Bijlagen bij ontwerp Programma van Eisen Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Vastgesteld op 12 maart 2014
Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam Telefoon: 010 – 267 2389 Fax: 010 – 267 7347 e-mail:
[email protected] website: www.stadsregio.info
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
INHOUDSOPGAVE Bijlage A:
Kaart Concessiegebied en de Uitloper
2
Bijlage B:
Doelstellingen en Kritische Prestatie Indicatoren
3
Bijlage C:
Dienstregelingprocedure
7
Bijlage D:
Reisinformatie
10
Bijlage E:
Telematica
11
Bijlage F:
OV-Chipkaart
12
Bijlage G:
Distributie OV-Chipkaart
13
Bijlage H:
Informatieprofiel uitvoering Concessie
15
Bijlage I:
Onderzoeken
28
Bijlage J:
Systeemeisen Railinfrastructuur
29
Bijlage K:
Systeemscope Railinfrastructuur
49
Bijlage L:
Kenmerken Railvoertuigen
50
Bijlage M:
Overige Strategische Assets
51
Bijlage N:
Onderverdeling activiteiten Beheer en Onderhoud
52
Stadsregio Rotterdam
1
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage A:
Vastgesteld op 12 maart 2014
KAART CONCESSIEGEBIED EN DE UITLOPER
Onderstaande kaart toont het Concessiegebied Rail Rotterdam alsmede de Uitloper naar Den Haag Centraal waar het Openbaar Vervoer per Metro door de desbetreffende concessiehouder(s) wordt gedoogd.
Stadsregio Rotterdam
2
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage B:
Vastgesteld op 12 maart 2014
DOELSTELLINGEN EN KRITISCHE PRESTATIE INDICATOREN
Strategische en tactische doelstellingen 1. De Concessieverlener streeft met de Concessie de strategische doelstellingen na zoals weergegeven en toegelicht in Tabel B1. Tabel B1: Strategische doelstellingen Concessie S1 ‘De kwaliteit voor de reiziger staat voorop’ De Concessiehouder moet zich vooral richten op het vervoeren van zoveel mogelijk tevreden Reizigers en niet op het tevreden stellen van de Concessieverlener om zo de Subsidie veilig te stellen. De Concessie moet de Concessiehouder stimuleren om kwaliteit aan de Reiziger te leveren door een aantrekkelijk product aan te bieden dat is afgestemd op de behoeften van grote groepen Reizigers. Dit om de effectiviteit van het Openbaar Vervoer per Metro en Tram te verhogen.
S2 ‘Openbaar Vervoer met een goede prijs-kwaliteitverhouding’ De Subsidie die de Concessieverlener voor een goed Tram- en Metroproduct levert, moet marktconform zijn en in verhouding staan tot het product dat de Concessiehouder aanbiedt. De Concessie moet efficiency, lage transactiekosten en een redelijke vergoeding borgen, zodat de Concessiehouder financieel in staat is om ten minste de gevraagde kwaliteit te leveren.
S3 ‘Goed opdrachtgeverschap’ De Concessieverlener wil ‘in control’ zijn in haar rol als (intern) opdrachtgever. Dit betekent dat de Concessieverlener over de kennis en middelen moet kunnen beschikken om de Concessiehouder waar nodig goed aan te kunnen sturen en om verantwoording af te kunnen leggen over de prestaties die de Concessiehouder heeft geleverd voor de van de Concessieverlener verkregen Subsidies. De noodzaak hiertoe wordt mede ingegeven door de Wet lokaal spoor en de mogelijke overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar een nieuwe vervoersautoriteit. De mate waarin de afspraken in de Concessie transparant en controleerbaar zijn in termen van organisatie, uitvoering en gerealiseerde resultaten bepaalt of de Concessieverlener haar rol goed kan invullen en welke inspanning hiervoor nodig is.
2. De Concessieverlener heeft de strategische doelstelling S1 ‘De kwaliteit voor de Reiziger staat voorop’ uitgewerkt in de drie tactische doelen zoals weergegeven en toegelicht in Tabel B2. Tabel B2: Uitwerking strategische doelstelling S1 ‘De kwaliteit voor de Reiziger staat voorop’ in tactische doelen T1 ‘De Reiziger kan de centrumgebieden en economische regio’s snel en eenvoudig bereiken’ Voor de Concessieverlener is van belang dat een Reiziger in zo kort mogelijke tijd de centrumgebieden en de economische regio’s kan bereiken. Het gaat hier dus om snelheid en frequentie (operationeel niveau) waarmee een Reiziger zijn bestemming kan bereiken. Daarnaast zal de Reis eenvoudig moeten verlopen. Dit houdt in dat er gebruik wordt gemaakt van logische verbindingen en zo min mogelijk overstappen. Hierdoor wordt het Openbaar Vervoer een aantrekkelijk en concurrerend vervoermiddel binnen de stedelijke regio.
T2 ‘Het vervoer is betrouwbaar’ Onder de kwaliteit voor de Reiziger verstaat de Concessieverlener ook de betrouwbaarheid van het Openbaar Vervoer. Het gaat hierbij onder andere om stiptheid en het voorkomen van rituitval. Tevens moet ook de continuïteit van het vervoer niet alleen tijdens de Concessie, maar ook na afloop van de concessieperiode worden geborgd. Gezien de maatschappelijke rol die de Concessieverlener vervult, is het belangrijk dat het vervoersysteem ook na afloop van de Concessie op orde is. Op deze wijze wordt de kwaliteit voor de Reiziger zowel op de korte termijn als op de lange termijn optimaal geborgd.
Stadsregio Rotterdam
3
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
Tabel B2: Uitwerking strategische doelstelling S1 ‘De kwaliteit voor de Reiziger staat voorop’ in tactische doelen (vervolg) T3 ‘De Reiziger ervaart de totale OV-reis als gemakkelijk’ In de verwoording van deze doelstelling kiest de Concessieverlener bewust voor het begrip totale OV-reis. Het gaat bij ‘gemak’ namelijk niet alleen om het gemak en comfort binnen de Railvoertuigen of op de Haltes, maar ook om het gemak en comfort dat de Reiziger tijdens de gehele OV-reis ervaart. Ook de (sociale) veiligheid die de Reiziger ervaart, speelt hierbij een rol. Ter verduidelijking: operationele eisen die hieronder vallen zijn onder andere beenen bagageruimte, adequate reisinformatie en het opstellen van huisregels ten behoeve van de sociale veiligheid.
3. De Concessieverlener heeft de strategische doelstelling S2 ‘Openbaar Vervoer met een goede prijs-kwaliteitverhouding’ uitgewerkt in de drie tactische doelen zoals weergegeven en toegelicht in Tabel B3. Tabel B3: Uitwerking strategische doelstelling S2 ‘Openbaar Vervoer met een goede prijs-kwaliteitverhouding’ in tactische doelen T4 ‘Het aangeboden vervoer is doelmatig’ Sinds enkele jaren heeft de Concessieverlener te maken met forse bezuinigingen op de rijksbijdrage voor het Openbaar Vervoer. Dit vergroot de noodzaak om de beschikbare middelen zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten. Het Openbaar Vervoer moet daarom doelmatig zijn en moet aansluiten op de behoefte en de wens van de Reizigers (bijvoorbeeld qua comfort en qua betrouwbaarheid). Tegelijkertijd moet het vervoer geen extra’s bieden die (nagenoeg) geen waarde toevoegen in de beleving van de Reizigers maar die wel kostenverhogend zijn.
T5 ‘De financiële bijdrage van de Concessieverlener aan het door de Concessiehouder geboden vervoer is marktconform’ De achterliggende gedachte van deze doelstelling is tweeledig. Ten eerste is in de nieuwe Wet aanbestedingsvrijheid OV grote steden opgenomen dat grote steden mogen inbesteden onder andere onder de voorwaarde dat de vergoeding voor het Openbaar Vervoer marktconform is. Daarnaast dient de Concessieverlener een maatschappelijk belang. De Concessieverlener moet daarom de te verstrekken Subsidies kunnen verantwoorden aan burgers. Om die redenen streeft de Concessieverlener ernaar om voor het uitvoeren van Openbaar Vervoer een marktconforme financiële bijdrage te leveren. De Concessieverlener verwacht dan ook van de Concessiehouder dat deze het best mogelijke resultaat voor Reizigers aspireert en gelijktijdig de Concessie marktconform uitvoert.
T6 ‘De Concessiehouder voert zijn taken effectief en efficiënt uit: hij doet de goede dingen goed’ Vanwege de dalende beschikbare financiële middelen, maar ook met het oog op de maatschappelijke functie die de Concessieverlener vervult, is het van belang dat de Concessiehouder de Concessie effectief (maximale opbrengsten uit het aanbod) en efficiënt (maximaal aanbod per euro Subsidie) uitvoert. Met een effectieve opzet doelt de Concessieverlener op een OV-netwerk dat gericht is op grote reizigersstromen, zodat per Rit de gemiddelde opbrengsten uit de kaartverkoop toenemen. Bij een efficiënte uitvoering van het railvervoer gaat het om een verlaging van de kostprijs per Rit. In de nota van uitgangspunten is reeds verwoord dat de efficiencyverbeteringen zowel kunnen worden gevonden in de opzet van het railvervoer, als bij de uitvoering van een aantal aanverwante activiteiten, zoals het Dagelijks Beheer en Onderhoud van de Strategische Assets, maatregelen op het gebied van sociale veiligheid, de organisatie van reisinformatie en verkoop van vervoerbewijzen. Beide aspecten, een hogere effectiviteit en efficiencyverbeteringen, dragen bij aan een hogere kostendekkingsgraad en daarmee aan de continuïteit van het railvervoer in het Concessiegebied.
4. De Concessieverlener heeft de strategische doelstelling S3 ‘Goed opdrachtgeverschap’ uitgewerkt in de vijf tactische doelen zoals weergegeven en toegelicht in Tabel B4. Stadsregio Rotterdam
4
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
Tabel B4: Uitwerking strategische doelstelling S3 ‘Goed opdrachtgeverschap’ in tactische doelen T7 ‘De Concessieverlener voert zijn taken uit met oog voor maatschappelijke belangen en eist dit ook van de Concessiehouder’ De Concessieverlener verwacht van de Concessiehouder dat hij zich bewust is van de omgeving waarin hij opereert en van de rol die hij voor de maatschappij vervult. Maatregelen die impact hebben op de omgeving moeten zorgvuldig worden afgewogen, zowel door de Concessiehouder als door de Concessieverlener, waarbij op basis van een integrale belangenafweging een keuze wordt gemaakt. De Concessieverlener verwacht hierin betrokken en geïnformeerd te worden. Zelf zal zij de Concessiehouder ondersteunen in het maken van de goede keuzes en daarbij het maatschappelijk belang bewaken. Activiteiten die in het kader van dit doel worden uitgevoerd, moeten niet overbodig zijn en moeten altijd in lijn zijn met de andere tactische doelen, zoals die ten aanzien van de goede prijs-kwaliteitsverhouding.
T8 ‘De Concessieverlener komt afspraken na en eist dit ook van de Concessiehouder’ Hierbij gaat het om het gedrag dat de Concessieverlener wil vertonen en tegelijkertijd verwacht van de Concessiehouder. Om goed opdrachtgever te zijn en om de relatie opdrachtgever – opdrachtnemer zo goed mogelijk in te vullen, acht de Concessieverlener betrouwbaarheid en wederzijds respect van belang. Dit betekent dat zowel de Concessieverlener als de Concessiehouder afspraken dienen na te komen. Op deze wijze weten beide partijen wat ze van elkaar verwachten en wat ze aan elkaar hebben.
T9 ‘De Concessieverlener is transparant en eist dit ook van de Concessiehouder’ Mede omdat de Concessie wordt inbesteed en er daarbij geen sprake is van marktwerking, wil de Concessieverlener inzicht hebben in de kosten en opbrengsten die de Concessiehouder vooraf verwacht (in de bieding) en die hij gedurende de concessieperiode realiseert. De Concessieverlener krijgt hierdoor beter zicht op de situatie die zij mag verwachten na afloop van de concessieperiode, wat weer bijdraagt aan de continuïteit van het vervoer. Daarnaast kan de Concessieverlener hierdoor beter inschatten of de financiële bijdrage die hij levert marktconform is en of taken efficiënt en effectief worden uitgevoerd. Transparantie heeft niet enkel te maken met kosten en opbrengsten. Het heeft ook te maken met de prestaties die de Concessiehouder levert en de monitoring hiervan. De afspraken die de Concessieverlener met de Concessiehouder ten aanzien van de te leveren prestaties maakt, zullen transparant en controleerbaar moeten zijn. op deze wijze kan de Concessieverlener tijdig bijsturen, voor de juiste prikkels zorgen en daarmee haar rol als opdrachtgever beter invullen. Transparantie wordt niet enkel verwacht vanuit de Concessiehouder. Ook de Concessieverlener zal transparant zijn over (bestuurlijke, financiële en politieke) ontwikkelingen, beleidsopvattingen en consequenties die deze hebben voor de uitvoering van de Concessie.
T10 ‘De Concessieverlener en de Concessiehouder nemen elk hun verantwoordelijkheid voor onderdelen die zij het best kunnen beïnvloeden’ Om het opdrachtgeverschap goed in te kunnen vullen, is het van belang dat binnen de Concessie elke partij verantwoordelijkheid voelt en draagt voor de taken die binnen zijn invloedssfeer vallen. Beoogd wordt dat de Concessieverlener en de Concessiehouder verantwoordelijkheden niet ‘afschuiven’, maar zelf ervoor zorg dragen dat deze op een zo goed mogelijke manier worden ingevuld.
T11 ‘De Concessieverlener en de Concessiehouder zijn volwaardige sparringpartners voor elkaar’ De Concessieverlener vindt een zakelijke relatie gekenmerkt door goede, duidelijke en transparante afspraken tussen de Concessieverlener en de Concessiehouder essentieel binnen de Concessie. Daarbij wil de Concessieverlener dat beide partijen ervoor zorg dragen dat kennis en kunde van elkaar zo goed mogelijk wordt ingezet om de doelstellingen van de Concessie te realiseren. Bij het maken van afwegingen en keuzes wenst de Concessieverlener daarom volledig geïnformeerd te zijn. Waar nodig en waar mogelijk zal hij de Concessiehouder ondersteunen bij het maken van afwegingen dan wel op basis van zijn informatie zelf een afweging maken. Omgekeerd verwacht de Concessieverlener dat de Concessiehouder desgevraagd zijn kennis en kunde inbrengt ten behoeve van door de Concessieverlener te maken keuzes.
Stadsregio Rotterdam
5
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
Kritische Prestatie Indicatoren 5. Overeenkomstig de Beheervisie geschiedt de inrichting en uitvoering van het Beheer en Onderhoud van de Strategische Assets volgens de principes “Veiligheid voorop”, “De Reiziger centraal” en “Effectief en efficiënt”. 6. De Concessieverlener heeft de drie in lid 5 genoemde principes uitgewerkt in de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) zoals weergegeven in Tabel B5. Tabel B5: Uitwerking principes Beheer en Onderhoud in KPI’s1 KPI Indicator(en) 1. Betrouwbaarheid a. Aantal A-storingen Railinfrastructuur dat de Railinfrastructuur Exploitatie verhindert of dat Reizigers verhindert te reizen vanaf Haltes 2. Beschikbaarheid a. Percentage van de bedrijfstijd dat de Railinfrastructuur volgens afspraken beschikbaar is volgens Exploitatie b. Aantal Storingen en onttrekkingstijd van delen van de Railinfrastructuur c. Ongeplande uitloop werkzaamheden 3. Systeemveiligheid a. Aantal Incidenten gerapporteerd aan de ILenT b. Veiligheidsincidenten met letsel of schade c. Aantal Safety cases aangepast up to date 4. Schoon en heel a. Oordeel Reizigers 5. Omgevingsbeleving a. Klachten over overlast van werkzaamheden b. Klachten over overlast van gebruik van de Railinfrastructuur 6. Kostenefficiency a. Totale kosten infra werken b. Totale kosten regulier onderhoud c. Toale kosten overig (o.a. advieswerk) 1
De KPI’s en bijbehorende indicator(en) zijn ontleend aan de Beheervisie. Conform de bepaling in lid 3 van Artikel 48 (Systeemeisen) van het Programma van Eisen houdt de Concessiehouder er rekening mee dat de KPI’s en/of bijbehorende indicator(en) gedurende de looptijd van de Concessie kunnen veranderen.
Stadsregio Rotterdam
6
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage C:
Vastgesteld op 12 maart 2014
DIENSTREGELINGPROCEDURE
1. De Concessiehouder dient uiterlijk twaalf (12) weken voor de laatste vergadering voor het zomerreces van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam een ontwerp Vervoerplan dat de basis vormt voor de Dienstregeling voor het daaropvolgende jaar ter Toetsing in bij de Concessieverlener. Het ontwerp Vervoerplan: a. bevat in ieder geval de hoofdlijnen voor de Dienstregeling in het daaropvolgende jaar en de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de Geldende Dienstregeling; b. is in ieder geval gebaseerd op de resultaten van onderzoek van de Concessiehouder naar de wensen van Reizigers, een analyse van de Concessiehouder van het openbaar vervoeraanbod en aanvullende eisen van wensen van de Concessieverlener en eventuele Derden ten aanzien van lijnvoering, bedieningstijden en frequenties; c. voldoet aan het Concessiebesluit en het Programma van Eisen en de financiële kaders voor het desbetreffende Dienstregelingjaar, een en ander met inachtneming van hetgeen de Concessiehouder in zijn Inschrijving heeft aangeboden. 2. Na ontvangst toetst de Concessieverlener of het ontwerp Vervoerplan in overeenstemming is met het Concessiebesluit en het Programma van Eisen. Indien de Concessieverlener van oordeel is dat enkele onderdelen van het ontwerp Vervoerplan niet in overeenstemming zijn met het Concessiebesluit en/of het Programma van Eisen, biedt de Concessieverlener de Concessiehouder de gelegenheid om de desbetreffende onderwerpen in het ontwerp Vervoerplan aan te passen en het gewijzigde ontwerp Vervoerplan nogmaals ter Toetsing aan de Concessieverlener aan te bieden. 3. In geval de Concessieverlener oordeelt dat het ontwerp Vervoerplan in overeenstemming is met het Concessiebesluit en het Programma van Eisen, verzendt de Concessieverlener het ontwerp Vervoerplan aan het Platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer (PROV), aan de gemeenten in het Concessiegebied en aan de concessieverleners en concessiehouders van aangrenzende concessiegebieden. 4. De Concessieverlener stelt, namens de Concessiehouder, de in lid 3 genoemde partijen in de gelegenheid om gedurende een termijn van zes (6) weken schriftelijk hun advies/zienswijze ten aanzien van het ontwerp Vervoerplan uit te brengen. 5. De Concessiehouder is vanaf het moment van verzending van het ontwerp Vervoerplan als bedoeld in lid 3, beschikbaar voor het beantwoorden van vragen van en het geven van een toelichting aan de in lid 3 genoemde partijen. 6. De Concessieverlener organiseert tijdens de adviesperiode van zes (6) weken na verzending van het ontwerp Vervoerplan als bedoeld in lid 4, een overleg met het PROV. Tijdens dit overleg hebben de leden van het PROV de gelegenheid om in aanwezigheid van de Concessiehouder een eerste reactie te geven op en vragen te stellen naar aanleiding van het ontwerp Vervoerplan. De Stadsregio Rotterdam
7
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
Concessieverlener organiseert dit overleg op een dusdanig tijdstip dat het PROV binnen de adviestermijn van zes (6) weken schriftelijk advies over het ontwerp Vervoerplan kan uitbrengen en daarin de informatie die tijdens het overleg is verstrekt kan meenemen. 7. In aanvulling op het bepaald in lid 6 organiseert de Concessieverlener tijdens de adviesperiode van zes (6) weken na verzending van het ontwerp Vervoerplan als bedoeld in lid 4, een ambtelijk overleg (RVVO) en een bestuurlijk overleg (PHO) met de gemeenten in het Concessiegebied. Tijdens deze overleggen hebben de gemeenten de gelegenheid om in aanwezigheid van de Concessiehouder een eerste reactie te geven op en vragen te stellen naar aanleiding van het ontwerp Vervoerplan. De Concessieverlener organiseert dit overleg op een dusdanig tijdstip dat de gemeenten binnen de adviestermijn van zes (6) weken schriftelijk hun zienswijzen ten aanzien van het ontwerp Vervoerplan kunnen uitbrengen en daarin de informatie die tijdens het overleg is verstrekt kunnen meenemen. 8. Nadat hij het advies van het PROV en de zienswijzen van de gemeenten in het Concessiegebied en van de concessieverleners en concessiehouders in aangrenzende concessiegebieden heeft ontvangen, stelt de Concessiehouder een nota van beantwoording op waarin hij aangeeft of en, zo ja, op welke wijze hij bij het opstellen van de nieuwe Dienstregeling rekening zal houden met dit advies en deze zienswijzen. Indien de Concessiehouder onderdelen van het advies en/of de zienswijzen niet of niet geheel in de nieuwe Dienstregeling zal overnemen, motiveert de Concessiehouder waarom hij van de desbetreffende onderdelen van het advies en/of de zienswijzen afwijkt. 9. De Concessiehouder dient de nota van beantwoording als genoemd in lid 8 uiterlijk vier (4) weken voor de laatste vergadering voor het zomerreces van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam als bedoeld in lid 1 ter Goedkeuring bij de Concessieverlener in. 10. Voorafgaand aan de behandeling van de nota van beantwoording in de vergadering van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam, agendeert de Concessieverlener de nota van beantwoording ter kennisname voor een ambtelijk overleg (RVVO) en een bestuurlijk overleg (PHO) met de gemeenten in het Concessiegebied. 11. De Concessieverlener beoordeelt in de laatste vergadering van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam of het ontwerp Vervoerplan na verwerking van de wijzigingen in het ontwerp Vervoerplan zoals verwoord in de nota van beantwoording: a. in overeenstemming is met het Concessiebesluit en het Programma van Eisen; b. voordelen biedt voor Reizigers en/of de Concessieverlener; en c. bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen van de Concessieverlener zoals beschreven in Bijlage B (Doelstellingen en Kritische Prestatie Indicatoren); en de nota van beantwoording daarmee voor Goedkeuring in aanmerking komt. Indien de Concessieverlener van oordeel is dat de nota van beantwoording niet voor Goedkeuring in aanmerking komt, motiveert de Concessieverlener dit schriftelijk. De Concessieverlener kan de Concessiehouder daarbij aanwijzingen Stadsregio Rotterdam
8
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
geven wat betreft de onderdelen van de nota van beantwoording die de Concessiehouder moet aanpassen zodat de Concessieverlener de nota van beantwoording alsnog kan goedkeuren. Deze aanwijzingen zijn voor de Concessiehouder bindend. 12. De Concessiehouder stelt op basis van het ontwerp Vervoerplan en met inachtneming van de wijzigingen in het ontwerp Vervoerplan zoals verwoord in de goedgekeurde nota van beantwoording een ontwerp Dienstregeling op en dient deze uiterlijk zes (6) weken voor de ingangsdatum van de nieuwe Dienstregeling ter Toetsing in bij de Concessieverlener. In de ontwerp Dienstregeling zijn de wijzigingen ten opzichte van de Geldende Dienstregeling verwerkt zoals vastgelegd in het ontwerp Vervoerplan en bijbehorende nota van beantwoording voor het desbetreffende Dienstregelingjaar. 13. Uiterlijk twee (2) weken na ontvangst van de ontwerp Dienstregeling geeft de Concessieverlener aan of: a. de Concessiehouder in de ontwerp Dienstregeling de wijzigingen ten opzichte van de Geldende Dienstregeling zoals vastgelegd in het ontwerp Vervoerplan en bijbehorende nota van beantwoording voor het desbetreffende Dienstregelingjaar op adequate wijze heeft verwerkt; en b. de ontwerp Dienstregeling ten minste het minimale aantal Dienstregelingkilometers omvat zoals genoemd in lid 1 van Artikel 8 (Eisen aan het Openbaar Vervoer per Metro en Tram) van het Programma van Eisen. 14. Indien de Concessieverlener van oordeel is dat de ontwerp Dienstregeling niet voldoet aan de criteria genoemd in lid 13, stelt de Concessieverlener de Concessiehouder in de gelegenheid de ontwerp Dienstregeling zodanig aan te passen dat de Dienstregeling alsnog aan deze criteria voldoet.
Stadsregio Rotterdam
9
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage D:
Vastgesteld op 12 maart 2014
REISINFORMATIE
Om te komen tot een toegankelijk Openbaar Vervoer, is het voorliggend normblad in het kader van informatievoorziening ontwikkeld. In het normblad worden handreikingen gegeven waaraan bepaalde soorten informatie moet voldoen wil het bruikbaar zijn voor een zo groot mogelijke groep van (potentiële) Reizigers. Het gaat daarbij om de minimale vormen die als doel hebben voor iedereen de informatievoorziening te verbeteren. Binnen het Openbaar Vervoer zijn vier soorten informatie te onderscheiden: Informatie voor de Reis: het gaat hierbij om informatie die de Reiziger nodig heeft om te kunnen bepalen of en hoe de Reiziger gebruik kan maken van het Openbaar Vervoer en welke reismogelijkheden er zijn; Informatie op de Halte: het gaat hierbij om informatie die de Reiziger op de Halte nodig heeft om een inzicht te krijgen in de reismogelijkheden en eventuele verstoringen; Informatie in het Railvoertuig: het gaat hierbij om informatie die de Reiziger in het Railvoertuig nodig heeft om inzicht te krijgen in de huidige Rit en eventuele verstoringen; Informatie achteraf: hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld informatie met betrekking tot gevonden voorwerpen. Voor alle informatie gelden de volgende normen:
Schriftelijke informatie: o Informatie dient in toegankelijke vorm beschikbaar te zijn. Gebruikt lettertype: minimaal 12 punt schreefloos; o Tekst en achtergrond dienen contrasterend te zijn, bijvoorbeeld zwarte tekst op een witte of een gele achtergrond; o Op Lijnennetkaarten wordt toegankelijkheidsinformatie vermeld, bijvoorbeeld door middel van symbolen; o In Lijnfolders wordt op halte- en lijnniveau toegankelijkheidsinformatie vermeld, bijvoorbeeld door middel van symbolen; o Schriftelijke informatie dient ook auditief en in andere leesvormen (grootletter, digitaal) verkrijgbaar te zijn. Dit is een taak voor de klantenservice.
Auditieve informatie: o Lijnnummers, Halte en Eindpunt worden omgeroepen (deze informatie is ook visueel beschikbaar); o Auditieve reisinformatie dient ook visueel aanwezig te zijn; o Wanneer gebruik gemaakt wordt van luidsprekers dan bevinden deze zich bij voorkeur op een hoogte van 1500 millimeter.
Websites: o Websites dienen te voldoen aan de normen van het W3C als het gaat om toegankelijkheid. Voor meer informatie zie w3c.org of www.drempelsweg.nl.
Stadsregio Rotterdam
10
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage E: Als Bijlage E Bijlage E.1: Bijlage E.2: Bijlage E.3: Bijlage E.4:
Vastgesteld op 12 maart 2014
TELEMATICA zijn opgenomen: Technische koppeling DRI-StaRR Concessie eisen DRIS en KAR t.b.v. NDOV Provincie Zuid-Holland SLA-DRIS Eisen DRIS Haaglanden
Bijlage E zal separaat beschikbaar worden gesteld.
Stadsregio Rotterdam
11
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage F:
Vastgesteld op 12 maart 2014
OV-CHIPKAART
Bijlage F omvat het document “FRONT-END EQUIPMENT FOR ELECTRONIC TICKEING IN DUTCH PUBLIC TRANSPORT – Qualification Document” d.d. 9 september 2003. Bijlage F zal separaat beschikbaar worden gesteld.
Stadsregio Rotterdam
12
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage G:
Vastgesteld op 12 maart 2014
DISTRIBUTIE OV-CHIPKAART
1. Onder verwijzing naar Artikel 4 (Taken en verantwoordelijkheden Concessiehouder) van het Programma van Eisen en met inachtneming van het bepaalde in Artikel 35 (Verkrijgbaarheid Vervoerbewijzen) van het Programma van Eisen is de Concessiehouder verantwoordelijk voor de distributie van de OVchipkaart en Bijzondere Vervoerbewijzen en de distributie van Saldo en Proposities en draagt alle kosten die hiermee gepaard gaan. 2. De in lid 1 beschreven verantwoordelijkheid betreft: a. het gehele Concessiegebied, waaronder begrepen de gemeenten waar de Concessiehouder geen Openbaar Vervoer per Metro en Tram verricht; b. alle Distributiepunten binnen het Concessiegebied, waaronder begrepen de door Derden geëxploiteerde Distributiepunten. 3. In aanvulling op het bepaalde in Artikel 35 (Verkrijgbaarheid Vervoerbewijzen) van het Programma van Eisen neemt de Concessiehouder bij de opzet van het distributienetwerk de volgende uitgangspunten in acht: a.
de Concessiehouder richt in de stedelijke agglomeratie 1 binnen het Concessiegebied binnen een straal van 500 meter van iedere Halte en bushalte ten minste één, al dan niet door een Derde geëxploiteerd, Distributiepunt in;
b.
de Concessiehouder richt in alle kernen binnen het Concessiegebied met ten minste 1.000 inwoners die niet tot de stedelijke agglomeratie behoren 2 ten minste één, al dan niet door een Derde geëxploiteerd, Distributiepunt in;
c.
de Concessiehouder richt de Distributiepunten als bedoeld onder sub a en sub b op een voor Reizigers logische locatie in; dat wil zeggen in de nabijheid van een Halte of bushalte dan wel op een herkenbare locatie;
d.
de Concessiehouder draagt er zorg voor ruime openingstijden van de Distributiepunten.
4. De Concessiehouder beschrijft jaarlijks in zijn Distributieplan het distributienetwerk in het Concessiegebied, waarbij hij per Distributiepunt in ieder geval de volgende informatie opneemt: a. het aantal automaten en/of balies; b. de openingstijden; 5. De Concessiehouder draagt zorg voor de communicatie over de distributie in het Concessiegebied richting Reizigers en voor de afstemming met en communicatie richting andere concessiehouders die binnen het Concessiegebied actief zijn. 1
2
De stedelijke agglomeratie omvat het stedelijk gebied van Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen. Dit betreft de kernen Abbenbroek, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Bolnes, Brielle, Geenvliet, Heenvliet, Hekelingen, Hellevoetsluis, Nieuwenhoorn, Nieuw-Helvoet, Oostvoorne, Oudenhoorn, Poortugaal, Rhoon, Rijsoord, Rockanje, Slikkerveer, Vierpolders, Zuidland en Zwartewaal .
Stadsregio Rotterdam
13
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
6. In geval tijdens de looptijd van de Concessie blijkt dat, als gevolg van technologische ontwikkelingen op het gebied van de distributie van de OVchipkaart, Bijzondere Vervoerbewijzen, Saldo en/of Proposities, de uitgangspunten als genoemd in lid 3 niet langer aansluiten bij de behoeften van Reizigers, kan de Concessieverlener, na overleg met de Concessiehouder, besluiten tot aanpassing van één of meerdere uitgangspunten.
Stadsregio Rotterdam
14
Bijlage H:
INFORMATIEPROFIEL UITVOERING CONCESSIE
1.
Aanbod aan Openbaar Vervoer
Nr
Informatie element Overzicht Lijnen
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Overzicht van Lijnnummers met Routes van de Lijnen die deel uitmaken van de Concessie
Overeenkomstig Kernelement 1 (MIPOV 2008)
Aantal geplande Dienstregelinguren
Het totaal van de rijtijd en stationnement volgens de Geldende Dienstregeling
Overeenkomstig Kernelement 2 (MIPOV 2008)
Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling
Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
Aantal Rekenkundige Dienstregelinguren
Aantal geplande dienstregelingkilometers
Aantal geplande Ritten
Het gewogen aantal Dienstregelinguren in een Standaard Dienstregelingjaar bepaald op basis van de Geldende Dienstregeling
Overeenkomstig lid 2 van Artikel 4 van de Financiële Paragraaf
Het totaal aantal kilometers van de Ritten volgens de Geldende Dienstregeling
Overeenkomstig Kernelement 3 (MIPOV 2008)
Aantal Ritten per Lijn per uur per richting gebaseerd op het vertrektijdstip van de Ritten volgens de Geldende Dienstregeling
Overeenkomstig Optioneel element 1 (MIPOV 2008)
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier
Nee
-
Nee
-
Nee
-
Nee
-
-
Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier
15
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 2.
Inzet en output van productiemiddelen
Nr
Informatie element Wagenparkoverzicht
2.1
2.2
Benodigde aantal Voertuigen tijdens de Spitsperioden
Stadsregio Rotterdam
Vastgesteld op 12 maart 2014
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Een overzicht met per Voertuig: het unieke voertuignummer het type toegankelijkheidskenmerken het bouwjaar, de leeftijd en de restlevensduur aantal zitplaatsen aantal staanplaatsen Een overzicht van het aantal Voertuigen dat ten minste nodig is om tijdens de Spitsperioden de Geldende Dienstregeling uit te voeren
Per Voertuig dat tijdens een Dienstregelingjaar ter uitvoering van het Concessiebesluit wordt ingezet
Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging in de samenstelling van het wagenpark
Uiterlijk op 1 februari van het desbetreffende Kalenderjaar, dan wel binnen 1 maand na een wijziging in de samenstelling van het wagenpark
Per materieelsoort zoals onderscheiden in lid 2 van Artikel 4 van de Financiële Paragraaf
Voor ieder Dienstregelingjaar en na iedere wijziging van de Geldende Dienstregeling
Ten minste 1 maand voor de ingangsdatum van de nieuwe/ gewijzigde Dienstregeling
16
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier
Nee
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
3.
Uitvoeringskwaliteit van het Openbaar Vervoer
Nr
Informatie element Aantal Uitgevallen Ritten
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal Ritten dat voldoet aan de definitie van “Uitgevallen Rit” zoals opgenomen in Concessiedocument 1: Definities
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
Aantal Uitgevallen Dienstregelingkilometers
Het totaal aantal kilometers van de Uitgevallen Ritten volgens de Geldende Dienstregeling
Overeenkomstig Kernelement 4, met onderscheid naar de verschillende Uitvalrubrieken (MIPOV 2008) Overeenkomstig Kernelement 4, met onderscheid naar de verschillende Uitvalrubrieken (MIPOV 2008) en materieelsoorten (lid 2 van Artikel 4 van de Financiële Paragraaf)
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
3.1
3.2
Stadsregio Rotterdam
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel - Een overzicht op papier
Nee
-
-
17
Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Nr 3.3
1
Informatie element Vertrekpunctualiteit
Vastgesteld op 12 maart 2014
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal Ritten dat: Eerder vanaf een Beginpunt vertrekt1 Tussen 0 en 60 seconden later van een Beginpunt vertrekt Meer dan 60 seconden later van een Beginpunt vertrekt Eerder van een Knooppunt vertrekt Meer dan 60 seconden eerder van alle overige Haltes van een Lijn vertrekt Tussen 60 seconden eerder en 120 seconden later van alle overige Haltes van een Lijn vertrekt Meer dan 120 seconden later van alle overige Haltes van een Lijn vertrekt dan het tijdstip dat in de Geldende Dienstregeling is vastgelegd
Per Lijn voor het Beginpunt en ieder Knooppunt, Aansluitpunt en Tijdhalte die door deze Lijn wordt aangedaan.
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel - Een overzicht op papier
Als een Halte zowel het Beginpunt van een Lijn als een Knooppunt is, wordt deze Halte als Beginpunt en niet als Knooppunt voor de desbetreffende Lijn gezien.
Stadsregio Rotterdam
18
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Nr 3.4
3.5
Informatie element Gerealiseerde (Gegarandeerde) Aansluitingen
Klachtenafhandeling
Stadsregio Rotterdam
Vastgesteld op 12 maart 2014
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal en percentage Ritten waarvoor geldt dat de in de Geldende Dienstregeling(en) opgenomen (Gegarandeerde) Aansluitingen daadwerkelijk gerealiseerd zijn Een overzicht van alle klantcontacten, waaronder de klachten, inclusief de snelheid van afhandeling, hoeveel klachten zijn doorgestuurd naar de Concessieverlener, Wegbeheerders en/of Derden, hoe vaak er bemiddeling heeft plaatsgevonden door het OVloket en hoeveel klachten aanhangig zijn gemaakt bij de geschillencommissie OV
Per Lijn
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
Overeenkomstig Optioneel element 3, met onderscheid naar de verschillende Klachtenrubrieken (MIPOV 2008)
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
19
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel - Een overzicht op papier
Nee
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
4.
Sociale Veiligheid
Nr
Informatie element Aantal Incidenten/ Calamiteiten
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Overeenkomstig het bepaalde in Artikel 30 (Sociaal Veiligheidsplan) van het Programma van Eisen
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Percentage Reizigers zonder geldig Vervoerbewijs Voortgangsverslag
Overeenkomstig het bepaalde in Artikel 36 (Kaartcontrole) van het Programma van Eisen
Per Beschikbare Halte en per Lijn, met onderscheid naar de diverse Incidentenrubrieken (MIPOV 2008) Voor de gehele Concessie
Per maand
Uiterlijk 2 maanden na afloop van de verslagperiode Uiterlijk 1 maand na afloop van de verslagperiode
4.1
4.2
4.3
Stadsregio Rotterdam
Overeenkomstig het bepaalde in Artikel 30 (Sociaal Veiligheidsplan) van het Programma van Eisen
Voor de gehele Concessie
Per half jaar
20
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel - Een overzicht op papier
Nee
-
Nee
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een verslag op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 5.
Gebruik van het Openbaar Vervoer
Nr
Informatie element Aantal instappers
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Het aantal instappers (berekend o.b.v. de check ingegevens van de OVChipkaart)
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
5.2
Aantal reizigerskilometers
Per maand
5.3
Gebruik SOVPropositie
Vervoerprestatie die wordt geleverd wanneer één Reiziger over één kilometer wordt vervoerd, onderscheiden naar de verschillende typen Reizigers Het aantal reizigerskilometers afgelegd door SOV-gebruikers
Per Lijn per Halte voor een gemiddelde Dag per combinatie van dienstregelingperiode en Dagsoort, zoveel mogelijk onderverdeeld naar de verschillende typen Reizigers die binnen het OVchipkaartsysteem worden onderscheiden1 en naar de Propositie waarmee deze Reizigers reizen (waarbij Saldo als een aparte Propositie moet worden beschouwd) Als hierboven
Per Lijn, per Dagsoort, per Dagdeel per type SOV-kaart (week/weekend)
Per maand
5.1
1
Vastgesteld op 12 maart 2014
Op dit moment betreft dit kinderen, jeugd, studenten, volwassenen en ouderen.
Stadsregio Rotterdam
21
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Een draaitabel in Excel
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Een draaitabel in Excel
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Nr 5.4
5.5
Statische bezetting
5.6
Zwaartepunt vervoerstroom1
5.7
1
Informatie element Aantal tariefkilometers
Zwaartepunt vervoerstroom per Traject
Vastgesteld op 12 maart 2014
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Vervoerprestatie die wordt geleverd wanneer één Reiziger over één tariefkilometer wordt vervoerd Gemiddelde en maximale percentage gevulde zitplaatsen ten opzichte van de aangeboden zitplaatsen per Rit op basis van check inen check out-gegevens van de OV-Chipkaart Het lijndeel tussen twee opeenvolgende Haltes van een Lijn waar de verhouding tussen het aantal Reizigers en het aantal aangeboden zitplaatsen het hoogst is en de gemiddelde bezetting per Rit op dit lijndeel Dat deel tussen twee opeenvolgende Haltes van een Traject waar de verhouding tussen het aantal Reizigers en het aantal aangeboden zitplaatsen het hoogst is en de gemiddelde bezetting per Rit op dit trajectdeel
Als hierboven bij 5.1 en 5.2
Per maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Overeenkomstig Kernelement 8, met dien verstande dat de bezetting per richting moet worden gerapporteerd Per Lijn per richting voor een gemiddelde Dag, per combinatie van dienstregelingperiode en Dagsoort
Per kwartaal
Per kwartaal
Per Traject per richting tussen 07.00 en 08.00, tussen 08.00 en 09.00, tussen 16.00 en 17.00 uur en tussen 17.00 en 18.00 uur op een gemiddelde Werkdag tijdens de periode waarin de Basisdienstregeling van kracht is
Per Dienstregelingjaar
Mag worden gecombineerd met informatie-element 5.5.
Stadsregio Rotterdam
22
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Een draaitabel in Excel
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Een draaitabel in Excel Een overzicht op papier
Binnen 2 weken na een verzoek daartoe
Nee
-
-
Een draaitabel in Excel
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Nr
Vastgesteld op 12 maart 2014
Informatie element Aantal in- en uitstappers per Halte (algemeen)
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Het aantal Reizigers dat op een Halte in en uit een Voertuig stapt
Overeenkomstig Gelieerd element 1 met dien verstande dat de het aantal inen uitstappers per richting moet worden gerapporteerd
Per Dienstregelingjaar
5.9
Herkomstbestemmingsgegevens
Cijfermatig overzicht (HalteHalte matrix) van de herkomstbestemmingsrelaties
Per Dienstregelingjaar
5.10
In- en uitstapgegevens
Overzicht van gemaakte personenverplaatsingen, voorzien van een uniek OVchipkaartnummer (dat niet herleidbaar is tot een persoon) en informatie of de desbetreffende Reiziger tijdens zijn verplaatsing is overgestapt
Overeenkomstig Kernelement 11, met dien verstande dat herkomstbestemmingsgegevens ook per Lijn per richting moeten worden gerapporteerd Per verplaatsing van een individuele Reiziger
In ieder geval uiterlijk 3 maanden na afloop van het Dienstregelingjaar Incidenteel binnen 2 weken na een verzoek daartoe Uiterlijk 3 maanden na afloop van het Dienstregelingjaar
5.8
Stadsregio Rotterdam
Per Dienstregelingjaar
23
Binnen 2 weken na een verzoek daartoe
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een draaitabel in Excel
Nee
-
Een draaitabel in Excel
Nee
-
Een digitaal aangeleverd en bewerkbaar overzicht
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
6.
Gebruik van de OV-Chipkaart
Nr
Informatie element Aantal verkochte OV-Chipkaarten
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal verkochte OVChipkaarten
Maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Aantal verkochte OV-Chipkaarten voorzien van Automatisch Opladen Aantal verkochte Proposities
Aantal verkochte OVChipkaarten voorzien van de (actieve) functionaliteit t.b.v. Automatisch Opladen
Minimaal: per type OV-Chipkaart (Persoonlijk, Anoniem, Wegwerpchipkaart, overig), per locatie/kanaal Geen
Maand
6.1
6.2
6.3
6.4
6.5
Aantal verkochte Proposities
Gemiddeld oplaadbedrag (Saldo)
Het gemiddelde bedrag waarmee Reizigers het Saldo op hun kaart aanvullen bij een oplaadpunt
Gemiddeld aantal keren opladen
Het gemiddelde aantal keren dat een Reiziger zijn Saldo aanvult (o.b.v. uniek kaartnummer)
Stadsregio Rotterdam
Minimaal: per Propositie, per locatie/kanaal
Maand
Per kanaal (Informatie- en Verkooploket/ Wederverkopers/ Oplaad- &) Ophaalmachine/ Automatisch Opladen) Per type OVChipkaart (Persoonlijk en Anoniem) en per kanaal (Informatieen Verkooploket/ Wederverkopers/ Oplaad- &) Ophaalmachine/ Automatisch Opladen)
Maand
Maand
24
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
-
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026 Nr
Vastgesteld op 12 maart 2014
Informatie element Aantal verkochte papieren Vervoerbewijzen
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal verkochte papieren Vervoerbewijzen
Geen
Maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
6.7
Aantal verrichte baliehandelingen
Per distributiepunt
Maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
6.8
Niet uitgecheckte Reizigers
Aantal bij door wederverkopers verrichte baliehandelingen waarvoor een vergoeding verschuldigd is Aantal keer dat een Reiziger bij het verlaten van het Voertuig niet heeft uitgecheckt ten opzichte van het totaal aantal Reizigers dat bij het betreden van het Voertuig heeft ingecheckt Aantal keren dat de ritafstand die een Reiziger volgens het OV-Chipkaartsysteem heeft afgelegd gelijk is aan 0
Per Lijn per Dagsoort per type OVChipkaart
Maand
Uiterlijk 2 maanden na afloop van ieder kwartaal
Nee
Per Lijn per Dagsoort
Maand
Uiterlijk 2 maanden na afloop van ieder kwartaal
Nee
6.6
6.9
Reizigers met ritafstand = 0
Stadsregio Rotterdam
25
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier -
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
7.
Functioneren van de OV-Chipkaartapparatuur
Nr
Informatie element Aantal storingen
Definitie
Detaillering
Verslagperiode
Tijdstip
Aantal storingen aan OVChipkaartapparatuur
Maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Afhandeltijd van storingen
De gemiddelde en maximale tijd tussen het moment vanaf de eerste registratie van een storing en het moment dat de desbetreffende OVChipkaartapparatuur weer werkte De wijze waarop een storing is afgehandeld, waarbij in ieder geval de volgende categorieën dienen te worden onderscheiden: 1. Storing op afstand verholpen, 2. Storing op locatie verholpen en 3. Apparatuur vervangen, en de storing elders (bijv. in de backoffice) verholpen
Per Prioriteit en minimaal gespecificeerd naar de volgende typen OV-Chipkaartapparatuur: Kaartlezers, Verkoopautomaten, Boordcomputer en OV-Chipkaartapparatuur bij wederverkopers Zie hierboven
Maand
7.1
7.2
7.3
Afhandelingswijze van storingen
Stadsregio Rotterdam
Zie hierboven
Maand
26
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
Uiterlijk 1 maand na afloop van ieder kwartaal
Nee
-
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
8.
Vervoeropbrengsten
Nr
Informatie element Opbrengsten verkoop OVChipkaarten
Definitie
Detaillering
Verslag-periode
Tijdstip
Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde opbrengsten uit de verkoop van OV-Chipkaarten (excl. BTW)
Maand
Uiterlijk 1 maand na afloop van een kwartaal
Opbrengsten proposities
Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde opbrengsten uit de verkoop van Proposities (excl. BTW) Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde opbrengsten uit reizen op Saldo Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde opbrengsten uit verkoop papieren Vervoerbewijzen Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde Contractopbrengsten van OC&W voor gebruik van de SOV (incl. SOV-groei) Het aandeel van de Vervoeropbrengsten dat bestaat uit de derving van de opbrengsten door de SOVkaart Aan de Concessiehouder toegewezen/toebedeelde opbrengsten uit de verkoop van Vervoerbewijzen
Minimaal: per type OV Chipkaart (Persoonlijk, Anoniem, Wegwerpchipkaart, overig) per locatie/kanaal Minimaal: per Propositie, per locatie/kanaal
Maand
Minimaal: per Lijn, per Dagsoort, per Propositie
Maand
Minimaal: per type Vervoerbewijs
Maand
8.1
8.2
8.3
8.4
8.5
8.6
8.7
Opbrengsten beursreizen (Saldo) Opbrengsten papieren Vervoerbewijzen Opbrengsten SOVkaart
Verdeling derving SOV-kaart
Vervoeropbrengsten
Stadsregio Rotterdam
Geen
Geen
Geen
Jaarlijks
Jaarlijks
Jaarlijks
27
Accountantsverklaring? Nee
Vorm van aanlevering - Een tabel in Excel - Een overzicht op papier
Uiterlijk 2 weken na afloop van een maand
Nee
-
Uiterlijk 2 weken na afloop van een maand
Nee
Uiterlijk 2 weken na afloop van een maand
Nee
Uiterlijk 6 maanden na afloop van het jaar
Nee
Uiterlijk 6 maanden na afloop van het jaar
Nee
Uiterlijk 6 maanden na afloop van het jaar
Nee
-
-
-
Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier Een tabel in Excel Een overzicht op papier
Bijlage I:
ONDERZOEKEN
1. Overeenkomstig lid 4 van Artikel 43 (Verantwoording Exploitatie) van het Programma van Eisen verricht de Concessiehouder een onderzoek naar de instap- en uitstapgegevens van de Reizigers per Lijn, van alle Haltes in het Concessiegebied. Daarbij gebruikt de Concessiehouder een methode van onderzoek, die voldoet aan de eisen die de Concessieverlener daaraan stelt. Voordat het onderzoek plaatsvindt, dient de Concessiehouder een voorstel in voor een dergelijk onderzoek aan de Concessieverlener. 2. Het onderzoek behelst in elk geval een enquête, waarbij aan de Reizigers de volgende aspecten worden gevraagd:
herkomst; bezigheid op herkomstadres; voortransport; uiteindelijke bestemming; bezigheid op bestemmingsadres; natransport/volgend vervoermiddel; reden om met de Metro en/of Tram te reizen; gevoelens van onveiligheid in de Metro en/of Tram of bij de Haltes; frequentie van het gebruik van Metro en/of Tram; herkomst van reisinformatie.
3. Naast de in het vorige lid genoemde enquête, verricht de Concessiehouder onderzoek naar het aantal in- en uitstappers bij een representatieve steekproef van Haltes. 4. De Concessiehouder overhandigt de resultaten van het onderzoek in een korte rapportage in drievoud aan de Concessieverlener, onder gelijktijdige toezending aan alle leden van het Platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer (PROV) en de gemeenten in het Concessiegebied.
28
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage J:
Vastgesteld op 12 maart 2014
SYSTEEMEISEN RAILINFRASTRUCTUUR
1 Toelichting Systeemeisen 1.1
Opbouw Systeemeisen
1. Figuur J1 geeft inzichten in de opbouw van de Systeemeisen ten aanzien van de Strategische Assets alsmede van de bronnen die ten grondslag liggen aan de Systeemeisen.
Nota van Uitgangspunten
Beheervisie Wet Lokaal Spoor
Overige documenten (o.a. Kadernota’s Mobiliteit)
Kritische Prestatie Indicatoren Functionele-, Raakvlak- en Aspecteisen Technische minimum normen
Processen en Informatie van HTM en RET
Figuur J1: Input voor de systeemeisen 2. De Systeemeisen zijn op drie niveaus gedefinieerd, zoals geïllustreerd in Figuur J2: a. systeemniveau 1: Eisen die betrekking hebben op alle Strategische Assets, waaronder begrepen interne en externe raakvlakken; b. systeemniveau 2: Eisen per deelsysteem, te weten Railinfrastructuur, Materieel en Overige Strategische Assets; c. systeemniveau 3: Eisen per subsysteem.
Stadsregio Rotterdam
29
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
NIVEAU 1
STRATEGISCHE ASSETS RAILINFRASTRUCTUUR
NIVEAU 2 Onderbouw
Stations en Gebouwen
NIVEAU 3 Sein- en beveiligingsysteem
Tunnels
Bekabeling
Haltes
Kunstwerken
RAAKVLAKKEN
Bovenbouw
Voedingssystemen
Informatie- en Communicatiesystemen
MATERIEEL
OVERIGE STRATEGISCHE ASSETS
Figuur J2:
Eisenopdeling.
3. Binnen het deelsysteem Railinfrastructuur worden de volgende subsystemen onderscheiden: a. Onderbouw; b. Bovenbouw; c. Tunnels; d. Haltes; Stadsregio Rotterdam
30
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
e. Kunstwerken; f.
Stations en Gebouwen;
g. Sein- en beveiligingsysteem; h. Bekabeling; i.
Voedingssystemen;
j.
Informatie- en communicatiesystemen.
4. Binnen enkele subsystemen genoemd in lid 3 wordt een aantal voor de bedrijfsvoering risicovolle onderdelen onderscheiden. Dit betreft de volgende subsystemen en onderdelen: a. Bovenbouw: i. Wissels; b. Stations en Gebouwen: i. Liften; ii. Roltrappen. 1.2
Soorten Systeemeisen Railinfrastructuur
5. Aan het deelsysteem Railinfrastructuur en zijn subsystemen worden overeenkomstig de leidraad voor Systems Engineering binnen de GWW-sector drie soorten eisen gesteld: a. Functionele eisen: eisen ten aanzien van het vervullen van de primaire functies van een subsysteem. b. Raakvlakeisen, met een onderscheid naar: i. Externe Raakvlakeisen: eisen ten aanzien van de raakvlakken van het deelsysteem Railinfrastructuur met de externe omgeving en de raakvlakken tussen subsystemen. ii. Interne Raakvlakeisen: eisen ten aanzien van de raakvlakken binnen een subsysteem. c. Aspecteisen: eisen ten aanzien van specifieke eigenschappen van een systeem, zoals genoemd in Tabel J1, die niet direct bijdragen aan de primaire functie.
Stadsregio Rotterdam
31
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Tabel J1:
Soorten eisen
Eis Soort Functionele eis Interne Raakvlakeis Externe Raakvlakeis
SoortCode F IR ER
Aspecteisen
Betrouwbaarheid Beschikbaarheid Onderhoudbaarheid Veiligheid Gezondheid Milieu en omgeving Capaciteit Levensduur Prestatie 1.3
Vastgesteld op 12 maart 2014
R A M S H E CAP L P
Stramien Systeemeisen
6. Iedere Systeemeis is in een aparte tabel beschreven overeenkomstig het stramien in Tabel J2.
Tabel J2:
Format van de Systeemeisen.
a.
c.
Bovenl. Eis
Onderl. Eis
Bron
Eisinitiator
b.
d.
e.
f.
g.
h.
Toelichting
i.
Toelichting van de velden in Tabel 2: a. Volgnummer: een doorlopende nummering van de eis; b. Identificatienummer: uniek nummer bestaande uit:
.. De afkortingen die gehanteerd worden voor een deelsysteem of subsysteem zijn in Tabel J3 weergegeven; die voor het soort eis in Tabel J1. Voorbeeld: de eerste Functionele eis van het deelsysteem Railinfrastructuur krijgt als identificatienummer INFRA.F.001 en de eerste Aspecteis ten aanzien van de betrouwbaarheid van het subsysteem bovenbouw het identificatienummer BOV.B.001; c. Titel: korte omschrijving waar de eis betrekking op heeft; d. Omschrijving: de beschrijving van de Systeemeis; e. Identificatienummer(s) bovenliggende eis(en): het (de) identificatienummer(s) van de Systeemeis(en) waar de Systeemeis van afgeleid is;
Stadsregio Rotterdam
32
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
f.
Vastgesteld op 12 maart 2014
Identificatienummer(s) onderliggende eis(en): het (de) identificatienummer(s) van de Systeemeis(en) waar de Systeemeis aan toebedeeld is;
g. Bron: een verwijzing naar de documenten die als bron hebben gediend voor de Systeemeis. h. Eisinitiator: de belanghebbende bij de Systeemeis. Vermelde initiators zijn: Stadsregio Rotterdam, Stadsgewest Haaglanden en Omgeving. Soms heeft een Systeemeis meerdere eisinitiators. i.
Toelichting: Aanvullende informatie bij de Systeemeis.
Tabel J3: Afkorting INFRA MAT OND BOV T H K SG SB BEK VOED IC W L ROL OS
Afkortingen systeem en subsysteem
Deelsysteem en subsystemen Railinfrastructuur Materieel Onderbouw Bovenbouw Tunnels Haltes Kunstwerken Stations en Gebouwen Sein- en beveiliging Bekabeling Voedingssystemen Informatie- en communicatiesysteem Wissels Liften Roltrappen Onderstations
2 Systeemeisen Strategische Assets 2.1
Railinfrastructuur - algemeen
2.1.1
Functionele eisen
1
Dragen, geleiden en van energie voorzien
INFRA.F.001
De Railinfrastructuur moet Materieel veilig dragen, geleiden en van energie voorzien.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis INFRA.R.001 INFRA.A.001 INFRA.A.002 INFRA.A.003
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
33
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
2
Comfortabel reizen
INFRA.F.002
De ligging van de Railinfrastructuur moet het mogelijk maken dat Reizigers comfortabel kunnen reizen bij exploitatiesnelheid.
Toelichting
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio
Comfortabel is gedefinieerd als het handhaven van de bodemwaarde van de geometrienormen van sporen en wissels in het nader op te stellen document technische minimumnormen door RET (zie eis nr. 19 - INFRA.P.002)
3
Snel en veilig afwikkelen
INFRA.F.003
De Railinfrastructuur stelt de Exploitatie in staat om de Reizigers snel en veilig te vervoeren.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
INFRA.F.013
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
4
Verschaffen van reisinformatie
INFRA.F.004
De Railinfrastructuur stelt als medium de Exploitatie in staat om de Reiziger van statische en dynamische reisinformatie te voorzien.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
5
Instappen, overstappen en uitstappen mogelijk maken
INFRA.F.005
De Railinfrastructuur moet het mogelijk maken Reizigers veilig en hindervrij te laten instappen, overstappen en uitstappen op de daarvoor geschikte locaties.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis H.F.001
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
34
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
2.1.2
Vastgesteld op 12 maart 2014
Aspecteisen
6
Betrouwbaarheid, Metro en Tram
Bovenl. Eis
INFRA.R.001
De Betrouwbaarheid van Railinfrastructuur wordt gemeten op basis van aantal Storingen.
INFRA.F.001
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
KPI Betrouwbaarheid Railinfrastructuur. Meting: Aantal A-storingen Railinfrastructuur dat de Exploitatie verhindert, of dat Reizigers verhindert te reizen van en naar stations. Betrouwbaarheid (Storing (A)) A-storing Railinfrastructuur: De Exploitatie is gehinderd, er kan niet normaal worden gereden en/of er moet worden omgereden en/of enkele spoor gereden. Uitgangspunt bij een A-storing is dat de stilstand > 5 minuten bedraagt. Een A-storing Railinfrastructuur vereist onmiddellijke actie. Voor Stations en Gebouwen geldt dat de verstoring van een enkele lift op een station ook een A-storing Railinfrastructuur is (Exploitatie verstoring van de reiziger in invalide voertuigen). B-storing Railinfrastructuur: De Exploitatie is gehinderd, de bestuurders ondervinden hinder, doch de Exploitatie gaat door. Er is geen reden voor omrijden of enkelspoor rijden. Vanuit Stations en Gebouwen kan een Storing als B-storing Railinfrastructuur aangemerkt worden en deze toch binnen enkele uren tot maximaal een dag opgelost moeten worden. Voorbeelden: roltrap storingen Een storing aan een roltrap zou als B-storing Railinfrastructuur kunnen worden gezien wel overlast; alle Reizigers kunnen op een andere manier hun weg vervolgen (via lift of de trap). rolluiken deuren. Een B-storing Railinfrastructuur moet in principe binnen dezelfde dag opgelost worden; eventueel in overleg met de CVL. C-storing Railinfrastructuur: Een verstoring, waarbij de Exploitatie geen gevaar loopt en een minimale hinder ondervindt of een verstoring, waarvan verwacht kan worden dat deze op termijn een A-storing Railinfrastructuur kan opleveren. Een C-storing Railinfrastructuur oplossen. Het aantal A- en B-storingen Railinfrastructuur mag gedurende de Concessieperiode per jaar niet meer dan 10 bedragen Noot: De Metro betreft tevens het Traject van de grens van het Concessiegebied tot Den Haag Centraal.
7
Beschikbaarheid, Metro
Bovenl. Eis
INFRA.A.001
De Railinfrastructuur is gedurende de Bedieningsperiode 99% van de tijd beschikbaar voor de Exploitatie.
INFRA.F.001 L.B.001
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
KPI Beschikbaarheid Railinfrastructuur.
35
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
8
Beschikbaarheid, Tram
Bovenl. Eis
INFRA.A.002
De Railinfrastructuur is gedurende de Bedieningsperiode 98% van de tijd beschikbaar voor de Exploitatie.
INFRA.F.001 L.B.001
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
KPI Beschikbaarheid Railinfrastructuur.
9
Beschikbaarheid, niet-Beschikbaarheid
Bovenl. Eis
INFRA.A.003
De ongeplande niet-Beschikbaarheid van de Railinfrastructuur bedraagt gedurende de Bedieningsperiode cumulatief maximaal 8 uur per maand, met een maximum van 96 uur per jaar.
INFRA.F.001
Toelichting
Onderl.Eis
KPI Betrouwbaarheid Railinfrastructuur. Meting: aantal storingen en onttrekingstijd van Railinfrastructuur delen. Dit wordt gemeten in uren van melding storing tot melding hersteld via CVL.
10
Onderhoudbaarheid, Toepassen ‘bewezen techniek’
INFRA.M.001
Bij de Railinfrastructuur uitbreidingen en vernieuwingen is de ‘laatste stand der techniek’ toegepast op basis van ‘bewezen techniek’.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Van bewezen techniek is sprake als een oplossing bij 1 tram/metrobedrijf in de Europese Unie naar tevredenheid is toegepast of als een oplossing in verwante bedrijfstakken zoals heavy rail en automotive wordt toegepast in algemeen verkrijgbare producten (off the shelf). Van laatste stand der techniek is er sprake als de toepassing gebruik maakt van de meest recente versie van software en producten van een erkende leverancier.
11
Onderhoudbaarheid, Standaardisatie
INFRA.M.002
De Railinfrastructuur bestaat uit gestandaardiseerde en eenvoudig uitwisselbare systemen en /of componenten.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Uitwisselbaar: denk hierbij aan het plug and play principe en hergebruik van materiaal.
12
Onderhoudbaarheid, Toegankelijkheid
INFRA.M.003
De Railinfrastructuur zorgt voor voldoende toegang voor een veilige uitvoering van beheeractiviteiten.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Onder beheeractiviteiten worden alle activiteiten verstaan die op locatie uitgevoerd worden ten behoeve van instandhouding van de Infrastructuur. Denk hierbij aan bijvoorbeeld: inspectie, meting, Onderhoud, vervanging.
13
Prestatie, Levensduur
INFRA.P.001
Binnen de Railinfrastructuur moet de technische levensduur van nieuw te installeren onderdelen gebaseerd zijn op optimale afweging tussen Beschikbaarheid, Betrouwbaarheid, Onderhoudbaarheid en kosten.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
36
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
14
Beschikbaarheid en Betrouwbaarheid, tijd
INFRA.A.002
De Railinfrastructuur moet dagelijks beschikbaar zijn voor Exploitatie gedurende de Bedieningsperiode.
Toelichting
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio
Zowel Tram als Metro
15
Beschikbaarheid en Betrouwbaarheid, Dagelijks Beheer en Onderhoud
INFRA.RA.003
De Railinfrastructuur is beschikbaar voor Dagelijks Beheer en Onderhoud direct na de laatste Rit van de Bedieningsperiode tot de eerste Rit van de eerst volgende Bedieningsperiode.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio
Zowel Tram als Metro, in afstemming met Exploitatie dient gezocht te worden naar een beschikbare Infrastructuur ten behoeve van een efficiënte inzet van Onderhoudspersoneel en Materieel rondom de laatste Ritten.
16
Beschikbaarheid en Betrouwbaarheid, Dagelijks Beheer en Onderhoud
INFRA.RA.004
Tijdens de Bedieningsperiode mogen werkzaamheden uitgevoerd worden onder voorwaarde dat de vertraging van het Railvoertuig beperkt blijft tot maximaal 1 minuut per Rit.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Deze eis geldt niet indien de Concessieverlener anders beslist op basis van een Businesscase van de kosten van het Dagelijks Beheer en Onderhoud versus de baten en lasten voor de Exploitatie
17
Beschikbaarheid en Betrouwbaarheid, omgevingscondities
INFRA.RA.005
De Railinfrastructuur moet betrouwbaar en veilig functioneren onder de in Nederland gangbare en te verwachten omgevingscondities (temperatuur, neerslag, wind, zand, et cetera).
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Niet -gangbare weeromstandigheden (best practices en rekening houdend met klimaatveranderingen) -
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Temperatuur. Buitentemperaturen van > +38 °C zoals gemeten door het KNMI in het Werkgebied Temperatuur. Buitentemperaturen van < -20 °C zoals gemeten door het KNMI in het Areaal Windkracht. Windkrachten hoger dan windkracht 10 zoals gemeten door het KNMI in het Areaal Blikseminslag. Directe Afwijkingen van eisen ten gevolge van blikseminslag en de gevolgschade daarvan voor zover deze binnen een 1 week wordt opgemerkt en gerapporteerd aan Concessieverlener. Wateroverlast. Regenval van meer dan 25 mm in 60 minuten zoals gemeten door het KNMI in het Areaal Sneeuw. Meer dan 5 cm sneeuwhoogte in 60 minuten zoals gemeten door het KNMI in het Areaal.
37
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
18
Veilig werken, procedures buiten Bedieningsperiode
INFRA.H.001
Buiten de Bedieningsperiode is de Railinfrastructuur beschikbaar voor het uitvoeren van Onderhoud conform de
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
procedure Veilig werken. Toelichting
19
Veilig werken, procedures binnen Bedieningsperiode
INFRA.H.002
De werkzaamheden binnen de Bedieningsperiode moeten worden aangevraagd conform de procedure Veilig werken tijdens Exploitatie.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Eis geldt alleen voor tram.
20
Effectief en efficiënt
INFRA.E.001
De Railinfrastructuur moet ingericht zijn voor een efficiënte Exploitatie en is gebaseerd op Kostenefficiency van aanschaf, Beheer, realisatie en afstoot.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
KPI kostenefficiency Overzichten met betrekking tot: Totale kosten dagelijks Beheer en Onderhoud Totale kosten waarde toevoeging Totale kosten Vervangingsonderhoud en kosten per project Totale kosten geoormerkte projecten en kosten per project
21
Milieu en omgeving, lichtvervuiling
INFRA.E.002
Bij gebruik van emplacementen moet lichtvervuiling zoveel mogelijk worden beperkt
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
22R
Kwaliteit, Handhaven technische normen
INFRA.P.002
De Railinfrastructuur voldoet aan gestelde technische minimumnormen in normenkader.
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio
Normenkader Ontwerp, Aanleg en Beheer & Onderhoud, op te stellen door RET
38
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
23
Veiligheid, ALARP
INFRA.S.001
De veiligheidsrisico's als gevolg van vervanging of uitbreiding van de Railinfrastructuur dienen ALARP te zijn.
Toelichting
Vastgesteld op 12 maart 2014
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Stadsregio Wet lokaal Stadsgewest spoor Nota van Uitgangspun ten
KPI Systeemveiligheid. Meting: Aantal incidenten gerapporteerd aan ILT Veiligheidsincidenten met letsel of schade Aantal safety cases aangepast up to date. Hierbij dient de Concessiehouder het veiligheidsniveau continu te verbeteren (plan, do, check, act).
24
Veilig werken, risiconiveau
INFRA.H.003
Het persoonlijk risico voor niet-rijdend personeel (baanwerkers, onderhoudspersoneel, schoonmakers, beveiligingspersoneel, hulpverleners, etc.) dient maximaal 1x10E-4 doden per jaar te bedragen.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
VLP Regio’s Rotterdam en Haaglanden
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Beheervisie wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Toelichting
25
Milieu en omgeving, geluidsoverlast klachten
INFRA.E.002
Geluidsoverlast klachten worden in behandeling genomen met feedback naar de melder toe.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
KPI Omgevingsbeleving meting: - Klachten overlast werkzaamheden - Klachten overlast gebruik infra
26
Milieu en omgeving, trillingen
INFRA.E.003
Het trillingsniveau van passerende voertuigen moet, gemeten in de belendingen langs het tracé, beneden de in DIN 4150 aangegeven grenswaarden blijven.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
27
Duurzaamheid, CO2-footprint
INFRA.E.001
De Railinfrastructuur heeft in 2026 zijn CO2 footprint verminderd met 10% ten opzichte van het jaar 2016.
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie
Stadsregio Stadsgewest
Bijdrage voor de vermindering van CO2-foortprint wordt geleverd en vanuit techniek (streven naar minder gebruik van energie, toepassing van duurzame materialen, etc.) en vanuit onderhoudspersoneel (rijgedrag van onderhoudspersoneel in dienstvoertuigen).
39
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
28
Capaciteit
INFRA.CAP.00 1
De Railinfrastructuur moet voldoende capaciteit hebben om het verwachte aantal Railvoertuigen af te wikkelen.
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer Rotterdam
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
2.1.3
Raakvlakeisen
Railinfrastructuur –Materieel 29 Railinfrastructuur-Materieel, afstemmen gebruik INFRA.ER.001
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Het Onderhoud aan de Railinfrastructuur dient afgestemd te zijn op het in te zetten Materieel.
Toelichting
In de FMECA dient rekening gehouden te worden dat bij hogere inzet van Materieel er snellere degeneratie van Railinfrastructuur optreedt.
30
Railinfrastructuur-Materieel, Wiel-rail contact Bovenl. Eis
INFRA.ER.002
Correct wiel-rail contact voorkomt ontsporing, aanrijding en onevenredige slijtage aan toegelaten Materieel en Railinfrastructuur.
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Profiel en materiaaleigenschappen van rail en wiel dienen te worden afgestemd om bovenstaande eis te borgen, vastlegging in nomenkader Infrastructuur en Materieel. Bijvoorbeeld: Bij het slijpen van spoorstaaf dient rekening gehouden te worden met het profiel van het wiel van het Materieel
31
Railinfrastructuur-Materieel, aslast
INFRA.ER.003
Voor hogevloermaterieel van RandstadRail dient rekening gehouden te worden met een statische aslast van 118 kN en een dynamische aslast van 142 kN. Voor lagevloermaterieel van RandstadRail dient rekening gehouden te worden met een statische aslast van 95 kN en een dynamische aslast van 120 kN. Voor Onderhoudsmaterieel dient rekening te worden gehouden met een maximale statische aslast van 130 kN.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
PvE Randstad Rail
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
32
Railinfrastructuur-Materieel, Stroomafnemer – rijdraad op Derde rail
INFRA.ER.004
Het contact tussen stroomafnemer en rijdraad of Derde rail voorkomt schade aan Materieel en Railinfrastructuur en versnelde slijtage aan Railinfrastructuur.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
40
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
33
Milieu en omgeving, geluid
INFRA.ER.005
De geluidsbelasting van de Railinfrastructuur mag maximaal 57 dB(A) aan de gevel van gebouwen zijn. Voor geluidsgevoelige gebouwen geldt een maximaal toelaatbare belasting van 55 dB(A) aan de gevel.
Toelichting
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
KPI Omgevingsbeleving meting: - Klachten overlast werkzaamheden - Klachten overlast gebruik infra - Geluidsgevoelige gebouwen zoals beschreven in de Wet geluidhinder.
34
Railinfrastructuur-Materieel, Stroomafnemer – rijdraad op Derde rail
INFRA.ER.005
De druk van die de stroomafnemer tegen de rijdraad of Derde Rail uitoefent voldoet aan de eisen zoals gesteld in het onderhoudsconcept.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio
Bron
Eisinitiator
Beheervisie
Stadsregio
Toelichting
35
Railinfrastructuur-Materieel, Stroomafnemer – rijdraad op Derde rail
INFRA.ER.006
De Railinfrastructuur en Materieel dienen zodanig geconfigureerd te zijn dat de Railinfrastructuur niet geconfronteerd wordt met stroomsterktes boven de […] Ampère.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Toelichting
36
Railinfrastructuur-Materieel, Profiel van Vrije Bovenl. Eis Ruimte
INFRA.ER.005
Voertuigen worden niet belemmerd door objecten binnen het dynamisch Profiel van Vrije Ruimte
Toelichting
Het dynamisch profiel van vrije ruimte bevat alle uitzwenkingen bij bogen en bewegingen van het Materieel. Profiel van vrije ruimte zoals vastgelegd in document Voertuigomgrenzingsprofielen, bron op te vragen RET
Railinfrastructuur – Exploitatie 37 Railinfrastructuur – Exploitatie INFRA.ER.005
Onderl.Eis
Railinfrastructuur biedt ruimte voor het Beheer en Onderhoud van de reisinformatie (statisch en dynamisch).
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
41
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Railinfrastructuur – Centrale Verkeersleiding (CVL) 38 Railinfrastructuur – Centrale Verkeersleiding INFRA.ER.006
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
De Railinfrastructuur dient vanuit een centraal punt op afstand bediend kunnen te worden.
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting Railinfrastructuur – Stalling en Werkplaats 39 Railinfrastructuur – Stalling en Werkplaats INFRA.ER.007
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
De Railinfrastructuur sluit aan op voorzieningen binnen Stalling en Werkplaats.
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Toelichting Railinfrastructuur – Omgeving 40 Railinfrastructuur – Omgeving, Omringende Beheerders INFRA.ER.009
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
De Gesloten Trambanen van de Railinfrastructuur zijn geschikt voor medegebruik met lijnbussen.
Toelichting
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Convenant/ afspraken met taxi’s en hulpdiensten.
41
Railinfrastructuur- Omgeving, Inpassing
INFRA.ER.001
De techniek en vormgeving van de Railinfrastructuur passen in en sluiten aan op omgeving.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
OV Visie Stadregio Rotterdam
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
42
Railinfrastructuur – Omgeving, Omringende Beheerders
INFRA.ER.010
Er vinden geen zicht belemmerende natuur, bouwwerken of werkzaamheden plaats nabij de Railinfrastructuur.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Werkzaamheden die het railverkeer in gevaar kunnen brengen of belemmeren vergunning plichtig zijn.
43
Railinfrastructuur – Omgeving, Bevoegd Gezag
INFRA.ER.011
Beheer en Onderhoud van de Railinfrastructuur voldoet aan de kaders van het Bevoegd Gezag (ambitie, wet- en regelgeving, overeenkomsten en financieel kaders).
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie
Stadsregio Stadsgewest
Enkele voorbeelden van ambities, wet- en regelgeving, overeenkomsten en financiële kaders zijn: OV Visie, de vergunning o.b.v. Wet lokaal spoor, milieuvergunning, bestemmingplannen, wegenverkeerswet, samenwerkingsovereenkomsten.
42
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
44
Railinfrastructuur – Omgeving, Hulpdiensten Bovenl. Eis
INFRA.ER.012
De Railinfrastructuur biedt een onbelemmerde toegang en ruimte voor de processen en activiteiten van Hulpdiensten.
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Toelichting
45
Railinfrastructuur – Omgeving, Hulpdiensten, Handhaven vluchtwegen, veilige route
Bovenl. Eis
INFRA.F.013
De Infrastructuur dient in zodanige conditie te zijn dat te allen tijde vluchtwegen functioneren conform de ontworpen functionaliteit.
INFRA.F.003
46
Railinfrastructuur – Omgeving, Hulpdiensten, Handhaven veiligheidsvoorzieningen hulpdiensten
Bovenl. Eis
INFRA.ER.014
De Infrastructuur dient in zodanige conditie te zijn dat te allen tijde de faciliteiten worden geboden aan hulpdiensten conform de ontworpen functionaliteit.
Onderl.Eis
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
2.2
Railinfrastructuur - Onderbouw
Geen specifieke Systeemeisen. 2.3
Railinfrastructuur - Tunnels
Geen specifieke Systeemeisen. 2.4
Railinfrastructuur - Kunstwerken
2.4.1
Functionele eisen
47
Ruimte bieden voor kruisen
K.F.001
De Kunstwerken bieden ruimte voor het ongelijks kruisen met andere (lijn)elementen.
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Bijvoorbeeld kruisen met waterwegen, verkeerswegen en leidingen.
48
Bestand tegen belastingen
K.F.002
Het kunstwerk dient bestand te zijn tegen de belastingen die voortvloeien uit het gebruik van het kunstwerk door voertuigen als het benodigde Onderhoudsmaterieel.
Toelichting 49
Bovenl. Eis
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Van belang hierbij zijn o.a. aslasten, versnelling en remming van het Materieel, alsmede zijdelingse krachten ten gevolge van het rijden door bochten in het kunstwerk. Monitoren van trillingen
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
43
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
K.F.003
Effect van trillingen op het kunstwerk dient gemonitord te zijn.
Toelichting
Kunstwerken, Ontsporingsconstructie
K.F.004
Kunstwerken dienen voorzien te zijn van een ontsporingsconstructie.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Deze eisen gelden voor de kunstwerken die als risicovol aangemerkt zijn.
Aspecteisen
51
Kunstwerken, Levensduur
K.L.001
De Kunstwerken vervullen minimaal 100 jaar hun functie.
Toelichting
2.5
Stadsregio Stadsgewest
Monitoring van de risicovolle kunstwerken. Monitoring kan op verschillende werkwijze gebeuren: schouwen, inspecteren of met sensoren.
50
2.4.2
Vastgesteld op 12 maart 2014
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Dit geldt voor het subsysteem Kunstwerken in zijn totaliteit, afzonderlijke onderdelen kunnen een kortere of langere levensduur hebben.
Railinfrastructuur - Bovenbouw
Wissels 52 W.F.001
Bovenbouw, Wissels
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Alle wissels op baanvakken waar reizigersvoertuigen rijden, inclusief de toeleidende wissels naar de hoofdbaan, dienen elektrisch te worden aangedreven, mechanisch vergrendeld en opgenomen te zijn in de beveiliging, met uitzondering van het Stadsenet
Toelichting
Bron
Eisinitiator
PvE Randstad Rail
Minimale normen voor de wissels zijn in HTM Infra voorschrift Beheer & Onderhoud stadse net opgenomen.
53
Bovenbouw, Wissels, wisselverwarming
W.F.002
Alle wissels op baanvakken waar reizigersvoertuigen rijden, inclusief de toeleidende wissels naar de hoofdbaan, dienen voorzien te zijn van wisselverwarming.
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
PvE Randstad Rail
Minimale normen voor de wissels zijn in HTM Infra voorschrift Beheer & Onderhoud stadse net opgenomen.
44
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
2.6
Railinfrastructuur - Voedingssystemen
2.6.1
Functionele eisen
54
Voedingssysteem, Faciliteiten
VOED.F.001
De tracédelen die voorzien zijn van 750 V tractievoedingsystemen dienen te beschikken over faciliteiten voor centrale afstandbediening (CAB).
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
OV Visie Stadregio Rotterdam en Stadsregio Haaglanden
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Toelichting 2.6.2
Aspecteisen
55
Beschikbaarheid van voedingsystemen
VOED.A.001
Het percentage van de bedrijfstijd dat een baanvakdeel spanningsloos wordt door uitval van (componenten in) de keten - overnamepunt netbeheerder voedinginstallatie - bovenleidingaansluiting dient kleiner te zijn dan
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
2.7
Railinfrastructuur - Bekabeling
2.7.1
Functionele eisen
56
Bekabeling, normen
B.F.001
Bekabeling die voor functiebehoud noodzakelijk is dient te voldoen aan de Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR) voor functiebehoud van kabels.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
PvE Randstad Rail
Stadsregio Stadsgewest
Bron
Eisinitiator
Toelichting
2.8
Railinfrastructuur - Sein- en beveiligingssystemen
PM (Voor Metro is dit ATB, voor Tram onbekend) 2.9
Railinfrastructuur - Haltes
2.9.1
Functionele eisen
57
Faciliteren in- en uitstapproces
Bovenl. Eis
H.F.001
De Halte biedt ruimte ten behoeve van het in- en uitstapproces van de Reiziger.
INFRA.F.005
Onderl.Eis
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
45
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
2.9.2
Vastgesteld op 12 maart 2014
Aspecteisen
58
Levensduur
H.L.001
De Halte vervult minimaal 30 jaar zijn functie.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Stadsgewest
Dit geldt voor het subsysteem Haltes in zijn totaliteit, afzonderlijke onderdelen kunnen een kortere of langere levensduur hebben.
59
Halte, Omgeving
H.E.001
De kleurstelling en inrichting van Halte heeft een eenduidige uitstraling volgens de productformule R-net.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Nota van Uitgangspunten
Stadsregio Rotterdam
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Rotterdam
Toelichting
60
Halte, Klantwaardering rapportcijfer
H.P.001
De klantwaardering voor de schoon en heel van de Halte is 7,5.
Toelichting
Onderl.Eis
KPI schoon en heel, volgens RET normen een score >0 Elke kwartaal wordt een rapportage met een rapportcijfer op basis van de beoordeling van diverse objecten op het station gepresenteerd.
61
Halte, Toegankelijkheid
H.P.002
De Halte is toegankelijk voor mindervaliden.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Openbaar Vervoer
Stadsregio Stadsgewest
Mindervaliden zijn reizigers met een auditieve, visuele of motorische beperking en reizigers met bagage, kinderwagens, rollators of in een rolstoel. Scootmobiels zijn hierop een uitzondering
62
Halte, Klantwaardering maatregelen
H.P.003
Concessiehouder neemt maatregelen als de klantwaardering voor de schoon en heel minder dan 7,5 is.
Toelichting
2.9.3
Bovenl. Eis
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Rotterdam
Elke kwartaal wordt een rapportage met een rapportcijfer op basis van de enquête gepresenteerd.
Raakvlakeisen
63
Halte, raakvlak Materieel - Halte
H.ER.001
De hoogte van de Halte is zodanig dat deze veilig toegankelijk is voor alle Reizigers.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Rotterdam
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
46
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
64
Halte, raakvlak Materieel - Halte
H.ER.002
De spleetbreedte tussen de Halte en Materieel is zodanig dat het Materieel veilig toegankelijk is voor alle Reizigers.
Toelichting
Bovenl. Eis
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Rotterdam
De spleetbreedte is de afstand tussen het voertuig en het halteperron
2.10 Railinfrastructuur - Stations en Gebouwen 2.10.1 Aspecteisen 65
Stations, Klantwaardering rapportcijfer
SG.P.001
De klantwaardering voor de schoon en heel van Stations is 7,5.
Toelichting
Stations, Klantwaardering maatregelen
SG.P.002
Concessiehouder neemt maatregelen als de klantwaardering voor de schoon en heel minder dan 7,5 is.
Toelichting
SG.P.003
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Rotterdam
KPI schoon en heel, volgens RET normen een score >0 Elke kwartaal wordt een rapportage met een rapportcijfer op basis van de beoordeling van diverse objecten op het station gepresenteerd.
66
67
Bovenl. Eis
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Beheervisie Wet lokaal spoor
Stadsregio Rotterdam
Elke kwartaal wordt een rapportage met een rapportcijfer op basis van de enquête gepresenteerd.
Stations, Toegankelijkheid De Stations en Gebouwen zijn toegankelijk voor mindervaliden.
Toelichting
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Stadsregio Openbaar Stadsgewest Vervoer Stadregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden Haagse Nota Mobiliteit
Mindervaliden zijn reizigers met een auditieve, visuele of motorische beperking en reizigers met bagage, kinderwagens, rollators of in een rolstoel. Scootmobiels zijn hierop een uitzondering
Stadsregio Rotterdam
47
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Liften 68
Liften, Beschikbaarheid
Bovenl. Eis
L.A.001
Beschikbaarheid van Liften is 99,5%.
INFRA.A.001 INFRA.A.002
Toelichting
Vastgesteld op 12 maart 2014
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Rotterdam
Dit betekent dat 0,5% van de bedrijfstijd van alle liften als gevolg van storingen of geplande projectwerkzaamheden. Voor Stations en Gebouwen geldt dat de verstoring van een enkele lift op een station een Astoring is (Exploitatie verstoring van de reiziger in invalide voertuigen). A-storing: De Exploitatie is verhinderd, er kan niet normaal worden gereden en/of er moet worden omgereden en/of enkele spoor gereden. Uitgangspunt bij een A-storing is dat de stilstand > 5 minuten bedraagt. Een A-storing vereist onmiddellijke actie.
Roltrappen 69
Roltrappen, Beschikbaarheid
Bovenl. Eis
ROL.A.001
Beschikbaarheid van Roltrappen is 99,5%.
INFRA.A.001 INFRA.A.002
Toelichting
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator Stadsregio Rotterdam
Dit betekent dat 0,5% van de bedrijfstijd van alle roltrappen als gevolg van storingen of geplande projectwerkzaamheden. Voor Stations en Gebouwen geldt dat de verstoring van een enkele roltrap op een station een A-storing is (Exploitatie verstoring van de reiziger in invalide voertuigen). A-storing: De Exploitatie is verhinderd, er kan niet normaal worden gereden en/of er moet worden omgereden en/of enkele spoor gereden. Uitgangspunt bij een A-storing is dat de stilstand > 5 minuten bedraagt. Een A-storing vereist onmiddellijke actie.
2.11 Railinfrastructuur - Informatie- en communicatiesysteem 2.11.1 Functionele eisen 70
Functioneren van Informatie- en communicatiesysteem
IC.F.001
Informatie- en Communicatiesysteem functioneert in alle omstandigheden.
Bovenl. Eis
Onderl.Eis
Bron
Eisinitiator
Kadernota Mobiliteit
Stadsregio Stadsgewest
Toelichting
Stadsregio Rotterdam
48
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage K:
Vastgesteld op 12 maart 2014
SYSTEEMSCOPE RAILINFRASTRUCTUUR
Bijlage K zal in een later stadium in overleg met de huidige concessiehouder worden ingevuld. Bijlage K zal separaat beschikbaar worden gesteld.
Stadsregio Rotterdam
49
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage L:
Vastgesteld op 12 maart 2014
KENMERKEN RAILVOERTUIGEN
Bijlage L bevat een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de Railvoertuigen. Het gaat daarbij in ieder geval om de volgende kenmerken: - Voertuignummer - Type - Jaar dat het Railvoertuig gebouwd en geleverd is - Jaar dat een eventuele midlife revisie is uitgevoerd - Jaar dat eventueel levensverlengend onderhoud is uitgevoerd - Jaar dat het Railvoertuig naar verwachting niet langer voor de Exploitatie beschikbaar is - Aantal zitplaatsen - Uitvoering van de zitplaatsen (bekleding, beenruimte e.d.) - Maximum aantal staanplaatsen - Aantal rolstoelplaatsen - Camera’s in het Railvoertuig (aantal, type en voorzieningen voor opslaan en (live) uitlezen van de camerabeelden) - Displays in het Railvoertuig t.b.v reisinformatie (aantal, type en locatie) - Voorzieningen aan de buitenzijde van het Railvoertuig voor het tonen van Lijnnummer en Eindbestemming (type en locatie) - Aanwezigheid van Klimaatbeheersingssystemen - Kleurstelling binnen- en buitenzijde van het Railvoertuig Bijlage L zal in een later stadium in overleg met de huidige concessiehouder worden ingevuld en separaat beschikbaar worden gesteld.
Stadsregio Rotterdam
50
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage M:
Vastgesteld op 12 maart 2014
OVERIGE STRATEGISCHE ASSETS Overige Strategische Assets Rotterdam
Titel
In scope Overige Strategische Assets
In Scope Infra
Tramremise
Gebouwen Outillage
Sporen
Metroremise
Gebouwen Outillage
Sporen
Werkplaatsen
Gebouwen Outillage
Sporen
CVL
Gebouw Software Hardware
Telecommunicatie
Besturingssysteem Voertuigwalcommunicatie
Reisinfosysteem
Ja
OV Chip
Software Hardware buiten
Spoorgebonden voertuigen
Nee
Niet- Spoorgebonden voertuigen
Nee
Stadsregio Rotterdam
Out of Scope Concessie Rail
Assets walzijde buiten
Betaalsysteem
51
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Bijlage N:
Vastgesteld op 12 maart 2014
ONDERVERDELING ACTIVITEITEN BEHEER EN ONDERHOUD
De Concessieverlener onderscheidt in het kader van het Beheer en Onderhoud van de Strategische Assets drie categorieënactiviteiten: A-activiteiten: Activiteiten in het kader van het Dagelijks Beheer en Onderhoud die voor rekening en risico van de Concessiehouder komen en waarbij de Concessieverlener de hoogte van een vaste (geoormerkte) Subsidie bij aanvang van de Concessie en bij de herijking zoals bedoeld in lid 3 van Artikel 3 (Aanvang en duur van de Concessie) van het Programma van Eisen vaststelt; B-activiteiten: Activiteiten in het kader van het Dagelijks Beheer en Onderhoud, Groot Onderhoud en Kleinschalige Waardetoevoegingsprojecten die voor rekening en risico van de Concessieverlener komen en waarbij de Concessieverlener een aparte Subsidie beschikbaar stelt; C-activiteiten: Activiteiten in het kader van Vervangingsprojecten en Grootschalige Waardetoevoegingsprojecten die voor rekening en risico van de Concessieverlener komen en waarvoor de Concessieverlener een aparte, geoormerkte Subsidie beschikbaar stelt waarvan de hoogte jaarlijks wordt bepaald.
C - Activiteiten
Rail - Infrastructuur
Het betreft hier vervangings- of instandhoudingsprojecten van zelfstandig functionerende objecten en vervangen van deelobjecten waarbij de kosten per onderdeel bijvoorbeeld hoger zijn dan € 150.000. Deze activiteiten kunnen samen gaan met waardetoevoeging. Het betreft hier activiteiten die veelal door kapitaallastenvergoeding worden gefinancierd (dit is geen voorwaarde, het kan ook à fond perdu). Bij vervroegde vervanging moet, indien niet à fond perdu betaald, kapitaalvernietiging worden vergoed. Dit komt vrijwel alleen voor bij trajecten in de openbare ruimten (intensief bereden spoor, reconstructies etc.). Als eis wordt gesteld dat het asset management zo is ingericht dat met redelijke mate van zekerheid deze activiteit en daaraan verbonden kosten, zichtbaar zijn gemaakt over een tijdshorizon van 10 jaar in een investeringsplan. Hiermee moet de Concessieverlener de mogelijkheid krijgen budget voor deze investeringen te organiseren. Bovendien geldt de eis dat de Concessiehouder de relatie met B– activiteiten duidelijk moet maken (LCC benadering; afweging: geld – Risico kwaliteit) en deze relatie zo nodig moet toelichten. De Concessieverlener geeft jaarlijks goedkeuring voor de uitvoering van activiteiten in het daaropvolgende jaar. Afwijkingen tijdens de voorbereiding en uitvoering worden gemeld in de kwartaalrapportage samen met oorzaak en daarop genomen actie. Na afronden van de activiteiten vindt op basis van financiële (project) verantwoording en overeen te komen opslag/vergoeding voor VAT-kosten, instemming plaats van de vergoeding door de Concessieverlener. Vergoeding vindt plaats door het betalen van de kapitaallasten en wellicht à fond perdu afhankelijk van financiële planning Concessieverlener. Eventuele kapitaalvernietiging wordt verrekend. Stadsregio Rotterdam
52
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
Railvoertuigen
De kapitaallasten voor de Railvoertuigen worden vergoed door de Concessieverlener. De Concessiehouder meldt afwijkingen over het waardebehoud in relatie tot de leeftijd in de kwartaalrapportage samen met oorzaak en daarop genomen actie. Bovendien wordt in de kwartaalrapportage opgenomen de resterende levensduur, beschikbaarheid, etc. van de voertuigen. Aanschaf van nieuwe Railvoertuigen kan tijdens de loop van de Concessie aan de orde komen. De Concessieverlener kan besluiten dit, als project geheel of gedeeltelijk te laten uitvoeren door de Concessiehouder. Het verstrekken van medewerking door de Concessiehouder aan dit project is in ieder geval onderdeel van de Concessie. Op grond van een sluitende Businesscase (consequenties voor Exploitatie en Beheer en Onderhoud (A-, B- en C-activiteiten)) zal de Concessieverlener altijd besluiten tot uitvoering van het project voor aanschaf nieuwe Railvoertuigen.
Overige strategische assets Nieuwbouw en/of zeer grote verbouw moet gezien worden als een project die de Concessieverlener binnen de Concessie kan laten uitvoeren. Het project heeft uiteindelijk wel zijn invloed op de concessieafspraken. Een Businesscase zal hieraan vooraf moeten gaan waarbij de consequenties voor Exploitatie en Beheer en Onderhoud (A-, B- en C-activiteiten) in beeld worden gebracht. Uitbereiding en afstoten van Strategische Assets heeft altijd de Goedkeuring van Concessieverlener nodig. De Concessiehouder legt jaarlijks verantwoording af over het waardebehoud in relatie tot de levensduur, de nog resterende levensduur, etc.
B - Activiteiten
Rail - Infrastructuur M.u.v. de A- en C-activiteiten behoren alle activiteiten t.b.v. het Beheer en Onderhoud van de Railinfrastructuur tot de B-activiteiten. Er moet op basis van onderhoudsplannen in overleg met de Concessiehouder een onderscheid gemaakt worden in regulier klein onderhoud B1 en groot onderhoud B2. Onder groot onderhoud B2 wordt in ieder geval verstaan activiteiten die: - direct in relatie staan met C-activiteiten en/of - gezamenlijk meer bedragen dan € 1 mln. per jaar en/of - Waardetoevoeging; en/of - zichtbaar gemaakt kunnen worden in een vijfjaren onderhoudsplanning in relatie tot het gebruik. Bij Waardetoevoeging maakt de Concessiehouder de effecten op de Exploitatie en het Beheer en Onderhoud (A-, B- en C-activiteiten) zichtbaar. Per jaar worden de onderhoudsplannen besproken in relatie tot de vijfjaren investeringsplanning en goedgekeurd door de Concessieverlener. Op basis van dit akkoord zal de bevoorschotting plaatsvinden. Afwijkingen worden gemeld in de kwartaalrapportage (B1 als totaal en B2 per onderwerp) samen met oorzaak en daarop genomen actie. Na afronden van activiteiten vindt op basis van financiële verantwoording (B1 als totaal en B2 per Stadsregio Rotterdam
53
Bijlagen bij Ontwerp-PvE Concessie Rail Rotterdam 2016-2026
Vastgesteld op 12 maart 2014
onderwerp) instemming plaats van de vergoeding door een jaarlijkse eindafrekening.
Railvoertuigen Midlife revisie is een projectmatig groot onderhoudswerk dat veelal samen gaat met Waardetoevoeging en wordt daarom gezien als B-activiteit. In een meerjaren onderhoudsinvesteringsplan met een tijdshorizon van 10 jaar wordt overeenstemming verkregen over de uit te voeren midlife revisie. Normaal onderhoud, zoals activiteiten in het kader van “schoon en heel”, vormt geen onderdeel van deze B-activiteit, maar mag wel gelijktijdig plaatsvinden met de midlife revisie zolang de Concessiehouder kan aantonen dat hij de kosten hiervan niet meeneemt in de kosten van de midlife revisie. Vooraf moet duidelijk zijn welke Waardetoevoegingen meegenomen worden in een midlife revisie en wat het effect hiervan is op het Beheer en Onderhoud van de Railvoertuigen (A-, B- en Cactiviteiten). Ook voor de Waardetoevoeging geeft de Concessieverlener apart toestemming. Na Goedkeuring van de Concessieverlener valt de uitvoering van een project onder de Concessie waarbij de Concessieverlener als opdrachtgever optreedt. De projectmatige verantwoording vindt plaats door de Concessiehouder.
Overige strategische assets Noodzakelijke verbouwingen die de Concessiehouder in de eerst komende tien (10) jaar voorziet in relatie tot ontwikkelingen bij de uitvoering van de Concessie, legt de Concessiehouder voor aan de Concessieverlener met opgaaf van een sluitende Businesscase, waarbij de Concessiehouder de consequenties voor de A-activiteiten inzichtelijk maakt. Na Goedkeuring kan dit een project zijn dat onder de Concessie valt waarbij de Concessieverlener als opdrachtgever optreedt en de Concessiehouder zorg draagt voor de projectmatige verantwoording.
A -activiteiten
Rail - Infrastructuur
Alle activiteiten in het kader van ‘schoon 3 en heel4’ van Haltes.
Railvoertuigen
Dagelijks Beheer en Onderhoud van de Railvoertuigen, waaronder begrepen de activiteiten in het kader van “schoon en heel”.
Overige strategische assets
Kapitaallasten van remises, bedrijfsgebouwen, CVL, etc..
3 4
Met “schoon” wordt bedoeld het reinigen van vloeren, wanden, (rol-)trappen, liften en haltemeubilair inclusief het verwijderen van graffiti en het legen van as- en prullenbakken. Met “heel” wordt bedoeld het repareren van schades en teloorgang door vandalisme.
Stadsregio Rotterdam
54