Bijlagen bij verzamelbrief januari 2004
1
3. Verlenging en verruiming van de tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken IDbanen. Verlenging van de regeling De convenantpartijen (Staatssecretaris SZW, sociale partners en VNG) van het convenant gesubsidieerde arbeid hebben tijdens het Bestuurlijk Overleg van 16 december 2003 besloten de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen én het convenant gesubsidieerde arbeid te verlengen met een half jaar. Dit betekent dat werkgevers tot 1 juli 2004 de tijd krijgen een aanvraag voor subsidie bij het agentschap SZW in te dienen. Tevens zal het ‘aanjaagteam’ van de convenantpartijen nog tot 1 juli 2004 inzetbaar zijn in geval van knelpunten rondom gedwongen ontslag. Zij blijven helpen bij het vinden van een oplossing. De aanvullende stimuleringsregeling voor de sectoren zorg, welzijn, jeugdhulpverlening, kinderopvang en cultuur wordt ook verlengd tot 1 juli 2004. Dit betekent dat werkgevers uit die sectoren in aanmerking kunnen blijven komen voor een extra aanvulling bovenop de stimuleringsregeling. VWS heeft per 1 januari 2004 de Regeling stimuleringssubsidie doorstroom zorg ingesteld. Deze regeling heeft een anticumulatie artikel, welke inhoudt dat VWS geen subsidie verstrekt indien bij SZW een subsidie kan worden verkregen. De SZWaanvraag is daarmee een voorliggende voorziening voor deze regeling. Verruiming van de regeling Tijdens het BO van 23 januari jl. zijn convenant partijen eveneens overeen gekomen de voorwaarden voor subsidie iets te wijzigen. Vanaf 1 januari 2004 mogen voormalig ID’ers ook uitstromen naar een andere werkgever binnen de publieke sector. De definitie van de publieke sector is dezelfde als onder het voormalige besluit ID-banen en betreft de sectoren zorg, onderwijs, kinderopvang, welzijn, jeugdhulpverlening, openbare veiligheid, beheer openbare ruimte en sport. Door wijziging van de voorwaarden zijn er meer mogelijkheden voor voormalig ID’ers om uit te stromen naar een reguliere baan en is er een extra stimulans om gedwongen ontslagen te voorkomen. Reïntegratiebedrijven worden bewust uitgesloten als werkgevers die in aanmerking komen voor subsidie om te voorkomen dat in het licht van de doelstelling van deze stimuleringsregeling oneigenlijke constructies worden gesubsidieerd. De stimuleringsregeling heeft immers tot doel voormalig ID’ers een definitieve baan te bieden. Indien reïntegratiebedrijven ID'ers in dienst nemen voor onbepaalde tijd met als doel hen op termijn uit te laten stromen naar andere werkgevers dan gaat het feitelijk om langdurige reïntegratietrajecten waarvoor de WWB kan worden ingezet. Tot slot wordt de termijn verlengd waarbinnen werkgevers die subsidie hebben aangevraagd de baan regulier moeten maken. Nu is die termijn nog zes weken na het afgeven van de voorlopige beschikking door het agentschap. Die termijn wordt 20 weken.
2
4. Gelijkstelling IOAW- en IOAZ-gerechtigden met WWB-ers bij het tijdelijk verblijf buiten Nederland Op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel d WWB heeft de bijstandsgerechtigde die langer dan vier weken per kalenderjaar verblijf houdt buiten Nederland geen recht op bijstand. Voor bijstandsgerechtigden die 65 jaar en ouder zijn geldt op grond van artikel 13, vierde lid, WWB een maximaal toegestaan verblijf in het buitenland van 13 weken. De bijstandsgerechtigde mag een deel van de periode dat hij per jaar in het buitenland mag verblijven combineren met een deel van de periode van het daarop volgend jaar, met dien verstande dat een aangesloten verblijfsperiode in het buitenland niet langer mag zijn dan vier weken respectievelijk 13 weken. Artikel 6, eerste lid, onderdeel a, IOAW en artikel 6, derde lid, onderdeel b, IOAZ bepalen dat geen recht op uitkering heeft de uitkeringsgerechtigde die buiten Nederland woont of aldaar, anders dan tijdelijk, verblijf houdt. Anders dan in de WWB is de periode van het maximaal toegestane verblijf in het buitenland niet nader ingevuld. Het is echter wenselijk dat voor de IOAW- en de IOAZ-gerechtigden hieromtrent hetzelfde regime gaat gelden als in de WWB. Omdat de IOAW en IOAZ alleen openstaan voor personen jonger dan 65 jaar, gaat het daarbij om de periode van vier weken. Ik vraag daarom uw medewerking om bij de uitvoering van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, IOAW en artikel 6, derde lid, onderdeel b, IOAZ aan te sluiten bij de periode van vier weken zoals genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel d, WWB. Wellicht ten overvloede merk ik op dat ten aanzien van de vierwekentermijn een uitzondering mogelijk is in verband met de EU-verordening van 14 juni 1971, nr. 1408/71. U bent hieromtrent op de hoogte gesteld via de circulaire van de Minister van SZW van 2 november 1994, nr. SZ/BV/UKB/AUB/47910. Deze uitzondering betreft het zoeken van werk in andere EU- of EER-landen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 van de genoemde EUverordening, die ook van toepassing is op de EER-landen, kunnen IOAW- en IOAZgerechtigden met behoud van uitkering gedurende een periode van drie maanden in deze landen werk zoeken. Tot slot breng ik in herinnering het Acciardi-arrest1 betreffende de situatie waarin de echtgenoot en/of de kinderen van de werkloze werknemer in een ander EU- of EER-land wonen. Op grond van artikel 68, tweede lid, van de Vo 1408/71 dient in dat geval de IOAWof IOAZ-uitkering van een migrerende werknemer die onderdaan is van één van deze landen te worden vastgesteld naar de norm van gehuwden respectievelijk naar de norm van een alleenstaande ouder. Dit geldt niet indien in het land waarin de gezinsleden wonen een andere persoon recht heeft op een werkloosheidsuitkering en de gezinsleden bij de berekening van de uitkering van deze persoon mede in aanmerking worden genomen. Over het Acciardi-arrest en de gevolgen voor de uitvoering van de IOAW en IOAZ bent u eveneens bij voornoemde circulaire geïnformeerd.
1
Raad van State, Afdeling geschillen van bestuur, 9 december 1993, JSV 1994/27 en PS 1994/108
3
5. Agenda voor de Toekomst Tweede Voortgangsrapportage De 'Tweede Voortgangsrapportage Agenda voor de Toekomst' is op 19 december aan de Tweede Kamer aangeboden. De rapportage geeft een beeld van de uitvoering van de bestuurlijke afspraken en laat zien welke 'prestatieafspraken' er zijn gehaald (hoofdstuk 3). (zie voor de aanpassing van deze afspraken hieronder). Andere onderwerpen zijn samenwerking, handhaving, sluitende aanpak, klantmanagement (zie ook het onderzoek “Klantmanagement, de eerste ervaringen”), de items van het dereguleringsplan, de informatieuitvraag bij gemeenten, cliëntenparticipatie, de analyse van het zittende bestand (zie ook de aparte bijlage daarover), etc.. In hoofdstuk 9 vindt u een beknopte beschrijving van de vernieuwende projecten die inmiddels van start zijn gegaan. In een aparte bijlage worden de cijfers gegeven van ca. twaalf indicatoren. De Tweede Voortgangsrapportage is, evenals het onderzoek “Klantmanagement, de eerste ervaringen”, te vinden op het Gemeenteloket bij Agenda voor de Toekomst, Stand van Zaken. Voor gemeentebesturen zit er een exemplaar van de voortgangsrapportage bij deze brief.
Aanpassing prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst De VNG heeft tijdens het bestuurlijk overleg van 9 oktober 2003 gevraagd of de prestatieafspraken in de Agenda voor de Toekomst kunnen worden aangepast. De VNG wil dit vanwege de bezuinigingen op het reïntegratiebudget en de huidige economische recessie. De afspraken in de Agenda voor de Toekomst zijn met de VNG en gemeenten gemaakt voor de periode van 2001 tot en met 2004. Voor de 'uitstroom' uit trajecten is een uitloopmogelijkheid afgesproken tot en met 2006. SZW wil vasthouden aan een einddatum. De bestuurlijke afspraken en de daarbij behorende financiële middelen zijn bedoeld als een tijdelijke impuls om gemeenten in staat te stellen klantmanagement in te voeren en zo een extra inspanning te kunnen leveren. Bovendien gaat de WWB uit van een andere bestuurlijke relatie met gemeenten. De huidige bestuurlijke afspraken en de subsidiëring daarvan wil SZW vanzelfsprekend nakomen. In dit licht heeft SZW in overleg met de VNG besloten om de volgende wijzigingen aan te brengen: 1. Verantwoording meer 'regelluw' maken Het 'regelluwe' karakter van de WWB komt tot uitdrukking in de regeling klantmanagement en de subsidiebeschikkingen in het kader van de Agenda voor de Toekomst. Deze deregulering gold ook al voor 2003. Op dit moment moeten gemeenten aan diverse administratieve vereisten voldoen om trajecten en 'uitstroom' aan te tonen. Daarbij is aangesloten bij de definities van de Abw. Zo moeten gemeenten bij trajecten een trajectplan hebben dat getekend is door B&W en door de klant en een kennisgeving naar de klant hebben verzonden waarin melding wordt gemaakt van de feitelijke start van het traject. Vanaf 2004 vervallen deze bepalingen uit de Abw. Daarom ligt het voor de hand om het gemeenten toe te staan om langs meerdere wegen aan te tonen dat de prestatie is geleverd. Deze verruiming is ook voor 2003 van toepassing. In oktober dit jaar zijn gemeenten geïnformeerd over aanvullende mogelijkheden om feitelijk uitgevoerde trajecten te kunnen aantonen. Dit betrof een nader standpunt met betrekking tot de jaaropgave over 2002. Voor
4
2003 wordt deze lijn voortgezet (met uitzondering van twee standpunten die al expliciet tot 2002 beperkt waren en met een toevoeging met betrekking tot het aantonen van feitelijke uitstroom naar werk). De precieze lijn voor 2003 is inmiddels gepubliceerd op het gemeenteloket van SZW. 2. Looptijd van de trajecten verlengen tot en met 2005 De subsidiëring van de trajecten wordt met één jaar verlengd tot 2005. Gemeenten die later zijn begonnen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst kunnen hierdoor alsnog een inhaalslag maken. Het verlengen van de looptijd voor trajecten met één jaar levert voor gemeente twee voordelen op. In de eerste plaats hebben gemeenten een jaar meer om de prestaties t.a.v. trajecten te realiseren. Als het om 'uitstroom' gaat die voor 31 december 2006 is gerealiseerd dan telt deze bovendien mee. 3. Landing Agenda voor de Toekomst in WWB Vanaf 2004 worden gemeente door het ministerie van SZW 'gestuurd'door de WWB (financiële stimulans). De bestuurlijke afspraken die met gemeenten zijn gemaakt lopen tot 2006. Vanuit het perspectief van deregulering zullen gemeenten die eind 2004 op schema liggen met de prestatieafspraken Agenda voor de Toekomst (80 procent van het totaal van de overeengekomen trajecten gerealiseerd en 80 procent van de tot en met 2004 overeengekomen uitstroomaantallen) het resterende subsidiebudget ontvangen. Deze gemeenten hoeven zich niet meer te verantwoorden. Dit omdat ze als gevolg van de WWB en het aantal lopende trajecten waarschijnlijk de volledige prestatie zullen realiseren. De resultaten worden nog wel gemonitord. In 2004 zal een evaluatie worden uitgevoerd om te bepalen of de gemaakte afspraken over 2003 zijn gerealiseerd en of het, gelet op de conjuncturele situatie, nodig is om de afspraken bij te stellen. Gemeenten ontvangen uiterlijk maart 2004 meer informatie over de bovenstaande wijzigingen.
5
6. Wijziging centrumgemeenten uitvoering Wet inkomensvoorziening kunstenaars Op 1 januari 2004 is het aantal centrumgemeenten waar kunstenaars een WIK-uitkering kunnen aanvragen teruggebracht van 39 naar 20. Er is op gelet dat er minimaal één gemeente per provincie is waar kunstenaars terecht kunnen. Gemeenten die meer dan honderd kunstenaars in hun bestand hebben, blijven de uitkering wel verstrekken. Dit geldt ook voor gemeenten waar een kunstopleiding is gevestigd.. Op basis hiervan is tot de volgende verdeling gekomen. Voor de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland, Utrecht, Zeeland en Limburg zijn de provinciehoofdsteden de centrumgemeente; in Flevoland is Almere de centrumgemeente. In Overijssel zijn twee centrumgemeenten: - Enschede, voor kunstenaars uit de gemeenten Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo (O), Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, RijssenHolten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. - Zwolle, voor kunstenaars uit de gemeenten Bathmen, Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle. In Noord-Holland zijn vier centrumgemeenten: - Alkmaar, voor kunstenaars uit de gemeenten Alkmaar, Andijk, Anna Paulowna, Beemster, Bergen, Castricum, Den Helder, Drechterland, Edam-Volendam, Enkhuizen, Graft-De Rijp, Harenkarspel, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Landsmeer, Langedijk, Medemblik, Niedorp, Noorder-Koggenland, Obdam, Oostzaan, Opmeer, Purmerend, Schagen, Schermer, Stede Broec, Texel, Venhuizen, Waterland, Wervershoof, Wester-Koggenland, Wieringen, Wieringermeer, Wognum, Wormerland, Zaanstad, Zeevang en Zijpe. - Amsterdam, voor kunstenaars uit de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Diemen en Ouder-Amstel. - Haarlem, voor kunstenaars uit de gemeenten Aalsmeer, Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Uithoorn, Velsen en Zandvoort. - Hilversum, voor kunstenaars uit de gemeenten Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Muiden, Naarden, Weesp en Wijdemeren. In Zuid-Holland zijn twee centrumgemeenten: - Den Haag, voor kunstenaars uit de gemeenten Alkemade, Alphen aan den Rijn, Bodegraven, Boskoop, Delft, Den Haag, Gouda, Hillegom, Jacobswoude, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Liemeer, Lisse, Midden-Delfland, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Reeuwijk, Rijnsburg, Rijnwoude, Rijswijk, Sassenheim, Ter Aar, Valkenburg, Vlist, Voorhout, Voorschoten, Waddinxveen, Warmond, Wassenaar, Westland, Zederik, Zoetermeer en Zoeterwoude. - Rotterdam, voor kunstenaars uit de gemeenten Alblasserdam, Albrandswaard, Barendrecht, Bergambacht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bernisse, Binnenmaas, Bleiswijk, Brielle, Capelle aan den IJssel, Cromstrijen, Dirksland, Dordrecht, Giessenlanden, Goedereede, Gorinchem, Graafstroom, 's-Gravendeel, Hardinxveld-Giessendam, Hellevoetsluis, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Krimpen aan den IJssel, Leerdam, Liesveld, Maassluis, Middelharnis, Moordrecht, Nederlek, Nieuw-Lekkerland, 6
Nieuwerkerk aan den IJssel, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Ouderkerk, Papendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Schoonhoven, Sliedrecht, Spijkenisse, Strijen, Vlaardingen, Westvoorne, Zevenhuizen-Moerkapelle en Zwijndrecht. In Noord-Brabant blijven de vier centrumgemeenten actief. Voor enkele centrumgemeenten is het werkgebied veranderd, omdat gemeenten buiten de provincie Noord-Brabant niet meer zijn opgenomen in de werkgebieden van deze centrumgemeenten. De volgende indeling is nu van kracht: - Breda, voor kunstenaars uit de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert. - Tilburg, voor kunstenaars uit de gemeenten Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk. - ’s-Hertogenbosch, voor kunstenaars uit de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, ’s-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Lith, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught. - Eindhoven, voor kunstenaars uit de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonk, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
7
7. Gegevensuitwisseling na indiening aanvraag langdurigheidstoeslag Om te kijken of een cliënt in aanmerking komt voor de langdurigheidstoeslag heeft u de gegevens nodig van de betreffende persoon. De cliënt moet die gegevens zelf aanleveren. Bepaalde gegevens kunt bij UWV en de SVB verifiëren. Hiervoor is een standaardgegevensset samengesteld. Om die op te vragen moet u het sofi-nummer en naam en geboortedatum van de cliënt naar UWV of de SVB mailen. UWV of de SVB sturen u dan de standaardgegevensset van de cliënt per post terug. Hieronder vindt een uitleg over de procedure. U kunt bij UWV en de SVB alleen de onderstaande gegevens opvragen. Standaardgegevensset UWV De gegevens die u bij UWV kunt verifiëren zijn vastgelegd in een standaardgegevensset. De standaardgegevensset van het UWV bevat antwoorden op de volgende vragen: 1. Heeft cliënt momenteel een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 80-100 %, zo ja welke en sinds wanneer? 2. Is bij de laatste arbeidsongeschiktheidsbeoordeling alleen een verzekeringsarts betrokken geweest (en geen arbeidskundige)? 3. Hoogte uitkering afgelopen 60 maanden? 4. Zijn er voor zover bekend in genoemde periode inkomsten uit arbeid genoten? N.B: als bij vraag 1 en/of 2 een ontkennend antwoord wordt gegeven, worden de vragen 3 en 4 niet beantwoord. Betrokkene heeft dan immers geen recht op de langdurigheidstoeslag. Procedure UWV • Het opvragen van de standaardgegevensset door gemeenten kan uitsluitend via het mailadres
[email protected]. • In het onderwerpveld van de mail vermeldt u: ‘LDT; beoordeling langdurigheidstoeslag WWB’. • In de mail vermeldt u: o Door onderstaande perso(o)n(en) is een aanvraag om een langdurigheidstoeslag ex artikel 36 WWB ingediend: o sofi-nummer, naam en geboortedatum cliënt(en). o Gelet op het bepaalde in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, WWB wordt u verzocht met betrekking tot vorengenoemde perso(o)n(en) de standaardgegevensset te verstrekken. o Naam, telefoon- en faxnummer van de gemeentelijke contactpersoon en het postadres van de gemeente. • U ontvangt dan binnen drie weken de standaardgegevensset van UWV. Deze wordt naar het postadres van de gemeente gestuurd. Standaardgegevensset SVB De gegevens die u bij de SVB kunt verifiëren zijn vastgelegd in een standaardgegevensset. De standaardgegevensset van de SVB bevat de volgende informatie: 1. Wel/geen lopende uitkering ANW; 2. Datum toekenning uitkering ANW; 3. Wel/geen inkomsten uit of in verband met arbeid, anders dan een particulier pensioen. Procedure SVB • Het opvragen van de standaardgegevensset door gemeenten kan uitsluitend via mailadres van het vestigingskantoor van de SVB waar de gemeente onder ressorteert.
8
• •
•
In het onderwerpveld van de mail vermeldt u: ‘LDT; beoordeling langdurigheidstoeslag WWB’. In de mail vermeldt u: o Door onderstaande perso(o)n(en) is een aanvraag om een langdurigheidstoeslag ex artikel 36 WWB ingediend: o sofi-nummer, naam en geboortedatum cliënt(en). o Gelet op het bepaalde in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, WWB wordt u verzocht met betrekking tot vorengenoemde perso(o)n(en) de standaardgegevensset te verstrekken. o Naam, telefoon- en faxnummer van de gemeentelijke contactpersoon en het postadres van de gemeente. U ontvangt dan binnen drie weken de standaardgegevensset van de SVB. Deze wordt naar het postadres van de gemeente gestuurd.2
Gegevens uitwisselen tussen gemeenten Op deze website (http://gemeenteloket.minszw.nl/) is een gegevensset beschikbaar die gemeenten kunnen gebruiken om bij andere gemeenten informatie te verkrijgen over aanvragers van de langdurigheidstoeslag.
2
De mailadressen van de vestigingskantoren van de SVB zijn: •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected] •
[email protected]
9
8. Aanpassing verslagen over de uitvoering 2003 In de verzamelbrief van december 2003 bent u geïnformeerd over mijn besluit om over 2003 geen financiële maatregelen op te leggen voor tekortkomingen die betrekking hebben op voorschriften die met de invoering van de WWB vervallen of die worden omgezet van een verplichting in een bevoegdheid. Daarbij heb ik voorts aangegeven dat gemeenten zich over de bedoelde aspecten niet behoeven te verantwoorden in het verslag over de uitvoering 2003 en dat de reeds vastgestelde verantwoordingsmodellen over 2003 voor 1 februari 2004 worden aangepast à la de WWB. Over de wijze waarop de modellen 2003 het best op de WWB kunnen worden afgestemd is advies gevraagd aan het Uitvoeringspanel, gelet ook op het doel om met de aanpassing maximaal bij te dragen aan administratieve lastenverlichting voor gemeenten. Om te voorkomen dat de aanpassing van de verantwoordingsmodellen 2003 zou leiden tot een administratieve lastenverzwaring in plaats van de beoogde lastenverlichting, is het naar het oordeel van het Uitvoeringspanel niet wenselijk om voor de Abw, IOAW, IOAZ de wijze van verantwoorden en de toe te passen rechtmatigheidsnorm achteraf te wijzigen. Voor gemeenten die hun controles over 2003 al hebben uitgevoerd geldt dat zij dit hebben gedaan op grond van de vigerende modellen 2003. In lijn met het advies van het Uitvoeringspanel heb ik besloten het vastgestelde Verslag over de uitvoering 2003 voor de Abw, IOAW, IOAZ (en de WIK) te handhaven en daarbinnen aan te geven welke informatievragen niet meer relevant zijn, zodat gemeenten die mogen overslaan. Tegen een aanpassing van het Verslag over de uitvoering WIW 2003 aan het WWB-model ziet het Uitvoeringspanel minder bezwaren. In dit aangepaste model is tevens rekening gehouden met de toezegging die ik op 18 december jl. aan de Tweede Kamer heb gedaan inzake de versoepeling van de aanbestedingsplicht (zie hiervoor tevens paragraaf 8 over de versoepeling van de SUWI-aanbestedingsregels). Dit betekent dat de gemeente bij de verantwoording aan SZW over de rechtmatige uitvoering van de WIW in 2003 mag handelen alsof de aanbestedingsplicht voor geheel 2003 niet van toepassing was op de drempel van € 100.000 en op de uitbestedingsvrije ruimte van 30%, berekend over de feitelijk verantwoorde uitgaven op het S&A-budget. In de jaaropgave WIW zullen voorts nog enkele aanpassingen van technische aard worden aangebracht. De aangepaste modellen zullen voor 15 februari a.s. aan gemeenten worden gezonden.
10