Gelet op het decreet van 16-24 augustus 1790 betreffende de rechterlijke organisatie, inzonderheid artikel 3 van titel XI; Gelet op de gemeentewet, inzonderheid de artikelen 75 en 78; Gezien het past de bestaande reglementen van voor en na de fusie der gemeenten aan te passen en te coördineren; Besluit: met algemene stemmen Het algemeen politiereglement, in bijlage, wordt goedgekeurd en overgemaakt aan de hogere overheid. Huidig reglement vernietigt en vervangt alle vorige reglementen, die betrekking hebben op de in huidig reglement behandelde bepalingen.
De Bestendige Deputatie heeft van voorgaande beslissing kennis genomen in vergadering van 28 juli 1983: dienst 11 nr. 11/3416/882.
HOOFDSTUK 1
DE VEILIGHEID, DE VRIJHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG
1.1. Gebruik van de openbare weg 1.1.1. Elke persoon op de openbare weg en in de openbare plaatsen, of plaatsen toegankelijk voor het publiek, moet zich onmiddellijk schikken naar het bevel van de politiebeambte. 1.1.2. Samenscholingen op de openbare weg, van aard om het verkeer te belemmeren, zijn verboden. 1.1.3. Samenscholingen: bijzondere bepalingen. 1.1.3.1. Alle samenscholingen en optochten op het grondgebied van Kortenberg worden voorafgaandelijk aan de toelating van de burgemeester onderworpen. 1.1.3.2. Alle aanvragen om samenscholingen of optochten op touw te zetten, moeten schriftelijk aan de burgemeester of de politiecommissaris gericht worden, dit minstens tien dagen voor de voorziene datum van de manifestatie. 1.1.3.3. Deze aanvraag moet onderstaande inlichtingen bevatten: - doel, datum en uur van bijeenkomst - uur van vertrek, voorgestelde reisweg, plaats en uur van ontbinding, indien het om een optocht gaat - schatting van het aantal deelnemers - naam en adres van de inrichtende groepering - naam, voornaam, adres en hoedanigheid (telefoonnummer) van de ondertekenaar van de aanvraag 1.1.3.4. De inrichters zullen de verplichting hebben zich stipt te gedragen naar de voorschriften van de toelatingsakte hen door de burgemeester afgeleverd 1.2. Het uitstallen op of bezetten van de openbare weg
3
1.2.1. Bepalingen 1.2.1.1. Niemand mag, zelfs niet voor korte tijd, op de openbare weg koopwaren uitstallen, er reclame maken, drukwerken of om het even welke tekeningen uitdelen of er een bedrijf of beroep uitoefenen, zonder schriftelijke toelating van de burgemeester. 1.2.1.2. Deze bepaling is niet van toepassing op de geschriften en drukwerken in verband met verkiezingen, evenmin deze met een politiek, filosofisch, wetenschappelijk of religieus karakter. 1.2.1.3. De toelating van de burgemeester waarvan sprake in 1.2.1.1. moet op elk verzoek van de politie voorgelegd worden. 1.2.1.4. Het is verboden de voorbijgangers aan te klampen of lastig te vallen. 1.2.1.5. Het uitoefenen van de functie van autobewaker is verboden op de openbare weg. 1.2.2. De verkopers van frieten of andere ter plaatse te verbruiken eetwaren, evenals de houders van kramen op foren en markten, moeten hun voertuigen of hun kramen voorzien van een korf bestemd voor papier en afval; zij moeten aanhoudend waken over de reinheid van de openbare weg in de omgeving van hun voertuig, kraam of inrichting en onmiddellijk alle papier of om het even welk voorwerp, door un klanten op de grond gegooid, wegnemen. Zij moeten erover waken dat hun toestellen geen reuk noch rook verspreiden die de voorbijgangers of bewoners van de buurt kunnen hinderen. 1.2.3. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, de wetten en algemene verordeningen inzake de grote wegen, en de algemene regelen op het aanplakken en reclame maken, mogen de aanplakborden, de aanplakborden, lantarens, om het even welke hangkasten, automatische verdelers, weegtoestellen of alle gelijkaardige voorwerpen niet aan de gevel gehangen of op de openbare weg geplaatst worden, zonder toelating van de burgemeester (tijdelijk) of het schepencollege (bestendig. 1.2.4. Onverminderd de bepalingen van het Provinciaal Reglement betreffende de bewaking en politie der buurtwegen, zijn de eigenaars van bomen en planten verplicht die te snoeien, derwijze dat geen tak op de openbare weg, op minder dan 2,50 m boven de grond uitsteekt. Boven die hoogte tot maximum 5 m moeten de takken afgesneden worden derwijze dat hun uiteinde minstens 0,50 m op de boordsteen van het trottoir inspringt. Bij afwezigheid van een trottoir gelden deze beschikkingen eveneens voor de gelijkgrondse of verhoogde berm. Deze uitstekende gedeelten moeten verwijderd worden op eenvoudige vordering van de politie. 1.2.5. Bouwmaterialen of andere voorwerpen die kunnen hinderen, mogen niet op de openbare weg, voet- of sierpaden inbegrepen, gelegd worden, zonder toelating van de burgemeester. De doorgang voor voetgangers zal vrij blijven en de materialen dienen reglementair gesignaleerd te worden. Deze bouwmaterialen mogen evenmin opgestapeld worden op braakliggende gronden zonder schriftelijke toelating van de eigenaar van die gronden. 1.2.6. Kelderopeningen die uitgeven op voetpaden of rijwegen mogen slechts geopend worden bij klare dag en gedurende de tijd die strikt nodig is. Tijdens de openstelling zal de aandacht van het publiek hierop gevestigd worden met daartoe geschikte middelen. 1.2.7. Geen plein, straat, straatje, doorgang, steeg of voetweg mag aangelegd, gewijzigd of tenietgedaan worden dan ingevolge een beslissing van de gemeenteraad en volgens de voorgeschreven procedure.
4 1.3. Plaatsen van terrassen, stoelen, banken, tafels en andere voorwerpen op de openbare weg 1.3.1. Het plaatsen van terrassen, stoelen, banken, tafels, windschermen, containers of andere voorwerpen op de openbare weg, is verboden zonder schriftelijke toelating van de burgemeester. 1.4. Brandstoffen, koopwaren en materialen. Het lossen en inslaan van voorraad 1.4.1. Brandstoffen, goederen en materialen zullen derwijze op de openbare weg ontladen worden, dat het verkeer in het algemeen – voetgangers inbegrepen – niet gehinderd wordt. Waterkranen (brandkranen) en alle andere openbare toestellen moeten vrij blijven. Ieder die tegenover zijn woning of zijn inrichting brandstoffen, koopwaren of andere voorwerpen doet laden of lossen, moet deze onmiddellijk opruimen en het gedeelte van de openbare weg waar afval daarvan zou liggen, reinigen of doen reinigen. Wanneer bij het lossen, vloeibare brandstof de asfaltbekleding van de weg oplost, zal het gemeentebestuur de schade herstellen op kosten van de leverancier en wanneer deze niet bekend is op kosten van de verbruiker. 1.4.2. De handelingen waarvan sprake in artikel 1.4.1. moeten gebeuren zonder hinder voor voorbijgangers of buren. 1.5. Voorwerpen die door hun val kunnen hinderen 1.5.1. Het is verboden op de daken, dakgoten, afsluitingsmuren en elk ander verheven gedeelte van de gebouwen, of tegen de voorgevels der huizen te plaatsen: vogelkooien, bloempotten, vazen en in het algemeen alle voorwerpen die door hun val kunnen hinderen of beschadigen. Het is verboden die voorwerpen op de vensterbanken te zetten ten ware zij door stevig niet uitspringend toestel weerhouden zijn. Deze maatregel geldt niet voor de huizen welke met een achteruitbouwstrook zijn gebouwd voor zover de voorwerpen niet op de openbare weg kunnen terechtkomen. Het is eveneens verboden op de openbare weg, vanuit de aanpalende huizen, tapijten of matten uit te schudden of uit te kloppen of enigerlei vuilnis te laten neervallen en voor meergezins- of aaneengebouwde woningen, eveneens langs de achterkant. 1.5.2. Het is verboden spandoeken, kabels, draden, lichtreclames, versieringen, enz. over de openbare weg te leggen of te spannen, zonder schriftelijke toelating van de burgemeester (tijdelijk) of het schepencollege (bestendig). 1.6. Beweegbare zonneblinden 1.6.1. Het is verboden uit de woningen en inzonderheid uit de keldergaten ijzeren staven of planken te steken, beweegbare zonneblinden te openen, indien er zich buiten geen persoon bevindt om die op te vangen en de voorbijgangers te waarschuwen. Luiken en zonneblinden moeten steeds stevig vastgemaakt zijn, de haken hiertoe gebruikt moeten derwijze geplaatst worden, dat ze niemand hinderen of kwetsen. Kantelpoorten mogen bij het openen of sluiten niet over de openbare weg uitkomen. Oprolbare of opvouwbare zonneschermen moeten minstens 0,40 m op de boordsteen van het trottoir inspringen, moeten een vrije hoogte hebben van 2,20 m en de zijstukken moeten loshangen.
HOOFDSTUK 2
REINHEID VAN DE GEMEENTE
5 2.1. Reiniging van de openbare wegen 2.1.1. Het is verboden op het grondgebied van de gemeente, vuilnis, aarde, gruis, puin, vruchtenschillen, groenteafval, papier en alle andere voorwerpen van aard om het wegverkeer te belemmeren, of die nadelig zijn voor de openbare reinheid, gezondheid en veiligheid, of de algemene esthetiek van het landschap schenden, te storten, neer te leggen of weg te werpen. 2.1.2. Alle eigenaars of huurders moeten zorgen of doen zorgen voor de reinheid van de voetpaden voor hun huizen, magazijnen, werkhuizen, hoven en omheiningen, en modder en vuilnis opruimen. Ze zijn verplicht de gelijkgrondse berm of de verhoogde berm tussen de boordstenen van de weg en de rooilijn en in ieder geval over een minimum breedte van 1,90 m degelijk te onderhouden, en er over te waken dat de rioolroosters of de goten langs de trottoirs vrij blijven. Deze zorg valt ook ten laste van de eigenaars of huurders van onbebouwde gronden, of van hun vertegenwoordigers. 2.1.3. Voor de openbare gebouwen berust de zorg van de in artikel 2.1.2. voorgeschreven maatregel op de huisbewaarders of de portiers en voor onbewoonde huizen of eigendommen op de eigenaars, huurders of vruchtgebruikers. Voor huizen waar verschillende gezinnen wonen, rusten deze verplichtingen op de bewoners van het gelijkvloers en bij voorkeur tussen deze, op diegenen die aan de straatkant wonen, tenzij schriftelijke overeenkomst. Indien er geen bewoners zijn op het gelijkvloers, valt de verplichting op de bewoners van de eerste verdieping en zo verder. 2.1.4. Het is verboden slijk, as, huis- en straatvuil, aflaatolie, stenen, andere voorwerpen of vloeistoffen behalve water, in rioolmonden of straatkolken te keren, te werpen of te gieten. 2.1.5. Het is verboden op de openbare weg: - onderhoudswerken uit te voeren aan voertuigen of deze te smeren; - voertuigen te wassen of te reinigen die dienen voor het vervoer van goederen of voor het gemeenschappelijk vervoer van personen al dan niet bezoldigd, - het wassen en reinigen van alle andere voertuigen is toegelaten van zonsopgang tot zonsondergang, maar alleen voor de woning van de eigenaar of zijn garage. 2.1.6. Alle afval zoals aarde, zeep, modder, zeeppoeder, onderhoudsproducten enz…dient zorgvuldig verzameld te worden en van de openbare weg verwijderd. In ieder geval is het wassen en reinigen van voertuigen verboden langs parken, openbare hoven en speelpleinen. 2.1.7. Het is verboden om het even welke voorwerpen die van aard zijn de openbare weg te bevuilen, het vallen te veroorzaken, het verkeer te belemmeren, schadelijke uitwasemingen voort te brengen, de fonteinen, waterplaatsen en andere inrichtingen van algemeen belang te verstoppen, achter te laten, neer te leggen of weg te gooien op de openbare weg, alsook in de gebouwen van openbaar nut, in de fonteinen en waterplaatsen, of op de banken der wandelingen. Het is eveneens verboden huisafval in papierkorven of andere recipiënten te leggen. 2.1.8. Het is verboden wandelpaden in parken, voetpaden en huisgevels te laten bevuilen door dieren waarvoor men verantwoordelijk is of wier bewaking men heeft. Honden die aan een natuurlijke behoefte moeten voldoen, dienen door hun geleider boven een wateropvanger van de riolering geleid te worden, of in de goot indien er geen wateropvangers in de weg zijn, of tegen de rand van de rijbaan indien er geen goot is 2.1.9. De eigenaars van braakliggende gronden zijn verplicht deze te onderhouden, te maaien en rein te houden. Het is verboden vuilnis, puin of wat stoffen ook, op de braakgronden neer te leggen of te bewaren.
6 2.1.10. Een bepaalde reisweg kan aan de vervoerders opgelegd worden. De vervoerders blijven verantwoordelijk voor eventuele schade aan de weg en eveneens voor het reinigen ervan. Wanneer ze in gebreke blijven kan dit door de gemeentelijke diensten op kosten van de verantwoordelijke uitgevoerd worden. 2.1.11 Het is verboden de afval-, was- en huiswaters, evenals alle andere vloeistoffen uit de bebouwde of onbebouwde eigendommen op de openbare weg te laten afvloeien, dit verbod is slechts van toepassing waar riolering bestaat. 2.2. Waterplaatsen 2.2.1. Het is verboden op de openbare weg te wateren, daar waar het aanstoot zou kunnen geven voor de goede zeden en in ieder geval in het bebouwd gedeelte van de gemeente. 2.3. Beken, vijvers en rivieren 2.3.1. Het is verboden voorwerpen van welke aard ook in de beken, vijvers, rivieren, putten, fonteinen, waterlopen of grachten te gooien en het water te verontreinigen noch eigen rioleringen aan de beken, vijvers enz… aan te sluiten zonder bijzondere toelating, te verstrekken door het bestuur dat met het beheer van deze waterlopen is belast. Het is verboden, onder welk voorwendsel ook, aarde, stenen of vuilnis op het ijs te werpen. 2.4. Woningen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen 2.4.1. Het is verboden binnen de huizen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen vuil water, urine, keukenafval en in het algemeen alle stoffen die van aard zijn ongezonde of stinkende uitwasemingen voort te brengen, te bewaren of op te hopen. 2.4.2. In geval kelders ondergelopen zijn, zijn de bewoners verplicht het water, modder en klei eruit te verwijderen en de ondergelopen lokalen grondig te reinigen met water en een kiemdodende oplossing. 2.4.3. Indien er besmettelijke ziekten heersen en zelfs indien er afzonderlijke gevallen van besmettelijke ziekten uitgebroken zijn, dient men zich te schikken naar de onderrichtingen die door de bevoegde overheden uitgevaardigd zijn. 2.4.4. Iedere eigenaar of huurder moet de wc’s, de vuilniskokers, de beerputten alsook alle andere inrichtingen die ermee verband houden, in volmaakte staat van zindelijkheid houden. 2.4.5. Het plaatsen van een septische put tussen de particuliere leidingen en de openbare riolering is verplicht. Het is verboden afvalwaters te lozen in buiten gebruik gestelde waterputten. Verder is het lozen van afvalwaters gebonden aan de algemene reglementeringen ter zake. 2.5. Ijzel, sneeuw en ijsschollen 2.5.1. Wanneer het vriest is het verboden, onder welk voorwendsel ook, water op de openbare weg te gieten of te laten vloeien. 2.5.2. Wanneer er sneeuw ligt of bij ijzel zijn de inwoners verplicht de voetpaden voor hun woningen, winkels, werkhuizen, garages, tuinen en omheiningen vrij te maken, waarna zout, zand, as of andere stroefmakende producten dienen gestrooid om de veiligheid van de voetgangers te verzekeren. De gebruikte producten mogen echter niet van aard zijn de openbare gezondheid te schaden. Sneeuw en ijs dienen op het voetpad langs de boordstenen gelegd te worden, doch er moet een vrije toegang blijven voor de voetgangers en voor iedere woning. Indien het voetpad te smal is, mag de sneeuw of het ijs over de rijbaan verspreid worden, doch in geen geval opgehoopt. Indien het voetpad bestaat uit een verhard en niet verhard deel zal de sneeuw en/of ijs op dit niet verharde deel samengebracht worden. De toegankelijkheid van de brievenbus mag in geen geval belemmerd of bemoeilijkt worden. Deze verplichtingen rusten op de bewoners van de huizen of op de eigenaars of vruchtgebruikers bij leegstaande woningen.
7 Indien er geen huisbewaarder is, rusten deze verplichtingen op de bewoners van het gelijkvloers of zo dit niet bewoond is, of bij afwezigheid van deze bewoners, bij die van de verdiepingen te beginnen met de eerste, tenzij schriftelijke overeenkomst. 2.5.3. Het is verboden sneeuw van binnenshuis of van de daken neer te leggen of te doen vallen op de openbare weg. 2.5.4. Het is verboden glijbanen op de openbare weg te maken of er met sneeuwballen te gooien. 2.6. Ophaling huishoudelijk afval1 HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN Afdeling 1. – Definities Artikel 2.6.1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : A) Huishoudelijke afvalstoffen : afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden zoals gedefinieerd in artikel 3, §2, 1° van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, en in artikel 2.1.1. van het VLAREA; B) Bedrijfsafvalstoffen die omwille van aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, hierna vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen genoemd, afvalstoffen die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn van de normale werking van een particuliere huishouding; C) Huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval : alle afvalstoffen die ontstaan door een normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit die in de voorgeschreven recipiënt voor ophaling van huisvuil worden aangeboden, met uitzondering van papier en karton, glas; textiel, klein gevaarlijk afval, groente, - fruit en tuinafval en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of de gemengde fractie van vergelijkbaar bedrijfsafval, plasticverpakkingen, metaalverpakkingen en drankkartons, metalen gemengd, groenafval (waaronder snoeihout), bruin - en witgoed en herbruikbare goederen die via het winkelkringloopcentrum kunnen worden verwijderd en andere selectief ingezamelde afvalstoffen; D) Grofvuil : alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor ophaling van het huisvuil of de daarmee gelijkgestelde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval kunnen worden aangeboden, met uitzondering van papier en karton, glas, textiel, klein gevaarlijk afval, groente -, fruit - en tuinafval, plasticverpakkingen, metaalverpakkingen en drankkartons, metalen gemengd, groenafval (waaronder snoeihout), bouw – en sloopafval, houtafval, autobanden, bruin – en witgoed en herbruikbare goederen die via het winkelkringloopcentrum kunnen worden verwijderd; E) Glas : hol glas en vlak glas – ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen - dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, kristal, opaal glas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, stenen, tegels, porselein en aardewerk; onder hol glas worden alle flessen, bokalen, glazen en andere voorwerpen die in glascontainers kunnen gedeponeerd worden, verstaan; onder vlak glas worden alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn en door hun grootte en omvang uitsluitend in open glascontainers voor vlak glas kunnen gedeponeerd worden, verstaan; 1
GR 15 december 2008: volledig art. 2.6 wordt vervangen
8 F) Papier en karton : alle dag-, week – en maandbladen, periodieken, regionale pers, telefoon – en faxgidsen, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuil papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden; behangpapier en cementzakken, meststofzakken en sproeistofzakken en dergelijke; G) Klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong hierna K.G.A. genoemd : de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 5.5.2.2. van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA); H) Groente, fruit – en tuinafval, hierna G.F.T. genoemd en/of organisch biologisch bedrijfsafval: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus – of andere vruchten, groente – en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente – en siertuin en die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit en dat in de voorgeschreven recipiënt voor ophaling van G.F.T. en organisch-biologisch bedrijfsafval wordt aangeboden. Timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen, mosselschelpen, kadavers, wegwerpluiers, aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, assen, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als G.F.T. beschouwd. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder organisch biologisch bedrijfsafval verstaan : alle hierboven onder H) vermelde afvalstoffen ontstaan door een met een huishouden vergelijkbare bedrijfsactiviteit. I) Plastic flessen en flacons, metaalverpakkingen en drankkartons, hierna P.M.D. genoemd : plastic flessen en flacons van frisdrank, water, melk, detergenten en verzorgingsproducten, metalen blikjes van bier, frisdrank en water, conservenblikken, metalen deksels en schroefdoppen van flessen en bokalen en kartonnen drankverpakkingen; J) Metalen gemengd : door de werking van een particuliere huishouding of door vergelijkbare bedrijfsactiviteit ontstane soorten van metalen voorwerpen, met uitzondering van K.G.A.; K) Afgedankte elektrische en - elektronische apparaten : alle afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 3.5.1. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer en die via de kringloopcentra voor hergebruik geschikt kunnen gemaakt worden; L) Herbruikbare goederen : alle andere afvalstoffen dan P.M.D. en A.E.E.A. die via de kringloopcentra voor hergebruik geschikt zijn, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, brokant, speelgoed, boeken en platen en andere, die ontstaan door de werking van een particuliere huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit. M) Groenafval : organisch composteerbaar afval zoals snoeihout, plantenresten, haagscheersel, bladeren, gazon – en wegbermmaaisel dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding of normaal onderhoud van de tuin of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
N) Snoeihout : alle hout afkomstig van het normaal onderhoud van de tuin, met uitzondering van wortels en stronken. O) Textiel: alle draagbare kleding, huishoudlinnen, woningtextiel, beddengoed, oude schoenen, handtassen en lederwaren ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit P) Frituurolie en afgelaten motorolie: alle soorten smeerolie en/of industriële olie, op minerale of synthetische basis ontstaan door de werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit in het bijzonder afgewerkte motorolie, frituurolie, met uitzondering van grote hoeveelheden motorolie, olie met PCB’s of andere giftige stoffen. Q) Boomstronken: alle boomstronken die na ontdaan te zijn van wortels en aarde kunnen worden ingezet in de groencompostering en/of kunnen worden verhakseld voor hergebruik;
9 R) Bouwafval: Zuivere steenslag, betonblokken, versteende cement, gips, kalk, plaasterplaten (o.a. Gyproc), asbest-cementplaten (o.a. Eternit) , cellenbeton (o.a. Ytong), keramiek, asfalt van opritten, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van grote hoeveelheden bouwafval, beton vermengd met ijzer, glas, hout en/of aarde. S) Sloophout: alle zuiver afvalhout afkomstig van constructiewerken, bouwmaterialen, meubilair en grote speeltuigen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geïmpregneerde houtsoorten (tuinmeubelen), hout vermengd met ijzer of glas, treinbilzen. T) Kurk: alle afvalstoffen uit kurk, afkomstig van de normale werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit, zoals stopsels, deksels, sluitingen, tegels, wandbedekking, …. U) Containerpark : het gemeentelijk containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze stoffen;sluikstorten : het achterlaten van om het even welke afvalstoffen : op volgens dit reglement niet-reglementaire plaatsen, en/of op volgens dit reglement niet-reglementaire tijdstippen, en/of in volgens dit reglement niet-reglementaire recipiënten. Afdeling 2. – Totale verbodsbepaling Artikel 2.6.2. §1. Onverminderd de bepalingen van dit reglement is het verboden om volgende afvalstoffen aan te bieden, noch bij om het even welke (selectieve) ophaling van huishoudelijke of hiermee gelijkgestelde afvalstoffen, noch op het containerpark : autowrakken; gasflessen of andere ontplofbare voorwerpen; grond; kabels en kettingen; krengen van dieren; medisch afval; gevaarlijke afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2.4.1. van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA); afvalwaters; gebruikte P.C.B.’s; slib afkomstig van de reiniging van septische putten; de afvalstoffen die ontstaan bij het slopen van voertuigwrakken en/of bij het uitvoeren van herstellings – en/of onderhoudswerkzaamheden aan motorvoertuigen, motorvaartuigen, motorvliegtuigen en hun aanhorigheden, zoals opgesomd in artikel 2.3.1., §2, 2° van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA); §2 Onverminderd de bepalingen van dit reglement is het verboden om volgende afvalstoffen aan te bieden bij om het even welke (selectieve) ophaling van huishoudelijke of hiermee gelijkgestelde afvalstoffen : autobanden; afbraakmateriaal van gebouwen; puin en stenen; Afdeling 3 – Algemene bepalingen Artikel 2.6.3.
10
§1.
Het is verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten met om het even welke (selectieve) inzameling van huishoudelijke of vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen of recycleerbare producten mee te geven. Behoudens bij overeenkomst met een naburige gemeente of met de intercommunale, kunnen enkel inwoners van de eigen gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. §2. Behoudens schriftelijke toelating van de Burgemeester is het verboden om, om het even welke aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophaaldienst, daartoe aangewezen door het gemeentebestuur, is gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen. Artikel 2.6.4. §1. Huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals voorzien in dit reglement. Huishoudelijke afvalstoffen, die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van dit reglement, worden niet aanvaard. De aanbieder dient de niet aanvaarde afvalstoffen nog dezelfde dag terug te nemen en te verwijderen van de openbare weg. §2. Het toezicht op de aanbieding van de huishoudelijke afvalstoffen, wordt uitgevoerd door de ophalers van de ophaaldienst die hiertoe door het gemeentebestuur aangewezen werden of door de parkwachter, in geval van inzameling van de afvalstoffen via het containerpark. §3. Indien wordt vastgesteld dat de wijze van aanbieding niet conform de bepalingen van dit reglement geschiedt, worden de afvalstoffen niet aanvaard noch meegenomen. De ophalers en parkwachters zijn gerechtigd om de aanbieder te wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen te verstrekken. §4. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de officieren van de gerechtelijke politie, de leden van de federale en de lokale politie en de ambtenaren bedoeld in artikel 54 (*) van het afvalstoffendecreet bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op dit reglement en het opstellen van processen-verbaal. *Art 54: Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie houden de ambtenaren die de Vlaamse Executie aanwijst toezicht op de uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. De gouverneur van de Provincie of de burgemeester van de gemeenten waar afvalstoffen worden achtergelaten of worden aangetroffen in overtreding met de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, kunnen de verwijdering ervan bevelen en alle nodige materialen hiertoe nemen. Artikel 2.6.5. §1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke afvalstoffen te sluikstorten. Sluikstorten : het achterlaten van om het even welke afvalstoffen: - op volgens het reglement niet-reglementaire plaatsen, - en/of op volgend dit reglement niet-reglementaire tijdstippen - en/of in volgens dit reglement niet-reglementaire recipiënten. §2. Wanneer afvalstoffen achtergelaten worden op een wijze, een plaats of een tijdstip in strijd met dit reglement, is de gemeente gemachtigd ambtshalve de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te laten opruimen. §3. De reële kosten die gepaard gaan met het opruimen, afvoeren en verwerken van de in §2 van dit artikel genoemde afvalstoffen zullen desnoods via de rechtbank teruggevorderd worden van de persoon die de afvalstoffen achtergelaten heeft, de opdracht of toelating tot het achterlaten gegeven heeft of eigenaar van de afvalstoffen is. §4. Het is verboden slijk, zand of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten of op enige andere wijze afvalstoffen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu zoals bijvoorbeeld vetten en derivaten van petroleum.
11
Artikel 2.6.6. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, zowel in open lucht als in gebouwen, behoudens wanneer het gaat om plantaardige afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden en dit volgens de geldende reglementen. Artikel 2.6.7. §1. De huishoudelijke afvalstoffen mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand van de dag waarop de ophaling van de afvalstoffen zal plaatsvinden buitengeplaatst worden. §2. Het voorgeschreven recipiënt moet door de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor betrokken perceel aangeboden worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten het voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel bereikbaar is. §3. De inwoners die recipiënten buitenzetten, zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. §4. Het is verboden om langs de openbare weg staande recipiënten te openen, de inhoud ervan te ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie. §5. De eventueel op de recipiënten aan te brengen opschriften of zelfklevers moeten bij het buitenplaatsen naar de openbare weg gericht worden. Artikel 2.6.8. De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken, dienen ervoor te zorgen dat behoorlijk en goed bereikbare afvalrecipiënten duidelijk zichtbaar zijn geplaatst. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de onmiddellijke omgeving van hun inrichting rein te houden. Artikel 2.6.9. Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het afval selectief in te zamelen. Artikel 2.6.10. §1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te verdelen voor 7.00 uur en na 22.00 uur. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus. §2. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst “geen reclame drukwerk en geen gratis regionale pers a.u.b.”, die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in de brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever. HOOFDSTUK 2 – SELECTIEVE INZAMELING VAN HUISVUIL EN DE GEMENGDE FRACTIE VAN HET VERGELIJKBAAR BEDRIJFSAFVAL Afdeling 1. – Definitie
12 Artikel 2.6.11. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder gewoon huisvuil verstaan : alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden bij besluit van de Vlaamse Regering en die in een gewone huisvuilzakken kunnen aangeboden worden, met uitzondering van bouw- en sloopafval, papier en karton, glas, KGA, GFT, PMD, snoeihout en boomstronken, kunststoffen, gereinigd plastic, rubber banden, afvalolie, grof vuil, textiel en lederwaren, herbruikbare goederen en oude metalen. Afdeling 2. – Inzameling Artikel 2.6.12. §1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval wordt tweewekelijks huisaan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. Het herbruikbaar huisvuil kan aangeboden worden in het winkelkringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten of op het containerpark. §2. Huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet worden meegegeven met het grofvuil of een andere selectieve inzameling, inclusief containerpark, andere dan deze van huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar afval. Afdeling 3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.13. §1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval moeten worden verpakt en dienen gescheiden te worden aangeboden in een daartoe door de gemeente ter beschikking gestelde (grijze) container van 40 l, 120 l, 240 l of 1100 l. De container dient zorgvuldig gesloten te worden. Gebouwen en/of gebouwencomplexen met meer dan 5 wooneenheden kunnen een 1100 l container ter beschikking gesteld krijgen. §2. Het gewicht van de container mag niet groter zijn dan : 15 kg voor een container van 40 l. 50 kg voor een container van 120 l. 80 kg voor een container van 240 l. 500 kg voor een container van 1100 l §3. Per aansluitpunt en per ophaalbeurt mogen maximaal 2 containers huisvuil en/of gemengde fractie van het vergelijkbare bedrijfsafval aangeboden worden. Hiervan kan slechts om voldoende gemotiveerde redenen worden afgeweken. §4. De container voor huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, dient te worden aangeboden aan de rand van de openbare weg met het containerhandvat en de daarop aangebrachte zelfklever (met adresgegevens) gericht naar de openbare weg. Afdeling 4. – Gebruik van de container Artikel 2.6.14. De container wordt huis-aan-huis afgeleverd. Deze container blijft eigendom van de gemeente en wordt slechts aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het huisvuil / gemengde fractie van vergelijkbaar afval. Artikel 2.6.15.
13 §1. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik van de container voor huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar afval. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de huisvuilcontainer uitsluitend mag worden gebruikt voor de opslag van huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar afval en uitsluitend mag worden aangeboden op de wijze zoals voorzien in het artikel 2.6.13. §2. Ingeval van schade, diefstal of verlies, dient de gebruiker de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of vervanging door een nieuwe container. De kosten van herstelling of vervanging door een nieuwe container kunnen door de eigenaar van de container verhaald worden op de gebruiker, in geval van oneigenlijk gebruik. §3. De door nalatigheid of met opzet aangebrachte beschadiging van de container zal worden beboet met een boete ten bedrage van 10 maal het jaarlijkse bedrag voor de ter beschikkingstelling van de container, vermeerderd met een bedrag van 50 EUR voor administratieve- en logistieke kost’.; Artikel 2.6.16. De container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is geleverd. Ingeval van verhuis is het de gebruiker niet toegestaan om de container mee te nemen naar diens nieuw adres. Artikel 2.6.17. Gezinnen of inrichtingen die ten gevolge van een verhuizing geen beschikking hebben over een container kunnen via EcoWerf bij de gemeente een container bekomen. HOOFDSTUK 3 – SELECTIEVE INZAMELING VAN GROF VUIL Afdeling 1. – Definitie Artikel 2.6.18. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen (bij Besluit van de Vlaamse Regering) die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, K.G.A., G.F.T.-afval, PMD, wit- en bruingoed, herbruikbare goederen, bouw- en sloopafval, oude metalen, snoeihout en boomstronken, autobanden en andere selectief ingezamelde afvalstoffen. Afdeling 2. – Inzameling Artikel 2.6.19. §1. Voor het verwijderen van grofvuil kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. Daarnaast wordt het grofvuil verwijderd via huis-aan-huis ophalingen en dit vier maal per jaar, langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. §2. De herbruikbare fractie van het grof huisvuil wordt ingezameld door het kringloopcentrum, werkzaam in de gemeente. Deze inzameling gebeurt, volgens afspraak met het kringloopcentrum, op de volgende manier: - de herbruikbare fractie van het grof huisvuil wordt door de particulieren tijdens de openingsuren op het containerpark aangeboden, het kringloopcentrum neemt vervolgens de volgens haar herbruikbare fractie mee; - de herbruikbare goederen worden na afspraak gratis opgehaald door het kringloopcentrum, het staat het kringloopcentrum vrij om de aangeboden afvalstoffen te weigeren.
14 §3. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling, andere dan deze van grofvuil. §4. De afvalstoffen van ambachtelijke- en handelsactiviteiten kunnen slechts worden meegegeven met de ophalingen van het grof huisvuil indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalstoffen en indien hun wijze van aanbieding beantwoordt aan de bepalingen van dit hoofdstuk. Afdeling 3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.20. §1. Het grof vuil moet – indien nodig – stevig samengebonden worden zodat het niet kan uiteenvallen. Het mag niet in vuilniszakken of andere plastic recipiënten, kartonnen dozen of papieren zakken worden aangeboden. §2. Het grof vuil moet voorzien zijn van een zelfklever met de vermelding “Gemeente Kortenberg grof huisvuil”. Deze zelfklever moet op elk afzonderlijk voorwerp of op elke samengebonden bundel worden aangebracht. De zelfklevers zijn verkrijgbaar bij de gemeente tegen een door de gemeenteraad te bepalen bedrag. §3. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet hoger zijn dan 30 kg. Het grof vuil mag geen lengte, oppervlakte of volume hebben dat groter is dan respectievelijk 2 meter, 2 meter op 1 meter en 1m³. §4. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. §5. Het grof vuil moet aangeboden worden in vaste vorm zonder vrije vloeistof en moet verkleinbaar zijn met een breekinstallatie. Recipiënten onder druk evenals poedervormige materialen die stofexplosies kunnen veroorzaken worden niet aanvaard. Artikel 2.6.21 Grof huisvuil dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.3.18 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen. Artikel 2.6.22 §1 : Het grof huisvuil mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het grof huisvuil zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst. §2 : Het grof huisvuil moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun grof huisvuil neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek. §3 : De inwoners die het grof huisvuil buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel ongewenst uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. §4 : Het opschrift zoals vermeld in artikel 2.6.20 § 2 van dit reglement moet naar de openbare weg gericht worden. HOOFDSTUK 4 : SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS Afdeling 1 – Definitie Artikel 2.6.23 §1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt onder glas verstaan :alle glazen voorwerpen ontdaan van deksels en stoppen. Worden niet als glas beschouwd : vuurvaste voorwerpen, gewapend
15 glas, kristal, opaal glas, spiegelglas,autoruiten, plexiglas, gloeilampen, TL-lampen, stenen, tegels, porselein, serreglas, rookglas, spaarlampen en beeldbuizen. §2 : Hol glas betreft alle flessen, bokalen, glazen en andere glazen voorwerpen die in glascontainers kunnen gedeponeerd worden. §3 : Vlak glas betreft glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die door hun grootte en omvang uitsluitend in open glascontainers voor vlak glas kunnen gedeponeerd worden, eveneens rookglas en serreglas. Afdeling .2. – Inzameling Artikel 2.6.24. §1. Voor het verwijderen van hol glas en vlak glas kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. Daarnaast kan hol glas ook verwijderd worden via glascontainers die op verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn Het gebruik van de glascontainers is uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente. §2. Glas mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf. Afdeling .3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.25. §1. Hol glas dat via glascontainers, die op verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn, verwijderd wordt, moet afhankelijk van de kleur in de daartoe voorziene glascontainers gedeponeerd worden. Artikel 2.6.26. Alle glazen voorwerpen dienen bij de aanbieding ontdaan te zijn van deksels, stoppen en omwikkelingen en dienen leeg en voldoende gereinigd te zijn. Porselein en aardewerk mogen in geen geval aangeboden worden bij de selectieve inzameling van glas. Artikel 2.6.27. §1. Het storten in de glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan glas, is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers lege of volle dozen, kratten, zakken, glas of andere voorwerpen achter te laten. §2. Het is verboden glas te storten in de glascontainers tussen 22.00 en 08.00 uur. §3. Elke vorm van sluikreclame of informatie aangebracht op deze glasbakken is verboden. HOOFDSTUK 5 : INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON Afdeling 1 – Definitie Artikel 2.6.28. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan : alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of ermee vergelijkbare handelsafvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met magneetbanden, behangpapier en cementzakken.
16
Afdeling .2. – Inzameling Artikel 2.6.29. §1. Voor het verwijderen van papier en karton kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. Daarnaast wordt papier en karton ook verwijderd via maandelijks huis-aan-huis-ophalingen langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. Voor de ophalingen van papier en karton kan de gemeente beroep doen op de verenigingen volgens de voorwaarden zoals bepaald door het College van Burgemeester en Schepenen. §2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf. Het mag ook niet worden aangewend als recipiënt voor andere afvalstoffen. Artikel 2.6.30 De afvalstoffen van ambachtelijke- en handelsactiviteiten kunnen slechts worden meegegeven met de ophalingen van het papier en karton indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalstoffen en indien hun wijze van aanbieding beantwoordt aan de bepalingen van dit hoofdstuk. Afdeling 3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.31. §1. Het papier en karton moet voor de huis-aan-huis-ophalingen bij voorkeur verpakt worden in kartonnen dozen of desgevallend samengebonden met natuurtouw worden aangeboden. Het papier en karton mag niet in een ander verpakkingsmateriaal dan papier of karton worden aangeboden. §2. Het gewicht van één baal papier en karton mag niet hoger zijn dan 15 kg Artikel 2.6.32 Papier en karton dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.3.29 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit papier en karton nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen. Artikel 2.6.33 §1 : Papier en karton mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de omhaling van het papier en karton zal plaatsvinden, aan de rand van de weg worden geplaatst. §2 : Het papier en karton moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun papier en karton neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek. §3 : De inwoners die het papier en karton buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel ongewenst uitspreiden ervan en staan zelf in voor het opruimen. HOOFDSTUK 6 : SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL Afdeling 1 – Definitie
17 Artikel 2.6.34 Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna K.G.A. genoemd: de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 1 § 1 van het besluit van de Vlaamse Executieve van 13.03.1991 tot vaststelling van de algemene voorwaarden die gelden voor de verwijdering van gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen. Afdeling .2. – Inzameling Artikel 2.6.35. §1. Het K.G.A., motorolie, frituurolie en vetten worden ingezameld via het containerpark tijdens de normale openingsuren §2. K.G.A. mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grof huisvuil of een andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in de vorige paragraaf … Artikel 2.6.36. Bedrijfsafvalstoffen kunnen niet meegegeven worden met de ophalingen van het K.G.A.. Bedrijfsafvalstoffen worden evenmin aanvaard als K.G.A. bij de inzameling via de inrichting voor het opslaan en sorteren van K.G.A., aansluitend of behorend bij het containerpark. Afdeling 3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.37 §1. Het K.G.A. moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen worden aangeboden. Hiervoor stelt de gemeente per gezin een milieubox ter beschikking. §2. Het achterlaten op het voetpad of op de openbare weg van de milieubox, bijvoorbeeld in afwachting van de huis-aan-huisinzameling, is verboden. Artikel 2.6.38. Het aangeboden K.G.A. wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de voortbrenger zelf aanduidingen over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het K.G.A. op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere ongewenste effecten te voorkomen. Artikel 2.6.39. §1. De afgifte van K.G.A. op het containerpark gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van een door de vergunninghouder aangesteld persoon. Deze aangestelde verantwoordelijke persoon heeft ten allen tijde het recht de persoon die het K.G.A. aanbrengt te vragen zich kenbaar te maken als inwoner van de gemeente; §2 Het K.G.A. dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door de parkwachter in de inrichting aansluitend bij het containerpark gedeponeerd. De aanbieder mag dit niet zelf doen. Dit geldt niet voor de motorolie of frituurolie en vetten die op een containerpark worden aangeboden, waar de aanbieder zelf deze soorten K.G.A. in de daarvoor bestemde recipiënten dient over te gieten of te deponeren. Afdeling 4. – Gebruik van de milieubox
18 Artikel 2.6.40. De milieubox is eigendom van het Vlaams Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de gebruikers ter beschikking gesteld. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het gebruik van de milieubox dat dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen dan dit reglement. Bijgevolg mogen alleen de afvalstoffen, vermeld in artikel 5.5.2.2. van het Besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (VLAREA), worden aangeboden in de milieubox. Artikel 2.6.41. De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de gebruiker niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres. Afdeling 6.3. – Gebruik van de milieubox Artikel 2.6.42. De milieubox is eigendom van het Vlaams Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de gebruikers ter beschikking gesteld. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het gebruik van de milieubox dat dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen dan dit reglement. Bijgevolg mogen alleen de afvalstoffen, vermeld in artikel 5.5.2.2. van het Besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (VLAREA), worden aangeboden in de milieubox. Artikel 2.6.43. De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de gebruiker niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres. HOOFDSTUK 7 : SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE – FRUIT- EN TUINAFVAL EN ORGANISCH BIOLOGISCH VERGELIJKBAAR BEDRIJFSAFVAL Afdeling 1 – Definitie Artikel 2.6.44. §1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt als Groente-, Fruit- en Tuinafval, hierna G.F.T. genoemd: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere vruchten, groente- en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren, verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en schaafkrullen, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente- en siertuin en die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of ermee vergelijkbare afvalstoffen; §2 : Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof onversnipperd snoeihout, beenderen, mosselschelpen, kadavers, haar, aarde en zand, sauzen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, assen, houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als G.F.T.-afval beschouwd. Afdeling 2. – Inzameling Artikel 2.6.45.
19 §1. Het G.F.T.-afval en organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval wordt om de twee weken opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. §2. Het G.F.T.-afval en het organisch biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, inclusief containerpark, dan omschreven in de vorige paragraaf. §3. Verontreinigd G.F.T. en organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden niet aanvaard bij de selectieve inzameling. Afdeling 3. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.46. §1. Het G.F.T.-afval en het organisch - biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval moeten afzonderlijk van andere afvalstoffen worden aangeboden in een daartoe door de gemeente ter beschikking gestelde (groene) “G.F.T.-container” van 40 l, 120 l, 240l en 1100 l. De container dient zorgvuldig gesloten te worden. Gebouwen en/of gebouwencomplexen met meer dan 5 wooneenheden kunnen een 1100 l container ter beschikking krijgen Artikel 2.6.47. §1. Het gewicht van de container mag niet groter zijn dan : 15 kg voor een container van 40 l. 50 kg voor een container van 120 l. 80 kg voor een container van 240 l. 500 kg voor een container van 1100 l §2. Per aansluitpunt en per ophaalbeurt mogen maximaal 2 containers G.F.T.-afval en/of organisch – biologisch bedrijfsafval aangeboden worden. Hiervan kan slechts om voldoende gemotiveerde redenen worden afgeweken. §3. De container voor G.F.T. en/of organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval, dient te worden aangeboden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De container moet worden aangeboden met het containerhandvat en de zelfklever (met adresgegevens) gericht naar de openbare weg. §4. De G.F.T.-containers mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het G.F.T.-afval zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst. Afdeling 4. – Gebruik van de G.F.T.-container Artikel 2.6.48. De G.F.T.-container wordt huis-aan-huis afgeleverd. Deze G.FT.-container blijft eigendom van de gemeente en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de G.F.T.-ophaling en/of ophaling van organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. Artikel 2.6.49. §1. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik van de G.F.T.container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de G.F.T.-container uitsluitend mag gebruikt worden voor de opslag van G.F.T.-afval en organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval en uitsluitend mag worden aangeboden op de wijze zoals voorzien in de artikels 2.6.44. en 2.6.45. van dit reglement. §2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de gebruiker de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe G.F.T.-container. De
20 kosten van herstelling of vervanging kunnen door de eigenaar van de G.F.T.-container verhaald worden op de gebruiker, in geval van oneigenlijk gebruik. §3. De door nalatigheid of met opzet aangebrachte beschadiging van de container zal worden beboet met een boete ten bedrage van 10 maal het jaarlijkse bedrag voor de ter beschikkingstelling van de container, vermeerderd met een bedrag van 50 EUR voor administratieve- en logistieke kost’. Artikel 2.6.50. De G.F.T.-container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is geleverd. Ingeval van verhuizing is het de gebruiker niet toegestaan om de G.F.T.-container mee te nemen naar diens nieuw adres. Artikel 2.6.51. Gezinnen of inrichtingen die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een G.F.T.-container kunnen via EcoWerf bij de gemeente een G.F.T.container bekomen. HOOFDSTUK 8 : SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTIEK, METAAL EN DRANKKARTONS Afdeling 1 – Definitie Artikel 2.6.52 §1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Plasticverpakkingen, Metaalverpakkingen en Drankverpakkingen, hierna P.M.D. genoemd, verstaan : plastic flessen en flacons van frisdrank, water, melk, detergenten en verzorgingsproducten; metalen blikjes van bier, frisdrank en water; conservenblikken; metalen deksels en schroefdoppen van flessen en bokalen en kartonnen drankverpakkingen, met uitzondering van papieren verpakkingen en glasverpakkingen. §2 : Het aangeboden P.M.D.-afval mag geen K.G.A., glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten. Afdeling 2 - Inzameling Artikel 2.6.53. §1. Voor het verwijderen van P.M.D. kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. Daarnaast kan het P/M.D. ook verwijderd worden via tweewekelijkse huis-aan-huis-ophalingen langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. §2. P.M.D. mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf. Afdeling 3 – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.54. §1. Het P.M.D.-afval moet, zowel bij de huis-aan-huis ophalingen als bij aanbieding op het gemeentelijk containerpark, aangeboden worden in speciaal daartoe bestemde kunststof zakken. Deze zakken zijn verkrijgbaar bij de gemeente tegen een door de gemeenteraad te bepalen bedrag. §2. De verschillende fracties van het P.M.D.-afval mogen gemengd in de daartoe bestemde zakken worden aangeboden. §3. Het gewicht van één zak P.M.D.-afval mag niet hoger zijn dan 10 kg en de zak moet volledig gesloten worden aangeboden.
21 §4. Het aangeboden P.M.D.-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze dan P.M.D. –afval. Artikel 2.6.55 P.M.D.-afval dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.3.52 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen. Artikel 2.6.56 §1 : Het P.M.D.-afval mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het P.M.D.-afval zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst. §2 : Het P.M.D.-afval moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun P.M.D.-afval neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek. §3 : De inwoners die het P.M.D.-afval buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel ongewenst uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. HOOFDSTUK 9 : SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN Afdeling 1. - Definitie Artikel 2.6.57. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder oude metalen verstaan: alle soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, ferro en non-ferrometalen, andere dan deze behoren tot het P.M.D. en de herbruikbare goederen. Afdeling 2. - Inzameling Artikel 2.6.58. §1. De “oude metalen” worden 2 maal per jaar, op afroep opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. Daarnaast kunnende “oude metalen” verwijderd worden via het gemeentelijk containerpark. §2. Oude metalen op afroep, procedure: - contacteer gratis de groene lijn van Ecowerf - de nodige afspraken worden telefonisch gemaakt: correct adres, aard van afval en aantal stuks, datum van ophaling. §3. Witgoed mag niet worden meegegeven met de “oude metalen”. §4. “Oude metalen” mogen niet meegegeven worden met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in §1. van dit artikel. Artikel 2.6.59. De afvalstoffen van ambachtelijke en handelsactiviteiten kunnen niet meegegeven worden met de ophaling van “oude metalen”. Afdeling 2. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.60.
22
§1. De “oude metalen” moeten los worden aangeboden en mogen niet worden verpakt in vuilniszakken, kartonnen dozen of papieren zakken. §3. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet hoger zijn dan 30 kg. Het oude metaal mag geen lengte, oppervlakte of volume hebben dat groter is dan resp. 2 meter, 2 meter op 1 meter en 1 m³. §4. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen. Artikel 2.6.61. Oude metalen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.6.58 van dit reglement worden niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen. Artikel 2.6.62 §1 : De oude metalen mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van de oude metalen zal plaats vinden, aan de rand van de weg geplaatst worden. §2 : De oude metalen moeten de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun oude metalen neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek. §3 : De inwoners die de oude metalen buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. HOOFDSTUK 10 : SNOEIHOUT Afdeling 1. - Inzameling Artikel 2.6.63. §1. Voor het verwijderen van groenafval kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. §2. Groenafval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in de voorgaande paragraaf. §3. Verontreinigd groenafval wordt niet aanvaard bij de selectieve ophaling §4. Het snoeihout wordt op driemaal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. Afdeling 2. – Wijze van aanbieding Artikel 2.6.64. §1. Alleen houtgewas komt voor snoeihout in aanmerking, dus geen rietstengels en snoeisel van hagen en coniferen, houten meubelen, oude planken…. §2. De takken moeten een minimum lengte hebben van 20 cm en de diameter van de stam mag maximaal 12 cm bedragen. §3. Het snoeihout moet in bundels van maximum 25 kg worden gedeponeerd langs de rand van de openbare weg. Het mag niet in vuilniszakken, kartonnen dozen of papieren zakken worden aangeboden.
23 §4. De hoeveelheid snoeihout per ophaalbeurt en per gezin wordt beperkt tot maximaal 5m³. Grotere hoeveelheden kunnen eventueel apart kunnen worden opgehaald na afspraak en mits voorafgaande betaling tegen geldende tarieven; §5. Het snoeihout wordt enkel en alleen afgehaald aan het adres van de inwoner; Het snoeihout dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.3.63 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen. Artikel 2.6.65. §1 : Het snoeihout mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de ophaling van het snoeihout zal plaats vinden, aan de rand van de weg geplaatst worden. §2 : Het snoeihout moet door de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun snoeihout neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek. §3 : De inwoners die het snoeihout buiten zetten, zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen. HOOFDSTUK 11 : A.E.E.A. EN HERBRUIKBARE GOEDEREN Afdeling 1. – Inzameling Artikel 2.6.66. §1. Voor de inzameling van A.E.E.A. (afgedankte elektrische en elektronische apparaten) kan een beroep gedaan worden op het door de administrateur van de OVAM erkend kringloopcentrum te Kessel-Lo met als telefoonnummer 016/26 09 21 Deze inzameling kan gebeuren op aanvraag van de aanbieder. Daarnaast kan het A.E.E.A. verwijderd worden via het gemeentelijk containerpark. §2. Sinds 1 juli 1999 mag het A.E.E.A. niet meer meegegeven worden met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in §1. van dit artikel. Artikel 2.6.67. §1. Herbruikbare goederen die niet behoren tot het A.E.E.A. worden eveneens ingezameld door het kringloopcentrum, werkzaam in de gemeente. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum. In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde herbruikbare goederen meegegeven worden met het huisvuil, grof vuil of metalen gemengd. §2. Herbruikbare goederen mogen niet meegegeven worden met een andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in §1. van dit artikel. Artikel 2.6.68 Textiel §1. Voor het verwijderen van textiel kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk containerpark. Daarnaast kan textiel ook verwijderd worden via textielcontainers die op verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn. §2. Textiel mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf. §3. De inzameling van textiel zoals beschreven in §1 is enkel bedoeld voor herbruikbaar huishoudelijk textielafval, alle kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel
24 (gordijnen, overgordijnen tafelkleden, servetten), lompen, … . Vuile en besmeurde kleding, spullen die onder verf of olie zitten, groezelige tapijten, alle andere afval horen hier niet thuis. Afdeling 2. Wijze van aanbieding Artikel 2.6.69. inzameling van textiel via textielcontainers en via het gemeentelijk containerpark §1. De inzameling van textiel via textielcontainers gebeurt door erkende textielinzamelaars, erkend door OVAM waarmee de gemeente een schriftelijke overeenkomst afsluit. §2. Dit geldt voor alle textielcontainers op gemeentelijk grondgebied en op private terreinen, dus ook voor de inzameling van textiel via het gemeentelijk containerpark. §3. Het storten in de textielcontainers van om het even welke andere afvalstof dan textiel, is verboden. Het is verboden om naast de textielcontainers lege of volle dozen, kratten of andere voorwerpen achter te laten, sluikstorten en/of storten van ander afval in de containers zal bestraft worden §4. Elke vorm van sluikreclame of informatie aangebracht op deze textielcontainers is verboden. HOOFDSTUK 12 : SLOTBEPALINGEN Artikel 2.6.70. Dit gemeentelijk politiereglement is geldig, onverminderd de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. Artikel 2.6.71. De inbreuken op dit reglement worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten, algemene of provinciale verordeningen, op dit vlak geen andere straffen voorzien. Artikel 2.6.72. Dit reglement zal bekend gemaakt worden overeenkomstig artikel 112 en 114 van de Nieuwe Gemeentewet. Artikel 2.6.73. Een eensluidend afschrift van dit reglement zal in drievoud worden overgezonden aan de heer gouverneur voor kennisgeving aan de bestendige deputatie en conform artikel 119 van de nieuwe gemeentewet aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, aan de griffie van de politierechtbank. Ter kennisgeving zal eveneens een afschrift worden toegezonden aan OVAM en het bestuur milieuinspectie (Aminal). 15.12.2008
HOOFDSTUK 3
SPELEN, SCHIETEN MET VUURWAPENS, FEESTEN EN VERMAKELIJKHEDEN
3.1. Niemand mag in de straten en op de openbare pleinen om het even welke spelen inrichten, van aard samenscholingen te veroorzaken, het verkeer te belemmeren, de voorbijgangers te hinderen of ongemakken te veroorzaken, zonder toelating van de burgemeester. 15.12.2008
25 3.2. Balspelen zijn toegelaten op de door de burgemeester vastgestelde plaatsen, de spelers moeten zich schikken naar de aanduidingen van de politie. Kinderspelen zijn toegelaten op de door het schepencollege aangeduide plaatsen. 3.3. Het gebruik van loopfietsen, rolschaatsen en rolplanken is verboden op voetpaden, rijwielpaden en rijbanen. Het gebruik is toegelaten op de plaatsen waar de kinderspelen door het schepencollege veroorloofd zijn. 3.4. Het is verboden op de openbare weg, of andere openluchtplaatsen alwaar publiek toegang heeft, vermakelijkheden in te richten zoals: bals, concerten, zangvoordrachten, recitals, spelen, prijskampen of vertoningen te houden zonder voorafgaande toelating van de burgemeester. 3.5. De inrichters van bals, danspartijen, concerten, zangvoordrachten, recitals, of andere vermakelijkheden, in gesloten zalen toegankelijk voor het publiek of in openbare instellingen, zullen hiervan minstens 10 werkdagen vooraf kennis geven aan de burgemeester. 3.6. Kramers, of om het even welke kooplieden, mogen zich niet op de openbare weg of op de plaatsen toegankelijk voor het publiek opstellen, zonder toelating van de burgemeester. 3.7. Niemand mag zich gemaskerd in de straten en in de openbare inrichtingen vertonen behoudens bij toegelaten manifestaties. Zij mogen niet in het bezit zijn van stokken of enig ander wapen of gevaarlijk voorwerp. Het is hen ook verboden welke stoffen ook te werpen, het publiek lastig te vallen op ongeoorloofde wijze enz… en winkels of huizen te betreden. 3.8. Niemand mag een vermomming dragen die strijdig is met de goede zeden, of die van aard is de openbare orde te verstoren. 3.9. Het is verboden, zonder toelating van de burgemeester, vreugdeschoten, vuurwerk of voetzoekers af te steken, hetzij op de openbare weg, hetzij op private eigendommen al dan niet afgesloten. 3.10. Onverminderd een verplichte voorafgaande toelating van de burgemeester, voorzien door art. 3.9., is het verboden al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijkaardige toestellen te plaatsen op minder dan 200 m van de dichtst bijgelegen woning. Daarenboven is artikel 11.1.2.1. van toepassing. Het is verboden deze toestellen te laten werken tussen 21.00 uur en 06.00 uur. De ontploffingen mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van minder dan 5 minuten. Het gebruik moet streng beperkt blijven voor het beveiligen van fruit, groenten of graansoorten. 3.11. Het elastiekspringen “Benji” genoemd, wordt op het grondgebied van de gemeente Kortenberg verboden. 2 GR van 1 oktober 1990 HOOFDSTUK 4
NUMMERING DER HUIZEN, HET AANPLAKKEN, BESCHADIGINGEN 4.1. 4.1.1. De inwoners zijn verplicht het door het gemeentebestuur toegekende huisnummer aan te brengen en goed zichtbaar te behouden. Een gratis huisnummer kan afgehaald worden op de dienst Ruimtelijke Ordening. Het staat de inwoners vrij om een eigen ontwerp van huisnummer aan te brengen. In geval van verandering der nummers, mogen de oude nummers slechts gedurende twee jaar behouden blijven; zij moeten met een streep doorgehaald worden door de inwoners en moeten nadien door hen verwijderd worden.
26 4.1.2. De eigenaars van gebouwen zijn gehouden, zelfs als deze achter de rooilijn gebouwd zijn, zonder vergoeding, de openbare besturen toe te laten straatnaamborden, openbare verlichtings-, telefoon- of teledistributietoestellen en draden, verkeerssignalisatieborden en andere verkeerstekens vast te hechten aan deze constructies. 4.2. In geval van verbouwing, verandering, bepleistering of het schilderen van een gebouw, is de eigenaar verplicht het nummer zichtbaar te laten of het, binnen de acht dagen vanaf de voltooiing der buitenwerken, te (doen) herplaatsen. 4.3. Niemand, uitgezonderd de aangestelde plakker, mag zonder voorafgaande toelating van het schepencollege, op de officiële aanplakborden plakken. Het is verboden op de muren, schutsels die op straat uitgeven of op de installaties van openbaar nut, aan te plakken of te schilderen. Dit geldt niet voor de berichten van openbare verkopen, schouwburgen, concerten en dansfeesten die worden uitgehangen aan de bedoelde huizen of inrichtingen. 4.4. Het afrukken, bevuilen of bedekken van regelmatig aangebrachte plakbrieven is verboden. 4.5. Het is verboden, op de gevels, palen, lantarens, bomen enz. dienende tot algemeen nut, te klimmen, alsook over de muren en afsluitingen te klauteren. 4.6. Het is verboden voorzieningen van openbaar nut zoals zitbanken, glasbakken enz… te bevuilen of te beschadigen.
HOOFDSTUK 5
PLANTSOENEN, PARKEN, OPENBARE TUINEN, VOETWEGEN
5.1. In de openbare parken, tuinen en bossen, op de openbare weg en op parkeerplaatsen is het verboden onder een tent, in een woonwagen of in een voertuig te kamperen zonder schriftelijke toelating van de burgemeester. 5.2. Het is verboden: 5.2.1. Over de afsluitingen der openbare plantsoenen, parken en tuinen te klauteren. 5.2.2. Door de openbare plantsoenen, parken, tuinen en voetwegen te trekken met hinderlijke voorwerpen, paarden, vee, rijtuigen en andere tweewielige voertuigen anders dan aan de hand geleid. Vallen niet onder dit verbod, de wagens voor kinderen en gehandicapten en fietsers. 15.12.2008
5.2.3. Schade toe te brengen aan het openbaar groen, wegen en voetpaden. 5.2.4. In het struikgewas te dringen, over de grasperken en hellingen te lopen, te zitten of te liggen op de plaatsen waar verbodsplaten zijn aangebracht en de omheiningen en de traliehekkens open te breken. 5.2.5. Er honden te laten lopen zonder deze aan een leiband te houden.
HOOFDSTUK 6
15.12.2008
27
OPENINGS- EN SLUITINGSUREN VAN DE HERBERGEN, SPIJSHUIZEN, BARS, DANCINGS, SPORT- EN FEESTZALEN
6.1. De herbergen, dansgelegenheden en in het algemeen al de plaatsen toegankelijk voor het publiek waar men drank verkoopt, kunnen in geval van nachtlawaai, door de politie verplicht worden, hun instellingen te sluiten vanaf 22.00 uur. Alle personen die na dergelijke sluiting in de plaatsen aangetroffen worden zullen strafbaar zijn als de houder zelf. 6.2. Het is de drankslijters verboden hun inrichting op slot te draaien, er het licht te doven of te dempen, zolang er zich één of meer verbruikers bevinden. 6.3. De uitbaters of inrichters, van om het even welke zaal of bijeenkomst, hebben de verplichting een zitplaats voor te behouden aan de politieambtenaar die er met een ordedienst of zending belast is. 6.4. In de gemeentelijke feestzalen is het ter gelegenheid van het inrichten van een fuif verboden: a) drank te laten gebruiken uit glazen flessen of pinten; b) gratis vaten bier of andere alcoholische dranken te geven; c) sterke drank of cocktails te schenken; d) bier of andere dranken met een alcoholgehalte van meer dan 5,5 graden te schenken.3 6.5. Er wordt voor de fuiven en/of andere evenementen, welke gegeven worden in de gemeentelijke feestzalen, een sluitingsuur ingevoerd te 03.00 uur.4
HOOFDSTUK 7
BRAND
7.1. Brandgevaar, maatregelen tot vrijwaring en bestrijding van branden 7.1.1. Schouwen en brandkranen 7.1.1.1. Onverminderd de bepalingen van het strafwetboek, is ieder eigenaar of huurder verplicht de schouwen waarvan hij gebruik maakt, minstens éénmaal per jaar door een beëdigd schouwveger te laten reinigen. In gebruik zijnde ovens dienen minstens trimesterieel door een beëdigd schouwveger gereinigd worden. 7.1.1.2. De brandkranen in de straten moeten steeds vrij blijven en gemakkelijk te bereiken zijn. Het is verboden deze kranen en de erbij horende conventionele tekens op enigerlei wijze aan het zicht te onttrekken. Indien de brandkranen met sneeuw bedekt zijn, moeten de bewoners van het gelijkvloers, of bij ontstentenis deze van de eerste verdieping, enz. de sneeuw van de brandkranen voor hun woning wegvegen. 7.1.2. Maatregelen in acht te nemen in geval van brand 7.1.2.1. Zodra een brand ontstaat, moeten de personen die hem ontdekken onmiddellijk de dienst “100” of de brandweer van de gemeente of bevoegd centrum verwittigen. 3 4
GR 8 januari 1996 GR 8 januari 1996
28
7.1.2.2. De eigenaars en huurders der huizen waarin brand ontstaat, moeten op het eerste verzoek van de brandweer, van de agenten van de water-, gas- of elektriciteitsdiensten en van de politiediensten hen toegang tot de woning verlenen. 7.1.2.3. Bij brand mogen de eigenaars en huurders van aangrenzende plaatsen of eigendommen de toegang tot hun woonplaats niet weigeren aan personeel vermeld in vorig artikel en met hun materiaal. Ze dienen bovendien al hun watervoorraden ter beschikking te stellen. 7.1.2.4. Het is verboden op welke manier ook, zonder gegronde redenen, de veiligheids- of hulpdiensten op te roepen. 7.2. Brandvoorkomingsmaatregelen in de dancings, lokalen waar gedanst wordt, schouwburgen, sport- en feestzalen 7.2.1. Algemeenheden 7.2.1.1. Deze verordening heeft tot doel de voorwaarden te bepalen waaraan deze zalen of lokalen moeten voldoen om: - brand te voorkomen; - ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden; - een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te verzekeren 7.2.1.2. Deze verordening is van toepassing op al deze lokalen, onverminderd de andere wettelijke en reglementaire bepalingen ter zake, inzonderheid deze betreffende de stedenbouw en de ruimtelijke ordening, het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming. Zij is niet van toepassing op de instellingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen, tenten enz. 7.2.2. Bouwelementen, wandbekleding en versieringen 7.2.2.1. De muren, balken en kolommen die tot algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen, moeten uit onbrandbare materialen zijn samengesteld. De graad van weerstand tegen brand zal minstens één uur zijn. 7.2.2.2. Voor de losse of vaste wandbekleding, de versiering, de bekleding van de zitplaatsen, mogen geen gemakkelijk brandbare materialen worden aangewend, zoals rietmatten, stro, karton, boomschors, papier, brandbare textielstoffen en andere soortgelijke stoffen. 7.2.2.3. Brandbare stoffen, die een brandvertragende behandeling hebben ondergaan, zijn uitzonderlijk toe te laten, indien hun graad van weerstand tegen brand minstens een half uur bedraagt en ze in hun geheel gemakkelijk te verwijderen zijn voor eventuele hernieuwing van de brandvertragende behandeling. Een attest betreffende de geldigheidsduur van de graad van weerstand tegen brand, en de hernieuwing van de behandeling dient telkens aan de brandweerdienst te worden voorgelegd. 7.2.2.4. Wandbekledingen en versieringen die door warmte-invloed giftige gassen vrijgeven, zijn niet toe te laten. 7.2.2.5. De versiering van de wanden moet zodanig zijn aangebracht dat de mogelijkheid niet bestaat dat vuil, afval en dergelijke in of op de versiering kan worden verzameld. 7.2.3. Uitgangen en ontruiming 7.2.3.1. De in- en uitgangen moeten in verhouding zijn met de maximale capaciteit van de zaal of lokalen en moeten de mogelijkheid bieden deze in een minimum van tijd en op veilige wijze te ontruimen. Daarom zal getracht worden aan de uitgangswegen, uitgangen en deuren een totale breedte
29 te geven gelijk, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen te bereiken. In ieder geval moet de breedte van de uitgangswegen, uitgangen en uitgangstrappen minimum 0,80 m zijn. 7.2.3.2. De lokalen die op bovenverdiepingen of in kelderverdiepingen gelegen zijn moeten door ten minste één trap bediend worden niettegenstaande het bestaan van de nooduitgang voorgeschreven in art. 7.2.3.5. en van elk toegangsmiddel (bvb lift). 7.2.3.3. Alle uitgangen en nooduitgangen moeten over de volle breedte steeds vrij zijn van belemmeringen; zij mogen aldus niet versperd worden door de vestiaires, het stallen van fietsen, het opslaan van goederen of het verkopen van eetwaren. Zij moeten gemakkelijk verbinding geven met de openbare weg of een veilige ruimte, gelegen op het gelijkvloers, waarvan de oppervlakte in verhouding staat tot de maximale capaciteit van de zaal. 7.2.3.4. De deuren geplaatst tussen de lokalen waar het publiek aanwezig is alsook alle in- en uitgangen dienen te openen in de richting van de vluchtweg. Tijdens de openingsuren mogen zij in geen geval gegrendeld of met sleutel gesloten worden. Draaideuren en draaipaaltjes zijn verboden. 7.2.3.5. Ten minste een nooduitgang moet voorzien worden bij voorkeur aan de tegenovergestelde kant van de ingang van de zaal. Deze nooduitgang moet opendraaien in de zin van de uitgang, moet volledig afhankelijk zijn van de eigenlijke zaal, moet op een gemakkelijke wijze toegang verlenen tot de openbare weg of een veilige ruimte waarvan de oppervlakte in verhouding staat tot de maximale capaciteit van de zaal. Betreffende het aanbrengen van een nooduitgang kan in bepaalde gevallen door de burgemeester, na raadpleging van de officier-dienstchef van de bevoegde brandweerdienst, daarop een afwijking toegestaan worden. 7.2.3.6. De muren die de zaal scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met inbegrip van de zoldering en de vloer, moeten een graad van weerstand tegen brand van minstens één uur hebben. De deuren, verbinding gevend tussen de zaal en de lokalen of ruimten niet behorend tot de uitbating, moeten zelfsluitend zijn en een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens een half uur. 7.2.3.7. De wanden van de kokers (voor leidingen, huisvuil) desgevallend alle controleluiken die in de dancing uitmonden, moeten een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens een half uur. 7.2.3.8. De plaats van elke uitgang of nooduitgang moet aangegeven zijn door het opschrift “uitgang” of “nooduitgang”. Deze opschriften zijn groen op een witte achtergrond of wit op een groene achtergrond. Zij moeten goed leesbaar zijn vanuit alle delen van de zaal. De richting van de doorgangen en trappen die naar de uitgangen leiden wordt, zo dit door schikking van de plaatsen vereist is, op opvallende wijze aangegeven door pijlstrepen in het groen op witte achtergrond of wit op groene achtergrond. De verlichting van deze opschriften en aanduidingen is aangesloten op de normale verlichting en op de noodverlichting. 7.2.3.9. De trappen moeten uit rechte delen bestaan; rol-, draai- en spiltrappen zijn verboden. De treden moeten slipvrij zijn. 7.2.4. Verlichting en elektrische installaties 7.2.4.1. De lokalen moeten verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als algemene verlichtingsbron. 7.2.4.2. De inrichting moet voorzien zijn van een noodverlichting die voldoende lichtsterkte heeft om een ordelijke ontruiming te verzekeren, automatisch en onmiddellijk in werking treedt bij het uitvallen van de gewone verlichting en minstens één uur in werking blijft.
30
7.2.5. Verwarming 7.2.5.1. De zaal moet verwarmd en verlucht worden op zodanige wijze dat alle veiligheidsmaatregelen getroffen zijn om verhittingen, ontploffingen en brand te vermijden. 7.2.5.2. Verplaatsbare verwarmingstoestellen of houders met vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn niet toegelaten. 7.2.5.3. Het opslaan van brandbare vloeistoffen, vloeibaar gemaakte gassen en licht brandbare vaste stoffen is verboden in de lokalen waar het publiek vertoeft. 7.2.5.4. De stookplaats van de centrale verwarming en de brandstofvoorraad moeten in een afzonderlijk, daartoe bestemd, goed verlucht lokaal worden geïnstalleerd, dat niet rechtstreeks uitgeeft op de zaal. De muren, vloeren en zolderingen van deze lokalen zullen een weerstand tegen brand van minstens twee uren hebben. Deze lokalen zullen afgesloten worden door een zelfsluitende branddeur met een graad van weerstand tegen brand van één uur. 7.2.5.5. De toevoerleiding tussen brandstofvoorraad en stookplaats moet stevig bevestigd en uit metaal vervaardigd zijn. Op deze toevoerleiding moet ten minste één afsluitkraan worden geplaatst, op een veilige gemakkelijk bereikbare plaats, buiten de stookplaats gelegen. 7.2.6. Brandbestrijdingsmiddelen 7.2.6.1. Voor de beveiliging tegen brand moeten de passende brandblusmiddelen aanwezig zijn, die uitrusting moet vastgesteld worden in akkoord met de bevoegde brandweerdienst. 7.2.6.2. Het brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd zijn tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn. Dit materieel moet steeds gebruiksklaar zijn. 7.2.6.3. Binnen de lokalen is het gebruik verboden van snelblustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof en andere producten waardoor er zeer giftige uitwasemingen kunnen ontstaan. 7.2.7. Bijkomende voorschriften waaraan de nog op te richten zalen moeten beantwoorden 7.2.7.1. De minimumgraad van weerstand tegen brand van de volgende bouwelementen is: Twee uren: voor de muren, balken, kolommen, e.a. die tot de algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen; voor de muren die de zaal scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met inbegrip van de zoldering en de vloer; Eén uur: voor de overige muren, vloeren, zolderingen, trappen; voor de deuren, verbinding gevend tussen de zaal en de lokalen of ruimten niet behorend tot de uitbating; Een half uur: voor de wand- en plafondbekledingen en de valse plafonds. 7.2.7.2. De uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die naar de zaal leiden, moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters aan het aantal personen die ze gebruiken om de uitgangen van de zaal te bereiken. De trappen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het getal vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze er naar opstijgen. Onder deze personen worden de klanten en het personeel van de zaal verstaan die deze trappen, uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naartoe leiden, moeten gebruiken. Indien het aantal van deze personen niet met voldoende benadering kan vastgesteld worden, stelt de uitbater dit aantal onder zijn eigen verantwoordelijkheid vast.
31
7.2.7.3. Rook-evacuaties: desgevallend kunnen door de burgemeester, na raadpleging van de officierdienstchef van de bevoegde brandweerdienst, ventilatiekoepels of rookluiken voorgeschreven worden. 7.2.8. Periodieke controle 7.2.8.1. Het materiaal voor de brandbestrijding en de verwarmingsinstallatie moet minstens éénmaal per jaar door een bevoegd persoon aan een speciaal nazicht onderworpen worden. De controlekaart moet steeds aan het toestel bevestigd zijn. 7.2.8.2. De elektrische installaties en de noodverlichting dienen om het jaar door een erkend organisme aan een speciaal nazicht onderworpen te worden. 7.2.8.3. Iedere dag wordt, bij de opening van de zaal door de uitbater de noodverlichting beproefd en de toestand van de nooduitgangsdeuren nagezien. 7.2.9. Bijzondere voorschriften 7.2.9.1. De verschillende graden van weerstand tegen brand dienen te worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van norm NBN 713.020. 7.2.9.2. De nodige maatregelen dienen genomen te worden om de brandrisico’s, afkomstig van het roken, te weren. 7.2.9.3. Desgevallend zal door de gasmaatschappij op de gas-toevoerleiding buiten het gebouw een afsluiter worden geplaatst. Deze zal op de voorgevel worden aangeduid met de letter “G”. 7.2.9.4. De zaal moet op het openbaar telefoonnet zijn aangesloten. In de onmiddellijke omgeving van het telefoontoestel, zullen de telefoonnummers van de hulpdiensten aangeduid staan. 7.2.9.5. Al het personeel zal tegen de gevaren, voortvloeiend uit een brand in de inrichting, ingelicht worden. Sommige personeelsleden, speciaal vooraf aangeduid omwille van de permanentie en de aard van hun functie, moeten geoefend worden in het hanteren van de brandbestrijdingsmiddelen en de ontruiming van de inrichting. 7.2.9.6. In verband met een regelmatige controle, zal de uitbater van de zaal ten allen tijde toegang verlenen aan de afgevaardigden van de burgemeester. 7.2.9.7. De burgemeester kan ten allen tijde, na raadpleging van de officier-dienstchef van de bevoegde brandweerdienst, afwijkingen op onderhavige reglementering toestaan. Hij kan, eveneens in dezelfde voorwaarden, de sluiting van de zaal bevelen. 7.2.9.8. Onverminderd de bepalingen van deze verordening zullen de uitbaters van de zalen zich moeten schikken naar de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming.
HOOFDSTUK 8
HET LEEFMILIEU - LUCHTBEZOEDELING
8.1. Het is verboden rook, roet, stof, geuren, dampen, giftige of bijtende gassen die buren kunnen hinderen of de lucht verontreinigen, of die van aard zijn neerslag of uitwasemingen te veroorzaken die
32 schadelijk zijn voor de openbare gezondheid, veiligheid, landbouw, gedenktekens, bouwwerken, natuurschoon enz. te lozen. 8.2. Het vervoer van onwelriekende stoffen in open bakken is verboden in de bebouwde kommen. Uitgespreide onwelriekende stoffen moeten zo vlug mogelijk ondergewerkt worden.
HOOFDSTUK 9
INZAMELEN, HET BELLEN AAN HUIZEN
9.1. Het is verboden op de openbare weg of openbare plaatsen geld of andere inzamelingen te houden, zonder schriftelijke toelating van de burgemeester.
HOOFDSTUK 10
HUISDIEREN
10.1. De houders van dieren waarvan het buitensporig, abnormaal lawaai de rust der buren verstoort, zijn strafbaar volgens de voorschriften van dit reglement. De houders zijn ertoe verplicht hun dieren onderdak en huisvesting te verlenen derwijze dat hun geluiden de buren niet bovenmatig kunnen storen. Onverminderd de toepassing van artikel 64 van het Gemeentedecreet en artikel 36 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, kan de burgemeester de politieambtenaren laten overgaan tot de inbeslagname van het dier en het dier laten plaatsen in een dierenasiel, zo de eigenaar of de houder van het dier na eerste waarschuwing geen passende maatregelen zou genomen hebben en de abnormale hinder zou aanhouden waarbij de openbare rust wordt verstoord. (09.11.2009) 10.2. Het is verboden dieren op de openbare weg of op andermans eigendom, afgesloten of niet, vrij te laten rondlopen. 10.3. Het is verboden, op gelijk welke plaats, honden te laten loslopen zonder toezicht. Zwervende honden zullen opgesloten worden, of bij gevaar ter plaatse afgemaakt. Indien de opgesloten honden binnen de vijf dagen niet opgeëist worden door de eigenaar, zullen ze aan een dienst voor dierenbescherming overgemaakt worden. 10.4. Dieren die de neiging hebben te bijten, moeten op de openbare weg een muilband dragen. 10.5. Het houden van gevaarlijke of wilde dieren is aan een voorafgaandelijke en speciale toelating van de hogere overheid onderworpen. De aanwezigheid van honden van het ras Pit Bull Terrier is verboden op het grondgebied van de gemeente. 5
DUIVEN
5
GR van 2 mei 1988
33 10.6. De houders van duiven, die niet deelnemen aan duivenwedstrijden, zijn gehouden hun duiven op te sluiten de dagen dat duivenwedstrijden plaats hebben, tot op het ogenblik dat de wedstrijden geëindigd zijn. 10.7. Het is verboden op markten, braderies, rommelmarkten en kermissen dieren te verkopen, te ruilen, als attracties of als prijs aan te bieden, met uitzondering van pluimvee en konijnen. Het pluimvee dient een zodanig minimum leeftijd te hebben dat het pluimen heeft (geen kuikens). Het pluimvee en de konijnen dienen in voldoende ruime hokken aangeboden te worden, dienen te beschikken over drinkwater en dienen behandeld te worden op een diervriendelijke manier.
HOOFDSTUK 11
VOORKOMING EN BESTRIJDING VAN GELUIDSHINDER
11.1. Algemene bepalingen en verplichtingen 11.1.1. Iedereen is verplicht zich zodanig te gedragen dat anderen niet meer dan noodzakelijk door geluid gehinderd worden. Is dan ook verboden elk gerucht of rumoer bij dag of bij nacht, dat zonder noodzaak wordt veroorzaakt of dat te wijten is aan een gebrek aan vooruitzicht of voorzorg en dat van aard is de rust der inwoners te verstoren. 11.1.2. 11.1.2.1. Onverminderd de toepassing van artikel 11.1.1. wordt als hinderlijk beschouwd en is verboden elk geluid waarvan de sterkte meer bedraagt dan 70 dB (A) tussen 07.00 uur en 20.00 uur en meer dan 45 dB (A) tussen 20.00 uur en 07.00 uur. 11.1.2.2. Wanneer evenwel kan aangetoond worden dat het gebruik noodzakelijk is van een geluidsbron, die onvermijdelijk de in artikel 11.1.2.1. vastgestelde geluidsmaxima overschrijdt, is dit lid niet van toepassing maar kan de geluidsbron onderworpen worden aan een milieuheffing en/of beperkingen in ruimte en tijd. 11.1.2.3. Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer dit het gevolg is van: - spelende kinderen. 6 - neerhofdieren 11.1.3. Onverminderd de toepassing van de artikels 11.1.2.1. en 11.1.2.2. is het gebruik van de geluidsbronnen vermeld in artikel 11.2.1. onderworpen aan de in dit artikel vermelde bijzondere voorschriften. 11.2. Bijzondere bepalingen en voorschriften
11.2.1. Het is verboden op de openbare weg en in de openbare plaatsen (groene zones, parken e.a.) in open lucht radio’s, televisietoestellen, juke-boxen, grammofonen, platendraaiers, registreerapparaten, luidsprekers en in het algemeen alle soorten ontvangst- en zendtoestellen te laten functioneren, tenzij de voortgebrachte geluidssterkte het niveau van 45 dB (A) niet overtreft. 11.2.2. Het is verboden de apparaten vermeld in artikel 11.2.1. te laten functioneren, alsmede het optreden van één of meerdere orkesten, zangers, zang- of dansgroepen, variété-artiesten, al dan niet begeleid of gesteund door muziekinstrumenten, toe te laten in een gebouw, een afgesloten ruimte, een 6
toegevoegd besluit GR 3 september 2007
34 eigendom, openbare-, feest-, dans en drankgelegenheden, indien het geluid 60 dB (A) op de openbare weg of 45 dB (A) in een omliggende woning overschrijdt. Daarenboven mag het voortgebrachte geluid tussen 20.00 uur en 08.00 uur in de omliggende woningen de 35 dB (A) niet overschrijden. Het gebruik van de apparaten en/of het laten optreden van de groepen of personen genoemd in het voorgaande lid kunnen bij overtreding van de daar genoemde normen op elk ogenblik verboden worden op politiebevel. 11.2.3. De burgemeester kan, zelfs voor particuliere gevallen, afwijkingen toestaan op de bepalingen van de artikelen 11.2.1. en 11.2.2. ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen. 11.2.4. Het gebruik van voertuigen uitgerust met of voorzien van luidsprekers bestemd voor het maken van reclame en propaganda zijn onderworpen aan een voorafgaande geschreven toelating van de burgemeester. Die toelating kan in geen geval verleend worden voor zon- en feestdagen tussen 12.00 en 14.00 uur en kan slechts toegestaan worden van 08.00 tot 12.00 uur en van 14.00 tot 19.00 uur. Daarenboven mag het voortgebrachte geluid het niveau van 50 dB (A) niet overschrijden in de woningen. Het is verboden deze microwagen te laten werken op minder dan 100 m van een verpleeginstelling. 11.2.5. Het aanwenden tussen 20.00 en 08.00 uur van fluiten, sirenen, bellen, klokken, muziek, geluidsverwekkende hulpmiddelen, door leurders, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en dienstverleners, met het doel de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen van een dienst is verboden. Tussen 08.00 en 20.00 uur mag de geluidssterkte van de signalen, vermeld in voorgaande alinea, niet meer dan 50 dB (A) bedragen in de woning en ze mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van minder dan 1 minuut en niet langer duren dan 10 seconden. In ieder geval is een voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester vereist. 11.2.6. In werkhuizen of andere inrichtingen is het verboden, tussen 22.00 en 07.00 uur, het begin of het einde van de arbeid of van rustpozen aan te kondigen bij middel van signalen of andere geluidsbronnen die buiten de gebouwen hoorbaar zijn. De in dit verband voortgebrachte geluiden mogen tussen 07.00 en 20.00 uur niet langer duren dan 10 seconden en buiten de beschreven gebouwen geen geluidssterkte van 70 dB (A) overschrijden. 11.2.7. Het gebruik in open lucht van houtzagen of grasmaaiers en andere werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren is verboden tussen 20.00 en 08.00 uur. Op zon- en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen verboden. De verbodsbepalingen in dit artikel zijn echter niet van toepassing op de landbouwmachines aangewend voor de normale exploitatie van een bedrijf. 11.2.8. Het is verboden, met ontploffingsmotoren aangedreven speeltuigen, experimenteervoertuigen en voertuigen, te gebruiken om er oefeningen, vertoningen, persoonlijke- of groepsvermakelijkheden of wedstrijden mee te houden of in te richten in open lucht, op de openbare of private terreinen die gelegen zijn op minder dan 1 000 meter van de woonwijken of woonplaatsen. De gebezigde tuigen dienen in elk geval steeds op minimum 500 meter van de woonwijken of woonplaatsen te blijven. Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester, zelfs voor particuliere gevallen, worden toegestaan ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen; op de inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen, zijn de wettelijke voorschriften van toepassing. 11.2.9. 11.2.9.1. Het is verboden motoren van voertuigen te testen, te laten proef- of warmdraaien, batterijen te laten laden waarvan de voortgebrachte geluidssterkte 50 dB (A) overtreft in de woningen. 7 7
GR van 7 december 1992
35
11.2.9.2. Op minder dan 100 m van één of meer woningen is het verboden in openlucht, ontploffingsmotoren van voertuigen bij stilstand langer dan 5 minuten te laten draaien, alsmede het met tijdsintervallen of continu laten draaien van ontploffingsmotoren voor het in werking houden van een koelsysteem dat op een voertuig bevestigd is. 11.2.10. In de campings mogen de geluidsinstallaties niet gebruikt worden tussen 20.00 en 07.00 uur tenzij voor dringende mededelingen. Het maximum aan geluidssterkte van die installatie dient in verhouding te staan tot de uitgestrektheid van het kampeerterrein, alhoewel artikel 11.1.2.1. hierbij dient in acht genomen te worden. 11.2.11. Materialen, werktuigen of om het even welke lawaaivoortbrengende voorwerpen moeten, bij het hanteren, laden of lossen, gedragen en neergezet worden en niet gesleept of geworpen worden. 11.2.12. Het lossen van de naar markten in open lucht aangebrachte koopwaren, bakken, dozen, kramen en andere voorwerpen, mag niet geschieden voor 07.00 uur en moet zo stil mogelijk gebeuren zodat de rust van de inwoners niet wordt verstoord. 11.2.13. Alarmtoestellen De plaatsing van een buiten-alarmsysteem wordt onderworpen aan een voorafgaande en schriftelijke toelating van het schepencollege ingevolge het vigerend bouwreglement. Dergelijke alarmsystemen mogen voortaan enkel in volgende gevallen in werking treden: 1) in het geval van inbraak in een gebouw waar zo een systeem werd geïnstalleerd; 2) in geval van werkingstests welke de tijdsduur van 5 minuten niet overschrijden. (Deze tests dienen uitgevoerd door een bevoegde firma). Toelating hiervoor dient voorafgaandelijk aangevraagd aan de heer burgemeester of politiecommissaris. 11.3. Slotbepalingen 11.3.1. Telkens als in voorgaande artikelen een geluidsniveau in dB (A) wordt uitgedrukt, wordt dit niveau gemeten bij middel van een geluidsmeter, waarvan de meettolerantie niet groter is dan 1 dB (A). Wanneer geen andere wijze van meten is vastgesteld wordt het geluidsniveau gemeten op 10 meter afstand van de geluidsbron en op een hoogte van 1,2 meter. Indien het geluid echter wordt voortgebracht in een privé-domein, wordt het gemeten op de dichtsbijgelegen grens van het domein. Bij onmogelijkheid van meten op 10 meter afstand of op de grens wordt de hieraan meest benaderende afstand genomen. Indien geen meettoestel voorhanden is, zullen de vaststellingen van de verbaliserende overheid (waarin de geluidshinder duidelijk wordt beschreven) een bindende kracht hebben. Wanneer voorgeschreven wordt dat een geluidsniveau niet mag worden overschreden in de woningen, wordt dit niveau gemeten in de woning van de klager.
HOOFDSTUK 12
MARKTEN
12.1. De marktkramers moeten zich schikken naar de bevelen van de marktleider. Zij zijn er in het bijzonder toe gehouden alle afval, leeggoed, en verpakkingsmateriaal op te ruimen bij het einde van de markt. De organisatie van vrije markten of beurzen is slechts toegelaten mits voorafgaande en schriftelijke toestemming van de burgemeester. Elke deelnemer aan dergelijke markt dient zijn volledige identiteit mee te delen
36 Kunnen eveneens toegelaten worden: - de ambulante verkoop uitgeoefend in het raam van tijdelijke manifestaties van menslievendheid, (voorafgaandelijk) erkend door de Minister van Middenstand. - de ambulante handel uitgeoefend ter gelegenheid van handelsbeurzen, tentoonstellingen en dergelijke manifestaties die tot doel hebben de bekendmaking der goederen en de ontwikkeling van de handel te bevorderen, alsmede in het raam van toevallige manifestaties die tot doel hebben de lokale kleinhandel aan te sporen.
HOOFDSTUK 13 KERMISSEN EN JAARMARKTEN – CIRCUSSEN EN TENTEN
13.1. Brandbeveiligingsmaatregelen 13.1.1. Toepassingsgebied De brandbeveiligingsmaatregelen zijn van toepassing op alle inrichtingen van tijdelijke aard, die voor ten hoogste een maand op een zelfde plaats zijn gevestigd. Als inrichtingen of instellingen die tot dit gebied behoren heeft men: a) de kermisbarakken en circussen; b) de tenten; c) de jaarbeurzen en tentoonstellingen, die niet plaatsgrijpen in zalen van permanente inrichtingen of in gebouwen die gewoon toegankelijk zijn voor het publiek. Deze brandbeveiligingsmaatregelen zijn van toepassing, onafhankelijk van de wettelijke en reglementaire voorschriften aan dewelke de gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde inrichtingen onderworpen zijn, zelfs indien zij van tijdelijke aard zijn, alsmede op de installaties en apparaten geviseerd door het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Zij zullen ingelast worden in het lastenkohier of opgelegd worden bij het verlenen van de vergunning. 13.1.2. Opstelling en bouw van de inrichtingen 13.1.2.1. De barakken en tenten moeten volgens de aangewezen standplaatsen ordelijk opgesteld zijn, derwijze dat zij steeds door de eerste hulpwagens kunnen benaderd worden. De toegangswegen mogen niet gehinderd worden door geparkeerde voertuigen of bezette plaatsen die een vrije beweging van de brandweerwagens zouden kunnen beletten. 13.1.2.2. Door standplaats wordt verstaan de plaats die door een barak of instelling bekleed wordt, met inbegrip van de schoorpalen, spandraden, omheining, trappen en uitsprong van de kap. Een stand is een afgebakend geheel van uitgestalde waren van een fabriek of firma. 13.1.2.3. Het kermisplein mag enkel bezet worden door de rijtuigen welke onmisbaar zijn voor de exploitatie. Het gemeentebestuur oordeelt, in laatste uitspraak en zonder mogelijk beroep, over de gepastheid van elk rijtuig en over de plaats dat het zal innemen. 13.1.2.4. Tussen de verschillende inrichtingen zal, voor het vermijden van brandoverslag, een ruimte van minstens 50 cm breedte gelaten worden. Deze ruimte mag, om het doorlopen van publiek te beletten, desnoods afgesloten worden met een makkelijk te verwijderen latwerk. Circustenten en gedeelde omvangrijke inrichtingen voor vermakelijkheden, jaarbeurzen en/of tentoonstellingen moeten een afzonderlijke standplaats hebben, waarvan de afstand ten opzichte van
37 de andere kermisinrichtingen en de bebouwde omgeving vooraf ter beoordeling is van de commandant van de brandweer of van een daartoe door het gemeentebestuur aangesteld persoon. 13.1.2.5. De materialen, nodig voor de opbouw van tenten of barakken en in het bijzonder van de inwendige inrichting, omvattende de banken, trappen en vloeren, dienen steeds in goede staat van deugdelijkheid en onderhoud te zijn. Banken en stoelen moeten stevig op de vloer bevestigd zijn, met uitzondering nochtans voor de stoelen in een verbruikssalon. 13.1.2.6. De gangen, leidende tot de zit- en/of staanplaatsen en tot de uitgangen, moeten steeds geheel vrij gehouden worden van belemmeringen. 13.1.2.7. Kas- en controleloketten dienen stevig vastgehecht, derwijze dat zij de nuttige breedte der gangen en uitgangen niet tot een mindere afmeting brengen. 13.1.2.8. De uitgangen van een inrichting moeten rechtstreeks op de openbare weg uitgeven en mogen in geen geval andere bezette ruimten of belendende barakken doorlopen. De weg naar de uitgang zal aangeduid worden. De deuren moeten in de richting van de vluchtweg opendraaien en in geopende stand kunnen vastgezet worden. Trommel- en draaikruisdeuren zijn verboden. 13.1.2.9. De breedte van gangen, trappen en uitgangen zal, voor de toeschouwers of bezoekers die deze bedienen, in verhouding zijn van 1 cm per persoon voorziene staan- of zitplaats met een minimum breedte voor elk van 80 cm. De doorgangshoogte zal minimum 2 m bedragen. Voor de ruimten met zitplaatsen geeft dit aantal de maximale bezettingsgraad aan. Ten opzichte van de ruimten die voorzien worden als staanplaatsen of voor deze die door personen doorlopen worden, bijvoorbeeld in jaarbeurzen en tentoonstellingen, is de maximale bezettingsgraad één persoon per 0,6 m2 grondoppervlakte van deze ruimten. 13.1.2.10. Het aantal uitgangen bepaalt zich tot het getal staan en/of ziplaatsen in een inrichting en wel in deze verhouding: - voor minder dan 500 plaatsen; van 1 tot 50 plaatsen: één uitgang; van 51 tot 250 plaatsen: twee uitgangen; van 251 tot 500 plaatsen: drie uitgangen; - voor meer dan 500 plaatsen: een bijkomende uitgang per schijf van 500 plaatsen of een fractie van 500 plaatsen boven de eerste schijf van 500 plaatsen. Deze uitgangen moeten zo ver mogelijk van elkaar liggen. 13.1.2.11. De trappen zijn te voorzien van leuningen in overeenstemming met artikel 641 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. 13.1.2.12. Opschriften, goed zicht- en leesbaar bij daglicht als bij duisternis, dienen de uitgangen en nooduitgangen aan te duiden. 13.1.3. Elektrische installaties 13.1.3.1. Voor de verlichting van de inrichingen, de stands en van de decoratie wordt slechts elektrisch licht toegestaan. 13.1.3.2. De plaats van de verlichtingsornamenten dient derwijze te zijn dat geen brandgevaar kan ontstaan. De verlichtingslampen mogen niet met papier of ander brandbaar materiaal worden omwikkeld.
38 13.1.3.3. De elektrische geleiders moeten op degelijke wijze geisoleerd zijn en mogen niet rechtstreeks vastgehecht woden aan tenten, woonwagens of andere voertuigen, hetzij door middel van isolerend en onbrandbaar materiaal. 13.1.3.4. Een noodverlichting is te voorzien in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek. Deze dient van een zodanige lichtsterkte te zijn dat men zich behoorlijk kan oriënteren. 13.1.3.5. Alle elektrische installaties, zowel van de terreinverlichting als van de onderscheiden inrichtingen en stands zullen uitgevoerd worden volgens de wettelijke voorschriften. 13.1.3.6. De exploitant van een inriching die een elektrische aansluiting vraagt, moet een certificaat van deugdelijkheid van de instelling voorleggen. De instellingen die niet voldoen zullen niet aangesloten worden. 13.1.3.7. Na sluitingstijd moet de elektrische installatie in elke tent of barak dagelijks stroomloos gesteld worden. 13.1.4. Verwarmingsinstallaties 13.1.4.1. De verwarmingsinstallaties en kooktoestellen dienen derwijze opgesteld dat zij alle waarborgen van veiligheid tegen brand bieden. Zij moeten op een stenen vloerplaat of op een plaat van onbrandbaar en warmte slecht geleidend materiaal zijn aangebracht, in een gemakkelijk te bereiken en op buitenlucht geventileerde ruimte. Het gebruik van verwarmings- of kooktoestellen die als brandstof alcohol, benzine of petroleum verbruiken is streng verboden. 13.1.4.2. In het geval vloeibaar gemaakte petroleumgassen gebruikt worden, zijn de persflessen en houders te plaatsen buiten de inrichting in een volledig afgezonderde ruimte met een bestendige verluchting. De verbinding met de toestellen zal uitgevoerd worden met buizen in roodkoper, aan elkaar gesoldeerd met een zilver-legering. 13.1.4.3. Het gebruik van verwarmingstoestellen voor bak-, braad- of kooktoestellen is slechts toegestaan in de inrichtingen en stands die daarvoor speciaal zijn uitgerust. Naast de verwarmings- of kooktoestellen zal een geschikt en bedrijfsklaar draagbaar blustoestel worden opgesteld. 13.1.4.4. De frituurtoestellen moeten voorzien zijn van een stop-thermostaat. 13.1.5. Drijfkrachttoestellen en energiebronnen Alle drijfkrachttoestellen en energiebronnen, zowel deze die een vaste plaats innemen op een daartoe ingerichte wagen of als toestel verplaatsbaar zijn, dienen te voldoen aan de wettelijke voorschriften, derwijze dat hun werking niemand hindert, zij geen gevaren opleveren voor brand en degelijk beschermd zijn ter voorkoming van ongevallen. 13.1.6. Rookverbod 13.1.6.1. Behalve in de verbruikssalons zal het rookverbod opgelegd en aangeduid worden. In de verbruikssalons zal een voldoende aantal asbakken worden voorzien. Aan de ingang van de inrichtingen van tijdelijke aard zullen met zand gevulde onbrandbare bakjes geplaatst worden voor het inwerpen van smeulende tabakresten. 13.1.6.2. In circussen en andere spektakelzalen zal het rookverbod voor de vertoning en tijdens de pauze, mondeling aan het publiek bekendgemaakt worden.
39 13.1.6.3. Tijdens de voorstellingen mogen het personeel en de optredende artiesten niet roken in stallen en belendende ruimten. 13.1.7. Brandbeveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen 13.1.7.1. De hydranten, gelegen in het bezette terrein en in de toegangswegen moeten steeds vrijgehouden worden en voor de brandweer gemakkelijk bereikbaar zijn. 13.1.7.2. Opstapeling van stro of hooi binnen of tussen de inrichtingen is verboden, tenzij met voorafgaandelijke toelating van de brandweercommandant of van de afgevaardigde van het gemeentebestuur, die te dien einde de nodige veiligheidsmaatregelen zal verstrekken. 13.1.7.3. Papierresten, ledig brandbaar verpakkingsmateriaal en brandbare afval moeten terstond verwijderd worden en mogen niet onder de vloeren van de barakken en stands geborgen of weggeworpen worden. Het gemeentebestuur zal de nodige maatregelen treffen voor de ophaling van vuilnis. 13.1.7.4. In alle inrichtingen en stands moeten, op oordeelkundige wijze opgesteld, draaagbare blustoestellen van de passende soort aanwezig zijn. Deze moeten op goed zichtbare en bereikbare plaatsen aangebracht en jaarlijks door een bevoegde firma nagezien en op deugdelijkheid beproefd worden. Het bewijs van nazicht zal op verzoek van de brandweercommandant of afgevaardigde van het gemeentebestuur moeten kunnen voorgelegd worden. 13.1.7.5. Bij vaststelling van een onvoldoende of gebrekkige brandbeveiliging moeten alle bijkomstige opgelegde voorzorgsmaatregelen onmiddellijk nageleefd worden. 13.1.7.6. Ballonnetjes gevuld met een brandbaar en/of giftig gas mogen niet in de inrichtingen aanwezig zijn. 13.1.7.7. Versieringen met papierslingers en dergelijke mogen niet in de stands en andere inrichtingen worden aangebracht. 13.1.7.8. Motorvoertuigen tentoongesteld in daartoe bestemde ruimten mogen geen brandstof in hun reservoirs hebben. De batterijen zullen eruit verwijderd zijn. 13.1.7.9. Met het oog op de melding van brand of van een ongeval behoort een tentoonstelling, jaarbeurs of vermakelijkheidsinrichting – zo enigszins mogelijk – op het telefoonnet te zijn aangesloten, met aanduiding bij het toestel van de oproepnummers van brandweer, politie en andere hulpdiensten. 13.1.7.10. Bij elke sluitingstijd wordt door het personeel een rondgang binnen en buiten de inrichtingen uitgevoerd. In omvangrijke instellingen voert het personeel van de inriching een waakdienst uit. 13.1.7.11. Het college van burgemeester en schepenen behoudt zich het recht voor in de inrichtingen een bijzondere waakdienst tijdens de vertoningen of openingsuren uit te oefenen en er één of meer brandwachten te plaatsen. Voor elke brandweerman zal het schepencollege een bijzondere vergoeding per voorstelling bepalen die door de exploitant aan het gemeentebestuur vooraf moet betaald worden. 13.1.8. Toezicht Onverminderd de bijzondere nazicht- en controlemaatregelen welke inzake brandvoorkoming mochten uitgevaardigd worden, worden de in dit reglement bedoelde instellingen door de bevoegde brandweerdiensten geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van het KB van
40 08.11.1967 (BS 18.11.1967) houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand. 13.2. Bijzondere schikkingen 13.2.1. De kermissen hebben plaats op de data vastgesteld door het schepencollege. 13.2.2. Voor de opening der foor mag het publiek niet toegelaten worden in de inrichtingen. 13.2.3. In de week mogen de inrichtingen open blijven tot 23.00 uur; op zaterdag, zondag en maandag en op de feestdagen tot 01.00 uur ’s morgens. Het maken van muziek wordt als volgt geregeld: - op zon- en feestdagen mag er geen muziek gemaakt worden voor 10.00 uur en na 24.00 uur. - op de andere dagen niet voor 15.00 uur en na 23.00 uur. Onverminderd het recht van de burgemeester alle gerucht dat de inwoners kan storen te verbieden, mag de geluidssterkte niet meer bedragen dan 85 dB (A) voor 20.00 uur en 60 dB (A) na 20.00 uur. (de intensiteit van het geluid wordt gemeten op 10 m afstand van de geluidsbron en op een hoogte van 1,2 m. De metingen zullen worden uitgevoerd met sonometers die voldoen aan de nauwkeurigheidseisen bepaald in de Belgische norm NBN 576.80) 13.2.4. De kermissen hebben plaats op de door het gemeentebestuur aangeduide plaatsen. 13.2.5. Het plaatsen van voertuigen op de kermis is verboden. Slechts de voertuigen noodzakelijk voor de uitbating van de inrichting zijn toegelaten. Alle andere voertuigen zullen geparkeerd worden op de door de politie aangeduide plaatsen. 13.2.6. De stallen en kermistenten die op de openbare weg staan moeten tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag voldoende gesignaleerd worden. Zij moeten ’s avonds voldoende verlicht zijn voor het publiek. 13.2.7. De foorkramers zullen hun inrichtingen derwijze moeten plaatsen dat er geen schade wordt toegebracht aan bomen en plantsoenen en dat deze bomen niet worden blootgesteld aan schadelijke uitwasemingen. De foorkramers zullen zich moeten gedragen naar de onderrichtingen van de directeur der kermis, gelast met de afbakening der plaatsen. De beschadigingen aan de bomen en plantsoenen aangericht, zullen door de bevoegde gemeentelijke dienst geschat en door de verantwoordelijken onmiddellijk vergoed worden. 13.2.8. Het is verboden: a) enig deel van de openbare weg te beschadigen; b) de waterafvoer naar de rioolkolken te belemmeren; c) enig vuil water uit te gieten of te laten aflopen elders dan in de rioolkolken; d) op het openbaar domein (straten, wegen, pleinen, stegen, achterbuurten, voetpaden, parken, aanplantingen, aangelegde groene zones, sport- en speelpleinen) te storten, neer te leggen of weg te werpen: vuilnis, aarde, gruis, puin, vruchtenschillen, groentenafval, papier en alle andere voorwerpen van aard om het wegverkeer te belemmeren of die nadelig zijn voor de openbare gezondheid, reinheid of veiligheid. Huisafval zal in afgesloten recipiënten bewaard worden. Deze recipiënten zullen op de dag van de ophaling worden buitengeplaatst zonder dat zij een hinder mogen vormen voor het verkeer. Zij mogen niet langer dan 1 uur na het ophalen blijven buitenstaan. De recipiënten mogen maximum 35 kg wegen. 13.2.9. Het afnemen van elektrische stroom aan woningen van particulieren is verboden. Het plaatsen der leidingen en het verbruik van elektriciteit blijft ten laste der foorkramers.
41 13.2.10. De foorkramers mogen aan hun inrichtingen geen versieringen aanbrengen die de Vlaamse Gemeenschap kunnen kwetsen; zij zullen ervoor zorgen dat de teksten, bestemd voor het publiek, steeds in de Nederlandse taal opgesteld zijn. HOOFDSTUK 148
BEGRAVINGEN I. ALGEMENE BEPALINGEN 14.1.De gemeente beschikt over vier begraafplaatsen gelegen te Erps-Kwerps, Everberg, Kortenberg en Meerbeek. Iedere begraafplaats beschikt over een urnenveld, een asstrooiweide en een columbarium. 14.2. Het college van burgemeester en schepenen stelt de werklieden aan nodig voor de dienst der begrafenissen en het onderhoud der begraafplaats. 14.3. Er wordt op de dienst burgerzaken een register gehouden, genummerd en geparafeerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand. In dit register worden zonder tussenruimte ingeschreven, al de door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgeleverde verloven tot teraardebestelling. 14.4. De aangestelde vervoerder woont het lichten en het vervoer van de lijken bij en zorgt voor de stipte naleving der reglementen en bevelen van de gemeenteoverheid. 14.5. De aangestelde grafmaker is belast, onder het gezag van de burgemeester, met het bewaken van de begraafplaats. Hij houdt de hand aan de uitvoering van de reglementen en zorgt voor de bewaring van de begraafplaats. 14.6. Het is streng verboden aan alle aangestelden van de begrafenisdienst uit hoofde van hun dienst gratificaties, van welke aard ook, te vragen of te ontvangen. Het is hun eveneens verboden te roken gedurende hun dienst. II. PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN/CREMATIES VOORAFGAAN
14.7. Alvorens tot een teraardebestelling mag overgegaan worden moet het verlof tot teraardebestelling, voorzien bij art. 77 van het burgerlijk wetboek, afgeleverd zijn. 14.8. Binnen 24 uur na het overlijden moeten op de dienst burgerzaken de nodige schikkingen getroffen worden voor de teraardebestelling en de aankoop der grondvergunning. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. Bij ontstentenis daarvan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan. 14.9. De lijkenverassingen worden toegelaten door de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder voorlegging van een schriftelijke aanvraag ingediend volgens de wettelijke voorschriften. 14.10. Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest. De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen. Een balseming, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten worden.
8
GR 12 januari 2004
42 14.11. De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en Nederland), te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en de reglementaire bepalingen nagaat.
14.12. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden. 14.13. Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden. III. LIJKENVERVOER A. Vervoer van niet-gecremeerde lijken 14.14. Wanneer het stoffelijk overschot zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, wordt het vervoer door een private onderneming waargenomen onder het toezicht van het gemeentebestuur dat ervoor zorgt dat het vervoer ordelijk en met aan de overledene verschuldigde eerbied verloopt. De lijken moeten met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd worden. 14.15. Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of zijn gemachtigde: a) het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de personen die er overleden of dood aangetroffen werden; b) het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken van personen die er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden. In het in a) vermelde geval, wordt de machtiging slechts verleend op voorlegging van een document waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming. De personen, die hun woon- of verblijfplaats hebben te Kortenberg en er overlijden, mogen naar een andere gemeente overgebracht worden, mits toelating van de burgemeester. 14.16. Voor zover stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het buitenland moeten vervoerd worden, is het vervoer, naargelang het geval, onderworpen aan de formaliteiten vermeld in: a) het KB van 8 maart 1967, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar Luxemburg of Nederland; b) het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder a) en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft; c) het Regentbesluit van 20 juni 1947, wanneer een lijk moet vervoerd worden naar een land, niet bedoeld in a) of b). B Vervoer van gecremeerde lijken Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van welvoeglijkheid. IV. MORTUARIUM 14.17. De mortuaria dienen voor: 1. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog dienen geïdentificeerd te worden; 2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet kunnen bewaard worden op de plaats van overlijden of hun woonplaats; 3. het opnemen van lijken waarop ingevolge rechterlijke beslissing een lijkschouwing moet worden verricht; 4. het bewaren van stoffelijke overschotten voor vrijwaring van de openbare gezondheid.
43
5. het bewaren van lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of, bij ontstentenis, door elke belanghebbende, na machtiging van het gemeentebestuur. V. BEGRAVINGEN
14.18. De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor de begraving, de bijzetting in een columbarium en de uitstrooiing van de as van: 1. de personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood zijn aangetroffen; 2. de personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen maar die in haar bevolkings- en/of vreemdelingenregister zijn ingeschreven; 3. de personen, begunstigd met een recht van begraving in een geconcedeerd graf of de bijzetting in een geconcedeerde nis; 4. de personen van onze gemeente die opgenomen werden in rustoorden, enz. buiten het grondgebied van onze gemeente en daar overlijden; 5. de personen die minstens 15 jaar in de gemeente gewoond hebben (ingeschreven in het bevolkings- en/of vreemdelingenregister van Kortenberg) 6. personen die in de eerste graad aan inwoners van de gemeente verwant zijn.
7.
personen die onder voogdij geplaatst zijn of waren van een inwoner van Kortenberg of de persoon die voogd is of geweest is van een inwoner van Kortenberg
14.19. De begrafenissen op het kerkhof zullen plaats hebben door de zorgen van de grafmaker, overeenkomstig de bevelen van de burgemeester. 14.20. Bij het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de gemeentelijke begraafplaats: a) moeten de gemeentelijke diensten ten minste twee werkdagen vooraf verwittigd zijn, door middel van het daartoe bestemd formulier, dat vermeldt of het gaat om een begraving, een bijzetting in het columbarium of een uitstrooiing. Deze verplichting rust bij de naaste verwanten of de gemachtigde. De burgemeester kan hierop uitzonderlijk afwijkingen toestaan. b) rijdt de lijkwagen de begraafplaats op tot aan de begroetingsplaats, waar de familie de laatste begroeting aan de overledene kan brengen. De dienst van de begraafplaats neemt dan de stoffelijke overschotten over en begeeft zich naar het graf, nadat de familie de begraafplaats verlaten heeft. c) worden de rijtuigen die de lijkstoet volgen niet toegelaten op het kerkhof. 14.22. Behalve wat voorzien is in het reglement op de grafvergunningen, heeft elke teraardebestelling plaats in afzonderlijke graven. De lijken worden begraven het één na het andere, naarmate hun aankomst op het kerkhof. De volgorde is vastgesteld door het algemeen plan van het kerkhof dat berust op de dienst Burgerzaken. 14.23. De afstand tussen de grafkuilen wordt vastgesteld als volgt: minimum 25 cm tussen twee kuilen. De breedte van de kuil bedraagt 80 cm. Voor de begraving van urnen bedraagt de breedte van de kuil: 0,60 m en de afstand tussen de graven 30 cm. 14.24. Begraving van het stoffelijk overschot van onvoldragen kinderen (- 26 weken zwangerschap) gebeurt op een voorbehouden gemeenschappelijke ruimte op de gemeentelijke begraafplaats. Deze foetussen mogen op dit perceel begraven worden op eenvoudig verzoek van de naaste verwanten, zonder dat de naam van de foetus of van de ouders op één of andere manier vermeld mag worden. 14.25. Uitsluitend de gemachtigde van de gemeente is ertoe bevoegd te zorgen voor: het aanhechten van een volgnummer aan de kist of de urne; het uitstrooien van de as; het plaatsen van de kist of de urne in de kuil, de grafkelder of het columbarium; het delven van een graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil;
44 het openen en sluiten van bestaande grafkelders; het openen, plaatsen en afsluiten van de nis in een columbarium. VI. OPGRAVINGEN 14.26. Behoudens de opgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen opgraving worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester. 14.27. De opgravingen worden gedaan in tegenwoordigheid van de Burgemeester of zijn afgevaardigde. Alle opgravingen moeten in het register voorzien bij artikel 3 van dit reglement aangeduid worden. 14.28. Alle opgravingen, evenals de kosten van wegruiming zijn ten laste van de belanghebbenden. Indien de staat van de opgegraven kist het vereist, schrijft de burgemeester voor dat ze vernieuwd wordt. 14.29. Tijdens de opgraving moet de begraafplaats gesloten worden. VII. GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN - ONDERHOUD DER GRAVEN
14.30. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft iedereen het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder. 14.31. De schriftelijke aanvragen tot grondvergunning voor de grafsteden behelzen voor de aanvragen de verbintenis: - binnen de zes maanden op de vergunde grond een zerk op te richten - het grafteken gedurende de ganse duur der vergunning te laten staan. Op de vergunningen mogen geen houten kruisen, noch glazen kapelletjes als graftekens opgesteld worden. 14.32. Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. De graftekens en andere gedenktekens mogen volgende afmetingen niet overschrijden: (maximum maten) Begravingen in concessies: Hoogte: 1,30 meter Breedte: 1 meter Lengte: 2 meter Gewone begravingen: Hoogte: 1,30 meter Breedte: 0,80 meter Lengte: 1,60 meter Kindergraven: Hoogte: 0,60 meter Breedte: 0,60 meter Lengte: 1 meter Graf voor urnen enkel zerken: Dikte van de steen: 8 cm Breedte: 0,60 meter Lengte: 0,40 meter 14.33. Waar de plaatsgesteldheid het toelaat mogen planten in volle grond of in potten geplaatst worden tussen de grafzerken en de wegen.
45 De beplantingen moeten derwijze geschieden dat de planten door hun groei de omringende gronden en wegen niet innemen. De beplantingen mogen nooit de doorgang noch het toezicht hinderen, zoniet worden zij van ambtswege weggenomen. Het is verboden hoogstammige bomen op graven te plaatsen. 14.34. De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en de doorgang niet belemmeren en zonder schade aan te brengen aan de aangrenzende graftekens en graven. 14.35. De graftekens, zerken en gedenktekens worden geplaatst door toedoen van de families op de lijnrichting, aan te geven door de grafmaker. De identiteitsopschriften op de nissen van het columbarium zijn ten laste van de families. Bijzondere maatregelen zullen door de belanghebbenden genomen worden om de volstrekte stabiliteit van de graftekens te verzekeren. 14.36. Alvorens op de begraafplaatsen te worden toegelaten, moeten de voor het grafteken bestemde materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Geen enkel hulpmateriaal, restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften. Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder. 14.37. Elk grafteken dat dreigt in te vallen of beschadigd is, moet door de betrokken families hersteld of weggeruimd worden. Na de aanmaning waaraan geen gevolg gegeven werd of wanneer de vergunningshouder of zijn rechthebbenden de nodige werken niet uitvoeren, zal er op bevel van de burgemeester ambtshalve overgegaan worden tot het afbreken en wegruimen der materialen. De materialen afkomstig van ambtshalve afgebroken graftekens worden eigendom van de gemeente. 14.38. De grond of de nissen bestemd voor de gewone graven, worden teruggenomen door de gemeente ten vroegste na afloop van het vijfde jaar; deze terugneming wordt ten minste drie maanden op voorhand aangekondigd. Vanaf de aankondiging van terugname van een grond mogen de families de graftekens, die zij op de graven geplaatst hebben, wegnemen. Op de vervaldag beschikt de gemeente over de niet weggenomen materialen en neemt de grond of de nis terug in bezit. 14.39. Kronen uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn. 14.40 Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten. 14.41. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten goed onderhouden worden. Wanneer ze afgestorven zijn, moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zullen de opruiming en het verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur. De beplantingen mogen nooit hoger zijn dan 0,5 meter. Bij niet-naleving van dit voorschrift wordt de beplanting onverwijld verwijderd op de kosten van de naverwanten. 14.42. 1. De scheefstaande en omgevallen of andere graftekens moeten uiterlijk veertien dagen voor Allerheiligen door toedoen van de familieleden terug recht gezet of verwijderd worden. 2. Worden door de zorgen van de gemeente op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig verhaal opgeruimd: - de aangevoerde grafsteen of –tekens die nog niet geplaatst zijn op het graf, drie werkdagen voor Allerheiligen; - de grafsteen die ter gelegenheid van een begraving in een concessie tijdelijk verwijderd werd en niet terug geplaatst werd op het bestemde perceel, drie werkdagen voor Allerheiligen .
46
14.43. De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de graven. Wanneer een graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is, wordt een akte van verwaarlozing opgesteld door de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende familie. Daarenboven kan de gemeenteraad een einde stellen aan het recht op concessie. 14.44. De graven en grafmonumenten die wegens hun historische betekenis dienen te worden bewaard, worden onderhouden door de gemeente. VIII. CREMATIE - COLUMBARIUM - ASUITSTROOIING 14.45. De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij wet van 20 juli 1971, zoals deze nadien werd gewijzigd. 14.46. Het verlof tot crematie wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand die het overlijden heeft vastgesteld. Ingeval van overlijden in het buitenland is een verlof tot crematie vereist van de Procureur des Konings. In geval van betwisting tussen familieleden of erfopvolgers over het feit of de crematie al dan niet moet toegestaan worden, moet de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg uitspraak doen. Crematie na begraving: De aanvraag om verlof tot crematie na begraving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente die het verlof tot ontgraving heeft verleend, doorgestuurd naar de Procureur des Konings. Laatstgenoemde weigert of staat de crematie toe. 14.47.De as van de gecremeerde kan: a) begraven worden in een afzonderlijke kuil op een urnenveld op een diepte van ten minste 80 cm; b) worden bijgezet in een columbarium in gesloten nissen; c) uitgestrooid worden op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats door middel van een strooitoestel dat alleen door de gemeentelijke aangestelde mag worden bediend; d) bijgezet worden in een grafkelder; e) uitgestrooid worden op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee; Op voorwaarde dat de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het om een minderjarige gaat, of in voorkomend geval, op verzoek van de voogd, kan de as van gecremeerde lijken: - worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats; - worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats; - in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op een andere plaats dan de begraafplaats. 14.48. Op de asstrooiweide kunnen de nabestaanden een naamplaatje laten aanbrengen op de herdenkingszuil. Dit gebeurt volgens de procedure die is beschreven in het retributiereglement betreffende de plaatsing van een naamplaatje op de herdenkingszuil van de asstrooiweide op de gemeentelijke kerkhoven. Er mogen geen kronen geplaatst of bloemen geplant worden op de asstrooiweide. Indien dit niet nageleefd wordt, worden deze zonder verhaal verwijderd door de gemeentediensten. 14.49. Het bijzetten van de urne op de plaats van de geconcedeerde gronden of in een geconcedeerde nis in het columbarium is onderworpen aan de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen.
47
14.50. De urne met de as van de gecremeerde kan op verzoek worden bijgezet in een gesloten nis van het columbarium. Nadat de asurne in de nis is geplaatst, wordt deze laatste door de zorgen van de aangestelde van de gemeente afgesloten. Op de afdekplaat kan de familie een naamplaat bevestigen, bij een geconcedeerde nis kan de familie de afdekplaat laten graveren, volgens de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen IX. EREPERKEN
14.51. Op het kerkhof der gemeente wordt een ereperk voorzien voor het begraven van het stoffelijk overschot van: a) de oud-strijders van de oorlog 1914-1918, op het veld van eer gevallen of nadien overleden; b) de Belgische of geallieerde militairen die op het grondgebied gedood werden gedurende de veldtocht 1940-1944, evenals deze zelfde personen die op het grondgebied woonachtig waren, doch buiten het grondgebied der gemeente overleden; c) de burgers door de vijand terechtgesteld om hun vaderlandse houding, evenals deze overleden in concentratiekampen of in een ander land in hoedanigheid van werkweigeraars; d) de leden van de erkende weerstandsgroeperingen in actie gevallen op het grondgebied der gemeente of de aldus erkende inwoners gevallen buiten het grondgebied van de gemeente; e) de verplichte geëvacueerde burgers der gemeente, gevallen als slachtoffers gedurende de veldtocht 1940-1944. f) de oud-strijders van de oorlog 1940-1944 mits levering van het bewijs oud-strijder; g) de leden van de erkende weerstandsgroeperingen mits levering van bewijs van erkend weerstander. 14.52. De families moeten zelf het bewijs leveren dat de overledene het grondgebied der gemeente bewoonde en dat hij valt onder één der categorieën voorzien bij artikel 51. 14.53. Het enige erkenningsteken der graven is de zuil van het type door het gemeentebestuur vastgesteld. Enkel het neerleggen van bloemen is er op veroorloofd. Artikel 54 De algemene politiemaatregelen ingelast in dit reglement zijn van toepassing op de ereperken. X. POLITIE 14.55 De gemeentelijke begraafplaats is niet toegankelijk voor het publiek tussen zonsondergang en zonsopgang. 14.56. De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de beschadigingen aan de graven of de diefstallen van de aangebrachte gedenktekens, beplantingen.... 14.57. Op de begraafplaatsen zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de doden verschuldigde eerbied verstoord wordt. Het is in het bijzonder verboden: a) aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald bij de wet van 20 juli 1971 of bij deze politieverordening; b) goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden. 14.58. Het is verboden:
48 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
de omheiningen van het kerkhof te beklimmen of te overschrijden; op het kerkhof binnen te dringen gedurende de sluitingsuren; merken of insnijdingen aan te brengen op de bomen of planten uit te rukken; gedenktekens of andere voorwerpen te beschadigen; bloemperken te betreden, schade te berokkenen aan perken en lanen; afval of papier weg te gooien, tenzij in de daarvoor bestemde plaatsen; te spelen, te zingen of muziek te maken zonder toelating van de burgemeester; plakbrieven, borden, schriften of andere publiciteitstekens, zowel binnen als buiten de begraafplaats uit te reiken of aan te plakken. met voertuigen de begraafplaats binnen te rijden, tenzij om uitzonderlijke redenen waartoe toelating wordt verleend door de burgemeester; opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied verstoren.
14.59. De voorwerpen welke op het kerkhof gevonden worden, moeten onmiddellijk afgegeven worden op het politiecommissariaat. XI. OVERTREDINGEN
14.60. Wie zich niet gedraagt met de eerbied, aan de doden verschuldigd, of inbreuk maakt op het huidige reglement, wordt onmiddellijk buiten het kerkhof gezet door het personeel, dit onverminderd de mogelijke rechtsvervolging. De grafmaker is met de bewaking van het kerkhof belast, hij maakt verslag over de overtredingen aan de burgemeester, die proces-verbaal opstelt. 14.61. Wanneer de inbreuken op de schikkingen van het huidige reglement geen wanbedrijf of overtreding uitmaken, onderworpen aan een grotere straf, zullen zij bestraft worden met politionele straffen. 14.62. De ouders zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de inbreuken op het reglement gepleegd door hun kinderen. XII. STRAFBEPALINGEN
14.63. Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het strafwetboek, worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening bestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen evenals met een boete van één tot vijfentwintig frank ofwel met één van deze straffen alleen. X.III SLOTBEPALINGEN
14.64. Deze verordening wordt van kracht onmiddellijk na de vereiste afkondiging. 14.65. De politieverordening op de begraafplaatsen van 06/06/1983 en zijn latere wijzigingen wordt opgeheven. 14.66. Deze politieverordening wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 112 en 114 van de Nieuwe Gemeentewet. 14.67. Afschrift van deze verordening wordt gestuurd aan de Bestendige Deputatie van de provincie Vlaams-Brabant en de Griffies van de Rechtbank van Eerste Aanleg en aan deze van de Politierechtbank.
49
HOOFDSTUK 15
9
BESTRIJDING EIKENPROCESSIERUPSEN Art.15.1: definitie Beheerder : Alle personen die, in welke juridische hoedanigheid ook, het genot hebben van cultuurgronden, bossen, parken, terreinen of tuinen (hierna "beheerders" genoemd) Art.15.2: meldingsplicht Iedere beheerder die de aanwezigheid van de eikenprocessierups vaststelt, dient het gemeentebestuur hiervan onmiddellijk in kennis te stellen. Art. 15.3: informatieplicht De beheerders zijn in alle gevallen verplicht om, via het plaatsen van duidelijke waarschuwingsborden, voorbijgangers van de aanwezigheid van de processierups in te lichten en te wijzen op het gevaar en op persoonlijke preventieve maatregelen. Art. 15.4: maatregelen in de bebouwde kom Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierupsen wordt vastgesteld op bomen in de bebouwde kom, zijn de beheerders verplicht de eikenprocessierupsen te laten verwijderen en hierbij hun medewerking en bijstand te verlenen. Zij zijn tevens verplicht om tijdens de eerstvolgende nuttige periode (eind april - eind mei) preventief te laten besproeien. Bij deze besproeiing mag enkel gebruik worden gemaakt van bacteriële middelen (Bacillus thuringiensis). Art. 15.5: maatregelen buiten de bebouwde kom – toegankelijke gebieden 1. gebieden met een natuurbeherende functie: Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierups wordt vastgesteld in gebieden met een natuurbeherende functie, zoals natuurreservaten, bos- en parkgebieden volgens het gewestplan, bossen en parken, en dit op plaatsen die toegankelijk zijn voor fietsers en wandelaars, zal na overleg met de beheerders worden beslist welke maatregelen mogelijk of noodzakelijk zijn voor de veiligheid van wandelaars en fietsers. Indien het gaat om plaatsen die redelijkerwijze niet toegankelijk moeten zijn voor fietsers en wandelaars, zal na overleg met de beheerders worden beslist of het gebied al dan niet tijdelijk moet worden afgesloten. 2. Andere gebieden: Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierups wordt vastgesteld in andere gebieden dan in artikel 15.5 punt 1, en dit op plaatsen die toegankelijk zijn voor wandelaars en fietsers, zal worden nagegaan of verwijdering en/of preventieve besproeiing van de eikenprocessierupsen noodzakelijk zijn. Tevens zal worden nagegaan welke andere maatregelen eventueel mogelijk of noodzakelijk zijn voor de veiligheid van wandelaars en fietsers. Indien het gaat om plaatsen die redelijkerwijze niet toegankelijk moeten zijn voor fietsers en wandelaars, zal worden beslist of het gebied al dan niet tijdelijk moet worden
9
GR 25 juni 2007
50 afgesloten. Art. 15.6: Kostprijs De verplichte verwijdering zal worden uitgevoerd door de brandweer Zaventem. Indien de verwijdering niet kan gebeuren door de diensten van de brandweer, wordt een gespecialiseerd bedrijf aangesteld door het gemeentebestuur. Aan de beheerder wordt een retributie gevraagd die 50 % van de factuur bedraagt. Indien behalve de verwijderingsverplichting tevens een preventieve besproeiingsverplichting wordt opgelegd tijdens de eerstvolgende nuttige periode (eind april – eind mei), en de beheerder leeft deze preventieve verplichting niet na, dan zal de verwijdering die later noodzakelijk wordt omwille van dat verzuim, uitgevoerd worden mits betaling van een retributie van 100 % van de factuur. Art. 15.7: Sanctie Diegenen die de bepalingen van artikel 15.2, 15.3, 15.4 of 15.5 overtreden, kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete van maximum € 250. Art. 2: Het huidige hoofdstuk 15: ‘slot en overgangsbepalingen’ wordt gewijzigd in hoofdstuk 16. Art. 3: Bekendmaking Deze verordening zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de beschikkingen van artikel 186 van het Gemeentedecreet. HOOFDSTUK 16 BESTRIJDING BACTERIEVUUR Artikel 16.1: definitie Beheerder : Alle personen die, in welke juridische hoedanigheid ook, het genot hebben van cultuurgronden, bossen, parken, terreinen of tuinen (hierna "beheerders" genoemd). Artikel 16.2: meldingsplicht Iedere beheerder die de aanwezigheid van bacterievuur vaststelt, dient de provinciale controle-eenheid Vlaams-Brabant FAVV en het gemeentebestuur hiervan onmiddellijk in kennis te stellen. Artikel 16.3: richtlijnen voor bestrijding van de infectie Nadat de beheerder een mogelijke infectie van bacterievuur heeft gemeld bij het FAVV, komt er een deskundige langs om een staal te nemen. De beheerder krijgt dan ook richtlijnen voor de bestrijding van de infectie. Artikel 16.4: verbranding van geïnfecteerd materiaal De beheerder is verplicht over te gaan tot verbranding van het geïnfecteerde materiaal wanneer de beheerder in het bezit is van een vernietigingsopdracht afgeleverd door het FAVV en met in acht name van de normale veiligheidsmaatregelen. Artikel 16.5: weigering van de beheerder om over te gaan tot vernietiging van het geïnfecteerd plantenmateriaal Bij weigering door de beheerder om over te gaan tot de vernietiging van het geïnfecteerd plantenmateriaal zal het Agentschap, en/of zijn vertegenwoordiger, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 en meer bepaald het artikel 5 alinea 3, beroep doen op de autoriteit van de Burgemeester om alsdan nog wederrechtelijk te laten overgaan tot vernietiging van de bedoelde planten delen. Artikel 16.6: kostprijs De verplichte verwijdering wordt op kosten van de beheerder uitgevoerd. Wanneer de vernietiging ambtshalve wordt uitgevoerd, zullen de kosten integraal worden teruggevorderd van de beheerder.
51
Artikel 16.7: sanctie Diegenen die de bepalingen van artikel 2, 3, 4 of 5 overtreden, kunnen bestraft worden met een administratieve geldboete van maximum € 250.
HOOFDSTUK 17
Straf- en overgangsbepalingen De ovetredingen tegen de bepalingen van dit reglement voor dewelke er door andere wetten, besluiten of verordeningen geen bijzondere straffen zijn voorzien, zullen gestraft worden met politiestraffen. Bij overtreding tegen de bepalingen van onderhavig reglement, zal alles wat het voorwerp van de overtreding uitmaakt, onmiddellijk moeten weggenomen en in zijn oorspronkelijke staat hersteld worden op het eerste bevel van de politie; indien aan die vordering binnen de gestelde termijn geen gevolg gegeven wordt, zal de burgemeester de nodige werken van ambtswege en op kosten van de overtreder laten uitvoeren, dit alles onverminderd de straffen door dit reglement bepaald. Afschrift van deze verordening zal gezonden worden aan de heer provinciegouverneur, de heer procureur des Konings, de heer griffier van de rechtbank van 1ste aanleg, het vredegerecht en van de politierechtbank van het gebied en aan de officier dienstchef van de bevoegde brandweerdienst. Huidig reglement vernietigt en vervangt alle vorige reglementen die betrekking hebben op de in huidig reglement behandelde bepalingen.