Bijlage 6 Wettelijke kaders, gemeentelijke taken en nieuwe ontwikkelingen Een groot aantal wetten is van invloed op het integrale jeugdbeleid. Als lokale overheid heeft de gemeente Heerenveen een eigen verantwoordelijkheid voor het jeugd- en onderwijsbeleid. Naast de gemeente spelen scholen, maatschappelijke organisaties ouders en de jongeren zelf een belangrijke rol bij de ontwikkeling van beleid bij de verbetering van de ontwikkelingskansen voor jeugdigen, ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden. In deze bijlage worden in paragraaf 6.1 de belangrijkste wetten kort beschreven. In paragraaf 6.2 volgt een beschrijving van de gemeentelijke taken. Vervolgens in paragraaf 6.3 worden de ontwikkelingen (decentralisaties) geschetst die op de gemeente af gaan komen en die in meer of mindere mate het integraal jeugdbeleid de komende jaren zullen beïnvloeden. 6.1
Wettelijke kaders
Kijkend naar het integraal jeugdbeleid, dan hebben we te maken met de volgende wettelijke kaders. •
Wet publieke gezondheid (Wpg) – jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar De gemeente moet op grond van deze wet zorgen voor een goed functionerende openbare gezondheidszorg om zo problemen met de gezondheid onder kinderen en jongeren van 0 tot en met 19 jaar te voorkomen.
•
Wet op de Jeugdzorg De wet bepaalt dat de gemeente de regie (verantwoordelijkheid) heeft op het gebied van opgroei- en opvoedondersteuning en verplicht gemeenten tot het inrichten van een fysiek Centrum voor Jeugd en Gezin.
•
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De wet geeft de gemeente binnen het gebied van opgroei- en opvoedondersteuning de taak een aanbod te realiseren op de functies: Informatie & Advies, Signaleren van problemen, Licht pedagogische hulp, Toegang tot het lokaal hulpaanbod en Coördinatie van zorg.
•
Wet ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OkE) Met deze wet heeft de gemeente de taak om de kwaliteit van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven te controleren en indien nodig taalontwikkelingsprogramma‟s binnen de voorschoolse voorzieningen mogelijk te maken.
•
Wet op het primair onderwijs (Wpo) en Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo) De belangrijkste taak op het gebied van onderwijs voor een gemeente is huisvesting van de scholen en leerlingenvervoer. Gemeenten hebben geen zeggenschap over de inhoud van onderwijs, dat is een verantwoordelijkheid van de schoolbesturen.
•
Leerplicht wet
Volgens de Leerplichtwet is het de taak van de gemeente een registratie bij te houden van alle leerplichtigen binnen de gemeente. De belangrijkste werkzaamheden hierbij zijn: o Handhaven van de Leerplichtwet op het gebied van absoluut verzuim; o Handhaven van de Leerplichtwet op het gebied van relatief verzuim. o De gemeente moet er ook voor zorgen dat schoolverlaters van 18 jaar en ouder zonder startkwalificatie worden geregistreerd in het kader van de RMC-wetgeving (Regionale Melden Coördinatiefunctie). De uitvoering van deze taak berust grotendeels bij het RMC. 1
6.2
Gemeentelijke taken
A. Wettelijke taken en verantwoordelijkheden De rol van de gemeente verschilt per beleidsterrein en is mede afhankelijk van onze wettelijke taken en verantwoordelijkheden. De maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren hebben ertoe geleid dat er nieuwe bestuurlijke verhoudingen zijn ontstaan. Hierdoor is de samenwerking tussen gemeente en schoolbesturen professioneler en zakelijker geworden. De verdeling van de verantwoordelijkheden tussen schoolbesturen en de gemeente als ook de gezamenlijke verantwoordelijkheden zien er als volgt uit: Binnen het brede jeugdbeleid zijn er voor de gemeente wettelijke taken ten aanzien van: Handhaving kinderopvang; Ambulante verslavingszorg en de maatschappelijke opvang; Schoolmaatschappelijk werk; Integrale jeugdgezondheidszorg van 0-19 jaar; Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning jeugd (prestatieveld 2 Wmo); Wet op de Jeugdzorg: gemeenten zijn verantwoordelijk voor de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). De gemeente heeft op het terrein van onderwijs een wettelijke taak en verantwoordelijkheid voor: Onderwijshuisvesting, waaronder nieuwbouw, vervanging, renovatie en groot onderhoud; Leerplicht (Leerplichtwet 1969/kwalificatieplicht 2007); Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voorkoming voortijdig schoolverlaten (gemeentelijke registratieplicht van voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar); Leerlingenvervoer; Voor- en vroegschoolse educatie (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) per 1 augustus 2010). Bovengenoemde wettelijke taken voeren we uit en hier sturen we op. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor: De kwaliteit van onderwijs; Het onderhoud van de schoolgebouwen (de materiële instandhouding/binnenkant en deels buitenkant schoolgebouwen); De financiën. Uit het bovenstaande blijkt dat de gemeente geen rol en geen directe invloed heeft op de kwaliteit van het onderwijs, dit is een bevoegdheid van het schoolbestuur. B. Regierol Er zijn echter ook een veelheid aan taken waarin we geen wettelijke verantwoordelijkheid hebben maar als samenwerkingspartner in afstemming en samenwerking met anderen proberen interventies in te zetten. Dat kunnen we echter niet alleen. We hebben in veel gevallen, geen harde middelen om te sturen, het is de kunst van het “verleiden van het veld” om mee te doen en te blijven doen. De kracht hierbij zit in een goede samenwerking en afstemming met partners. Vanuit het algemene belang neemt de gemeente hierin soms haar rol, bijvoorbeeld als regisseur om partners samen te brengen. (Zie ook bijlage 5: rollen en verantwoordelijkheden gemeente en het veld).
2
C. Autonoom beleid Daarnaast voert de gemeente autonoom gemeentelijk beleid. We hebben geen wettelijke taken maar zien de toegevoegde waarde om hierop extra sturing te geven, bijvoorbeeld via het subsidie-instrument. Gezien de nieuwe ontwikkelingen en bezuinigingen zullen we nagaan of middelen die we hiertoe de afgelopen jaren hebben ingezet (bijvoorbeeld subsidies) nog moeten worden gecontinueerd. Dit alles bezien vanuit onze rol of dat een partner dat kan overnemen. Samenvattend Via landelijke wetgeving heeft de gemeente de volgende rollen: • Preventieve en signalerende rol (het organiseren van algemene voorzieningen waarmee, door tijdige signalering, (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden). • Uitvoerende, handhavende rol (toezicht op de kwaliteit van de voorschoolse voorzieningen en naleving van de leerplichtwet). • Regierol (binnen het preventieve jeugdbeleid heeft de gemeente de eindverantwoordelijkheid en daarmee de taak om de samenwerking en afstemming tussen de verschillende partijen en lokale voorzieningen te bevorderen). 6.2
Ontwikkelingen van invloed op integraal jeugdbeleid
Het gemeentelijke sociale terrein is volop in ontwikkeling. Binnen het tijdsbestek van deze nota integraal jeugdbeleid zullen vier belangrijke wettelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in meer of mindere mate invloed hebben op de doelgroep kinderen en jongeren en hun ouders. Het gaat hierbij om: De Wet werken naar vermogen (Wnv) Transitie jeugdzorg Transitie AWBZ Passend onderwijs Hieronder volgt een korte beschrijving per decentralisatie. Recentelijk zijn per decentralisatie impactnota‟s opgesteld waarin de gevolgen voor onze gemeentelijke organisatie zijn beschreven. Wet Werken naar Vermogen (Wwnv) Waarom worden de taken op het terrein van WWB, Wajong en WSW in één regeling georganiseerd ? Er komt één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. De regeling is erop gericht zoveel mogelijk mensen te laten werken naar vermogen : met minder geld meer mensen aan het werk helpen. In dat kader bezuinigt het rijk op de WSW, de Wajong en de reintegratiegelden. Door het ontschotten van de verschillende budgetten en de inzet van het instrument loondispensatie (tijdelijk werken onder het minimumloon) kunnen gemeenten meer mensen aan werk helpen. De gemeente wordt met de komst van de Wwnv verantwoordelijk voor de hulp en ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking. Dus: iedereen werkt naar zijn of haar eigen mogelijkheden, bij voorkeur bij een reguliere werkgever en ondersteuning en/of begeleiding is beschikbaar voor wie dat nodig heeft. Op 1 januari 2013 treedt naar alle waarschijnlijkheid de nieuwe Wet Werken naar Vermogen (Wwnv) in werking. Een uniforme regeling voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van de verschillende regimes van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet 3
Wajong) en de Wet Werk en bijstand (WWB). Er zijn diverse regelingen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag te helpen. Deze huidige regelingen slagen er vaak (nog) onvoldoende in om mensen (waaronder jongeren) het beste uit zichzelf te laten halen. Hierdoor zijn er nog te veel mensen met een arbeidsbeperking die niet werken terwijl zij daartoe (deels) wel in staat zijn. Of in een beschutte omgeving werken, terwijl dat niet altijd nodig is of niet de „juiste plek is‟. De Wwnv komt in de plaats van de WWB. De Wajong blijft bestaan als vangnet voor jonggehandicapten die helemaal nooit kunnen werken en de WSW blijft intact als voorziening voor „beschut werk‟, echter het aantal plekken zal op de lange termijn teruglopen omdat meer mensen bij een gewone werkgever aan de slag kunnen. Maar door een stringenter overheidsbeleid zal de gemeente meer te maken krijgen met personen die niet meer in aanmerking komen voor de WSW of Wajong. Het gaat dan om mensen die nu werkloos thuis zitten omdat zij door een medische, sociale of psychische handicap in een lager tempo of op een lager niveau werken en het minimumloon voor een werkgever niet terug kunnen verdienen. Juist ook zij zullen moeten worden geactiveerd om werk naar vermogen te gaan doen. Begeleiding uit AWBZ naar Wmo Waarom wordt de begeleiding uit de AWBZ overgeheveld naar de gemeenten? In het regeerakkoord staat dat de extramurale AWBZ-functie 'Begeleiding' naar gemeenten wordt overgeheveld. Dit is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten is verbonden. Gemeenten worden ook verantwoordelijk voor het kortdurend verblijf (bijvoorbeeld logeervoorzieningen voor kinderen met een verstandelijke beperking). Met het overbrengen van Hulp bij het huishouden naar de gemeenten, de pakketmaatregelen AWBZ en het schrappen van de grondslag psychosociaal werd de lijn van modernisering van de AWBZ ingezet. Het doel van deze modernisering is de AWBZ terug te brengen tot de kern: het bieden van hoognodige en noodzakelijke voorzieningen voor mensen met ingrijpende beperkingen. Het doel van begeleiding is het bevorderen, behouden of compenseren van de zelfredzaamheid. De activiteiten die onder begeleiding vallen zijn: hulp bij het aanbrengen van structuur, regie, ondersteuning bij praktische vaardigheden en het bieden van toezicht. Begeleiding valt uiteenin individuele begeleiding en groepsgewijze begeleiding (veelal dagbesteding). Het gaat om kinderen/jongeren, volwassenen en ouderen met een matige tot zware beperking. Voor het moet een dienst of arrangement georganiseerd worden in het licht van het bestaande compensatiebeginsel van de Wmo. Deze matige tot zware beperking vindt zijn grondslag in een zintuiglijke, verstandelijkeof lichamelijke beperking, in psychiatrische of psychogeriatrische problematiek of in een somatische aandoening. De begeleiding wordt in de huidige AWBZ verstrekt in ZIN (zorg in natura) óf PGB (persoonsgebonden budget) inclusief het vervoer naar- en van een zorginstelling.
4
Jeugdzorg naar gemeenten Waarom gaan de taken op het terrein van Jeugdzorg naar gemeenten? Het kabinet heeft in het regeerakkoord aangekondigd alle jeugdzorgtaken te decentraliseren naar gemeenten. De decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten is een gevolg van de wens de jeugdzorg bij die bestuurslaag te beleggen die het dichtst bij kinderen en hun opvoeders staat. Ook vloeit de decentralisatie voort uit de wens één financieringsstroom tot stand te brengen ter ontschotting van het ondersteunings- en zorgaanbod. Daarnaast zijn ook een aantal inhoudelijke overwegingen van doorslaggevend belang geweest. De belangrijkste is het uitgangspunt dat niet langer de problemen centraal staan, maar de kansen van kinderen en hun opvoeders. Dat betekent dat er meer moet worden geïnvesteerd in preventie, ondersteuning en ambulante hulp zodat een beroep op dure vormen van zorg kan worden teruggedrongen. De „tekortkomingen‟ van de huidige inrichting van de jeugdzorg wordt over het algemeen samengevat als: we zien problemen te laat, we handelen niet snel genoeg, het speelveld is te vol, en als gevolg daarvan hebben we te maken met veel problemen rond afstemming en aansluiting. Tegelijkertijd is een groei te zien van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van een vorm van zorg. Deze ontwikkelingen vragen om een complete her-inrichting van de bestaande jeugdzorg: Gemeenten worden financieel en uitvoeringstechnisch verantwoordelijk voor de uitvoering van alle zorg rondom kinderen en hun ouders/opvoeders. Ook justitieel, Jeugd GGZ en jeugd LVG (licht verstandelijke gehandicapten). Er komt één financieringssysteem voor het huidige preventieve beleid en de huidige Jeugdzorg . Het CJG zal mogelijk na de transitie dienen als front office voor alle jeugdzorg. De taken en verantwoordelijkheden van Bureau Jeugdzorg worden overgeheveld van de provincie naar de gemeente. Voortvloeiend uit de bepalingen in de Wet op de Jeugdzorg, waarin de rechten van het kind als uitgangspunt worden genomen, is vanuit een theoretisch kader de zorginzet gericht op het individu (het kind). In de praktijk is echter gebleken dat, om ervoor te zorgen dat de zorg tot resultaten leidt, het gezinssysteem als geheel vaak ondersteuning nodig heeft en dus als doelgroep moet worden gezien. Problemen spelen zich daarbij vaak ook af op andere gebieden (werk en inkomen, financiële situatie, relationele problemen van ouders e.d.). Ingezet wordt op 1 kind, 1 gezin, 1 plan. Passend onderwijs Met passend onderwijs krijgen schoolbesturen de verantwoordelijkheid om voor alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te bieden. De invoering van het passend onderwijs staat gepland op 1 augustus 2012. Vanaf die datum wordt passend onderwijs in meerdere stappen ingevoerd. Vanaf 1 augustus 2013 geldt de zorgplicht voor schoolbesturen. Schoolbesturen hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen dat leerlingen het best passende onderwijsaanbod krijgen. Hiertoe gaan reguliere- en speciale scholen in een regio samenwerken in een samenwerkingsverband. De gemeente heeft een regierol. Daarmee zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de totstandkoming van goede samenwerkingsafspraken over de zorg voor jeugdigen tussen het onderwijs en organisaties voor welzijn en zorg.
5
Voor de gemeente ligt er ook nog een relatie vanuit het passend onderwijs richting de toekomstige wetgeving Wet werken naar vermogen (Wwnv) in 2013. Want een deel van de leerlingen dat gebruikt maakt van passend onderwijs krijgt straks te maken met de Wwnv. Voor de gemeente is het belangrijk dat er goede toeleiding is vanuit onderwijs naar de arbeidsmarkt. Bovenstaande ontwikkelingen worden daar waar dat kan meegenomen in het uitvoeringsplan integraal jeugdbeleid. Daarnaast is er een interne gemeentelijke organisatiestructuur betreffende de decentralisaties waarbinnen de decentralisaties verder worden opgepakt. Hierbij zal onderling worden afgestemd. Opmerking Het is mogelijk dat door de val van het kabinet en het ontstane coalitieakkoord zich wijzigingen kunnen voordoen in de invulling, fasering en financiering vanj bovengenoemde decentralisaties. Op dit moment is daarover nog geen duidelijkheid. Na de mei-vakantie 2012 wordt bijvoorbeeld bepaald welke wetsvoorstellen controversieel verklaard worden.
6