Bijlage bij subsidiebeschikking NBTC 2004-2006 Beleidsmatige uitgangspunten
1
Inleidend In de Vernieuwde Toeristische Agenda (VTA) van de Staatssecretaris van Economische Zaken is aangekondigd dat de subsidierelatie tussen het ministerie van EZ en het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen wordt vernieuwd. Voor de periode 2004 tot en met 2006 gelden voor deze subsidierelatie de volgende uitgangspunten: - sturing op één of enkele resultaatvariabelen - centraal hierbij stellen: inkomend reisverkeer (zakelijk en toeristisch) - de prestatienorm vertalen in een marktaandeel van het inkomend reisverkeer van een aantal Noordwest-Europese landen - vrijheid voor NBTC om zelf marketingstrategie vorm te geven en te implementeren binnen getelde subsidiekaders - afrekening op basis van een eindresultaat, te meten op meerjarige basis - verlies 20% budget NBTC voor een volgende subsidieperiode bij niet halen van de prestatienorm - door EZ gelabelde budgetten alleen voor een sterk gelimiteerd aantal activiteiten die vanuit de VTA voor EZ van belang zijn en niet direct gerelateerd zijn aan de outputdoelstelling - bij het bepalen van de prestatienorm wordt ervan uitgegaan dat subsidies van EZ cofinanciering opleveren met private middelen, maar aan de hoogte van deze cofinanciering worden geen voorwaarden gesteld - activiteiten voor derden die niet direct bijdragen aan de kerndoelstelling van NBTC dienen ten minste kostendekkend te zijn
2
1. Prestatienorm De prestatienorm in de subsidierelatie betreft het aantal inkomende toeristische en zakelijke bezoeken (aankomsten). De keuze is gemaakt voor vergelijking van Nederland met België, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Uiteraard hebben deze landen ieder een eigen bezoekersprofiel, maar we denken dat ze met elkaar als een goede referentie dienen voor het beoordelen van de positie van Nederland in de internationale bezoekersmarkt. De concurrentiepositie van Nederland over de jaren 1998 t/m 2002 ten opzichte van bovenstaande landen wordt in het onderstaande schema zichtbaar:
België Denemarken Duitsland Nederland UK TOTAAL
1998 9,3% 16,2% 24,8% 14,0% 35,7% 100,0%
1999 9,5% 14,9% 25,7% 14,8% 35,1% 100,0%
2000 2001 2002 9,4% 10,0% 10,1% 14,5% 14,9% 14,5% 27,7% 27,8% 27,1% 14,6% 14,8% 14,5% 33,8% 32,6% 33,7% 100,0% 100,0% 100,0% (Gegevens: Eurostat / CBS)
Met betrekking tot het voorlopige marktaandeel van Nederland in 2003 wordt uitgegaan van een waarde van 14,0%. 1.1 Duur subsidierelatie De subsidiebeschikking krijgt een looptijd van 3 jaar (2004 t/m 2006); in 2006 wordt in principe een nieuwe 3-jarige beschikking (2007 t/m 2009) verstrekt. 1.2 Prestatienorm Als prestatienorm wordt voorgesteld jaarlijks 1% groei boven de gemiddelde groei van de 4 bovengenoemde directe concurrenten. Bij het verwachte marktaandeel van Nederland over 2003 van 14,0% bedraagt deze eind 2006 14,3%. 1.3 Herkomst cijfers Er wordt uitgegaan van de cijfers van de nationale toerisme organisaties (NTO’s) van de concurrerende landen en voor Nederland de cijfers van het CBS. Deze cijfers worden verzameld via het European Travel Commission (ECT)-verband.
3
2. De hardheidsclausule NBTC en EZ hebben de overtuiging dat op de termijn van drie jaar de promotie inspanningen van NBTC een aanwijsbare invloed hebben op het aantal buitenlandse bezoekers in Nederland. Er zijn echter een aantal feiten of ontwikkelingen denkbaar, in negatieve en positieve zin, die een substantiële invloed op de prestatiescore zullen hebben, maar NBTC niet aangerekend kunnen worden. 2.1 Hardheidsclausule in subsidierelatie Voor de subsidierelatie geldt dat feiten en omstandigheden die naar redelijkheid en billijkheid niet aan NBTC toe te schrijven zijn, in ogenschouw worden genomen bij de toepassing van de prestatienorm die door EZ en NBTC is afgesproken. 2.2 Jaarlijks ijkmoment: analyse en zo nodig prestatiescorecorrectie Een procedure wordt gehanteerd om na afloop van elk jaar consensus te vormen over de eventuele toepassing van de hardheidsclausule met betrekking tot feiten en omstandigheden in dat jaar en hier conclusies uit te trekken ten aanzien van de prestatiescores. Jaarlijks, na publicatie van de jaarscores, geeft NBTC in juli/augustus een analyse van de ontwikkeling in de marktaandelen van de vijf landen en geeft hier bij aan of (de grotere) stijgingen en dalingen slechts verklaard kunnen worden door m.n. één van onderstaande categorieën ontwikkelingen: q Aanpassingen in de gebruikte meetmethode, begripsdefinities en/of beschikbaarheid van statistische gegevens q q
Belangrijke toe- of afname in promotionele middelen van overheden/ NTO’s binnen de 5 landen Belangrijke ontwikkelingen in het prijsniveau. (bv. verhouding Pond-Euro)
q
Belangrijke veranderingen in het aanbod (bv. infrastructuur en grote attracties)
q
Belangrijke ontwikkelingen (bv. op het gebied van politiek, wetgeving, veiligheid en calamiteiten) die niet voor alle betrokken landen gelden.
Op basis van deze analyse doet NBTC zo nodig een voorstel de prestatiescore over het betreffende jaar te corrigeren in termen van een hogere of lagere groei. Indien EZ en NBTC niet tot een gelijke conclusie komen wat betreft de correctie van de prestatiescore, dan wordt alsdan een door EZ en NBTC geaccepteerde deskundige partij gevraagd om inzake het discussiepunt een bindend oordeel uit te spreken. De procedure wordt door EZ georganiseerd en mag niet meer dan 8 weken in beslag nemen.
4
3. Activiteiten en budgettering Sturing op output houdt in dat NBTC van EZ binnen de subsidieverplichtingen maximale speelruimte krijgt voor het bepalen en implementeren van zijn marktstrategie. Het sturingsprincipe betekent inhoudelijk dat EZ zich slechts laat informeren over (de keuzes die ten grondslag liggen aan) de werkplannen van NBTC, maar deze niet beoordeelt of accordeert. Het is NBTC dan ook niet verboden om capaciteit en/of middelen in te zetten voor bewerking van bijvoorbeeld de binnenlandse markt (Lekker weg in eigen land e.d.). Als tijdelijke uitzondering op de outputsturing geldt de werkwijze ten aanzien van de congresmarkt. Op dit segment kan namelijk nog geen outputnorm geformuleerd worden waarop NBTC in de periode 2004 t/m 2006 afgerekend kan worden (zie par. 5), vandaar dat EZ voor deze periode zijn commitment ten aanzien van de activiteiten wil geven middels goedkeuring van het activiteitenplan dat NBTC hiervoor ontwikkelt. Voor het verrichten van de in de subsidiebeschikking genoemde kernactiviteiten, ontvangt NBTC een bijdrage van EZ. De bijdrage wordt verleend indien en voor zover in de begrotingswet voor enig jaar middelen zijn geraamd. EZ bindt zich voor een periode van 3 jaar, waarna de eindafrekening wordt gemaakt. In principe volgt hierop een nieuwe toezegging van drie jaar. 3.1 Specifieke activiteiten Ten aanzien van kennisvragen wordt in de subsidiebeschikking opgenomen dat NBTC kosteloos kennisvragen van EZ beantwoordt voor zover die verband houden met (marketing van) het inkomend reisverkeer naar Nederland en deze informatie bij NBTC aanwezig is. Ten aanzien van de NBTC-activiteiten ten behoeve van de zgn. ‘kolom’ van toeristische informatievoorziening wordt in de subsidiebeschikking een bepaling opgenomen dat NBTC op verzoek van EZ de door haar ontwikkelde techniek voor beheer en ontsluiting van toeristische informatie ter beschikking stelt aan de VVV’s. NBTC betaalt op jaarbasis tot een maximum van € 300.000 de hieraan verbonden kosten uit het EZ-budget. Meerkosten worden aan de VVV’s in rekening gebracht. Tenslotte is de Staatssecretaris van EZ gerechtigd om de directeur van NBTC verzoeken te doen met betrekking tot specifieke werkzaamheden van NBTC. Deze werkzaamheden vallen buiten het kader van de subsidiebeschikking. Eventuele (financiële) consequenties hiervan worden bij het uitwerken van de afspraken over deze specifieke werkzaamheden betrokken.
5
3.2 Flexibiliteit in budgettering EZ keert het voor een kalenderjaar beschikbare bedrag volledig uit. Onderbesteding in de jaren 2004 en 2005 mag NBTC meenemen naar het volgende begrotingsjaar. In 2007 wordt – aan de hand van de prestatiebeoordeling door EZ – de eindafrekening over de periode 2004 tot en met 2006 opgemaakt: - Indien NBTC heeft voldaan aan de prestatienorm en budget heeft overgehouden, kan NBTC dit overgebleven budget aan het eigen vermogen toevoegen. - Indien NBTC de prestatienorm niet heeft gehaald, wordt een korting toegepast op de het voor het volgende tijdvak beschikbaar budget van 20%. Heeft NBTC daarbij nog budget overgehouden over de periode 2004-2006, dan vloeit dit resterende bedrag geheel terug naar EZ. Het gekorte budget zal door EZ op een alternatieve en projectgestuurde wijze voor toeristische promotie worden ingezet. NBTC heeft net als alle partijen in de toeristische sector het recht mee te offreren naar deze projectopdracht.
6
4. Procesgang aan het eind van de subsidieperiode 2004-2006 Eind 2006 gaan EZ en NBTC in principe een nieuwe driejarige subsidierelatie aan voor de jaren 2007 tot en met 2009. Vervolgens komen in de zomer van 2007 de prestatiegegevens beschikbaar over het jaar 2006 en kan worden vastgesteld of NBTC de prestatienorm over de huidige subsidieperiode heeft gehaald. Dit met mogelijke financiële consequenties voor de volgende subsidieperiode. Die volgtijdelijkheid vraagt om de onderstaande afspraak. Als de prestatienorm door NBTC niet gehaald wordt Als in de zomer van 2007 blijkt dat NBTC de prestatienorm over de periode 2004-2006 heeft gehaald, dan wordt de subsidierelatie voor het nieuwe tijdvak doorgezet tot en met 2009. Blijkt in de zomer van 2007 dat NBTC de prestatienorm over de jaren 2004-2006 niet gehaald heeft, dan wordt in het najaar 2007 een subsidierelatie 2008-2010 voorbereid op basis van een met 20% verlaagd budget ten opzichte van het beschikbare budget 2007. Het beschikbare budget voor het jaar 2007 blijft ongewijzigd.
7
5. Inkomend internationaal congresbezoek In de Vernieuwde Toeristische Agenda (VTA) is de ambitie vastgelegd om wat betreft zakelijk bezoek de teruggang van Nederland op de UIA-lijst met internationale congressen van plaats 6 (1999) naar plaats 10 (2002) weer teniet te doen. Daarom benoemt EZ hier een specifieke bepaling. De positie van Nederland in de internationale congresmarkt is geoperationaliseerd naar een marktaandeel ten opzichte van de 4 ons omringende landen: België, Duitsland, Engeland en Denemarken. Hiervoor zijn de gegevens van zowel de zgn. UIA-lijst als de ICCA-lijst gebruikt. Aantal internationale associatiecongressen (totaal Eng, Dui, Bel, Den en NL; absolute score NL; marktaandeel NL) Jaar 1998 1999 2000 2001 2002
totaal 2.978 2.807 2.881 2.222 2.271
absolute score NL marktaandeel NL 551 18,5% 524 18,7% 503 17,5% 351 15,8% 340 15,0% Gegevens: ICCA 2000-2003, UIA 2003
Echter: (extra) investeringen in de komst van internationale congressen naar Nederland leveren in de regel pas over enkele jaren resultaten op. Het is dus zaak dat NBTC in de periode 2004 tot en met 2006 hard investeert in de congresmarkt, maar afrekenbare output levert dit nog niet op.
5.1 Bepalingen omtrent bewerking internationale congresmarkt Het marktaandeel van Nederland in de Europese internationale congressen (obv scores UIA-lijst en de ICCA-lijst) wordt in de subsidieperiode 2007/2009 als subdoel in de outputnorm verwerkt. Als prestatienorm geldt een stijging per eind 2009 naar 18,0%. Voor de periode 2004-2006 worden de jaarscores ingezet voor monitoring en analyse; NBTC legt in 2004 EZ het plan van aanpak m.b.t. de internationale congresmarkt ter goedkeuring voor.
8