BIJLAGEN BIJ TOELICHTING
BIJLAGE 1: VERKENNEND BODEMONDERZOEK
BIJLAGE 2: EXPLOSIEVENONDERZOEKEN
Nota ”Omgaan met Conventionele explosieven” uit de Tweede Wereldoorlog
Gemeente Middelburg November 2011
Versie 1.7 (22-11-2011)
INHOUDSOPGAVE GEMEENTE MIDDELBURG ............................................................................................................................. 1 NOVEMBER 2011 ................................................................................................................................................. 1 INLEIDING ........................................................................................................................................................... 4 Risicoperceptie ........................................................................................................................................ 5 1.
WET- EN REGELGEVING ......................................................................................................................... 6
Taken en verantwoordelijkheden ............................................................................................................ 7 Mandatering ............................................................................................................................................ 7 Communicatie ......................................................................................................................................... 7 Explosievenkaart (zie hoofdstuk 4) ......................................................................................................... 8 Bestemmingsplannen .............................................................................................................................. 8 Omgevingsvergunning ............................................................................................................................ 8 Gemeentelijke projecten .......................................................................................................................... 8 (Ruimtelijke ontwikkelingen en/of grondwerkzaamheden) ...................................................................... 8 Projecten door derden ............................................................................................................................. 9 (Ontwikkelingsprojecten, Grondwerkzaamheden, Bouwprojecten, etc.) ................................................. 9 Vernietigingslocatie ............................................................................................................................... 11 3.
HISTORIE ................................................................................................................................................... 12
1940 ...................................................................................................................................................... 12 1944 ...................................................................................................................................................... 13 na 1945 ................................................................................................................................................. 14 Ervaringen tot nu toe ............................................................................................................................. 15 4.
EXPLOSIEVENKAART ............................................................................................................................ 16
Lezen van de explosievenkaart; “Kans op aantreffen” .......................................................................... 16 5.
OMGAAN MET CE UIT DE TWEEDE WERELDOORLOG’ ............................................................. 19
Onderzoeksstrategie ............................................................................................................................. 19 Ruimingstrategie ................................................................................................................................... 21 Ruimingstrategie afwerpmunitie ............................................................................................................ 21 Ruimingstrategie klein kaliber munitie (RWS: niet afwerp munitie) ....................................................... 22 Overig .................................................................................................................................................... 22 TERUGKOPPELING ................................................................................................................................................... 22 BODEMVERONTREINIGING ...................................................................................................................................... 22 REGELS VERNIETIGINGSLOCATIE............................................................................................................................. 23 Versie 1.7 (22-11-2011)
2
SCHATGRAVERS ...................................................................................................................................................... 23 6.
STROOMSCHEMA’S................................................................................................................................. 24
Grondroerende werkzaamheden........................................................................................................... 24 Protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II” .............................................................................................. 25 7.
FINANCIËN ................................................................................................................................................. 26
Algemeen .............................................................................................................................................. 26 Gemeente Middelburg ........................................................................................................................... 26 BEGRIPPENLIJST ............................................................................................................................................. 27 BIJLAGEN ........................................................................................................................................................... 29 WET- EN REGELGEVING ............................................................................................................................... 30 EXPLOSIEVENKAART; “KANS OP AANTREFFEN”................................................................................. 34 PROTOCOL “TOEVALSTREFFER CE UIT DE 2E WO” ......................................................................... 35
Versie 1.7 (22-11-2011)
3
Inleiding Op locaties waar in het verleden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden kunnen zogenoemde conventionele explosieven (CE) worden aangetroffen. Ook in de gemeente Middelburg hebben in het verleden oorlogshandelingen plaatsgevonden. Er worden dan ook nog regelmatig explosieven gevonden. Bij de planvorming van (grootschalige) bouwprojecten werd tot voor kort nauwelijks tot geen rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven. Binnen de gemeente bestaat er onduidelijkheid over hoe om moet worden gegaan met conventionele explosieven in de bodem bij grondroerende werkzaamheden. Er is gebleken dat er een verschil bestaat in de werkwijzen van verschillende overheidsinstellingen. Om hierin duidelijkheid te scheppen is in deze nota het omgaan met conventionele explosieven in de bodem beschreven. Hierin is afstemming gezocht bij de andere (lokale) overheidsinstellingen. De gemeente, en dan met name de burgemeester, is binnen zijn verantwoordelijkheid voor de openbare orde en de lokale veiligheid verantwoordelijk voor het opsporen en het onschadelijk maken van de explosieven. Daarmee is de gemeente overigens niet altijd per definitie verplicht om tot opsporing en ruiming over te gaan. Het al dan niet opsporen en ruimen zal vooral worden beoordeeld in relatie tot het historisch, het huidige en het toekomstige gebruik van het gebied. Situaties met explosieven: Er zijn drie situaties waarin een gemeente te maken kan krijgen met conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog: 1. Bij de spontane vondst van een explosief dat onmiddellijk1 moet worden geruimd. 2. Bij voorgenomen grond- en of baggerwerkzaamheden in een gebied waarvan vermoedens bestaan dat er (resten van) explosieven in de grond zitten. 3. Bij het vermoeden van explosieven op het grondgebied van de gemeente waarbij geen grond- en of baggerwerkzaamheden worden uitgevoerd. Naar aanleiding van punt 3 is er door het Zeeuws Archief in opdracht van de gemeente Middelburg een munitieonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, alsmede een aantal andere gegevens, is in kaart gebracht. Deze explosievenkaart dient als uitgangspunt voor deze nota. In hoofdstuk 4 wordt de explosievenkaart nader uitgelegd. Neergestorte oorlogsvliegtuigen met nog munitie aan boord vallen hier buiten. Dit geldt ook voor explosieven die niet vallen onder het begrip conventionele explosieven uit de WO II. Deze nota is bedoeld om een ieder, die van plan is om grondverzet te plegen in Middelburg, bouwprojecten of infrastructurele plannen te ontwikkelen, te baggeren, enz. te verplichten eerst de nodige actie te nemen op de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als voor niet-gemeentelijke projecten. Bij het opstellen van deze nota is gebruik gemaakt van kennis vanuit het platform Blindgangers, de provincie Zeeland en de gemeente Sluis. Het opstellen heeft plaatsgevonden in nauw overleg met medewerkers van de gemeenten Vlissingen en Veere. Binnen Walcheren zijn verschillen in oorlogsverleden. Ondanks deze verschillen is het uitgangspunt dat eenduidig wordt omgegaan met explosieven. Adviseurs openbare orde en veiligheid van de drie Walcherse gemeenten kunnen dan samen-
1
De EODD maakt zelf de afweging welke prioriteit het gevonden explosief heeft om geruimd te worden. Meestal doen ze
het wel meteen als ze op de melding afkomen, maar het kan ook langer duren. Versie 1.7 (22-11-2011)
4
werken door bijvoorbeeld elkaars explosievenkaarten te raadplegen en in voorkomende gevallen te adviseren. De overige Zeeuwse gemeenten hebben via het platform Bodembeheer deze nota ontvangen en kunnen hiervan gebruik maken door deze aan te passen aan hun historie en organisatie.
Risicoperceptie Mensen lopen bepaalde risico’s in hun leven. Risicoperceptie is de beleving van deze risico’s. Een vrijwillig genomen risico zoals bergbeklimmen of roken zal makkelijker worden aanvaard dan een even groot maar niet vrijwillig genomen risico. Risico is de kans dat iets op kan treden maal het effect (dodelijke slachtoffers). De overheid hanteert risiconormen. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat frequent optredende gebeurtenissen elk met een klein aantal doden (wegverkeersongevallen) gemakkelijker aanvaard worden dan minder vaak optredende gebeurtenissen elk met een groot aantal doden (vliegverkeersongevallen). Terwijl het aantal doden per jaar voor de eerste soort ongevallen veel groter zal zijn.2 Over de risico’s van niet ontplofte explosieven uit de Tweede Wereldoorlog zowel tijdens het uitvoeren van grondroerende werkzaamheden en vervolgens gedurende de opslag is niet veel te zeggen, omdat er nog niet veel onderzoek naar is verricht. Het feitelijke risico van niet ontplofte explosieven is niet hoog. In de beleving van mensen is het risico (gepercipieerde risico) van niet ontplofte explosieven uit de Tweede Wereldoorlog wel hoog. Vindt er een ongeval plaats door de aanwezigheid van niet ontplofte explosieven uit de Tweede Wereldoorlog dan heeft dit een impact op de omgeving. Een ongeval met niet ontplofte explosieven zal sneller de publiciteit halen dan een verkeersongeval. De kans om te overlijden door de aanwezigheid van niet ontplofte explosieven zal vele malen kleiner zijn dan de kans om te overlijden door een verkeersongeval. Naast een geringe kans van aantreffen is er ook nog een geringe kans op het daadwerkelijk exploderen van aangetroffen niet ontplofte explosieven waarbij het ook nog uitmaakt of er een bom of granaat wordt aangetroffen. Het jaarlijkse risico van overlijden in de rijke industrielanden door een bepaalde activiteit of gebeurtenis waaraan men is blootgesteld ziet er - in onderstaande tabel - als volgt uit. Activiteit/Gebeurtenis
Kans op overlijden per jaar
Roken
10 = 0,1%
Wegverkeer
10-4 = 0,01%
Vliegverkeer
10-6 = 0,0001%
Aardbeving
10-6 = 0,0001%
Bliksem
10-7 = 0,00001%
Conventioneel explosief
<10
-3
-?
Tabel 1 Kans op overlijden van bepaalde gebeurtenis t.o.v. ongevallen UXO
2
e
Gemeente Arnhem, Handleiding “Omgaan met conventionele explosieven uit de 2 Wereldoorlog binnen de gemeente
Arnhem” tijdens grondroerende werkzaamheden, februari 2009 Versie 1.7 (22-11-2011)
5
1.
Wet- en regelgeving
Conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog vallen onder verschillende wet- en regelgeving. Op verschillende deelaspecten zijn andere regelingen aanwezig. Bij het opstellen van dit document is uitgegaan van vigerende wet- en regelgeving. Hieronder staan in volgorde van belangrijkheid, in het kader van omgaan met conventionele explosieven in de bodem bij grondroerende werkzaamheden, deze wet- en regelgeving opgesomd: Arbeidsomstandighedenwet, artikel 5, hier is de verplichting verankerd voor het doen van een risico-inventarisatie en -evaluatie. Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.1.b is de zorgplicht weggelegd voor de werkgever voor de gezondheid en de veiligheid van zijn werknemers. Arbeidsomstandighedenregeling, paragraaf 4.2.b (wijziging opsporen conventionele explosieven, Staatscourant 10 april 2007). Hierin is bepaald dat bedrijven die werkzaamheden samenhangende met het opsporen van conventionele explosieven verrichten, in het bezit dienen te zijn van een procescertificaat opsporen conventionele explosieven. Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat “Opsporen Conventionele Explosieven” (BRLOCE), versie 2007-02, d.d. 8 februari 2007. Deze BRL bevat de eisen, waaraan een bedrijf moet voldoen om gecertificeerd te kunnen worden. Het toepassingsgebied van de BRL-OCE is verdeeld in twee deelgebieden: Opsporing (A) en Civieltechnische opsporingsproces (B). Bedrijven kunnen zich voor een of beide deelgebieden certificeren. Op het certificaat wordt aangegeven voor welk(e) deelgebied(en) het certificaat is afgegeven. Gemeentewet, openbare orde Wet Wapens en Munitie (Wet van 5 juli 1997, houdende regels inzake het vervaardigen, verhandelen, vervoeren, voorhanden hebben, dragen enz. van wapens en munitie) Deze nota van de gemeente Middelburg is niet in strijd met de bovengenoemde wettelijke regelingen, een en ander voor zover deze regelingen van kracht waren op het tijdstip van de vaststelling.
Versie 1.7 (22-11-2011)
6
2.
Taken en verantwoordelijkheden
Taken en verantwoordelijkheden Op basis van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet kan de burgemeester voor het handhaven van de openbare orde of voor het beperken van eventueel gevaar bevelen of algemeen verbindende voorschriften opstellen voor de locatie waar naar conventionele explosieven wordt gezocht. De burgemeester is eindverantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente. In artikel 160 van de Gemeentewet is vastgelegd dat het college van burgmeester en wethouders bevoegd is het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover dit niet bij of krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast. De gemeente heeft daardoor de beslissingsbevoegdheid om al dan niet tot het (proactief) opsporen en ruimen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog over te gaan.
ERW, UXO, NGE of CE Explosive Remnants of War (ERW), Unexploded Ordnance (UXO’s), niet gesprongen explosieven (NGE’s), conventionele explosieven (CE) of oorlogs- of explosieventuigen, het zijn allemaal benamingen voor munitie uit de Eerste en of Tweede Wereldoorlog die wel zijn afgevuurd, maar niet tot ontploffing zijn gekomen. Het verschil zit hem echter in, in welke oorlog deze munitie is gebruikt. In de Eerste Wereldoorlog is veel gebruik gemaakt van toxische munitie, en in de Tweede Wereldoorlog niet, toen is alleen met conventionele explosieven gevochten. Conventionele explosieven (CE) zijn explosieven die niet als zelfgemaakt, nucleair, biologisch of chemisch kunnen worden aangemerkt. Explosive Remnants of War (ERW) en UneXplode Ordnance (UXO) zijn "niet ontplofte munitie" (zonder inbegrip van landmijnen), of ook wel NGE genoemd in Nederland. Onder ERW, UXO of NGE vallen zowel de toxische als de conventionele explosieven. België bijvoorbeeld, heeft geparticipeerd in zowel de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog, daar wordt de term CE niet gebruikt, maar wel UXO. Nederland heeft niet geparticipeerd in de Eerste Wereldoorlog, alleen in de Tweede Wereldoorlog. Daarom wordt in Nederland vaak over CE gesproken.
Mandatering Iedere persoon of organisatie, die van plan is om grondverzet te plegen in Middelburg, bouwprojecten of infrastructurele plannen te ontwikkelen, te baggeren, enz., is verplicht om te informeren bij de gemeente Middelburg naar de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen explosieven op het betreffende perceel. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als voor niet-gemeentelijke projecten. Het is de ambtenaar openbare orde en veiligheid die aan de hand van de explosievenkaart een uitspraak mag doen en eventueel een verplichting tot nader onderzoek of detectie mag opleggen aan de projectleider. Voor een dergelijk onderzoek is een projectplan noodzakelijk van de BRL-OCE gecertificeerd bedrijf. Voordat een BRL-OCE gecertificeerd bedrijf aan de slag kan moet het bevoegde gezag het projectplan beoordelen op het gebied van openbare orde. Dat wil zeggen: worden de juiste protocollen gehanteerd vanaf het moment dat er explosieven worden aangetroffen. In de praktijk tekent de ambtenaar openbare orde en veiligheid voor dit deel van het projectplan.
Communicatie Als er tijdens graafwerkzaamheden een conventionele explosief uit de WO II wordt aangetroffen dat onschadelijk moet worden gemaakt dan zal hierover met omwonenden gecommuniceerd moeten worden. In dit geval spreken we over crisiscommunicatie. Dit gebeurt conform het Regionaal CrisisVersie 1.7 (22-11-2011)
7
plan van de Veiligheidsregio Zeeland. Vanuit het team Communicatie van de gemeente Middelburg of de veiligheidsregio Zeeland vindt de crisiscommunicatie plaats. Naast de crisiscommunicatie is er de risicocommunicatie. Risicocommunicatie gaat over de situatie dat er nog geen ramp of crisis – het vinden van een explosief uit de WO II – gaande is. Tot op heden communiceert de gemeente Middelburg niet actief over de mogelijke aanwezigheid van CE uit de WO II.
Explosievenkaart (zie hoofdstuk 4) Na onderzoeken, ruimingen of spontane vondsten moet de kaart bijgewerkt worden. De taken en verantwoordelijkheden die hieruit voortvloeien zijn: De taak om de kaart bij te werken ligt bij de afdeling Ingenieursbureau. De verantwoording voor het leveren van input voor de explosievenkaart ligt bij de ambtenaar openbare orde en veiligheid. 1 keer per half jaar vraagt de ambtenaar openbare orde en veiligheid bij de EODD een lijst op van de aangetroffen CE van de gemeente Middelburg. 1 keer per kwartaal wordt er een update gemaakt van de explosievenkaart. Die informatie voor de update van de kaart wordt verzameld op een plek op de P-schijf: Explosievenkaart. De explosievenkaart wordt weergegeven op Flexiweb.
Bestemmingsplannen Ook in bestemmingsplanprocedures dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer er een gebied bestemd wordt zal door medewerker die deze procedure uitvoert een toetsing op mogelijke explosieven moeten worden uitgevoerd. Deze toets kan eenvoudig worden uitgevoerd met de bestaande explosievenkaart op Flexiweb. Wanneer in het bestemde gebieden een hoge (rode) of een verhoogde (oranje) kans is op het aantreffen van explosieven aanwezig dient er om advies te worden gevraagd bij de ambtenaar openbare orde en veiligheid.
Omgevingsvergunning Bij het aanvragen van bouwvergunningen moet ook even stil gestaan worden bij de explosievenkaart. Wanneer de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient getoetst te worden aan de explosievenkaart (via Flexiweb). Wanneer de aanvraag in rode of oranje gebieden van de explosievenkaart plaatsvindt, zal de toetser van de aanvraag advies in moeten winnen bij de ambtenaar openbare orde.
Gemeentelijke projecten (Ruimtelijke ontwikkelingen en/of grondwerkzaamheden) De projectleider van het gemeentelijke ontwikkelingsproject dan wel de projectleider / werkvoorbereider van een project waarbij grondwerkzaamheden worden uitgevoerd is tevens opdrachtgever voor een onderzoek naar conventionele explosieven. (Er bestaat ook de mogelijkheid om een projectleider in te huren van een andere gemeente met deze specifieke deskundigheid, de vereniging Nederlandse Ambtenaren Openbare Veiligheid (NAOV) kan hierin bemiddelen.) Geadviseerd wordt om voor het vooronderzoek en voor het detectie- en benaderingsonderzoek een aparte offerte op te vragen.
Versie 1.7 (22-11-2011)
8
Werkzaamheden voor het project: PROJECTLEIDER Opzetten projectorganisatie Planning Begroting Opdrachtverlening Zorgen dat de hierna genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd Beoordelen projectfasen op rekening houden met CE Inschatten noodzaak vooronderzoek: AOV in samenspraak met projectleider Raadplegen van de explosievenkaart Beslissing nemen op basis van de explosievenkaart Advisering richting projectleider Werkzaamheden voor het vooronderzoek en detectieonderzoek: projectleider in samenspraak met AOV Offerte aanvraag en beoordelen offerte Beoordelen onderzoeksrapportage Advisering richting project Werkzaamheden voor de gemeente bij het detectieonderzoek en benadering: Offerte aanvragen PROJECTLEIDER Beoordelen (offerte) projectplan AOV Beoordelen projectplannen vanuit bevoegdheid burgemeester AOV-er Vergunningen en ontheffingen verlenen: PROJECTLEIDER Communicatieplan PROJECTLEIDER – VOORLICHTERS GEMEENTE Advisering aan projectleider: AOV Eventueel locatie aanwijzen voor explosievrij container voor veiligstellen munitie AOV-er in samenspraak met onder andere de afdeling Vergunningverlening en Handhaving
Werkzaamheden voor de gemeente bij de ruiming: AOV Communicatieplan Evacuatie (optioneel bij ruiming op vindlocatie) Vergunningen en ontheffingen Vernietigingslocatie Benodigde Vergunningen en ontheffingen (lijst niet limitatief):
vergunningen van het waterschap op grond van de Waterwet (bv. lozings- en bemalingsvergunningen, grondwateronttrekking); ontheffing van de Wet wapens en munitie inclusief ontheffing transport en tijdelijke opslag van explosieven (door het ministerie van Justitie); het regelen van een vernietigingslocatie (binnen de gemeentegrenzen); een milieuvergunning voor tijdelijke munitieopslag.
Projecten door derden (Ontwikkelingsprojecten, Grondwerkzaamheden, Bouwprojecten, etc.) De projectleider of initiatiefnemer van een project of werk is tevens opdrachtgever voor een onderzoek naar conventionele explosieven.
Versie 1.7 (22-11-2011)
9
Werkzaamheden voor het project: Projectleider, initiatiefnemer, werkvoorbereider/-uitvoerder van derden: Opzetten projectorganisatie Planning Begroting Opdrachtverlening Zorgen dat de hierna genoemde werkzaamheden worden uitgevoerd Beoordelen projectfasen op rekening houden met CE Inschatten noodzaak vooronderzoek: Derden vraagt aan AOV-er om: Het raadplegen van de explosievenkaart Beslissing nemen op basis van de explosievenkaart Advisering richting derde Werkzaamheden voor het vooronderzoek en detectieonderzoek: DERDEN Offerte aanvraag en beoordelen offerte Beoordelen onderzoeksrapportage Advisering richting project Werkzaamheden voor de gemeente bij het detectieonderzoek en benadering: Offerte aanvraag en beoordelen (offerte) projectplan DERDEN Beoordelen projectplannen vanuit bevoegdheid burgemeester AOV-er Vergunningen en ontheffingen aanvragen DERDEN Communicatieplan DERDEN Eventueel locatie aanwijzen voor explosievrij container voor veiligstellen munitie AOV-er in samenspraak met onder andere de afdeling Vergunningverlening en Handhaving
Werkzaamheden voor de gemeente bij de ruiming: AOV-er
Zorgen dat werkzaamheden plaatsvinden conform het Regionaal Crisisplan van de Veiligheidsregio Zeeland en bijbehorende multidiscliplinaire afstemming Communicatieplan Evacuatie (optioneel bij ruiming op vindlocatie) Vergunningen en ontheffingen
Benodigde Vergunningen en ontheffingen (lijst niet limitatief):
vergunningen van het waterschap op grond van de Waterwet (bv. lozings- en bemalingsvergunningen, grondwateronttrekking); ontheffing van de Wet wapens en munitie inclusief ontheffing transport en tijdelijke opslag van explosieven (door het ministerie van Justitie); het regelen van een vernietigingslocatie (binnen de gemeentegrenzen); een milieuvergunning voor tijdelijke munitieopslag.
Versie 1.7 (22-11-2011)
10
Vernietigingslocatie
Tot nu toe worden worden kleinere explosieven door de EODD vernietigd op het strand bij Ritthem in samenwerking met de gemeente Vlissingen. Zwaardere explosieven gaan vaak naar het strand bij Vrouwenpolder ter vernietiging in samenwerking met de gemeente Veere. Dit is mede ter beoordeling van de EODD. In voorkomende gevallen kan het voor vernietiging ook maatwerk binnen Middelburg worden. De vaststelling van deze nota is een goede basis om het gebruiken van vernietigingslocaties op Walcheren en de samenwerking nader te formaliseren.
Versie 1.7 (22-11-2011)
11
3.
Historie
1940
De Tweede Wereldoorlog brak uit begin september 1939 toen Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog verklaarden nadat Hitler Polen was binnengevallen. Nederland reageerde direct door haar strijdkrachten te mobiliseren. Meer dan 400.000 man werd in september 1939 onder de wapenen geroepen. Ook in Middelburg werd het straatbeeld alras gedomineerd door dienstplichtigen in uniform afkomstig uit de kazerne in de Korte Noordstraat. Ondanks de internationale spanning heerste onder brede lagen van de bevolking de overtuiging dat ons land, net zoals in de Eerste Wereldoorlog, ook in dit conflict neutraal zou blijven. Deze illusie werd de bodem ingeslagen toen Duitse troepen op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen. Het Nederlandse leger had geen schijn van kans de superieur getrainde en uitgeruste Duitse agressor te weerstaan. Na het vernietigende Duitse bombardement op Rotterdam gaf ons land zich op 14 mei over. Omdat er zich echter inmiddels veel Franse troepen in Zeeland bevonden, was deze provincie als enige uitgezonderd van de capitulatie. Duitse Waffen-SS eenheden kregen opdracht dit laatste stukje vrij Nederland te bezetten. Op 15 mei lieten Duitse vliegtuigen enkele bommen op Middelburg vallen. Dezelfde dag werd de Bathstelling doorbroken en rukten de Duitse strijdkrachten op door Zuid-Beveland. De enige landverbinding met Walcheren was de Sloedam. De slechts 80 meter brede en 800 meter lange dam was goed verdedigbaar en de Franse troepen groeven zich in om tot het uiterste stand te kunnen houden. Op 17 mei rond 11.00 uur voerde een compagnie van de Waffen-SS de eerste aanval op de Sloedam uit. De opmars werd ondersteund door twee of drie afdelingen artillerie, die bij Lewedorp stonden opgesteld en vliegtuigen van de Luftwaffe. De Duitsers slaagden erin om ten koste van zware verliezen een klein bruggenhoofd op Walcheren te slaan. De verdere Duitse opmars werd gestaakt en de Duitsers groeven zich in. De strijd ontaardde in een artillerieduel tussen het Duitse geschut en Franse kanonnen die in Walcheren en Zeeuws Vlaanderen opgesteld stonden. Ook schepen van de Engelse en Franse marine mengden zich in de strijd. Middelburg was aldus in het frontgebied terecht gekomen. Op 17 mei 1940 openden de Duitsers vanuit Lewedorp het vuur op de Franse verdedigers aan de Walcherse zijde van de Sloedam. Zij richtten daarbij hun kanonnen ook op Arnemuiden, Nieuw- en Sint Joosland en Middelburg. Intussen voerden Duitse vliegtuigen aanvallen uit op de Sloedam, zij waren niet operatief boven de stad Middelburg. De artilleriebeschietingen hebben tot talrijke brandhaarden geleid. Op 17 mei 1940 zijn er wel een drietal bommenwerpers actief geweest boven Walcheren. Zij vielen gronddoelen aan zoals stellingen en luchtafweergeschut. Zo is het zoeklichtopstelling aan de Nieuwe-Vlissingseweg gebombardeerd. Verder hebben deze bommenwerpers vermoedelijk bommen afgeworpen op de Nieuwe Oostersestraat en op het Oost-Indisch Huis aan de Rotterdamsekaai. De granaatinslagen zijn vooral geclusterd in de omgeving van de Dam (Lange Delft, Bellinkstraat, Dam, Rotterdamsekaai, e.d.). Het vermoeden bestaat dat de Duitsers wisten dat hier het Nederlandse militair hoofdkwartier zat. Rond 10.30 uur sloegen de eerste granaten in op de Lange Delft en de St. Pieterstraat. Het VOC-huis, waar waarschijnlijk munitie lag opgeslagen, werd als een van de eerste gebouwen geraakt en stond al snel in vuur en vlam. Het Middelburgse brandweerkorps telde ruim 70 vrijwilligers, die beschikten over de Magirusspuit, drie motorspuiten, drie babyspuiten (of handspuiten) en een ladderwagen. Dit was uiteraard onvoldoende om alle 30 branden de als gevolg van het bombardement in de gehele stad Versie 1.7 (22-11-2011)
12
uitbraken te bestrijden. Het werk van de brandweer werd verder bemoeilijkt door het feit dat Middelburg vrijwel uitgestorven was. Op last van de burgemeester was het grootse deel van de bevolking al op 14 mei naar de omliggende dorpen geëvacueerd. Veel tijd ging verloren doordat de brandweer deuren of ramen moest openbreken om bij de brandhaarden in de huizen te komen. Bovendien waren er weinig burgers aanwezig om kleine brandjes te blussen en in de kiem te smoren. Ongeveer 100 soldaten en burgers assisteerden de Middelburgse brandweer. De weersomstandigheden waren ook uiterst ongunstig. Het droge weer van de voorgaande weken zorgden gecombineerd met de krachtige noordenwind dat het vuur snel om zich heen greep. Tegen 18.30 uur zweeg het Duitse geschut. Een nieuwe aanval op de Sloedam had rond 18.00 uur eindelijk succes gehad. Vanuit een bruggenhoofd konden de SS-ers een volledige doorbraak forceren. De eerste Duitse eenheden trokken om kwart over negen ’s avonds Middelburg binnen. Het was voor de Duitsers van cruciaal belang om snel naar Vlissingen en vandaar naar Frankrijk op te rukken. Daarom bleven de belangrijkste verkeersroutes langs het Kanaal door Walcheren intact. Het vermoeden bestaat dan ook dat er sprake was van een tactische beschieting op Middelburg. Na afloop van de strijd lagen bijna 600 veelal monumentale panden in de binnenstad vrijwel geheel in puin en talrijke andere werden beschadigd. Het verwoeste deel van Middelburg bevond zich in een geconcentreerd gebied rond de Abdij, Markt en de Rotterdams Kaai-Dwarskaai. Ruim tweederde van de binnenstad werd op 17 mei 1940 nauwelijks getroffen. Het aantal dodelijke slachtoffers bleef gelukkig beperkt tot waarschijnlijk minder dan 20 personen omdat de meeste inwoners het advies van de burgemeester om de stad te verlaten hadden opgevolgd. In de conclusie van het boek Middelburg 17 mei 1940. Het vergeten bombardement schrijft Sijnke dat de ravage in de Middelburgse binnenstad niet is veroorzaakt door een Duits luchtbombardement maar door een grote brand die het gevolg was van een Duitse artilleriebeschieting. Hierbij was geen sprake van een systematisch geplande Duitse aanval op Middelburg maar van een reeks van incidentele beschietingen van enkele uren (storingsvuur). Het feit dat een vrijwel aaneengesloten deel van het centrum werd verwoest en dat veel gevels overeind bleven staan, duidt ook nadrukkelijk op een stadsbrand.
1944
Na de Duitse nederlagen in Rusland volgde op 6 juni 1944 de landing in Normandië. Als gevolg van een snelle opmars door België viel op 5 september Antwerpen nagenoeg onbeschadigd in hun handen. Zoals ook in de tijd van Napoleon gold, was de strategische haven echter alleen bruikbaar als ook Walcheren zou worden bevrijd. De geallieerden vreesden dat de Duitsers ‘Festung’ Walcheren zwaar zouden verdedigen en besloten daarom de vijandelijke stellingen onder water te zetten. Begin oktober werden de dijken bij Westkapelle, Rammekens en Veere gebombardeerd. Het zeewater kreeg vrij spel en vrijwel geheel Walcheren, uitgezonderd de duinrand en het oude gedeelte van Middelburg kwam onder water te staan. De 2.300 huizen van Middelburg die buiten de veste stonden werden zogenaamde waterhuizen. De 4.700 woningen binnen de stad moesten naast de 20.000 inwoners ook nog eens 15.000 vluchtelingen herbergen. Vanaf oktober 1944 kreeg de Zeeuwse hoofdstad daarnaast ook verschillende geallieerde luchtaanvallen te verduren. Zo werden op 7 oktober panden getroffen in de Molstraat, Pijpstraat, Singelstraat, de Dam, Nieuwe Haven en het Vlissingsewagenplein. Na nieuwe geallieerde luchtbombardementen op 11, 12 en 20 oktober kwamen op 21 oktober onder andere vliegtuigbommen terecht in de Kuiperspoort, Rouaansekaai, de Bellinkstraat en de Langevielesingel. Op 1 november landden geallieerde eenheden bij Vlissingen en Westkapelle. Het Duitse hoofdkwartier van de 70e divisie werd van Toornvliet naar Dam 6-8 verplaatst. Middelburg werd regelmatig vanuit de lucht, vanaf zee en uiteindelijk ook vanaf het land beschoten. De hevigste beschietingen waren voorVersie 1.7 (22-11-2011)
13
namelijk gericht op de haven en op het stationsgebied. Op de dag van de landing vloog een munitieschip in het kanaal door Walcheren in de lucht waardoor de meelfabriek aan de Kleverkerkseweg in de brand vloog. Gijs van der Ham schrijft in zijn boek Zeeland 1940-1945. Deel 2 dat de beschieting op 1 november de hele nacht voortduurde en dat er ook in de volgende dagen talrijke granaten op Middelburg werden afgevuurd. In de nacht van 2 op 3 november zou er elke twee minuten een granaat op de stad zijn neergekomen. Een Vlissingse bron meldt zelfs dat er in totaal het onwaarschijnlijk hoge aantal van maar liefst 18.000 granaten op de Zeeuwse hoofdstad zou zijn afgevuurd. Het Walcherse verzet berichtte op 5 november aan de geallieerde legerleiding dat de beschieting van Middelburg onhoudbaar voor de ‘opgepropte’ bevolking was. In tegenstelling tot 1940 was Middelburg in 1944 niet ontruimd, maar zat de stad juist vol met evacués van het Walcherse platteland dat onder water was komen te staan als gevolg van de geallieerde inundatie. Doordat er veel mensen in de Middelburgse binnenstad waren, leidden de bombardementen in 1944 niet tot stadsbranden en bleef de schade beperkt. Naar schatting zijn er twaalf burgers omgekomen als gevolg van de geallieerde beschietingen in de eerste week van november. Ook bij hun moeizame opmars over de Sloedam in dezelfde periode zetten de geallieerden hun overmacht aan vliegtuigen en artillerie veelvuldig in. Bij deze aanvallen moest met name Arnemuiden het ontgelden, ondanks het feit dat de plaats officieel te boek stond als Rode Kruisdorp. Arnemuiden werd anderhalve dag lang hevig beschoten waarbij 46 burgers om het leven kwamen. Op 6 november probeerde een kleine eenheid onder bevel van majoor Johnston met elf Buffalo’s, amfibische pantservoertuigen op rupsbanden, via Koudekerke Middelburg te bereiken. Een van de voertuigen liep even buiten de stad op een mijn en zes soldaten verloren het leven. Acht Buffalo’s met 120 man rukten uiteindelijk het centrum van Middelburg binnen. De Dam en de Markt stroomden al snel vol met angstige en moedeloze Duitse soldaten die zich wilden overgeven. Door het geluid van de rupsbanden waren zij ervan overtuigd dat Middelburg omsingeld was door een sterke eenheid geallieerde tanks. De Engelsen stormden het Duitse hoofdkwartier op Dam 6-8 binnen en eisten onvoorwaardelijke overgave. Op het huis aan de Dam herinnert een plaquette aan de Duitse capitulatie op 6 november in Middelburg. Pas de volgende dag werd de kleine Engelse eenheid, die met behulp van het Middelburgse verzet meer dan 2.000 Duitse krijgsgevangenen in bedwang moest houden ontzet door de komst van de geallieerde hoofdmacht. Op 8 november was het gehele schiereiland in geallieerde handen. Walcheren had een enorme prijs betaald voor de vrijheid, meer dan 14.000 hectare stond onder water. In dit gebied waren vrijwel alle gebouwen, de beplanting en het vee verloren gegaan.
na 1945 Na de oorlog is er in de gemeente Middelburg veel munitie geruimd. Daarnaast hebben er na de oorlog ook op verschillende plaatsen groot- en kleinschalige grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden in het kader van de wederopbouw. Er zijn na de oorlog nieuwe wijken bijgebouwd, kabels, wegen en riolering aangelegd. Na-oorlogse wijken Middelburg: Stromenwijk, Griffioen, Klarenbeek, Veerse Poort en verder alle wijken ten zuiden van het Kanaal door Walcheren (Zuid, Dauwendaele en Mortiere) Na-oorlogsewijken Arnemuiden: het Poldertje en alles ten noorden van de spoorlijn
Versie 1.7 (22-11-2011)
14
Na-oorlogse wijken Nieuw- en St. Joosland: Hoge Stelle en de van Akenstraat en omgeving(Zeeburgstraat, Scheldepoortstraat, Sloehavenstraat) In de na-oorlogse wijken is de kans op het aantreffen van conventionele explosieven in de bodem klein, doordat er al verschillende grondroerende werkzaamheden zijn geweest. In 2006 is er door het Zeeuws Archief een historisch onderzoek uitgevoerd en daarvoor is tevens een kaart opgesteld waarop alle meldingen van ruimingen, inslagen en beschietingen zijn weergegeven. In 2010 is het boek uitgekomen “Middelburg 17 mei 1940, Het Vergeten Bombardement”, geschreven door Tobias van Gent, Victor Laurentius, Koos Bosma en Anneke van Waarden-Koets. Hieruit blijkt dat de gemeente Middelburg niet veel te maken heeft gehad met luchtbombardementen in WO II.
Ervaringen tot nu toe Tot op heden zijn er een aantal onderzoeken uitgevoerd binnen de gemeente naar conventionele explosieven in de bodem. Deze onderzoeken zijn niet allemaal in opdracht van de gemeente uitgevoerd maar ook in opdracht van Rijkswaterstaat. Een aantal van deze onderzoeken zijn: explosievenonderzoek bij de bouw van het stadskantoor (gemeente opdrachtgever) explosievenonderzoek ten behoeve van de aanleg van N57 (Rijkswaterstaat opdrachtgever) explosievenonderzoek in het kanaalgebied (Rijkswaterstaat opdrachtgever) Bij grote projecten heeft de gemeente tot nu toe gehandeld op basis van toevalstreffers. De werkzaamheden werden zonder een vooronderzoek gestart. Zodra er op een conventionele explosief werd gestuit, werden de werkzaamheden stilgelegd en de politie en EODD ingeschakeld voor het veiligstellen en / of ruimen van het explosief. Daarna werden de werkzaamheden weer voortgezet. Inmiddels is op grond van de regeling “suppletie Gemeentefonds opsporen en ruimen niet gesprongen explosieven Tweede Wereldoorlog” een subsidie aangevraagd en verkregen voor onderzoek en eventueel ruiming van niet gesprongen explosieven. In het verleden zijn er bij dit soort projecten zelden explosieven aangetroffen en zeker geen zwaar kaliber (bommen) Er is gebleken dat er een verschil bestaat in de werkwijzen bij onderzoeken en ruimingen. Om hierin duidelijkheid te scheppen is in deze nota het omgaan met conventionele explosieven in de bodem beschreven.
Versie 1.7 (22-11-2011)
15
4.
Explosievenkaart
Uit het voorgaande hoofdstuk kan geconcludeerd worden dat de oorlogshandelingen in Middelburg vooral hebben bestaan uit beschietingen. Een aantal locaties binnen onze gemeente hebben wel zwaar onder vuur gelegen, waaronder de Sloedam, en een aantal militaire doeleinden in en rondom de stad, waaronder de zoeklichtopstelling aan de Nieuwe Vlissingseweg of het Nederlands militaire hoofdkwartier in de omgeving van de Dam. Daarnaast is ook bekend dat er veel munitieruimingen hebben plaatsgevonden direct na de oorlog. Overigens is er na de oorlog al veel in de grond geroerd en zijn er al verschillende historische onderzoeken in het kader van opsporing en ruiming van explosieven uitgevoerd. Basis voor het omgaan met CE in Middelburg is de explosievenkaart. De gemeente Middelburg heeft een explosievenkaart ontwikkeld, ook wel “bommenkaart” genoemd, die gebaseerd is op vier inputs: 1. Een historisch onderzoek van het Zeeuws Archief in 2006 2. Een project van de provincie Zeeland in 2011-2011, waarin o.m. alle geallieerde stafkaarten van Zeeland op het gebied van explosieven zijn verwerkt 3. Naoorlogse detectieonderzoeken naar niet-gesprongen explosieven, voorafgaand aan grotere grondprojecten 4. Alle ruimingrapporten van de EODD vanaf mei 1940 tot heden Het zijn met name de onderdelen 3 en 4, die maken dat de explosievenkaart dynamisch is. Toekomstige detectieonderzoeken en ruimingrapporten moet worden verwerkt om de kaart actueel en betrouwbaar te houden.
Lezen van de explosievenkaart; “Kans op aantreffen” Voor wat betreft de kans van aantreffen is er onderscheid gemaakt in de volgende gebieden: hoge kans van aantreffen CE rood verhoogde kans van aantreffen CE oranje verlaagde kans van aantreffen CE geel lage kans van aantreffen CE groen onbekend
Hoge kans van aantreffen CE rood Op basis van historisch onderzoek is voor bepaalde delen van Middelburg de kans van aantreffen van CE tijdens grondroerende werkzaamheden hoog. Dit zijn de gebieden waar oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden en na de 2e WO geen grootschalige g rondroerende werkzaamheden. Het gaat hier vaak niet om het stedelijk gebied maar vooral om het buitengebied en parken. In gebieden met een hoge kans op aantreffen moeten voor en tijdens grondroerende werkzaamheden altijd maatregelen met betrekking tot CE worden getroffen. Gebiedskenmerken: oorlogshandelingen geen grootschalige grondroerende werkzaamheden na de 2e WO buitengebied en parken
Versie 1.7 (22-11-2011)
16
stedelijk gebied) waarbij uit vooronderzoek is gebleken dat oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden en na de 2e WO geen (kleinschalige) grondroerende werkzaamheden zijn geweest / dan el geen ruimingen hebben plaatsgevonden.
Verhoogde kans van aantreffen CE oranje De oranje gebieden zijn de gebieden op de kaart, veelal vooroorlogse wijken, waar uit historisch oogpunt bekend is dat hier beschietingen of andere gevechtshandelingen (meldingen) zijn geweest. Binnen deze gebieden hebben vooral vóór de 2e WO grootschalige grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Na de 2e WO alleen kleinschalige werkzaamheden (riolering). De mogelijkheid op aantreffen van conventionele explosieven in de oranje gebieden zijn wel aanwezig, maar in verhoogde of een verlaagde kans, de afweging die hier gemaakt moet worden staat beschreven in hoofdstuk 5 ‘Omgaan met CE uit de tweede wereldoorlog’, paragraaf 5.1 ‘Onderzoeksstrategie’. Mocht uit de afweging blijken dat er oorlogshandelingen zijn geweest met munitie met een verhoogde kans op het aantreffen van CE dient dit gebied te worden beoordeeld als een gebied met een hoge kans op aantreffen van CE (rood). Wanneer uit de afweging blijkt dat er in het gebied weinig of geen oorlogshandelingen zijn geweest, of er zijn in het gebied veel naoorlogse grondwerkzaamheden geweest kan het gebied aangemerkt kan worden als een gebied een verlaagde kans (geel) op aantreffen CE. Gebiedskenmerken: oorlogshandelingen geen grootschalige grondroerende werkzaamheden na de 2e WO stedelijk gebied (vooroorlogse wijk) gebied direct gelegen naast rood gebied die niet aangemerkt kunnen worden als rood, geel of groen Verlaagde kans van aantreffen CE geel Dit zijn gebieden waar oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Tevens hebben we te maken met stedelijk gebied (naoorlogse wijk). Maar na de 2e WO hebben hier grootschalige grondroerende werkzaamheden plaatsgevonden. Het gebied wordt vervolgens behandeld als een lage kans van aantreffen gebied. Echter is de kans op aantreffen van CE niet uit te sluiten. Gebiedskenmerken: oorlogshandelingen e grootschalige grondroerende werkzaamheden na de 2 WO stedelijk gebied (naoorlogse wijk) Lage kans van aantreffen CE groen Op basis van historisch onderzoek kunnen we voor bepaalde delen van Middelburg aangeven dat de kans van aantreffen van CE tijdens grondroerende werkzaamheden laag is. Dit zijn de gebieden waar: uit het historische onderzoek volgt dat er geen oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. In deze gebieden worden geen extra maatregelen getroffen; in het verleden ruimingen hebben plaats gevonden; en waar een proces-verbaal van oplevering is afgegeven na de opsporingswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Versie 1.7 (22-11-2011)
17
Gebiedskenmerken: geen oorlogshandelingen opsporingswerkzaamheden uitgevoerd met uitkomst niet aanwezig ruimingen
gebied Werkzaamheden in het Het is onbekend of in de witte gebieden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Dit zijn voor Middelburg onder andere de naoorlogse wijken binnen stedelijk gebied en het buitengebied. Gebiedskenmerken geen oorlogshandelingen
Versie 1.7 (22-11-2011)
18
5.
Omgaan met CE uit de tweede wereldoorlog’
Onderzoeksstrategie
We kunnen voor wat betreft de kans van aantreffen de volgende gebieden onderscheiden: hoge kans van aantreffen CE rood verhoogde kans van aantreffen CE oranje verlaagde kans van aantreffen CE geel lage kans van aantreffen CE groen onbekend Voor de verschillende gebieden (kleuren) hebben we een aparte aanpak voor het uitvoeren van wel of geen historisch vooronderzoek. Deze afweging behoort tot de AOV-er. Gebieden met een hoge kans op aantreffen van CE Wanneer er grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd in de gebieden die op de explosievenkaart als rood zijn aangegeven dient er altijd een vooronderzoek worden uitgevoerd. Dit vooronderzoek dient te worden gedaan volgens de geldende normen, volgens paragraaf 4.2b van de Arbeidsomstandighedenregeling. Uit het vooronderzoek zal blijken of er verdere detectie en eventueel ruiming nodig zal zijn. Wordt er minder dan 100 m3 grond verzet, dan wel minder diep gegraven dan 0,5 meter, dan is het afhankelijk van de mogelijkheden en/of het project of er een onderzoek moet worden uitgevoerd of dat voldaan kan worden met het treffen van alleen extra maatregelen. Dit betekent dat bij gering grondverzet binnen het gebied m e t e e n hoge kans van aantreffen CE het gaat om maatwerk. Gebieden met een verhoogde kans op het aantreffen van CE Wanneer er grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd in de gebieden die op de explosievenkaart als oranje of geel zijn aangegeven dient er beoordeling te nadere afweging worden gemaakt of hier wel of geen vooronderzoek gedaan dient te worden of dat hier gewerkt kan worden met het protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II”. Naast de kans op CE in het gebied moet in deze gebieden ook een nadere afweging gemaakt worden hoe groot de kans is om deze CE ook daadwerkelijk tegen te komen. Deze kans op daadwerkelijk aantreffen is mede afhankelijk van het type werkzaamheden. Voor de kans op aantreffen onderscheiden we de volgende afwegingen (deze lijst is niet limitatief): Er ligt alleen klein kaliber munitie, de kans dat deze blijvende schade aanbrengen is nihil. In het gebied zijn na de oorlog grondroerende werkzaamheden geweest. De exacte locatie waar in de oorlog gevechtshandelingen zijn geweest, is niet te herleiden naar de huidige bestaande locatie. Over het gebied is 1 enkele melding (getuige) bekend over een mogelijke gevechthandeling. Locaties in directe nabijheid van een gedetecteerd en geruimd perceel. Welke oorlogshandelingen zijn er geweest Zijn er na de oorlog grootschalige grondroerende werkzaamheden geweest Stedelijk of landelijk gebied Hoeveel grondverzet gaat er plaatsvinden Met welk type munitie is hier gevochten Zijn er al onderzoeken in het verleden uitgevoerd, of in de nabijheid van het werk … Versie 1.7 (22-11-2011)
19
Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, dient vooraf aan de werkzaamheden worden na te gaan of hier maatwerk nodig is. Per project dienen deze punten worden nagegaan. Mocht blijken uit deze afweging dat er een verhoogde kans bestaat op het aantreffen van conventionele explosieven die wel degelijk een schade kunnen aanbrengen aan mens en of materieel, zal er als nog een vooronderzoek kunnen worden geëist. Mocht uit deze afweging een verlaagde kans op het aantreffen van conventionele explosieven zijn, kan worden volstaan met het protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II”. Gering grondverzet Ook bij grondroerende werkzaamheden waarbij het grondverzet gering is waardoor de kans op CE ook klein is hoeven geen extra maatregelen worden genomen. Voorbeelden hiervan zijn boringen ten behoeve van bodemonderzoeken of het grondverzet voor het plaatsen van bijvoorbeeld een bushokje. Over het algemeen gaat het hierbij om werkzaamheden waarbij minder dan 100 m3 grond wordt verzet (kleinschalige projecten). In dit geval worden er geen extra maatregelen getroffen maar wordt het protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II” gevolgd. Wordt er meer dan 100 m3 grond verzet dan is het afhankelijk van de mogelijkheden en/of het project of er extra maatregelen moeten worden getroffen. Dit betekent dat het binnen het gebied verhoogde kans van aantreffen CE vooral gaat om maatwerk. Per project wordt zo bekeken of er en zo ja welke maatregelen er moeten worden getroffen. Voorbeeld van maatwerk Vervanging van de oude riolering. Deze oude riolering is na de 2e WO in de grond gekomen. Het gaat dus om naoorlogs grondverzet. Op basis hiervan is niet nodig om extra maatregelen te treffen. De nieuwe riolering komt echter een halve meter lager in de grond te liggen. In dit geval betekent het dat er voor die extra halve meter maatregelen moeten worden getroffen.
Gebieden met een verlaagde kans op aantreffen van CE Wanneer er grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd in de gebieden die op de explosievenkaart als geel zijn aangemerkt, dient er geen vooronderzoek gedaan te worden. Wel moet hier gewerkt worden met het protocol ”Toevalstreffer CE uit de WO II”.
Gebieden met een lage kans op aantreffen CE In de gebieden met een lage kans op aantreffen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog hoeft geen vooronderzoek te worden uitgevoerd. Daarnaast zijn er ook geen extra maatregelen nodig ten behoeve van de waarborging van de veiligheid voor de uitvoering van grondroerende werkzaamheden. Er is echter nooit uit te sluiten dat er nooit CE kunnen voorkomen. In dit geval wordt het protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II” gevolgd.
Versie 1.7 (22-11-2011)
20
Van de gebieden die wit zijn op de explosievenkaart is het uit historisch oogpunt niet bekend dat hier oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Uit historisch oogpunt is het aannemelijk dat hier geen vliegtuigbommen liggen. Echter is hier niet uit te sluiten dat geen conventionele explosieven kunnen liggen. Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, hoeft vooraf aan de werkzaamheden geen vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de bestaande regelgeving. Het protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II” is overigens wel van toepassing op deze gebieden.
Ruimingstrategie Voor het ruimen van conventionele explosieven kan de gemeente kiezen voor een reactieve of een proactieve benadering. Een reactieve strategie houdt in dat de conventionele explosieven pas worden geruimd wanneer dat voor een ontwikkelingsproject noodzakelijk is. Met een proactieve strategie wordt bedoeld dat aan de hand van de beschikbare historische gegevens en de omgevingsfactoren (potentiele risicovolle objecten of situaties) een afweging wordt gemaakt om het explosief te gaan ruimen zonder dat hiervoor geplande grondroerende werkzaamheden aan ten grondslag liggen. Beide ruimingstrategieën kunnen ook naast of aanvullend op elkaar worden toegepast. Voor de gemeente Middelburg is bij het ruimen van conventionele explosieven een reactieve strategie het uitgangspunt. Er bestaat een onderverdeling explosieven, deze bestaat uit: Kleinkaliber (munitie tot 20 mm doorsnede (gevechtlading)) Geschut en mortiermunitie (variërend van grootte van 20 mm tot 20 cm, of meer) Afwerpmunitie (clusterbommen (submunitie)) Grote bommen tot duizenden ponden / kilo's Raketten, mijnen, onderwatermunitie (zeemijnen, torpedo's etc.) etc.
Opgemerkt moet worden dat de afmeting van het explosief niets kan zeggen over de ‘zwaarte’ van de munitie. Het gaat daarbij om het Netto Explosief Gewicht (NEG). Dit is niet vast te stellen door mensen die hier niet op zijn getraind. De politie hebben opgeleide functionarissen ((team)leider explosieven verkenners) met betrekking tot soorten, summiere identificatie, effecten naar de omgeving, gevaaraspecten. Ruimingstrategie afwerpmunitie Het belangrijkste uitgangspunt in de ruimingstrategie is dat de risico’s op incidenten met conventionele explosieven op een acceptabel niveau moeten liggen. Het ruimen van CE vindt in eerste instantie plaats volgens een reactieve benadering. Dit houdt in dat een blindganger pas geruimd wordt wanneer dat als gevolg van een (ontwikkeling-)project met grondroerende werkzaamheden noodzakelijk is.
Versie 1.7 (22-11-2011)
21
Ruimingstrategie klein kaliber munitie (RWS: niet afwerp munitie) Naast de blindgangers (vliegtuigbommen) zijn er locaties, waar voornamelijk klein kaliber munitie (gevechtslading) wordt aangetroffen. Het ruimen van klein kaliber munitie in [naam gemeente] vindt plaats volgens een reactieve benadering. Dit houdt in dat de munitie pas geruimd wordt wanneer dat als gevolg van een (ontwikkeling)project noodzakelijk is. De munitie ligt voornamelijk dicht bij het oppervlak. Wanneer er munitie geruimd moet worden hanteert men de volgende ruimingdieptes3: Onder woningbouw : 2 meter; Onder groenvoorzieningen : 1 meter; Kabels en leidingen : 1 meter of zover als nodig afhankelijk van de diepteligging. Infrastructuur : onderkant ontgraving. Deze diepten zijn vergelijkbaar met een bodemsanering waarbij een leeflaag wordt toegepast. De filosofie is om fysiek contact met deze conventionele explosieven te voorkomen. De herkomst van deze vuistregel komt uit de wet- en regelgeving van bodemsaneringen, de Circulaire bodemsanering. Onderbouwing Indien de saneringsmaatregel het aanbrengen van een leeflaag inhoudt, worden de volgende eisen aan die leeflaag gesteld: a. de leeflaag heeft een standaarddikte van één meter; b. in tuinen kan afhankelijk van de bewortelingsdiepte een grotere diepte, variërend van 1 tot 1,5 meter gewenst zijn; c. bij overig begroeid terrein mag de dikte variëren van 0,5–1,5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte; d. een van de standaarddikte afwijkende leeflaag is mogelijk onder bijzondere omstandigheden, zoals een hoge grondwaterstand, ter beoordeling aan bevoegd gezag; Onder de leeflaag wordt als regel een signaallaag aangebracht, die tot doel heeft te waarschuwen voor verontreiniging die zich onder die signaallaag bevindt. Bij (graaf)werkzaamheden in gebieden waar na WO II al meerdere malen een ontgraving heeft plaatsgevonden kan worden aangenomen dat hier geen explosieven meer aanwezig zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bestaande kabels en leidingsleuven. Wordt er echter dieper of breder ontgraven dan geldt deze zone als verhoogde kans op aantreffen op CE (oranje gebied).
Overig Terugkoppeling Wanneer er door derden onderzoek, detectie en of ruiming is uitgevoerd dient er een terugkoppeling plaats te vinden van de resultaten aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan met deze informatie de explosievenkaart bijhouden.
Bodemverontreiniging De kans op bodemverontreiniging na het onschadelijk maken van een explosief door middel van een ontploffing is te verwaarlozen. Een aandachtspunt is deze is dat er munitie is waarin picrinezuur zit. Wanneer een explosief een lange tijd in de bodem heeft gezeten, kan deze zijn gecorrodeerd, eventuele stoffen (zoals picrinezuur) kan dan in de bodem terecht zijn gekomen.
3
Deze ruimingsdieptes komen uit het Beleids- en beheerplan ‘Niet gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog
2010-2020’ van de gemeente Rotterdam. Versie 1.7 (22-11-2011)
22
Wanneer er munitie tot ontploffing wordt gebracht op een strand, is het echter wel wenselijk om het strand te reinigen en mogelijk de grove scherven er uit te halen. De overige plofplaatsen dienen na gebruik weer in de oorspronkelijke staat te worden terug gebracht.
Regels vernietigingslocatie Eisen die aan een vernietigingslocatie geëist kunnen worden: 1. De toestemming geldt tot en met [uiterlijke datum]. 2. Eventuele verlenging van de toestemming dient voor [datum] schriftelijke te worden aangevraagd aan het college van burgemeester en wethouders gemeente [naam gemeente]. 3. Alle vigerende wet- en regelgeving is onverminderd van kracht. 4. Vernietiging mag uitsluitend worden gedaan door de EODD. 5. Het netto explosieve stof mag, per detonatie, de schervengevarenzone van 200 meter zoals aangegeven in VGVK-194 niet overschrijden. 6. Minimaal 24 uur voor elke vernietiging dienen de gemeente [naam gemeente] (telefoonnummer) en de politiemeldkamer (0900-8844) telefonisch te worden geïnformeerd. 7. Alle veiligheidsmaatregelen bij de terreinen, waaronder een deugdelijk en afgesloten hekwerk rondom met waarschuwingsborden, voor de veiligheid van bewoners en kinderen dienen te worden genomen. 8. Uiterlijk [datum] dienen de voornoemde percelen weer in de oorspronkelijke staat te zijn, dat wil zeggen dat de grond en het zand gezeefd, gereinigd of eventueel gesaneerd dienen te zijn. Het eindsituatieonderzoek moet worden verricht op de tijdens het nulsituatie bodemonderzoek onderzochte locaties en op dezelfde wijze van monsterneming en analyse als het nulsituatie-onderzoek.
Schatgravers De conventionele explosieven in liggen vaak in openbaar gebied en zijn dus ook vrij eenvoudig bereikbaar voor het publiek. In het gebied wordt door burgers ook actief gezocht naar restanten uit WO II, waarbij dus soms ook conventionele explosieven (munitie, mijnen e.d.) worden gevonden. Aanwezige beplanting bemoeilijkt deze opsporing soms. Zodra er activiteiten in CE verdacht gebieden worden ontplooid, die tot op heden vrijwel ontoegankelijk zijn, moeten er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat burgers een verhoogd risico lopen om in aanraking te komen met conventionele explosieven. Deze maatregelen kunnen het bestaan uit plaatsen van waarschuwingsborden. Schatgravers zijn de voornaamste reden om de explosievenkaart niet openbaar te maken.
4
VGVK-19: de 'Verzameling van gemeenschappelijke verordeningen voor de krijgsmacht nummer 19 Versie 1.7 (22-11-2011)
23
6.
Stroomschema’s
Grondroerende werkzaamheden Grondroerende werkzaamheden Raadpleeg munitiekaart
Hoge kans op aantreffen CE
Verhoogde kans op aantreffen CE
Uitvoeren Vooronderzoek
Verlaagde kans op aantreffen CE
Afweging door bevoegd gezag volgens beleid CE
Onbekende gebieden
Lage kans op aantreffen CE
werken zonder maatregelen tbv CE
Historisch onderzoek
verhoogde kans aantreffen NGE
Probleeminventarisatie
Verlaagde kans aantreffen NGE
werken volgens protocol Spontane vondst Toevalstreffer CE
Probleemanalyse
Kans op aanwezigheid CE
Verlaagd
Ja
Detectieonderzoek Voorwerpen waargenomen?
Nee
Ja
Benaderen
Identificeren
Voorwerp is munitie
Lokale politie contacteren De Lokale politie contacteerd de EODD.
Versie 1.7 (22-11-2011)
24
Protocol “Toevalstreffer CE uit de WO II”
Protocol "Toevalstreffer CE uit de WO II"
werk stilleggen
Toeschouwers, omwonenden en personeel op afstandhouden
informeren politie (0900-8844)
Informeren Gemeente AOV binnen kantooruren 0118-675000 buiten kantooruren via Meldkamer 0900-8844
Politie en AOV naar lokatie spontane vondst
Politie geeft melding door aan EODD
Aannemer aanwijzigingen geven of en waar hij zijn werkzaamheden kan voortzetten
EODD komt ter plaatsen
EODD identificeert explosief
EODD neemt situatie over
Versie 1.7 (22-11-2011)
25
7.
Financiën
Algemeen In oktober 2009 is de regelgeving omtrent de financiering veranderd. Sindsdien kunnen gemeenten via het gemeentefonds een bijdrage ontvangen voor de kosten rond het opsporen van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog5. De gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam krijgen een vast bedrag voor het opsporen en ruimen van CE. Deze gemeenten blijken namelijk de achterliggende jaren een stabiele bijdrage voor OCE nodig te hebben gehad en de verwachting is kennelijk dat dit voorlopig stabiel zal blijven. Daarnaast zijn er de gemeenten die de achterliggende jaren regelmatig een beroep hebben gedaan op het inmiddels vervallen Bijdragebesluit. Deze zogenoemde ‘uitkeringsgemeenten' (nu zijn dat er 27) krijgen middelen uit het gemeentefonds volgens de maatstaf 24a van het aantal nieuwbouwwoningen (€2.000,00 per woning). Uit onderzoek (AEF, 2008) is, aldus het ministerie van BZK, namelijk gebleken dat er een relatie bestaat tussen het aantal nieuwbouwwoningen in een gemeente en de ingediende declaraties voor het opsporen en ruimen van CE. Periodiek (eenmaal per vier jaar) zal aan de hand van deze maatstaf worden geëvalueerd welke gemeenten als een uitkeringsgemeente moeten worden aangemerkt. Gemeenten die deel uitmaken van de lijst uitkeringsgemeenten, maar nauwelijks kosten spenderen aan het opsporen van CE, worden van de lijst geschrapt. In de derde plaats zijn er gemeenten die incidenteel worden geconfronteerd met kosten samenhangende met het opsporen van CE, althans die geen uitkeringsgemeente zijn. Voor deze gemeenten is voorzien in een zogenoemde suppletieregeling, ofwel een vangnet. Indien de gemeenteraad besluit tot het opsporen van CE, krijgen deze gemeenten een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds van 70% van de projectkosten. Uit het gemeenteraadsbesluit moet dan wel blijken dat opsporing en ruiming van CE uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is. Gemeenten die regelmatig van deze suppletieregeling gebruik maken, worden in de lijst van uitkeringsgemeenten opgenomen.
Gemeente Middelburg Het ruimen van eventuele conventionele explosieven in de bodem gebeurt volgens een reactieve benadering. De gemeente Middelburg krijgt geen vast bedrag en valt niet onder de maatstaf nieuwbouwwoningen. Daardoor valt de gemeente Middelburg in de groep van vangnetgemeenten. Deze gemeenten dienen jaarlijks vóór 1 maart via een gemeenteraadsbesluit aan te geven dat opsporing en ruiming van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is en welke uitgaven daarmee gepaard gaan. Hierbij kan worden opgemerkt dat zowel de geplande kosten als de gemaakte kosten (dus achteraf) kunnen worden aangevraagd. Het is van belang dat in het raadsbesluit het bedrag dat wordt gereserveerd vermeld wordt. Het kan hierbij gaan om zowel de verwachte kosten als gerealiseerde kosten (BTW komt niet in aanmerking voor compensatie). Op basis van de gemeenteraadsbesluiten zullen als suppletie bijdragen aan deze gemeenten worden verstrekt van maximaal 70% van de aangegeven kosten. Het ingetrokken Bijdragebesluit 2006 rekende overigens met een suppletie van maximaal 80%.
5
Brief van 6 juli 2009 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kenmerk 2009-0000171884,
betreft Intrekking bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 Versie 1.7 (22-11-2011)
26
Begrippenlijst Conventionele explosieven (CE) Conventionele explosieven zijn explosieven die niet als zelfgemaakt, nucleair, biologisch of chemisch kunnen worden aangemerkt. C E zijn gemaakt voor oorlogsdoeleinden. Voorbeelden hiervan zijn vliegtuigbommen, granaten, mijnen, raketten, kleinkalibermunitie, vliegende bommen (V1 en V2) etc. Conventionele explosieven kunnen op verschillende manieren worden aangetroffen: afgeworpen; verschoten/gegooid/gelegd/weggeslingerd; opgeslagen/gedumpt/begraven; als restanten uit springputten of explosie; als onderdeel van (vliegtuig)wrakken en/of gezonken vaartuigen. Wordt er tijdens graafwerkzaamheden een conventioneel explosief gevonden dan komt de Explosieven OpruimingsDienst van Defensie (EODD) om het explosief onschadelijk te maken. Zowel de luchtmacht, landmacht als de marine heeft een EOD. Bevoegd gezag De burgemeester van Middelburg voor de openbare orde en veiligheid. Aan de hand van de explosievenkaart kan een bedrijf, organisatie of persoon verplicht worden tot een nader onderzoek of detectie van een verdachte locatie. Bij het aantreffen van niet gesprongen explosieven dient eventueel een plan van aanpak of een draaiboek voor de ruiming te worden gemaakt, waarbij de burgemeester eindverantwoordelijk is. Kans van aantreffen gebied De gemeente Middelburg is in een vijftal “kans van aantreffen” gebieden (hoog, verhoogd, verlaagd, laag en onbekend) verdeeld. Op basis van deze gebiedsindeling wordt aangegeven wat de kans van aantreffen van conventionele explosieven uit de 2e WO tijdens grondroerende werkzaamheden is en welke extra maatregelen moeten worden getroffen. Voor-oorlogsewijk Een woonwijk van voor 1940. Na-oorlogsewijk Een woonwijk van na 1945. Stedelijk gebied Gebied waarbij het oorspronkelijke landschap vrijwel geheel vervangen is door bebouwing, wegen en aangelegd groen en water. Buitengebied Gebied waar weinig grondroerende werkzaamheden hebben plaatsgevonden en waar weinig woningbouw is. Effectgerichte benadering Benadering waarbij je gaat kijken tot welke afstand een calamiteit een bepaald effect (overlijden,
Versie 1.7 (22-11-2011)
27
verwonding) heeft op een persoon die zich daar onbeschermd bevindt. Het effect overlijden is van belang voor de risicobenadering. Het effect ‘ verwonding’ is niet van belang voor het risico maar wel voor de hulpverlening. Risicobenadering Een risicobenadering is een benadering waarbij je naast het effect van de calamiteit ook de kans dat deze calamiteit kan optreden meeneemt. Risico is de kans maal het effect. Bij de risicobenadering gaat het om een effect dat dodelijk is. Wanneer het effect verwonding is dan is dit van belang voor de hulpverlening en niet voor het risico. Historisch onderzoek e Verzamelen en analyseren van historisch feitenmateriaal met betrekking tot de 2 WO. Dit historische feitenmateriaal is de probleeminventarisatie als onderdeel van het vooronderzoek. Vooronderzoek Bestaat uit twee afzonderlijk uit te voeren activiteiten, de probleeminventarisatie en de probleemanalyse. Het doel van het vooronderzoek is onder andere het vaststellen van de vermoede aanwezigheid van conventionele explosieven. Protocol Toevalstreffer CE uit de 2e WO Protocol dat aangeeft hoe te handelen als er tijdens grondroerende werkzaamheden een conventionele explosief wordt aangetroffen. Extra maatregelen De opsporingswerkzaamheden (detectie en benadering) worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf. Deze werkzaamheden en de maatregelen in het kader van de veiligheid staan beschreven in het projectplan. Bijdragebesluit 2006 Bijdragebesluit kosten opsporing en ruiming conventionele explosieven Tweede Wereldoorlog 2006 BRL-OCE / CS-OCE Beoordelingsrichtlijn opsporen conventionele explosieven / Certificatieschema opsporen conventionele explosieven EODD Explosieven Opruimingsdiensten Defensie. Deze afkorting is een verzamelnaam voor het geheel aan explosievenopruimingsdiensten (EODKL Explosievenopruimingsdienst Koninklijke Landmacht, EODKLu Explosievenopruimingsdienst Koninklijke Luchtmacht, DDGKM Duik- en DemonteerGroep Koninklijke Marine). Deze drie EOD’s zijn sinds 3 juni 2009 organiek opgegaan in een EODD.
Versie 1.7 (22-11-2011)
28
Bijlagen
Wet- en regelgeving nader toegelicht Explosievenkaart; Kans op aantreffen
Versie 1.7 (22-11-2011)
Wet- en Regelgeving Gemeentewet Op basis van artikel 160 van de Gemeentewet ligt de beslissingsbevoegdheid om al dan niet tot het opsporen en ruimen van CE over te gaan bij het college van burgemeester en wethouders. De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente. Op basis van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet kan de burgemeester voor het handhaven van de openbare orde of voor het beperken van eventueel gevaar bevelen of algemeen verbindende voorschriften opstellen voor de locatie waar naar CE wordt gezocht. Regionaal Crisisplan Zeeland Het regionaal crisisplan geeft de organisatie en coördinatie van de diensten, instanties en individuele personen betrokken bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Wanneer een incident (aantreffen van een bom uit de Tweede Wereldoorlog) de omvang van een zwaar ongeval of ramp aanneemt zal ook de bestrijdingsorganisatie zich uitbreiden van de normale hulpverlening tot de hulpverlening zoals in het crisisplan omschreven. Deze opschaling vindt plaats volgens de gecoördineerde regionale incidenten bestrijdingsprocedure de zgn. GRIP fasen.
GRIP 0 (bronbestrijding). Er is een bom uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen (incident).
GRIP 1 (bronbestrijding). Burgemeester wordt geïnformeerd en de OVD bevolkingszorg (AOV-er) wordt gealarmeerd.
GRIP 2 (bron en effectbestrijding). Commissaris van de Koningin wordt geïnformeerd
GRIP 3 (bevolkingsproblemen). Lokale coördinatie
GRIP 4 (bevolkingproblemen in meerdere gemeenten). Regionale coördinatie
Wet milieubeheer Een munitiedepot met springput voor de tijdelijke opslag (minimaal een half jaar) van CE valt onder de werking van de Wet milieubeheer (categorie 3 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit) als de netto explosieve massa (NEM) meer dan 1 kg bedraagt. In deze gevallen betekent dit dat er een milieuvergunning moet worden aangevraagd. Aan deze milieuvergunning zijn voorschriften verbonden. Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. In het kader van het Activiteitenbesluit zijn munitiedepots met springput een type C inrichting. Bij een type C inrichting is het Activiteitenbesluit (algemene voorschriften) gedeeltelijk van toepassing naast de milieuvergunning. De aanvraag voor deze milieuvergunning wordt onder andere getoetst aan de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Indien een munitiedepot met springput korter dan 6 maanden nodig is kan er een verzoek tot gedogen worden ingediend. In dit geval zal er een gedoogbesluit kunnen worden genomen waaraan voorwaarden worden verbonden. Een uitzondering op dit gedoogbesluit vormt de opslag van CE met een netto-explosieve massa van maximaal 10 kg. In dit geval is er geen gedoogbesluit nodig maar wordt er aangesloten bij de eisen voor een opslagvoorziening voor het tijdelijk veilig stellen van CE (maximaal 10 kg) zoals die staan vermeld in bijlage 7 van de BRL-OCE.
Versie 1.7 (22-11-2011)
30
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik Op 26 juli 2006 is door het ministerie van VROM de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik gepubliceerd. Op grond van het beleid in deze circulaire dient rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen, waaronder tijdelijke opslag van conventionele explosieven, een veiligheidsafstand (zie bijlage 2) te worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen, kantoren en winkels. De veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid ontplofbare stof die wordt opgeslagen en van eventueel effectbeperkende maatregelen die zijn getroffen. Het externe veiligheidsbeleid voor de opslag van ontplofbare stoffen is gebaseerd op het minimaliseren van de kans op letsel door het uitsluitend beschouwen van de effecten en niet de risico’s (kans maal effect) van een calamiteit bij een dergelijke opslag. Ministeriële publicatie 40-45 (MP 40-45), Voorschrift opruimen en opsporen van explosieven, 1 januari 2006 De MP 40-45 is bestemd voor zowel militaire als civiele autoriteiten elk op hun eigen gebied verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid (en dus voor het verkennen, opsporen en opruimen van CE uit de 2e WO) op zowel beleidsbepalend als beleidsuitvoerend niveau. Het geeft regelgeving voor explosieven opruiming en opsporing in het kader van Nationale en Koninkrijkstaken. Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) De Wet vervoer gevaarlijke stoffen gaat over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en via de binnenwateren. In het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen en in het Besluit vervoer ontplofbare stoffen krijgsmacht is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen verder uitgewerkt. In het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen zijn routeplichtige stoffen aangewezen waaronder ontplofbare stoffen met een netto explosieve massa van meer dan 20 kg waarvoor de gemeente routes mag aanwijzen. In bovengenoemde besluiten is vastgelegd dat de explosieven opruimingsdiensten van het Ministerie van Defensie een ontheffing hebben van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat deze diensten niet verplicht zijn om gebruik te maken van de aangewezen route voor gevaarlijke stoffen. Overigens zullen de CE die tijdens graafwerkzaamheden worden gevonden en overgebracht naar een springput over het algemeen niet aan een netto explosieve massa van 20 kg komen. Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) In het Arbobesluit wordt voorgeschreven dat bedrijven die zich bezighouden met het opsporen van CE moeten zijn gecertificeerd. Voor de eisen waaraan moet worden voldaan om een certificaat te kunnen verkrijgen wordt in de Arbeidsomstandighedenregeling verwezen naar een door een College Van Deskundigen, met vertegenwoordigers van alle betrokkenen, opgestelde private beoordelingsrichtlijn. Beoordelingsrichtlijn “Opsporen van conventionele explosieven” (BRL-OCE) 8 februari 2007 De BRL-OCE bevat de eisen waaraan een bedrijf moet voldoen om gecertificeerd te kunnen worden voor het opsporen van conventionele explosieven. Daarnaast bevat de BRL-OCE eisen op het gebied van de organisatie en het management van het opsporingsbedrijf en de deskundigheid en examinering van personeel. De BRL-OCE bestaat uit 2 deelgebieden. Deelgebied A is de opsporing (vooronderzoek) en deelgebied B is de civieltechnische opsporing. Een bedrijf kan voor een van deze deelgebieden of beide gecertificeerd zijn.
Versie 1.7 (22-11-2011)
31
Binnen het opsporingsproces bestaat de opsporing (deelgebied A) uit:
detecteren (vaststellen van (mogelijke) aanwezigheid van CE met behulp van detectieapparatuur);
lokaliseren (het 3-dimensionaal vastleggen van de plaats van het CE op basis van de meetwaarden);
laagsgewijs ontgraven (door middel van een graafmachine wordt het CE blootgelegd);
identificeren (vaststellen of het om een CE gaat en vervolgens om wat voor soort CE);
tijdelijk veiligstellen van de situatie (geen handelingen aan het explosief zelf, de tijd tot de overdracht aan de EODDEF);
de overdracht aan de EODDEF (indien de werkzaamheden worden uitgevoerd door een BRL-OCE gecertificeerd bedrijf zorgt de Senior OCE-deskundige voor de overdracht);
proces-verbaal van oplevering aan de opdrachtgever en het bevoegde gezag. De civieltechnische ondersteuning (inzetten van civieltechnisch materieel) ten behoeve van het opsporingsproces omvat deelgebied B. Het opsporingsproces is gebaseerd op het vooronderzoek. Het vooronderzoek bestaat uit een probleeminventarisatie en een probleemanalyse. De probleeminventarisatie omvat het verzamelen van (historisch ) feitenmateriaal. Deze inventarisatie hoeft niet door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd. De gemeente Arnhem heeft de probleeminventarisaties laten uitvoeren. In de BRL-OCE zijn eisen opgenomen waaraan een dergelijke inventarisatie moet voldoen. De probleeminventarisatie dient als basis voor de verdere uitvoering van het vooronderzoek. Op basis van de probleeminventarisatie wordt de probleemanalyse uitgevoerd. De probleemanalyse valt weer wel onder de certificatieplicht. Dit betekent dat alleen gecertificeerde bedrijven de probleemanalyse kunnen uitvoeren. De probleemanalyse bestaat uit:
vaststellen vermoede aanwezigheid, soort en hoeveelheid CE;
verschijningsvorm van de vermoede CE (afgeschoten, gegooid, gelegd etc);
inventarisatie locatiespecifieke omstandigheden (waaronder bodemstructuur, relevante geofysische omstandigheden, uitgevoerde bodemonderzoek, voormalig, huidig en toekomstig gebruik);
vaststellen en afbakenen van het verdachte gebied (driedimensionale afbakening verdacht gebied);
evaluatie van de risico’s van de vermoede CE in relatie tot het toekomstige gebruik van de locatie.
De resultaten van de probleemanalyse worden vervolgens in een rapport vastgelegd. Dit rapport wordt voorgelegd aan de betreffende gemeente. Voordat met de daadwerkelijke opsporing wordt begonnen stelt het bedrijf een projectplan op. Dit projectplan moet door het bevoegde gezag in het kader van openbare orde en veiligheid worden goedgekeurd. Dit plan beschrijft de onderlinge relatie tussen de betrokken partijen, de planmatige voortgang, afspraken, toezicht, documentatie en procedures om de werkzaamheden op een adequate en veilige wijze uit te kunnen voeren. De medewerkers van het gecertificeerde bedrijf moeten dus gekwalificeerd zijn om deze werkzaamheden uit te voeren. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zal een certificerende instelling aanwijzen die de bedrijven gaat auditeren. Op basis van deze audit krijgt het bedrijf iedere keer een verlenging van hun procescertificaat “Opsporen Conventionele Explosieven (OCE)”.
Versie 1.7 (22-11-2011)
32
Circulaire berging vliegtuigwrakken De ministeries van BZK en Defensie hebben in samenspraak met het ministerie van Justitie de Circulaire berging vliegtuigwrakken opgesteld. De circulaire is geldig van 1 juli 2005 tot 1 juni 2009 en beschrijft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende overheden en andere betrokkenen bij het bergen van vliegtuigwrakken en stoffelijke resten uit de Tweede Wereldoorlog en de opsporing en ruiming van de hierbij aanwezige conventionele explosieven.
Versie 1.7 (22-11-2011)
33
Explosievenkaart; “Kans op aantreffen”
Versie 1.7 (22-11-2011)
34
Protocol “Toevalstreffer CE uit de 2e WO” e bij het aantreffen van een conventioneel explosief uit de 2 WO. Verdacht object gevonden (werknemers informeren) Aannemer legt het werk stil. Aannemer belt met de politie Zeeland en gemeente Middelburg (AOV binnen kantooruren (algemeen nr.), buiten kantooruren via de Meldkamer 0900-8844) De politie geeft een melding door aan het EODD De ruimploeg van de EODD komt vervolgens om het conventioneel explosief onschadelijk te maken Indien een conventioneel explosief onschadelijk moet worden gemaakt informeert de politie of de AOV-er de burgemeester
Wat te doen
Indien voor de ruiming van een conventioneel explosief een woongebied moet worden ontruimd dan zal de burgemeester de nodige (nood)maatregelen treffen. Indien de grondroerende werkzaamheden door een BRL-OCE gecertificeerde aannemer worden uitgevoerd zal de senior explosievendeskundige van de aannemer bij aanwezigheid van een conventioneel explosief de politie en de toezichthouder voor het project alarmeren. Indien er daadwerkelijk een conventioneel explosief onschadelijk moet worden gemaakt wordt de burgemeester en de ambtenaar Openbare orde en Veiligheid geïnformeerd. De vertaling van dit algemene protocol naar een protocol voor de verschillende onderdelen die tijdens de grondroerende werkzaamheden te maken hebben/krijgen met CE ziet er als volgt uit. Protocol voor de aannemer - Verdacht object gevonden (werknemers informeren). - Werkzaamheden nabij verdacht object staken. - Direct contact opnemen met de politie (0900-8844) en de directie op de hoogte stellen. - Het verdachte object in de gaten houden tot de politie/directie op locatie is (vrij houden van toeschouwers, omwonenden en personeel). -
De werkzaamheden kunnen weer worden hervat op aanwijzingen van de directie.
Protocol voor de gemeente / AOV -
De aannemer meldt dat er een verdacht object is aangetroffen. Aannemer wijzen op protocol voor de aannemer. Direct contact opnemen met de politie (0900-8844) - indien nog niet gebeurd Naar de locatie. Het verdachte object in de gaten houden tot de politie er is (vrij houden van toeschouwers, omwonenden en personeel) De aannemer aanwijzingen geven waar en wanneer hij zijn werkzaamheden kan voortzetten.
Versie 1.7 (22-11-2011)
35
BIJLAGE 3: BOMEN EFFECT ANALYSE
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg Oktober 2011/ 2706.6
Copijn Boomspecialisten B.V. Gageldijk 4f Postbus 9177 3506 GD Utrecht Tel: 030-2644333 Fax: 030-2612140 E-mail:
[email protected] Website : www.copijn.nl
Boomtechnisch adviseur Projectleider Datum Projectnummer
: Ing. B. van der Weerden : Ir. M. Vroklage : oktober 2011 : 2706.6
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
Inhoud
1
Inleiding ________________________________________ 3 1.1 1.2
2
Onderzoek en resultaten __________________________ 4 2.1 2.2 2.3 2.4
3
Aanleiding ______________________________________________ 3 Doel____________________________________________________ 3 Huidige situatie__________________________________________ 4 Algemeen conditiebeeld en kwaliteit bomen _________________ 5 Inrichtingsplan en risico’s voor bomen_______________________ 6 Nader onderzoek bodem en beworteling _____________________ 7
Conclusies en adviezen ____________________________ 8 3.1 3.2 3.3 3.4
Consequenties plannen ___________________________________ 8 Inrichtingsadvies rijbaan __________________________________ 8 3.2.1 Financiële consequenties ___________________________ 9 Snoeimaatregelen_______________________________________ 10 Boombeschermende maatregelen _________________________ 10
Projectgegevens ______________________________________11 Bijlage 1 :
Opzet en uitvoering onderzoek _____________ 12
Bijlage 2 :
Inventarisatiegegevens____________________ 13
Bijlage 3 :
Bomenkaart _____________________________ 14
Bijlage 4 :
Schets rijbaanconstructie __________________ 15
2
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
1
Inleiding In opdracht van OKRA Landschapsarchitecten is door Copijn Boomspecialisten B.V. een bomen effect analyse uitgevoerd bij de kastanjes langs de Koepoortlaan te Middelburg.
1.1
Aanleiding Aanleiding tot dit onderzoek zijn de plannen om in het Molenwaterpark een nieuw theater te realiseren. Tussen de kastanjelaan en het theater wordt een weg aangelegd ten behoeve van de aan- en afvoer van goederen.
1.2
Doel Doel van dit onderzoek is om de effecten van de geplande werkzaamheden op de kastanjes te analyseren, ervan uitgaande dat er op diverse punten conflicten zullen ontstaan. Op basis van de analyse wordt onderzocht onder welke voorwaarden de bomen in het projectgebied ingepast en duurzaam behouden kunnen worden.
3
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
2
Onderzoek en resultaten
2.1
Huidige situatie Op dit moment bestaat het plangebied uit een park met daarnaast een fietspad. Aan weerszijde van het fietspad (Koepoortlaan) ligt een strook van 3,5 meter breed die met een half verharding is ingericht. In het midden van de strook staan de kastanjes. Het park is hoofdzakelijk ingericht met lage vegetatie met een enkele boomvormer. Het fietspad met de kastanjes ligt circa 30 tot 40 cm hoger dan het maaiveld van het naastgelegen park. Het hoogteverschil is opgevangen door middel van een klein talud. Aan de onderzijde van het talud loopt een voetpad van betonplaten.
Hoogteverschil van circa 40 cm
Halfverharding rond de bomen
4
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
2.2
Algemeen conditiebeeld en kwaliteit bomen Van de gehele kastanjelaan zijn 10 bomen opgenomen in de inventarisatie, deze bomen staan binnen de invloedssfeer van de geplande ontwikkeling. Alle bomen zijn met een goede tot redelijke conditie beoordeeld. Omdat de bomen in laanverband zijn opgegroeid zijn de kronen eenzijdig ontwikkeld richting het plangebied. Bij twee bomen is de kastanjebloedingsziekte geconstateerd. Er is hier nog sprake van een lichte aantasting. De bloedingsziekte is een bacteriële infectie in het bast- en vatensysteem, die tot het afsterven van de boom kan leiden. Er zijn bomen, die de ziekte al een tijd hebben maar zich desondanks goed ontwikkelen. Daarom is het moeilijk, om bij bomen met symptomen van de bloedingsziekte een inschatting van de toekomstverwachting te maken.
Kastanjelaan met op de achtergrond het plangebied
Bloedingsvlek op de stam
5
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
2.3
Inrichtingsplan en risico’s voor bomen Conform de onderstaande plankaart komt de oostgevel van het nieuwe theater op circa 8,30 meter uit het hart van de kastanjes. Tussen het theater en de bomen komt een weg waar vrachtverkeer overheen zal gaan rijden. De afstand tussen de bomen en rijweg varieert tussen de 2 en 2,30 meter. De realisatie van het theater zal naar verwachting een beperkte impact hebben op de bomen. Vooral bovengronds zijn knelpunten te verwachten. Zo zal het gebouw in conflict komen met de kronen. Een ander aandachtspunt is de lichtval op de bomen. Het gebouw komt aan de westzijde van de bomen waardoor minder licht op de bomen zal vallen, hoofdzakelijk in het voor en najaar. De aanleg van de weg zal een grotere impact hebben op de kastanjes. Voor de weg dient een deel van de groeiplaats van de kastanjes opgehoogd te worden. Hierdoor bestaat het risico op bodemverdichting met wortelsterfte tot gevolg.
Doorsnede van het plan met rechts de kastanjelaan.
6
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
2.4
Nader onderzoek bodem en beworteling Om inzicht te krijgen in de ondergrondse infrastructuur van de bomen zijn diverse profielsleuven gegraven en grondboringen uitgevoerd. De eerste sleuf is aan de onderzijde van het talud gegraven op circa 2,5 meter uit boom 4. De bovenste 10 cm bestaat uit een laag grind. Het grind is met een viltdoek gescheiden van de ondergrond. De laag 10 tot 25 cm is opgebouwd uit kleiig zand met veel grind/puin. Na circa 25 cm was het niet mogelijk om verder te graven door de aanwezigheid van een puinlaag. Wat betreft de beworteling zijn er fijne wortels en twee dikkere wortels net boven de viltlaag geconstateerd. Onder de viltlaag is de beworteling beperkt. Een tweede sleuf is aan de bovenzijde van talud gegraven ter hoogte van boom 5, op circa 2 meter uit de stam. De groeiplaats is hier afgewerkt met een circa 10 cm dikke laag granulaat. Onder het granulaat ligt 5 cm brekerzand waarna het profiel overgaat in kleiig zand. Vanaf circa 1 meter onder het maaiveld zijn reductiesporen in het profiel waargenomen. Tot 1.30 meter zijn er geen stabiliteitswortels aangetroffen, alleen fijne wortels. Ter hoogte van boom 8 is een sleuf gegraven aan de onderzijde van het talud in een groenstrook. De bovenste 30 cm is intensief doorwortelt met hoofdzakelijk fijne wortels tot een dikte van 1 cm. Op 30 cm onder het maaiveld is een puinlaag aanwezig.
Sleuf bij boom 4 met twee oppervlakkige
Reductiesporen en fijne beworteling op
dikkere wortels (rode pijlen)
circa 1 meter onder het maaiveld.
7
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
3
Conclusies en adviezen Het boomtechnische onderzoek heeft uitgewezen dat de kastanjes van goede kwaliteit zijn. Wanneer de huidige omstandigheden niet veranderen hebben de bomen principieel een hoge toekomstverwachting. Dit geldt ook voor de twee kastanjes met bloedingsziekte. Kastanjes met een goede conditie blijken tot nu toe in staat om de aantasting in zoverre in te dammen dat de aantasting zich niet tot nauwelijks uitbreidt.
3.1
Consequenties plannen Wanneer het huidige plan wordt uitgevoerd zal vooral de aanleg van de rijbaan een negatief effect op de bomen veroorzaken. Om de weg op de juiste hoogte te krijgen dient het bestaande maaiveld opgehoogd te worden. Hierdoor ontstaat bodemverdichting waardoor er geen zuurstoftoetreding meer plaats kan vinden. Zonder zuurstof treedt wortelsterfte op. De constructie voor de rijbaan dient daarom drukverdelend te zijn en het is van belang dat er gasuitwisseling plaats kan vinden.
3.2
Inrichtingsadvies rijbaan Er is vanuit gegaan dat de rijbaan op dezelfde hoogte komt te liggen als het bestaande fietspad. Tussen de rijbaan en het theater is nog een strook van 2,5 meter breed ingetekend. Vanaf boom 5 wordt deze strook smaller. Het advies is om de rijbaan zo dicht mogelijk naast het theater te leggen om zo in ieder geval het kleine talud ongemoeid te laten. Vervolgens kan er een boomvriendelijke fundering gemaakt worden die geschikt is voor de zwaarste verkeersklasse. Het advies is om een Permavoid constructie toe te passen. Deze constructie is geschikt om te worden toegepast op plaatsen met intensieve verkeersbelasting. De platen zorgen voor een optimale drukverdeling die voorkomt dat de onderliggende grond verdicht. De platen zijn hol waardoor er altijd een luchtlaag aanwezig is. Deze luchtlaag die zich in de Permavoid vormt, dient als barrière voor de wortels en voorkomt schade aan de verharding. Om voor voldoende lucht in de ondergrond te zorgen is het noodzakelijk om platen op een fundering te leggen van bomengranulaat. Tevens dienen er zuurstofkokers in het bestaande maaiveld geboord te worden zodat er een optimale gasuitwisseling plaats kan vinden onder de constructie. In bijlage 4 is een schets bijgevoegd met de inrichting van de rijbaanfundering.
8
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
Werkwijze • Afschrapen (organische) toplaag • Boren van zuurstofkokers, circa 0,5 meter diep. Gaten opvullen met lava • Aanbrengen van bomengranulaat en verdichten • Aanbrengen van opsluiting, opsluitband in het beton • Op het verdichte granulaat het wapeningstextiel leggen • Op het wapeningstextiel kunnen vervolgens de Permavoid platen aangebracht worden. De platen worden onderling met elkaar verbonden • Het wapeningstextiel aan alle zijden omvouwen, tot 20 cm over de bovenzijde van de Permavoid platen • Op de platen het geotextiel aanbrengen om inspoeling van cunetzand te voorkomen • Op textiel een vleilaag van ongeveer 50 mm aanbrengen
Permavoid platen rond een plataan
3.2.1
Financiële consequenties Voor de geadviseerde werkzaamheden is een kostenraming gemaakt. Voor het aanleggen van de wegconstructie met Permavoid dient rekening gehouden te worden met een bedrag van € 20.000 tot €25.000. Dit bedrag is exclusief aanbrengen zandcunet en leveren en aanbrengen van de opsluiting en elementverharding. Wanneer de exacte hoogtes en maten bekend zijn kan er een gedetailleerde kostenbegroting opgesteld worden.
9
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
3.3
Snoeimaatregelen Om werkruimte te creëren voor het bouwen van het theater is het noodzakelijk dat de kastanjes worden gesnoeid. De kronen worden licht ingenomen en opgekroond zodat het tevens mogelijk wordt om met een vrachtwagen onder de kronen te rijden zonder kans op takschade.
3.4
Boombeschermende maatregelen Doordat bouwwerkzaamheden de bomen negatief kunnen beïnvloeden door bodemverdichting, beschadigingen aan de stam en kroon, lozen van chemicaliën e.d. is het noodzakelijk om beschermende maatregelen ten aanzien van de bomen te treffen. Inrichting van de bouwlocatie, als ook te volgen werkwijzen dienen vooraf door een boomtechnisch bureau te worden getoetst. Het beschermen van de bomen tijdens de realisatie is tevens een taak, die door de directie wordt aangestuurd. Hierbij moet gewaarborgd zijn, dat in de directie voldoende boomtechnische kennis aanwezig is. •
• • •
• •
Er dienen vaste bouwhekken langs alle te handhaven bomen te worden geplaatst op ruime afstand. De hekken dienen tijdens de bouw van het theater buiten de kroonlijn geplaatst te worden. Maaiveldophogingen en afgravingen zijn binnen het doorwortelbare profiel niet toegestaan. Het is de aannemer niet toegestaan bouwmaterialen, machines, keten e.d. op te slaan onder de boomkronen. Het storten of verbranden van afvalstoffen is niet toegestaan. Chemicaliën of andere etsende en/of bijtende stoffen mogen niet in contact met de grond komen, zodat er geen wortelvergiftiging kan ontstaan. Transport van materieel en bouwstoffen dient uitsluitend via vooraf vastgestelde bouwwegen te geschieden. Het is de aannemer niet toegestaan spijkers of stroppen aan de bomen aan te brengen.
10
2706.6
Bomen Effect Analyse Koepoortlaan, Middelburg
Projectgegevens Opdrachtgever Naam: Contactpersoon: Adres: Postcode en plaats: Telefoon: E-mail:
OKRA Landschapsarchitecten B.V. Dhr. Gert-Jan Lith Oudegracht 23 3511 AB Utrecht 030-2734249
[email protected]
Werkadres Straat: Plaats:
Koepoortlaan Middelburg
Bedrijfsgegevens Naam: Onderzoek en advies: Projectleiding: Adres: Postcode en plaats: Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
Copijn Boomspecialisten B.V. Ing. B. van der Weerden Ir. M. Vroklage Postbus 9177 3506 GD Utrecht 030-2644333 030-2612140
[email protected] www.copijn.nl
Datum: Projectnummer:
Oktober 2011 2706.6
Paraaf projectleider:
…………..
Copijn Boomspecialisten B.V. Specialist in boomtechnisch onderzoek!
11
Bijlage 1 :
Opzet en uitvoering onderzoek
Conditiebeoordeling Op de eerste plaats is de conditie van de bomen beoordeeld op basis van scheutlengte, knopzetting en kroonvorming (vertakkingpatroon). De conditie is veelal bepalend voor het regeneratief vermogen van bomen en wordt naar ‘Andreas Roloff, Baumkronen’ ingedeeld in de categorieën Goed, Redelijk, Matig en Slecht .
Stabiliteit en structuur Naast de conditie is de stabiliteit en structuur van de bomen beoordeeld. Bij deze beoordeling wordt visueel naar symptomen gezocht die veroorzaakt (kunnen) zijn door gebreken. De bomen worden hierbij op drie onderdelen beoordeeld: de wortelvoet, de stam, de kroon. Er wordt gezocht naar gebreken in één of meerdere onderdelen van de bomen, zoals (parasitaire) zwammen, scheuren in het hout, holtes, verdikkingen in (onder)stam e.d.
Toekomstverwachting De toekomstverwachting is verdeeld in drie categorieën: Een hoge toekomstverwachting betekent dat er op dit moment geen belemmeringen voor een duurzame ontwikkeling van de boom zichtbaar zijn. Bij een middellange toekomstverwachting wordt ervan uitgegaan, dat een boom 10 jaar of langer gehandhaafd kan worden, zonder dat ingrijpende problemen optreden. Bij bomen met een lage toekomstverwachting is behoud over het algemeen niet zinvol. Deze bomen zijn door ziektes, schades of ongunstige groeiplaatsomstandigheden in een degeneratieproces belandt, die meestal onomkeerbaar is. Ernstige problemen met de stabiliteit en/of kwaliteit zijn binnen 5 jaar te verwachten.
Groeiplaatsonderzoek De groeiplaats (ondergrondse groeisituatie) van een boom is veelal bepalend voor zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Indien er sprake van een afnemende conditie is het belangrijk te weten of dit is toe te schrijven aan eventuele ongunstige groeiomstandigheden. Wanneer er veranderingen binnen het wortelstelsel plaatsvinden is het belangrijk om te weten welke impact dit voor de boom zal hebben. Hiervoor is het essentieel om een beeld te hebben van de opbouw van het bodemprofiel en het wortelstelsel (bewortelingsdiepte, zones met intensieve en minder intensieve beworteling, ligging van stabiliteitswortels, etc.).In het kader van dit onderzoek zijn daarom op meerdere plekken profielkuilen aangelegd, om een duidelijk beeld van de ondergrondse situatie te krijgen.
BIJLAGE 4: NATUURONDERZOEK
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
1
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
24 oktober 2008
Opdrachtgever: Gemeente Middelburg Dhr. R. Griep Postbus 6000 4330 LA Middelburg
Uitgevoerd en opgesteld door: Adviesbureau Wieland Liniestraat 13 4561 ZS Hulst 06 123 52 169
© Niets uit deze rapportage mag gekopieerd worden zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
2
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
INHOUD 1 Gebiedsbeschrijving en huidig gebruik....................................................................................5 2 Methode................................................................................................................................. 12 3 Resultaten...............................................................................................................................14 4 Voorgenomen werkzaamheden..............................................................................................16 Literatuur...................................................................................................................................19 Bijlagen 1 Samenvattende informatie in tabel weergegeven 2 Kwalificaties onderzoek.
3
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Inleiding In verband met de voorbereiding van het verplaatsen van Miniatuur Walcheren en het herbestemmen van het Molenwaterpark is vanaf april 2008 tot en met augustus 2008 de locatie onderzocht op aanwezigheid van Rugstreeppadden en eventuele andere beschermde natuurwaarden. De Rugstreeppad is een streng beschermde soort. Bij aanwezigheid dient ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet aangevraagd te worden. Er dienen dan ook mitigerende en compenserende maatregelen uitgevoerd te worden die voorkomen dat de gunstige staat van instandhouding in het geding is.
4
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
1
Gebiedsbeschrijving en huidig gebruik
Het studiegebied is gelegen in de stad Middelburg. (zie figuur 1). Het gehele Molenwaterpark (incl. Miniatuur Walcheren) is circa 3,6 hectare. Miniatuur Walcheren heeft een oppervlakte van 1,1 hectare. De terreinen zijn eigendom van gemeente Middelburg. In het bestemmingsplan van de gemeente Middelburg hebben de aan weerszijden van Miniatuur Walcheren gelegen parkgedeelten de bestemming groenvoorziening en heeft het terrein van Miniatuur Walcheren de bestemming openbare en bijzondere doeleinden. In het Natuurgebiedsplan van de provincie Zeeland wordt het terrein niet aangegeven als natuurgebied. Het studiegebied bestaat uit de parken ten oosten en ten westen van Miniatuur Walcheren en het attractiepark met verharding, tuin, kunstmatige vijvers en bedrijfsgebouwen, zie foto’s 1-8. De kunstmatige vijvers maken onderdeel uit van de attracties in het park. Het water bestaat uit leidingwater waaraan sinds enkele jaren een blauwe kleurstof wordt toegevoegd. In sommige vijvers zijn enkele waterplanten (in potten) aanwezig. Jaarlijks worden alle vijvers, in het najaar of in het begin van de winter, leeg gemaakt. In het voorjaar worden deze weer opgevuld met water. Verspreid over het terrein staat miniatuurbebouwing. Aan de zuidzijde staat bebouwing waarin attracties, horeca, werkplaats en kantoor is gehuisvest. Op het terrein staan diverse lage struiken. De grote bomen staan buiten het attractiepark. In de parken staan oude (meer dan 50 jaar) bomen, struiken, een skatebaan, een kiosk en afgesloten bunkers. Verder ligt er een parkeerterrein, pleinverharding, en een fietspad. De aanwezige vijvers op het terrein van Miniatuur Walcheren zijn geen natuurlijke vijvers, maar ondiepe betonnen bakken. Deze waterpartijen zijn een gunstig voortplantingsbiotoop voor de rugstreeppad omdat deze jaarlijks na sluiting van het park in de winter droog gepompt worden. Eventuele predatoren van de eieren en de larven kunnen hier dan niet overwinteren. De grootste concentratie waterpartijen is gelegen aan de zuidzijde van Miniatuur Walcheren. De openheid op Miniatuur Walcheren is ook ideaal als landbiotoop. Voor de overwintering is de met puin verharde ondergrond van belang. Hierin is voor de Rugstreeppad voldoende ruimte en rulheid aanwezig om in weg te kruipen en te overwinteren.
5
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Figuur 1. Ligging studiegebied (rood Miniatuur Walcheren, blauw gehele studiegebied).
6
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Foto 1. Bebouwing op het terrein.
Foto 2. Waterpartij.
7
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Foto 3. Miniatuurbebouwing en waterpartij.
Foto 4. Miniatuurbebouwing en waterpartij.
8
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Foto 5. Overzicht van het terrein.
9
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Foto 6. Waterpartij.
Foto 7. Vijvertje met Bruine kikker (onder water).
10
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Foto 8. Waterpartij met blauw gekleurd water.
11
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
2
Methode
De weersomstandigheden en de tijd van het jaar zijn van invloed op de activiteit van amfibieën. Het onderzoek is uitgevoerd op 23 april, 15 mei, 28 mei, 26 juni, 18 juli en 20 augustus. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van amfibiefuiken en een schepnet op 14/15 mei (fuik en schepnet de waterpartijen waarin geen fuik plaatst is), 26 juni (schepnet) en 20 augustus (schepnet). Voor een voorbeeld van een amfibiefuik, zie foto 9. De larven van de rugstreeppad kunnen met beide vangmiddelen gevangen worden. Alle oevers zijn verspreid over het voortplantingsseizoen 4 maal lopend afgezocht op eisnoeren, larven en jonge rugstreeppadjes (23 april, 15 mei, 26 juni, 20 augustus). Er is 3 maal (15 mei, 26 juni, 15 augustus) ’s avond naar roepende Rugstreeppadden geluisterd. De aanwezigheid van Rugstreeppadden is goed vast te stellen op het gehoor. Rugstreeppadden produceren geluid dat op enige honderden meters goed hoorbaar is. Er is bemonsterd volgens Diepenbeek & van Delft, 2006 ; Spikmans & de Jong, 2006 en volgens de voorschriften van de aan RAVON verleende ontheffing FF/75A/2006/012 aan A. Wieland. De fuiken zijn geplaatst in waterpartijen die aangegeven zijn figuur 2, telkens 2 fuiken 1 nacht operationeel. De waterpartijen zijn te zien op foto’s 1- 8. In de kleinere waterpartijen en de waterpartijen waarin het plaatsen van een fuik niet mogelijk was doordat de installaties die hierin stonden anders niet konden functioneren is te gelijkertijd met het plaatsen van de fuiken gevist met een schepnet. Figuur 2. Waterpartijen waarin fuiken gestaan hebben.
12
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Lokale deskundige mensen (K. Musters, C. v.d. Slikke, W. Halfwerk) waarvan C. v.d. Slikke het studiegebied jaarlijks bezoekt zijn benaderd voor aanvullende gegevens. Foto 9. Amfibiefuik.
Er is aandacht geschonken aan eventuele andere door de Flora- en Faunawet beschermde flora- en fauna. De terreinen en de bebouwing zijn onderzocht op aanwezigheid van broedvogels en mogelijkheden als dagverblijf voor vleermuizen. In 2007 is in opdracht van de gemeente Middelburg, de gehele bebouwde kom onderzocht op broedvogels, in het kader van het stadsvogelproject van Vogelbescherming Nederland, door J. Walhout. De resultaten hiervan zijn verwerkt in Walhout 2007.
13
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
3
Resultaten
Het onderzoek is onder gunstige omstandigheden uitgevoerd. Er werden maximaal 5-7 roepende mannetjes Rugstreeppadden vastgesteld bij de zuidelijke vijvers in Miniatuur Walcheren op zowel 15 mei als 26 juni. Waarnemingen gedaan door K. Musters, C. van der Slikke en W. Halfwerk tijdens 3 excursies rond en op het terrein van Miniatuur Walcheren: Op woensdagavond 30 juli 2008 hoorden diverse waarnemers o.l.v. W. Halfwerk rond 22.00 uur 5-7 mannetjes rugstreeppad vanaf Miniatuur Walcheren roepen, zelf stonden de waarnemers op dat moment bij de ingang van het terrein. Op woensdagavond 6 augustus 2008 rond 22.00 uur is er tijdens een tweede excursie o.l.v. C. van der Slikke en W. Halfwerk op Miniatuur Walcheren op het terrein van Miniatuur Walcheren 1 volwassen exemplaar waargenomen in het water bij de minirondvaartboot van Middelburg maar waren er geen roepende exemplaren. Op donderdag 11 september 2008 zijn er rond 21.00 uur tijdens een excursie o.l.v. K. Musters en W. Halfwerk op Miniatuur Walcheren twee volwassen exemplaren (1 vrouwtje (op het pad bij het klimnet in het noorden) en 1 mannetje (paadje ten westen van “Toorenvliedt”) en een tweejarig mannetje bij (tussen de huisjes iets ten oosten van de “abdij”) aangetroffen. De vondst van dit laatste exemplaar toont aan dat er de laatste jaren nog succesvolle voortplanting is geweest. De meeste eiafzet vond plaats in de Vesten, het Prins Hendrikdok, de binnenhaven (achter de spijkerbrug) en in de zijkanalen van het grote kanaal richting het Sloe. Bij de Veerse Sluizen zijn volwassen exemplaren gefotografeerd. Toen er nog een kweekkas op het terrein stond overwinterden de padden hier in grote aantallen. (med. C. v.d. Slikke) Er is dus sprake van een lokale populatie. Vermoedelijk staat de populatie niet in contact met andere populaties Rugstreeppadden in Walcheren en is deze populatie genetisch mogelijk uniek. Er zijn larven van de Rugstreeppad vastgesteld door mevrouw v.d. Slikke (deskundige uit Middelburg die de amfibieën populaties al tientallen jaren volgt) in september 2008. Er zijn door A. Wieland geen larven van de Rugstreeppad aangetroffen tijdens het onderzoek in april - augustus 2008. Er zijn tijdens de fuikvangsten 120 Kleine watersalamanders gevangen: 14 in waterpartij 1, 45 in waterpartij 2, 34 in waterpartij 3, 15 in waterpartij 4, 12 in waterpartij 5, 0 in waterpartij 6.. Dit is een zeer hoge dichtheid. Er zijn in de waterpartijen 1-5 meer dan 200 larven van de Kleine watersalamander waargenomen in augustus 2008. Er zijn 1 adulte Bruine kikker en 1 Gewone pad waargenomen. Tijdens de excursie o.l.v. K. Musters en W. Halfwerk op 11 september zijn zeker 10 adulte bruine kikkers en een adult vrouwtje gewone pad waargenomen. In het verleden was de Rugstreeppad populatie groter dan dat die momenteel is. Op een film die wordt vertoond in Miniatuur Walcheren wordt vermeld dat er rond 1986 zo’n 20 roepende exemplaren aanwezig waren. In de jaren hiervoor was de populatie nog groter. Mogelijk dat er negatieve effecten zijn geweest op de populatie door de
14
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
verandering in het (maai)beheer en het toevoegen van blauwe kleurstof aan het water op de ontwikkeling van de larven. Hiernaar is echter nooit onderzoek gedaan. Het landbiotoop beslaat naar verwachting een groot deel van het park en tuinen van woningen in de directe omgeving. Rugstreeppadden zijn erg mobiel en kunnen door enkele centimeters grote gaatjes kruipen. Rugstreeppadden kunnen op verschillende locaties overwinteren: onder boomstronken, wortels, en stenen, in muizenholen en in rulle grond. Waarschijnlijk wordt er op het terrein van Miniatuur Walcheren ook overwinterd in de puinlaag die hier in de ondergrond aanwezig is.
Vogels Op het terrein van Miniatuur Walcheren is weinig geschikte beplanting waarin vogels kunnen broeden aanwezig. Bovendien is er een hoge recreatiedruk. Mogelijk dat enkele algemene soorten op het terrein broeden. In de randbeplanting en in de beplanting in het park komen meer broedvogels voor. Alle broedende vogels zijn beschermd. Daarnaast zijn er soorten waarvan het gehele leefgebied (inclusief oude nesten) het gehele jaar beschermd is. Hiervan komen de volgende soorten voor als broedvogel in het studiegebied: Grote Bonte Specht, Zwarte Kraai, Ekster (Walhout 2007). Vleermuizen Tijdens het onderzoek zijn overvliegende en jagende Gewone dwergvleermuizen waargenomen. Het terrein heeft geen duidelijke functie als vliegroute. In de aanwezige bebouwing op het terrein van Miniatuur Walcheren zijn geen vleermuizen of sporen van vleermuizen aangetroffen. De bebouwing ziet er ongeschikt uit als dagverblijf voor vleermuizen. De bomen op het terrein van Miniatuur Walcheren zijn gecontroleerd op mogelijke dagverblijven van vleermuizen. Deze waren niet aanwezig. De bomen buiten Miniatuur Walcheren zijn niet gecontroleerd op van mogelijke dagverblijven voor vleermuizen.
15
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
4
Voorgenomen werkzaamheden
Miniatuur Walcheren zal verplaatst worden naar een andere locatie in Middelburg Zuid. Het studiegebied zal een andere bestemming krijgen. De gemeente Middelburg wil het terrein van Miniatuur Walcheren in afwachting van de definitieve plannen deels inrichten als tijdelijk parkeerterrein en deels als park. Uitgangspunt is dan dat bestaande bomen en bunkers gehandhaafd blijven.
16
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
5
Conclusies en aanbevelingen
Tijdens het onderzoek zijn op het terrein van Miniatuur Walcheren Rugstreeppadden waargenomen. Het betrof adulte Rugstreeppadden, die de gehele paartijd aanwezig waren. Daarnaast werden een 2e jaars exemplaar en larven waargenomen. Op het terrein is eveneens een populatie Kleine watersalamander, Gewone pad en Bruine kikker aanwezig. Daarnaast is het mogelijk dat er in de bebouwing of in de struiken op het terrein van Miniatuur Walcheren in lage dichtheden broedvogels van tuin en park aanwezig zijn. In de aangrenzende parkdelen komen Zwarte Kraai, Ekster en Grote Bonte Specht voor. Het biotoop (met name de oude nesten) genieten in het kader van de Flora- en Faunawet extra bescherming. Er komen ook andere vogels voor waarvan de nesten in de broedtijd beschermd zijn. Dagverblijven van vleermuizen zijn niet vastgesteld en de aanwezige bebouwing en beplanting op het terrein van Miniatuur Walcheren ziet er niet geschikt uit voor vleermuizen. De Gewone pad, Bruine kikker en de Kleine watersalamander zijn opgenomen in tabel 1 van de Flora- en Faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling als het gaat om ruimtelijke inrichting. De zorgplicht is wel van toepassing. De zorgplicht houdt in dat ieder op fatsoenlijke wijze met planten en dieren omgaat. De Rugstreeppad is een streng beschermde soort, die is opgenomen in tabel 3 van de Flora- en Faunawet. Voor vernietiging van het biotoop voor deze soort dient een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet aangevraagd te worden. Het is voor de Rugstreeppad het meest wenselijk om de populatie in het Molenwaterpark te behouden en hiervoor de nodige maatregelen te treffen en het beheer hierop aan te passen. Op de huidige locatie zouden de bassins in het zuidelijk deel (w.o. in ieder geval het Dok, de Veste, en het Kanaal door Walcheren) zoveel mogelijk moeten blijven liggen tot er 1 of meerdere geschikte vijvers aangelegd worden die Rugstreeppadvriendelijk beheerd zullen worden. De bassins zullen ´s winters (november) leeggepompt en in het voorjaar (begin april) weer gevuld worden met water. De populatieontwikkeling dient jaarlijks gevolgd te worden. Indien blijkt dat na het uitvoeren van de nodige maatregelen en het gewenste beheer de populatie in de komende 5 jaar niet duurzaam ontwikkeld is, dan wordt voorgesteld om elders op een geschikte locatie een biotoop aan te leggen en eisnoeren en larven over te plaatsen. Ook in het park zou een nieuwe biotoop (grote vijver) aangelegd kunnen worden die kan fungeren als voortplantingsbiotoop voor amfibieën. De huidige voortplantingswateren (bassins) mogen niet eerder worden verwijderd dan nadat er een nieuw geschikt voortplantingswater is gecreëerd. Deze vijver dient aangelegd te worden zonder de aanwezige amfibieën te verstoren/vernietigen en onder supervisie van deskundigen. Afbreken en verplaatsen gebouwen Voor het afbreken en verplaatsen van de gebouwen mag geen zwaar materieel ingezet worden. Eventuele aangetroffen amfibieën dienen verplaatst te worden naar een deel van het terrein waar niet gewerkt wordt. Deze plaats dient van te voren ingericht te worden. Hiervoor wordt een kuil gegraven waarin zand wordt gestort en hierop worden takken, bladeren en stenen gelegd. De oppervlakte van deze locatie is
17
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
25 m2.Het personeel krijgt vooraf een instructie hoe omgegaan moet worden met de aangetroffen amfibieën. Aanleg tijdelijk parkeerterrein De meeste en grootste waterpartijen liggen in het zuidelijk deel van Miniatuur Walcheren. Voor de Rugstreeppad gaat het in ieder geval om het Prins Hendrikdok, de Langeviele Veste en het Kanaal door Walcheren. Hier zijn de meeste amfibieën aangetroffen. Deze waterpartijen zouden voorlopig behouden kunnen worden door in het noordelijk deel de tijdelijke parkeerplaats aan te leggen. Dit terrein moet afgezet worden met kunststof doek in de periode november 2008 – maart 2009. Deze doek dient minstens 50 cm boven maaiveld uit te steken en moet minstens 20 cm worden ingegraven. Het terrein moet voorzien worden van 3 uitlaatpunten. Deze uitlaatpunten bestaan uit een bergje grond dat aan de binnenzijde tegen het doek aangelegd wordt. De Rugstreeppadden en andere amfibieën kunnen het werkgebied op die manier wel zelfstandig verlaten, maar niet terugkeren. Rugstreeppadden die meedoen aan de voortplanting zullen het gebied verlaten en naar de aanwezige vijvers trekken. Jonge dieren die nog niet meedoen aan de voortplanting kunnen het werkgebied na verloop van tijd ook verlaten, hiervoor wordt aanvullend het werkgebied tweemaal (na zonsondergang) grondig afgezocht en worden aanwezige amfibieën uit het werkgebied gevangen en losgelaten in het parkgedeelte. Dit gebeurt eenmaal in april en eenmaal in mei. Deze methodiek is reeds succesvol toegepast in de Autrichehaven bij Axel. Indien de weersomstandigheden normaal zijn voor de tijd van het jaar zijn er naar verwachting vanaf juni geen Rugstreeppadden meer op het werkterrein aanwezig..Indien er nog wel Rugstreeppadden aangetroffen worden in het werkgebied worden er nog vangacties uitgevoerd. Aanwezige beplanting in het terrein waar de tijdelijke parkeerplaats gepland is wordt afgeknipt of gezaagd in de periode 1 november – 15 maart. De aanwezige wortels worden verwijderd vanaf juni. De gemeente Middelburg kan in de bunkers op geschikte plaatsen kieren maken. Zo zouden amfibieën hier, mits de bunkers vorstvrij zijn, een winterslaapplaats kunnen vinden. (Eventueel zou in de bunkers een flinke partij zand gestort kunnen worden waarin de rugstreeppadden zich in zouden kunnen graven). Het is niet wenselijk om in het zuidelijk deel van Miniatuur Walcheren parkeermogelijkheid te maken op locaties die nu geschikt voor de Rugstreeppad. Verwijderen beplanting Er wordt geadviseerd zoveel mogelijk buiten het broedseizoen te werken. Indien toch in het broedseizoen (indicatie 15 maart – 15 juli) gewerkt wordt, wordt geadviseerd om beplantingen en gebouwen te controleren op aanwezigheid van broedvogels voordien deze verwijderd worden. Alle broedende vogels zijn beschermd. Er wordt geadviseerd geen beplanting te rooien waarin nesten van Ekster, Zwarte Kraai en Grote Bonte Specht aanwezig zijn.
18
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Literatuur
Diepenbeek, A. van & J. van Delft, 2006. Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. Spikmans, F. & T. de Jong, 2006. Het waarnemen van zoetwatervissen. Stichting RAVON, Nijmegen. Walhout, J.M. 2007. Broedvogelinventarisatie Middelburg 2007. Middelburg.
19
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
BIJLAGE 1 Samenvattende informatie in tabel weergegeven. Amfibieën Voorkomen: In het studiegebied komen de Gewone pad, Kleine Watersalamander, Bruine Kikker en Rugstreeppad voor. De eerste drie genoemde soorten komen veel voor in stad. De Rugstreeppad komt niet voor in de directe omgeving. De al meer dan 50 jaar aanwezige en geïsoleerde populatie rugstreeppadden in de binnenstad is uniek voor Nederland. Uit te voeren maatregelen: Verplaatsen van attractiepark. Aanleggen tijdelijk parkeren en park op het terrein. In welke periode van het jaar vindt de uitvoering plaats en waarom in die periode: Start vanaf winterperiode 2008-2009.Aanleg parkeerterrein vanaf juni 2008. Schadelijke handelingen (doden, vernielen, verstoren, etc van beschermde soorten): Verstoring en aantasting van leefgebied zal voorkomen op het noordelijk deel van het terrein. Gunstige staat van instandhouding / effect op populatieniveau (lokaal): Gunstige staat van instandhouding van de populatie in Walcheren is niet in geding. Er is nog een populatie van meer dan 100 dieren nabij Westkapelle. Daarnaast zijn er kleinere populatie nabij Vlissingen en in het Sloegebied. Worden er maatregelen uitgevoerd om eventuele schade tot een minimum te beperken: Er wordt zoveel mogelijk gewerkt buiten de voortplantingsperiode die loopt van maart tot en met augustus. Bij het afbreken van gebouwtjes (wat jaarlijks gebeurt)worden overwinterende amfibieën verplaatst naar een deel van het terrein waar niet gewerkt wordt. De voortplantingsbiotopen blijven voorlopig gehandhaafd. Indien deze zullen verdwijnen wordt er een compenserend biotoop aangelegd. Het terreindeel waar wordt gewerkt zal worden afgezet met doek. De aanwezige Rugstreeppadden worden weggevangen. Op het terreindeel zullen geen Rugstreeppadden aanwezig zijn als er gewerkt wordt. Conclusie: Conclusie met betrekking tot ontheffing. Een ontheffing is noodzakelijk.
Broedvogels Voorkomen: In het studiegebied komen tuin- en parkvogels voor. De nesten van alle broedvogels zijn tijdens het broedseizoen beschermd. Daarnaast komen er soorten voor waarvan het broedbiotoop het gehele jaarrond beschermd is. Dit zijn Grote Bonte Specht, Zwarte Kraai e Ekster, van elk 1 territorium in 2007. Uit te voeren maatregelen: Verplaatsen van attractiepark. Parkeergelegenheid tijdelijk aanleggen In welke periode van het jaar vindt de uitvoering plaats en waarom in die periode: Start vanaf winterperiode 2008-2009. Schadelijke handelingen (doden, vernielen, verstoren, etc van beschermde soorten): Verstoring en aantasting van leefgebied zal beperkt voorkomen omdat de aanwezige bomen niet worden gerooid. 20
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
Gunstige staat van instandhouding / effect op populatieniveau (lokaal): Gunstige staat van instandhouding van de populatie is niet in geding. Worden er maatregelen uitgevoerd om eventuele schade tot een minimum te beperken: Er wordt zoveel mogelijk gewerkt buiten de voortplantingsperiode. Indien in de voortplantingsperiode gewerkt wordt, zal de te rooien beplanting gecontroleerd worden op broedvogels. Er worden geen bomen gerooid waar nesten van Grote Bonte Specht, Zwarte Kraai of Ekster aanwezig zijn. Conclusie: Conclusie met betrekking tot ontheffing. Een ontheffing voor vernietigen van beschermd biotoop van broedvogels is niet noodzakelijk.
21
ONDERZOEK NAAR HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE NATUURWAARDEN IN HET MOLENWATERPARK EN MINIATUUR WALCHEREN
BIJLAGE 2 Kwalificaties onderzoeker HBO:Natuur & Landschapstechniek, Hogeschool Larenstein, Velp. Post HBO: Infrastructuur & en Ruimtelijke ordening, Hogeschool Larenstein, Velp. Medewerker Stichting Landschapsbeheer Zeeland, onder andere soortenbeheer. Medewerker afdeling ecologie Stichting Het Zeeuwse Landschap. Medewerker van adviesbureau Wieland, diverse onderzoeksprojecten met de soortgroep vleermuizen. Actief als vrijwilliger voor: Ravon, Sovon, VZZ, Zeeuwse Zoogdierenvereniging en Vlinderstichting. Voorzitter vogelwerkgroep van de natuurbeschermingsvereniging De Steltkluut.
22
BIJLAGE 5: VERKEERSANALYSE
Gemeente Middelburg
Verkeersanalyse theater Molenwater Definitief rapport
Gemeente Middelburg
Verkeersanalyse theater Molenwater Definitief rapport
Datum Kenmerk Eerste versie
22 januari 2008 MDB09801/Wrd/ 30 november 2007
Documentatiepagina
Opdrachtgever(s)
Titel rapport
Kenmerk
Datum publicatie
Projectteam opdrachtgever(s)
Projectteam Goudappel Coffeng
Projectomschrijving
Trefwoorden
Gemeente Middelburg
Verkeersanalyse theater Molenwater Definitief rapport MDB09801/Wrd/1096 22 januari 2008 De heer L.G. Griep en de heer D.J.W. Van der Vis Mevrouw L. Hessels, mevrouw A. van de Reijt en de heer D. Walraven Parkeeranalyse en visualisering van verkeersstromen en signalering knelpunten als gevolg van het realiseren van het theater Molenwater. Verkeersonderzoek, theater, parkeercapaciteitafhankelijke toedeling, kortste route netwerk, parkeervraag
Inhoud
Samenvatting 1 Inleiding Deel A: Analyse parkeren 2 Ideaal scenario 2.1 Benodigd aantal parkeerplaatsen 2.2 Vormgeving 3 Optimaal scenario 3.1 Uitgangspunten van het optimale scenario 3.2 Benodigd aantal parkeerplaatsen 3.3 Vormgeving 3.4 Conclusie optimaal scenario 4 Conclusies Deel B: Visualisering verkeersstromen 5 Herkomstgebieden en autoroutes 5.1 Herkomstgebieden 5.2 Autoroutes 5.2.1 Landelijke en regionale routes 5.2.2 Lokale routes 6 Verkeerseffecten per wegvak 6.1 Bepaling aantal verplaatsingen 6.2 Toedeling op basis van ‘ideale situatie’ 6.3 Parkeercapaciteitafhankelijke toedeling 6.4 Visualisatie toe- en afname verkeersintensiteiten 7 Knelpuntenanalyse 7.1 Uitgangspunten wegencategorisering 7.2 Toetsing verkeersbelasting 7.3 Conclusie 8 Conclusies en aanbevelingen 8.1 Conclusies 8.2 Aanbevelingen Bijlage 1: Parkeervraagberekening Bijlage 2: Cijfers per straat
Pagina
5 8 10 11 11 12 13 13 14 15 16 18 19 20 20 22 22 23 27 27 28 29 32 34 34 35 36 37 37 38 39 41
Pagina 5
Samenvatting De gemeente Middelburg onderzoekt de mogelijkheid om op het Molenwater een nieuw theater te realiseren. In dit kader is een parkeeranalyse uitgevoerd. In deze notitie zijn parkeeroplossingen beschreven voor het kunnen realiseren van een theater op het Molenwater. Daarnaast zijn in deze notitie de gevolgen voor de verkeerscirculatie en –belasting op het Molenwater en de directe omgeving in beeld gebracht. Ook is de verkeersbelasting op het Middelburgse wegennet inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de uitgangspunten van de wegencategorisering, zoals geformuleerd in het rapport ‘Wegenstructuurplan 2002-2010’ van februari 2002. In de parkeeranalyse zijn een ideaal en een optimaal scenario beschouwd voor het parkeren rondom het nieuwe theater. In het ideale scenario wordt rekening gehouden met de heropende concert- en gehoorzaal en is het aantal te realiseren parkeerplaatsen afgestemd op de vraag van het nieuwe theater en de heropende concert- en gehoorzaal. In het optimale scenario wordt bij het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen van het theater en de concert- en gehoorzaal rekening gehouden met de gemiddelde bezetting van het theater en de concert- en gehoorzaal en de mogelijkheden die de omgeving biedt, waarbij bij uitverkochte voorstellingen in de grote zaal van eht theater enige hinder kan optreden. Bij het ideale scenario zijn 255 parkeerplaatsen in een afgesloten parkeervoorziening (parkeerkelder of parkeerterrein) bij het theater benodigd. In dit scenario kunnen alle bezoekers in de parkeervoorziening parkeren, zelfs bij volledig uitverkochte voorstellingen, alleen mag een voorstelling in de grote zaal van het theater niet gelijktijdig plaatsvinden met een voorstelling in de concert- en gehoorzaal. Bij het optimale scenario zijn 179 parkeerplaatsen benodigd. Deze parkeercapaciteit is gebaseerd op de gemiddelde zaalbezetting van 70% die de exploitant nastreeft en op afstemming in de programmering van het theater en de concert- en gehoorzaal. Op het Gasthuisterrein zijn 75 parkeerplaatsen beschikbaar. Dit betekent dat minimaal 104 parkeerplaatsen bij het theater in een afgesloten parkeervoorziening gerealiseerd zullen moeten worden. De parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein zijn dan alleen nodig als de grote zaal van het theater in bedrijf is. Bij voorstellingen met een gemiddelde bezetting in de kleine zaal en in de concert- en gehoorzaal volstaat de capaciteit van 104 parkeerplaatsen in een parkeervoorziening bij het theater, zelfs als deze gelijktijdig plaatsvinden. De keren per jaar dat de grote zaal wel uitverkocht is, is de parkeervraag echter groter dan de capaciteit in de afgesloten parkeervoorziening en op het Gasthuisterrein tezamen. Voor de bezoekers van het theater en bewoners in de omgeving is het ideale scenario het best: er is immers altijd een parkeerplaats beschikbaar in de parkeervoorziening bij het theater en zoekverkeer in de omgeving wordt voorkomen. Circa 30 maal per jaar is
Pagina 6
een voorstelling in de grote zaal volledig uitverkocht en enkel op deze momenten wordt de parkeervoorziening volledig bezet. Hiermee rekening houdende kan ook gekozen worden voor het optimaal scenario. De parkeeroplossing van het optimaal scenario volstaat tijdens de meeste voorstellingen en er zijn mogelijkheden om goede maatregelen te treffen wanneer de oplossing niet volstaat. Om de verkeersbelasting op de omliggende wegen als gevolg van de realisatie van het theater in beeld te brengen, is bepaald wat de herkomstgebieden van de huidige theaterbezoekers zijn. Hiervoor is gebruik gemaakt van het klantenbestand van het huidige theater aan het Molenwater. Op basis van de kortste route is bepaald wat de routering is vanaf de herkomstgebieden naar het theater. Het theater op het Molenwater in Middelburg heeft een regionale functie. Ongeveer 54% van de huidige bezoekers is afkomstig uit Walcheren, waarvan circa 25% uit Middelburg. In de huidige situatie genereert het theater circa 330 autoverplaatsingen per etmaal (op basis van de huidige capaciteit van het theater). Zo’n 86% van de autobezoekers maakt gebruik van de route via de westzijde van het theater, via Klein Vlaanderen. Het toekomstige theater, uitgaande van een grote zaal met 850 zitplaatsen en een kleine zaal met 250 zitplaatsen, zal naar verwachting zo’n 660 autoverplaatsingen op etmaalbasis produceren. Mede doordat er van uit wordt gegaan dat dan ook de N57 is aangelegd, rijden veel bezoekers via de nieuwe N57 waardoor circa 52% van de bezoekers (circa 356 autoverplaatsingen) per etmaal via de zuidoostzijde naar het theater rijdt. Door de realisatie van de N57 is er in de toekomstige situatie een duidelijke afname te zien van autoverkeer van theaterbezoekers op de Schroeweg, Kanaalweg, Stationsstraat en Molstraat. De kleine toename van het theaterverkeer aan de westzijde is het gevolg van de capaciteitsuitbreiding van het theater. Het theaterverkeer op de Veerseweg, Nieuwe Oostersestraat-Breestraat en Molenwater oost neemt in de situatie met een nieuw theater toe. Dit is met name het gevolg van de aantrekkingskracht van de aangelegde N57. Op Molenwater west neemt het theaterverkeer met name toe door het parkeerverkeer, zoals bepaald in de parkeercapaciteitafhankelijke toedeling. Vervolgens is het algehele verkeersbeeld beschouwd op basis van de resultaten van het verkeersmodel Middelburg. Door tal van toekomstige ruimtelijke- en infrastructurele ontwikkelingen (waaronder de realisatie van het theater Molenwater en de aanleg van N57), is een toename van verkeer te constateren op met name het Molenwater, en in mindere mate op een aantal straten aan de oostzijde van het centrum (Nieuwe Oostersestraat - Breestraat en de Dam). Op de overige beschouwde wegvakken is een afname waar te nemen van de totale verkeersomvang. Ondanks een toename van het autoverkeer op bepaalde wegvakken in de toekomstige situatie, blijven de intensiteiten op alle onderzochte wegvakken onder de maximale
Pagina 7
etmaalintensiteiten, zoals vermeld in de wegencategorisering van de gemeente Middelburg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat alle onderzochte wegvakken voldoende capaciteit hebben om het verkeer te kunnen verwerken. Naast bovengenoemde ‘objectieve beoordeling’ van de totale verkeersomvang, kent verkeer, en met name overlast ervan, ook een subjectieve kant, de zogenaamde ‘beleving’ van de verkeerssituatie. Ondanks dat de capaciteit van wegvakken voldoende is, kan het niet of minder wenselijk zijn om veel verkeer door bepaalde straten te laten rijden. Het is derhalve de vraag of een toename van het verkeer in de woonstraten, zoals de Molstraat, Koepoortstraat, Nieuwe Oostersestraat en Breestraat, wenselijk is. Daarnaast kan veel verkeer op specifieke locaties, zoals ter hoogte van de Oostkerk tot knelpunten leiden. Door via fysieke maatregelen het verkeer te ‘sturen’ (bijvoorbeeld instellen of omdraaien van éénrichtingsverkeer) is het mogelijk de druk op bepaalde straten te verlichten. Verder onderzoek is benodigd om te bepalen welk doel hiermee wordt beoogd en wat de effecten hiervan zijn op de verkeerscirculatie. Daarnaast kunnen aanvullende (verkeers)maatregelen worden ontwikkeld die de berekende verkeerseffecten kunnen verminderen. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen om de parkeervraag te beïnvloeden (stimulering andere vervoerswijzen) danwel om de parkeervraag beter te ‘geleiden’ (bijvoorbeeld parkeerverwijzing, parkeren op afstand).
Pagina 8
1
Inleiding
Aanleiding De gemeente Middelburg onderzoekt de mogelijkheid om op het Molenwater een nieuw theater te realiseren. De functie van de huidige schouwburg zal naar dit theater verhuizen.
Figuur 1.1: Het huidige theater aan het Molenwater Omdat de huidige schouwburg geen eigen parkeervoorziening heeft, geeft een nieuw theater de mogelijkheid om het parkeren goed op te lossen. De gemeente Middelburg heeft Goudappel Coffeng BV gevraagd een analyse te maken ten aanzien van het parkeren bij het nieuwe theater. Daarnaast is Goudappel Coffeng BV gevraagd om de gevolgen voor de verkeerscirculatie en –belasting op het Molenwater en de directe omgeving in beeld te brengen. Ook wordt de verkeersbelasting op het Middelburgse wegennet in beeld gebracht en getoetst aan de uitgangspunten van de wegencategorisering, zoals geformuleerd in het rapport ‘Wegenstructuurplan 2002-2010’ van februari 2002. Aanpak en uitgangspunten In de buurt van het nieuwe theater bevindt zich ook de concert- en gehoorzaal. Deze concert- en gehoorzaal is in oktober 2007 na een verbouwing van drie jaar weer heropend. Omdat verwacht mag worden dat de concert- en gehoorzaal en het theater beide in de avonduren in bedrijf zijn en omdat bij de concert- en gehoorzaal geen eigen parkeermogelijkheid is, wordt bij deze analyse ook het parkeren ten behoeve van de concert- en gehoorzaal betrokken. Bij deze analyse worden twee scenario’s beschouwd: Ideaal scenario. Bij dit scenario worden voldoende parkeerplaatsen voor het theater en de concert- en gehoorzaal gerealiseerd, rekening houdend met uitverkochte voorstellingen; Optimaal scenario. Bij dit scenario worden voldoende parkeerplaatsen voor het theater en de concert- en gehoorzaal gerealiseerd, rekening houdend met een gemiddelde bezetting van de zalen van 70%, de mogelijkheden in de omgeving en een beperkte overlast. Voor de visualisering van verkeersstromen is uitgegaan van 100% bezetting van het theater (‘ideale situatie’).
Pagina 9
Leeswijzer Deze notitie bestaat uit twee delen, deel A (hoofdstukken 2 tot en met 4) en deel B (hoofdstukken 5 tot en met 8). In deel A staat de parkeeranalyse van het theater centraal. Het tweede deel, deel B, gaat in op de visualisering van verkeersstromen en de gevolgen hiervan voor de verkeerscirculatie en –belasting op het Molenwater en de directe omgeving. Het volgende hoofdstuk beschrijft de parkeeranalyse van het ‘ideaal’ scenario. In hoofdstuk 3 staat het ‘optimaal’ scenario centraal. De conclusies van de parkeeranalyse zijn samengevat in het vierde hoofdstuk. In hoofdstuk 5 wordt bepaald wat de herkomstgebieden van de huidige theaterbezoekers zijn en op basis van de kortste route bepaald wat de routering is vanaf de herkomstgebieden naar het theater. In het zesde hoofdstuk wordt voor de huidige en toekomstige situatie bepaald wat de aard en omvang van de verkeersstromen is. In hoofdstuk 7 wordt een eventuele toename van de verkeersbelasting getoetst aan de uitgangspunten zoals verwoord in de wegencategorisering van Middelburg. In het achtste hoofdstuk worden tenslotte conclusies en aanbevelingen gedaan.
Pagina 10
Deel A:
Analyse parkeren
Pagina 11
2
Ideaal scenario
In dit hoofdstuk wordt bepaald hoeveel parkeerplaatsen in het ideale scenario gerealiseerd dienen te worden om in de vraag van het nieuwe theater en de heropende concert- en gehoorzaal te voorzien (paragraaf 2.1). Vervolgens wordt ingegaan op de vormgeving van deze parkeerplaatsen (paragraaf 2.2).
2.1
Benodigd aantal parkeerplaatsen
Om het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen wordt de parkeervraag van het theater en de concert- en gehoorzaal berekend door de omvang van de functie (het maximale aantal zitplaatsen dat gelijktijdig in gebruik is) te vermenigvuldigen met het parkeerkencijfer van de betreffende functie. Een parkeerkencijfer geeft aan hoeveel parkeerplaatsen per eenheid van de functie, in dit geval per zitplaats, benodigd zijn. Bezoekers aan het theater zullen vanuit een groot deel van Zeeland komen waardoor het theater een vrij groot verzorgingsgebied heeft. Bezoekers van de concert- en gehoorzaal komen voornamelijk uit Middelburg en directe omgeving waardoor het verzorgingsgebied kleiner is dan van het theater. Dit betekent dat het autogebruik van bezoekers aan het theater hoger ligt dan het autogebruik van bezoekers aan de concert- en gehoorzaal. Dit is vertaald in een parkeerkencijfer voor het theater dat tweemaal zo hoog is als voor de concert- en gehoorzaal. Hoewel de omvang van het theater nog niet definitief is vastgesteld, wordt uitgegaan van een grote zaal met 850 zitplaatsen en een kleine zaal met 250 zitplaatsen. De concert- en gehoorzaal heeft 372 zitplaatsen. In tabel 2.1 is de parkeervraag per zaal opgenomen. In bijlage 1 is een uitgebreide parkeervraagberekening opgenomen. zaal theater grote zaal theater, kleine zaal concert- en gehoorzaal
zitplaatsen 850 250 372
parkeervraag 255 75 56
opmerking Voor iedere 10 stoelen meer dienen 3 parkeerplaatsen extra gerealiseerd te worden
Tabel 2.1: Resultaten parkeervraagberekening ideaal scenario
De gemeente heeft aangegeven dat de grote en kleine zaal van het theater niet gelijktijdig in bedrijf zullen zijn. Maximaal zijn daarom 311 parkeerplaatsen benodigd voor het moment dat zowel de grote zaal van het theater als de concert- en gehoorzaal in bedrijf zijn. Indien afstemming plaatsvindt tussen het theater en de concert- en gehoorzaal (er vinden geen voorstellingen in de concert- en gehoorzaal plaats als de grote zaal van het theater wordt gebruikt) zijn 255 parkeerplaatsen benodigd.
Pagina 12
2.2
Vormgeving
In het ideale scenario worden parkeerplaatsen exclusief voor het theater en de concerten gehoorzaal gerealiseerd. Dit betekent dat deze parkeerplaatsen geconcentreerd in een afgesloten parkeervoorziening, bijvoorbeeld in een parkeerkelder of afgesloten terrein, dienen te worden gerealiseerd. Op deze manier zijn de beBij recreatieve avondfuncties wordt zoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal zeker van een een loopafstand van maximaal 100 meter tot de functie als acceptabel parkeerplaats binnen acceptabele loopafstand. Een ander voordeel is beschouwd. (Bron CROW) dat bezoekers aan het theater en de concert- en gehoorzaal niet naar een parkeerplaats hoeven te zoeken, aangezien alle parkeerplaatsen geconcentreerd liggen. Een derde voordeel is dat er geen zoekverkeer veroorzaakt door bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal in de omliggende straten optreedt, aangezien voor de bezoekers van deze functies voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Een nadeel van dit ideale scenario met een aparte parkeervoorziening voor het theater en de concert- en gehoorzaal is dat de parkeerplaatsen alleen tijdens voorstellingen gebruikt worden. Buiten de voorstellingen zal de parkeergarage leeg of nagenoeg leeg staan, omdat de mogelijkheden tot dubbelgebruik zeer beperkt zijn. De beschikbaarheid van de parkeerplaatsen staat immers onder druk als ook andere bezoekers en bewoners in de parkeervoorziening kunnen parkeren. Het is wel mogelijk dat overdag abonnementhouders van bijvoorbeeld kantoren van deze parkeervoorziening gebruik maken.1 Deze parkeerders zijn niet aanwezig wanneer het theater of de concert- en gehoorzaal in bedrijf is. Een ander nadeel is dat met een gebouwde parkeervoorziening hoge investerings- en exploitatiekosten gemoeid zijn, terwijl er vanwege het beperkte gebruik weinig inkomsten tegenover staan, en dat een terrein veel ruimte in beslag neemt.
_____________________________ 1
Aangezien het hier naar verwachting gaat om een beperkt aantal abonnementhouders, hoeft dit geen conflict op te leveren met bijvoorbeeld bezoekers van een congres in het theater. Daarnaast zijn er overdag op straat meer parkeerplaatsen beschikbaar dan ’s avonds.
Pagina 13
3
Optimaal scenario
In dit hoofdstuk wordt het optimale scenario beschreven. Dit betekent dat niet alleen naar het benodigd aantal parkeerplaatsen van het theater en de concert- en gehoorzaal wordt gekeken, maar ook naar de gemiddelde bezetting van het theater en de concerten gehoorzaal en de mogelijkheden die de omgeving biedt, waarbij enige hinder kan optreden. In paragraaf 3.1 zijn de uitgangspunten van het optimale scenario op een rij gezet. Vervolgens wordt berekend hoeveel parkeerplaatsen voor het optimale scenario benodigd zijn (paragraaf 3.2). In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de vormgeving van de parkeerplaatsen en dit hoofdstuk eindigt met een conclusie (paragraaf 3.4).
3.1
Uitgangspunten van het optimale scenario
Aan het optimale scenario zijn een drietal uitgangspunten verbonden, te weten: Er wordt rekening gehouden met een gemiddelde bezetting van 70% van het theater en de concert- en gehoorzaal. Dit betekent dat het benodigde aantal parkeerplaatsen hierop wordt afgestemd en bij een hogere bezetting enige overlast in de omgeving wordt geaccepteerd. De inschatting is dat voor circa 30 voorstellingen per jaar geldt dat de grote zaal (nagenoeg) uitverkocht zal zijn. Voor deze voorstellingen zal dan naar alternatieve parkeergelegenheid gezocht moeten worden. Er vindt afstemming plaats tussen de programmering van het theater en van de concert- en gehoorzaal zodat de grote zaal van het theater en de concert- en gehoorzaal niet gelijktijdig in bedrijf zijn. Niet alle parkeerplaatsen hoeven geconcentreerd op één locatie te liggen. Als gevolg van bovenstaande uitgangspunten kan het optimale scenario met name bij goed bezochte voorstellingen enige hinder voor de bezoeker van het theater of de concert- en gehoorzaal of voor de (woon)omgeving opleveren. De gevolgen van het optimale scenario dienen geaccepteerd te worden, wil dit een acceptabel scenario zijn.
Pagina 14
Deze gevolgen zijn: Er zal enig zoekverkeer in de omgeving voorkomen aangezien niet voor de volledige parkeervraag van het theater en de concert- en gehoorzaal parkeerplaatsen worden gerealiseerd en niet alle parkeerplaatsen geconcentreerd op één locatie liggen. Een grotere loopafstand kan bij een gemiddelde bezetting van de zalen nodig zijn als op acceptabele loopafstand (binnen 100 meter) onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Een beperkte parkeeroverlast in de omgeving zal voorkomen, doordat er voor de bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal onvoldoende parkeerplaatsen in een (afgesloten) parkeervoorziening bij het theater beschikbaar zijn. Een aantal bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal zal dan een parkeerplaats in de directe omgeving van het theater en de concert- en gehoorzaal zoeken waardoor de parkeerdruk in deze voornamelijk woonstraten stijgt. Gezien de huidige geluiden vanuit de wijk blijkt dat dit in de huidige situatie ook het geval is.
3.2
Benodigd aantal parkeerplaatsen
Uitgaande van een gemiddelde bezetting van het theater en de concert- en gehoorzaal zijn minder parkeerplaatsen benodigd dan bij volledige bezetting van de zalen. In tabel 3.1 is opgenomen hoeveel parkeerplaatsen per zaal benodigd zijn. zaal theater grote zaal theater, kleine zaal concert- en gehoorzaal
zitplaatsen 850 250 372
parkeervraag bij volle zaal 255 75 56
parkeervraag bij 70% bezetting 179 53 40
Tabel 3.1: Resultaten parkeervraagberekening optimaal scenario
Uitgaande van afstemming in programmering tussen het theater en de concert- en gehoorzaal zijn 93 parkeerplaatsen benodigd als de kleine zaal van het theater en de concert- en gehoorzaal gelijktijdig in bedrijf zijn en 179 als alleen de grote zaal van het theater in bedrijf is. In eerste instantie wordt bekeken welke mogelijkheden er zijn om deze parkeervraag op het Gasthuisterrein en in de woonstraten in de omgeving op te vangen. Voor het restant van de parkeervraag zullen parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Gasthuisterrein Het Gasthuisterrein ligt op 275 meter van het theater en op 550 meter van de concerten gehoorzaal. Om ondanks de loopafstand dit terrein als geschikte parkeerlocatie voor het theater te beschouwen is het noodzakelijk dat het theater vanaf deze locatie zichtbaar is. Dit geeft de theaterbezoekers die op het Gasthuisterrein parkeren het gevoel dat ze al bijna bij het theater zijn. Voor bezoekers van de concert- en gehoorzaal ligt het Gasthuisterrein op te grote loopafstand om gebruikt te worden.
Pagina 15
Het Gasthuisterrein wordt door de gemeente Middelburg van het Medisch Centrum Middelburg gehuurd en is in de avonduren beschikbaar. Op dit terrein liggen 75 parkeerplaatsen die in de avonduren door bezoekers van het theater gebruikt kunnen worden. Omgeving theater en concert- en gehoorzaal In de omgeving van het theater en de concert- en gehoorzaal liggen binnen een straal van 200 meter 633 openbare parkeerplaatsen, inclusief het parkeerterrein op het Molenwater. Voor de adressen in dit gebied zijn 574 bewonersvergunningen afgegeven. Dit betekent dat in de avonduren als alle bewoners thuis zijn, 91% van de parkeerplaatsen bezet is en er 59 parkeerplaatsen niet bezet zijn. Weliswaar is niet altijd iedereen thuis, maar ook bezoekers van bewoners parkeren hier. Hierdoor wordt een bezettingsgraad van 91% in de avonduren als redelijke aanname gezien. Algemeen geldt dat bij een bezettingsgraad hoger dan 85% de parkeersituatie als druk wordt ervaren. Dit in ogenschouw genomen is het onwenselijk om bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal in de woonstraten te laten parkeren. De genoemde 59 parkeerplaatsen worden dan ook niet tot beschikbare parkeercapaciteit voor het theater en de concert- en gehoorzaal gerekend. In bijlage 2 zijn de aanbodcijfers en het aantal uitgegeven parkeervergunningen per straat weergegeven. Conclusie Op basis van bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat het onwenselijk is dat bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal in de woonstraten in de omgeving parkeren. Dit betekent dat in de omgeving van het theater alleen de parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein beschikbaar zijn. In het optimale scenario zijn 179 parkeerplaatsen benodigd. Dit betekent dat minimaal 104 (179 – 75) parkeerplaatsen in de nabijheid van het nieuwe theater gerealiseerd dienen te worden. Wanneer het mogelijk is om een grotere voorziening te creëren is dit wenselijk, aangezien daarmee de gevolgen van het optimale scenario, zoals enig zoekverkeer en beperkte overlast voor de (woon)omgeving, beperkt kunnen worden. Goede communicatie richting theaterbezoekers moet ervoor zorgen dat zij de parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein gebruiken. Een aantrekkelijke looproute van het Gasthuisterrein naar het theater kan dit bevorderen.
3.3
Vormgeving
In het optimale scenario worden minimaal 104 parkeerplaatsen voor het theater en de concert- en gehoorzaal gerealiseerd en wordt de overige parkeervraag op het bestaande Gasthuisterrein opgevangen. Het verdient de voorkeur de parkeerplaatsen geconcentreerd en exclusief voor bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal te realiseren. De voordelen zijn dan vergelijkbaar met de voordelen van het ideale scenario. Tevens is dit aantal parkeerplaatsen voldoende om de parkeervraag van de kleine zaal van het theater en de concert- en gehoorzaal in de meeste gevallen op te vangen
Pagina 16
(alleen als zowel de kleine zaal van het theater als de concert- en gehoorzaal uitverkocht zijn is dit aantal te weinig). Het Gasthuisterrein is een parkeerterrein achter een slagboom. In de huidige situatie wordt deze slagboom in de avonduren open gezet, zodat ook bewoners en bezoekers van deze parkeerplaatsen gebruik kunnen maken. Er zijn momenteel 8 bewoners, die op het terrein parkeren met een bewonerspas. In de toekomst kan ervoor worden gekozen om in de avonduren wanneer de grote zaal van het theater in gebruik is de slagboom te sluiten, zodat alleen de bezoekers van het theater hier (bijvoorbeeld met hun toegangskaart) op kunnen parkeren. Dit dient wel duidelijk naar de theaterbezoekers gecommuniceerd te worden. In dat geval dient ook de vol/vrij-signalering van het terrein in gebruik te zijn. Met de combinatie van een afgesloten parkeervoorzieningen van minimaal 104 parkeerplaatsen bij het theater en 75 parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein zijn voldoende parkeerplaatsen beschikbaar voor het optimale scenario. Het voordeel van deze vormgeving is dat de bezoekers van het theater en de concert- en gehoorzaal in de meeste gevallen zeker zijn van een parkeerplaats. Alleen bij (bijna) uitverkochte voorstellingen in de grote zaal van het theater (circa 30 keer per jaar) zijn 76 parkeerplaatsen2 elders benodigd om alle parkeerders in een parkeerplaats te voorzien. Net als voor het ideale scenario geldt dat de mogelijkheden tot dubbelgebruik van de parkeerplaatsen in de parkeerkelder beperkt zijn. De parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein worden door de inzet voor het theater op verschillende momenten door verschillende gebruikers bezet (dubbelgebruik), aangezien deze parkeerplaatsen overdag door het Medisch Centrum Middelburg worden gebruikt.
3.4
Conclusie optimaal scenario
In het optimale scenario wordt uitgegaan van afstemming in programmering tussen het theater en de concert- en gehoorzaal, een gemiddelde bezetting van 70% voor beide functies en een parkeeraanbod dat verspreid kan liggen over meerdere locaties. Als gevolg van deze uitgangspunten wordt ervan uitgegaan dat: beperkt zoekverkeer op mag treden; een deel van de bezoekers een grotere afstand tussen parkeerplaats en theater moeten afleggen; de omgeving beperkte parkeeroverlast ervaart. In het optimale scenario zijn 179 parkeerplaatsen benodigd om de parkeervraag van het theater en de concert- en gehoorzaal op te vangen. Een deel van deze parkeerplaatsen zijn beschikbaar op het Gasthuisterrein (75 parkeerplaatsen). Dit betekent dat _____________________________ 2
Maximale parkeervraag 255 parkeerplaatsen minus aanbod 179 (104+75) parkeerplaatsen.
Pagina 17
minimaal 104 parkeerplaatsen in een afgesloten parkeervoorziening (parkeerkelder of parkeerterrein) bij het nieuwe theater worden gerealiseerd. Hierdoor zijn de parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein enkel nodig als de grote zaal van het theater in bedrijf is (120 keer per jaar); de afgesloten parkeervoorziening biedt voldoende parkeergelegenheid voor de kleine zaal van het theater en de concert- en gehoorzaal. Verwacht wordt dat het theater 30 keer per jaar uitverkocht danwel bijna uitverkocht zal zijn. Op deze momenten zijn 76 parkeerplaatsen meer benodigd dan de beschikbare 179 parkeerplaatsen in de afgesloten parkeervoorziening en op het Gasthuisterrein. Hoewel een deel van deze parkeerplaatsen in de omgeving beschikbaar lijkt te zijn (59 parkeerplaatsen in de woonstraten die niet bezet zijn), zal het de parkeerder moeite kosten deze parkeerplaatsen te vinden en zal er dus ongewenst parkeeroverlast optreden. Een prettigere oplossing is om bij grote producties busjes vanaf een transferium of andere parkeerconcentratie met voldoende beschikbare parkeerplaatsen te laten rijden. Dit dient natuurlijk wel goed richting de theaterbezoekers gecommuniceerd te worden.
Pagina 18
4
Conclusies
In deze analyse zijn een ideaal en een optimaal scenario beschouwd om het parkeren rondom het nieuwe theater op de kavel van Miniatuur Walcheren op te lossen. Bij het ideale scenario zijn 255 parkeerplaatsen in een afgesloten parkeervoorziening (parkeerkelder of parkeerterrein) bij het theater benodigd. In dit scenario kunnen alle bezoekers in de parkeervoorziening parkeren, zelfs bij volledig uitverkochte voorstellingen, alleen mag een voorstelling in de grote zaal van het theater niet gelijktijdig plaatsvinden met een voorstelling in de concert- en gehoorzaal. Bij het optimale scenario zijn 179 parkeerplaatsen benodigd. Deze parkeercapaciteit is gebaseerd op de gemiddelde zaalbezetting van 70% die de exploitant nastreeft en op afstemming in de programmering van het theater en de concert- en gehoorzaal. Op het Gasthuisterrein zijn 75 parkeerplaatsen beschikbaar. Dit betekent dat minimaal 104 parkeerplaatsen bij het theater in een afgesloten parkeervoorziening gerealiseerd zullen moeten worden. De parkeerplaatsen op het Gasthuisterrein zijn dan alleen nodig als de grote zaal van het theater in bedrijf is. Bij voorstellingen met een gemiddelde bezetting in de kleine zaal en in de concert- en gehoorzaal volstaat de capaciteit van 104 parkeerplaatsen in een parkeervoorziening bij het theater, zelfs als deze gelijktijdig plaatsvinden. De keren per jaar dat de grote zaal wel bijna uitverkocht is, is de parkeervraag echter groter dan de capaciteit in de afgesloten parkeervoorziening en op het Gasthuisterrein tezamen. Om te voorkomen dat op dat moment zoekverkeer en parkeeroverlast in de woonstraten in de directe omgeving van het theater optreedt, kunnen bezoekers verwezen worden naar een transferium of andere parkeerconcentratie vanwaar busjes naar het theater rijden. Voor de bezoekers van het theater en bewoners in de omgeving is het ideale scenario het best: er is immers altijd een parkeerplaats beschikbaar in de parkeervoorziening bij het theater en zoekverkeer in de omgeving wordt voorkomen. Wanneer echter bedacht wordt dat slechts 30 maal per jaar een voorstelling volledig uitverkocht is en dus alleen dan deze parkeervoorziening volledig bezet wordt, doet het optimale scenario zijn naam eer aan. De parkeeroplossing van dit scenario volstaat tijdens de meeste voorstellingen en er zijn mogelijkheden om goede maatregelen te treffen wanneer de oplossing niet volstaat. Dit scenario zal enige overlast bij bezoekers en in de woonomgeving opleveren, aangezien niet alle parkeerplaatsen op één locatie geconcentreerd liggen, maar kan gezien de winst op het benodigde aantal parkeerplaatsen als acceptabel worden beschouwd.
Pagina 19
Deel B:
Visualisering verkeersstromen
Pagina 20
5
Herkomstgebieden en autoroutes
Om de verkeersbelasting op de omliggende wegen als gevolg van de realisatie van het theater in beeld te brengen, is bepaald wat de herkomstgebieden van de huidige theaterbezoekers zijn. Hiervoor is gebruik gemaakt van het geanonimiseerde klantenbestand van het huidige theater aan het Molenwater. Op basis van de kortste route is bepaald wat de routering is vanaf de herkomstgebieden naar het theater. Deze routering van bezoekers naar het theater is zowel voor de huidige situatie (huidige locatie, huidige omvang theater en huidige wegenstructuur) als de toekomstige situatie (nieuwe locatie Molenwater, nieuwe omvang theater en nieuwe wegenstructuur) bepaald. Op deze manier is in beeld gebracht wat het nieuwe theater aan extra verkeer genereert en worden verschillen en verschuivingen in aard en omvang van de routes zichtbaar. Definitie kortste route De route om op de snelste manier (qua tijd) met de auto een bestemming te bereiken, gebaseerd op diverse route-informatiesystemen. Hierbij is uitgegaan van de belangrijkste indicator voor routekeuze: de maximum snelheid op wegen. Hierdoor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van hoofdwegen (en zo min mogelijk van 30 km/hwoonstraten). Het is mogelijk dat de in dit onderzoek gehanteerde kortste route in de praktijk niet altijd gebruikt wordt om de bestemming te bereiken. Zo is bekend dat bezoekers vanuit bijvoorbeeld Zuid-Beveland niet altijd de kortste route (qua tijd) via de Schroeweg rijden maar ook via de Nieuwlandseweg naar het theater rijden. In dit onderzoek is echter de hierboven vermelde definitie gehanteerd voor het bepalen van de kortste route.
5.1
Herkomstgebieden
Op basis van het huidige klantenbestand van het theater zijn de herkomstgebieden van de huidige theaterbezoekers bepaald. Het nieuwe theater zal door het aanbod van onder andere grotere producties meer aantrekkingskracht hebben dan in de huidige situatie het geval is. Doordat het niet is te bepalen hoe het klantenbestand zich met de komst van het nieuwe theater zal ontwikkelen, geldt het huidige klantenbestand als uitgangspunt in deze studie.
Pagina 21
Figuur 5.1: Herkomst bezoekers theater Middelburg Uit de spreidingskaart van de herkomstgebieden van de bezoekers van het theater blijkt dat het theater een regionale functie heeft voor met name Walcheren, ZuidBeveland, Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland (zie figuur 5.1). Ongeveer 54% van de bezoekers heeft als herkomst Walcheren waarvan ongeveer 25% uit Middelburg zelf (zie figuur 5.2).
6,7 % 4,0 % 2,8 % 2,1 % 5,4 % 0,1 % 3,3 % 3,1 % 4,3 %
1,9 %
20,4 %
Figuur 5.2: Herkomst bezoekers theater Middelburg regio Walcheren
Pagina 22
5.2
Autoroutes
5.2.1 Landelijke en regionale routes Op basis van de herkomstgebieden van de huidige (boven)regionale bezoekers van het theater, is met behulp van de kortste route bepaald wat de aanrijroute per auto is van deze bezoekers. In hoofdlijnen ziet de verdeling er als volgt uit (zie ook figuur 5.3): Bezoekers uit Zeeuws-Vlaanderen, 2% van de totale bezoekers, maken gebruik van de N254 (Sloeweg Noord); Van de bezoekers heeft 8% als herkomst Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen. Voor deze bezoekers is de kortste route om Middelburg te bereiken via de N57 (Leliendaalseweg); Bezoekers met als herkomst het gebied ten oosten van Middelburg (onder andere Goes) maken als aanrijroute gebruik van de A58; Bezoekers die een herkomst hebben buiten Zeeland zijn naar verwachting bezoekers die tijdens vakantie het theater hebben bezocht. Daarom wordt in dit onderzoek aangenomen dat deze bezoekers vanaf een vakantieadres op Walcheren naar het theater zijn gereden.
Figuur 5.3: Aanrijroutes theaterbezoekers
Pagina 23
5.2.2 Lokale routes Huidige situatie (zie ook figuur 5.4 op volgende pagina) Voor de (boven)regionale theaterbezoekers is de kortste route via de lokale wegenstructuur als volgt: uit de richting Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen en overig Walcheren via de Sandberglaan (N57); de kortste route vanuit Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Beveland is via de Schroeweg; voor bezoekers uit Vlissingen is de kortste route om het theater te bereiken via de Nieuwe Vlissingseweg. Wanneer bezoekers vanuit Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland en Vlissingen het centrum van Middelburg hebben bereikt zijn er vervolgens twee mogelijke routes richting het theater die op basis van de kortste route nagenoeg gelijk zijn aan elkaar: -
Eén van de routes gaat via Schroeweg – Het Groene Woud Looierssingel - Walensingel - Klein Vlaanderen - Noordpoortstraat - Molenwater. Dit is deels ook de aanrijroute voor bezoekers uit Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen en overig Walcheren.
-
De andere route voor bezoekers uit het zuiden en oosten is via Schroeweg - Kanaalweg - Stationsstraat - Londensekaai - Bierkaai Rouaansekaai - Dam - Molstraat - Koepoortstraat - Molenwater.
In deze studie geldt als uitgangspunt (aan de hand van het adressenbestand) dat 25% van de bezoekers de oostelijke route neemt en 75% de westelijke. Omdat in de Molstraat verkeer slechts in één richting is toegestaan is de kortste route voor de terugweg via de Nieuwe Oostersestraat - Breestraat – Nederstraat.
Pagina 24
Noord-Beveland, SchouwenDuiveland en Tholen (8%)
Zuid-Beveland
Overig Walcheren
(32,2%)
(6,7%) en toeristen Walcheren (3,4%)
Figuur 2.6: Aanrijroutes theaterbezoekers Zeeuws-Vlaanderen (2%) Vlissingen (20,4%)
Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen Overig Walcheren
Vlissingen Zeeuws-Vlaanderen Zuid-Beveland Figuur 5.4: Aanrijroutes theaterbezoekers huidige situatie
Toekomstige situatie (zie ook figuur 5.5 op volgende pagina) Doordat de realisatie van het theater op een nieuwe locatie pas na het jaar 2010 plaatsvindt, wordt in dit onderzoek uitgegaan van een toekomstige verkeerssituatie waarbij de N57 is aangelegd en de Stationsbrug autovrij gemaakt is. Dit heeft het volgende effect op de aanrijroutes van de (boven)regionale theaterbezoekers in de toekomst: De aanrijroute voor bezoekers uit Vlissingen en overig Walcheren is gelijk aan de huidige situatie, namelijk via Het Groene Woud - Looierssingel - Walensingel Klein Vlaanderen - Noordpoortstraat – Molenwater. Voor bezoekers uit Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland, Tholen, Zuid-Beveland is de route naar het theater het kortst via de aangelegde N57. Zij rijden Middelburg binnen ter hoogte van de aansluiting Veerseweg (zie
Pagina 25
-
figuur 5.6). (NB. In dit onderzoek is ervan uitgegaan dat verkeer op de Veerseweg ook in 2010 in twee richtingen is toegestaan). Via Kroone veld weg -Veerseweg Nederstraat - Breestraat - Nieuwe Oostersestraat - Molenwater bereiken deze bezoekers het theater. Vanaf Zeeuws-Vlaanderen is het ook mogelijk om, zoals in de huidige situatie, gebruik te maken van de Schroeweg. Hoewel het in de praktijk ook zal voorkomen, is in dit onderzoek uitgegaan van de snelste route via de N57.
Noord-Beveland, SchouwenDuiveland en Tholen (8%) N57
Zuid-Beveland (32,2%)
Overig Walcheren (6,7%) en toeristen Walcheren (3,4%) N57
ZeeuwsVlaanderen (2%) Vlissingen (20,4%) Noord-Beveland, SchouwenDuiveland en Tholen, ZeeuwsOverig Walcheren
Vlaanderen en Zuid-Beveland
Vlissingen
Figuur 5.5: Aanrijroutes theaterbezoekers toekomstige situatie
Pagina 26
Theaterbezoekers uit Middelburg Doordat ongeveer 25% van de bezoekers afkomstig is uit Middelburg zelf, is het interessant te weten welke autoroute deze bezoekers nemen voor een bezoek aan het theater. Daarom is vanaf verschillende herkomstgebieden binnen Middelburg de kortste route berekend voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. De toekomstige situatie is aangegeven in figuur 5.6: ongeveer 6% van de bezoekers (afkomstig uit de oostzijde van Middelburg) rijdt via de Nederstraat - Breestraat - Nieuwe Oostersestraat om het theater via de kortste weg te bereiken; de overige bezoekers uit Middelburg (circa 19%) maakt op basis van de kortste route gebruik van de route via Klein Vlaanderen - Molenwater.
N57
4,0%
2,8%
2,1% 5,4%
N57
3,3% 4,3%
3,1%
Figuur 5.6 Aanrijroutes theaterbezoekers Middelburg
Pagina 27
6
Verkeerseffecten per wegvak
6.1
Bepaling aantal verplaatsingen
In het vorige hoofdstuk is aangegeven wat de herkomstgebieden en aanrijroutes van de huidige theaterbezoekers zijn. In dit hoofdstuk is voor de huidige en toekomstige situatie bepaald wat de aard en omvang van de verkeersstromen is aan de hand van de conclusies uit deel A over de parkeercapaciteit: Het Gasthuisterrein ligt op 275 meter afstand van het theater en heeft 75 parkeerplaatsen. Het Gasthuisterrein wordt door de gemeente Middelburg van het Medisch Centrum Middelburg gehuurd en is in de avonduren beschikbaar voor bezoekers van het theater; Binnen een straal van 200 meter vanaf het theater liggen 633 openbare parkeerplaatsen waarvoor in totaal 574 bewonersvergunningen zijn afgegeven. Op basis van een parkeerbezetting in de avonduren van 91% is het onwenselijk om bezoekers van het theater in de woonstraten te laten parkeren; In het optimale scenario (uitgaande van 70% bezetting van de theaterstoelen en uitgaande dat de grote en kleine zaal van het theater niet tegelijkertijd in gebruik zullen zijn) zijn 179 parkeerplaatsen nodig; De grote zaal van het theater en de Concert- en Gehoorzaal zijn niet gelijktijdig in gebruik; In totaal dienen minimaal 104 parkeerplaatsen in de nabijheid van het theater gerealiseerd te worden. Voor de toekomstige situatie zijn de bezoekersstromen op basis van twee scenario’s toegedeeld. In het eerste scenario zijn alle bezoekers direct aan de eindbestemming, het theater, toegedeeld (‘ideale situatie’). In scenario 2 is de route afhankelijk van de geboden parkeercapaciteit en de gewenste spreiding van parkeren (parkeercapaciteitafhankelijke toedeling). Hoewel de omvang van het theater nog niet definitief is vastgesteld, is uitgegaan van een grote zaal met 850 zitplaatsen en een kleine zaal met 250 zitplaatsen. Voor de ritproductie van het theater is op basis van de berekende hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen een inschatting gemaakt van de verkeersproductie van deze functie. Uit de berekening van het aantal parkeerplaatsen (zie deel A van deze notitie) blijkt dat bij 100% bezetting van de grote zaal 255 parkeerplaatsen benodigd zijn. Hierbij is ervan uitgegaan dat de grote en kleine zaal van het theater en de Concert- en Gehoorzaal niet gelijktijdig in bedrijf zullen zijn. Op basis van dit aantal parkeerplaatsen is het aantal autoverplaatsingen voor de grote zaal circa 510 (255 aankomsten en 255 vertrekken). Het aantal autoverplaatsingen voor de kleine zaal is naar rato berekend op basis van het aantal stoelen. Dit resulteert in circa 150 autoverplaatsingen. Het totaal aantal autoverplaatsingen voor de grote en kleine zaal van het nieuwe theater is dus op etmaalbasis (maximaal) 660 (330 aankomsten en 330 vertrekken).
Pagina 28
Voor de huidige situatie, met 550 stoelen, is voor het aantal autoverplaatsingen op basis van bovenstaande berekening uitgegaan van circa 330 verplaatsingen (165 aankomsten en 165 vertrekken) op etmaalbasis.
6.2
Toedeling op basis van ‘ideale situatie’
Uitgangspunten Het aantal autoverplaatsingen voor de huidige en toekomstige situatie is toegedeeld aan het wegennet op basis van de ‘ideale situatie’. Dit betekent dat sprake is van 100% bezetting van de grote zaal van het theater (zie deel A van deze notitie) en dat alle bezoekers direct naar het theater rijden zonder rekening te houden met de beschikbare parkeercapaciteit (een zogenaamde ‘worst case-situatie’). Het aantal bezoekers van buiten Zeeland (3,4%) is toegedeeld aan Walcheren (zie ook 2.2.1), waarbij 1,7% gebruik maakt van de route Nieuwe Vlissingseweg en 1,7% van de route N57. Huidige situatie In de huidige situatie, uitgaande van uitverkochte zalen en van de routekeuzes zoals bepaald in paragraaf 5.2, maken de meeste bezoekers gebruik van de route via Klein Vlaanderen: het aantal autoverplaatsingen van bezoekers die het theater via de westzijde bereikt is 284 verplaatsingen (= 86% van het totaal aantal huidige verplaatsingen van 330). De bezoekers die via de zuidoostzijde het theater bereiken genereren 46 autoverplaatsingen (= 14% van het totaal aantal huidige verplaatsingen) op een uitverkochte avond (23 aankomsten via Molstraat Koepoortstraat en 23 vertrekken via Nieuwe Oostersestraat Breestraat) (zie ook figuur 6.1 en tabel 6.1).
Figuur 6.1 Situering meetpunten voor weergave aantal autoverplaatsingen
Pagina 29
meetpunt 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
locatie Schroeweg Nieuwe Vlissingseweg Sandberglaan N57 Looierssingel Klein Vlaanderen Molenwater Nwe Oostersestraat-Breestraat Molstraat Londensekaai - Bierkaai Kanaalweg - Stationsstraat Veerseweg
huidige situatie 2007 (huidige toekomstige situatie 2010 (toekomstige wegenstructuur + huidig aantal wegenstructuur + toekomstig aantal stoelen theater (550 stoelen) stoelen theater (1100 stoelen) 144 28 74 146 56 56 0 314 210 224 272 294 284 320 28 336 18 4 36 8 36 8 10 334
Tabel 6.1: Aantal autoverplaatsingen van en naar theater Molenwater per wegvak op etmaalbasis Toekomstige situatie In de situatie 2010 maakt ruim de helft van de theaterbezoekers als aanrijroute gebruik van de N57 en rijdt via de zuidoostzijde naar het theater (zie 5.2.2). Dit resulteert in zo’n 340 verplaatsingen (= 52% van het totaal aantal toekomstige verplaatsingen van theaterbezoekers van 660). Hierdoor zijn, ten opzichte van de huidige situatie minder autoverplaatsingen ten behoeve van het theater op de Schroeweg, Kanaalweg, Stationsstraat, Londensekaai, Bierkaai en Rouaansekaai. Daarentegen nemen de autoverplaatsingen van theaterbezoekers toe op de Veerseweg en de Nieuwe Oostersestraat-Breestraat. De bezoekers die het theater via Klein Vlaanderen bereiken (ongeveer 48%), genereren circa 320 autoverplaatsingen.
6.3
Parkeercapaciteitafhankelijke toedeling
In de vorige paragraaf zijn alle bezoekers direct aan het theater toegedeeld zonder daarbij rekening te houden met de beschikbare parkeercapaciteit. In de praktijk zullen automobilisten, wanneer een parkeerterrein vol is, echter op zoek moeten naar een andere parkeerplaats. Door dit zoekverkeer worden bepaalde wegen zwaarder belast. Daarom zijn de verplaatsingen ten behoeve van het theater in deze paragraaf voor de toekomstige situatie afhankelijk van de parkeercapaciteit toegedeeld. Om de in paragraaf 6.1 verkregen autoverplaatsingen afhankelijk van de parkeercapaciteit toe te delen is de bestaande parkeercapaciteit in de directe omgeving van het theater geïnventariseerd. In dit onderzoek geldt als uitgangspunt dat bij het nieuwe theater 104 parkeerplaatsen gerealiseerd worden en het Gasthuisterrein plaats biedt aan 75 geparkeerde voertuigen. Op een avond dat de grote zaal is uitverkocht is het aantal verwachte autoverplaatsingen 510 (255 aankomsten en 255 vertrekken). Omdat de grote en kleine zaal
Pagina 30
niet tegelijkertijd in gebruik zijn is sprake van dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Op basis van deze gegevens is het tekort aan parkeerplaatsen op een uitverkochte avond 76 (= 255-104-75) parkeerplaatsen. Dit betekent dat de 76 laatst arriverende automobilisten op zoek moeten naar een andere parkeerplaats. Wanneer op dezelfde avond, op een ander tijdstip dan de voorstelling in de grote zaal, ook de kleine zaal is uitverkocht genereert deze 150 autoverplaatsingen (75 aankomsten en 75 vertrekken) (zie ook paragraaf 6.1). Omdat 104 parkeerplaatsen beschikbaar zijn kunnen alle 75 auto’s ten behoeve van de kleine zaal in de parkeervoorziening van het theater parkeren. Aangenomen wordt dat de parkeervoorziening van het nieuwe theater het populairst is en het Gasthuisterrein als tweede keuze geldt. In de vorige paragraaf is aangegeven dat ongeveer 48% van de automobilisten via Klein Vlaanderen naar het theater rijdt en ongeveer 52% via de Nieuwe Oostersestraat-Breestraat. Verder wordt de aankomsttijd bij de parkeervoorzieningen voor verkeer via de oostelijke en westelijke entree evenredig verdeeld. Dit betekent dat in de parkeervoorziening van het theater 52 automobilisten uit westelijke richting en 52 automobilisten uit oostelijke richting kunnen parkeren.
Aankomst uit 6 westelijke richting (48%)
122 auto’s
Theater Molenwater 104 parkeerplaatsen
7 7
70 auto’s
13
133 auto’s
Aankomst uit oostelijke richting (52%)
8
7 81 auto’s
Gasthuisterrein 75 parkeerplaatsen 11 auto’s
7 14 auto’s
7
29 auto’s
22 auto’s
13
Verspreid over het
Terug richting
gebied ten westen van
theater (66%)
theater (33%)
Richting Noordsingel (33%) 17 auto’s
1317 auto’s 8
Richting Nieuwe Oostersestraat / Bastion (33%)
13 17 auto’s
Richting Dam (33%)
Figuur 6.2: Schematische weergave verdeling auto’s parkeercapaciteitsafhankelijke toedeling van bezoekers theater Molenwater op basis van uitverkochte grote zaal in de toekomstige situatie Het aantal autoverplaatsingen uit westelijke richting is voor aanvang van de voorstelling in de grote zaal 122 verplaatsingen (48% van 255 autoverplaatsingen) en uit oostelijke richting 133 autoverplaatsingen. In figuur 6.2 is schematisch weergegeven hoeveel automobilisten parkeren in de parkeervoorziening van het theater en het
Pagina 31
Gasthuisterrein en hoeveel automobilisten vervolgens op zoek moeten naar een andere parkeerplaats. Nadat de parkeervoorziening van het theater vol is rijden in totaal 151 automobilisten naar het parkeerterrein Gasthuisterrein. Dit levert op het Molenwater (meetlocatie 7 in figuur 6.2) extra autoverplaatsingen. Vervolgens kunnen 75 auto’s parkeren op het Gasthuisterrein. De overige 76 rijden naar alternatieve parkeerplaatsen verspreid door het centrum van Middelburg. In de schematische weergave is een aanname gedaan over de verdeling hiervan. Na de voorstelling rijden alle automobilisten de kortste route terug naar huis. Deze parkeercapaciteitsafhankelijke toedeling resulteert voor een aantal straten binnen het centrum van Middelburg in een toename van het aantal autoverplaatsingen (zie figuur 6.3 en tabel 6.3). Bij de in tabel 6.3 opgenomen intensiteiten in de kolom ‘Toekomstige situatie 2010 (grote + kleine zaal)’ is tevens rekening gehouden met het aantal autoverplaatsingen ten behoeve van een uitverkochte kleine zaal op een ander tijdstip dan de voorstelling in de grote zaal (waardoor dubbelgebruik van de parkeerplaatsen in de parkeervoorziening van het theater mogelijk is). Ook is in tabel 6.3 een kolom opgenomen met een beeld van de intensiteiten als gevolg van het theater in de periode van circa 30 minuten voor aanvang van een uitverkochte grote zaal.
7
13 8
6
12 Meetpunt
6 7 8 9 12 13 14
Locatie
Klein Vlaanderen Molenwater west Nieuwe Oostersestraat Molstraat Veerseweg Molenwater oost Dam
Toekomstige situatie 2010 (grote + kleine zaal) 320 500 360 4 334 380 40
Toekomstige situatie 2010 (piekmoment, periode van circa 30 minuten voor aanvang van een uitverkochte grote zaal) 130 330 150 4 150 180 20
Tabel 6.3: Aantal autoverplaatsingen theater Middelburg op basis van parkeercapaciteitsafhankelijke toedeling
9
14
Figuur 6.3: Meetpunten
Pagina 32
De aankomst van alle bezoekers vindt namelijk in een relatief kort tijdsbestek plaats. Op deze manier is een goed beeld te krijgen van de verkeersbelasting tijdens een piekmoment. Om de hoeveelheid zoekverkeer in de toekomstige situatie te beperken is een goede bewegwijzering vanaf de invalswegen naar het theater noodzakelijk.
6.4
Visualisatie toe- en afname verkeersintensiteiten
Om de verschillen tussen de huidige situatie en de toekomstige situatie 2010 op wegvakniveau inzichtelijk te maken, is in tabel 6.4 en figuur 6.4 gevisualiseerd op welke wegvakken het aantal autoverplaatsingen per etmaal ten behoeve van het theater afneemt en op welke wegvakken een toename is te constateren. Hierbij is gerekend met de etmaalintensiteiten op dagen dat zowel de kleine als grote zaal van het theater uitverkocht zijn. Meet punt
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Locatie
Schroeweg Nieuwe Vlissingseweg Sandberglaan N57 Looierssingel Klein Vlaanderen Molenwater west Nwe Oostersestraat- Breestraat Molstraat Londensekaai – Bierkaai Kanaalweg - Stationsstraat Veerseweg Molenwater oost Dam
Huidige situatie 2007 Toekomstige situatie Toekomstige situatie (huidige wegenstructuur 2010 (1100 stoelen) op 2010 (1100 stoelen) op + huidig aantal stoelen basis van ‘ideale situatie’ basis van parkeercapacitheater (550 stoelen) teitafhankelijke toedeling 144 74 56 0 210 272 284 28 18 36 36 10 46 0
28 146 55 314 224 294 320 336 4 8 8 334 340 0
28 146 55 314 224 320 500 360 4 8 8 334 380 40
Tabel 6.4: Aantal autoverplaatsingen van en naar theater Molenwater per wegvak op etmaalbasis
Pagina 33
4 3 6
7 13 8 9
12
14 10 5 2
11 1
Toename etmaalintensiteiten Afname etmaalintensiteiten
Figuur 6.4: Visualisatie toe- en afname verkeersintensiteiten
Door de realisatie van de N57 is er in de toekomst een duidelijke afname te zien van autoverkeer van theaterbezoekers op de Schroeweg, Kanaalweg, Stationsstraat en Molstraat. De kleine toename van het theaterverkeer aan de westzijde is het gevolg van de capaciteitsuitbreiding van het theater. Het theaterverkeer op de Veerseweg, Nieuwe Oostersestraat-Breestraat en Molenwater oost neemt in de situatie met een nieuw theater fors toe. Dit is met name het gevolg van de aantrekkingskracht van de aangelegde N57. Op Molenwater west nemen de intensiteiten met name toe door het parkeer(zoek)verkeer, zoals bepaald in de parkeercapaciteitafhankelijke toedeling.
Pagina 34
7
Knelpuntenanalyse
In de vorige hoofdstukken is in beeld gebracht wat de omvang en routes zijn van de autoverkeersstromen van de huidige en de toekomstige theaterbezoekers. In dit hoofdstuk wordt dit ‘theaterautoverkeer’ samengevoegd met de algemeen verwachte toekomstige verkeersomvang om te bezien in hoeverre deze toekomstige totale verkeersomvang leidt tot problemen op het wegennet van Middelburg. Voor deze toetsing is gebruik gemaakt van de uitgangspunten voor de wegencategorisering uit het ‘Wegenstructuurplan 2002-2010’ van de gemeente Middelburg van februari 2002.
7.1
Uitgangspunten wegencategorisering
In het ‘Wegenstructuurplan 2002–2010’ is het wegennet van Middelburg gecategoriseerd en zijn de bijbehorende kenmerken van de verschillende wegcategorieën weergegeven. In tabel 7.1 zijn de kenmerken voor de, voor dit onderzoek van belang zijnde, wegcategorieën weergegeven. type functie etmaalintensiteit maximale snelheid ontwerpsnelheid rijbaan positie fiets positie bromfiets positie openbaar vervoer voorrang
gebiedsontsluitingsweg B
gebiedsontsluitingsweg C
verkeersfunctie 5.000-15.000 mvt 50 50 1x2 fietspaden rijweg toegestaan
verkeersfunctie 3.000-10.000 mvt 50 40 1 rijbaan fiets(suggestie)stroken rijweg toegestaan
voorrangsweg of voorrangskruisingen
voorrangsweg of voorrangskruisingen
erftoegangsweg A verblijfsfunctie + verzamelfunctie < 4.000 mvt 30 30 1 rijbaan gemengd gemengd bij uitzondering toegestaan geen maatregelen
erftoegangsweg B verblijfsfunctie <2.500 mvt 30 30 1 rijbaan gemengd gemengd niet toegestaan geen maatregelen
Tabel 7.1: Kenmerken wegencategorieën binnen de bebouwde kom De wegencategorisering richt zijn met name op de toekomst. In die situatie zijn de wegen uit dit onderzoek als volgt gecategoriseerd: -
gebiedsontsluitingsweg B: het noordelijk deel van de Nieuwe Vlissingseweg, Schroeweg, Looierssingel, Klein Vlaanderen, Kanaalweg en Sandberglaan; gebiedsontsluitingsweg C: Londensekaai, Bierkaai en Stationsstraat; erftoegangsweg A: Veerseweg3, Dam, Molenwater en Noordpoortstraat; erftoegangsweg B: alle overige wegen binnen de bebouwde kom (zoals Molstraat, Nieuwe Oostersestraat en Breestraat).
_____________________________ 3
In de huidige wegenstructuur heeft de Veerseweg nog de functie van gebiedsontsluitingsweg C. Als de N57 is aangelegd en een route over Ramsburg is gerealiseerd, wordt de Veerseweg ‘gedowngraded’ tot erftoegangsweg A.
Pagina 35
7.2
Toetsing verkeersbelasting
Voor de toetsing van de verkeersbelasting zijn de verkregen etmaalintensiteiten geproduceerd door de theaterbezoekers, opgeteld bij het algehele verkeersbeeld. Dit algehele verkeersbeeld, voor zowel de huidige als toekomstige situatie, is verkregen uit het verkeersmodel Middelburg. Om de modelresultaten geschikt te maken voor deze toepassing, zijn de volgende bewerkingen uitgevoerd: het verkeersmodel gaat uit van het basisjaar 1999 en een prognosejaar 2010; voor het bepalen van de intensiteiten voor de huidige situatie is in deze studie uitgegaan van het prognosejaar 2010 waarbij de N57 nog niet is aangelegd en voor de toekomstige situatie geldt het prognosejaar 2010 inclusief de aangelegde N57; het verkeersmodel gaat uit van 2uurs-avondspitsintensiteiten. Omdat het aantal autoverplaatsingen als gevolg van het realiseren van het theater niet is toe te delen naar avondspits worden de avondspitsintensiteiten uit het verkeersmodel omgerekend naar etmaalintensiteiten. Volgens het ASVV 2004 is de 2-uursavondspitsintensiteit een gemiddeld percentage van 17% van de etmaalintensiteit. Op basis van dit gemiddelde percentage zijn de etmaalintensiteiten berekend. De gegevens van het algehele verkeersbeeld uit het verkeersmodel Middelburg, met daarbij opgeteld de resultaten van het theaterverkeer zoals bepaald in hoofdstuk 6, geven de volgende resultaten voor het totaal:
wegvak Schroeweg Nieuwe Vlissingseweg Sandberglaan Looierssingel Klein Vlaanderen Molenwater west Nwe Oostersestraat-Breestraat Molstraat Londensekaai - Bierkaai Kanaalweg - Stationsstraat Veerseweg Molenwater oost Dam
huidige etmaalintensiteit 12.250 8.200 7.950 18.000 4.900 1.700 1.000 1.400 4.650 11.250 4.300 1.250 2.100
Toekomstige max. etmaalintensiteit etmaalintensiteit op basis van uitgangspunten (prognosejaar 2010) wegencategorisering 9.150 5.000-15.000 mvt 7.550 5.000-15.000 mvt 4.750 5.000-15.000 mvt 14.150 5.000-15.000 mvt 3.950 5.000-15.000 mvt 2.400 < 4.000 mvt 1.000 <2.500 mvt 1.500 <2.500 mvt 2.500 3.000-10.000 mvt 5.700 5.000 -15.000 mvt 1.850 < 4.000 mvt 2.200 < 4.000 mvt 3.650 < 4.000 mvt
score
Tabel 7.2: Toetsing totale etmaalintensiteiten inclusief theater Molenwater voor huidige situatie en toekomstige situatie met N57 (cijfers afgerond op 50-tallen, ondergrens op 1.000)
Door de aanleg van de N57 vindt er een duidelijke verschuiving plaats van de verkeersstromen. Zo is er een duidelijke afname van de etmaalintensiteiten te zien op de
Pagina 36
Schroeweg, Sandberglaan, Looierssingel, Londensekaai, Bierkaai, Kanaalweg, Stationsstraat en Veerseweg4. Daarnaast laat de toekomstige situatie een toename in de etmaalintensiteiten zien op het Molenwater, Nieuwe Oostersestraat-Breestraat en de Dam (zie ook tabel 7.2). Ondanks de afname van verkeer op de Looierssingel komen de etmaalintensiteiten in het prognosejaar 2010 in de buurt van de maximale capaciteit van dit wegvak volgens de wegencategoriseringskaart van Middelburg. Ook de toename op de Dam tot circa 3.600 mvt/etmaal gaat in de richting van de maximale capaciteit van 4.000 mvt/etmaal. Alle overige onderzochte wegvakken hebben genoeg capaciteit en blijven ruim onder de maximale etmaalintensiteiten op basis van de uitgangspunten voor de wegencategorisering.
7.3
Conclusie
Ondanks een toename van het autoverkeer op bepaalde wegvakken in de toekomstige situatie, blijven de intensiteiten op alle onderzochte wegvakken onder de maximale etmaalintensiteiten, zoals vermeld in de wegencategorisering van de gemeente Middelburg. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat alle onderzochte wegvakken voldoende capaciteit hebben om het verkeer te kunnen verwerken. Naast bovengenoemde ‘objectieve beoordeling’ van de totale verkeersomvang, kent verkeer, en met name overlast ervan, ook een subjectieve kant, de zogenaamde ‘beleving’ van de verkeerssituatie. Ondanks dat de capaciteit van wegvakken voldoende is, kan het niet of minder wenselijk zijn om veel verkeer door bepaalde straten te laten rijden. Het is derhalve de vraag of een toename van het verkeer in de woonstraten, zoals de Molstraat, Koepoortstraat, Nieuwe Oostersestraat en Breestraat, wenselijk is. Daarnaast kan veel verkeer op specifieke locaties, zoals ter hoogte van de Oostkerk tot knelpunten leiden.
_____________________________ 4
NB: Het ’downgraden’ van de Veerseweg in de toekomstige situatie is in het verkeersmodel vertaald in verlaging van de snelheid op de weg van 50 km/h naar 30 km/u. Dit impliceert in de praktijk snelheidsremmende maatregelen, eventueel aangevuld met circulatiemaatregelen.
Pagina 37
8
Conclusies en aanbevelingen
8.1
Conclusies
Het theater op het Molenwater in Middelburg heeft een regionale functie. Ongeveer 54% van de huidige bezoekers is afkomstig uit Walcheren, waarvan circa 25% uit Middelburg. In de huidige situatie genereert het theater circa 330 autoverplaatsingen per etmaal (op basis van de huidige capaciteit van het theater). Zo’n 86% van de autobezoekers maakt gebruik van de route via de westzijde van het theater, via Klein Vlaanderen. Het toekomstige theater, uitgaande van een grote zaal met 850 zitplaatsen en een kleine zaal met 250 zitplaatsen, zal naar verwachting zo’n 660 autoverplaatsingen op etmaalbasis produceren. Mede doordat er van uit wordt gegaan dat dan ook de N57 is aangelegd, rijden veel bezoekers via de nieuwe N57 waardoor circa 52% van de bezoekers (circa 356 autoverplaatsingen) per etmaal via de zuidoostzijde naar het theater rijdt. Door de realisatie van de N57 is er in de toekomstige situatie een duidelijke afname te zien van autoverkeer van theaterbezoekers op de Schroeweg, Kanaalweg, Stationsstraat en Molstraat. De kleine toename van het theaterverkeer aan de westzijde is het gevolg van de capaciteitsuitbreiding van het theater. Het theaterverkeer op de Veerseweg, Nieuwe Oostersestraat-Breestraat en Molenwater oost neemt in de situatie met een nieuw theater toe. Dit is met name het gevolg van de aantrekkingskracht van de aangelegde N57. Op Molenwater west neemt het theaterverkeer met name toe door het parkeer(zoek)verkeer, zoals bepaald in de parkeercapaciteitafhankelijke toedeling. Vervolgens is het algehele verkeersbeeld beschouwd op basis van de resultaten van het verkeersmodel Middelburg. Door tal van toekomstige ruimtelijke- en infrastructurele ontwikkelingen (waaronder de realisatie van het theater Molenwater en de aanleg van N57), is een toename van verkeer te constateren op met name het Molenwater, en in mindere mate op een aantal straten aan de oostzijde van het centrum (Nieuwe Oostersestraat - Breestraat en de Dam). Op de overige beschouwde wegvakken is een afname waar te nemen van de totale verkeersomvang. Ondanks de toename op deze wegvakken blijven de intensiteiten op alle onderzochte wegvakken onder de maximale etmaalintensiteiten zoals weergegeven in de wegencategorisering van de gemeente Middelburg. Alle onderzochte wegvakken hebben dus voldoende capaciteit om het verkeer te kunnen verwerken.
Pagina 38
8.2
Aanbevelingen
In dit onderzoek zijn de verkeerseffecten als gevolg van realisatie van een nieuw theater op het Molenwater objectief getoetst aan de wegencategorisering van de gemeente Middelburg. Eindconclusie van dit onderzoek is dat alle onderzochte wegvakken voldoende capaciteit hebben om het verkeer te kunnen verwerken. Naast bovengenoemde ‘objectieve beoordeling’ van de totale verkeersomvang, kent verkeer, en met name overlast ervan, ook een subjectieve kant. Hierdoor kan het niet of minder wenselijk zijn om veel verkeer door bepaalde straten, met name woonstraten, te laten rijden ondanks dat de capaciteit van de straten voldoende is. Door fysieke sturing van het verkeer (bijvoorbeeld instellen of omdraaien van éénrichtingsverkeer) is het mogelijk de druk op bepaalde straten te verlichten. Verder onderzoek is benodigd om te bepalen welk doel hiermee wordt beoogd en wat de effecten hiervan zijn op de verkeerscirculatie. Tevens kunnen aspecten als luchtkwaliteit en geluid een belangrijke rol spelen wanneer de intensiteit als gevolg van het nieuwe theater toeneemt. Aangezien bovenstaande conclusies en aanbevelingen betrekking hebben op de maximaal verwachte verkeerssituatie (‘worst case’), kunnen aanvullende (verkeers)maatregelen worden ontwikkeld die de berekende verkeerseffecten kunnen verminderen. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen om de parkeervraag te beïnvloeden (stimulering andere vervoerswijzen) danwel om de parkeervraag beter te ‘geleiden’ (bijvoorbeeld parkeerverwijzing, parkeren op afstand).
Pagina 39
Bijlage 1: Parkeervraagberekening Methode parkeervraagberekening Voor de berekening van de parkeervraag wordt per functiesoort de omvang van deze functie bepaald. Aan elke functie wordt vervolgens een parkeerkencijfer (het aantal benodigde parkeerplaatsen per omvangeenheid, in dit geval per zitplaats) gekoppeld. De parkeervraag is een vermenigvuldiging van de omvang van een functie met het parkeerkencijfer.
Uitgangspunten Beschrijving functies In het nieuwe theater zullen twee zalen worden gebouwd; een grote zaal met 850 zitplaatsen en een kleine zaal met 250 zitplaatsen, welke niet gelijktijdig in bedrijf zullen zijn. Dit nieuwe theater zal de functie van de huidige schouwburg over nemen en ongeveer 200 voorstellingen op jaarbasis hebben, waarvan 120 voorstellingen in de grote zaal. De huidige schouwburg aan het Molenwater heeft 1 zaal met 550 zitplaatsen, waarin op jaarbasis gemiddeld 141 voorstellingen worden gehouden.5 De voorstellingen van zowel de huidige schouwburg als het nieuwe theater hebben een regionaal karakter en hebben een verzorgingsgebied in een groot deel van Zeeland. De concert- en gehoorzaal aan de Singelstraat is enige jaren gesloten geweest vanwege een grootschalige verbouwing. De nieuwe concert- en gehoorzaal heeft zijn ingang aan de Verwerijstraat en kan als typisch concertpodium worden geprogrammeerd.6 De oude concert- en gehoorzaal had 476 zitplaatsen en na de verbouwing zijn dit er 372. Parkeerkencijfer Om de parkeervraag te bepalen wordt gebruik gemaakt van de CROW-parkeerkencijfers7. Volgens de indeling die CROW hanteert valt Middelburg in de categorie sterk stedelijk, hierbij hoort voor de functie theater/schouwburg een parkeerkencijfer van 0,1 tot 0,2 parkeerplaatsen per zitplaats. Voor het theater in Middelburg is dit aantal echter te laag. In een gerechtelijke uitspraak van september 2005 inzake de bouw van een theater met ondergrondse parkeergarage, is gesteld dat voor een theater in Middelburg een parkeerkencijfer tussen 0,2 en 0,3 parkeerplaatsen per zitplaats dient te worden gehanteerd. Een onderbouwing voor deze verhoging van het parkeerkencijfer is dat het theater geografisch gezien een vrij groot verzorgingsgebied heeft. Omdat het openbaar vervoer rondom het theater en vanuit het verzorgingsgebied naar het theater matig is, wordt voor de berekening van de parkeervraag van het theater het maximum parkeerkencijfer gehanteerd. _____________________________ 5 6
7
Bron: gemeente Middelburg. Bron: Concert- en Gehoorzaal te Middelburg, Ingenieurs Associatie Van den Bos & De Iongh, d.d. 16 juni 2003. Bron: ASVV 2004.
Pagina 40
De concert- en gehoorzaal heeft zijn verzorgingsgebied in Middelburg en de directe omgeving. Hierom wordt het parkeerkencijfer niet verhoogd. Er is gekozen voor het gemiddelde parkeerkencijfer (0,15 parkeerplaatsen per zitplaats); het fietsgebruik ligt in Middelburg weliswaar hoger dan gemiddeld, maar het is onbekend of dit voor de concert- en gehoorzaal ook geldt.
Resultaat parkeervraagberekening In tabel B1.1 is het resultaat van de parkeervraagberekening voor de grote en kleine zaal van het theater en de concert- en gehoorzaal weergegeven. zaal theater grote zaal theater, kleine zaal concert- en gehoorzaal
zitplaatsen parkeerkencijfer [pp/zitplaats] 850 0,30 250 0,30 372 0,15
parkeervraag [pp] 255 75 56
Tabel B1.1: Parkeervraagberekening
Voor de drie maatgevende combinaties van zalen die gelijktijdig in bedrijf kunnen zijn wordt de volgende parkeervraag berekend: grote zaal theater en concert- en gehoorzaal tegelijk in gebruik: 311 parkeerplaatsen; kleine zaal theater en concert- en gehoorzaal tegelijk in gebruik: 131 parkeerplaatsen; grote zaal theater in gebruik: 255 parkeerplaatsen.
Pagina 41
Bijlage 2: Cijfers per straat In deze bijlage is voor de straten in de omgeving van het theater en de concert- en gehoorzaal het aantal uitgegeven bewonersvergunningen in 20068 en de parkeercapaciteit9 opgenomen. Capaciteit binnen 100 meter
Theater
Straat Molenwater Zuidsingel Haringplaats M. Smalleganghof J. Huizingalaan
Concerten gehoorzaal
Totaal Pijpstraat Singelstraat Koepoortstraat Molsstraat Verwerijstraat
Totaal
Aantal uitgegeven bewonersvergunningen 54 42 4 7 8 115 14 48 18 13 34 127
Parkeercapaciteit 106 40 0 0 24 170 4 20 0 0 23 47
Capaciteit op 100 tot 200 meter
Theater
Straat
Concert- en gehoorzaal
Totaal
Totaal
Aantal uitgegeven bewonersvergunningen Noordbolwerk 17 Branderijmolengang 23 Morksstraat 1 Nagtglas 9 Bagijnhof 9 Bree 26 St. Jorisgang 0 St. Jorisstraat 20 Bleek 26 Spanjaardstraat 29 Suikerpoortgang 2 Koepoortstraat 18 Verwerijstraat 34 Nieuwe Oosterssestraat 27 terrein Molenwater * 241 Dam 67 Schuitvlotstraat 23 Brakstraat 24 Oostkerkplein 17 Ganzengang 7 Oostkerkstraat 7 Molenwater * Zuidsingel * Spanjaardstraat 29 Spuistraat 14 186
Parkeercapaciteit 17 18 0 8 10 20 15 12 16 0 25 0 23 31 78 284 93 19 27 5 0 11 25 31 0 25 236
* Opgenomen in overzicht binnen 100 meter. Hier weggelaten in verband met dubbeltelling.
_____________________________ 8 9
Bron: Gemeente Middelburg. Bron: Parkeeronderzoek centrum Middelburg 2006, Goudappel Coffeng BV.
BIJLAGE 6: BRIEF WATERSCHAP
[VOLGT NOG]